NOORD/ZUIDLIJN: FINANCIËN EN EXPLOITATIE
VERSIE: EXCLUSIEF FINANCIËLE BIJLAGE 5
gemeentevervoerbedrijf amsterdam
Afdeling Strategische Planning, maart 1997
[VORIG HOOFDSTUK] [INHOUD] [VOLGEND HOOFDSTUK]

Bijlage 3: Opbrengstenset GVB

Techniek onafhankelijke opbrengstset tbv kosten/baten analyse NZ-lijn.

De kaartopbrengsten in het openbaar vervoer op basis van het NTS worden verdeeld volgens het WROOV-systeem. Dit WROOV-svsteem geldt voor alle openbaar vervoerbedrijven onafhankelijk van techniek, omvang of geografische ligging. Het uniforme systeem werkt als gevolg van verschillen in de reiskarakteristiek wel voor iedere belangstelling iets anders uit. Afhankeliik van ritlengte, overstapgedrag en kaartmix resulteert per belanghebbende een bepaalde opbrengst per rkm.

-Ritlengte
Voor iedere reis wordt éénmalig een vaste aanslag geheven (basisstrip). Deze vast aanslag leidt er toe dat een korte 1-zone reis een hogere gemiddelde opbrengst per kilometer genereert dan een langere reis (bestaande uit meerdere zones).
-Overstapgedrag
Een reis kan bestaan uit meerdere ritten. De basisstrip en overstapstrip moeten dan verdeeld worden. De basisstrip wordt gelijkelijk verdeeld over alle belanghebbenden die een rit verzorgen in de betreffende reis. De overstapstrip wordt over de betreffende belanghebbenden verdeeld naar rato van de ritlengten gemeten in zones. Afhankelijk van het feitelijk (gemeten) overstapgedrag en de verhouding tussen de lengte van eventueel voor-, tussen- en natransport wordt een bepaald deel van de overstapstrip en basisstrip aan de verschillende belanghebbenden in de reis toegerekend.
-Kaartmix.
Bepaalde kaartsoorten (bijvoorbeeld wagenverkoop) leveren een hoge opbrengst per kilometer op. Andere kaartsoorten (jaarabonnementen) daarentegen een lagere. Afhankelijk van het feitelijk gebruik van de diverse kaartsoorten resulteert een hogere of een lagere gemiddelde opbrengst per rkm.

Voor het GVBA resulteren de volgende gemiddelde opbrengsten per rkm (WROOV 94 kaartgroepen 1 t/m 8 + 15);

Bus: 18,90 ct/rkm
Tram: 30,20 ct/rkm
Metro: 19,18 ct/rkm
GVBA: 22,80 ctlrkm

Deze opbrengsten per rkm zijn minder geschikt voor studies zoals de NZ-lijn studie omdat door de aanleg van deze lijn het reisgedrag op het net zich aan zal passen. Zo zullen de reizigers die voorheen gebruik maakten van de tram op het traject van CS naar de Dam na opening van de NZ-lijn deels gebruik gaan maken van de metro. Indien de techniek-specifieke opbrengsten gehanteerd worden zou dit leiden tot een derving van kaartopbrengsten van 11 cent per rkm (tram 30 per rkm tegen metro 19 ct). In werkelijkheid is dit niet het geval. Een gelijke reis waarbij met de tram gereisd wordt genereert eenzelfde opbrengst als een identieke reis waarbij de tramrit vervangen wordt door een metrorit met dezelfde afstand.
Analoog aan bovenstaande voorbeeld zal er geen groei van de toegerekende opbrengst mogen resulteren wanneer in een reis een busrit vervangen wordt door een evenlange tramrit.
Dit is een belangrijke lacune in het hanteren van een verschillende opbrengst per rkm per techniek in dergelijke studies.

Voor iedere ritlengte, overstapkarakteristiek en kaartmix combinatie resulteert voor een rit van een bepaalde ritlengte een bepaalde toegerekende opbrengst.
Voor deze studie zijn de variabelen kaartmix en overstap karakteristiek constant verondersteld omdat het GENMOD model deze variabelen niet kent en het derhalve niet zinvol is om dit onderscheid te maken in de opbrengstenset. Op basis van het WROOV 94 bestand is voor Bus, Tram, Metro en GVBA totaal per afstandsklasse van 250 meter de gemiddelde opbrengst per rkm berekend (bron NEA). Aldus ontstond een 96*4 matrix van de berekende gemiddelde opbrengst van 96 afstandsklassen voor Bus, Tram, Metro en GVB Totaal.

Wanneer deze gegevens in een grafiek uitgezet worden zijn vier Gemiddelde Opbrengstlijnen (GO-lijn) zichtbaar die bijna samenvallen. Met andere woorden het maakt niet meer uit op basis van welke GO-lijn de reizigersopbrengsten berekend wordt. Op basis van de GO-lijn GVB totaal kunnen zowel de opbrengsten van Bus, Tram én Metro berekend worden indien de gemiddelde ritlengte en het totaal aantal rkm bekend is.

Van iedere lijn is uit GENMOD en BGM de gemiddelde ritlengte en het aantal geproduceerde rkm's bekend. Deze gegevens worden per techniek vergelijkbaar gemaakt met WROOV 94. Per lijn kan op basis van deze beide gegevens de totale NTS opbrengst berekend worden op basis van het techniek specifieke en het GVB brede tarief.

Deze set is bruikbaar zolang het overstapgedrag geen grote wijzigingen ondergaat en de kaartmix (en de relatieve prijzen van de kaarten) niet wijzigt. Met andere woorden, deze benadering geeft een betrouwbaarder indicatie van de ontwikkeling van de kaartopbrengsten dan de WROOV-methodiek.



[VORIG HOOFDSTUK] [BEGIN HOOFDSTUK] [INHOUD] [VOLGEND HOOFDSTUK]