Jaar
|
2005 |
Afdeling |
1 |
Nummer
|
367 |
Publicatiedatum |
6 juli 2005 |
Onderwerp
|
|
Implementatie aanbevelingen Commissie-Sorgdrager en Faithful en Gould inzake
het project Noord-Zuidlijn. |
Aan de Gemeenteraad |
|
Op grond van het hiernavolgende stellen wij u voor, het volgende besluit te
nemen: |
|
De Gemeenteraad van Amsterdam, |
|
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 28 juni 2005, |
|
Besluit: |
1.
kennis te nemen van de wijze waarop het College van Burgemeester en Wethouders
de aanbevelingen van de onderzoekscommissie onder leiding van mevr. mr. W.
Sorgdrager c.s. en Faithful & Gould denkt te implementeren; 2.
het College van Burgemeester en Wethouders
op te dragen over de voortgang van de implementatie te rapporteren aan de
Gemeenteraad via de kwartaalrapportages van het project Noord-Zuidlijn. |
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, |
E. Gerritsen, secretaris |
M.J. Cohen, burgemeester |
Toelichting (bestuurlijke context) |
|
Naar aanleiding van de voordracht van het College van Burgemeester en
Wethouders van 10 mei 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr.282) inzake de
financiële prognose tot 2012 van het project Noord-Zuidlijn heeft de
Gemeenteraad op 16 juni 2004 besloten tot het instellen van een tijdelijke
commissie van onafhankelijke deskundigen ( motie Bijlsma c.s. nr. 359). De
commissie zal worden gevraagd om: -
de projectleiding en het management van de Noord-Zuidlijn door te lichten;
-
te onderzoeken of de financiële beheersing van het project Noord-Zuidlijn
adequaat is en, zo niet: -
een advies uit te brengen op welke wijze deze kan worden verbeterd; -
daarnaast een advies uit te brengen hoe de controlefunctie van de Gemeenteraad
bij grote projecten kan worden versterkt.
Op 2 februari 2005 deelt de voorzitter van de voorbereidingscommissie de
Gemeenteraad mee, dat de onafhankelijke onderzoekscommissie bestaat uit mevr.
Mr. W.Sorgdrager, voorzitter en ing. J.W.M. van Voorden en prof. P t
Hart, leden. De commissie van onafhankelijke deskundigen zal worden ondersteund
door het Britse onderzoeksbureau Faithful&Gould.
Op 1 juni 2005 zijn de rapporten van de commissie onder leiding van mevr. Mr.
W. Sorgdrager De prijs van Mobiliteit en van Faithful&Gould
Onderzoek Noord-Zuidlijn aan het College van Burgemeester en
Wethouders aangeboden.
Het College van Burgemeester en Wethouders heeft kennis genomen van de inhoud
van de rapporten inclusief de daarin opgenomen conclusies en aanbevelingen.
Het College waardeert de gedegenheid, de vlotte leesbaarheid en de positieve
toon van de rapporten. Het College zal ingaan op de analyse van het project
door de Commissie, de beschrijving van de projectvoorbereiding en
uitvoering en de aanbevelingen op het gebied van management en bestuur.
Deze betreffen de prioriteiten van de Commissie, die daarnaast nog een groot
aantal detailaanbevelingen heeft gedaan, welke staan opgenomen in de rapportage
van Faithful&Gould. Het College zal de Gemeenteraad informeren over de
voortgang van de implementatie van de aanbevelingen via de kwartaalrapportages.
Het College heeft zelf een commissie van deskundigen geraadpleegd over de
implementatie van de aanbevelingen. Het advies van deze commissie is als
bijlage bij deze voordracht gevoegd.
De implementatie van de aanbevelingen maakt deel uit van deze voordracht.
Het project en de projectorganisatie
De Commissie maakt in haar analyse nogmaals duidelijk dat de aanleg van de
Noord-Zuidlijn een project van ongekende complexiteit is. Er is bij de
voorbereiding van de lijn gekozen voor technisch innovatieve oplossingen om de
stad tijdens de aanleg, anders dan bij de aanleg van de Oostlijn, zoveel
mogelijk te sparen. Daarbij wordt gewerkt op krappe, moeilijk bereikbare
bouwplaatsen in een intensief bebouwde en gebruikte omgeving die moet blijven
functioneren. Bij de financiering van het project hebben de onderhandelingen
met de Rijksoverheid geleid tot een afspraak, waarin alle risicos van het
project bij de gemeente zijn gelegd, terwijl de omvang van deze risicos
is toegenomen als gevolg van de bijzondere marktomstandigheden in de
bouwsector. Als gevolg daarvan is gekozen voor bijzondere contractvormen.
Voor de organisatie van een dergelijk project bestaan geen
standaardoplossingen. Temeer daar tussen schetsontwerp en oplevering een groot
aantal fasen liggen, die elk hun eigen eisen stellen aan structuur en
bemensing. Daarom is bij de inrichting van de organisatie en de keuze van
systemen en procedures gezocht naar maatwerk. In de afgelopen jaren is stap
voor stap een projectorganisatie opgebouwd, die periodiek werd doorgelicht en
bijgesteld. Zo werden audits gehouden en geïmplementeerd door KPMG (1998,
projectorganisatie), Deloitte (2001, functies), Twijnstra Gudde (2002,
financiële systemen), Horvat (2002, verzekeringen en risk control), Mazars
(2002, omgevingsmanagement), Van Vliet (2003, cultuur organisatie
mondeling-) en Kieft (2004, beheersing werk in uitvoering). Telkens
werden daarbij verbeteringen aangebracht in de structuur van de organisatie en
in de gebruikte systemen en procedures. Terecht stelt de Commissie dan ook dat
de projectorganisatie Noord-Zuidlijn een lerende organisatie is.
De Commissie beoordeelt de huidige organisatie positief. Ze is getroffen door
de deskundigheid, gedrevenheid, transparantie en integriteit van de
projectleiding en meent dat het management een evenwichtige samenstelling
heeft, waardoor de tunnelvisie die bij projectorganisaties vrijwel
onvermijdelijk is, voldoende wordt gemitigeerd. Daarnaast wordt het project
volgens de Commissie ambtelijk scherp gehouden door een aantal met name
genoemde adviseurs en controleurs.
De Commissie geeft echter ook aan dat enkele additionele verbeteringen mogelijk
en nodig zijn, met name op het gebied van contractmanagement, risicomanagement
en financieel management. Dat kost energie en geld, maar de Commissie is ervan
overtuigd dat dit goede investeringen zijn. Daarmee geeft dit onderzoek
opnieuw inzichten en voorstellen die zullen leiden tot versterking van de
projectorganisatie zodat ze dit grote en complexe project nog beter kan
beheersen. Maar de Commissie stelt ook dat aan technisch complexe grote
projecten nu eenmaal inherent is dat deze grote onzekerheden in zich bergen.
Bij monde van
haar voorzitter heeft de Commissie in de vergadering van de commissie Verkeer,
Vervoer en Infrastructuur nadrukkelijk gesteld dat ook de leden van de
Gemeenteraad zullen moeten leren leven met deze onzekerheden.
De voorbereiding en uitvoering van het project
De Commissie heeft gedetailleerd en concreet beschreven hoe het
voorbereidingsproces van het project verlopen is en hoe de voornaamste keuzes
op het gebied van techniek, financiering, contractvorming en organisatie tot
stand kwamen. Een cruciale vraag daarin was of alle betrokken bestuurlijke en
ambtelijke actoren in dit proces integer hebben geopereerd. Was alle aanwezige
informatie beschikbaar, werden afwegingen en keuzemogelijkheden juist en tijdig
gepresenteerd en waren de genomen beslissingen in de context van die tijd
verantwoord ? De Commissie beantwoordt deze vragen positief. Ook
Faithful&Gould is in dit kader positief. Zij stelt in de
managementsamenvatting van haar rapport dat de projectorganisatie indruk heeft
gemaakt voor wat betreft toewijding en expertise. De organisatie beschikt over
voldoende gekwalificeerde en gemotiveerde medewerkers.
De Commissie stelt echter ook dat tijdens het proces van voorbereiding sprake
is geweest van over- optimisme over de beheersbaarheid van een groot en
langdurig project als de Noord-Zuidlijn. Feiten en cijfers zijn gepresenteerd
met grotere stelligheid dan met de kennis van nú verantwoord was.
Projecten met een lange uitvoeringstijd als de Noord-Zuidlijn hebben nu eenmaal
onvermijdelijk te maken met onvoorziene ontwikkelingen en omstandigheden als
gevolg van wijzigingen in de (bouw)markt, veranderende wet- en regelgeving,
technologische innovaties en nieuwe maatschappelijke en bestuurlijke inzichten.
De Commissie wijst erop dat daardoor mee- en tegenvallers onvermijdelijk zijn
en dat dus risicobeheersing essentieel is.
De Commissie constateert dat de stelligheid in het verleden mede d
e oorzaak is geweest van het wankele vertrouwen van de Gemeenteraad in de
beheersbaarheid van het project na de presentatie van de eerste Prognose 2012,
waarin een verwacht tekort van 92 miljoen werd aangegeven. Het
herstellen van het vertrouwen in dit p
roject is een belangrijke opgave voor de toekomst. De Commissie stelt in haar
rapport dat de Gemeenteraad in beginsel moet vertrouwen op de wil en het
vermogen van het College en de ambtelijke organisatie om dit project tot een
goed einde te brengen. Daar staat tegenover dat het College de informatie over
dit project, ook die van derden, toegankelijk moet maken voor de Gemeenteraad
om hem in staat te stellen zijn controletaak naar behoren uit te oefenen.
De implementatie van de aanbevelingen
Het College volgt de aanbevelingen van de Commissie en het bureau
Faithful&Gould op om te komen tot enkele additionele
verbeteringen in de projectbeheersing. In het implementatieplan zijn
tevens de verbeteringen meegenomen die voortvloeien uit de Audit Kieft,
waarover de Gemeenteraad eerder is geïnformeerd. Het College is van
oordeel dat met deze wijzigingen de beheersing van het project wordt
versterkt. Niettemin wijst het College de Gemeenteraad er nogmaals op, dat de
aard van het project onveranderd complex blijft.
Het implementatieplan bevat de visie van het College op: ·
De conclusies en aanbevelingen uit het rapport De Prijs van Mobiliteit:
bestuur, management en kostenbeheersing bij de Noord-Zuidlijn opgesteld
door de Commissie onder leiding van mevr. mr. W. Sorgdrager, 1 juni 2005,
(paragraaf 5.2; eerste vier prioriteiten op het managementvlak). ·
De managementsamenvatting van het rapport Onderzoek Noord-Zuidlijn
opgesteld door Faithful & Gould (F&G), 1 juni 2005. ·
Een samenvatting van de belangrijkste overige aanbevelingen uit het rapport van
F&G, voor zover deze niet zijn opgenomen in de managementsamenvatting
(paragrafen 5 t/m 11 van dit rapport).
Reeds genomen maatregelen Audit Kieft c.s.
De Commissie concludeert dat de adviezen van F&G over het onderdeel
contractmanagement overeenkomen met de adviezen van Kieft die eind 2004 een
interne audit op de projectorganisatie Noord-Zuidlijn heeft uitgevoerd. De
Commissie onderschrijft ook de urgentie van de analyse en aanbevelingen van
Kieft. Kieft stelt in zijn rapport dat de Noord-Zuidlijn één van
de meest complexe projecten aller tijden is in Nederland, en dat de benodigde
capaciteit voor het beheersen hiervan is onderschat ( met gevolgen voor de
VAT-kosten). De strategische functies (de contractmanagers) moeten volgens
Kieft verder worden versterkt. Daartoe zijn de navolgende maatregelen
getroffen: ·
De contractmanager, werkzaam bij het Adviesbureau, krijgt extra ondersteuning
op het gebied van plannings-, risico- en claimmanagement om de beoordeling en
afhandeling van meer- en minderwerk te verbeteren, en de sturing op de
aannemers te vergroten. Tegelijkertijd komt er een periodieke externe
kwaliteitstoets op zijn functioneren. ·
De contractmanager wordt de eerst verantwoordelijke in de
contractonderhandelingen met de aannemer; interventies door anderen worden tot
een minimum beperkt. ·
De projectscope in Amsterdam-Noord is opnieuw gedefinieerd en bestuurlijk
vastgelegd. De aannemer in de binnenstad wordt intensief begeleid bij het
zoeken naar planningsversnellende maatregelen. Voor het Centraal Station wordt
extra capaciteit ingezet voor claim- en risicomanagement; tegelijkertijd is
voor dit contract een mediator ingeschakeld die als taak heeft om de bestaande
discussie over de planning (met financiële gevolgen) tot een oplossing te
brengen. Aanbevelingen Commissie
Prioriteit 1a
Gestart moet worden met het oplossen van de problematiek van het
contractmanagement. De contractmanagers moeten worden toegevoegd aan de staf
van het projectbureau en moeten onder leiding worden geplaatst van een zeer
ervaren functionaris..
Deze aanbeveling is strijdig met de adviezen van F&G op dit gebied. F&G
wil de functiescheiding tussen de bouwmanagers van het Projectbureau en de
contractmanagers van het Adviesbureau juist aanscherpen, en de formele relatie
tussen Projectbureau en Adviesbureau juridisch verder bestendigen.
De aanbeveling staat ook haaks op de adviezen van de Commissie Kieft.
Het belangrijkste bezwaar is dat het samenvoegen van beide managementfuncties
het opdrachtgeverschap namens de gemeente Amsterdam en het uitvoeren van de
directievoerings- functie (de aansturing van en controle op de aannemers) zou
vermengen. Dit is in de bouwverhoudingen (UAV) ongewenst. Een bijkomend bezwaar
is dat samenvoeging van deze twee functies een ongewenste afstand creëert
tussen enerzijds leidinggevenden en anderzijds de ontwerpers en de
toezichthouders op de bouwplaats. Dit komt de aansturing van en controle op de
aannemers niet ten goede. Het vigerende managementmodel is succesvol in het
managen van technische risicos. Tenslotte zou sprake zijn van het
openbreken van bestaande contracten dit houdt niet alleen
financiële risicos in, maar introduceert ook
continuïteitsrisicos.
Het College neemt deze aanbeveling in organisatorische zin niet over, maar wel
in functionele zin door versterking van het risicomanagement. Dit zal gebeuren
door bij het Adviesbureau de functie van een centrale risicomanager
waar nodig ondersteund door risicoanalisten te introduceren die het
huidige risicomanagement verder zal integreren. Deze risicomanager zal de
bestaande risicos in alle contracten inventariseren en samenbrengen, de
risicos beoordelen in samenspraak met de contractmanagers en de
risicos geïntegreerd vastleggen in een risicodatabank. Daarnaast zal
onder leiding van de risicomanager het planningsysteem worden uitgebreid met
een module die planningsrisicos transparant in beeld brengt en waarmee
variaties in tijd en geld beter beheerst en aangestuurd kunnen worden. De
risicomanager zal rechtstreeks rapporteren aan de Directeur Adviesbureau.
Tegelijkertijd zal het Projectbureau periodieke audits en second opinions
organiseren om de te nemen functionele maatregelen op het gebied van
risicomanagement bij het Adviesbureau vanuit haar rol als opdrachtgever
kritisch te kunnen toetsen. Prioriteit 1b
Om het wantrouwen tussen bouwbedrijven en projectbureau weg te nemen,
moet per contract een onafhankelijke vertrouwenspersoon c.q mediator worden
aangesteld die de opdracht krijgt om (
) eind 2005 een schoon schip
situatie te bereiken (stelposten; claims e.d.).
Voor de goedlopende contracten (bijvoorbeeld de tunnel onder het IJ, en het
tracédeel op het Damrak) is mediation niet nodig. Voor het contract
Centraal Station is mediation ten aanzien van de planning van dit contract
reeds in mei van dit jaar gestart, mede naar aanleiding van de adviezen van
Kieft. Voor het contract in de binnenstad is de eerste prioriteit om een
strakkere regie te voeren over de werkzaamheden van de aannemer en
onderaannemers. Ook dit is inmiddels in praktijk gebracht. Voor het contract
boortunnels wordt een voorstel uitgewerkt, zodanig dat vooraf aan de start van
de uitvoering duidelijke organisatorische afspraken zijn gemaakt over hoe
eventuele disputen met de aannemer zo veel mogelijk kunnen worden voorkomen, en
als ze zich toch voordoen hoe escalatie is te vermijden.
In totaal heeft de projectorganisatie tot heden ongeveer 1250 contractmutaties
in behandeling genomen ( dat zijn de 1500 claims die de Commissie noemt). Deze
contractmutaties zijn de traditionele meer- en minderwerkzaamheden die
uiteindelijk leiden tot aanvullende opdrachten aan de aannemers. Hiervan zijn
390 meerwerkopdrachten nog in behandeling en 860 afgehandeld met de aannemers.
Hoewel omvangrijk, is deze stroom aan meerwerkopdrachten in een project van
deze omvang normaal en kan deze ook worden verwerkt door de
projectorganisatie.
Het aantal eigenlijke claims beperkt zich tot drie, die met name spelen in
relatie tot de factor tijd voor de contracten Centraal Station en Binnenstad.
Voor deze claims is maatwerk vereist, in de vorm van onderhandelingen al dan
niet met hulp van een mediator of arbiter. Voor de afhandeling van deze claims
is geen tijdslimiet op voorhand te geven.
Het Adviesbureau maakt gebruik van een Britse claimconsultant ter ondersteuning
bij de afhandeling van deze claims.
Het College volgt het gestelde in deze aanbeveling al op. Een voorraad
contractmutaties zal er altijd zijn. Het criterium hiervoor is dat de
organisatie in staat moet zijn deze te verwerken, hetgeen nu het geval is.
Prioriteit 2
Het risicomanagement moet binnen het Projectbureau verder worden
geoperationaliseerd. Daarbij moeten factoren als marktontwikkelingen,
maatschappelijk/bestuurlijk klimaat, vergunningen en contractuele
verplichtingen goed in kaart worden gebracht en actief beheerst.
De verdere operationalisering van het risicomanagement zal onverkort worden
uitgevoerd, maar zal primair plaatsvinden bij het Adviesbureau. Het
Projectbureau zal zich in zijn opdrachtgeversrol op dit terrein versterken door
het uitvoeren van periodieke audits op het risicomanagement en de
risico-analyses van het Adviesbureau. Hiermee zal een betere waarborg komen op
de uitkomst van de risico-analyses en daarmee samenhangende kostenramingen van
het Adviesbureau.
Deze aanbeveling neemt het College over, met inachtneming van het gestelde
onder prioriteit 1a. Door middel van kwartaalrapportages wordt op deze en
andere punten reeds gerapporteerd aan uw raad. Ons College stelt voor om deze
paragrafen in de kwartaalrapportages uit te breiden. Prioriteit 3
Nagedacht moet worden hoe de positie en organisatie van het adviesbureau
moeten worden aangepast, als het contract- en risicomanagement geen natuurlijk
onderdeel meer uitmaken van het adviesbureau.
Deze aanbeveling is in zijn letterlijke tekst niet uitvoerbaar, gezien de
reactie van het College op prioriteit 1a. Echter, de positie van het
adviesbureau zal wel degelijk worden aangepast, maar dan in de context van de
maatregelen naar aanleiding van Faithful&Gould en Kieft, en zoals
beschreven onder prioriteit 1a. Prioriteit 4
In de financiële rapportage aan de gemeente moet de verhouding
tussen uitgaven tot heden en de prognose van het restant beter expliciet
gemaakt. Dit kan bestuur en raad helpen om in voorkomende gevallen de
resterende (cruciale) keuzemogelijkheden te identificeren.
Het College merkt op dat dit nu ook al gebeurt, maar zal bekijken op welke
wijze deze informatie toegankelijker kan worden gemaakt. Het College merkt wel
op dat het aantal bestuurlijke keuzemogelijkheden na het go-besluit in de aard
der zaak zeer beperkt is
geworden. En zoals de Commissie al opmerkte moet de Gemeenteraad zich nu vooral
toeleggen op zijn controletaak. Eventuele toekomstige bestuurlijke
keuzemomenten zullen zich met name concentreren op eventuele scopevraagstukken.
Aanbevelingen rapport F&G (paragraaf 2: managementsamenvatting)
Risicomanagement (2.1.4 en 2.1.5)
Wij menen dat het proces van risicomanagement beperkt is, en er lijkt
nauwelijks verband te zijn tussen de uitkomsten van de risico-identificaties en
de kostenprognoses. Verbeter binnen het Adviesbureau het
risicomanagementproces door op maat gemaakte software. Breid binnen het
Adviesbureau het proces van risico-identificatie uit, en betrek de uitkomst
daarvan bij de kostenprognoses van het project. Maak één
medewerker direct onder de directeur Adviesbureau verantwoordelijk voor het
risicomanagement van de Noord-Zuidlijn. Organiseer risico workshops met alle
stakeholders en voed daarmee de risicodatabase.
Het College neemt deze aanbevelingen over, maar is het niet eens met de
suggestie van F&G dat de uitkomsten van de nu bestaande risico-analyses
niet of niet volledig zouden zijn meegenomen in de kostenprognoses. Deze
suggestie is namelijk onjuist. De uitkomsten van de bestaande risico-analyses
zijn volledig verwerkt in de huidige kostenramingen. Faithful&Gould is
verder in haar rapport (samenvatting paragraaf 9.5 inzake doorlichting
financieel model) op dit punt ook genuanceerder door te stellen dat de
procedure voor het inschatten en rapporteren over kosten voor nieuw werk,
bestaand werk en wijzigingen in het werk in de basis geschikt en
toereikend is.
Onder leiding van een nieuw aan te stellen centrale risicomanager bij het
Adviesbureau die direct valt onder de directeur Adviesbureau zal
het huidige risicomanagement verder worden geïntegreerd. Dit zal gebeuren
met behulp van aanvullende technieken onder meer door een uitbreiding
van planningsprogramma waarmee tijdsvariaties in relatie tot kosten beter
zichtbaar worden het organiseren van periodieke workshops met de
relevante belanghebbenden, het verder ontwikkelen van een geïntegreerde
risicodatabase en het houden van audits. Tegelijkertijd blijven de
contractmanagers integraal verantwoordelijk voor hun eigen contracten,
inbegrepen de (financiële) risicos. De nieuwe functie van
geïntegreerd risicomanagement komt complementair te staan aan de
decentrale organisatie van het contractmanagement.
Financieel management (2.1.6 en 2.1.7)
Binnen het Projectbureau is het integrale toezicht op de
kostenrapportages van de contractmanagers van het Adviesbureau niet op
één punt belegd. Dit is een fundamentele zwakte in het financieel
management. Stel binnen het Projectbureau een technisch gekwalificeerde
medewerker aan met grote ervaring in kostenmanagement die de manager
financiën en planning ondersteunt bij het managen van het totale
budget.
Deze aanbeveling neemt het College over, met inachtneming van het gestelde
onder prioriteit 1a.
Het College deelt niet de kritiek dat sprake zou zijn van een fundamentele
zwakte. In de eerste plaats bestaat er geïntegreerd toezicht op de
kostenrapportages van de contractmanagers. De bouwmanagers aan wie de
contractmanagers rapporteren zijn namelijk integraal verantwoordelijk voor hun
contract dus ook voor de kosten . In de tweede plaats ressorteren
de bouwmanagers onder de algemeen bouwmanager die verantwoordelijk is voor de
som der delen. Tegenover dit integrale bouwmanagement staat in het kader van de
functiescheiding de controle op de financiën door de manager
financiën en planning. De eindverantwoordelijke voor beide functies
(integraal bouwmanagement en financiële controle) berust bij de directeur
van het projectbureau.
Om de rol als kritisch opdrachtgever op dit punt te verbeteren, en het
management van het Adviesbureau scherp en alert te houden, zal het
Projectbureau een extern audit-team de opdracht geven om periodiek de door het
Adviesbureau aangeleverde rapportages over kostenramingen en risicos te
toetsen. Deze periodieke audit moet helpen waarborgen dat de aangeleverde
kostenrapportages juist, gebalanceerd en volledig zijn. De integraliteit van
deze toets zal worden bewaakt door een driemanschap bij het Projectbureau,
bestaande uit de directeur Projectbureau, de algemeen bouwmanager en de manager
financiën en planning. Daarnaast wordt overwogen om het projectbureau met
eventuele extra kostendeskundigheid te versterken.
Kostenrapportages (2.1.8 en 2.1.9)
Wij spreken onze bezorgdheid uit over de betrouwbaarheid van de
kostenprognose. De prognose is vergelijkbaar met soortgelijke projecten in
andere landen, maar onrealistisch optimistisch te noemen. We adviseren een
doorlichting van het kostenmodel waarbij de aanbevelingen over risico- en
financieel management worden meegenomen.
Deze aanbeveling neemt het College over, met inachtneming van het gestelde
onder prioriteit 1a (rapport Commissie) en de adviezen 2.1.4 t/m 2.1.7 (rapport
Faithful&Gould). Het College deelt niet de kritiek dat de ramingen
onrealistisch optimistisch zijn. Er hoort een gezonde maar permanente spanning
te blijven op het budget om alle belanghebbenden scherp en alert te houden op
kostenoverschrijdingen. Faithful&Gould geeft aan dat de prognose van de
Noord-Zuidlijn ten opzichte van andere projecten in de wereld niet
onwaarschijnlijk laag, noch buitengewoon hoog is. Het College kwalificeert de
ramingen als realistisch.
Het risicomanagement van het Adviesbureau zal worden versterkt en
geïntegreerd en de rapportages van het Adviesbureau over kostenramingen en
risicos zullen periodiek door een extern audit team in opdracht van het
Projectbureau worden getoetst.
Kostenrapportages (2.1.10 en 2.1.11)
Er bestaat een formeel contract tussen het Projectbureau en Witteveen +
Bos, maar niet tussen het Projectbureau en het Adviesbureau. Hoewel het
Projectbureau afhankelijk is van de informatie van het Adviesbureau, heeft het
geen contractuele verhaalmogelijkheden als die informatie niet correct is. Wij
adviseren dat alle stappen worden ondernomen om te waarborgen dat de informatie
van het Adviesbureau aan het Projectbureau door Witteveen + Bos wordt
bekrachtigd.
Het College neemt deze aanbeveling in zoverre over dat onderzoek zal moeten
uitwijzen of de door Faithful&Gould geconstateerde juridische risicos
daadwerkelijk spelen, en zo ja, welke (juridische) maatregelen in dit geval
het meest geëigend zijn.
Overige aanbevelingen rapport Faithful&Gould (paragraaf 5 t/m 11)
Doorlichting Projectbureau (paragraaf 5)
Aandacht bouwmanagers meer verschuiven naar strategisch management
(5.10.13)
Deze aanbeveling neemt het College over. Het aanscherpen van de rolverdeling
tussen de contractmanager (operationeel management en tactische advisering) en
de bouwmanager (strategisch en tactisch management) is naar aanleiding van
Kieft in gang gezet. Deze koers zal verder worden versterkt.
Het Projectbureau moet investeren in het vaststellen van formele
procedures, maar een ISO-certificering is niet noodzakelijk (5.10.16
)
Deze aanbeveling neemt het College ter harte. ISO-certificatie is niet van
belang voor het Projectbureau, maar wel voor de aannemer, die dan ook
gecertificeerd is. Herijking en periodieke toetsing van het projectplan staan
daarentegen niet ter discussie en zal het College uitvoeren.
Doorlichting Adviesbureau (paragraaf 6)
Meer zekerheden inbouwen voor de gemeente Amsterdam in relatie tot (het
contract met) Witteveen + Bos (6.13.7)
Het College neemt deze aanbeveling ter harte, en zal in breder perspectief een
onderzoek doen naar de juridische en zakelijke verhouding tussen de gemeente
(Projectbureau) en het Adviesbureau.
Doorlichting bouwcontracten (paragraaf 7)
Bestaande aanbestedingsstrategie doorzetten, maar grote voorzichtigheid
betrachten met het introduceren van stelposten en voorzieningen (7.9.9 en
7.9.11). Gedetailleerde omgevings- en milieueisen opnemen in nieuwe
RAW-contracten (7.9.13).
De bestaande contracten kunnen niet worden opengebroken, maar voor de nieuwe
contracten wordt dit al gedaan.
Risicomanagement (paragraaf 8) en financieel management (paragraaf 9)
Aanbevelingen 8.8.19 t/m 8.8.28 en 9.6.6 t/m 9.6.13
Deze aanbevelingen neemt het College zoveel mogelijk letterlijk over en waar
dat niet mogelijk is in elk geval de context van de aanbeveling. Zie ook de
reactie van het College hierboven onder prioriteit 1a en 2.1.4 t/m 2.1.7.
Doorlichten vergunningen en (paragraaf 10) verzekeringen (paragraaf 11)
Aanbevelingen 10.11.7 t/m 10.11.10 en 11.8.5 t/m 11.8.7
De aanbeveling om actief in de verzekeringsmarkt te blijven zoeken naar een
calamiteitenverzekering (11.8.5) heeft inmiddels geleid tot een afgesloten
polis voor aansprakelijkheidsschade. De overige aanbevelingen uit deze twee
paragrafen zal het College nader onderzoeken.
Conclusies
De conclusies die het College trekt uit het onderzoek van de
onderzoekscommissie kunnen als volgt worden samengevat: ·
Dit project is zeer complex. ·
Het project gaat bouwtechnisch goed en ook de organisatie is goed. ·
Er zijn enkele additionele verbeteringen mogelijk met name op het gebied van
risicomanagement. ·
Verbetering van het risicomanagement laat onverlet dat gezien de complexiteit
van het project substantiële risicos altijd zullen blijven bestaan.
Bij deze voordracht wordt het volgende stuk meegezonden:
·
Bijlage: Analyse van de aanbevelingen uit de rapportages van de Commissie
Sorgdrager en Faithful&Gould Consultants over hun onderzoek bij de
Noord-Zuidlijn Amsterdam door Kieft, Moor en Horvath.
De Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en
Informatie- en communicatietechnologie zal op woensdag 6 juli 2005 het
voorleggen van dit voorstel aan uw Vergadering bespreken.
|
|
|