Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
1
Vergadering
Openbare vergadering van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening,
Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Vergaderdatum
Donderdag 29 mei 2008 van 19.30 tot 23.20 uur in de Boekmanzaal van het stadhuis
Verslag vastgesteld op
11 juni 2008
Voorzitter
: mevrouw Bos
Portefeuillehouder:
de heer Van Poelgeest
Commissiegriffier:
de heer Tonningen
Verslaglegging:
de heer Van der Kroon (Notuleerservice Nederland)
Aanwezige commissieleden
: de heer Ivens (SP), mevrouw Buurma-Haitsma
(VVD), mevrouw Van Doorninck (GL), mevrouw Lipschitz (GroenLinks), de heer
Kok (GroenLinks), de heer Van Drooge (CDA), de heer Manuel (D66),
Van Leeuwen (VVD), de heer Olij (PvdA), de heer Weerts (PvdA), de heer
Fransman (PvdA), mevrouw Van Pinxteren (GL), mevrouw Gazic (PvdA), de
heer Korff (D66)
Afwezige commissieleden
: de heer Ng en de heer Bakker
Overige aanwezig
: wethouder Herrema, de heer Klomp (DRO), de heer
Dijckmeester (Zuidas), mevrouw Badoella (ass. cie-griff.)
Algemeen
1.
Opening
De
VOORZITTER
opent de vergadering om 19.30 uur en heet alle aanwezigen
welkom op deze tweede ronde van de ROW-vergadering over de Zuidas. De eerste ronde
bestond uit een inspreekavond. De derde en laatste ronde zal daarom niet op 4 juni
kunnen plaatsvinden, maar op 11 juni om 19.30 uur. De besluitvorming zal plaatsvinden in
de raad van 25 en 26 juni. Vanavond zijn mede uitgenodigd de commissies Financiën,
Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Volkshuisvesting en Monumenten en het stadsdeel
ZuiderAmstel.
2.
Mededelingen
Eenieder heeft vanavond een enveloppe gekregen met het duurzaamheidsplan,
de verkeerseffectrapportage en de antwoorden op de vragen van de heer Olij, het
conceptverslag en de nota van beantwoording van de vragen tijdens de inspraakronde.
3.
Vaststellen agenda

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
2
Aan het einde van de agenda zal er nog een besloten deel zijn voor de
gemeenteraadsleden.
Volgens de heer
FRANSMAN
is het niet juist dat in het reglement staat
opgenomen dat de commissie aan leden van de deelraad geen geheimhouding kan
opleggen. Dat is volgens hem wel zo, omdat de deelraad niets anders is dan een
commissie van de gemeenteraad. Hij pleit ervoor om dit uit te zoeken en zal daartoe
contact opnemen met zijn griffier.
5.
Actualiteiten
Geen.
6.
Conceptverslag van de openbare vergadering van de raadscommissie ROW d.d.
17 april 2008
Geen opmerkingen.
7
Rondvraag
Geen.
Ruimtelijke ordening
8.
Definitieve standpuntbepaling Zuidas nr. BD2008-003114
Mevrouw
VAN PINXTEREN
wil vooraf duidelijkheid hebben over waar men het
vanavond wel en niet over gaat hebben. Aan de orde is een raadsvoordracht die niet in
zijn geheel behandeld gaat worden.
De heer
OLIJ
is er erg voor om het over alles te hebben.
De heer
VAN POELGEEST
vindt ook dat alles besproken moet worden. Hij laat
vervolgens weten dat het college de besluitvorming hierover wil knippen. Dat bestaat eruit
dat het college een hernieuwde voordracht zal maken. Daarin zal alles opgenomen
worden wat te maken heeft met stedenbouw.
De
VOORZITTER
meldt dat op 25/26 juni de stedenbouwkundige aspecten aan
de orde komen.
De heer
OLIJ
dankt allereerst de wethouder en zijn ambtenaren voor de
enveloppe die eenieder zojuist heeft gekregen.
Vervolgens spreekt hij de hierna volgende tekst uit, die slechts hier en daar iets
bekort zal zijn. We gaan op weg naar een besluit over 270 ha stad. Het dijklichaam zal
worden afgegraven en alles wat er nu rijdt komt onder de grond. Het besluit dat genomen

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
3
moet worden valt in twee delen uiteen. De stedenbouwkundige invulling van het gebied
(de visie Zuidas) en het financiële verhaal: is het haalbaar en betaalbaar?
Zijn fractie heeft veel waardering voor de visie Zuidas. Als deze visie wordt
vastgesteld, is dat het kader voor de komende twintig jaar en daarna heeft de raad er nog
heel weinig over te zeggen. Dat betekent dat de raad na moet gaan of men dit wil en of er
genoeg garanties in zitten dat er gaat gebeuren waarvan men nu denkt dat het moet
gebeuren. Dat is lastig, want de visie is daartoe vaak te vaag en te onuitgesproken.
Voor deze eerste ronde beperkt hij zich tot een dertiental punten uit de visie
waarover zijn fractie overweegt moties of amendementen in te dienen als de antwoorden
van het college hen niet van inzicht doen veranderen.
1. De Strawinskylaan. Deze laan vormt een barrière tussen het kantorengebied en
de kantoren. Met de onderdoorgangen is weinig mis. Dankzij de raad rijdt lijn 5 over de
Strawinskylaan door naar Amstelveen. In de visie staat de verlaging als een van de
weinige zaken zeer concreet vastgelegd en gepland voor de tweede fase. Opeens is dat
de eerste fase geworden. Deze verlaging lijkt een dogma te worden. De Zuidas is alleen
goed als het op het maaiveld ligt. De PvdA twijfelt hierover. Laten we ook hier zuinig zijn
op wat we hebben, meent de heer Olij. Het zou ook betekenen dat na vier jaar lijn 5 er
weer af zou moeten. Dat lijkt de fractie weggegooid geld. Het lijkt er ook een beetje op dat
in de discussie van de laatste jaren over wel of niet verlagen en waarin de bewoners keer
op keer hebben gevraagd wat de bedoeling was, dat hun achterdocht misschien toch
bewaarheid gaat worden. De fractie heeft daar in dit stadium geen behoefte aan en als
het moet kan het altijd nog over twintig jaar. Zij overweegt hierover een amendement in te
dienen.
2. De plintfuncties. Er is behoefte aan duidelijkheid over hoe dat precies ingevuld
gaat worden. Er moet vastgelegd worden hoe die plinten ingericht gaan worden. Kunnen
er geen verdiepingen aan toegevoegd worden, zodanig dat het toegevoegd wordt aan de
openbare ruimte en dat daar allerlei functies worden gecreëerd die de levendigheid
bevorderen, maar ook functies die misschien wat minder geld opbrengen, maar bijdragen
aan de gewenste menging. Het wordt de fractie niet duidelijk of dat wel of niet geregeld
kan worden. De PvdA denkt dat het essentieel is voor het functioneren van dat gebied.
3. Sociale woningbouw. Er is een discussie gaande over de vraag of dat niet
weggegooid geld is. Hij vindt de redenering dat het geld beter elders in de stad besteed
kan worden een drogredenering, want sociale woningbouw kost altijd geld. Hij denkt dat
Amsterdam trots moet zijn op de menging in de stad en daarom houdt hij vast aan sociale
woningbouw op de Zuidas en wel 30%. Hij vindt het overigens een beetje raar dat terwijl
de hele businesscase nog vastgesteld moet worden toch al vaststaat dat het gaat om een
module. Het kan ook geregeld worden in de businesscase en dan kost het helemaal niets.
4. De aantallen vierkante meters. In de business case was men uitgegaan van
2.480.000 m
2
hetgeen inmiddels al opgelopen is tot 2.690.000 m
2
. Over dat verschil krijgt
de stad 200 euro per vierkante meter. Hij hoort graag van de wethouder hoe dit verschil
heeft kunnen ontstaan. Als er meer bijgebouwd wordt, krijgt de stad ook steeds 200 euro
per extra vierkante meter. Dat is heel aardig, maar betekent ook dat men steeds meer
vierkante meters wil hebben omdat het geld oplevert. De fractie vraagt zich daarom af of
het eind aan het aantal vierkante meters ooit nog wel in zicht komt. Zijn fractie heeft er
behoefte aan het aantal vierkante meters te maximeren en zij zal daar eventueel met een
amendement over komen. De discussie moet gevoerd worden dat het een keer moet
ophouden.
5. De menging in het gebied: een derde wonen, een derde kantoren, een derde
voorzieningen. Het zijn drie deelgebieden. Spreker kan niet beoordelen of de menging

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
4
over het gebied goed gespreid is. Zit het ook per deelgebied goed in elkaar, zo vraagt hij
zich af.
6. De artikel 19-procedure. Volgens hem is alles wat er nu staat op artikel 19.2
gebouwd. Dat kan sinds 1 juli a.s. niet meer. Daarvoor in de plaats komt het projectbesluit
of het bestemmingsplan. Spreker hoort in den lande dat het projectbesluit een draak is. Hij
hoort graag van de wethouder of hij die mening deelt en de stad dus sowieso niet
verdergaat met artikel 19-procedures maar ook niet met het projectbesluit. Dat betekent
dat er dus een bestemmingsplan moet komen. De PvdA is van mening dat er als een
speer een bestemmingsplan gemaakt moet worden. Dat schept enerzijds de nodige
rechtszekerheid en anderzijds maakt het mogelijk dat allerlei zaken nog in dat
bestemmingsplan opgenomen kunnen worden. Hij hoort graag een reactie van de
wethouder; dat voorkomt wellicht een amendement.
7. Infrastructuur. Het verkeer, het station waarover is gesproken als landmark en
overstapmachine. Er zijn in de visie drie varianten waarover geen duidelijkheid wordt
gegeven. De fractie is weliswaar ook voor mooi, maar zwaarder weegt voor haar dat het
uitgangspunt moet zijn dat het station perfect functioneert als vervoers- en
overstapmachine en dat het wisselen van vervoersmiddel zo soepel mogelijk verloopt.
Een zelfde soort discussie loopt ten aanzien van het busstation. Daarvan is het de vraag
of men dat moet willen of niet. Zo’n busstation kost heel veel ruimte. Zoals de ARS ook
doet, vraagt hij zich af of het openbaar vervoer niet als een rechthoek om het
stationsgebied heen kan rijden en op alle strategische punten halteren. Hij hoort hierop
ook graag een reactie van de wethouder.
De heer
VAN DROOGE
vertelt de heer Olij betreffende het busstation dat hij het
busstation op financiële overzichten ook tegenkomt. Op tekeningen komt hij een
busstation zelden tegen. Heeft de heer Olij dat busstation überhaupt kunnen vinden?
Dat heeft de heer
OLIJ
ook niet, maar over de tekeningen komt hij aanstonds nog
te spreken. Toch wordt het busstation steeds genoemd, dus is het goed om daar dan naar
te vragen.
9. De ARS heeft een advies uitgevoerd en samen met ACAM een conferentie
georganiseerd. Zij hebben tien aanbevelingen uitgebracht. Hij hoort graag een schriftelijke
reactie van de wethouder op de aanbevelingen van de ARS.
10. Het straatprofiel. De kaarten zijn nog niet uitgereikt aan de raadsleden. Uit de
stukken die hij gehad heeft kan hij niet opmaken hoe de straatprofielen eruit komen te
zien. Hij denkt dat het handig is dat vastgelegd wordt hoe die straatprofielen eruit moeten
gaan zien. Hij vraagt zich af waarom de Berlageritmiek van 30-50-15 ook niet vastgelegd
wordt voor de Zuidas. Ook daarover hoort hij graag de wethouder.
11. Het parkeren. Het college stelt voor zesduizend parkeerplaatsen te
schrappen. Dat heeft hem verbaasd. Ondanks dat hij niet voor beton en voor nog meer
auto’s is, vindt hij het toch opmerkelijk dat na jaren onderhandelen zomaar 20% van de
parkeerplaatsen wordt ingeleverd. Waarom is dat niet eerder bedacht, plus dat hem
verteld wordt dat een parkeerplaats ongeveer 15.000 euro opbrengt. Dat betekent een gat
van 90 miljoen euro in de businesscase. Hij wil ook graag van de wethouder weten hoe hij
dat gat gaat dichten. Hij wil ook weten wat de Zuidas van alle wijzigingen vindt.
12. De Noord/Zuidlijn. In de businesscase gaat deze metro doorrijden tot de VU.
Voor de rest krijgt hij daar geen duidelijkheid over. Wat gebeurt er daarna? Wat is daar
verder geregeld qua vervoer? Wat gaat de wethouder daarvoor regelen?

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
5
13. Tot slot de sportvelden. De commissie is benaderd door AFC en sportclub
Buitenveldert. AFC kan wel leven met wat er uiteindelijk gebeurt. Er is ooit een idee
geweest om de AFC naar het Amsterdamse Bos te verhuizen. Hij vraagt de wethouder of
daar nog naar dat idee gekeken is. Als dat zo is, dan komt er ruimte vrij waar nu AFC zit.
Als die verhuizing niet kan, dan vormt sportclub Buitenveldert een probleem. Deze
sportvereniging krijgt zelfs iets minder terug dan wat ze nu heeft. Hij acht het beter om te
zeggen dat ze drie velden terugkrijgt in plaats van vier. De PvdA stelt voor met de
sportclub af te spreken dat zij vier velden terugkrijgt.
Na deze opmerkingen betreffende de stedenbouwkundige aspecten volgen nu de
financiën. Om het project goed uit te voeren is een sterke organisatie nodig. Het steeds
terugkerende cruciale punt is het risico. Hoe groot is dat risico en valt het te beheersen?
In het denken over het project wordt ervan uitgegaan dat het risico gespreid kan worden
over de erbij betrokken marktpartijen, die risicodragend participeren. Ze hebben zelfs een
meerderheidspositie in de nv. Daarbij gaat het dus over zeggenschap over een groot stuk
stad. Hoe de businesscase precies in elkaar steekt is ingewikkeld.
Er moeten tunnels gebouwd worden om infrastructuur onder de grond te brengen
en infra-uitbreiding mogelijk te maken. Boven de tunnels kan gebouwd worden, het
zogenoemde Dok. De opbrengsten van de grond boven het Dok zijn zodanig hoog dat er
na aftrek van de kosten geld overblijft (229 miljoen euro naar verwachting, zijnde 18%
rendement op het eigen vermogen). De marktpartijen gaan er dus geen eigen geld in
steken! Het samen ontwikkelen van het gebied betekent dus niet dat er meer geld
beschikbaar komt. Het maakt voor de businesscase dus niet uit of stad en staat het
samen doen met of zonder marktpartijen. De rekensom blijft hetzelfde. Weer iets heel
anders is hoe dit te financieren. De banken steken er dus geen geld in. De overheid steekt
er echter heel veel geld in. Verkeer en Waterstaat 479 miljoen euro voor de tunnels,
VROM 137 miljoen euro voor extra kwaliteit, de stadsregio 90 miljoen euro, de provincie
75 miljoen euro en de gemeente Amsterdam 2,7 miljard euro. Dat staat namelijk allemaal
gewoon in de stukken. Hij hoort het graag als zijn berekening niet klopt. Wat opvalt is dat
het Ministerie van Financiën zero bijdraagt evenals de banken. Als zijn berekening leidt tot
3,5 miljard euro, dan kost de hele handel dus 4,5 miljard euro. Dan is er een tekort van 1
miljard, terwijl de businesscase spreekt van een winst van 229 miljoen. Waar zit de fout in
de rekenDe
somhee
? r Zalm wilde dat het bedrijfsleven mee ging doen aan deze zaak en zegde
met veel bravoure toe dat hij de waarde van het tweede tijdvak erfpacht geschat op 130
miljoen euro wel onder kon brengen bij het ABP. Hij, de minister van Financiën, zou 130
miljoen euro cash bijdragen. Dat heeft hij niet waargemaakt. Financiën brengt niets in.
Tot slot de positie van de marktpartijen. Die partijen brengen dus geen sou in. Ze
lopen wel risico, maar lang niet meer zo veel als aanvankelijk de bedoeling was. Ze
kregen 60% zeggenschap voor 60% risico. Geen slecht idee, maar sinds het begrip
blauwe stip een gevleugeld begrip is geworden weet men beter. Het betekent niets minder
dan dat het risico van de banken is afgegrendeld op maximaal 210 miljoen euro voor alle
banken tezamen. Als het met de kosten of opbrengsten in de komende twintig jaar flink
tegenzit, kunnen de banken uit de nv stappen en zit de overheid alsnog met de gebakken
peren. In december hebben de banken laten weten de businesscase te mager te vinden.
Dat heeft geleid tot het Credit Suisserapport. Als hij het allemaal goed heeft begrepen,
eisen de banken dat de overheid er nog meer geld in stopt. Ze willen meer zeggenschap
en en passant verklaren ze ook nog de oorlog aan de sociale woningbouw. Als de banken
afhaken, is de veiling dus mislukt. Men kan volgens spreker nu twee dingen doen: het
college op pad sturen om verder te onderhandelen met de staat en de banken in de hoop
dat men er uitkomt zonder veel geld en zeggenschap weg te geven en met niet nog meer

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
6
risico’s thuis te komen of er wordt gekozen voor een dubbelstrategie waarbij het college
met deze boodschap op pad wordt gestuurd, maar hem tevens de opdracht wordt
gegeven nu een onderzoek te starten naar hoe het uitpakt als het project tussen stad en
staat gezamenlijk wordt uitgevoerd. Wat zijn daar de financiële risico’s van? Is dat
financieel gunstiger en kan het wellicht anders opgezet worden? Zijn fractie pleit voor de
laatste optie en zal middels een motie om zo’n onderzoek vragen. Het lijkt haar verstandig
zo’n onderzoek door een onafhankelijk onderzoeksbureau te laten uitvoeren.
De heer
VAN DROOGE
herinnert de heer Olij eraan dat hij enige tijd geleden zei
dat het Ministerie van Financiën niets bijdraagt. Vervolgens zegt hij het toch maar samen
met de staat te doen. Wil dat zeggen dat hij vindt dat de staat toch moet bijdragen?
Verder zegt de heer Olij dat de grond veel op kan brengen. Is de heer Olij het met hem
eens dat het stuk waar het DOK op komt te staan geen gemeentegrond is maar rijksgrond
en dat die grond straks veel waard is?
De heer
OLIJ
reageert met te zeggen dat die vragen misschien beter aan de
wethouder gesteld kunnen worden. Bij zijn weten staat er dat van die 490.000 composure
90.000 voor de NS is gezien het feit dat er boven hun sporen wordt gebouwd. De rest zit
in de businesscase. Het is een goede vraag.
De heer
VAN DROOGE
zegt dat het op dit moment gaat om grond van het Rijk
en niet van de gemeente.
De heer
OLIJ
vindt het een interessante vraag. Ook dat is hem niet allemaal
duidelijk. Het gaat dus om de vraag wat er waar is van de grondposities. De hele
discussie is helemaal gefixeerd op opbrengsten. Hier is het verhaal geworden dat men het
gaat doen, omdat het project zichzelf bedruipt. Er kan ook gesteld worden dat de staat
meer moet bijdragen.
De
WETHOUDER
vraagt in verband met het onderzoek waar de heer Olij net
voor pleitte of hij met het doen uitvoeren van onderzoek bedoelt door de gemeente of
door de staat.
De heer
OLIJ
pleit ervoor dat Amsterdam het onderzoek zelf gaat uitvoeren. Het
kan wat hem betreft met de staat samen, maar dat gaat te lang duren.
Tot slot wil de heer Olij een van zijn favoriete wetjes citeren uit de bundel van
Duco Stadig: “U zelf hebt geen haast, u laat de anderen dansen” (over het geen haast
hebben bij het onderhandelen). Wij moeten geen haast hebben in deze casus. Het gaat
hier om een project waarbij zeer ingrijpende beslissingen worden genomen voor de
komende twintig jaar. Hier wordt de ontwikkeling van een stuk stad uit handen van de
overheid gegeven. We kunnen daarbij niet over één nacht ijs gaan. Haast is net als angst
daarbij een slechte raadgever.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
meldt dat de VVD nog niet tot een eindoordeel zal
komen, omdat er nog vele stukken ontbreken. Zij zal niet eerder tot een standpunt komen
dan met voldoende stukken en een degelijke financiële onderbouwing. Daarom is haar
eerste vraag welke stukken er verstrekt zijn en met welke versienummers. Welke stukken
zijn nu wel kabinet en welke niet? De scope is nog niet helemaal helder. Haar reeds

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
7
ingediende schriftelijke vragen dient zij nu wederom in om ze mee te laten gaan met het
proces.
De behandeling in eerste termijn heeft de goedkeuring van de VVD-fractie. Zij
begint met te zeggen dat de VVD vanaf het begin zeer enthousiast is geweest over de
ontwikkeling van het gebied en de planvorming die gevolgd is. De mogelijkheden en
kansen die deze samenwerking tussen de gemeente en bedrijven biedt doen het hart van
de fractie sneller kloppen. Er komt veel positieve energie uit de samenwerking naar voren.
Zo is daar Amsterdam Bright City met een breed scala aan activiteiten voor bedrijven,
universiteiten en hogescholen op het gebied van duurzaamheid, innovatie en creativiteit.
Ook op het gebied van duurzaamheid zijn er veel ontwikkelingen. Dit nieuwe stuk stad is
omringd door prachtige natuur die gekoesterd moet worden. Ook goede waterberging is
essentieel. Het project Sponge Job Zuidas heeft geleid tot een plan van aanpak hierover.
Ten aanzien van de recreatieve kant van het water merkt zij op dat de grachten, inclusief
de Irenegracht, terug moeten in het programma van eisen. Zij vindt dat de grachten
verbonden moeten worden, zodat ook rondvaartboten daar kunnen varen. Zij hoort graag
wat de wethouder daarvan vindt. De fractie zal, indien nodig, hierover een motie of
amendement indienen. De gemeente en bedrijven omarmen elkaar voor wat betreft het
bouwen met hoogwaardig materiaal. De norm die nu wordt vastgelegd wordt zo snel door
de tijd ingehaald dat een streven naar een zo hoogwaardig mogelijk bouwprogramma het
beste is om vast te leggen. Het milieu heeft uiteraard betrekking op de Europese
wetgeving; daarbij doelt spreekster op de koppeling van de ruimtelijke plannen en de
luchtkwaliteit. Amsterdam heeft aangetoond dat de stad de kwaliteit van de luchtkwaliteit
serieus neemt. De VVD heeft daarbij haar bijdrage geleverd met het initiatief voor een
schone stad.
Het voorstel van het college om het aantal parkeerplaatsen met zesduizend te
verminderen, vindt de fractie een slecht en onrealistisch plan. Men vindt dat het college
daarbij blijft steken in een oude gedachte, namelijk dat het alleen maar gaat om het blik
dat weg moet en niet om de uitstoot van de auto’s. Met de huidige ontwikkelingen ziet de
VVD in de toekomst meer betaalbare en schone auto’s. In een motie zal de fractie dan
ook voorstellen niet alleen te kijken naar het aantal parkeerplekken, maar bedrijven en
ontwikkelaars het recht te geven om een bepaalde hoeveelheid uit te stoten, waarbij zij de
manier waarop zij dat invullen zelf kunnen bepalen. Daarbij heeft zij dan nog niet
gesproken over het effect dat de fase van de vermindering van de parkeerplekken zal
leiden tot een toename van overlast in de omliggende buurten.
De heer
OLIJ
wijst er bij interruptie of dat het bij de parkeerplaatsen dan wel gaat
over de vraag welke norm men wil. Wil de VVD dan CO
2
-neutraal of een nuluitstoot? Wat
geeft de VVD daarbij mee?
Dat is iets waar volgens mevrouw
BUURMA-HAITSMA
naar gekeken moet
worden. Het gaat om het verminderen van de uitstoot, waarbij de bedrijven zelf kunnen
bepalen hoe ze dat bereiken.
Volgens de heer
OLIJ
komen er dan wel meer, zij het schonere auto’s. Hij wijst
erop dat er dan nog steeds een probleem bestaat met de toevoerwegen. Nog steeds files.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
wijst erop dat ze nog niet gesproken heeft over het
effect in de buurt. In het verleden is reeds gesproken over de uitbreiding van het gebied
voor belanghebbende verkeer rondom de Zuidas uit te breiden. Dat is volgens haar een
goed plan. Wellicht dat men daar nog eens naar kan kijken. Bij alle

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
8
inspraakbijeenkomsten bleek steeds dat het parkeren en de verkeersstromen de grootste
zorg vormen van de huidige bewoners. Zij wil ten slotte de wethouder en haar collega’s
eraan herinneren dat de VVD in het verleden een motie heeft ingediend bij Provinciale
Staten die is aangenomen en waarin staat dat de parkeernorm zelfs kan worden opgerekt,
indien nodig. Zij is benieuwd naar wat het college daarvan vindt. Mocht het college
besluiten om het aantal parkeerplekken te verminderen, dan wil zij van het college horen
of het niet een aantal juridische procedures verwacht.
De heer
OLIJ
vraagt of dit betekent dat mevrouw Buurma-Haitsma nu ook tegen
de VVD-motie is in Provinciale Staten. Die motie zegt namelijk niets over uitstoot, maar
spreekt van veel meer parkeerplaatsen.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
wijst erop dat zij in haar betoog heeft gezegd dat
de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid zo snel gaan en men kan zien dat er
steeds meer schonere auto’s komen, waardoor zij vindt dat niet gesproken moet worden
over het aantal auto’s maar over de uitstoot per gebied die er mag zijn. Het voorstel dat in
Provinciale Staten is aangenomen kan worden vertaald naar uitstoot.
De heer
OLIJ
zegt dat er volgens mevrouw Buurma-Haitsma meer auto’s mogen
komen als ze maar schoon zijn. Het probleem voor de buurt is volgens haar dat er steeds
meer auto’s komen. Toch zegt zij dat er meer auto’s kunnen komen als ze maar schoon
zijn plus dat de ringweg helemaal vol kan komen te staan met schone auto’s.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
wijst erop dat zij ook zegt dat er wellicht een
uitbreiding van het belanghebbendenparkeren moet komen in de omringende buurten.
Volgens de heer
OLIJ
staan de mensen dan nog langer in de file om een plekje te
vinden.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
gaat verder met te stellen dat de VVD een slag wil
maken in de communicatie en de betrokkenheid van de huidige bewoners. Uit
verschillende
bijeenkomsten
bleek
dat
in
andere
PPS-constructies
het
omgevingsmanagement vaak zeer succesvol is gebleken. De VVD zal ook een motie
indienen betreffende dit systeem van omgevingsmanagement. Om op die manier de
bewoners nauw te betrekken bij de ontwikkeling.
Het college streeft naar een ongedeelde stad, ook op de Zuidas. Zij volgt de visies
van vele organisaties in de stad waarmee de fractie van mening is dat er op het Dok geen
sociale woningbouw moet plaatsvinden. Zij vindt het pure ideologie en onrealistisch om in
dat laatste stuk van de Zuidas ook nog sociale huurwoningen te willen bouwen.
Bovendien ontbreekt tussen de sociale huurwoningen en de dure koopappartementen de
middenklasse. Spreekster vraagt zich nog steeds af of dat die ongedeelde stad is die het
college zo graag wil. Als die sociale woningen er toch komen, dan zullen die woningen
ook moeten meedraaien in de hoogwaardige omgeving op de Zuidas. Ingeval die sociale
huurwoningen daar komen, roept de fractie het college op een onderzoek te doen naar de
vraag of die woningen passen in het beeld dat de raad voor ogen heeft voor de Zuidas,
namelijk hoogwaardig en ambitievol.

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
9
De heer
OLIJ
vraagt bij interruptie of mevrouw Buurma-Haitsma het idee of
voorbeelden heeft dat de sociale huurwoningen die in de stad worden neergezet zichtbaar
afwijken van de middenklasse of dure woningen.
Het gaat er mevrouw
BUURMA-HAITSMA
om dat er niet afgeweken wordt van
het niveau waarop in de Zuidas wordt gebouwd.
De heer
OLIJ
vraagt zich af waar die angst vandaan komt. Als hij kijkt naar
sociale woningbouw, dan constateert hij dat het vaak beter is dan marktwoningen, zowel
qua grootte als qua architectuur. Waarom zou dat op de Zuidas niet gerealiseerd worden,
zo vraagt hij zich af.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
wil die zekerheid hebben, omdat er op de Zuidas
gekozen wordt voor een zeer hoogwaardig milieu. Zij wil van het college weten of die
woningen passen in dat beeld.
Er is twee jaar geleden een motie van de VVD aangenomen waarbij is vastgelegd
dat de openbare ruimte zeer hoogwaardig moet zijn en passend bij de ambities. Wie gaat
de kosten voor onderhoud betalen? Daarover is nog steeds geen duidelijkheid. In de
openbare ruimte zullen de plinten van de gebouwen zeer bepalend zijn. Het
beeldkwaliteitplan hebben zij nog niet kunnen bestuderen, maar zij gaat ervan uit dat
daarin ook teksten staan over de plinten.
De VVD steunt het MKB en de Kamer van Koophandel in hun verzoek om een
grotere rol te krijgen in de visie op de invulling van voorzieningen.
Wethouder
VAN POELGEEST
merkt ten aanzien van de voorzieningen op dat
wat nu voorgesteld wordt door de commissie gaat over de winkels. Hij neemt aan dat
mevrouw Buurma-Haitsma daarop doelt. Daarin krijgen het MKB en de Kamer van
Koophandel hun plek. Kennelijk wil de VVD dat anders. Hij vraagt haar dat concreter aan
te geven.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
constateert uit de laatste reactie van het MKB dat
hij het in ieder niet eens is met de rol die hij krijgt bij de invulling van de voorzieningen in
de Zuidas.
De wethouder vraagt wat die rol volgens mevrouw Buurma-Haitsma dan wel zou
moeten zijn. Hoe wil zij concreet dat die rol wordt ingevuld, luidt zijn vraag.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
stelt dat haar vraag aan de wethouder is hoe hij
ervoor kan zorgen dat het MKB meer tevreden is met de rol die het krijgt toebedeeld. Dat
moet hij samen met het MKB en de Kamer van Koophandel bepalen.
De toekomstige bewoners moeten hier prettig kunnen wonen en leven. Daarom
doet zij een oproep om sport een grotere rol te geven in de visie. Over AFC en
Buitenveldert is al gesproken. Het is mooi dat aan de wensen van de sportvereniging
Buitenveldert voldaan wordt.
De VVD is open en duidelijk geweest. De fractie is enthousiast over de visie en de
publiek-private samenwerking. Zij ziet een unieke kans om hierin samen te werken met
bedrijven. Zij geeft het college alle vertrouwen om door te gaan op de ingeslagen weg.
De fractie heeft nog een aantal vragen op financieel gebied. Zij zal deze vragen
schriftelijk indienen.

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
10
Mevrouw
VAN PINXTEREN
constateert dat de Zuidas een mooi project is met
goede ambities en dat goed is voor een compacte stad, waarbij onder de grond kan
worden gebracht wat stinkt en wat in de weg ligt maar wel nodig is voor de
bereikbaarheid. De ambitie om er een toplocatie van te maken die 21
ste
eeuws is, die
duurzaam is en dergelijke is een goede zaak. Er is jarenlang intensief aan gewerkt. Het
initiatief lag toentertijd bij private partijen en de gemeente heeft daar goed op gereageerd.
Door overleg met het Rijk, minister Zalm, kwam men op de lijn van de PPS. Niet de
minsten zijn gevraagd om dat voor de gemeente uit te werken. De moduleman, Brinkman,
en de kwartiermaker, Doets. Inmiddels hebben we een onderneming Zuidas in oprichting
en daar spelen ze naar haar gevoel alsof ze een echter onderneming zijn, maar haars
inziens is het een bureau van de gemeente dat de voorbereiding van een heel groot
project doet. Het heeft wel geleid tot een paar onduidelijkheden in de
informatievoorziening en in de inspraakprocedure. Die zijn te betreuren. Dat brengt
spreekster tot de vraag hoe in de toekomst de betrokkenheid van bewoners gewaarborgd
gaat worden en vooral ook tijdens de bouwfase. Zij denkt dat het in elk geval goed is dat
de raad breed op zoek is gegaan naar de mening van bewoners, belanghebbenden,
belangbehartigers en deskundigen en dat hij dat samen met de collega’s van
ZuiderAmstel heeft gedaan. Zij is ook zeer onder de indruk van de kwaliteit van de
inbreng van organisaties als het Bewonersplatform Zuidas, de Vereniging
Beethovenstraat/Parnassusweg, de Fietsersbond, het Milieucentrum, maar ook ORAM en
het MKB en nog anderen. Er is te weinig tijd om die reacties allemaal langs te lopen, maar
zij heeft er met grote belangstelling kennis van genomen en ervan gehoord.
De fysieke Zuidas, dat wil zeggen de inrichting en het functioneren van de Zuidas.
Spreekster is heel blij dat men in een vroeg stadium met de ARS is gaan praten en samen
met hem dat publieksdebat heeft georganiseerd en hem heeft gevraagd snel advies uit te
brengen. Dat advies laat zien dat er nog heel wat niet goed vastligt op dit moment. Nu het
duurzaamheidsplan er wel ligt, gaat zij studeren op de borging van de
duurzaamheidseisen. Er is nu ook een Verkeerscirculatieplan en van het
beeldkwaliteitplan heeft de commissie begrepen dat dat pas na de zomer tegemoetgezien
kan worden. Zij vraagt de wethouder of nu als een soort ontbindende voorwaarde de
goedkeuring van het beeldkwaliteitplan ingevoegd moet worden. Hoe verhoudt zich dat tot
de vaststelling van programma’s van eisen?
Het beoordelingskader. De visie is heel mooi, maar heel algemeen en vooral geen
bindend contractstuk. Om zaken beter vast te leggen zijn er de PvE’s en die zijn ook
nogal algemeen gesteld. Als alle aandeelhouders hun verantwoordelijkheid nemen in zo’n
proces en uitgaan van hoge kwaliteit, van duurzaamheid, dan zou het toch goed moeten
komen met die stukken, maar juist het geklaag van private partijen de laatste tijd dat de
gemeenteraad te veel eisen stelt doet vrezen dat afspraken vaak boterzacht zouden
kunnen blijken te zijn.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
constateert dat mevrouw Van Pinxteren zegt dat
bedrijven steeds meer eisen stellen en klagen.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
corrigeert en herhaalt dat men de gemeenteraad
verwijt dat die te veel eisen zou stellen, zoals dat blijkt uit allerlei krantenartikelen.
Zij legt volgens mevrouw
BUURMA-HAITSMA
de koppeling met duurzaamheid,
maar juist dat onderwerp omarmen juist alle private partijen.

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
11
Mevrouw
VAN PINXTEREN
meent dat zo lang het goed gaat zij dat omarmen. Zij
gaat op zoek naar de borging van deze duurzaamheidseisen. Op dit moment gelooft zij
hen niet op hun blauwe ogen.
GroenLinks vindt duurzaamheid belangrijk. Zij heeft ongeveer een jaar geleden
een aantal criteria opgesteld, waarvan de belangrijkste zijn:
– Het moet wat GroenLinks betreft een gemengde 21
ste
eeuwse wijk worden; dat wil
zeggen dat er gebruikgemaakt wordt van wetenschappen die kunnen helpen op het
gebied van duurzaamheid.
- De Zuidas wordt een CO
2
-neutrale wijk. Dat geldt voor gebouwen en infrastructuur.
- Er moet voldoende groen zijn in de inrichting van de openbare ruimte maar zeker ook
door het gebruik van sedumdaken, daktuinen en groene gevels waar mogelijk en met
respect voor het bestaande voor zover dat mogelijk is.
- Waterberging is een belangrijke zaak. Een eis zou moeten zijn dat de waterberging ook
een piekcapaciteit binnen de gebiedsgrenzen moet kunnen oplossen. Zij vraagt zich
hierbij af of waterberging niet gewoon uit de grondexploitatie hoort te worden betaald in
plaats van uit groengelden, een vraag aan de wethouder.
- Hoge dichtheden zijn een goede zaak. Duurzame materialen voor gevels, daken en
openbare ruimten vormen voor haar fractie een vanzelfsprekendheid.
- Aanpasbaar en flexibel bouwen is noodzakelijk. Er moet een grote verdiepingshoogte
gemaakt worden; dat wil zeggen groter dan woningbouwverdiepingshoogte.
- Voorkom windhinder! Pas desnoods de vorm van de gebouwen daartoe aan met een
brede sokkel en een smallere bovenbouw.
- Verkeer en vervoer. De fiets is in de visie te veel achteraan gezet, alsof men altijd wel
een plekje voor de fiets kan vinden. Als men fietsvervoer echt wil bevorderen, dan zal de
fiets een goede plek gegeven moeten worden. Dat wil zeggen: veilige kruisingen met de
wegen. Zo min mogelijk kruisen met ingangen van parkeergarages en dat in elk geval
goed regelen. De Minerva-as moet ingericht worden voor de fietser. Geef de fiets niet de
restruimte, maar plan met en voor de fietser vooraan in het proces.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
vraagt mevrouw Van Pinxteren ook een uitspraak
te doen over het wel of niet verlagen van de Strawinskylaan.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
antwoordt dat zij daar nog geen definitief standpunt
over heeft. Zij denkt wel dat het nu erg vroeg is om dat per se te willen. Het standpunt van
de heer Olij klonk haar redelijk in de oren.
Uiteraard goede fietsenstallingen met directe toegangen tot gebouwen. De
bekende zooi op straat moet voorkomen worden.
Het openbaar vervoer. Station Zuid is een super top-ov-locatie, die superslim
ingericht moet worden. Dus korte loopafstanden! Maak het echt tot een tweede spin in het
Amsterdamse net. De ARS heeft interessante visies gegeven over het ov-netwerk boven
de grond en over de niet-noodzakelijkheid van eindstations voor allerlei tram- en buslijnen
en de notie dat er geen station als icoon nodig is om het goed te laten werken. Zij is
benieuwd naar de mening van de wethouder hierover. Over het doortrekken van de
metroverbinding naar Amstelveen moet snel een beslissing genomen worden, want men
kan straks niet gewoon lijn 51 laten vervallen.
Zij vindt het verminderen van het aantal parkeerplaatsen met zesduizend plekken
een goed plan. Zij heeft wel de vraag hoe de wethouder zich de fasering voorstelt en hoe
dat gedurende de hele bouwfase gaat en hoe er omgegaan wordt met de aantallen die al

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
12
in de geplande en bestaande parkeergarages tot hinder op straat leiden en die wellicht
nooit ontsloten zullen worden vanuit de Dokstraat. Het idee om zo veel mogelijk plekken
vanuit die Dokstraat te ontsluiten is prima. Zij onderschrijft het verhaal over het profiel van
de straten volledig. Ten aanzien van het mobiliteitsmanagement merkt spreekster op dat
ORAM, zoals ook de VVD, aangeeft dat het niet kan met zesduizend plaatsen minder.
ORAM zegt dat de bedrijven hun medewerkers natuurlijk stimuleren om per ov te komen,
maar er zijn wel dingen als het bezoeken van de klant, waardoor er toch auto’s nodig zijn.
Daarvoor is volgens spreekster een simpele oplossing mogelijk. Grote banken of
advocatenkantoren zouden een paar auto’s kunnen nemen om daarvoor te gebruiken.
Bedrijven zouden een dergelijke ‘Greenwheelsoplossing’ zelf kunnen regelen. Het zou
naar haar mening ook heel erg goed zijn om bij een veiling een goed mobiliteitsplan als
een onderscheidende eis bij de deelnemers op te nemen.
De levendigheid vereist openbare plinten met veel verschillende functies, ook de
kleinschalige. Daarvoor moeten apart verhuurbare ruimtes ontworpen worden anders dan
wat er nu al aan het Zuidplein staat met betaalbare huren. Dat moet de bovenbouw
kunnen opbrengen.
Volgens mevrouw
BUURMA-HAITSMA
is dat dus een soort sociale huur voor
winkels. Dat vindt zij best een aardige gedachte, maar vindt mevrouw Van Pinxteren dat
niet iets wat voor de hele stad zou moeten gelden?
Mevrouw
VAN PINXTEREN
begrijp dat het op de Zuidas wel behoorlijk veel
duurder zal worden voor bedrijven. Zij wacht eerst de beantwoording van de wethouder af
betreffende de haalbaarheid van iets dergelijks. Tot nu toe is haar steeds verteld dat iets
dergelijks in het Nederlandse systeem moeilijk zou zijn. Haar valt op dat het in Manhattan
wel kan, dus waarom zou het hier niet kunnen.
Over het thema stations en winkels in het station merkt zij op blij te zijn dat het
college ook aangeeft dat men geen behoefte heeft aan een nieuw Hoog Catharijne.
Vervolgens vraagt zij zich of hoe men de garantie organiseert dat er voldoende
voorzieningen zijn, van welke soort en hoe dat afdwingbaar kan zijn. Zij heeft dat nog niet
goed begrepen uit de stukken. Voor het gemak schaart zij sportterreinen hier ook onder.
In de visie neemt het aantal velden af. Er zullen vast fitnesscentra komen, maar waarom,
zo vraagt zij zich af, wordt er niet gekozen voor het behoud van de vier velden van
Buitenveldert, die nu al helemaal volgeboekt zijn en met al die frisse, jonge executives is
er nog een groter potentieel in de buurt. In het buitenland zijn tennisvelden op een dak
geen uitzondering.
De bouw van de Zuidas gaat heel lang duren en het is van belang dat de
omgeving leefbaar blijft in al die bouwjaren. Ook de bereikbaarheid voor fietsers moet in
die lange tijd goed geregeld worden. Verder pleit zij voor aandacht voor groen en het
kappen van bomen pas op het moment dat er gebouwd gaat worden. De onderneming
moet verantwoordelijk gemaakt worden voor het beheer van de openbare ruimte en zorg
voor duurzaamheid tijdens het bouwproces. Bouwen is een van de meest vervuilende
activiteiten, dus roept zij op dat goed te regelen.
Hoe krijgen de gemeente en de stadsdeelraad de stad die men wil? Dat geldt
voor het vaststellen van stedenbouwkundige plannen. Bij de nieuwe Wet RO liggen er
meer taken bij het college en minder bij de raad. Zij vraagt zich af of dat hier nu wel zo
slim is. Dit is immers het enige moment waarop het goed geregeld kan worden.
Nu de financiën. Daarover zijn veel gesprekken gevoerd. Het bleek dat dat nog
lang niet op orde is. Afgaande op de krantenberichten krijgt zij de indruk dat private

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
13
partijen, de banken, niet bereid zijn al te veel risico te nemen. Dat is best begrijpelijk in
tijden van kredietcrisis, maar het is toch onbegrijpelijk te bedenken dat minister Zalm
destijds dacht dat het van die partijen moest komen. Volgens haar fractie is er in de
toekomst goed geld te verdienen. Als als gevolg van de aanbevelingen van Credit Suisse
nagedacht wordt over een andere opzet, waarbij een flink deel van de risico’s terug zou
gaan naar Verkeer en Waterstaat, dan kunnen we het ook wel zelf doen, zoals de heer
Olij zou zeggen. Gelukkig blijkt hij te bedoelen stad en staat het samen te laten gaan
doen. Zij is het met hem eens dat dat zeker het onderzoeken waard is. Of het echter met
het veelkoppige wezen in Den Haag, waar Ministeries van Financiën, Verkeer en
Waterstaat, EZ, VROM enzovoort er niet in slagen om op één lijn te komen, gemakkelijker
gaat worden is nog maar de vraag. Op dit moment is het belangrijk om vast te stellen dat
er nog heel veel moet worden uitgewerkt en afgesproken tussen stad en staat. De optie
van het afstappen van de PPS hoort daar voor haar fractie zeker bij. Er kan zeker geen
sprake van zijn dat Amsterdam alleen opdrachtgever is, anders is zijn woordvoerster af.
Ook in dat geval moet er volgens GroenLinks een onderneming worden opgericht, maar
dan een waarin twee overheden de aandelen verdelen. Na deze aanbevelingen wacht zij
voorlopig af waar de wethouder de komende tijd mee komt. Wat een dynamisch proces!
De heer
IVENS
geeft aan dat de SP in de persoon van de heer Bakker de
ontwikkeling al tien jaar volgt en al een paar keer gehoord heeft dat voor de zomer het
besluit zal vallen en dat er daadkracht getoond moest worden en het momentum gepakt.
ABN, ING en NS Vastgoed hadden een intentieverklaring afgegeven omtrent afname van
de grond. Het was nu echt op een haar na gevild. Niet dus! In januari 2005 kwam het
bericht dat de businesscase sluitend is en het definitieve go/no-go-besluit in 2006 gaat
vallen. Niet dus! Ook nu verschuift het financiële deel tot na de zomer. Geen geld, geen
Zwitsers. Het is passen en meten op de Zuidas, letterlijk wat ruimte betreft, maar ook
financieel. Die beperkingen leggen een grote druk op het project. De SP wil hierin graag
nuchter blijven. Als het niet kan, dan kan het niet. Dit is geheel in overeenstemming met
de motie-Reuter van een jaar geleden, waarin staat dat de gemeente Amsterdam de
Zuidas met zijn ondergrondse infrastructuur niet tot elke prijs wil realiseren. Amsterdam
wordt niet het Jutland van Europa als de Zuidas niet doorgaat. Als men gaat zoeken op de
websites van diverse ministeries, dan vindt men nauwelijks actuele informatie over de
Zuidas. Het heeft de status van een nieuw sleutelproject, omdat mogelijkerwijs de HSL er
gaat stoppen. Grote haast maken is op dit moment ook absoluut niet verstandig. De staat
moet er ook om gaan schreeuwen. Men weet hoe het gaat: als Amsterdam met een
verzoek aanklopt bij de staat, mag Amsterdam de risico’s betalen. Daar moet men dus
voor uitkijken, volgens de heer Ivens. Er moet gewacht worden tot die staat ook eens
duidelijkheid geeft en aangeeft dat ook hij dit project graag wil.
De
WETHOUDER
vraagt de heer Ivens of hij vindt dat de staat dit project zou
moeten willen.
De heer
IVENS
geeft aan dat de SP niet achter het dokmodel staat en daarom
vindt dat de staat dat dokmodel niet zou moeten willen. Het gaat hier echter om een spoor
waar iets mee moet gebeuren en om een rijksweg; dat zijn twee dingen waarvoor de
eerste verantwoordelijkheid bij de staat ligt. Daarom is het voor hem helder dat de stad en
de staat er samen uit moeten zien te komen.

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
14
De heer
OLIJ
heeft de heer Bakker nog nooit horen zeggen dat de SP niet achter
het dokmodel staat. Is er sprake van een nieuwe lijn bij de partij? Als de partij geen Dok
wil, wat wil de partij dan, zo vraagt de heer Olij zich af.
De heer
IVENS
wijst naar het partijprogramma waarin staat dat zijn fractie niet
voor het dokmodel is, maar er is nu eenmaal een meerderheid voor een dokmodel, dus
doet zij daar ook in mee. De heer Van Poelgeest vroeg hem naar wat de staat zou
moeten doen. Die staat moet ook zijn gezond verstand gebruiken en dan tot de slotsom
komen dat het dokmodel wel erg hoog gegrepen is. Maar hier in Amsterdam gaat de partij
gewoon verder op de lijn zoals deze hier is vastgelegd, namelijk het dokmodel.
De heer
OLIJ
is het eens met de nadruk op het geen haast maken. Stel dat die
strategie slaagt en de staat wel haast begint te krijgen, dan vindt de SP vervolgens weer
dat het een dijk moet worden, concludeert de heer Olij.
De heer
IVENS
geeft aan niet van plan te zijn moeilijk te gaan doen.
Spreker gaat verder met de vraag wat de keuze voor de nv oplevert. Het
uitgangspunt hierbij was het wegorganiseren van risico’s en de markttoets. Die markttoets
is vooralsnog niet geslaagd. De partijen vinden de businesscase te mager, met te veel
risico’s en te weinig opbrengsten. Wellicht komt er een aanpassing.
Wat het wegorganiseren van de risico’s betreft, merkt spreker op dat wanneer ‘het
puntje bij de blauwe stip komt’ de overheid alsnog opdraait voor de risico’s. Er moet
echter heel wat gebeuren voordat er bij die risico’s aangekomen wordt. Daarom vraagt
spreker zich af of de risico’s beter niet zelf genomen kunnen worden, want ook de
opbrengsten zijn voor een deel weggeorganiseerd. Hij vraagt zich af of het zelf doen er
niet een betere garantie voor geeft dat iedereen gaat doen waar hij het beste in is. De
keuze voor de nv komt nu een beetje halfhartig over. Er wordt immers niet gezegd tegen
de nv dan men zijn gang kan gaan, maar men stelt (terecht) allerlei eisen. Krijgt de
gemeente dan het beste van twee werelden of krijgt de gemeente een halffabrikaat. Men
wil een topmilieu voor wonen en werken realiseren dat zich onderscheid in Nederland en
Europa, maar ook het geldende Amsterdamse volkshuisvestingsbeleid volgt. Men wil een
exclusief winkelmilieu creëren, maar geeft zoveel ruimte voor winkelmeters dat
exclusiviteit vanzelf ondergraven wordt. Hij hoort graag commentaar van de wethouder
over het hinken op twee benen van de nv. Sociale woningen, koopwoningen, sport,
horeca, winkels en vervoer en van topstad tot haringkar.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
hoort graag de mening van de SP over de sociale
woningbouw boven het Dok. De heer Bakker blijft aangeven dat hij daar niet voor is, maar
nu meent zij iets anders te horen van de SP.
De heer
IVENS
antwoordt dat binnen het gehele dokmodel 30% sociaal volgens
zijn partij het minimum is.
Vervolgens stelt hij de vraag waarom niet elke partij in de gelegenheid gesteld
wordt om haar klassieke rol uit te voeren. Men laat een aanbestedingssom uitrekenen.
Het Rijk neemt het project op in een meerjarig investeringsplan, de gemeente gaat de
grond uitgeven en de ontwikkelaars ontwikkelen. Als het project dan niet binnen
acceptabele marges aan te besteden valt, dan wordt er gewoon van afgezien! Tot slot
heeft de heer Bakker een aantal stedenbouwkundige vragen bij de wethouder ingediend.
Spreker laat het daarom hierbij.

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
15
De heer
VAN DROOGE
denkt dat het goed is om met complimenten te beginnen
voor het projectbureau. Dat heeft weliswaar fouten gemaakt met name naar het publiek
toe. Dat is jammer maar die dingen gebeuren.
De komende besluitvorming gaat over het Dok, het aanleggen ervan en over de
financiering. Hij vraagt zich af of er nog sprake is van een mogelijk aanleggen. Het lijkt
een vraag, maar de facto is het Dok onvermijdelijk. Het Dok is ook onvermijdelijk wegens
de ruimte die spoor, metro, rondweg A10 nodig hebben. Ook SAAL dat eraan komt maakt
het onmogelijk om dat allemaal binnen de bestaande bebouwing in te persen. Het is ook
onvermijdelijk wegens luchtkwaliteit, omdat de stad ruimte voor kantoren en wonen nodig
heeft. Soms echter heeft ook hij wel eens de indruk dat in Den Haag deze realiteit nog
niet is doorgedrongen.
De besluitvorming in Amsterdam gaat in hoofdlijnen over twee zaken, de visie en
de financiering betreffende de aanleg van het Dok. Het voorlopige standpunt van het CDA
- hij heeft namelijk nog een dertigtal vragen die hij aan de wethouder zal geven – is dat de
partij met de visie in hoge mate kan instemmen. Met het financieringsplan en de
voorgestelde organisatiestructuur kan hij op dit moment zeker niet instemmen. Afgezien
van onduidelijkheden zijn er nog een aantal keuzen die zijns inziens onjuist zijn.
In de visie wordt gesproken over Amsterdamse kwaliteit. Voor spreker is die
kwaliteit de stad verbonden met het water. Daarbij geeft hij de voorkeur aan water dat
verbonden is met de binnenstad en waarop een daarbij gebruikelijke bedrijvigheid
mogelijk is. De grachten in het gebied dienen daartoe volwaardige grachten te worden en
de verbinding met de Schinkel of de Amstel is daartoe nodig. Zo nodig zal zijn fractie
hierover samen met de VVD met een amendement komen.
In principe gaat bij zijn fractie de sociale veiligheid boven verkeersveiligheid. Wat
haar betreft mag de Strawinskylaan omlaag. In principe vindt zij dat de sociale veiligheid
in het gebeid geborgd moet worden. De voorgestelde vermindering van de
parkeerplaatsen levert volgens het CDA grote druk op op de gebieden rondom de Zuidas.
De kosten ervan, 90 à 100 miljoen euro, vindt hij veel. Hij is daarom blij met de geluiden
van de heer Olij die benadrukt daar maar voorzichtig mee om te gaan. Met het idee van
de VVD om te kijken naar de manier waarop het wordt ingevuld, kan hij het eens zijn.
Natuurlijk is het CDA niet voor een gedeelde stad. Natuurlijk vindt ook zijn partij dat er
gemengd moet worden gewoond. Is het echter noodzakelijk om dit tot een dogma te
verheffen, vraagt hij zich af, en op een kwart vierkante kilometer toch weer sociale
woningbouw te plegen. De schatting ervan is 23 miljoen euro, hetgeen naar zijn mening
voor de kwaliteit van de bouw aldaar aan de lage kant is. Hij vindt het in dit geval geen
noodzaak. De vier sportvelden zijn nodig naar zijn mening en daarom steunt hij daarbij de
woorden van de heer Olij.
Ten slotte is het voor het CDA belangrijk dat de bestaande parkeergarages die er
al zijn en die op dit moment allemaal via het maaiveld bereikbaar zijn zo veel mogelijk aan
te sluiten op de Dokstraat.
In het financieringsplan en in de voorgestelde organisatiestructuur is nog veel
onduidelijk. De principiële keuze en de voorgenomen constructie leiden tot grote risico’s
voor Amsterdam. Daarbij worden in de huidige opzet fouten gemaakt die al van eerdere
grote projecten bekend zijn. De grootste risico’s voor de gemeente Amsterdam zijn het
bouwen onder de grond, de uitgifte van de grond tegen een goede prijs en het optreden
van vertragingen. Natuurlijk moet het bouwen van het Dok doorgaan. De
maatschappelijke baat van de Zuidas is een bruikbare, leefbare en functionerende stad.
Een belangrijke impuls voor de werkgelegenheid in de regio en de creatie van een stuk

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
16
Amsterdam met allure en internationaal vestigingsklimaat. Met de Zuidas wordt een nieuw
stadshart gecreëerd voor bedrijven en economie naast het stadshart voor kunst en
cultuur, de historische binnenstad. Met het aangaan van grote infrastructurele werken
heeft de stad Amsterdam een wat traumatische verhouding. Is het oprichten van een nv
voor deze traumatische ervaringen dan het panacee? Naar zijn mening is het oprichten
van de nv in zijn huidige hoedanigheid dat zeker niet. Het verdoezelt de problemen en
vermindert de risico’s niet, maar maakt ze groter. In de visie van het CDA moet de opstart
van de Zuidasonderneming worden aangepast. Deze onderneming zal de infrastructuur
onder de grond brengen en de erboven gelegen grond in erfpacht uitgeven. Uit alle
rapporten van deskundigen, ook die van de wethouder, blijkt dat het investeren in de
Zuidasonderneming tot grote beleggingsrisico’s leidt. Mag van banken verwacht worden
dat zij gaan beleggen in een onrendabele businesscase, zo vraagt hij zich af. Dat denkt hij
niet. Hij wil ook nog eens kijken naar een aantal klassieke fouten die op dit moment
gebakken zitten in de opzet, zoals men die ook is tegengekomen bij de Noord/Zuidlijn, de
hoogrendementscentrale, de HSL. Fout nummer is dat voor zover hij heeft begrepen de
Zuidasonderneming ook de uitvoering voor haar rekening gaat nemen. Dat vindt hij geen
goed idee. Een projectbureau heeft waanzinnig goed werk verricht in de ontwerp- en
bedenkfase. Dat wil echter niet zeggen dat diezelfde mensen ook verstand hebben van
het gieten van beton of de logistiek van bouwen. Die kennis zit bij grote aannemers, bij
Rijkswaterstaat, bij ProRail. Bij de Noord/Zuidlijn werd pas naar de organisatie gekeken
op het moment dan men al in de problemen zat. Hij roept op nu daar van tevoren over na
te denken. De tweede fout in de huidige opzet is dat het project waarschijnlijk wordt
opgeknipt in verschillende deelprojecten waarbij de Zuidasorganisatie als coördinerend
orgaan optreedt. Dat lijkt hem in het licht van de voorgaande ervaringen wederom zeer
onverstandig. Zoals men bij de Noord/Zuidlijn heeft gezien leidt het opknippen van een
project onvermijdelijk tot een onheldere taakverdeling, vertraging, juridische procedures
en uiteindelijk hogere kosten. Het aanvankelijke kortetermijnsucces van het schijnbaar
goedkopere aanbesteden heeft bij de Noord/Zuidlijn en bij de hoogrendementscentrale
geleid tot op de langere termijn dramatisch hogere kosten. Daarom moet een project als
geheel worden aanbesteed aan een nationale of internationale hoofdaannemer die de
coördinatie doet.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
wil van de heer Van Drooge weten wat bij de
Noord/Zuidlijn nu precies het opknippen was in aparte deelprojecten die tot dat soort
problemen leidde. Was het probleem niet dat men per se onder een bepaald bedrag
moest blijven in de aanbesteding?
De heer
VAN DROOGE
antwoordt dat hij van de hoogrendementscentrale meer
weet en daarom liever daarmee begint. Het opknippen daar leidde tot grote
coördinatieproblemen en dat heeft tot een verhoging van de kosten geleid van 50%. Hij
heeft begrepen dat bij de Noord/Zuidlijn ook op verschillende manieren is aanbesteed en
dat dat ook tot hogere kosten heeft geleid.
De derde fout is dat de eigenaren van de verkeersmodaliteiten in het huidige
model te weinig betrokken zijn bij de uitvoering en de planning. Ze leveren nu een envelop
in met eisen en een envelop met geld. Daar zij zo weinig betrokken zijn, stellen zij zware
eisen. Die eisen komen erop neer dat het verkeer op de Zuidas geen hinder mag
ondervinden van de bouw. Dat maakt het uitvoeren van het project moeilijk en kostbaar,
terwijl Rijkswaterstaat op het moment dat hij aan de A10 gaat werken met het grootste
gemak een stuk dicht legt. Dat is lastig. De eisen die nu gesteld zijn door deze

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
17
modaliteitseigenaren komen erop neer dat het verkeer altijd volstrekt doorgang moet
kunnen vinden. Die modaliteitseigenaren zullen er dichter bij betrokken moeten worden,
zodat zij meer voor de redelijkheid van hun eisen kunnen instaan.
Ten slotte is het merkwaardig om een nv op te richten waarbij de overheid 40%
en private partijen 60% van de aandelen hebben, terwijl zij geheel verschillende belangen
hebben. Gemeente en Rijk beogen met de Zuidas een maatschappelijk belang, terwijl de
banken ervan uitgaan dat zij een beleggingsobject hebben. Zij hebben dus een geheel
andere visie op wat er met die nv moet gebeuren. Uiteraard moeten de gemeente en staat
samen gaan werken in een nv Zuidas. Daarin zullen zij die grondtransacties moeten doen.
De grond die nu van het Rijk is en van de gemeente wordt en waar het Rijk dan weer
onderdoor mag, zullen ze allemaal met elkaar moeten regelen. Ook het Rijk brengt in, zij
het dat dat niet zo veel is. Mocht het onverhoopt toch misgaan, dan is het goed dat de
financiële consequenties van zo’n enorm project bij Rijk en gemeente gezamenlijk
terechtkomen. De banken en andere private ondernemingen moeten nu deelnemen in de
NV Zuidas. Dat kan ook nauwelijks van hen gevraagd worden als een beleggingsobject,
maar de gemeente heeft hen naar zijn mening wel nodig. Hij denk niet dat de overheden
dat alleen moeten doen. Ze zijn nodig voor twee dingen: het voorfinancieren van de
aannemers en het garanderen dat ze de grond van het Dok afnemen. In ruil voor de
financiering kan de aanleg van de ondergrondse infrastructuur in het consortium worden
gebracht. Het voordeel van het erbij betrekken van banken is dat het risico van de
verkoop van de grond het risico is van het ontwikkelen van een stuk Amsterdam. Daarbij
moeten die banken absoluut betrokken worden. Zij zijn ook bereid om mee te doen. Zijn
inschatting is anders dan die van de heer Olij. Die banken voelen een maatschappelijke
verantwoordelijkheid. Als ze echter op dit moment meedoen in een nv met een belegging,
dan zullen ze alles wat ze erin stoppen meteen moeten afschrijven volgens de Baselse
regelingen. Als ze daarentegen gaan investeren in het stapelen van stenen waarbij het
rendement altijd langdurig is, komen ze in een andere positie waarin ze zich meer op hun
gemak voelen. Zijn voorwaarde daarbij zou zijn dat het project als één geheel wordt
aanbesteed en dat een hoofdaannemer het totale risico neemt. Daarmee moet een aantal
nationale of internationale aannemers uitgenodigd worden om dat aan te leggen, zoals
het Zuidasbureau het allemaal bedacht heeft. Daarmee ontstaat dan concurrentie tussen
aannemers. Dan gaat het weer niet over het oprichten van een nv, maar het maken van
het Dok. Daar was het allemaal om te doen. Eigenaren van de vervoersmodaliteiten
moeten dan meedoen met die opdrachtgevers, stad en staat, en daar kan altijd een
special purpose vehicle van gemaakt worden, zoals dat nu ook gebeurt bij de Tweede
Coentunnel, de HSL-Zuid. Dat is een bestaande methode van werken die vrij normaal is
in Nederland. Dan gaat er niet opnieuw een nv opgericht worden en iets nieuws bedacht
worden met alle gevaar van dien voor het betalen van leergeld.
De heer
OLIJ
merkt op dat de heer Van Drooge zegt dat de gewone werkwijze
gevolgd moet worden. Dat is de hele discussie. Men kan zeggen dat men uitstekend in
staat is in deze stad om grote projecten te doen. Het probleem is dat hier moeilijk geknipt
kan worden. Wat deze stad doet met zijn actieve grondbeleid is dat de stad altijd
bouwrijpe grond levert. Zegt de heer Van Drooge nu dat de stad dat in dit geval niet doet,
maar dat de tunnel door de marktpartijen voor hun risico gebouwd moet worden?
De heer
VAN DROOGE
beaamt dit en zegt daar tegelijkertijd bij dat het gaat om
een consortium van aannemers en banken, waarbij ze het project in één keer aannemen.

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
18
Daardoor worden de banken in een andere positie gebracht, namelijk niet als
aandeelhouder in de nv maar als financier van de aannemer.
Volgens de heer
OLIJ
zegt de heer Van Drooge dat de gemeente in feite niets
meer doet. Het meest risicovolle van het project is het maken van die tunnel. En het
volgende risico is de vraag of de grond boven het Dok wel afgezet kan worden. Tegen de
banken en tegen de aannemersconsortia wordt gezegd dat zij dat gaan doen voor hun
risico. Als het project veel duurder wordt, hebben zij een probleem. Als in de tussentijd
ook de wereldmarkt instort en er geen behoefte meer is aan kantoren in Amsterdam–Zuid,
dan is dat ook hun probleem. Hij vraagt of de heer Van Drooge denkt dat consortia bereid
zijn daarop in te stappen, terwijl zij een enorm risico moeten nemen. Als de aanneemsom
bekend is, komt er een go/no-go-moment. Tot die tijd hoeft de gemeente helemaal niets te
doen. Als de aanneemsom bekend is en gunstig uitvalt conform de interne berekeningen,
dan is het risico te overzien, tenzij men het risico nog steeds te groot vindt dat halverwege
de tunnel veel duurder wordt. Spreker snapt niet waarom de heer Van Drooge denkt dat
de problemen in zijn constructie opgelost zijn.
De heer
VAN DROOGE
antwoordt dat bij de bouw van de tunnel door Het Groene
Hart gesproken werd over een bedrag van 2 à 3 miljard euro. Daarbij heeft het Rijk de
aannemers gevraagd aan te geven wat het moest kosten. Daar waren geen opbrengsten
bij. Degene die uiteindelijk die aanbesteding won, was het bedrijf dat zei dat hij één tunnel
zou bouwen met een betonnen muur in het midden, waardoor hij zoveel goedkoper zou
zijn dat hij het voor de bouwprijs van het Rijk zou kunnen realiseren. In de concurrentie
tussen verschillende aannemers lagen er vier prijzen op tafel en degene die tot de leukste
en goedkoopste oplossing kwam, won die aanbesteding. Wat de gemeente nu doet is dat
zij met zijn allen gaan zitten dokteren hoe het allemaal gemaakt moet worden, waardoor
de creativiteit van de aannemers er uitgehaald wordt. Dan is de gemeente naar zijn
mening bezig om de hoogste prijs te krijgen.
De heer
OLIJ
denkt niet dat het zo werkt. Hij wil daar nog een keer apart over
doorpraten met de heer Van Drooge.
Volgens de heer
VAN POELGEEST
kan op die manier de aanbesteding worden
beschouwd als een slimme procedure, waarin door concurrentie het beste ontwerp boven
komt. Het gaat echter om risicoallocatie. Is in de opvatting van de heer Van Drooge de
bouwer die een slimme oplossing heeft bedacht en de aanbesteding wint daarna ook
verantwoordelijk voor alle risico’s die aan de bouw verbonden zijn?
De heer
VAN DROOGE
is dat absoluut van mening
.
Volgens de heer
VAN POELGEEST
is een van de redenen waarom de banken
nu aanhikken tegen de huidige businesscase dat zij het risicoprofiel eigenlijk hoger
inschatten dan de gemeente dat zelf tot dusverre heeft gedaan. Die aannemer neemt die
risico’s over en klopt aan bij de banken om te financieren. Het is de vraag van de
wethouder hierbij waarom die bank wel de risico’s financiert op het moment dat een
aannemer erom komt vragen en nu niet bereid is om daar risicodragend in te gaan zitten
via zo’n nv.
Daar zijn volgens de heer
VAN DROOGE
twee redenen voor. Allereerst: bij het
investeren in de Zuidas is in feite sprake van een belegging, waarbij gekeken wordt naar

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
19
het rendement en niet naar het beleggen in stenen. Ten tweede kan hij niet de invloed
uitoefenen om samen met een aannemer te kijken wat de beste oplossing is. Dus op het
moment dat je hem bindt aan de aannemer, dan gaat hij wegen wat de reputatie van de
aannemer, het consortium is. Hoe gaat hij dat doen? Wat heeft hij voor berekeningen
gemaakt? Daarmee zal hij proberen de risico’s te verminderen. De risico’s die nu nog
ingebakken zitten in de nv en waarvan hij moet geloven dat dat goed zal gaan. Dat is
ontzettend lastig.
De heer
OLIJ
wijst erop dat op het moment dat de aannemer bij de banken staat,
weer dezelfde discussie geldt met de basisafspraken betreffende risico nemen et cetera.
Dat gaat dan nog jaren duren. De banken zijn daar helemaal niet op geëquipeerd.
Volgens de heer
VAN DROOGE
berust de stelling dat banken geen risico willen
nergens op. Die bank wil best risico nemen, maar zo goed mogelijk kunnen inschatten wat
de risico’s zijn en die risico’s wil hij zo goed mogelijk kunnen beïnvloeden.
Volgens de heer
OLIJ
kan het oprichten van de nv wel of niet met de banken
uitgesteld worden tot men weet wat de aanneemsom is. Op dat moment weet je wat het
risico is, behalve als het tegenvalt gedurende de uitvoering van het werk. Bovendien weet
je niet of je de grondopbrengst haalt.
De heer
VAN DROOGE
denkt – afrondend - dat dit overwogen zou moeten
worden. Hij is het niet eens met de heer Olij dat de banken er niet bij betrokken moeten
worden. Hij denkt dat dat op een andere manier zou moeten. Hij denkt dat men daarmee
concurrentie heeft tussen aannemers en niet tussen banken. De gemeente wil iets
bouwen en er de creativiteit van de banken bij halen. Dat zou spreker verstandig vinden.
De constructie die bedacht is voor de NV Zuidas als een publiek-private samenwerking
lijkt wel goed, omdat het nieuw is. Hij denkt echter dat daar op dit moment iets ingebakken
zit wat er uitgehaald zou moeten worden. Als dat zou gebeuren, zou er geen leergeld
betaald hoeven te worden aan weer iets nieuws. Hij denkt dat het reuze belangrijk is om
zich als gemeente Amsterdam te realiseren dat grote risico’s wat zouden moeten worden
teruggebracht.
De heer
MANUEL
is van mening dat de heer Van Drooge een beetje fout zit,
omdat als men een aannemer vraagt dit te doen als één project en de twee risico’s zich
voordoen tijdens het project, dan komt men in dezelfde situatie terecht als waarvan
sprake is bij de Noord/Zuidlijn en dan wordt er meestal heronderhandeld en worden de
kosten toch weer richting de staat of gemeente geschoven. Of de aannemer gaat failliet.
Hij denkt dat de heer Olij wat al te zeer op de lijn van de oude socialisten zit om het alle-
maal zelf te willen gaan doen. Op zich is het idee heel goed om de Zuidas als een pu-
bliek-private samenwerking op te zetten. Daar is D66 erg van gecharmeerd. Hij kan zich
herinneren hoe in de vorige periode de heer Brinkman aanschoof en aangaf dat de aanleg
van een dok te realiseren viel. Als men echter dingen extra wilde, moest men het zelf
financieren. Met dat model is de gemeente aan de slag gegaan en hij denkt dat de SP
een punt heeft waar aangegeven wordt dat men de mogelijkheid van een dijk vergeten is.
Ook D66 zou graag plaatjes zien die tonen hoe de Zuidas eruit gaat zien. Hoe
zien de plinten van de gebouwen er dan uit? Hoe beleef je zo’n straat in de Zuidas? D66
maakt zich daar zorgen bij. Ook D66 wil graag een gemengde stad. Hij zegt nog dat hij de
sociale woningbouw op de Zuidas wil, hoewel de leden van D66 daar anders over

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
20
beginnen te denken. Men kan zich afvragen of die bewoners van de sociale woningbouw
daar wel gelukkig mee wordt gemaakt. Tenslotte wordt het woonmilieu op de Zuidas
superduur. Misschien moet er voor die woningbouw ook sociale huur voor winkels
berekend gaan worden. Hij houdt hierbij reserves. Wat de parkeerproblematiek betreft
hoort hij graag van de wethouder hoe hij omgaat met de financiële consequenties van het
opheffen van de zesduizend parkeerplaatsen.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
vraagt of D66 nu voor of tegen het schrappen van
die zesduizend parkeerplaatsen is.
De heer
MANUEL
antwoordt dat hij uit het feit dat er zoveel
openbaarvervoermogelijkheden zijn, afleidt dat al die parkeerplaatsen niet nodig zijn. Die
ruimte is er, dus mochten die plaatsen in de toekomst toch nodig zijn, dan kunnen ze altijd
alsnog worden toegevoegd. Hij zou een voorstander zijn van het reserveren van die
ruimte voor
De Noodat doel.
rd/Zuidlijn stopt nu bij de Zuidas. Volgens hem is er vorig jaar een motie
van D66 aangenomen, waarin verzocht werd om een onderzoek naar het doortrekken van
de Noord/Zuidlijn naar Schiphol als bijdrage aan de levensvatbaarheid van het Dok. Hij
heeft ook begrepen dat de tunnels doorgetrokken worden, zodat in een later stadium de
rails kunnen worden aangebracht. Hij krijgt deze veronderstelling graag bevestigd door de
wethouder.
De reden dat D66 nog steeds voor de Zuidas was is dat hem verteld werd dat als
banken en het bedrijfsleven bereid zijn mee te doen in de samenwerking, men er zeker
van kan zijn dat de risico’s goed ingeschat zijn en dat de gemeente hier geen tweede
Noord/Zuidlijn gaat aanleggen. Als die private partijen nu aangeven dat zij een andere
risicoverdeling willen, dan gaat D66 twijfelen. Echter, als de heer Olij zegt dat het 4,5
miljard euro gaat kosten en we daarbij een tekort van 1 miljard hebben, dan gaat D66 heel
erg hard twijfelen. Om die reden wil D66 zich nog niet uitspreken over het dokmodel.
Wethouder
VAN POELGEEST
zal niet alle vragen beantwoorden en de heer
Herrema ook niet. Zij zullen op hoofdlijnen reageren. De overige vragen worden de
komende weken beantwoord, zodat op 11 juni a.s. die antwoorden ter beschikking aan de
raad staan.
Misschien is het goed om te beginnen met de vraag of er alternatieven voor het
Dok zijn en wat het alternatief, de dijk, zou betekenen. Er komt spoor bij. Het Rijk wil
viersporigheid maken tussen Schiphol en Almere. Het college denkt overigens dat dat een
wijs besluit van het Rijk is. Dat leidt wel tot meer ruimtebeslag op de Zuidas. Al met al zou
het allemaal net passen. Bovendien zijn er geluidseisen, fijnstofeisen enzovoort. Dat zou
enorme geluidschermen vergen die 10 m uit de pui van ING en ABN AMRO zouden
staan! Hij hoopt dat men er hier gauw uit is dat men dat niet wil. Stedenbouwkundig wil
men dat niet, maar men wil het ook niet voor de omwonenden. Het is gewoon niet goed
voor de stad; daarom begrijpt hij niet dat de heer Ivens toch kiest voor de dijk. Volgens
spreker is die dijk een onding en zou het goed zijn om dat eens hardop tegen elkaar te
zeggen.
De heer
OLIJ
lijkt het niet verstandig om te gaan roepen dat een dijk een onding
zou zijn. Hij denkt dat men eerlijk moet zijn en moet zeggen dat als men er niet uitkomt en
als Verkeer en Waterstaat vasthoudt aan de vreemde optie en inzet van de dijkreferentie
en niet meer geld geeft, dan komt er een moment dat er gezegd moet worden dat als hij
gelooft in een dijkreferentie, hij zijn gang moet gaan. Dan heeft Verkeer en Waterstaat

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
21
een groot probleem. Als men er helemaal niet uitkomt, kan er ook voor gekozen worden
om een tweede ring aan te leggen. Er kan ook voor gekozen worden om geen
viersporigheid aan te leggen. Het lijkt hem nogmaals onverstandig om nu te zeggen dat
het allemaal onder de grond komt te liggen.
De
wethouder
herneemt zich met te stellen dat hij het een onding vindt. Hij denkt
overigens dat de heer Olij het daarover met hem eens is. Dan de risico’s en het issue van
de financiering en hoe dat allemaal gaat. Er wordt wel eens vergeten dat er in de hele
opzet van het project is nagedacht over hoe de risico’s beheerst kunnen worden en
gepositioneerd kunnen worden zodat er voldoende actoren zijn die er belang bij hebben
om die risico’s te beheersen. Dat banken kennelijk niet bereid zijn om op deze
businesscase te bieden betekent nog niet dat de risico’s niet beheersbaar zouden zijn.
Het zou ook wel eens zo kunnen zijn dat de banken denken dat als zij op dit moment heel
hard roepen dat de gemeente niet bereid is om te bieden, die businesscase nog wat
verbetert in het voordeel van de banken. Dat relativeert of het nu absoluut waar is dat het
risicoprofiel van hetgeen nu voor ligt veel te hoog is. Daarom zijn er ook in het voortraject
hier naar toe risicoanalyses uitgevoerd. Het zijn natuurlijk allemaal modelmatige
berekeningen, maar een van de centrale conclusies in de rapportage is dat de kans dat
de blauwe stip optreedt 5 tot 10% is. Dat is gezegd door een vrij gerenommeerd bureau.
Zeer essentieel voor de risicobeheersing is dat eerst nog de aanbesteding wordt
doorlopen. De grote onbekenden zijn de kosten die gemaakt moeten worden om de
infrastructuur onder de grond te brengen. De aannames daarover zijn gemaakt door
onafhankelijke bureaus en op basis van vele jaren ervaring met dit soort projecten. Als die
aanbesteding is doorlopen en dat kan allemaal op een heel slimme manier worden
georganiseerd, dan ligt er een aanbestedingsresultaat dat natuurlijk ook niet voor de volle
100% het definitieve getal oplevert. Het levert wel een zeer hoge mate van zekerheid voor
wat de kosten zullen zijn. Op dat moment treedt er een go/no-go-moment in. Dan kunnen
partijen beslissen om toch niet mee te doen. Dat wordt nu te veel in de discussie vergeten
– niet hier, maar vaak op andere plekken. Hij denkt zelf dat het bekend worden van het
aanbestedingsresultaat een cruciaal moment is. Op het moment dat beslist wordt een nv
te beginnen, moet men het niet als een theoretische mogelijkheid zien om eventueel niet
mee te doen, maar moet het als een reële mogelijkheid gehouden worden. Hij denkt zelf
dat dit een van de cruciale fouten is geweest in het dossier van de Noord/Zuidlijn. Dan
nog even over de risicoperceptie. Hij hecht eraan nog even te zeggen dat de
bouwtechniek zegt dat het hier geen ingewikkelde techniek is. De ingewikkeldheid zit hier
in de bouwlogistiek: de treinen en de auto’s moeten tijdens de bouw door blijven rijden. Er
moet voor een strategie worden gekozen waarin die risico’s het best ondervangen zijn.
Het college heeft gemeend dat in de opzet zoals deze nu voor ligt dat voldoende is
gedaan. Dat is bovendien nog eens door externen gevalideerd en zij komen tot
aanvaardbare risico’s. Dan de actuele discussie. Er is aanleiding om nog eens goed te
kijken naar hoe men die infrastructuur nu precies wil doen. Dat heeft met die
viersporigheid te maken. Dat leidt ertoe dat er bij Verkeer en Waterstaat aarzeling bestaat
om hun definitieve bestelbon door te geven. Alles wat het ministerie daarna nog aan
wensen heeft gaat op hun kosten. Het kan allemaal later, maar dan moet het ministerie er
wel het geld voor meebrengen. Dat betekent dat ze daar heel aarzelend zijn. Het
ministerie wil weten hoe SAAL gaat ontwikkelen. SAAL loopt van Schiphol tot Almere en
zij kunnen zich afvragen of hetgeen op die lijn gebeurt op de hoogte van de Zuidas wel
het wenselijke is. Het ministerie vraagt zich daarvan af hoe zij de zekerheid heeft dat zij
daar de goede spullen krijgt. Zij heeft daar de drang om veel meer zelf aan het stuur te

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
22
zitten. Daarom denkt het college dat het verstandig is dat nog eens gekeken wordt hoe
die infrastructuur qua risico’s en verantwoordelijkheden verdeeld wordt. Dat is ook een
beetje naar aanleiding van het advies van Credit Suisse. Dit element is een van zijn
conclusies, maar juist ook met de overwegingen zoals hij die zojuist heeft gegeven. Die
gesprekken zouden nog moeten beginnen.
De rekensommen van de heer Olij, daar zal schriftelijk antwoord op gegeven
worden. Nog iets over de benadering, waarbij de heer Olij aangeeft dat de gemeente veel
doet en die andere partijen niet. Hij is het erover eens dat de inhoudelijke vraag of men dit
project wil ook wel eens geagendeerd kan worden. Daar de gemeente de ambitie had om
de stad mooier en beter te maken en de spullen onder de grond te brengen, moest de
gemeente andere partijen eerst ook zo gek krijgen dat zij die spullen ook onder de grond
wilden brengen. Wat er ook in de propositie staat: men kan elkaar ermee feliciteren dat
het niet alleen Amsterdam is dat inmiddels vindt dat het om allerlei redenen verstandig is
om die spullen onder de grond te brengen. Er zijn dan ook andere overheidspartijen die
bereid zijn daarin te investeren. De gemeente investeert daar zelf ook in. Tegelijkertijd
weten we ook dat als die spullen in de grond worden gebracht, de grondopbrengsten ook
wat hoger zullen zijn dan wanneer die dijk wordt aangelegd. Het maken van het Dok
genereert extra opbrengsten in die flanken en het is dan ook legitiem dat men die erin
stopt. Men zou ook kunnen zeggen nog iets extra’s te willen doen, want ook met een
dijkmodel zou de gemeente er nog aan verdienen. Dat is een politieke keuze die in deze
raad al eerder is gemaakt. Er is een x-bedrag overheidsgeld beschikbaar. We denken nog
extra op het Dok te kunnen verdienen, maar dat is nog niet helemaal zeker. Dat doet men
op andere plekken in de stad ook. Dat heet dan een grondexploitatie. In dit geval heeft het
college geoordeeld dat het dragen van het risicoprofiel te groot is om dat als stad
helemaal voor eigen rekening te nemen. Daarom wil het college het risico van de
grondexploitatie gaan delen. De overweging moet daarom niet zijn dat de gemeente er al
zo veel in stopt en anderen er daarom ook geld in zouden moeten stoppen. Hij denkt dat
men er nooit van uit moet gaan dat private partijen dit soort projecten voor honderden
miljoenen euro’s gaan subsidiëren. Dat is ook niet de vraag die hun wordt gesteld. Die
vraag is wel of zij risicodragend willen meedoen, zodat de gemeente zelf minder risico
heeft en er anderen zijn die wel degelijk risico lopen. Natuurlijk willen zij voor dat risico iets
terug. Wat hun teruggegeven wordt, zijn ontwikkelposities. In deze propositie heeft het
college geprobeerd infrastructuurrisico’s in relatie te brengen tot aantrekkelijke
ontwikkelposities. Dat bij elkaar leidt tot een pakket waarvan private partijen kunnen
zeggen die risico’s daarom wel of niet te nemen. Zij moeten dezelfde afweging maken als
de gemeente, want ook de gemeente wordt straks aandeelhouder voor 20%. Het college
vindt dat een aanvaardbaar risico. Daarin gesterkt door al die externe rapporten. Het lijkt
erop dat die banken dat niet vinden en dat kan, zoals gezegd, met twee motieven te
maken hebben, namelijk dat zij wat anders tegen die infrastructuurrisico’s aankijken of dat
zij het verstandig vinden om nog een rondje te onderhandelen.
De blauwe stip is, zoals de heer Olij dat ziet, nogal absoluut dat als er 350 miljoen
euro extra doorheen gedraaid is, waarvan dus 70 miljoen euro van de gemeente, 70
miljoen euro door de staat en 210 miljoen euro van de private partijen, dan stappen die
privaten er heel makkelijk uit en moet er simpelweg 210 miljoen euro afgeboekt worden.
En dat was het dan. Het is nog maar de vraag of ze dat op dat moment zullen doen, want
dan zijn ze die ontwikkelpositie kwijt. Als het perspectief dan is dat alle partijen dan nog
20 miljoen euro moeten lappen, zodat het wel allemaal gemaakt wordt, dan gaan die
banken op dat moment opnieuw rekenen. Die 350 miljoen bijstortverplichting is in de
propositie nu een absolute grens, maar dat zal in de praktijk niet als absolutie grens

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
23
functioneren. Dus het is nog maar de vraag hoe dat uiteindelijk gaat. Hij is van mening dat
dat iets anders zal lopen.
Een aantal stedenbouwkundige onderwerpen.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
vraagt bij interruptie of de wethouder kan zeggen
wat hij vindt van het verzoek van de heer Olij om een onderzoek te doen naar een
samenwerking met alleen het Rijk en niet met de private partijen daarbij.
De
WETHOUDER
is van mening dat er over een dergelijk onderzoek pas een
uitspraak kan worden gedaan op het moment dat het helderder is hoe die infrastructuur
nu precies vorm gaat krijgen. Er lagen al wat open punten en dat besluit over OV SAAL
komt daarbij en dat betekent dat de gemeente in de komende weken met Verkeer en
Waterstaat gaat praten. Zijn verzoek aan de raad is dan ook voordat men zich uitspreekt
in welke richting dan ook eerst af te wachten wat die gesprekken met Verkeer en
Waterstaat gaan opleveren.
De heer
OLIJ
heeft in zijn bijdrage een dertiental moties aangekondigd afhankelijk
van de beantwoording. Deze blijven voorlopig staan. Die moties komen pas op 25 en 26
juni 2008. Als de wethouder voor die tijd meer duidelijkheid kan geven over dit punt, dan
is dat meegenomen.
De heer
VAN DROOGE
vindt het lastig te reageren op zaken die kabinet zijn. Hij
wil eerst nagaan op welke manier daar mee omgegaan moet worden.
De
WETHOUDER
gaat verder met allereerst nog op te merken dat het gaat om
een groot stuk stad dat nog lang gaat duren. De neiging bestaat nu sterk om precies te
weten hoe dat eruit gaat zien. Dat gaat zo niet in de praktijk. Het is voor iedereen zoeken
naar de minimale voorwaarden die op dit moment moeten worden vastgelegd. Er zijn een
aantal dingen die moeilijk vast te leggen zijn, maar waarbij er wel is geprobeerd er in te
voorzien dat er een procedure is waarbij de Zuidasonderneming altijd weer bij de
gemeente terug zal moeten komen. De borging zit hem niet alleen maar in het stellen van
eisen en het vastleggen van minimumnormen, maar ook in het vastleggen van spelregels,
waardoor de zekerheid bestaat dat een aantal discussies weer terugkomt aan tafel. Het
viel hem op dat er weinig is gezegd over de samenwerkingsovereenkomst. Als daar nog
vragen over zijn, ontvangt hij die graag.
Dan de plintfuncties. Spreker denkt dat dat een van de lastigste dingen is om vast
te leggen. Wat in de plinten mogelijk moet zijn, kan in het bestemmingsplan worden
vastgelegd. Het vastleggen van huurprijsniveaus is ingewikkeld. Aan de andere kant is het
zo dat op het moment dat de keuze is gemaakt om er ook meer woningen in onder te
brengen om het meer een complete stad te maken, er ook een markt zal zijn voor bakkers
en hij ziet niet in waarom mensen op de Zuidas drie keer zo veel voor hun brood zouden
willen betalen als verderop in de Beethovenstraat. Naarmate er meer functiemenging in
het gebied gebracht wordt, zal het effect zijn dat dit soort dagelijkse winkels iets meer
kans zal hebben. Dat kan via de menging vastgezet worden. Hij zal verder schriftelijk nog
specifieker terugkomen op de menging. In ieder geval zal er gewerkt worden met boven-
en ondergrenzen. Dat betekent niet dat elk gebied precies hetzelfde in elkaar zit, maar
wel dat er geen enkel gebied is dat eenzijdig is samengesteld.
Waarom is de sociale woningbouw een module? Dat komt uit het verleden en de
afspraken die toen gemaakt zijn. Het Rijk heeft daarbij aangegeven dat er bij het Dok van

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
24
uitgegaan moest worden dat daar de marktconforme grondprijs uit zou komen. Als de
gemeente daar toch sociale woningbouw zou willen, moest de gemeente zelf het verschil
bijpassen. Daar komt die module vandaan. Het voorstel van het college is om die module
wel te kopen. Een deel van u zegt dat het weggegooid geld is. Op het moment dat dat
gezegd wordt, krijgt dat een verdere strekking dan alleen voor de Zuidas. Spreker maakt
zich er sterk voor dat er ook andere gebieden zijn in de stad waar per vierkante meter in
die benadering eenzelfde bedrag wordt gesubsidieerd. Hij zou die mensen willen uitdagen
aan te geven of zij ook in die gebieden vinden dat de sociale woningbouw eruit moet
wegens de hoogte van de subsidie. Als het hier geldverspilling is, dan is het ook op
andere plekken geldverspilling.
De vraag over de vierkante meters en de constatering dat het er weer meer
geworden zijn en hoe dat komt. Dat heeft vooral te maken met optimalisaties in Ravel en
in de VU. Ook dat zal schriftelijk nader gespecificeerd worden. Het feit dat het college dat
wel voorstelt heeft ermee te maken dat het aanvaardbaar gevonden wordt in die
gebieden. Bovendien wordt het ook gewenst geacht om op deze openbaarvervoersknoop
te verdichten daar waar het gaat. Het idee van de programmabonus berustte op het idee
dat een deel van dat extra volume gerealiseerd wordt in die flanken. De oude afspraak
was dat au fond perdu een bedrag zou worden overgedragen aan de nv. Als de
grondopbrengsten in de flanken hoger zouden zijn, dan zou daarover van de eerste 100
miljoen 50 miljoen euro aan de nv worden overgedragen en 50 miljoen euro aan de
gemeente. Het is de stelling van het college geweest nu wel die flanken te hebben
ingebracht, maar daarmee ook die optimalisatiemogelijkheden, waarvan de gemeente in
de oude afspraken de helft zou hebben gekregen op grond waarvan nu iets terug gewenst
wordt. Daar is die programmabonus uit voort gekomen. Hij gaat daar zo expliciet op in,
omdat er anderen zijn die denken dat de gemeente een voordeeltje gegund wordt. Dat is
dus niet zo. Voor de toekomst denkt het college dat het verstandig is dat als zich
optimalisatiemogelijkheden voordoen, niet onmiddellijk de stad en de staat tegenover
elkaar staan. Natuurlijk moet de raad in de toekomst ook in vrijheid kunnen beslissen over
de vraag of die optimalisatie via het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt of niet.
Mee te profiteren door iets toe te staan, is volgens de wethouder verstandig om ervoor te
zorgen dan men in de toekomst niet altijd alleen maar tegenover elkaar staat als dat soort
issues zich aandient.
De heer
OLIJ
wil weten of de wethouder nog iets gaat zeggen over de
maximering van het aantal vierkante meters.
De
WETHOUDER
begrijpt dat de heer Olij bovenop wat nu wordt voorgesteld, 2,7
miljoen euro, een maximum wil stellen. Hij zou daarover moeten nadenken. Hij kan zich
voorstellen dat de heer Olij zegt dat nu even te doen, maar dan kan er in de toekomst een
moment aanbreken dat die onderneming zegt een zo’n geweldige kans te hebben, niet
alleen qua opbrengstenmaximalisatie, maar ook stedenbouwkundig en voor de stad, dat
de onderneming daar opnieuw met de gemeente over wil praten of men toch niet bereid is
om dat toe te staan. Hij kan de opmerking zo begrijpen dat de heer Olij vindt dat de
onderneming op dat moment bij de gemeente terug moet komen en dat de gemeente op
dat moment opnieuw de afweging kan maken. Of is het voorstel van de heer Olij ervoor
bedoeld om het bij wijze van spreken in beton te gieten en het nooit aan de orde te laten
komen?
De heer
OLIJ
antwoordt dat de gemeenteraad natuurlijk maar over vier jaar gaat.
Bestemmingsplannen moeten iedere tien jaar herzien worden. Het ligt voor de hand dat

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
25
als dat nu afgesproken wordt, het best over tien jaar zo kan zijn dat die onderneming een
heel goed verhaal heeft en tegen de dan zittende gemeenteraad zegt er nog eens over te
willen praten. Dan wordt het automatisme dat momenteel gaande is van steeds maar
meer vierkante meters opgeheven. Hij zou het daarom in het bestemmingsplan willen
regelen. Het is tenslotte altijd mogelijk om het bestemmingsplan weer te wijzigen en dan
heeft de gemeenteraad weer meer grip op het verhaal, ook in de toekomst, want daar
gaat het om.
De heer
MANUEL
vraagt de heer Olij nog eens aan te geven waarom hij dat
plafond aan die vierkante meters wil. Wat is zijn probleem bij het toenemen daarvan?
De heer
OLIJ
antwoordt dat als er nu niets wordt afgesproken, de raad dat gebied
weggeeft voor twintig jaar. Dan kán het geld een belangrijkere rol gaan spelen dan de
stedenbouwkundige kant. Dat geeft ook structuur aan de Zuidasonderneming en is in feite
de manier waarop het altijd gebeurt, alleen hier gebeurt dat niet.
De
WETHOUDER
constateert dat de heer Olij spreekt van automatisme, terwijl
het vaak wel inhoudelijke keuzen en kansen zijn geweest, omdat extra verdichting ook tot
meer kwaliteit kan leiden. Hij vindt het iets te makkelijk om te zeggen dat het alleen maar
gedaan is om de rekensom rond te krijgen.
Op de artikel 19-zaken wordt schriftelijk gereageerd samen met het projectbesluit
als nieuwe, kwetsbare figuur. Hij wil ook nog even erover nadenken of er een
bestemmingsplan moet worden gemaakt.
De heer
OLIJ
is verbaasd dat de wethouder daar nog over wil nadenken. Dit is
een principiële en fundamentele aangelegenheid. Dit land kent niet voor niets een
bestemmingsplan en er wordt in deze zaak al veel te lang gewerkt met artikel 19-
procedures. Het projectbesluit is geen goede manier van werken. Hij vindt dat de
wethouder nu gewoon moet aangeven een bestemmingsplan te gaan maken. Er moet
immers wel een kader en structuur gegeven worden, want het wordt uit handen gegeven.
De
WETHOUDER
antwoordt dat er sowieso altijd een bestemmingsplan moet
worden vastgesteld. Ook het projectbesluit is een publieke beslissing. Daarmee is het dus
niet uit handen gegeven. Waarom hij aarzelt nu meteen ja te zeggen, is de vraag wat er
gebeurt in de concrete praktijk van de gronduitgifte.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
wijst erop dat het ook invloed heeft op de inspraak
en dat hoort zij de wethouder niet zeggen.
De
WETHOUDER
komt er schriftelijk op terug.
Hij gaat verder met de parkeerplaatsen. Hij denkt wel dat men zich moet
realiseren dat het over achttien jaar het allemaal klaar is. We zitten hier op misschien wel
de best ontsloten plek van Nederland. Het idee is dat er niet morgen ineens allerlei
parkeerplaatsen verdwijnen; het idee is dat er door de jaren heen minder plaatsen
gerealiseerd worden. Dat is een soort uitspraak over wat voor soort men wil. Het is
eigenlijk een kwaliteitsvraag. Het college is van mening dat het nu duidelijk moet zijn over
die ambitie. De benadering waarbij dit gereduceerd wordt tot een centenkwestie doet
daaraan tekort. Er liggen hier juist kansen om de ‘model split’ nog beter te maken dan
deze is. Een van de middelen om hierin invloed aan te wenden is door het autogebrek

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
26
minder aantrekkelijk te maken. De manier om dat te bereiken is het aantal
parkeerplaatsen te beperken. Een andere optie zou zijn de verkeerstarieven. Daarmee is
het van de kant van het college een keuze om die ‘model split’ te willen en rustig in de tijd
minder parkeerplaatsen te realiseren en niet op de manier om daarmee de parkeerdruk in
de aangrenzende gebieden op te voeren. Dat zal in de loop van de tijd nog allerlei
uitwerkingsissues opwerpen en die komen hier dan ook ter sprake.
De heer
VAN LEEUWEN
wijst erop dat men sinds decennia bezig is om bij
mensen de knop om te krijgen wat het gebruik van de auto betreft. Hij hoopt dat hier meer
onderbouwing wordt gegeven aan het streven ten aanzien van het autogebruik. Welke
zekerheid heeft men en wat zijn de gevolgen als de visie van de wethouder niet blijkt te
kloppen?
De
WETHOUDER
antwoordt dat de ervaring van de laatste decennia heeft
geleerd dat als er veel asfalt aangelegd wordt, dat juist veel verkeer creëert. Juist de
keuze om in bestaande steden te verdichten is een van de lessen die men van het
verleden geleerd heeft. Er is ook gezegd dat het kwam als een duveltje uit een doosje,
maar er is ook aanleiding om dit nu te doen. Sinds de Utrechtboog is gemaakt is het
aantal reizigers dat station Zuid aandoet bijna verdrievoudigd. In de praktijk blijkt dat alle
eerdere modellen gelogenstraft zijn. Dat is ook de aanleiding voor het college geweest
ook de volgende stap te durven zetten, omdat dat blijkbaar de grote kwaliteit van dit
gebied is. Daarom de keus ernaar te streven over een periode van twintig jaar op 20%
minder auto’s uit te komen. Dat is een keuze mede op basis van de ervaringsfeiten. De
Zuidasonderneming bestaat niet, dus die kan niets vinden, maar er zijn wel
commissarissen van een Zuidasonderneming in oprichting en die zijn het daar in eerste
instantie niet mee eens. Zij vinden dat als de gemeente dat nu vindt, er een extra tram
moet komen die ons in staat stelt om in de flanken, waar nu nog wel die parkeerplaatsen
worden aangelegd en in de toekomst wellicht zullen verdwijnen, andere functies te
maken. Het is niet zo absoluut dat zij er altijd tegen zijn, maar zij wijzen wel op het
financiële nadeel in de huidige businesscase, maar als het gedaan wordt, dan moet er
eigenlijk iets anders tegenover staan.
De heer
VAN LEEUWEN
heeft naar de verkeerseffectrapportage gekeken. Er
staat in dat de afname van parkeerplaatsen met zesduizend de parkeerdruk in
Buitenveldert en Oud-Zuid negatief zal beïnvloeden. Er staat ook dat er een oplossing
voor het stadsdeel gezocht moet worden. Die oplossing staat er niet in als dit nu besloten
wordt.
De
WETHOUDER
is van mening dat ook de overige raadsleden nog eerst de
kans moeten krijgen om het rapport te lezen en dat er bovendien iets anders staat,
namelijk dat als het zonder flankerende maatregelen wordt uitgevoerd, er een probleem
ontstaat.
De heer
OLIJ
vraagt of zij de brief van de commissarissen kunnen krijgen.
De
WETHOUDER
zegt deze brief toe. Ten aanzien van de voetbalvelden is het
hem duidelijk dat dat commissiebreed gedragen wordt.
De heer
MANUEL
komt terug op het vorige punt. Hij wil weten hoe de kosten van
de reductie van de parkeerplaatsen zich verhouden tot de gehele propositie. Wie betaalt
het verschil?

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
27
De
WETHOUDER
geeft aan daar wat anders in te staan, want als het als een
rekensom wordt gepresenteerd, zouden er tienduizend plekken bij gedaan moeten
worden om die 100 miljoen euro weer te vinden. De schattingen daarover hebben ook te
maken met de vraag in hoeverre meters die nu voorzien zijn voor parkeren nog voor
andere dingen zijn te gebruiken, waardoor daar nog wat grondopbrengsten uit komen. Dat
is een onbekende in die rekensom. Door de tweede onbekende wordt meer kwaliteit
gecreëerd waardoor die gronduitgiftes hoger zijn. Dat is altijd een bron van speculatie,
waardoor spreker de stelling van de commissarissen wat schimmig vindt. Die stellen dat
het gewoon 90 miljoen euro kost. Dat is te kort door de bocht.
De heer
MANUEL
vraagt of die 90 miljoen een van de knoppen is. Betaalt de
gemeente dan dat bedrag?
Dat is niet de stelling van de heer
VAN POELGEEST.
Geredeneerd vanuit de
onderneming is men niet alleen verantwoordelijk voor de grondopbrengst van de
parkeerplaatsen, maar ook voor de kwaliteit die daar wordt gerealiseerd. Hij vindt daarom
dat het gewoon onderdeel hoort te zijn van de propositie en het meer een kwalitatieve
keuze is. Al zullen er ongetwijfeld anderen zijn die dat anders zien.
De heer
OLIJ
wil toch nog even terugkomen op het geld. Hij meent dat de
wethouder nu heel schimmig over hogere grondprijzen begint te praten. De raad kan
echter ook zeggen dat de ambtenaren het allemaal niet goed berekend hebben en 10%
doen op de aannames van de grondprijs in de geheime stukken. Dan ziet het er allemaal
een stuk beter uit. Wat de wethouder zegt is dat de gemeente een magere businesscase
krijgt, namelijk 229 miljoen euro winst. Daar schiet de wethouder nu 90 miljoen euro uit en
vervolgens zegt deze daar nu even niet over te zeuren, omdat hij denkt dat daardoor de
grondprijzen gaan stijgen, omdat het nu veel mooier wordt. In de garages kan ook nog
een Albert Heijn komen en dan zit het allemaal weer goed. Dan kunnen er nog wel acht
voetbalvelden in geduwd worden, want daar wordt het nog groener van en dan gaan er
nog veel meer yuppen komen op de fiets en wordt het een goudmijn. Dus we doen nog
eens 10% bovenop dit grondprijs. Wat moet spreker nu doen met die businesscase?
De
WETHOUDER
antwoordt dat het niet zit in de voorliggende businesscase. Het
gaat hier om een wens van het college en hopelijk later ook van de gemeente
Amsterdam. Het is aan de raad om te bepalen of dat gewenst is of niet. Als de raad meent
dat acht extra voetbalvelden leiden tot veel meer kwaliteit en hogere grondopbrengsten,
dan weerhoudt dat de raad er niet van om dat erin te amenderen. Als de raad dat echt
vindt, moet hij daarbij dus ook een overweging maken in hoeverre men in de eigen
redenering gelooft. Als men vindt dat minder parkeerplaatsen in dit gebied gewenst zijn en
dat alleen maar benadert als een boekhoudsommetje, dan moet de raad het niet doen.
Volgens de heer
VAN LEEUWEN
is de vraag wat de dekking is van die 90
miljoen euro.
De
WETHOUDER
meent dat hij uit en te na verklaard heeft waarom hij de keus
maakt en de vraag is of de commissie die keus ook wil maken.
De Strawinskylaan. Er zat iets in alsof het een overval was, constateert hij. Zo
was dat naar zijn mening absoluut niet bedoeld. Er wordt al jarenlang over gespeculeerd

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
28
en het is nooit expliciet gemaakt. Het is een keus geweest van het college om die
discussie daarover boven water te tillen en expliciet te maken. De motieven daarvoor
hebben alles te maken met maaiveldstad, hoewel ook die keus een aantal problemen kent
die een oplossing behoeven. Dat heeft met doorstroming, maar zeker ook met het
fietsverkeer te maken. Dat moet dus ook concreet en goed worden uitgewerkt. Pas dan
weten we of het echt kan. Het college wil snel een start maken met het uitwerken, maar
niet met de bedoeling dat de realisatie ervan bij wijze van spreken overmorgen al voor ligt.
Het zou betekenen dat het nog minstens een jaar duurt voordat er een plan ligt waarop de
raad ja of nee kan zeggen. Als de raad al a priori zegt daar niet aan te beginnen, dan gaat
het natuurlijk niet gebeuren. Hij denkt echter dat er allerlei redenen zijn waarom het
verstandig is om het wel te doen. Die redenen zijn gelegen in drie dingen. Het heeft
ermee te maken dat de raad maar ook bewoners hebben gezegd een voorkeur te hebben
voor een zuidelijke ontsluiting voor de auto’s van die wijk. Dat betekent dat het talud aan
de Beethovenstraat al naar beneden zal moeten. Ten tweede heeft het te maken met een
parkeergarage waar een technisch ingewikkeld verhaal achter zit dat spreker schriftelijk
zal uitleggen. Die parkeergarage ligt nu tegen de dijk aan en moet verplaatst worden
onder de Strawinskylaan. Daarmee is rekening gehouden met lijn 5. Ook daar zal hij nog
schriftelijk op ingaan. De laatste overweging is dat als de raad er niet voor kiest, de
ontwikkeling in het noordelijk deel van de Zuidas voorlopig even stilstaat tot het Dok is
gerealiseerd, want het is dan heel erg lastig om daar te schuiven met ruimte en dingen te
verbeteren. Het college vindt het belangrijk in het plan dat het wil uitwerken concreet te
maken hoe het eruit zou komen te zien en hoe aan een aantal issues tegemoet kan
worden gekomen, maar ook om dat te koppelen aan het realiseren van de Irenegracht en
aan die tussenstrook waar nu ook voor een deel gebouwen staan die helemaal niet zo
aantrekkelijk zijn. Dat moet zijn neerslag krijgen in een beeld dat mensen ervan overtuigt
om het toch maar te doen. Het enige wat het college vraagt is de vrijheid om dat in het
komende jaar te gaan uitzoeken.
Afronding: op de grachten zal hij schriftelijk ingaan. Die plannen hebben grote
consequenties en dat zal inzichtelijk gemaakt worden. Omgevingsmanagement is nodig.
Er gaat heel veel gebeuren in dat gebied en dat is een punt van zorg. Het
beeldkwaliteitplan gaat voor de zomer en ook snel na de zomer niet lukken, tot zijn grote
spijt. Het zit vast aan ‘welstand’. En waar het de vraag betreft of het daarbij gaat om
ontbindende voorwaarden denkt hij dat dat wel meevalt, omdat ‘welstand’ een expliciete
publieke taak is en die gebouwen worden niet allemaal volgend jaar gebouwd, bij wijze
van spreken. Het is wel een belangrijk stuk, omdat het dingen tastbaarder maakt. Over de
winkels en de Kamer van Koophandel en MKB merkt hij op dat het college het in zijn
beleving op een goede en nette manier gedaan heeft. Als de raad echt vindt dat de Kamer
van Koophandel en MKB er een zwaardere stem in moeten hebben, dan moeten daar
voorstellen voor gedaan worden. Wat de borging van de duurzaamheid betreft, wijst hij
erop dat het duurzaamheidsplan nu voor ligt. In de voordracht is al eniger mate
geprobeerd die duurzaamheid te borgen. Er moet nog nagegaan worden of het
duurzaamheidsplan goed in die voordracht zit.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
vraagt of de wethouder dat in het bouwproces
meeneemt.
De
WETHOUDER
zegt dat toe.

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
29
Wethouder
HERREMA
denkt dat het goed is de aan het begin van de avond
uitgereikte verkeerseffectrapportage goed te bestuderen om daar desgewenst in de
volgende ronde nog op terug te kunnen komen. In dat rapport zijn namelijk wel een aantal
aannames gemaakt, bijvoorbeeld dat de Noord/Zuidlijn is doorgetrokken naar
Amstelveen. In de tweede helft van dit jaar is de ombouw van dat deel van de
Noord/Zuidlijn klaar. Dan moet er besloten worden of men het gaan doen, hetgeen voor
hem geen discussie behoeft. Daarna zullen de middelen ervoor vrijgemaakt worden en
zullen de onderhandelingen met het Rijk starten. Eventuele problemen kunnen zich
voordoen bij de fasering van de aansluiting. Het zou ook naadloos kunnen verlopen. Die
discussie over het doortrekken van de Noord/Zuidlijn staat zeker de tweede helft van dit
jaar op de agenda van de raad. Een volgende aanname betreft de uitbreiding van het
tramnet. Ook de interne ontsluiting van de Zuidas is een belangrijk element. Dat station is
een scharnierpunt voor het hele project. Het is een overstapmachine, maar de grote kans
voor de mobiliteit die op een goede, kwalitatief hoogwaardige manier moet worden
vormgegeven. Stations zijn de iconen van projecten en dat is geen tegenstelling, maar
juist iets wat gecombineerd moet worden. Een busvoorziening (geen busstation) moet op
een betere en dynamische manier geïntegreerd worden. Het moet wel onderdeel worden
van dat mobiliteitscentrum. De bijdrage van de stadsregio is deels afhankelijk van de
vraag of het op een goede manier wordt ingepast en vormgegeven.
OV SAAL is een aanleiding om nog eens goed te kijken naar een aantal
uitgangspunten voor de organisatie van het hele project. OV SAAL is een vers besluit en
betekent dat er heel veel treinen bij gaan komen. Het uitgangspunt is spoorboekjeloos
sporen. Dat betekent ook dat er serieus naar gekeken moet worden om daar minder
parkeerplaatsen te realiseren, want als er ergens een plek is waar zoveel ov beschikbaar
is, dan is het daar wel. Daarom past het ook in de duurzaamheidsdoelstelling van dit
project dat men daar een serieuze opgave in ziet. In de verkeersstudie zijn er ook een
aantal beelden van weergegeven. Mobiliteitsmanagement is cruciaal. Daar kan niet snel
genoeg mee begonnen worden. Er is ook al mee begonnen. Het is belangrijk de traditie
goed neer te zetten samen met de ondernemers naar oplossingen van het
mobiliteitsprobleem van hun werknemers te zoeken. Dat moet ook duidelijk maken dat het
reduceren van het aantal parkeerplaatsen een verantwoorde keuze is.
Er wordt over sociale woningbouw gesproken. Hij wijst erop dat in heel veel
buurten gevraagd wordt het percentage sociale woningbouw terug te schroeven, omdat
het college meer gemengde keuzen wil maken. Daarbij wordt altijd gezegd dat nieuwe
wijken wel altijd voldoende sociale woningbouw hebben. Het project kan geïsoleerd
bekeken worden en beoordeeld op de kosten, maar als het gaat om minder sociale bouw
in de wijken, dan is het naar zijn mening reëel om sociale woningbouw in nieuwe wijken
ook te realiseren om die toegankelijkheid te garanderen. ‘Sociaal’ kan ook betrekking
hebben op studenten.
Mevrouw
BUURMA-HAITSMA
herinnert eraan dat het debat over de woningen
op de Zuidas al eerder gevoerd is. Het college stelt dat het een ongedeelde stad wil. Er
komen woningen in het topsegment en er gaat bovendien geprobeerd worden om die
sociale woningen erbij te krijgen. Het blijft echter zo dat er een groot gat tussen zit, want
er is geen oplossing gevonden voor het middensegment.
De heer
HERREMA
antwoordt dat die oplossing meer in de koopkant gezocht
moet worden. Als de raad vindt dat er van de koopwoningen een bepaald percentage van

Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Concept Raadscommissieverslag,
29 mei 2008
ROW
30
het middensegment moet worden, dan moet de raad dat aangeven. Dat kost ook geld
overigens.
De heer
OLIJ
vraagt de heer Herrema of hij in dat geval dan die module zou
kopen. Misschien is het wel een goede vraag, meent hij, om te vragen wat een module
middensegment van de VVD kost. Dat zou wel eens veel meer kunnen zijn dan 23 miljoen
euro.
De
VOORZITTER
vat samen dat hierover dan wellicht een vraag komt van de
VVD.
De heer
KLOMP
gaat in op het door de heer Olij aangedragen punt van de
profielen, 50-30-15. Er is bij het opstellen van de visie wel gekeken naar de profielen,
maar we zijn er niet letterlijk in opgenomen. Er is wel gekeken naar de ideale straatmaat.
Daar kan op twee manieren naar gekeken worden. Eén is volgens de
stadstraatsystematiek, waarbij dus niet uitgegaan wordt van het aantal auto’s dat men
kwijt moet en wat er dan nog overblijft voor een fiets- of voetpad. Dan kom je op een
bepaald profiel. Ten tweede kan gekeken worden naar de bouwhoogte, die in dit geval
hoger kan zijn dan in de omgeving gebruikelijk is. In de verhouding stad:straat kan er in
dat geval, om toch nog de uitstraling te krijgen van een geborgen stadstraat, sprake zijn
van bredere straten dan in de omgeving het geval is. Dat kan dan gaan om 45 m brede
straten met tram-, auto-, fiets- en parkeerfaciliteiten. Dat is breder dan het winkelgedeelte
van de huidige Beethovenstraat. Door de hogere wanden kunnen wel overeenkomstige
verhoudingen van maatvoering gehanteerd worden. Het kan ook smaller (tot 25 m) bij het
weglaten van genoemde faciliteiten. Het gaat nu om de vraag om dit soort zaken nu vast
te timmeren of alleen de hoofdlijnen in tekst aan te geven. Dat komt nog na de zomer in
uitwerking.
De heer
WEERTS
vraagt de wethouders of het college de conceptnota van
ZuiderAmstel, ‘Zuidas accent’, hebben ontvangen. Zo ja, dan vraagt hij om een reactie
voor de behandeling in tweede termijn, zodat het in de discussie kan worden ingebracht.
Wethouder
VAN POELGEEST
weet dat op dit moment niet, maar als die nota er
is, zal er zodanig op geantwoord worden dat er in de tweede termijn over gesproken kan
worden.
De
VOORZITTER
sluit dit deel van de vergadering. Het is 23.20 uur.