Beantwoording vragen de heer Flos
Vraag 7
In het rapport van de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn staat op blz. 31
dat op 9 oktober 2002 de
raad het startsein gaf voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn voor een totaal
bedrag van 1 471.6
miljoen, inclusief risicoreservering. Ten opzichte van de subsidieaanvraag in
juni 1998, kwam het
projectbudget bij het go-besluit 61% hoger uit. Hoeveel procent hoger is dit
met inflatiecorrectie
daarbij afgenomen?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
Bij de aanvraag van de subsidiebeschikking in 1998 bedroeg het totale
projectbudget
910.7 miljoen (prijspeil 1997). Bij het go-besluit in oktober 2002
bedroeg het totale
projectbudget 1 471.6 miljoen (prijspeil 2002). Dit betekent dat het
project Noord/Zuidlijn bij
het go-besluit 61% duurder is geworden.
(Rapport Enquête Noord/Zuidlijn, pagina 251).
De
Enquêtecommissie Noord/Zuidlijn beschikt niet over de exacte cijfers
aangaande de indexatie
voor de periode 1998-2002. Wat vast staat is dat minimum 192 miljoen van
de kostenstijging in
deze periode toe te wijzen is aan indexatie. Dit betekent dat bij het
go-besluit het projectbudget,
exclusief indexering (dus tegen prijspeil 1997) bij benadering 1 280
miljoen bedraagt, dit komt
uit op een toename van de kosten over de periode 1998-2002 met 41 %.
Vraag 15
Op blz. 44 van het rapport van de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn staat
dat de absolute bijdrage
van de gemeente aan het project Noord/Zuidlijn in de periode oktober 2002 tot
2009 is
verviervoudigd, van 334.9 miljoen in 2002 naar 1360 miljoen in
2009. Wordt hier al rekening
gehouden met einddatum 2017 en is het bedrag van 500 miljoen van de
commissie Veerman
hier al in opgenomen? Een alternatieve berekening op basis van de laatste
prognose geschoond
voor de indexering komt tot een toename van de gemeentelijke bijdrage met
571 miljoen en
daarmee nog geen verdubbeling van de gemeentelijke bijdrage (met factor 1.8).
Deelt de
enquêtecommissie Noord/Zuidlijn deze berekening?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
In 2002 bedroeg de gemeentelijke bijdrage 334.9 miljoen, in 2009 bedroeg
de gemeentelijke
bijdrage 1360.2 miljoen (inclusief indexering). Dit betekent dat de
gemeentelijke bijdrage,
inclusief indexering, in de periode 2002-2009 is verviervoudigd. De
gemeentelijke bijdrage werd
berekend op het totaalpakket van harde projectkosten en risicofonds.
(Rapport Enquête
Noord/Zuidlijn, pagina 268-269)
.
De harde projectkosten (exclusief indexering) zijn in de periode 2002-2009 met
571.1 miljoen
toegenomen. Het risicofonds (exclusief indexering) is in de periode 2002-2009
met
296.7 miljoen toegenomen. Dit betekent een totale toename, exclusief
indexering, van 867.8
miljoen. Het merendeel van deze stijging (klein gedeelte werd door de voorziene
opbrengsten van
de parkeergarage gedekt) kwam ten laste van de gemeente. De gemeentelijke
bijdrage, exclusief
indexering, bedraagt in 2009 bij benadering dus 1 200 miljoen. Dit
betekent dat de bijdrage,
exclusief indexering, in de periode 2002-2009 bij benadering maal 3.5 is
gegaan.
(Rapport Enquête Noord/Zuidlijn, pagina 255 en pagina 258)
.
Zoals aangegeven in het rapport gaat het hierbij steeds over de prognose einde
werk, met andere
woorden, het bedrag dat de gemeente bij oplevering van het project
Noord/Zuidlijn bijgedragen
zal hebben. Het bedrag van 500 miljoen van de commissie Veerman is in
deze berekeningen
niet meegenomen.
Vraag 16
Op blz. 44 van het rapport van de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn staat
dat met het go-besluit
van 9 oktober 2002 de raad het officiële startsein voor het project
Noord/Zuidlijn gaf. Hierbij
werd uitgegaan van een einddatum van 2009 met mogelijke uitloop tot 2011. Er is
de stellige
overtuiging dat de raad bij het go-besluit wist dat de einddatum van het
project Noord/Zuidlijn
2011 zou zijn. Hoe kijkt de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn hier
tegenaan?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn
Bij het go-besluit in oktober 2002 werd 2008/2009 als einddatum voor het
project aangehouden.
Wel werd er in het risicofonds een reservering van 8 miljoen tot
10 miljoen getroffen om
stijgende organisatiekosten tengevolge van een uitloop tot 2011 op te vangen.
Dit werd vermeld
in de Raadsvoordracht van het go-besluit (d.d. 30 september 2002). Bestuurlijk
was het ten tijde
van het go-besluit al duidelijk dat het risico van de langere projectduur zich
zo goed als zeker zou
voordoen.
(Rapport Enquête Noord/Zuidlijn, pagina 252 en pagina 291)
Vraag 17
Op blz. 45 van het rapport van de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn staat
dat de stijging van de
bouwkosten in het project Noord/Zuidlijn voornamelijk het gevolg is van
meerwerk in de
complexe contracten in tegenstelling tot andere grote infrastructuurprojecten
in Nederland
waarbij de budgetoverschrijdingen in de eerste plaats veroorzaakt worden door
scopewijzigingen.
Verder staat dat deze claims op meerwerk voornamelijk (indirect) betrekking
hebben op de open
einden van deze contracten. Is deze conclusie correct? Op basis van het rapport
kan immers een
stijging van de bouwkosten (geschoond voor de index) van 242 miljoen
berekend worden. Ook
is op basis van het rapport af te leiden dat de open einden leiden tot een
overschrijding van 130
- 200 miljoen. Deelt de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn deze
berekening? Hoe verhoudt deze
overschrijding zich tot de gestegen bouwkosten aan de Vijzelgracht als gevolg
van fouten van de
aannemer? Hoe hoog zijn de kosten gerelateerd aan fouten van de aannemer bij
het station
Vijzelgracht (herstelwerkzaamheden (diepwanden en Wevershuizen), vertraging,
etc.)?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn
Scopewijzigingen zijn gedefinieerd als veranderingen in de projectdefinitie die
de aard en de
omvang van het project wijzigen. Bouwkosten zijn in het project Noord/Zuidlijn
met name toe te
wijzen aan meerwerk (herijking van ramingen door slechte contracten en een te
lage budgettering
alsook door tegenvallers in de bouw). Dit meerwerk is direct, maar vaak ook
indirect te wijten
aan de open einden in de contracten. Tijdens de openbare verhoren werd dit
bevestigd door de
toenmalige projectdirecteur. Hij gaf aan dat 90% van de claims voor meerwerk en
vertragingen
(indirect) verbonden zijn met de open einden in de contracten. (
(Rapport Enquête Noord/Zuidlijn,
pagina 261 en pagina 265)
De totale financiële gevolgen van de Vijzelgracht verzakkingen werden in
de prognose einde
werk 2009 (Q4 2008) geraamd op 117 miljoen. Van dit bedrag was bijna
80 miljoen toe te
wijzen aan vertragingen:
?
Vertragingskosten Diepe stations en Boortunnels: 27.6 miljoen;
?
VAT-kosten uitloop en versterking: 42.5 miljoen;
?
Vertragingskosten Centraal station: 6.5 miljoen;
?
Verhoogde kans op nieuwe claims met betrekking tot nadeelcompensatieregeling:
2.5 miljoen.
In welke mate deze kosten te relateren zijn aan fouten van de aannemers valt
buiten het
onderzoek van de Enquêtecommissie Noord/Zuidlijn.
Beantwoording vragen de heer van Drooge
Vraag 1
U schrijft op pagina 7 van het rapport dat het college vanuit haar actieve
informatieplicht aan de
raad gevraagd maar ook ongevraagd alle relevante informatie dient te
verstrekken, opdat de raad
haar controlerende taak uit kan oefenen. Bent u van mening dat de twee vorige
en het huidige
college aan deze actieve informatieplicht steeds heeft voldaan?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
De actieve informatieplicht geldt sinds 7 maart 2002, toen de Wet Dualisering
gemeentebestuur
in werking is getreden. Een analyse en oordeel over het al dan niet voldoen aan
de actieve
informatieplicht, is dus alleen vanaf dat moment mogelijk. Aan de actieve
informatieplicht is
sindsdien meermalen niet of niet voldoende voldaan en dit is in het rapport van
de
enquêtecommissie weergegeven. Zie pagina 96/97 waar het gaat om de
onvoldoende duiding van
informatie bij de go/no-go beslissing en de tekortschietende
informatievoorziening betreffende de
verzekering. Zie pagina 107 tot en met 110 waar het gaat om de tekortschietende
informatievoorziening over kosten en planning.
Vraag 2
U stelt op pagina 13 van het rapport dat de enquêtecommissie geen
onderzoek heeft kunnen doen
naar de rol die het Adviesbureau Noord/Zuidlijn heeft gespeeld. Heeft u een
verklaring daarvoor
gekregen? In hoeverre heeft dat de commissie gehinderd in het uitvoeren van
haar onderzoek?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
Er zijn grenzen aan de reikwijdte van een lokaal enquêteonderzoek. Een
lokale enquête
onderzoekt het bestuurlijk handelen en komt tot oordeelsvorming daaromtrent. De
rol die private
partijen hebben gespeeld wordt - en is ook in deze casus onderzocht voor
zoverre dat verband
houdt met het bestuurlijke handelen (de aansturing vanuit de gemeente).
Medewerking van
private partijen is op basis van vrijwilligheid. Met het Adviesbureau zijn
gesprekken gevoerd. De
enquêtecommissie acht haar analyses en bevindingen over het bestuurlijk
handelen robuust.
Vraag 3
De ringlijn is in 1997 geopend. Deze is op tijd en binnen budget geregeld. In
hoeverre heeft dat
invloed gehad op de besluitvorming?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
De enquêtecommissie heeft dit punt niet in haar onderzoek betrokken.
Vraag 5
Op pagina 18 staat dat in 2007 een CAR verzekering werd afgesloten die dekking
biedt voor
materiële schade aan het bouwwerk en aan bestaande eigendommen van
de opdrachtgever. Uit
het rapport blijkt echter ook dat een aparte verzekering is afgesloten voor de
machinebreuk. Hoe
verhouden deze twee verzekeringen zich, en waarom is er een aparte verzekering
afgesloten voor
de machinebreuk? Bij HSL en Betuwelijn gebeurde dit niet.
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
Een
CAR-verzekering
dekt
alle materiële
schade
aan
het
bouwwerk;
een
tunnelboormachineverzekering dekt de tunnelboormachine tegen materiële
schade als gevolg
van externe oorzaken (bv. aanrijding, inductie, foute bediening) en het eigen
gebrek van de
machine. Daar de aannemer verantwoordelijk is voor de werking van de
tunnelboormachine,
wordt de tunnelboormachineverzekering door de aannemer afgesloten. In de
projecten HSL en
Betuwelijn is er nooit sprake geweest van een tunnelboormachine.
Vraag 7
Op pagina 23 bovenaan stelt u dat na het principebesluit en ten behoeve van de
subsidieaanvraag
in 1998 vervoersonderzoeken voor de Noord/Zuidlijn werden ingesteld. Hierbij
valt op dat de
vervoerswaarde, (dus de opbrengsten) werd berekend op het volledige
tracé maar kosten voor de
subsidieaanvraag werd gebaseerd op het kerntracé. Dit werd niet
gecorrigeerd in latere
vervoersstudies. Dit schept uiteraard een vertekend beeld. Is een andere
conclusie mogelijk dan
dat hier sprake is van bewust gedrag?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
De enquêtecommissie heeft niet kunnen vaststellen of concluderen dat hier
sprake is geweest van
bewust gedrag. De consequenties waren echter wel groot: een kostendekkingsgraad
van 65% die
eigenlijk 45% had moeten zijn en daarmee onder de drempel van Verkeer en
Waterstaat zou zijn
uitgekomen (50%). Verkeer en Waterstaat heeft de vervoerswaarde geaccepteerd.
Vraag 8
Op pagina 25 stelt u dat het Rijk koos voor een lumpsumfinanciering omdat dit
zowel creativiteit
bij het zoeken naar kostenbesparingen en het goed houden van toezicht beloont.
Bent u van
mening dat het resultaat eerder is geweest: te veel creativiteit, en te weinig
toezicht?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
De enquêtecommissie heeft geconstateerd dat de onderhandelingen met de
aannemers tijdens de
laatste fase van het aanbestedingsproces hebben geleid tot het verschuiven van
grote risicos van
de aannemers naar de gemeente. Dit gebeurde in de vorm van aanzienlijke open
einden in de
contracten
in
de
vorm
van
stelposten
en
gemeenschappelijke
domein.
Deze
onderhandelingsresultaten werden gepresenteerd als kostenbesparingen. De
enquêtecommissie
plaatst dit echter ook in het licht van het ongunstige tijdsgewricht van de
aanbesteding. Het is
echter een bewuste keuze geweest van de Amsterdamse politiek om het go-besluit
op dat moment
toch te nemen. Het voorliggende besluit is niet goed intern getoetst, omdat de
ambtelijke diensten
daartoe niet waren geëquipeerd. Noch werd besloten een onafhankelijke,
externe toets uit te laten
voeren.
Overigens bedoelde de minister met het goed houden van toezicht het
houden van toezicht op
de bouw, om langs die weg kostenstijgingen te kunnen voorkomen/beheersen.
Vraag 9
Op pagina 25 stelt u dat na de beslissing voor de lumpsum, gedacht werd dat
Amsterdam genoeg
geld had om de risicos zelf op te vangen. Werd dat toen daadwerkelijk
gezegd of opgeschreven
of is dat uw reconstructie? Er staat ook dat Concern Financiën daar
negatief over adviseerde,
maar dat dit desalniettemin gebeurde. Hoe vaak is het voorgekomen dat het
College en CoFin van
mening verschilden betreffende de Noord/Zuidlijn?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
De enquêtecommissie heeft geen analyse gemaakt van de financiële
positie van Amsterdam
toentertijd en daar ook geen analyses van aangetroffen in de dossiers. In de
openbare verhoren is
echter door meerdere personen aangegeven dat de gedachte dat Amsterdam relatief
rijk was
zeker meespeelde in de afweging die verschillende collegeleden zelf en ook
collectief maakten
aangaande het vergrote risico voor Amsterdam als gevolg van de lumpsum
financiering. Concern
Financiën adviseerde inderdaad negatief over de lumpsum financiering aan
de wethouder
Financiën. Volgens betrokkenen gebeurde het ook in andere dossiers dat
Concern Financiën
negatief adviseerde over voorstellen. In het project Noord/Zuidlijn is
één ander belangrijk
moment te duiden waarop Concern Financiën (of althans de Financiële
Adviesgroep, waar
Concern Financiën onderdeel van uitmaakt) negatief adviseerde. De prognose
einde werk 2005
(Q4 2005).
Vraag 11
Op pagina 37 staat in conclusie 15 dat het project Noord/Zuidlijn bij het
go-besluit in 2002 niet
Herweijerproof was, maar dat het college wel aan de raad meldde dat het project
Herweijerproof
was. Hoeveel hoofdvoorwaarden telt het rapport van de commissie Herweijer? Deze
vraag lijkt
misschien een zijpad, maar is volgens de CDA fractie van groot belang: de raad
is verkeerd
geïnformeerd. De taak van de raad is nu om in te schatten hoe aannemelijk
het is dat dit een
vergissing betrof, of dat het waarschijnlijker is dat hier sprake is van
bewuste misleiding.
Vandaar deze vraag: hoe kleiner het aantal belangrijke voorwaarden van de
commissie Herweijer,
hoe aannemelijker dat de tweede verklaring van toepassing is. Zijn er notulen
of stukken bekend
waar dat werd onderbouwd of ondersteund, voorafgaand aan de uitspraak van het
college dat het
project wel Herweijerproof was? U concludeert dat het college over een
fundamentele eis van de
raad, een mededeling aan de raad heeft gedaan die niet strookte met de
werkelijkheid. Moeten wij
hieruit concluderen dat de raad bewust is misleid?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
De commissie Herweijer heeft 7 hoofdaanbevelingen geformuleerd (zie pagina 181
van het
rapport). Bij de enquêtecommissie zijn geen notulen of stukken bekend,
waarin in het kader van
de go/no-go beslissing expliciet een toets wordt gedaan op het al dan niet
voldoen van de
Noord/Zuidlijn aan de aanbevelingen van de commissie Herweijer. Wel is enkele
jaren eerder
(najaar 1998), door de toenmalige projectdirecteur in een notitie aangegeven
dat het project op
dat moment qua projectorganisatie niet (volledig) voldeed aan de aanbevelingen
van de
commissie Herweijer. In de openbare verhoren is door meerdere personen
aangegeven dat de
Herweijer-criteria een rol hebben gespeeld in het project
Noord/Zuidlijn, bijvoorbeeld bij de
initiële vormgeving van de organisatie. Het komt de enquêtecommissie
voor dat in het kader van
de go/no-go beslissing geen expliciete toets is gedaan in opdracht van het
college (naar
aanleiding van de eis van de raad) dat het project Herweijerproof moest zijn.
De
enquêtecommissie oordeelt niet dat de Raad op dit punt bewust is misleid,
maar wel dat op zijn
minst geen goed begrip bestond van wat de aanbevelingen van de commissie
Herweijer zouden
moeten betekenen in de casus Noord/Zuidlijn. Het college had bijvoorbeeld de
conclusie moeten
trekken dat budgetbewaking op basis van een zeer gedetailleerde
begroting (aanbeveling 5 van
de commissie Herweijer) in strijd was met de structuur van de contracten zoals
die waren
afgesloten voor de Noord/Zuidlijn (gemeenschappelijk domein, stelposten).
Vraag 15
Op pagina 47 stelt u dat het negatieve advies van de FAG niet werd voorgelegd
aan de raad. Acht
u dit een verzaking van de actieve informatieplicht van het college?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
Ja. Het is relevante informatie voor de raad dat er door de FAG schriftelijk
rechtstreeks aan het
college was gemeld dat men het niet eens was met de aan het college
gepresenteerde prognose
einde werk 2006 (Q4 2005). Het was de eerste keer dat de FAG zo nadrukkelijk
van zich liet
horen en haar standpunt op het niveau van het college heeft gebracht.
Tegelijkertijd geldt een
relativering: het verschil van inzicht in het college leidde tot het besluit
dat de bestendige
gedragslijn zou worden gevolgd (dus niet overnemen van advies van de FAG),
tenzij het verschil
van mening tussen de portefeuillehouder Noord/Zuidlijn en de wethouder
Financiën zou blijven
bestaan. Kort na de bespreking in het college volgden verkiezingen en werd de
financiële situatie
van de Noord/Zuidlijn nadien door nieuwe wethouders bekeken en werd een
kostenverhoging aan
de raad gecommuniceerd. Het verschil van mening bleef zodoende niet bestaan, en
daarmee was
het advies van de FAG van tafel. Toch weegt voor de enquêtecommissie door
dat de raad op de
hoogte moet zijn van dergelijke belangrijke kanttekeningen die bij prognoses
worden geplaatst.
Vraag 17
Risicos met een kans van 100% werden verschoven van het hard
projectbudget naar het
risicofonds, wat niet werd gemeld aan de raad of commissie. Is een risico met
een kans van 100%
nog wel te beschouwen als een risico?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
Een risico met een kans van 100% hoort in het harde projectbudget. Hier is
nadien ook door
ACAM op gewezen.
Vraag 20
Max Bögl maakte bezwaar tegen het niet verzekeren, en geeft daar vier
redenen voor. De
gemeente probeert dat te weerleggen, maar de enquêtecommissie zegt dat
Bögl volledig gelijk
heeft. Is de enquêtecommissie daardoor van mening dat claims van Max
Bögl aan het adres van
Max Bögl daarom juridisch aanzienlijk minder kans maken?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
De enquêtecommissie heeft het bestuurlijk handelen onderzocht en spreekt
zich niet uit over
claims van partijen betrokken bij de NZL.
Vraag 21
Wat vindt de enquêtecommissie van de 22 miljoen verzekeringsgelden ten
opzichte van het te
verrekenen bedrag van 1050 miljoen euro per gebeurtenis? Heeft de gemeente ooit
gedacht aan
een herverzekering van de eigen verzekering?
Antwoord enquêtecommissie Noord/Zuidlijn:
Het te verrekenen bedrag van 1 050 miljoen heeft betrekking op de
CAR-verzekering. Indien de
marktomstandigheden ten tijde van het go-besluit buiten beschouwing worden
gelaten, dan was
gezien de verzekeringspremie van de huidige CAR-verzekering ( 11.3
miljoen) het
verzekeringsbudget ( 22 miljoen) voldoende geweest. Toen bleek dat de
Noord/Zuidlijn niet
verzekerbaar was en de gemeente het risico zelf zou dragen, waren de bedragen
die in de
begroting waren gereserveerd ( 22 miljoen en 20 miljoen in het
weerstandsvermogen)
onvoldoende om grote risicos te ondervangen (zie pagina 309). De gemeente
heeft niet
overwogen om de eigen verzekering te herverzekeren. De Noord/Zuidlijn was niet
verzekerbaar -
de eigen verzekering van de gemeente (zelf-verzekeren) was überhaupt geen
verzekering - en
dus zeker ook niet herverzekerbaar.
|