Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Gemeenteblad
Raadsnotulen
R
1
Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum
20 januari 2010
Publicatiedatum
Avondzitting op woensdag 20 januari 2010
Voorzitter
: mr. M.J. Cohen,
burgemeester
, alsmede het raadslid mevrouw Willemse,
plaatsvervangend voorzitter
.
Raadsgriffier:
mevr. mr. M. Pe.
Verslaglegging:
Notuleerservice Nederland.
Voorzitter: mevrouw Willemse
De
VOORZITTER
heropent om 19.35 uur de ’s middags geschorste vergadering.
7A
Actualiteit van de raadsleden de heer Van der Burg, mevrouw Van der Garde,
mevrouw Van Doorninck, mevrouw Alberts, de heer Limmen en de heer Manuel van
19 januari 2010 inzake noodhulp aan Haïti (Gemeenteblad afd. 1, nr. 29).
De
VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van der Burg.
De heer
VAN DER BURG:
Ik kan het heel kort houden. In Haïti heeft zich een
enorme ramp voorgedaan. Een ramp die veel dingen die wij de afgelopen week hebben
gedaan erg relativeert. De lijsttrekkers van de zes grote partijen hebben in het afgelopen
weekend de hoofden bij elkaar gestoken en gezegd dat ook Amsterdam een signaal af
moet geven. Een van de plekken waar wij dat signaal af willen geven, is in de
gemeenteraad van Amsterdam. Nu is het zo dat lijsttrekkers geen voorstellen in kunnen
dienen, dat kunnen slechts drie van hen. Daarom hebben we besloten dat de zes
fractievoorzitters zullen voorstellen om als Amsterdam een gebaar te maken naar de
slachtoffers van de ramp. Daarom hebben wij deze voordracht ingediend. Daarnaast
zullen de politieke partijen morgen in het kader van de actie 555 in Amsterdam gaan
collecteren om ook op die manier onze steun te betuigen. Wij vinden bovendien dat het
noodfonds van de gemeente Amsterdam hiervoor opengesteld moet worden. Daarom
hebben wij deze actualiteit ingediend.
In de actualiteit spreken wij over een substantieel gebaar en hebben we een
suggestie gedaan. Ik weet dat er inmiddels ook in het college over is gesproken en dat de
burgemeester een voorstel hierover zal doen. Een voorstel dat weinig discussie op zal
leveren en waarmee wij het geheel en al eens kunnen zijn.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan burgemeester Cohen.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
2
Burgemeester
COHEN:
Dit is een uitstekend voorstel. Wij hebben gisteren in het
college ook over de situatie in Haïti gesproken. We hebben ook overleg gehad met
Rotterdam. Ons idee is om 1 euro per inwoner, afgerond op 750.000 euro, uit het
noodfonds ter beschikking te stellen. In de voordracht wordt voorgesteld om het bedrag
op giro 555 te storten. Ons voorstel is om dat niet te doen. Giro 555 is bedoeld voor
noodhulp. De VNG heeft een speciaal gironummer geopend dat bedoeld is voor projecten
in de wederopbouwfase waarbij ook gemeentelijke expertise kan worden ingezet. Ik neem
aan dat u het daarmee eens bent. Ik wil er nog één ding aan toevoegen. In het afgelopen
weekend heb ik contact gehad met de Stichting Haïti Contact. Dat zijn uit Haïti afkomstige
inwoners van Nederland die contact hebben met elkaar en voor wie het in deze tijd van
des te meer belang is dat ze contact hebben en die op de langere termijn steun kunnen
verlenen. Ons voorstel is om een beperkt deel van het geld eenmalig aan deze stichting te
geven zodat ze daarmee haar eigen organisatie kan opbouwen.
Misschien mag ik nog één opmerking maken. Mijnheer Van der Burg, u zei dat de
politieke partijen morgen gaan collecteren. Als u het goedvindt, dan zal deze burgervader
zich daarbij aansluiten.
(
Applaus
.)
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van punt
6
.
6
Voordracht van de enquêtecommissie inzake voorbereiding, besluitvorming en
uitvoering van de bouw van de Noord/Zuidlijn van 15 december 2009 tot vaststellen van
het rapport, instemmen met de conclusies en overnemen van de aanbevelingen van de
enquêtecommissie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 10).
De
VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Gerson.
Wethouder
GERSON:
Dames en heren van de raad, in de commissie heb ik
vorige week namens het college in hoofdlijnen een reactie gegeven op het enquêterapport
Noord/Zuidlijn. Daar wil ik vanavond ook weer mee beginnen, mede in het licht van de
bespreking die vorige week heeft plaatsgevonden en de discussie van vanmiddag. De
leden van de enquêtecommissie verdienen grote waardering voor al het werk van de
afgelopen maanden, het grondige onderzoek en het gedegen rapport dat zij tot stand
hebben gebracht. Het college wil ook nadrukkelijk de ondersteuning door de leden van de
griffie en het ingehuurde onderzoeksbureau noemen. De systematische wijze waarop de
enquêtecommissie de tekortkomingen bij de opzet en uitvoering analyseert en de
conclusies op een rij zet, zijn door het college hard en confronterend voor het
stadsbestuur genoemd. Het rapport laat zien dat er bij de voorbereiding en de aanleg van
de Noord/Zuidlijn veel fout is gegaan. Het is confronterend dat er zo veel is misgegaan.
Het is hard omdat de gevolgen voor de stad en zijn inwoners zo groot zijn. Laat er geen
twijfel over bestaan dat het college zich dat zeer aantrekt. Als bestuurders, maar evenzeer
als Amsterdammers. Als iemand die al 35 jaar voor de gemeente Amsterdam werkt, raakt
mij dat ook persoonlijk in het hart. Ik weet dat dit ook voor de rest van het college geldt.
We beoordelen de situatie in 2002 aan de hand van het rapport van de
enquêtecommissie. Dit rapport hebben wij – het college, maar ook uw vergadering –

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
3
nodig om conclusies te trekken. Dat heeft het college bedoeld met de woorden ’met de
kennis van nu’. Dat heeft voor verwarring gezorgd. Het waren niet de goede woorden. Ze
hebben een lading gekregen die niet bedoeld is. Het college wil nogmaals duidelijk
zeggen dat wij, met de enquêtecommissie, vinden dat het college in 2002 dit besluit niet
zo had mogen voorleggen.
Vanwege de ernst en de zwaarte van de bevindingen van de enquêtecommissie
heeft het college de verantwoordelijkheid in dit dossier nadrukkelijk gewogen. Daarbij is
ook het aftreden van wethouder Herrema betrokken. Het college was en is
verantwoordelijk voor het gehele verloop van het project Noord/Zuidlijn. De uitkomst van
deze weging is dat het college de verantwoordelijkheid voelt en neemt om het project op
een goede wijze verder te brengen. Over het go-besluit wil het college nog het volgende
zeggen. Het college heeft op basis van de informatie die toen voorhanden was het go-
besluit naar eer en geweten aan uw raad voorgelegd. Een grote meerderheid van uw raad
was destijds en is nu nog overtuigd van het nut en de noodzaak van de Noord/Zuidlijn.
Daarbij leefde toen het gevoel van een grote urgentie. Het besluit moest toen genomen
worden om geen unieke kansen verloren te laten gaan. Als u de notulen van het debat in
2002 erop naleest, dan komt dat allemaal weer terug. Dit college is zich ervan bewust dat
de Noord/Zuidlijn een complex dossier vormt waaraan risico’s verbonden waren en zijn.
Serieuze risico’s. Daarom heeft het vanaf de eerste dag een koers ingezet om het project
beheersbaar te krijgen en te houden. Van optimisme naar realisme. Die weg is met
resultaat en in samenspraak met uw raad onder dit college ingeslagen. De organisatie is
grondig verbeterd. Ik kom hier zo nog op terug. Het risicomanagement is uitgebreid en er
zijn veel aanvullende beheersmaatregelen genomen. Omwonenden, burgers en
ondernemers worden nauw bij de bouw betrokken. Toch zijn risico’s nooit helemaal op
voorhand uit te sluiten.
Het is nu 2010. De Noord/Zuidlijn is, ondanks alle tegenslagen, ongeveer voor de
helft klaar en over enkele maanden begint het boren. Het college heeft zich in zijn
schriftelijke beantwoording gericht op de aanbevelingen en op de manier waarop
Amsterdam in de toekomst grote, unieke projecten zoals de Noord/Zuidlijn moet
voorbereiden en uitvoeren. Dit wil, kan en moet Amsterdam in de toekomst beter doen.
Grote, unieke projecten horen immers bij een stad als Amsterdam. De discussie over de
wijze waarop, de voorwaarden waaronder en de vraag om welke projecten het gaat, wil
het college graag met de raad voeren.
Ik wil nu graag in hoofdlijnen ingaan op een aantal opmerkingen dat vanmiddag is
gemaakt. Ik heb er de volgende punten uit gedestilleerd. Het zijn opmerkingen over de
huidige staat van het project en over de prestaties van het college in de afgelopen
periode. Er zijn vragen gesteld over de vervoerswaarde. De risico’s van het boren zijn
uitgebreid aan de orde geweest. Er zijn opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over het
informatiemanagement. Daar wil ik op ingaan en ten slotte wil ik ingaan op de ingediende
moties.
Ik wil beginnen met een schets van de huidige stand van zaken bij het project
omdat ik dat heel belangrijk vind. Vooral mevrouw Alberts heeft zich hier uitvoerig over
uitgelaten. Het college respecteert het standpunt van de SP die een ander standpunt
heeft over het project Noord/Zuidlijn. Dat is bij de bespreking van het rapport-Veerman
uitvoerig aan de orde geweest. U hebt alternatieve voorstellen ingediend. Ze zijn
becommentarieerd, besproken en hebben geen meerderheid achter zich gekregen. Ik
waardeer het feit dat u weer naar voren brengt dat u een andere opvatting hebt over wat
er met dit project moet gebeuren. Ik respecteer dat, maar dat laat onverlet dat de manier
waarop u het project beschrijft daaraan naar mijn mening onrecht doet. Op dit moment is

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
4
er geen sprake van chaos, onbestuurbaarheid of wat dan ook. Ik wil dat graag op een
aantal punten toelichten omdat dit ook voor de stad en de organisatie van belang is. Die
punten zijn: de organisatorische aansturing van het project, de techniek en de risico’s en
de omgang met de omgeving.
Laat ik beginnen met de organisatie, waarbij ik praat over een periode die in 2006
is ingezet. De directie van het project bestaat nu uit vier geheel nieuwe mensen, onder
wie een financieel directeur en een technisch directeur die van Rijkswaterstaat afkomstig
is. De suggestie van de commissie om ook expertise van Rijkswaterstaat in te schakelen,
is al opgevolgd in de huidige samenstelling van de projectdirectie. De projectdirecteur
heeft
een
steviger
mandaat
gekregen.
De
projectdirectie
heeft
het
aantal
contractmanagers van acht naar vijf teruggebracht waardoor de aansturing van het project
aanzienlijk verbeterd is en de interfaceproblemen waarover veel gesproken is, aanzienlijk
zijn teruggebracht. Vervolgens is het rapport-Veerman verschenen met daarin een aantal
aanbevelingen. Een belangrijke aanbeveling ervan was om een projectcommissariaat in
te stellen. Dat projectcommissariaat is ingesteld. Ik kom er zo nog op terug naar
aanleiding van opmerkingen van de heer Flos. Laat ik dat trouwens meteen doen. Wij
hebben ook in de commissie over het projectcommissariaat gedebatteerd. Ik denk dat we
moeten constateren dat wij daarover van mening verschillen. Ik heb u horen zeggen dat
als de wethouder er erg aan hecht, het zijn besluit is. Ik hecht er erg aan. Niet alleen ik
hecht er erg aan, ook de huidige voorzitter van het projectcommissariaat hecht er erg aan
en alle leden van het projectcommissariaat hechten er erg aan. Dat laat onverlet dat in
een andere fase van het project of bij een ander project uw opmerking zeker waarde kan
hebben. Ik wil u echter verzoeken om mij nog even op deze manier te laten voortgaan. De
organisatie is op dit moment op directieniveau volledig bemand en volledig op orde.
Daarmee kom ik bij de stand van zaken op het gebied van de techniek, de risico’s
en de projectbeheersing. Over de projectbeheersing heeft mevrouw Van der Garde een
opmerking gemaakt. De bestaande contracten zijn heronderhandeld. De open einden die
erin zaten zijn dichtgeschroeid. Ik merk daarbij op dat de claims op de aannemer en het
adviesbureau nog lopen. Er is afgesproken dat wij het werk voortzetten. Als straks de
diepwanden echter geïnspecteerd worden en er op basis van een onafhankelijk oordeel
een mening over wordt uitgesproken, dan is het college nog in staat om de betrokkenen
daarover aan te spreken. Er is sprake van externe deskundigen. Dat is al eerder in deze
vergadering ter sprake geweest. Zij hebben heel intensief naar de risico’s gekeken en
hebben in twee instanties hun oordeel gegeven. Het technische proces is onvergelijkbaar
met drie, vier of vijf jaar geleden. Wij hebben u op basis van het rapport-Veerman een
voorstel gedaan over tweezijdig boren. Ook daaruit blijkt de nieuwe werkwijze. Over de
suggestie van de commissie-Veerman heeft het college in eerste instantie gezegd dat het
ons een verstandige suggestie leek, maar dat we er niet meteen ‘ja’ tegen wilden zeggen
zonder dat goed te bestuderen. In oktober 2009 hebben we een rapportage voorgelegd
van het projectbureau, getoetst door het projectcommissariaat, waaruit bleek dat we iets
anders te werk moesten gaan. Vervolgens is er nog een laatste oordeel over uitgesproken
en hebt u een rapportage gekregen die gebaseerd is op alle feiten en waarin wij
uitspreken dat het verstandig is om tweezijdig te gaan boren. Er is dus alert gereageerd
op een nieuwe suggestie. Deze is aandachtig en uitvoering onderzocht en zes maanden
later zeggen we dat we het op die manier kunnen doen, op basis van second en third
opinions.
Ten slotte de projectbeheersing. Mevrouw Van der Garde heeft gevraagd hoe het
daarmee staat. U weet dat wij de projectbeheersing af kunnen lezen uit de
kwartaalrapportages. Vooral in de Q4-rapportage die nu wordt voorbereid, rapporteert de

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
5
projectdirecteur over de mate van projectbeheersing. Daarbij speelt de benadering van de
commissie-Veerman, zijn onderbouwing van de risico’s, gekoppeld aan de risicodossiers
die bij het projectbureau bestaan, een grote rol. De Commissie voor Verkeer, Vervoer en
Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten heeft al een eerste
notitie gekregen over het verband daartussen. De projectdirecteur laat, anders dan
vroeger, zelf een interne audit verrichten op de Q4. Vervolgens gaat zijn Q4 met de
interne audit naar het projectcommissariaat dat een aparte middag heeft uitgetrokken om
het heel indringend te bespreken. Daarna gaat het totale pakket naar het college en met
het advies van het college naar u. Er is dus sprake van een driedubbele controle op de
projectbeheersing en ik heb er het volste vertrouwen in dat wij u straks een heel
afgewogen Q4 kunnen aanbieden.
Ten slotte de staat van het project en de aanbevelingen van de commissie-
Veerman die door uw vergadering in verschillende bewoordingen sterk zijn
onderschreven. Ik doel daarbij op de omgang met de omgeving. Meteen na het
raadsdebat op 1 juli 2009 zijn daartoe grote stappen gezet. U weet dat. Er is een
verbindingsregisseur aangesteld. Ook bij het projectbureau is er sprake van een totaal
andere benadering. Er is een herziening van de tegemoetkomingsregeling naar u
onderweg. Wij zijn in vergevorderd overleg met de schadecommissie over de
nadeelcompensatie die voor ondernemingen van groot belang is. Het beleid dat is
ontwikkeld is niet het beleid dat wij in de verordening hebben vastgelegd. In de
verordening staat alleen dat bedrijven die schade hebben zich tot de schadecommissie
kunnen wenden. De schadecommissie heeft daarvoor beleid ontwikkeld. Een van de
onderdelen ervan is dat voor bedrijven die zich na 2001 gevestigd hebben het beleid van
de schadecommissie inhoudt dat zij niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat ze
hadden kunnen weten dat het project in 2010 gereed was. De schadecommissie heeft al
in oktober 2009 in overleg met onze mensen zelf het initiatief genomen om het beleid bij
te stellen. Binnenkort komt zij met een voorstel om de compensatieregeling op te rekken
zoals wij allemaal willen. Wij overleggen met diverse buurtgroepen en ook met de
bewoners van de Vijzelgracht. Af en toe zijn er kleine incidenten over de vraag of men iets
wel of niet wist en over onze bedoelingen, maar als ik zelf met bewoners praat of als de
verbindingsregisseur met hen praat, dan wordt de sfeer ook door hen getypeerd als totaal
anders dan zes tot negen maanden geleden. Tot zover de staat van de organisatie.
Dat brengt mij vanzelf bij het tweede aspect, opmerkingen die vooral door de heer
Van Drooge zijn gemaakt. Hoe moeten we de conclusies 23 tot en met 27 beoordelen? U
hebt er nogal sterke woorden aan gewijd. Als ik aanhaak bij mijn schets van de stand van
zaken, dan kijkt het college er toch anders tegen aan. Het college heeft in 2006 een heel
belangrijk verbeterproces ingezet. U ziet dat in de conclusies weerspiegeld. Het college
geeft toe dat op het ene onderdeel sprake is van verbeteringen die al in 2007 zijn
gerealiseerd en op een ander onderdeel in 2008. Het college heeft zich in dat hele proces
absoluut integer gedragen. Er is geen sprake van het achterhouden van informatie. Het
college heeft zich zeer ingespannen om de gewenste verbeteringen tot stand te brengen.
De heer Van Drooge heeft ook de kwestie van de beïnvloeding van het ambtelijk
apparaat door de wethouder ter sprake gebracht. Daarbij is gewezen op het woord
‘snoeien’. Ik hecht eraan terug te gaan naar de basistekst in het rapport van de
enquêtecommissie. Ik lees u voor uit pagina 274: “De wethouder (lees toenmalige
portefeuillehouder Noord/Zuidlijn) heeft gevraagd om een gesnoeide prognose waarin de
circa 130 miljoen euro kostenstijging met ongeveer 20 miljoen euro wordt teruggebracht.”
Dat is weer een citaat uit een e-mail van een manager Financiën en Planning. Het rapport
vervolgt: “De portefeuillehouder Noord/Zuidlijn heeft hier tijdens zijn openbaar verhoor

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
6
over opgemerkt dat hij niet elke prognose automatisch de zijne maakte en kritische
vragen formuleerde richting het projectbureau Noord/Zuidlijn. Bij zijn weten werd de
kostenstijging niet naar beneden gehaald. Niettegenstaande werden de volgende….”
Daarna gaat het rapport verder. Daarover gaat het hier. Dat bedoelde ik vorige week ook
te zeggen. Het is een volstrekt normale praktijk dat een wethouder kritische vragen stelt
en het hem aangeboden materiaal niet automatisch tot het zijne maakt. Ik wil nog een
ander voorbeeld noemen. Ik wijs daarvoor op de huidige bezuinigingsoperatie of de
voorstellen waar het college aan werkt. Aan alle directeuren is gevraagd om zeer
drastisch te snoeien in hun begrotingen, tot 20% of meer. Daarmee wordt aangetoond
welke keuzes je kunt maken. Er is geen sprake van dat het ambtelijk apparaat hierdoor in
de problemen komt of wat dan ook. Het college werpt de uitlatingen van de heer Van
Drooge hierover ver van zich. Dat is absoluut niet aan de orde.
Dan kom ik bij het derde onderwerp, de vervoerswaarde. Ik heb er in de
commissie ook al het nodige over gezegd. Misschien kan ik het in deze zaal kort
herhalen. Ik heb gezegd dat datgene wat de enquêtecommissie hierover in haar rapport
schrijft juist is. Ik kan ook moeilijk iets anders zeggen, want de enquêtecommissie haalt
gewoon feiten aan. Zij schrijft dat de prognose indertijd een bepaald aantal passagiers
voor het jaar 2005 voorspelde. Als we aan het Gemeentelijk Vervoerbedrijf vragen hoe
groot het aantal passagiers in 2005 was, dan lag dat aanzienlijk lager. Dat constateert de
enquêtecommissie ook. Daaruit kunt u niet afleiden dat de prognose voor een specifieke
lijn als de Noord/Zuidlijn niet zou kloppen. Ik wil niet flauw doen, maar het valideren van
een prognose kan pas plaatsvinden als de lijn in bedrijf is. Niemand, noch het college,
noch iemand in deze zaal, kan voorspellen wat de passagiersaantallen op de
Noord/Zuidlijn in 2017 of 2018 zijn. Dat op de eerste plaats. Ik heb ook nog een meer
inhoudelijke onderbouwing. Als we de ontwikkeling van de passagiersaantallen bekijken,
wat is er dan aan de hand? Uit de cijfers is heel duidelijk te zien dat de bus en de tram
enigszins teruglopende aantallen passagiers laten zien. De metro, de Oostlijn en de
Ringlijn die in 1997 in dienst is genomen, laat zeer aanzienlijke stijgingen zien. Dat is ook
niet verwonderlijk, want helaas is de gemiddelde snelheid van bus en tram de laatste
jaren verminderd. Het Gemeentelijk Vervoerbedrijf wijst er regelmatig op. De reistijden
nemen toe. Daar doelde ik op, zonder kwaad te spreken over het Gemeentelijk
Vervoerbedrijf of zijn werknemers, toen ik zei dat de kwaliteit van de bus en de tram
achteruitgaat. De kwaliteit uitgedrukt in reistijd. Wat zien we bij de Ringlijn gebeuren?
Daarvoor zijn prognoses gemaakt. Uit de feiten blijkt dat een openbaarvervoermiddel dat
goed presteert de prognoses zelfs overtreft. U kent allemaal de klachten van mensen die
op het station moeten blijven wachten omdat de metro vol zit.
Tot slotte geef ik u enkele cijfers over rijtijden. Ik heb dat in de commissie niet
gedaan. Van het Centraal Station naar Station Zuid met lijn 5 in de spits duurt de reis nu
26 minuten. Met lijn 51 die een enorme omweg maakt, maar wel snel is, duurt de reis 16
minuten. Met de Noord/Zuidlijn is de reistijd nog niet gemeten, dat geef ik meteen toe. Met
een tamelijk grote mate van zekerheid kan ik zeggen dat de reis 9 minuten zal duren. Dat
zijn de verschillen in reistijd waarover we praten. Dat verklaart de totaal andere
aantrekkingskracht van de metro en de tram.
In dat verband is door mevrouw Van der Garde gevraagd naar de
kostendekkingsgraad. Daarover bestaat verwarring. Ik hecht eraan om er in deze
vergadering iets over te zeggen. Er is gesuggereerd dat de rapportage niet klopt en dat de
kosten van het korte tracé genomen zijn en de opbrengsten van het lange tracé. Ik heb
het na laten kijken en als u wilt, dan kunt u tabel 7.3 op pagina 29 van de rapportage
bekijken. Daarin staat heel uitdrukkelijk vermeld dat zowel kosten als opbrengsten zijn

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
7
toegerekend aan het korte kerntracé. Er is geen sprake van het vergelijken van
onvergelijkbare grootheden. De kostendekkingsgraad die indertijd is berekend, is dus
hetzelfde gebleven.
De risico’s van het boren. Ik heb in de commissie al betoogd, en wil het hier
herhalen, dat het college en ook ik persoonlijk niets liever hebben dan dat de discussie in
alle openheid wordt gevoerd, met alle gegevens en met alle deskundigen, met het
projectcommissariaat. Ik heb de aanbeveling van de enquêtecommissie begrepen op de
manier die vanmiddag nog eens door haar voorzitter, de heer Limmen, is uiteengezet.
Deze materie is een en andermaal in de vakcommissie besproken. Er is ook gevraagd of
de bevolking op de hoogte is. Ik kan u brochures laten zien die bij alle buurtoverleggen
verspreid zijn en waarin heel uitdrukkelijk op de risico’s wordt ingegaan. Ik vind het
niettemin erg belangrijk dat hierover in de stad geen misverstand ontstaat. Laten we de
discussie erover voeren. Mijn voorstel zou zijn, maar ik ben het presidium niet, om die
discussie op woensdag 10 februari 2010 te houden. Dat lijkt mij een prachtige dag, tussen
de raad en de commissie in, maar uw vergadering beslist erover. Wij zijn er klaar voor.
Het materiaal is beschikbaar. Ik heb u al een notitie toegestuurd die u rustig kunt
bestuderen. Ik stel voor dat wij de bijeenkomst beginnen met een paar presentaties en dat
daarna volop gediscussieerd wordt over alle punten die zijn aangeroerd. Wat kan er
gebeuren? Wat zijn de beheersmaatregelen? Hoe ziet een incidentenplan eruit? Al deze
zaken kunnen in alle openheid aan de orde komen.
(Mevrouw
ALBERTS:
Ik wil iets preciezer ingaan op het debat over het
boren. Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheid om alle opties nog eens de
revue te laten passeren? Dus ook het besluit om niet te boren. Of sluit u
dat bij voorbaat uit? Zegt u: we gaan zus of zo boren, maar boren doen
we?)
Ik volg hierbij de aanbevelingen van de enquêtecommissie. Dit is in dit debat niet
aan de orde. Het gaat erom inzicht te geven in de risico’s van het boren en hoe wij daarop
anticiperen. Dat is de opzet die de enquêtecommissie bedoelde en die ik volledig
onderschrijf. De discussie over wel of niet boren hebben wij in deze zaal op 1 juli 2009
uitvoering gevoerd aan de hand van het rapport van de commissie-Veerman. Het rapport
van de enquêtecommissie voegt aan die afweging niets toe. Dat kan ook niet zoals de
commissie zelf betoogde aangezien het rapport-Veerman geen onderdeel van haar
beraadslagingen was. Dit is dus het standpunt van het college.
(Mevrouw
ALBERTS:
U geeft een heel uitgebreid antwoord, maar het
komt erop neer dat u op 10 februari 2010 een groot propagandaverhaal
wilt houden over uw eigen besluit om te boren. U begint uw antwoord
echter met te zeggen dat u de conclusie van het enquêterapport
overneemt om een open discussie over het boorbesluit te organiseren. Ik
kan er niets anders van maken dan dat u op 10 februari 2010 een
nutteloze bijeenkomst gaat houden als u een deel van de discussie
uitsluit.)
Ik herhaal nog eens dat ik het voorstel volg dat vanmiddag nog eens door de
enquêtecommissie is verwoord. Er zit geen millimeter licht tussen. Er is absoluut geen
sprake van propaganda. Ik herinner u aan de kop in Het Parool die is geïnstigeerd door
informatie die door het college is vrijgegeven. Dit zijn de vijftien toprisico’s die op het
boren betrekking hebben. Mij lijkt dat we er voldoende over gezegd hebben. Ik heb in mijn
inleiding al gezegd dat u de discussie erover weer wilt voeren en dat ik uw standpunt
daarover respecteer. Dat is iets anders dan wat de commissie aanbeveelt en wat het
college gaat doen.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
8
De informatieverschaffing. In de commissie ben ik er ook al op ingegaan omdat
het op dit college betrekking heeft. Ik wil er twee dingen over zeggen. Wat de archivering
betreft, geeft het college volmondig toe dat de enquêtecommissie daar terecht op wijst.
Wij hebben inmiddels een tamelijk stringente verbeteractie in gang gezet. De
Archiefdienst is het geijkte orgaan om dat te controleren. Wij gaan ervan uit dat dit snel op
orde komt. Dat geldt niet alleen voor de projectorganisatie, maar voor elke gemeentelijke
organisatie. Ik wil verre van ons werpen dat hier sprake is van tegenwerking. Het
tegendeel is het geval. Het college en de betrokken ambtenaren hebben een zeer grote
inzet getoond om de commissie van materiaal te voorzien. Niet alleen zijn alle
kopieermachines ingezet, er is ook een aanzienlijk aantal extra uitzendkrachten ingehuurd
om dit werk te doen. Het college erkent daarbij dat wij niet hebben kunnen voldoen aan de
hoge verwachtingen van de enquêtecommissie. Dat zijn de feiten en het college geeft dit
volmondig toe.
Ten slotte wil ik erop wijzen dat het uiteindelijke oordeel van de commissie luidt
dat de kwaliteit van haar eindrapport niet heeft geleden onder de manier van
informatieverschaffing hoewel haar werk er misschien door vertraagd is, zo schrijft de
commissie. Verder is de briefwisseling in het rapport aangehaald waarin het woord
‘inmenging’ voorkomt. Dat is een ernstig verwijt. Het college is van mening dat van
inmenging geen sprake is. Het college heeft de enquêtecommissie juist willen helpen. Wij
hebben het nagevraagd bij de parlementaire enquêtecommissies op rijksniveau. Het is
een goed gebruik om getuigen, mensen die voor een enquêtecommissie verschijnen, te
helpen bij de voorbereiding. Het college heeft niets meer en niets minder willen bereiken.
Om dat goed te kunnen doen, hebben we de namen nodig van mensen die voor een
verhoor
opgeroepen
worden.
Het
college
betreurt het
dat
daarover
communicatiestoornissen ontstaan zijn. Wij respecteren het standpunt van de
enquêtecommissie en hebben, net als de enquêtecommissie, verder niets toe te voegen
aan de briefwisseling die in het rapport is opgenomen.
Ik wil ter afsluiting van mijn beantwoording nog opmerken dat ik het betreur dat ik
in onze eerste bijdrage vorige week niet duidelijk geweest ben. Ik wil het nog eenmaal
samenvatten. Het college onderschrijft de conclusies van de enquêtecommissie. Wij
hebben grote waardering voor de zakelijke wijze waarop de enquêtecommissie haar
conclusies heeft geformuleerd.
Daarmee kom ik bij de ingediende moties. De heer Van Drooge vraagt in zijn
motie nr. 31 om de directeurencarrousel niet meer van toepassing te laten zijn op de
ambtelijke organisatie. Het college wil deze motie ontraden. Ze is overbodig en schept
onnodig verwarring. Directeurenposities horen per definitie in de directeurencarrousel. Bij
elke vacature wordt op een verstandige manier bekeken of er geschikte kandidaten in het
interne circuit zijn. Zijn er geen geschikte kandidaten, dan wordt er extern geworven. In
dat opzicht is de motie dus overbodig.
Het college kan de motie nr. 33 van mevrouw Van der Garde positief
preadviseren. De motie nr. 34 van mevrouw Van der Garde verzoekt om op korte termijn
nadere voorstellen te doen over de verzekeringen. Ik heb begrepen dat er in sommige
kringen enige verwarring over is. Ik kan u zeggen dat het rapport van het externe
adviesbureau Aon dat iedereen hierover adviseert en ook het college in het verleden,
deze week wordt verwacht. Dat advies zal de reikwijdte van een verzekering aangeven en
ingaan op de vraag of het zin heeft om haar, al dan niet met terugwerkende kracht, af te
sluiten. U zou het een soort programma van eisen kunnen noemen. Ik moet het advies
zelf nog bestuderen. Vervolgens zal dit programma van eisen worden uitgezet bij een
aantal verzekeraars om erachter te komen onder welke voorwaarden, met name tegen

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
9
welke premie, verzekeraars bereid zijn om deze verzekering eventueel af te sluiten. Die
informatie leg ik natuurlijk aan uw raad voor, zoals dat ook in het verleden is gebeurd. Op
dat moment kunnen wij de afweging maken tussen de premie en het af te dekken risico.
Daarmee handelt het college geheel in overeenstemming met de aanbeveling van de
enquêtecommissie. Die schrijft niet dat we een verzekering moeten afsluiten, maar vraagt
om u een goed voorstel voor te leggen zodat u een afweging kunt maken.
Het tweede verzoek in deze motie is om op korte termijn de risico’s van het boren
aan de orde te stellen. Daar ben ik net al op ingegaan. Wat mij betreft is op korte termijn
inderdaad op korte termijn. Verder vraagt de motie om een nadere uitwerking van de
diverse elementen van de besluitvorming. Dat is in wezen wat het college zijn protocol
heeft genoemd en anderen de aanpak-Limmen of de aanpak-Herweijer of een combinatie
ervan. Het college onderschrijft dit. Dat blijkt ook uit onze reactie op de aanbevelingen.
Wij vinden het van groot belang om alle voorstellen nog eens rustig te overwegen en in
een samenvattend voorstel aan uw vergadering voor te leggen. Op vragen van mevrouw
Van Pinxteren heb ik vorige week al gezegd dat een tussentijdse rapportage in juni 2010,
voorafgaand aan het in werking treden in september 2010, het college haalbaar lijkt.
(Mevrouw
HOOGERWERF:
Haalt u nu de moties nr. 33 en 34 door elkaar
of zijn wij inmiddels een beetje vermoeid geraakt?)
Ik hoop dat ik motie nr. 34 gezegd heb.
(Mevrouw
VAN DER GARDE:
De inhoudelijke beantwoording leek over
motie nr. 33 te gaan terwijl u nr. 34 noemde. Het tweede deel van motie
nr. 34 handelt over het stoplichtmodel à la het Ontwikkelingsbedrijf
Gemeente Amsterdam.)
(De heer
VAN DROOGE:
Wat zegt de wethouder nu? Is hij positief over
de motie?)
Positief, pardon.
De motie nr. 35 gaat over de vraag of de gemeente voldoende geëquipeerd is om
bij een enquête derden aan een verhoor te kunnen onderwerpen. Het college kan deze
motie positief preadviseren, maar maakt een kanttekening bij het tweede element. Het
zou
kunnen
dat
een
adviseur
op
juridische
gronden
zegt
dat
hij
een
beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft die hem verbiedt om de genoemde
verplichting in een contract met de gemeente aan te gaan. Mijn houding daarin is simpel:
wij zullen in dat geval af moeten wegen of wij toch met die adviseur in zee willen gaan of
dat we een andere adviseur zoeken. Met de aantekening dat we ons gezonde verstand
zullen moeten gebruiken, kan het college positief preadviseren.
Het amendement van de heer Flos. Er is veel discussie over geweest. Het college
bespeurt grote overeenstemming en kan positief preadviseren. Laat ik proberen het ook
met mevrouw Alberts eens te zijn. Ik moet zeggen dat het beeld dat u schetste, van
raadsleden die straks met twee of misschien wel met drie stapels papier voor zich zitten
en zich afvragen welke stapel ze moeten lezen, mij heel erg aansprak. Het college
preadviseert dus positief.
(Mevrouw
VAN PINXTEREN:
De wethouder zegt dat iedereen het eens is
met het amendement van de heer Flos.)
Zo sterk drukte ik me niet uit.
(Mevrouw
VAN PINXTEREN:
U adviseert in elk geval positief omdat u
vindt dat het niet de bedoeling moet zijn dat we twee stapels papier
krijgen. De heer Flos zegt echter dat hij het bewuste deel van de
aanbeveling helemaal wil schrappen. Dat ligt hier voor. Ik heb begrepen
dat een groot aantal mensen hier wel de rapportage wil hebben, maar niet

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
10
wil dat ze gefilterd wordt of veranderd wordt. Wij willen de complete
rapportage hebben met daarbij een oplegger van het college waarin het
eventueel beargumenteert waarom het afwijkt van de cijfers. Volgens mij
is dat een andere vertaling. De heer Flos zegt niets, maar ik wil
duidelijkheid hebben zodat ik weet wat ik moet doen.)
Dank voor uw inbreng. Het college heeft de discussie gehoord. Het is belangrijk
om duidelijk te zijn. De letterlijke tekst blijft staan. We kunnen in de notulen vastleggen dat
er dit of dat mee is bedoeld, maar daar houd ik niet zo van. Als we kijken naar wat er
staat, dan kan mijn conclusie niet anders zijn dan dat wij positief zijn over het
amendement. Anders blijven de bewuste zinnen er staan. U en ik kunnen discussiëren
over de vraag wat ermee bedoeld is. Iemand anders kan zeggen dat hij dit niet had
bedoeld. Strikt genomen blijven wij echter met deze conclusie zitten. Dat lijkt mij, ook
vanwege de discussie die we net over andere punten voerden, niet goed. Laten we de
verwarring tot het minimum beperken. Het is het beste om het amendement te volgen. We
kunnen nalezen wat we bedoelen. Het komt terug in het protocol voor de manier waarop
het college de raad bedient. In wezen gebeurt het nu ook. U krijgt regelmatig
kwartaalrapportages waar de managementbrief van de directeur bij zit, die hij
ondertekent. De directeur is ook nu al verantwoordelijk voor datgene wat hij aanlevert. Er
zit een aanbiedingsbrief van de wethouder of van het college bij. In de praktijk is de
situatie anders. In de aanbeveling staat letterlijk: “rapportage vanuit de projectorganisatie
moet rechtstreeks naar de raad gaan.” Daar kan het college niet mee instemmen. Dat lijkt
ons geen goede werkwijze. Dat is de reden voor ons oordeel over het amendement.
Misschien wilt u nog veranderingen aanbrengen, maar het lijkt mij goed om er klip-en-
klaar over te zijn.
De motie nr. 37 van mevrouw Van Pinxteren. Het college onderschrijft de geest
van de motie. Het college wil u wel een overweging meegeven, maar wij kunnen de motie
niettemin positief preadviseren. Het zou kunnen dat er een project van 100 miljoen euro
komt waarvan we gezamenlijk constateren dat de rapportages zo glashelder zijn dat er
geen behoefte bestaat om er 100.000 euro of meer aan uit te geven. Het zou ook kunnen
zijn dat we een project van 70 miljoen euro hebben dat u heel risicovol vindt en waarbij u
behoefte hebt aan een externe toets. Het college wil deze motie niet zo uitleggen dat wij
in dat geval zeggen: jammer, dat gaat niet door.
(Mevrouw
VAN PINXTEREN:
U onderschrijft dus volledig de tekst van de
toelichting waarin ik precies dit aangeef. Het gaat ons natuurlijk niet om
starheid, maar om effectiviteit en om het recht van de raad om bij
belangrijke projecten zijn controlefunctie goed uit te kunnen oefenen.)
De motie nr. 38 kan het college positief preadviseren. We hebben dat net
uitvoering besproken.
(Mevrouw
VAN PINXTEREN:
Nee, want de motie vraagt nadrukkelijk om
ook de commissie bij het organiseren van de discussie te betrekken. Het
kan betekenen dat de commissie besluit om ook andere deskundigen
voor de sessie uit te nodigen. Dat is een wezenlijk verschil met uw verhaal
tot nu toe. Daarin zegt u dat alle stukken beschikbaar zijn, u levert ook
nog presentaties en het debat wordt op 10 februari 2010 georganiseerd.
Dat vind ik allemaal prachtig, maar het gaat erom dat dit een zaak van de
raad is. Het is een aanbeveling aan de raad. Het lijkt mij daarom zinnig
dat de raad er een rol in heeft. Als de Commissie voor Verkeer, Vervoer
en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten het

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
11
nodig vindt om een andere deskundige erbij uit te nodigen, dan moet dat
mogelijk zijn.)
Niets liever dan dat.
(Mevrouw
VAN PINXTEREN:
Niets liever. Dat is een dubbelpositief
advies. Dank u wel.)
De geest van mijn antwoord is deze keer niet helemaal duidelijk overgekomen.
De motie nr. 39 van mevrouw Alberts. Het college hoopt dat we, met het betoog
dat ik net heb afgestoken, kunnen constateren dat deze motie overbodig is. Wij zijn het in
wezen eens. Ik herhaal nogmaals dat ik het betreur dat het college met zijn woorden voor
verwarring heeft gezorgd. Ik hoef niet alles te herhalen. Het college geeft u daarom in
overweging om deze motie als overbodig te beschouwen en er uw conclusies uit te
trekken.
De motie nr. 40 is ook van mevrouw Alberts. Zij vraagt om een onafhankelijke
commissie een berekening te laten maken. Het college vindt dat geen juiste besteding
van overheidsgeld. In een zeer recent verleden heeft een zeer onafhankelijke commissie
met veel experts precies gedaan wat hier staat, de commissie-Veerman. Er is uitvoering
over gedebatteerd. Het college ziet niet in wat er via weer een nieuwe commissie aan dit
rapport kan worden toegevoegd. Het college wil deze motie dus ontraden.
(De heer
MANUEL:
Ik dank de wethouder voor zijn lange betoog.
Misschien heb ik echter een zin gemist. U ontraadt de motie nr. 39 omdat
ze overbodig is. U zei daarbij dat het college met de kennis van toen het
besluit tot de aanleg van de Noord/Zuidlijn niet aan de gemeenteraad had
mogen voorleggen. Dat hebt u eigenlijk gezegd, maar ik heb het niet
gehoord. Misschien kunt u dat nog even zeggen.)
Ik heb in mijn lange betoog volgens mij driemaal gezegd dat het college de
verwarring betreurt en instemt met de conclusie van de enquêtecommissie dat het college
in 2002 het besluit niet op die manier aan de raad had moeten voorleggen. Laat daar nu
geen enkele verwarring meer over bestaan.
(De heer
MANUEL:
Met de kennis van toen. Dat zegt u toch? Met de
kennis van toen had het besluit niet mogen worden voorgelegd.)
Ik zeg wat ik net heb gezegd.
(De heer
MANUEL:
Dat hebt u net niet gezegd, met de kennis van toen.)
Ik zeg precies hetzelfde als wat de enquêtecommissie zegt. Ik wil conclusie 19
nog een keer voorlezen.
(De
VOORZITTER:
Ik heb het idee dat de wethouder de woorden dat hij
de conclusie onderschrijft zoals ze geformuleerd staat al gezegd heeft.)
(De heer
MANUEL:
Dat ben ik niet met u eens. Het college heeft in eerste
instantie gezegd dat met de kennis van nu het besluit niet aan de
gemeenteraad had mogen worden voorgelegd. Ik begrijp nu dat het
college die uitspraak herziet en zegt dat met de kennis van toen het
besluit niet aan de gemeenteraad had mogen worden voorgelegd. Het valt
me echter op dat u dat niet expliciet zegt.)
Ik zeg heel expliciet dat het college alle conclusies van de enquêtecommissie, dus
ook deze conclusie, volledig onderschrijft. Punt.
(De heer
VAN DROOGE:
De enquêtecommissie heeft laten weten dat de
conclusies allemaal stoelen op de premisse die ervoor staat. Onderschrijft
de heer Gerson dat ook? Daar gaat het om. Als u alleen maar herhaalt
dat u de conclusie onderschrijft zonder de premisse ervoor, dan draait u
er nog steeds omheen, mijnheer Gerson.)

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
12
Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. Ik heb duidelijk gezegd dat het college
betreurt dat wij verwarring hebben veroorzaakt door de kreet ‘met de kennis van nu’. Dat
komt doordat het college ervan uitgaat dat het om een feit gaat. Wij allen in deze zaal
baseren ons op de kennis van nu. Wij baseren ons op het rapport van de
enquêtecommissie. Dat is een feit. Het heeft verwarring veroorzaakt omdat sommigen
dachten dat daarmee een relativering werd aangebracht en dat wij iets anders zeiden dan
de enquêtecommissie. Dat is niet aan de orde. Als het college na lezing van het rapport
zegt dat het volledig instemt met deze conclusie, dan is daar geen woord Spaans bij.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan burgemeester Cohen.
Burgemeester
COHEN:
Er zijn mij een paar vragen gesteld over de zorgplicht. Wij
hebben dit vorige week in de commissie uitvoeriger besproken. De kern ervan komt terug
in vragen van mevrouw Alberts die een zin citeert uit een brief van de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer en in afschrift ook aan
ons en aan u. Die zin luidt: “De burgemeester is in dezen hoeder van de kwaliteit van de
besluitvormingsprocessen.” Mevrouw Alberts vraagt of ik daaraan heb voldaan. Het is
denk ik goed om niet slechts bij de eerste zin van de alinea stil te staan, maar ook de
andere zinnen van de alinea erbij te betrekken. Ik lees even de hele alinea voor. “De
burgemeester is in dezen hoeder van de kwaliteit van de besluitvormingsprocessen.
Interventies bestaan vooral uit het signaleren van knelpunten of problemen. Bij
gesignaleerde problemen dienen de bevoegde organen maatregelen te treffen. De
gemeenteraad dan wel het college. Uit de zorgplicht voor de kwaliteitsbewaking kan men
geen bijzondere, inhoudelijke beleidsverantwoordelijkheid van de burgemeester afleiden.
De
gemeentelijke
bestuursorganen
dragen
ieder
hun
eigen
inhoudelijke
verantwoordelijkheden.” Dat houdt de zorgplicht in. Ik meen dat ik vorige week aan de
raad heb uitgelegd hoe ik deze heb opgevat. Dat is exact op deze manier. Mijn antwoord
op de vraag van mevrouw Alberts is: ja, ik heb aan de zorgplicht voldaan op de manier
waarop de minister deze interpreteert en zoals ook ik hem interpreteer. De heer Van
Drooge heeft er in zijn betoog vervolgens nog een aantal kwalificaties aan gegeven. Het
lijkt mij dat de raad daar conclusies uit moet trekken.
De heer Manuel heeft twee soorten opmerkingen gemaakt. Hij heeft een
onderscheid gemaakt tussen mijn rol als burgemeester en als lid van mijn partij. Het enige
wat ik erover zeg, is dat ik mij er niet in herken. Hij heeft verder een vergelijking gemaakt
tussen de burgemeester en de premier. Ook dat lijkt mij een onderscheid dat ik niet
herken.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Asscher.
Wethouder
ASSCHER:
De heer Manuel en de heer Van Drooge hebben specifiek
aan mij vragen gesteld. De heer Manuel vroeg naar de zorgplicht van de wethouder
Financiën. Ik zal u toelichten wat de rol van de wethouder Financiën bij de Noord/Zuidlijn
is. Het zijn vier rollen: kritisch meekijken ten behoeve van realistische ramingen aan het
college en aan de raad, waken voor te gemakkelijke opdruk dan wel acceptatie van
hogere ramingen, het zoeken van oplossingen voor dekkingsproblemen in het licht van de
integrale gemeentebegroting en een politieke verantwoordelijkheid voor het schadebureau
van de Noord/Zuidlijn. Als u wilt, kan ik ingaan op de manier waarop ik deze taken heb
vervuld tijdens deze collegeperiode, maar dat heb ik ook in het openbare verhoor gedaan.
Misschien kunt u daarmee volstaan.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
13
Vervolgens vroeg u mij net als in de commissievergadering naar de manier
waarop ik ben omgegaan met de mededeling van de heer Van der Horst. Ik herhaal dat
het een niet-onderbouwde of nader omschreven mededeling was die hij aan mij als
raadslid en in vertrouwen heeft gedaan. Vervolgens is bij de collegevorming afgesproken
dat de onderste steen boven zou moeten komen. Dat is ook gebeurd. Zeer kort na de
behandeling van de raming in de raad die nog van het vorige college afkomstig was, op
21 juni 2006, is een nieuwe raming aan de raad voorgelegd. Uw commissie was al op
17 juni 2006 daarvoor gewaarschuwd. Dat was een duidelijke afwijking van de gewone
gang van zaken. Er was dus geen sprake van doorlopen in de voetsporen van het vorige
college zoals u het noemt. Nee, veel eerder dan anders het geval was, zijn de nieuwe
ramingen boven water gekomen. Een overschrijding van 83 miljoen euro met een
bandbreedte en een aantal risico’s. Dit is aan de raad gemeld en in de begroting verwerkt.
U kunt dat nog eens nalezen op pagina 282 van het rapport.
Dan kom ik bij de vragen en opmerkingen van de heer Van Drooge. Mijnheer Van
Drooge, ik heb uw vragen in de raadscommissievergadering van 13 januari 2010, waarop
u net in ferme bewoordingen terugkeek, vooral opgevat in het licht van aanbeveling 15.1
waar het college zich niet in kan vinden zoals u weet. Dat wil zeggen dat ik begreep dat u
ervoor pleitte dat negatieve adviezen van Concern Financiën en andere ambtelijke
instanties rechtstreeks zouden moeten worden doorgestuurd naar de raad. De actieve
informatieplicht houdt in dat het college de raad die informatie moet verstrekken die nodig
is om zijn controlerende taak te kunnen uitoefenen. Dat is niet nader gedefinieerd. Tot nu
toe is er nooit het standaard meesturen van ambtelijke adviezen onder begrepen. Dat is
ook niet het geval in andere gemeenten of bij departementen. Het betekent wel, en ik
erken dat ook volmondig, dat de raad te allen tijde op de hoogte moet worden gesteld van
risico’s waarvan het college kennis heeft. De afspraken tussen raad en college daarover
zijn door de regeling Risicovolle projecten nader gepreciseerd. Vanmiddag heeft de
enquêtecommissie bij monde van haar voorzitter op vragen van de heer Flos de
interpretatie van de uitwerking van 15.1 nader gespecificeerd. Afwijkingen van
zwaarwegende prognoses door het college zouden moeten worden gemeld. Ik kan me
daar wel in vinden. Ik vind het een goede zaak. U ziet het overigens ook in de rapportage
over Q4 van 2008 die toen onder verantwoordelijkheid van wethouder Van Poelgeest aan
de raad is voorgesteld. Er was sprake van een prognose van 320 miljoen euro. Dat is ook
zo aan de raad gemeld. Het college heeft een prognose van 290 miljoen euro met
redenen omkleed aan u voorgelegd. Dat is denk ik in de geest van de uitleg van de
aanbeveling die de heer Limmen vanmiddag gaf naar aanleiding van het debat over 15.1.
Wat mij betreft blijft dat ook zo, onafhankelijk van de vraag hoe de raad beslist over het
amendement van de heer Flos.
Langs die lijn redenerend, is het ook goed verdedigbaar dat het goed zou zijn om
bij dit soort megaprojecten de raad te informeren als van zwaarwegende en serieuze
financiële adviezen wordt afgeweken. Op die manier begrijp ik het pleidooi van de heer
Van Drooge inmiddels ook. Ik ben er ook toe bereid, maar ik denk dat het goed is om een
dergelijke regeling nader uit te werken in een protocol. Ik wil namelijk op geen enkele
manier afstand doen van de volledige politieke verantwoordelijkheid voor de informatie die
wij aan de raad verstrekken. Dat is weer in lijn met datgene wat de heer Flos en mevrouw
Alberts daarover opmerkten. Ik kan mij dus voorstellen dat we bij de uitwerking van de
aanbevelingen waarmee we toch aan de slag gaan, hierop terugkomen en nadere
afspraken met elkaar maken. De verdere bewoordingen en conclusies die de heer Van
Drooge aan dit alles verbindt, komen op mij over als meer politiek getinte conclusies die ik
voor zijn rekening laat en ter beoordeling aan de gemeenteraad.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
14
De
VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Van Poelgeest.
Wethouder
VAN POELGEEST:
De heer Manuel heeft mij een vraag gesteld over
het publiekrechtelijk toezicht. U vroeg onder meer of we in personele zin op sterkte zijn.
Dat is zo. U weet ook dat de werkwijze van BWT veranderd is. Daarover is de raad nog
voor de zomer van 2009 ingelicht bij het besluit om te vriezen. Ik neem aan dat uw vraag
hiermee beantwoord is.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Alberts.
Mevrouw
ALBERTS:
Ik heb behoefte aan een schorsing voordat wij aan onze
tweede termijn beginnen. Is dat mogelijk?
(De
VOORZITTER:
Hoe lang hebt u nodig?)
Vijf minuten.
De
VOORZITTER:
Ik geef u die gelegenheid.
De
VOORZITTER
schorst de vergadering.
De
VOORZITTER
heropent de vergadering.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Van der Garde.
Mevrouw
VAN DER GARDE:
Een aantal partijen is benieuwd naar wat er in de
schorsing besproken is, maar ik begrijp dat wij moeten wachten tot een van de betrokken
partijen het woord zal voeren. Ik dank het college voor de heldere en duidelijke
beantwoording. Op 13 januari 2010 hebben wij dit onderwerp in de commissie besproken.
Vanavond is het voor ons nog duidelijker geworden. Dit college neemt zijn
verantwoordelijkheid voor het afbouwen van de Noord/Zuidlijn en is nu al voortvarend aan
de slag met een aantal van de aanbevelingen van dit rapport. Het neemt alle conclusies
over. Dat laat geen enkele onduidelijkheid meer bestaan. Ik snap de opstelling van de SP
in de eerste termijn. Zij was steeds tegen de aanleg van de Noord/Zuidlijn. Ik schrik soms
van de heftigheid van de reactie van het CDA. Ik vind ook de toon niet helemaal passen
bij de woorden. Ik hecht eraan om dit te zeggen.
Ik wil graag een aantal dingen zeggen over de moties, te beginnen met een motie
van onszelf. De motie nr. 34 heeft twee besluitpunten. Wij stellen voor om het eerste
dictum te verwijderen. De motie gaat over twee elementen van de uitwerking van de
aanbevelingen. Ten eerste de PI-verzekeringen. Het college heeft gezegd dat er op dat
punt iets uitgewerkt wordt en het lijkt ons goed om dat even af te wachten. Het tweede
element wordt gevormd door de risico’s van het boren. Er ligt een enorm uitgebreid
voorstel van GroenLinks dat wij liever willen volgen. Dat betekent dat ik een accentmotie
indien.
Wij volgen het college in zijn afwijzing van de motie van de heer Van Drooge. Wij
twijfelden een beetje over amendement nr. 36, maar na het debat en de uitleg van het
college hoeft er geen misverstand meer over te bestaan. Als de raad informatie krijgt, dan
is deze via het college gegaan. Wij steunen daarom het amendement. Wij willen de motie
nr. 37 graag steunen. Ze heeft ook een positief preadvies gekregen. Ik zei net al dat wij
een deel van onze motie nr. 34 intrekken omdat motie nr. 38 veel uitgebreider is. Wij

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
15
willen haar ondersteunen en zo snel mogelijk een goed debat over het boren organiseren.
Wij vinden vooral het tweede dictum heel goed, om de uitkomst voor de Amsterdammers
te verduidelijken. De motie nr. 39 is volgens ons overbodig na de duidelijke uitleg van het
college. Tot slot motie nr. 40. Tijdens dit debat en met dit enquêterapport zijn er geen
nieuwe feiten aan het licht gekomen die ons ertoe doen besluiten om een nieuwe
berekening te laten maken. Deze motie zullen we dus niet steunen.
De
VOORZITTER
deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
69°
Motie van de raadsleden Van der Garde en Bergervoet inzake het rapport
van de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn (rapportage projecten) (Gemeenteblad afd. 1, nr.
42).
Besluit:
Verzoekt het college:
Aan de raad voorstellen te doen voor een voor de besluitvorming van de
gemeenteraad inzichtelijke en gestructureerde rapportage over de voorbereiding,
voortgang, financiën, risico’s en tijdsplanning van projecten.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Flos.
De heer
FLOS:
Ik dank het college voor de beantwoording in de eerste termijn. Ik
wil vooral iets zeggen over de moties. De motie nr. 31 zullen wij in overeenstemming met
het preadvies van het college niet steunen, tenzij de heer Van Drooge zo dadelijk nog met
een heel overtuigende verklaring komt. De motie nr. 33 van mevrouw Van der Garde en
mevrouw Bergervoet zullen wij steunen. De gewijzigde motie nr. 42 zullen wij ook
steunen. Sterker nog: in de commissie heb ik al gezegd dat het goed zou zijn als het
stoplichtmodel er zou komen. De motie nr. 35 van mevrouw Van der Garde en mevrouw
Bergervoet zullen wij steunen, maar wij zijn het ook eens met de kanttekening die het
college erbij heeft gemaakt. De situatie kan zich voordoen dat mensen vanwege juridische
redenen niet aan de eis kunnen voldoen. Wij vinden dat het college dan alsnog zelf kan
besluiten om een contract met de betreffende persoon of organisatie te sluiten. Ik hoop
dat de motie met die aantekening kan worden uitgelegd. Ik zie de indieners knikken. Ik
ben blij dat amendement nr. 36 met de kale uitleg van de wethouder erbij breed gesteund
wordt, niet alleen door de indieners, maar ook door het college en door de PvdA-fractie.
Ik wil mijn waardering uitspreken voor de motie-Van Pinxteren. Ik vind het een
heel creatieve motie om een deel van het projectbudget bij risicovolle projecten al bij
voorbaat te reserveren om de raad een externe second opinion te laten verrichten. Ook
daarin zit de nuance dat, als er goede redenen zijn om het niet te doen, het college
gemotiveerd kan voorstellen om ervan af te wijken. Vervolgens kan de raad besluiten dat
de argumenten van het college niet deugen en alsnog het budget voor een onafhankelijke
toets gebruiken. Ik heb zelf ook wel eens met kosten- en batenanalyses te maken en
100.000 euro hoeft helemaal niet veel geld te zijn. Soms kan het ook te weinig zijn. Ik
denk dus dat we ons niet moeten vastpinnen op de grens van 100.000 euro.
De motie nr. 38 zullen wij ook steunen, maar we hebben er wel een opmerking bij.
In deze motie verzoekt mevrouw Van Pinxteren om een bijeenkomst over het boren te
houden. Wij vinden het van belang dat deze bijeenkomst op een dusdanig moment, maar

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
16
wel goed voorbereid, kan plaatsvinden zonder dat de aanvang van het boren aanzienlijk
wordt uitgesteld waardoor we alsnog extra vertraging oplopen en extra kosten maken. Het
moet goed gebeuren, maar wel snel. Misschien kan het college zeggen of het de motie
goed kan uitvoeren zonder dat het boorproces wordt vertraagd. Wij denken dat de motie
nr. 39 wordt ingetrokken, maar dat is aan de SP voorbehouden. Wij zijn het, net als
mevrouw Van der Garde, oneens met de motie nr. 40. De commissie-Veerman is breed
geaccepteerd en er is geen reden om op basis van het enquêterapport aan de conclusies
daarvan te twijfelen.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Van Pinxteren.
Mevrouw
VAN PINXTEREN:
Ook GroenLinks hecht eraan om te zeggen dat wij
het college zeer bedanken voor de beantwoording. We zijn heel erg blij met de
ondubbelzinnige onderschrijving van de conclusies en aanbevelingen zodat we mogen
constateren dat we het daar in ieder geval met het college over eens zijn. Dat is prettig. Ik
wil eerst de moties behandelen. Wij zullen de motie nr. 31 van het raadslid Van Drooge
niet steunen. Wij zullen de motie nr. 33 van mevrouw Van der Garde wel steunen. Ik ben
blij met de accentmotie van de PvdA onder nr. 42. Het eerste deel van de oude motie is
door het hieraan voorafgaande debat minder nodig geworden. Ik ben blij dat u steun geeft
aan onze motie over het debat over het boren. Ik denk dat we het inmiddels allemaal eens
zijn over een verstandige stoplichtrapportage. Bij de motie nr. 35 kan ik mij geheel
aansluiten bij wat de heer Flos zei. Het is goed om te proberen wat hier voorgesteld wordt
en dat we dit bij de Tweede Kamer aankaarten. Ik ben heel benieuwd naar de uitkomst
ervan. We zien dat met belangstelling tegemoet. Wij hadden zelf ook al de kanttekening
bedacht die de heer Flos maakte. Er kunnen juridische redenen zijn om andere keuzes te
maken. We steunen deze motie echter. Met het preadvies van het college en de woorden
van de collega’s Van der Garde en Flos zojuist kunnen ook wij het amendement nr. 36
steunen.
Ik ben heel erg blij met de positieve reactie van het college op de motie nr. 37 en
ook met de woorden van de heer Flos. Dit is mijn laatste debat over de Noord/Zuidlijn. Ik
ben blij dat dit voorstel zo positief ontvangen lijkt te worden. Het advies op de motie nr. 38
is heel mooi, zeker nadat de wethouder bevestigde dat hij dit graag, in overeenstemming
met het enquêterapport, in samenwerking met de raad gaat organiseren. Ik ben het er
natuurlijk mee eens dat dit op tijd, voor de start van het boren moet gebeuren. Dat zou
ook kunnen betekenen dat we het debat in juni houden en dat we pas in september gaan
boren. Dat is niet de bedoeling. Ik ben blij dat de wethouder een datum in de volgende
maand voor ogen heeft. Ook wij vinden dat het college de motie nr. 39 goed beantwoord
heeft waarmee ze voor ons overbodig is. We zullen haar daarom niet steunen. Voor de
motie nr. 40 geldt ook voor ons dat wij op dit moment geen aanleiding zien om aan de
cijfers te twijfelen. Dit enquêterapport geeft daartoe geen aanleiding. Wij krijgen over niet
al te lange tijd de Q4-rapportage. Mocht die rapportage aanleiding geven tot nieuwe
aarzelingen, dan kan ik me voorstellen dat de raad dit nog eens heroverweegt. Op dit
moment zien we daartoe geen aanleiding en zullen we de motie dus niet steunen.
Tot slot moeten mij nog een paar dingen van het hart. Ik vond dat ik in de eerste
termijn een beetje onaardig was tegen het CDA. Ik had mijn woorden iets anders kunnen
kiezen, dat geef ik toe. Er moet mij echter ook van het hart dat ik zeer verbaasd ben over
de woorden die het CDA heeft gekozen om de reactie van het college te beoordelen. Ik
vond ze af en toe bijna ongepast. Ik hoop dat ook u ze wilt nuanceren. Ik verbaasde mij in
de eerste termijn ook nog over iets anders en wel de op onderkoelde toon, waardoor het

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
17
allemaal niet zo erg leek, uitgesproken woorden van de heer Flos. Het heeft mij enorm
verbaasd dat u de afkoop van de risico’s door het Rijk, de overspannen markt,
11 september en de gewiekstheid van aannemers als externe factoren aanduidt waarvan
u geen weet kon hebben. U zult begrijpen dat ik het daarmee gewoon niet eens ben.
Iedereen die toen de krant las en op de hoogte was, kende deze factoren en had zich op
dat moment kunnen afvragen of ze van invloed waren op de aanbestedingsresultaten.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Alberts.
Mevrouw
ALBERTS:
Ik wil eerst een paar dingen tegen de raad zeggen. Ik ben er
mijn betoog in de eerste termijn ook mee begonnen. Ik herhaal dat we allemaal ervoor
moeten waken dat we doormodderen. Ik heb daar helemaal geen behoefte aan. We
hebben dat nu wel genoeg gezien. Anders is dit hele enquêterapport voor niets geweest.
Laten we alsjeblieft als raad het enquêterapport ter harte nemen. Laten we niet zeggen:
mooi rapport, maar we gaan gewoon door. Ik herhaal het nog maar eens. Daarom heb ik
alsnog een motie over het debat over het boren. De motie is heel beknopt. Wij vinden
namelijk dat de discussie over het boren in alle openheid en zonder beperkingen dient
plaats te vinden. De raad kan er nogmaals zijn oordeel over uitspreken.
Ik concludeer dat de Amsterdammer nog geen enkele vorm van excuus van dit
college heeft gehoord. U hebt een lang verhaal gehouden waaruit alleen maar
geconcludeerd kon worden dat u vindt dat u het goed doet. Dat hoorde ik in het verhaal
van de heer Gerson. Ik heb het afgelopen woensdag ook gehoord. Ik kon zo in het verslag
meelezen. Ik las een heleboel dubbel. Het was een tamelijk nutteloze herhaling van
zetten. Het college heeft onduidelijkheid geschapen door in eerste instantie de
terminologie ‘met de kennis van nu’ te gebruiken. Ik vind dat het college tot nu toe
onvoldoende gedaan heeft om die onduidelijkheid op te heffen. Ik hoop daarom dat het
college in de tweede termijn meer duidelijkheid verschaft en dat we excuses te horen
krijgen. Tot nu toe kan ik alleen nog maar concluderen dat er veel te weinig geleerd is van
dit enquêterapport. Als ik het letterlijk op mijn tenen laat vallen doet het al zeer, maar
volgens mij betekent het enquêterapport inhoudelijk nogal een knal. U kunt mij overtuigen.
Ik bied u de mogelijkheid daartoe en ik hoop dat u er gebruik van maakt. Anders
overweeg ik in een derde termijn een motie in te dienen. Motie nr. 39 trekken we in.
De motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 39), ingetrokken zijnde, maakt geen
onderwerp van behandeling meer uit.
De
VOORZITTER
deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
70°
Motie
van
het
raadslid
Alberts
inzake
het
rapport
van
de
enquêtecommissie Noord/Zuidlijn (boren) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 41).
Besluit:
Is van oordeel dat de discussie over het boren in alle openheid en zonder
beperkingen dient plaats te vinden.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van Drooge.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
18
De heer
VAN DROOGE:
Mevrouw Van der Garde en mevrouw Van Pinxteren
spreken mij aan en zeggen dat ik een beetje heftig reageer en mijn betoog zwaar aanzet.
Ik zou dat als kritiek kunnen opvatten. Wij hebben allemaal dit rapport voor de kiezen
gekregen. Ik heb drie jaar in deze raad gezeten en heb vertrouwen gegeven aan de
mensen die de stad besturen. Als ik dan dit voor mijn kiezen krijg, dan raak ik zeer
geschokt. Geschokt door mensen die ik vertrouwen geef en die er op deze manier mee
zijn omgegaan. Daardoor reageer ik heftig. Als ik mensen vertrouw, dan wil ik dat graag
zo houden. Als mensen mijn vertrouwen een keer beschamen, dan houdt het op.
Mevrouw Van der Garde, u hebt mij twee keer toegezegd dat u een verklaring zou geven.
Ik heb haar nog niet gekregen. Ik begrijp wat u zegt, maar ook tegen u zeg ik dat dit voor
de raad en voor alle Amsterdammers een zeer confronterend rapport is. Zeer
confronterend. Als het college in eerste instantie reageert op de manier waarop het heeft
gereageerd, dan rijst bij mij de vraag wat men ervan heeft geleerd. Waarom kan
wethouder Gerson niet zeggen: met de kennis van toen hadden we dit niet moeten doen?
Waarom moet er omheen gedraaid worden? Waarom wordt het niet gezegd? De
wethouder zegt dat hij verantwoordelijkheid neemt voor het verder brengen van het
project. Hoe zit het echter met de verantwoordelijkheid voor het verleden? Hij zegt dat het
college zich heeft ingespannen om de situatie te verbeteren. Natuurlijk heeft hij dat
gedaan. In dezelfde zin zegt hij echter ook dat er de laatste tijd een veel betere sfeer is
ontstaan en dat deze zes of negen maanden geleden veel slechter was. Hij verdedigt de
wethouder die hem voorging door een vergelijking te maken met de bezuinigingsoperatie.
Hij zegt dat hij adviezen van ambtenaren krijgt en dat hij daarmee moet kunnen werken.
Natuurlijk is dat zo. Natuurlijk zeg ik niet dat hij zijn ambtenaren niet kritisch mag
bevragen. Als hij echter bij een prognose die aan de raad moet worden gestuurd, vraagt
om deze bij te stellen, als hij vraagt om een gesnoeide prognose, dan is er geen sprake
van een bezuinigingsoperatie. Hij zegt: er liggen cijfers die me niet zo goed uitkomen.
(Mevrouw
VAN DER GARDE:
Het leek er even op dat u niet naar de
andere
sprekers
in
deze
gemeenteraad
en
in
de
beide
commissievergaderingen hebt geluisterd. Volgens mij hebben alle fracties
en het college gezegd dat de conclusies hard zijn, dat het rapport
confronterend is, dat het erg is voor de Amsterdammers en dat de
gebeurtenissen van de afgelopen jaren dramatisch zijn. Iedereen in zijn
eigen woorden. In mijn tweede termijn heb ik u verweten dat u heel harde
woorden in de richting van het college spreekt, maar ze inhoudelijk
onvoldoende onderbouwt. U hebt nu al vier keer gewezen op een
gesnoeide prognose. U deed dat ook in de raadscommissie en nu weer.
In de openbare verhoren heeft de portefeuillehouder gezegd dat naar zijn
weten de kostenstijging niet naar beneden werd bijgesteld. U blijft maar
herhalen dat er iets in een e-mail stond. U stelt zich op een aantal punten
heel hard op ten opzichte van het college terwijl u dat onvoldoende
onderbouwt.)
Mevrouw Van der Garde, ik wil het nog een keer proberen. Het gaat er niet om dat
de prognose niet is bijgesteld. Het gaat mij erom dat een wethouder een dergelijke vraag
niet aan zijn ambtenaar moet stellen. Als u zegt dat de prognose niet is bijgesteld, dan
geloof ik dat. Dat zal wel. Het gaat er niet om of ze is bijgesteld. Als er een prognose
wordt opgesteld dan kun je in discussie gaan en verduidelijkingen vragen. Als de
wethouder zegt: ik wil een gesnoeide prognose, dan vind ik dat hij dat niet kan doen. Je
moet altijd eerlijkheid nastreven. De wethouder zegt steeds dat de prognose niet is
bijgesteld. Daar gaat het mij niet om. Het gaat mij om de vraag die gesteld is. Ik heb u

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
19
proberen uit te leggen, mevrouw Van der Garde, waarom ik dit vind en waarom ik hiervoor
gekozen heb.
(Mevrouw
VAN DER GARDE:
Voor alle mensen die het volgen, hecht ik
eraan op te merken dat het rapport vijfhonderd pagina’s telt en handelt
over vele jaren omgang met de Noord/Zuidlijn. U benadrukt een kleine
kwestie waarbij moeilijk aan te geven is wat er uiteindelijk naar de raad is
gestuurd. Er is geen verkeerde prognose naar de gemeenteraad
gestuurd, laten we wel wezen. Als u zulke harde woorden kiest in de
richting van het college, komt u dan eens met betere voorbeelden. Die
hoor ik niet van u. Sterker nog: uw partij zat jarenlang ook in het college.
Ik heb u niet heel kritisch naar uzelf horen zijn. Ik heb dat net ook al
gezegd. Dat vind ik jammer. Als u ook zo kritisch naar uzelf zou zijn, dan
kunt u ook kritisch op iemand anders zijn. Ik heb u niet kritisch over uzelf
horen spreken.)
Mevrouw Van der Garde, dat heb ik net al gedaan. Als u het niet erg vindt, dan
keer ik weer terug naar de grote lijn.
De heer Flos heeft mij gevraagd om hem te overtuigen over de motie nr. 31. Op
pagina 69 beveelt de enquêtecommissie aan dat directeuren die sleutelposities bezetten
kennis moeten hebben van deze bijzondere projecten. Daarom diende ik een motie over
de carrousel in. Ik hoop dat ik u hiermee kan overtuigen. Het gaat erom een zo goed
mogelijke lijn in te zetten.
(De heer
FLOS:
Volgens mij zegt de commissie daarnaast dat het net zo
goed van belang is om mensen niet te laten vastroesten en ervoor te
zorgen dat ze bij het uitvoeren van plannen niet vasthouden aan eerder
ontwikkelde ideeën. Misschien vindt de commissie wel dat het juist
wenselijk is dat ook bij de Noord/Zuidlijn directeuren van tijd tot tijd
rouleren.)
Volgens mij praten we nu een beetje langs elkaar heen, mijnheer Flos. In de
aanbeveling staat dat een projectdirecteur die een sleutelpositie inneemt grote kennis
heeft van een dergelijk groot, bijzonder en eenmalig project. Ervoor kiezen om eerste
intern een directeur te zoeken, is niet sterk. Daar gaat het mij om. Ik zie echter dat ik u
niet kan overtuigen. Daarom lijkt het mij verstandig om deze motie in te trekken.
Ik heb nog een vraag aan het college. Ik heb u in eerste instantie gevraagd of u
ongeclausuleerd en ondubbelzinnig excuses wilt maken voor wat er is gebeurd. Kunt u
dat doen? Kunt u zeggen: er zijn excuses op zijn plaats voor alles wat hier fout is gegaan?
Mijn tweede vraag aan wethouder Gerson is: kunt u zeggen dat u vindt dat het college
met de kennis van toen het besluit in 2002 niet aan de raad had mogen voorleggen?
Probeert u niet te zeggen dat u de conclusie van de enquêtecommissie onderschrijft, want
er gaat een clausule aan vooraf. Het antwoord van wethouder Asscher is mij duidelijk. U
gaf antwoord op wat ik in eerste instantie vroeg. Ik ga akkoord met de manier waarop u
dat uitwerkt.
(Mevrouw
VAN PINXTEREN:
Ik heb een vraag aan de heer Van Drooge
gesteld over zijn zware woordkeus. Ik zal niet alles herhalen. U
discussieerde lang door over de term ‘snoeien’. Over de passage
daarover in het rapport zei u dat het college tot misdaad aan zou zetten.
Daar viel ik echt over.)
Mevrouw Van Pinxteren, hierbij neem ik dat met veel liefde terug. Het woord
‘misdaad’ is mij uit de mond geglipt.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
20
De motie-Van Drooge (Gemeenteblad afd. 1, nr. 31), ingetrokken zijnde, maakt
geen onderwerp van behandeling meer uit.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Manuel.
De heer
MANUEL:
Ik eindigde mijn eerste termijn met de conclusie dat de
burgemeester in de kwestie van de Noord/Zuidlijn een gebrek aan leiderschap te verwijten
valt. Niet zozeer door dat te koppelen aan zijn zorgplicht en dat te verbreden naar iets wat
groter is dan het eigenlijk bedoeld is, maar door zijn opereren als benoemd burgemeester.
Wij denken dat hij ook vaak politiek fungeert. In dat verband heb ik gezegd dat de
burgemeester de Partij van de Arbeid-kroonprins is, een PvdA-prominent is en lid is van
het team-Asscher. De burgemeester is het daar niet mee eens liet hij zojuist weten, maar
hij vroeg mij wel om mijn uitlatingen te onderbouwen. Dat zal ik doen. Ik heb wat
informatie bij elkaar gezocht. Ik zal het niet bij een voorbeeld laten, want dan krijg ik
meteen mevrouw Van der Garde op mijn nek met de opmerking dat het maar een
voorbeeld is. Ik heb een mapje met een aantal voorbeelden. Als u wilt, dan kunt u het
straks krijgen. De voorbeelden gaan over het politiek fungeren van onze burgemeester,
politiek in de zin van PvdA-politicus. Een artikel van Job Cohen zelf: ‘Religie heeft Partij
van de Arbeid moreel anker te bieden’, in Trouw. ‘Job Cohen ziet rol voor religie als
inspiratiebron PvdA’, in RKK Katholiek Nederland. Uit Het Parool: ‘Cohen: integratiedebat
Partij van de Arbeid kan milder’. NOVA: ‘Partij van de Arbeid worstelt met visie op
integratie. Volgens de burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, ligt de nadruk veel te
veel op de negatieve kanten van het integratiedebat. De nota houdt haast een bestraffend
vingertje op hoe het hoort te gaan in ons Nederland”, aldus Cohen. Dan een artikel van de
heer Cohen in het tijdschrift Socialisme en Democratie. Het gaat over de nota Verdeeld
verleden, gedeelde toekomst. ‘Een eigen idioom’. Het is van de Wiardi Beckmanstichting
waar u kennelijk als lid, als politicus actief bent. Ik zal het niet te lang maken, want er
waren veel meer voorbeelden. Nog een voorbeeld uit NOVA: ‘Job Cohen over de
leiderschapscrisis in de Partij van de Arbeid’. Het zal toeval zijn, maar de eerste tekst
luidt: ‘Met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig’, zei PvdA-lijsttrekker Wouter
Bos. Ik denk dat hiermee is aangetoond dat onze burgemeester vaak als burgervader
optreedt, maar ook vaak optreedt als PvdA-prominent. Dat is voor D66 reden om hem
toch te mogen verwijten dat hij in de afgelopen jaren bij het project Noord/Zuidlijn te
weinig leiderschap heeft getoond. Mocht hij dat nog willen ontkennen, dan hoor ik dat zo
meteen.
(Burgemeester
COHEN:
Ik geef me over.)
Dat lijkt me heel verstandig. Anders ga ik verder met deze lijst die nog tot aan het
einde der tijden aangevuld kan worden.
De moties. D66 zal tegen het amendement nr. 36 en de motie nr. 40 stemmen en
voor alle andere moties. Ik wil nog ingaan op het antwoord van het college. Andere
partijen hebben het ook al gezegd: het college heeft het goed bedoeld, dat wil ik wel
aannemen, maar het komt teleurstellend over. Misschien kan ik wethouder Gerson vragen
om in zijn tweede termijn iets tegen de stad te zeggen, iets tegen de gemeenteraad, maar
ook tegen de stad te zeggen. Wat zegt u tegen de Amsterdammers als u dit rapport
beschouwt? U hield een heel technische verhandeling over zaken die u in de toekomst
allemaal beter zult doen. Ik raakte af en toe het spoor bijster bij uw technische
verhandeling. Wat zegt u in drie zinnen tegen de stad?
De
VOORZITTER:
U wilt een korte schorsing? Vijf minuten?

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
21
De
VOORZITTER
schorst de vergadering.
De
VOORZITTER
heropent de vergadering.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Gerson.
Wethouder
GERSON:
Namens het college kan ik in de tweede termijn tamelijk
kort zijn. Ik wil op een aantal punten reageren. Ten eerste heeft mevrouw Alberts betoogd
dat zij niets hoort, dat de wethouder de indrukt wekt dat alles goed gaat en dat we niet
door moeten modderen. Mevrouw Alberts, ik ben in mijn eerste termijn uitvoerig ingegaan
op een kwestie die het college en ook mij persoonlijk zeer ter harte gaat: de huidige stand
van het project. U hebt in uw eerste termijn zeer zware woorden daarvoor gebruikt. Na
mijn reactie bent u daar totaal niet op ingegaan. Dat raakt mij zeer omdat ik in mijn
inleiding heb gezegd dat ik persoonlijk met mijn 35 jaar ervaring in de gemeente van alles
heb meegemaakt en nu dit onder ogen krijg en daar een kwalificatie aan verbind. Dan zijn
er mensen die zeggen: wij merken niet dat dit het college iets doet. Heeft het lessen
geleerd? Ik weet niet welke woorden ik er nog aan toe kan voegen. Ik heb er ook niets
aan toe te voegen, behalve dan door nog eens naar mijn woorden te verwijzen en u te
vragen ze nog eens rustig na te lezen.
Er is discussie geweest over de vraag wat het college eigenlijk zegt. Ik heb het
niet geturfd, maar volgens mij heeft het college in zijn termijn ongeveer vijf keer glashelder
gezegd dat het college de conclusies van het rapport van de enquêtecommissie volledig
onderschrijft. Ik kan het nog een keer zeggen. Dat is zes keer. Dit is ook voor de
Amsterdammers de meest duidelijke boodschap die zij kunnen krijgen. U hebt ons ook
verschillende keren kunnen horen betogen dat wij betreuren dat het zo gelopen is. Ik denk
dat dat de meest helder boodschap is die we naar de Amsterdammers toe kunnen
uitspreken, zoals we ook gewezen hebben op de gevolgen die het voor de stad, voor u en
voor de Amsterdammers heeft. Daar is geen woord aan toe te voegen. Ik wil het hierbij
laten.
(Mevrouw
ALBERTS:
Ik heb in mijn termijn gezegd dat ik een reactie van
het college verwachtte. Ik heb het de kans ertoe gegeven. Ik heb ook
gezegd dat ik een motie overwoog. Ik heb die motie hier liggen. Ik wil een
korte schorsing om te bekijken welke raadsleden deze motie
medeondertekenen. Dat duurt twee minuten.)
De
VOORZITTER:
Ik schors de vergadering voor twee minuten.
(Mevrouw
HOOGERWERF:
Wij vragen een iets langere schorsing aan.)
De
VOORZITTER
schorst de vergadering.
De
VOORZITTER
heropent de vergadering.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Alberts.
Mevrouw
ALBERTS:
Ik wil toelichten waarom ik ga doen wat ik heb
aangekondigd. Ik loop de gebeurtenissen even na. Wethouder Herrema zou op grond van
dit rapport zijn weggestuurd. De reactie van het college vorige week hebben wij
geïnterpreteerd als het in bescherming nemen van de burgemeester. Wethouder Asscher

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
22
liet ons bij de start van dit college geloven en erop vertrouwen dat het allemaal goed zou
gaan. De afgelopen drieënhalf jaar was ook onderwerp van onderzoek van de
enquêtecommissie en ook toen, in 2008 en 2009, was de zaak niet op orde. Het college
en de collegepartijen hebben daar nauwelijks op gereageerd.
(Wethouder
ASSCHER:
Waarop gereageerd? Kunt u alstublieft iets
specifieker zijn?)
In het collegeakkoord werd beloofd dat we van optimisme naar realisme zouden
gaan. We hebben deze woorden regelmatig van de heer Herrema gehoord. In de reactie
van het college op het rapport is dit onvoldoende aan de orde gekomen. Wij vinden dat dit
een uitspraak van de raad waard is en dus dienen wij deze motie in. De motie is tamelijk
beknopt. Wij keuren de reactie van het college op het rapport van de enquêtecommissie
af.
(Mevrouw
VAN DER GARDE:
Ik ken de overwegingen van uw motie niet,
maar ik hoor nu het besluit. Betekent dit dat u de gehele reactie van het
college, van vandaag en van 13 januari, afkeurt?)
Ik zei: de reactie. We kunnen namelijk niet marchanderen, een stukje wel en een
stukje niet. Het gaat om een totaalverhaal dat ook door het college als zodanig is
gebracht.
(Mevrouw
VAN DER GARDE:
Het college heeft zojuist gezegd dat het de
gebeurtenissen betreurt. Het neemt alle conclusies en aanbevelingen
over. Ook dat keurt u af? Ik wil meteen mijn tweede vraag aan de SP
stellen. Wat is het doel van uw motie? Wilt u dat dit college opstapt? Ja of
nee?)
Ik heb al eerder gezegd dat wij uit het antwoord van het college niet kunnen
opmaken dat er iets geleerd is van het enquêterapport. Er ligt een rapport, maar we gaan
door. Vervolgens gaan we over de toekomst praten. Wij vinden dat onvoldoende en wij
keuren dat dus af.
(Mevrouw
VAN DER GARDE:
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Het
college heeft laten weten dat het de conclusies en aanbevelingen
accepteert. Ik ga ervan uit dat u dat ook afkeurt. Ik vraag u echter of u wilt
dat het college weggaat of niet. Dat is een eenvoudige ja/nee-vraag.)
Volgens mij staat dat niet in de motie. Dat is aan het college.
(Mevrouw
VAN DER GARDE:
Dus het antwoord is ‘nee’.)
Wat ons betreft mag het. Het is niet verboden.
(Wethouder
ASSCHER:
Duidelijke taal, mevrouw Alberts. Duidelijke taal.
Dit is de SP niet waardig.)
Als ik op uw stoel zou zitten, dan zou ik het inderdaad doen.
(Mevrouw
VAN DER GARDE:
Misschien willen anderen ook iets zeggen.
De SP schept voor de Amsterdammers nu heel veel onduidelijkheid. Ten
eerste is niet duidelijk wat u precies afkeurt. De reactie van het college
was namelijk heel uitgebreid. Ten tweede is volledig onduidelijk wat u met
deze motie wilt. Ik hoop daarom dat u iets duidelijker kunt maken wat uw
doel is. We hebben lang gewacht, we hebben drie schorsingen achter de
rug. Wat wilt u van ons?)
De enquêtecommissie heeft ook lang gestudeerd. Wij vinden dat de reactie erop
er volledig recht aan moet doen. Wij geven het college ook de kans – desnoods schriftelijk
of volgende week in een extra vergadering – om op een goede manier te reageren. De
reactie tot nu toe vinden wij onvoldoende.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
23
(Mevrouw
VAN DOORNINCK:
Ik ga dezelfde vraag herhalen. Ik vraag mij
af wat u precies had willen horen en wanneer u de reactie van het college
wel goed had gevonden. Het college zegt dat het alle conclusies en alle
aanbevelingen overneemt. Volgens mij heeft het iets met de toonzetting te
maken. Is dat het geval? Verder vraag ik u wat u met deze motie beoogt.
Wat worden wij, wat wordt Amsterdam er wijzer van als deze motie wordt
aangenomen?)
Misschien wel het besef dat we niet onder de binnenstad moeten boren.
De
VOORZITTER
deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
71°
Motie van het raadslid Alberts inzake het eindrapport van de
enquêtecommissie Noord/Zuidlijn (afkeuring) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 52).
Besluit:
Keurt de reactie van het college op het rapport van de enquêtecommissie af.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Manuel.
De heer
MANUEL:
D66 voelt met de SP mee, maar wij vinden dat we het
antwoord van het college niet kunnen afkeuren. Het college neemt de conclusies over. Wij
vinden wel dat het college in zekere zin tekortschiet, vooral in zijn manier van
beantwoording. Er spreekt weinig schuldbewustzijn uit de gekozen woorden. Het heeft er
alles van weg dat dit college reageert in de trant van: dit was het rapport, in de kast
ermee, we gaan verder en we zorgen dat de Noord/Zuidlijn goed afgehandeld wordt. Wij
vinden dat iets te snel en te gemakkelijk. Als in deze motie werd betreurd hoe het college
op dit rapport reageert, dan zouden wij ons er misschien wel in kunnen vinden. Alles
afkeuren wat het college heeft gezegd, gaat ons iets te ver.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Asscher.
Wethouder
ASSCHER:
Wij verkeren in totale onzekerheid over onze baan en
onze toekomst. Wat wil de SP? Moeten we weg of krijgen we een kans? Ik heb beide
mogelijkheden gehoord.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Alberts.
Mevrouw
ALBERTS:
Ik vind het jammer dat de heer Asscher nog steeds zijn
vingers in zijn oren heeft zitten. Hij verwoordt nu de reactie van het college. Wat wil de
SP? Wij willen een goede, gedegen reactie waaruit we kunnen zien dat er lering is
getrokken en dat er sprake is van schuldbesef. Dat u de kans biedt om de discussie over
de Noord/Zuidlijn in alle openheid te voeren. Dat willen wij. Tot nu toe hebben we dat
helaas nog niet van dit college mogen horen.
(Wethouder
VAN POELGEEST:
Ik wil weten wat de consequentie is van
dat oordeel. U kunt een dergelijk oordeel vellen. Het wordt door anderen
bestreden. Niemand ontzegt u dat oordeel. Wat is echter de consequentie
ervan? Dat moet in het verkeer tussen raad en college duidelijk zijn,

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
24
anders vertroebelen we die relatie. Als u vindt dat wij op moeten stappen,
dan kunt u dat zeggen. Als u vindt dat dit niet hoeft, dan kunt u dat ook
zeggen. U kunt dat niet boven dit debat laten hangen.)
Het is duidelijk. Ofwel het debat gaat verder, u komt met een nieuwe reactie en
we gaan op een goede manier verder praten, met schuldbesef en met lering uit het
rapport. Het alternatief is dat u dat niet doet en dan kunt u wat mij betreft opstappen.
(Wethouder
VAN POELGEEST:
Daarmee is dus duidelijk wat de
consequentie is als deze motie wordt aangenomen. De SP vindt dat het
college moet opstappen.)
U moet luisteren en uw vingers uit uw oren halen. Anders moet ik het nog een
keer zeggen.
(Wethouder
VAN POELGEEST:
U kunt gewoon met ‘ja’ op de vraag
antwoorden. Dat begrijp ik heel goed.)
Als u een motie van wantrouwen wilt, dan vind ik dat prima. Er zit nu een
ontsnappingsmogelijkheid voor u in.
De
VOORZITTER:
Ik kijk naar het college. Is het u nu duidelijk? Nog niet.
Mevrouw Alberts, u zult toch nog iets specifieker moeten zijn.
(Mevrouw
ALBERTS:
Nee.)
De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over het amendement-Flos en Alberts
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 36).
Het amendement-Flos en Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 36) wordt bij zitten en
opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert
dat
het
amendement-Flos
en
Alberts
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 36) is aangenomen met de stemmen van D66 tegen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht.
De voordracht wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert dat de voordracht met algemene stemmen is
aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van der Garde en Bergervoet
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 33).
De motie-Van der Garde en Bergervoet (Gemeenteblad afd. 1, nr. 33) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert dat de motie-Van der Garde en Bergervoet
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 33) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van der Garde en Bergervoet
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 42).

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
25
De motie-Van der Garde en Bergervoet (Gemeenteblad afd. 1, nr. 42) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert dat de motie-Van der Garde en Bergervoet
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 42) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van der Garde en Bergervoet
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 35).
De motie-Van der Garde en Bergervoet (Gemeenteblad afd. 1, nr. 35) wordt bij
zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert dat de motie-Van der Garde en Bergervoet
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 35) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van Pinxteren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 37).
De motie-Van Pinxteren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 37) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert dat de motie-Van Pinxteren (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 37) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Van Pinxteren en Geurts
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 38).
De motie-Van Pinxteren en Geurts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 38) wordt bij zitten
en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert dat de motie-Van Pinxteren en Geurts
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 38) met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 40).
De motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 40) wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
De
VOORZITTER
constateert dat de motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 40)
is verworpen met de stemmen van de SP voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 41).
De motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 41) wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
De
VOORZITTER
constateert dat de motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 41)
is verworpen met de stemmen van de SP en D66 voor.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
26
Aan de orde is de stemming over de motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 52).
De
VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van Drooge voor een
stemverklaring.
De heer
VAN DROOGE
(stemverklaring): Het CDA betreurt de reactie van het
college zeer. Het CDA betreurt het zeer dat het college geen antwoord heeft gegeven op
de uitdrukkelijke vragen die wij hebben gesteld. Betekent dit dat wij het college weg
moeten sturen of een motie daartoe moeten steunen? Aan de ene kant zou ik zeggen:
met liefde. Aan de andere kant zeg ik: het college geeft een beetje toe, het is een beetje
bijgedraaid. De dames en heren van het college zijn iets stijver dan ik ben. De buiging is
heel gering. Voor mij te gering, maar ik wil hen niet wegsturen. Daarom zullen wij deze
motie niet steunen, maar ik betreur de manier waarop dit gegaan is ten zeerste. Ik vind
het beneden de waardigheid van een goede raad.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Flos voor een stemverklaring.
De heer
FLOS
(stemverklaring): De VVD vindt de motie te stevig en zal haar
daarom niet steunen.
De
VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Van der Garde voor een
stemverklaring.
Mevrouw
VAN DER GARDE
(stemverklaring): Ik heb zojuist al gezegd dat de
reactie van het college, namelijk dat het alle aanbevelingen en conclusies overneemt,
goed is. Wij zullen daarom deze motie zeker niet steunen.
De motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 52) wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
De
VOORZITTER
constateert dat de motie-Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 52)
is verworpen met de stemmen van de SP voor.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 10 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met
inachtneming van de daarin als gevolg van aanneming van het amendement-Flos en
Alberts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 36) aangebrachte wijziging.
De
VOORZITTER:
Ik stel voor dat we geen andere agendapunten meer
behandelen. We zouden nog inventariseren of de vergadering morgen beperkt kan blijven
tot een middagzitting. Ik zie instemmend geknik. Dat betekent dat u er met uw
spreektijden rekening mee moet houden. Ik schors de vergadering tot morgenmiddag
13.00 uur.
De
VOORZITTER
schorst de vergadering om 22.30 uur.

Jaar
2010
Afdeling
2
Vergaderdatum 20 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsnotulen
R
27
INDEX
10 Voordracht van de enquêtecommissie inzake voorbereiding, besluitvorming en
uitvoering van de bouw van de Noord/Zuidlijn van 15 december 2009 tot vaststellen van
het rapport, instemmen met de conclusies en overnemen van de aanbevelingen van de
enquêtecommissie ............................................................................................................2
29 Actualiteit van de raadsleden de heer Van der Burg, mevrouw Van der Garde,
mevrouw Van Doorninck, mevrouw Alberts, de heer Limmen en de heer Manuel van
19 januari 2010 inzake noodhulp aan Haïti ......................................................................1
34 Motie van de raadsleden Van der Garde en Bergervoet inzake het rapport van de
enquêtecommissie Noord/Zuidlijn (verzekering en boren) .............................................15
41 Motie van het raadslid Alberts inzake het rapport van de enquêtecommissie
Noord/Zuidlijn (boren) .....................................................................................................17
42 Motie van de raadsleden Van der Garde en Bergervoet inzake het rapport van de
enquêtecommissie Noord/Zuidlijn (rapportage projecten)..............................................15
52 Motie van het raadslid Alberts inzake het eindrapport van de enquêtecommissie
Noord/Zuidlijn (afkeuring)................................................................................................23