Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen
R
1
Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer
190
Publicatiedatum
9 april 2010
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw N. Frijda van 16 maart
2010 inzake de bouw van de Noord/Zuidlijn.
Amsterdam, 8 april 2010
Aan de gemeenteraad
Op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam
heeft vragenstelster op 16 maart 2010, namens de fractie van Red Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht:
Algemene opmerking van het college:
Het lid van de gemeenteraad mevrouw Frijda (Red Amsterdam) heeft aan het begin
van de nieuwe raadsperiode een groot aantal vragen gesteld over een reeks van
onderwerpen de Noord/Zuidlijn betreffende. Het college beseft dat de nieuwe raad
een grote behoefte aan informatie heeft over de Noord/Zuidlijn. Het college is
voornemens om -in aanvulling op de beantwoording van onderstaande vragen- zodra
de raad commissies heeft geformeerd de raad nader te informeren aan de hand van
bijeenkomsten, presentaties en locatie-bezoeken. Indien de raad hier behoefte aan
heeft is het college van harte bereid ook al voordat tot commissievorming is
overgegaan een informatiebijeenkomst te beleggen. Het college hecht er aan dat de
raad zo snel mogelijk grondig geïnformeerd is over de Noord/Zuidlijn.
1. De gemaakte risico-analyse van het boorproces is tot nu toe geheimgehouden,
ondanks een WOB-aanvraag door het tv-programma Nova.
a) Red Amsterdam begrijpt dat vrijgeven van de risicobedragen de aannemers in de
kaart kan spelen wanneer nog moet worden onderhandeld over de prijs van bepaalde
werkzaamheden waarvoor niet eerder een aanneemsom is vastgesteld (stelposten).
Is het college echter bereid alleen de technische gegevens uit de risico-analyse
openbaar te maken?
Antwoord:
De dienst Noord/Zuidlijn (DNZL) heeft in het kader van zijn risico-management een
risico-register met daarin alle risico’s die de dienst kan identificeren. Het betreft alle
risico’s van de diverse onderdelen (contracten) van de DNZL en de eventuele risico’s
voortvloeiend uit onderlinge samenhang van de risico’s die zich op de contracten voor
kunnen doen. Het is hiermee een integraal risico-register waarop op centraal niveau
risico-management is gezet.
pg_0002
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
2
Het register is dynamisch; door verloop van tijd en voortschrijden van het project
verdwijnen er risico’s en komen er risico’s bij.
Het risico-register dient meerdere doelen.
Ten eerste kunnen aan de hand van het register beheersmaatregelen worden
genomen, om de kans op het daadwerkelijk optreden van het risico zo klein mogelijk
te maken.
Ten tweede is het van belang voor de planning. In de zogenaamde probabilistische
planning wordt aangegeven wanneer het werk naar verwachting klaar zal zijn, waarbij
rekening is gehouden met de kans van het zich voordoen van risico’s.
Ten derde daarmee samenhangend is de kans van het zich voordoen van risico’s van
invloed op de raming van de totale kosten voor de aanleg van het werk.
En ten vierde zijn er risico’s die bij daadwerkelijk optreden invloed op de omgeving
(zoals bewoners en eigenaars van panden langs de lijn, ondernemers en
voorbijgangers) kunnen hebben.
Het register is zodanig opgebouwd dat bij elke afzonderlijke post is aangegeven wat
de raming van het effectueren van het risico is en wat de dan te verwachten minimale
kosten en maximale kosten zijn. Het is niet alleen schadelijk voor de financiële positie
van de gemeente als deze bedragen openbaar worden, maar ook het openbaar
maken van het feit dat een bepaald risico in het register is opgenomen kan al
schadelijk zijn.
Tegelijk wil het college maximale transparantie betrachten met betrekking tot de
omgevingsrisico’s. Deze worden alle gecommuniceerd met de omgeving in de
overleggen die daartoe periodiek worden gehouden en de nieuwsbrieven die worden
verstuurd. Ook in de media is hierover gecommuniceerd.
Over de openbaarmaking van de risicodatabase is gesproken in de
Gemeenteraadsvergadering van 11 maart 2010, toen de risico’s van het boren op de
agenda van de raad stond. Tijdens het debat is een motie aangenomen dat de
database zoveel mogelijk openbaar moet zijn.
Het college wil hier als volgt invulling aan geven.
Zodra er raadscommissies zijn samengesteld en vergaderdata voor de commissies
zijn gepland zal de wethouder Noord/Zuidlijn samen met DNZL een presentatie
houden over het risico-management en de plek van het risico-register daarin.
Vervolgens zal in de beslotenheid van de commissie inzicht worden gegeven in het
register. Van de risico’s die gevolgen voor de omgeving kunnen hebben zal opnieuw
een overzicht worden gemaakt dat openbaar gemaakt zal worden.
b) Is het college bereid, gezien het belang van deze gegevens voor de inschatting
van de risico’s, om deze gegevens zo spoedig mogelijk openbaar te maken?
Antwoord:
Zie antwoord onder punt a.
pg_0003
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
3
c) Is het college ook bereid alle relevante bodemgegevens zo spoedig mogelijk
openbaar te maken?
Antwoord:
Het college nodigt de leden van de raad die daar belangstelling voor hebben -al dan
niet vergezeld van deskundigen die in staat zijn deze technische gegevens te
beoordelen- van harte uit om de grondgegevens bij de dienst Noord/Zuidlijn in te zien.
Ook tijdens de hoorzitting van 17 februari 2010 over de risico’s van het boren waren
deze gegevens voor iedere belangstellende voor inzage (en toelichting) beschikbaar.
d) Zo nee (vraag b en c), welke overwegingen rechtvaardigen volgens het college de
voortdurende geheimhouding van deze gegevens?
Antwoord:
Voor de gegevens uit de risicodatabase, zie het antwoord onder a.
Voor wat betreft de bodemgegevens geldt dat het hier uiterst technische gegevens
betreft die zonder technische kennis en duiding geen inzicht geven. Verder hebben
de gegevens veelal betrekking op panden die in eigendom en/of gebruik zijn van
private partijen. Om deze redenen acht het college het niet gewenst om deze
gegevens openbaar te maken.
Om echter tegemoet te komen aan de begrijpelijke behoefte van de raad om inzicht te
krijgen in de bodemgegevens en hoe daar mee wordt omgegaan doet het college u
de uitnodiging zoals onder punt c geformuleerd.
e) Als dergelijke overwegingen zouden bestaan, is het college dan bereid raadsleden,
vergezeld van deskundigen, zo spoedig mogelijk inzage te geven in deze technische
gegevens uit de risico-analyse en de bodemgegevens?
Antwoord:
Ja, zie hiervoor.
f) Is het college met ons van mening dat het college door verdere geheimhouding de
ernstige verdenking op zich laadt dat de risico’s (veel) groter zijn dan wat aan de
gemeenteraad is gerapporteerd, en dat een aantal risico's is verzwegen?
Antwoord:
Neen, het College deelt deze mening niet, in het licht van de volledige openheid in
informatievoorziening richting de raad zoals hiervoor genoemd.
g) Mocht het college volharden in verdere geheimhouding, is er dan geen kans op
vervolging wegens dood door schuld als er onverhoopt slachtoffers vallen als gevolg
van verzwegen risico’s?
Antwoord:
Dit is niet aan de orde gezien de antwoorden hiervoor.
h) Zijn alle technische gegevens uit de risico-analyse van het Projectbureau Noord-
Zuidlijn beschikbaar gesteld aan de aannemers? Zo nee, welke gegevens zijn niet
beschikbaar gesteld en tot welke claims en welke mate van verminderde
aansprakelijkheid van de aannemers kan dit leiden?
pg_0004
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
4
Antwoord:
Technische risico’s uit de risicodatabase worden gedeeld met de aannemers.
Gegevens die kunnen leiden tot verslechtering van de contractuele positie van de
gemeente in de contracten met de aannemers worden niet met de aannemers
gedeeld.
2. Tijdens het boorproces vindt voortdurend monitoring plaats bij panden in de
directe nabijheid van de tunnelbuis.
a) Welke bepalingen zijn in het contract boortunnels opgenomen over welke
zettingen maximaal mogen optreden bij het boorproces (normwaarde)?
Antwoord:
Er zijn in het contract met de aannemer van de boortunnel geen maximaal
toelaatbaar optredende zettingen aangegeven. Wel zijn allerlei technische bepalingen
opgenomen die er toe moeten leiden dat de zettingen minimaal zijn.
b) Met welke frequentie vindt monitoring bij het boorproces plaats?
Antwoord:
Ieder uur worden de meetpunten boven de boor en de meetspiegeltjes op de
belendingen ingemeten. De monitoring van de boormachinegegevens is on line. Op
basis van deze gegevens kan eveneens worden afgeleid of er op straatniveau
mogelijke problemen kunnen gaan optreden.
c) Is het college bereid iedere overschrijding van de normwaarde direct te rapporteren
aan de gemeenteraad en de bewoners en ondernemers in de directe omgeving? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord:
De dienst Noord/Zuidlijn onderscheidt een aantal fasen (kleurencodering) van zetting
waarin diverse acties kunnen/moeten worden genomen. De fasen zijn gerelateerd
aangegeven codes op basis van kleuren: groen, geel, oranje, rood en paars.
?
Groen: niets aan de hand;
?
Geel: het boorproces kan iets worden geoptimaliseerd – geen schade;
?
Oranje: er treedt lichte esthetische schade op – klemmende deur, scheurtje in de
wand – de vliegende brigade wordt er op afgestuurd om de schade te
onderzoeken en mogelijk direct herstel af te spreken en/of uit te laten voeren;
?
Rood: er treedt schade op, meer dan esthetisch waarbij de oorzaak niet uit het
boorproces is af te leiden. Indien dit niet te begrijpen is vanuit het boorproces
stoppen we met boren, worden de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) en de
calamiteitenorganisatie gewaarschuwd, deze komen in actie en onderzoeken wat
er aan de hand is en neemt de nodige maatregelen;
?
Paars: er is forse schade opgetreden en de calamiteitenorganisatie is
gewaarschuwd en in actie. Paars zal het vervolg zijn van de code rood, zodat een
ieder reeds op zijn/haar post is.
?
Wat de communicatie hierover betreft zal het aantal gevallen waarin de vliegende
brigade optreedt wordt gemeld op de website van de Noord/Zuidlijn. In geval van
grotere schade zal hierover vanzelfsprekend afzonderlijke communicatie met de
omgeving en het bestuur plaatsvinden. Voorafgaand aan de passage van de
boormachines krijgen omwonenden en ondernemers in de omgeving een brief
pg_0005
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
5
waarin specifiek de risico’s zijn benoemd voor hun omgeving alsmede hoe te
handelen wanneer er toch een calamiteit optreedt. Deze brief wordt aangevuld
met een sticker waarop de belangrijkste informatie compact herhaald wordt. Met
deze manier van communicatie is reeds ervaring opgedaan bij de diepe stations.
Omwonenden kunnen zich bovendien laten informeren tijdens
bewonersoverleggen, spreekuren en wanneer gewenst een individueel gesprek
thuis.
d) Is het college bereid de monitoring vanaf het begin van het boorproces voor
iedereen via internet continu live zichtbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De monitoring gegevens zijn technisch van aard en vergen een interpretatie waar
inhoudelijke kennis van het systeem en de gegevens voor nodig is. Het voor iedereen
via internet zichtbaar maken van de gegevens levert geen voor belangstellenden
bruikbare informatie op. Het college is om deze reden niet bereid om de monitoring
via internet live zichtbaar te maken.
De stad kan de voortgang van het boorproces volgen via de Noord/Zuidlijn-website en
via het Noord/Zuidlijn-journaal op Amsterdam.nl/tv op AT5 dat in maart van start gaat.
Vanaf 2 april is de voortgang te zien op de website
www.hierzijnwij.nu
.
e) Welke maatregelen worden genomen bij overschrijding van de normwaarde?
Antwoord:
Zie het antwoord bij punt c.
f) Wordt het boorproces in dat geval direct gestopt? Zo nee, in welke situatie zal het
boorproces wel worden gestopt?
Antwoord:
Zie het antwoord bij punt c.
g) Is de aannemer op basis van het contract boortunnels geheel aansprakelijk voor
alle schade die voortvloeit uit het overschrijden van de normwaarde? Zo nee, welke
schade komt voor rekening van de gemeente?
Antwoord:
Zie onder a, waarmee het eerste deel van deze vraag niet relevant is. Voor wat het
tweede deel betreft geldt dat uit het contract volgt dat de aannemer niet aansprakelijk
kan worden gesteld voor gevolgschade. De schade aan de belendende percelen is
voor rekening van de Gemeente.
h) Is het college bereid de monitoring uit te breiden naar de Warmoesstraat en andere
straten die iets verder van het boortracé liggen, alsmede naar de achterkant van alle
betreffende panden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het college is niet bereid om de monitoring uit te breiden buiten de zogenaamde 1
mm invloedsgrens zoals die nu wordt gehanteerd. Dat is te ver weg van de plaats
waar boor-activiteiten plaats vinden. De huidige genomen maatregelen rond het
boorproces bieden voldoende veiligheid en zekerheid naar de omgeving.
pg_0006
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
6
i) Als er iets aan de oppervlakte wordt gemeten is de verstoring in de ondergrond al
lang opgetreden. Hoe lang duurt het minimaal en maximaal voordat dergelijke
effecten gemeten worden? (m.a.w.: hoe lang na een verstoring kunnen zich nog
zettingen aan de oppervlakte openbaren?)
Antwoord:
De zetting aan de oppervlakte heeft de vorm van een soort trog die zich met de
snelheid van de boor voortplant – gemiddeld 8-10 meter per dag, dus zeer langzaam.
Bij optredende zettingen volgt het oppervlak vrij snel de verstoring direct achter de
boorkop. Immers de normale zettingen treden op als er onvoldoende ruimte met grout
rondom de betonnen ringen wordt opgevuld.
j) De monitoring meet zettingen aan de oppervlakte, maar meet zij ook het
draagvermogen van funderingspalen langs het tracé? (die door veel meer dan alleen
door zettingen wordt beïnvloed)
Antwoord:
Nee, de monitoring meet de zettingen van het oppervlak direct boven de boor en de
meetspiegeltjes meten de eventuele invloed op de belendende panden.
k) Als de grond boven de boor gaat zakken, komen er krachten op de ondergrondse
leidingen en rioleringen. Is daar rekening mee gehouden? En wie betaalt eventuele
schade aan leidingen en rioleringen?
Antwoord:
De optredende zettingen tot 30 mm hebben niet tot nauwelijks invloed op kabels en
leidingen. Wel is de gietijzeren gasleiding vooruitlopend op het boren op het Damrak
door Liander vervangen door een meer flexibele leiding die de zettingen kan
opnemen.
Mocht er desondanks toch door het boren schade ontstaan aan de leidingen dan is dit
voor rekening van de gemeente/de verzekering.
3. Het Projectbureau Noord-Zuidlijn heeft op het Damrak bodembevriezing
toegepast waardoor zettingen en verzakkingen aanvankelijk niet optreden.
a) Bestaat het risico dat er zettingen of verzakkingen ontstaan nadat de bodem weer
'ontdooid' wordt of wanneer het proces van bodembevriezing wordt beëindigd?
Antwoord:
De grond is ter plaatse van het natte Damrak direct aansluitend aan de startschacht
t.b.v. het boren bevroren. Het ontdooien gebeurt pas als beide tunnelbuizen zijn
aangebracht. Ter plaatse bevindt zich geen bebouwing anders dan de kade. De kade
is reeds eerder dit jaar van een nieuwe fundering voorzien en in horizontale richting
gefixeerd. Met deze aanpak is het risico op zettingen of verzakkingen
geminimaliseerd.
b) Zo ja, welke maatregelen worden getroffen om dit risico weg te nemen?
Antwoord:
Zie het antwoord bij punt a.
pg_0007
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
7
c) Op welke delen van het boortracé wordt bodembevriezing toegepast?
Antwoord:
Op dit moment vindt bodembevriezing alleen plaats ter hoogte van het natte Damrak,
zoals aangegeven onder punt a.
Op enkele plaatsen worden in de toekomst verbindingen tussen de tunnelbuizen
aangebracht ten behoeve van nooduitgangen. Op die plaatsen zal de grond ook
bevroren worden. Dit is een standaardmethode bij dit soort werkzaamheden.
Buiten het boortracé wordt er gevroren bij de stations Rokin en Vijzelgracht, om geen
problemen te krijgen in geval van onverhoopte lekkages aan diepwanden tijdens het
verder ontgraven.
4. Bij Station Ceintuurbaan wordt zowel ter hoogte van de Van Ostadestraat als van
de Gerard Dou-/Saenredamstraat de eerste zandlaag doorboord, waarop de
omliggende huizen gefundeerd zijn.
a) Is hier ervaring mee?
Antwoord:
De bovenste buis aan weerszijden van het station Ceintuurbaan ligt deels in de eerste
en deels in de tweede zandlaag. Er is ruime ervaring op het gebied van boren in een
laag waarop ook panden staan gefundeerd. Ook in Rotterdam is bijvoorbeeld een
dergelijke boortunnel gemaakt, waar dezelfde aannemer bij betrokken is die ook
werkt voor de Noord/Zuidlijn.
b) Hoe dik is deze laag en hoe verhoudt dat zich tot de diameter van de boortunnel?
Antwoord:
Deze laag heeft niet een vaste dikte, maar wisselt sterk van dikte.
c) In hoeverre heeft dit invloed op de stabiliteit van de zandlaag en het
draagvermogen van de funderingspalen?
Antwoord:
Het doorboren van een zandlaag heeft geen invloed op de stabiliteit van de zandlaag
en het draagvermogen van de funderingspalen. Immers het geboorde gat wordt direct
weer opgevuld door respectievelijk de boorkop en de betonsegmenten met het
omringende grout.
5. De boormachine zal bij het Centraal Station de fundering van een kademuur en
betonnen wanden van stations moeten doorboren.
a) Bestaat er praktijkervaring met het doorboren van funderingen en betonnen
wanden door een tunnelboormachine, zo dicht bij bebouwing? Zo ja, welke?
Antwoord:
Het doorboren van de wanden van de startschacht bij het Natte Damrak heeft geen
effect op de fundaties. Ook bij andere tunnels worden betonblokken doorboord, de
zgn. dichtblokken. Ter hoogte van het Natte Damrak bestaat de oude fundering van
de kademuur mogelijk op die diepte uit doorgeheide gestapelde houten palen. Deze
palen worden bij het boren door het ijslichaam omhuld, zodat de palen eenvoudig
pg_0008
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
8
door de boorkop kunnen worden versplinterd. De uiteinden van de afgeboorde palen
worden in het groutlichaam rondom de tunnel opgenomen, waardoor er weer
voldoende draagvermogen aanwezig is.
Op 7 april 2010 heeft de eerste tunnelboormachine inmiddels 15 meter tunnel
gegraven.
b) Welke risico’s op zettingen en verzakkingen brengt dit doorboren op basis van de
risico-analyse Noord/Zuidlijn met zich mee?
Antwoord:
Nu de kade eerder dit jaar is gefixeerd (zie antwoord 3a), is er nauwelijks meer een
risico bij het doorboren.
6. Op iedere plaats van het tunneltracé kan zich een blow-out (onder luchtdruk bij
onderhoud en onvoorziene obstakels) dan wel opbarsting (onder bentonietdruk bij
regulier boorproces) voordoen.
a) Hoe wordt op basis van de risico-analyse database van het Projectbureau
Noord/Zuidlijn de kans op een blow-out respectievelijk een opbarsting ingeschat als
gevolg van het boorproces? Met welke schade wordt in beide gevallen op basis van
deze analyse rekening gehouden?
Antwoord:
De kans op een blow-out (door een instabiliteit van het boorfront verdwijnt er grond in
de graafkamer van de boormachine met als mogelijk gevolg een krater met een
diepte van orde 50 cm aan het oppervlak) of “opbarsting” (daar waar door een
onregelmatigheid in de bodem de grout of bentoniet naar het oppervlak gedrukt zou
kunnen worden) wordt als klein ingeschat. Deze kans is klein aangezien de tunnel op
zeer grote diepte wordt aangelegd. Normaal is de diepte van een boortunnel eenmaal
de diameter van de betreffende tunnel, echter de NZ-lijn ligt op een diepete van ca. 2
a 3 maal de diameter. Er zijn een aantal plaatsen waar de kans iets groter is, zoals bij
het binnenkomen van de diepe stations. Daar ter plaatse worden
voorzorgsmaatregelen getroffen. Bijvoorbeeld tijdens het doorboren van de
diepwanden wordt de straat tijdelijk ter plaatse afgezet.
b) Waarom is slechts het risico van een blow-out onderworpen aan een second
opinion (door Prof. Maidl) en niet het risico van een opbarsting?
Antwoord:
Prof. Maidl is alleen gevraagd de risico’s van een blow-out te beoordelen aangezien
dit direct met de beheersing van het boorproces zelf te maken heeft. Bij, zoals hier
genoemd, een “opbarsting” is er sprake van een verticale verbinding naar het
maaiveld waarvan de kans bij de diepte waarop de NZlijn wordt aangelegd, vrijwel
nihil is.
pg_0009
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
9
c) Is het College bereid alsnog Prof. Maidl opdracht te geven een second opinion te
geven van het risico op een opbarsting?
Antwoord:
Het college vindt het niet nodig om alsnog prof. Maidl hiervoor opdracht te geven
gezien het antwoord onder punt b. Overigens is prof. Maidl nog steeds als adviseur
betrokken bij het project.
d) Welke maatregelen zullen worden genomen als zich een blow-out dan
wel opbarsting voordoet?
Antwoord:
Indien zich dit voordoet spreken we over een calamiteit en zal direct het
calamiteitenplan ten uitvoer worden gebracht.
e) Bestaat er voor de situatie onder d) genoemd een calamiteiten- c.a. rampenplan?
Zo ja, is een dergelijk plan gecommuniceerd met hulpdiensten en kan dit openbaar
worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja. Het incidentenplan is bekend bij de hulpdiensten, is openbaar en ter inzage
beschikbaar bij de dienst Noord/Zuidlijn. Voor de diepe stations is hier ervaring mee
opgedaan en er worden ook regelmatig oefeningen gehouden.
7. Het opbarstrisico is niet omschreven in het overzicht dat aan de gemeenteraad is
verstrekt.
a) Waarom is het opbarstrisico niet omschreven in het overzicht dat aan de
gemeenteraad is verstrekt?
Antwoord:
Zie hiervoor bij de antwoorden onder punt 6.
b) Hoe groot is het opbarstrisico, en hoe is dat berekend?
Antwoord:
Zie hiervoor bij de antwoorden onder punt 6.
c) Wat zijn de mogelijke gevolgen van opbarsting?
Antwoord:
Er zal dan bentoniet / grout op straatniveau terecht komen.
d) Welke maatregelen zijn nodig om die gevolgen op te lossen als ze zich voordoen?
Antwoord:
Het bentoniet / grout op straatniveau zal dan worden opgeruimd en de verbinding
naar de boorkop zal worden volgestort of geïnjecteerd met snelverhardend grout of
ander materiaal.
pg_0010
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
10
e) Hoeveel bedragen de in dat geval te verwachten kosten?
Antwoord:
De kosten zullen een orde van grootte van enkele tienduizenden euro’s bedragen.
f) Voor wie zijn die kosten, en hoe is dat in het contract met de aannemer geregeld?
Antwoord:
Het is in Nederland gebruikelijk dat de opdrachtgever de verantwoordelijkheid heeft
voor afwijkende grondsamenstelling. De aansprakelijkheid voor de
bodemgesteldheid, indien anders dan door de gemeente bij het contract aan de
aannemer is aangereikt, is voor de gemeente en van daaruit komen ook de kosten
ten laste van de gemeente.
g) Heeft de gemeente zich verzekerd tegen het risico dat voor haar rekening komt?
Zo ja, hoe precies? (type polis)
Antwoord:
In de door de gemeente afgesloten zogenaamde CAR-polis is opgenomen dat
schaden m.b.t. opbarsten niet verzekerd zijn, tenzij sprake is van een plotselinge en
onvoorziene gebeurtenis ten gevolge van een aantasting van de stabiliteit in de
bodem, grondlichamen of grond-/waterkerende constructies. Het gaat zowel om
schade aan het werk, aan bestaande eigendommen en derden.
8. Het contract boortunnels is een design & construct contract.
a) Welke van de in het contract vastgelegde risico's komen voor rekening van de
aannemer en welke voor rekening van de gemeente?
Antwoord:
Het contract boortunnel is geen Design and Construct contract, maar een E&C-
contract (Engineering and Construct). Dit houdt in dat de gemeente verantwoordelijk
is voor het hoofdontwerp van de boortunnel en de aannemer verantwoordelijk voor de
uitwerking (door haar uitgewerkte detailzaken) en de uitvoering. Vanwege de
moeilijke marktsituatie ten tijde van het sluiten van de oorspronkelijke contracten zijn
er veel risico’s bij de gemeente neergelegd. In een heronderhandelingsperiode van
meer dan 2 jaar is het de bedoeling dat enerzijds het boren meer prestatiegericht
gemaakt wordt en anderzijds dat een herziene risicoverdeling afgesproken wordt
waardoor de aannemer weer meer risico’s onder zijn verantwoordelijkheid krijgt, die
hij zelf ook het beste kan beheersen. Overeenstemming over de contractaanpassing
wordt op korte termijn verwacht.
b) In hoeverre heeft de aannemer invloed gehad op het ontwerp van de tunnels dan
wel is het ontwerp door kritiek van de aannemer gewijzigd?
Antwoord:
Het ontwerp van de boortunnel is door de gemeente gemaakt. Details zijn in overleg
met de aannemer hier en daar aangepast.
pg_0011
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
11
c) Heeft de aannemer gewezen op specifieke risico's die door het Projectbureau
Noord-Zuidlijn niet waren onderscheiden? Zo ja, welke?
Antwoord:
De aannemer heeft geen extra specifieke risico’s naar voren gebracht die al niet door
de gemeente waren voorzien of al maatregelen voor waren genomen.
d) Wordt in het contract rekening gehouden met het risico van implosie van de tunnel
tijdens de aanleg? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Implosie van de tunnel tijdens de aanleg heeft te maken met de constructieve sterkte
van de tunnel. Daar gelden de normale Nederlandse normen voor, waardoor de zeer
kleine kans op een implosie in de orde ligt van het doorbreken van de dijken langs de
kust van Nederland.
e) Welke bepalingen zijn in het contract opgenomen over de te behalen
boorsnelheid?
Antwoord:
In de nieuwe contractafspraken is het zo dat de aannemer er baat bij heeft om naast
het behalen van een goede performance van de tunnel (kwaliteit) ook zo snel als
mogelijk te werken. Immers daar verdient de aannemer het meest mee vanwege de
vaste prijs. Dit was in het oude contract precies andersom.
f) Welke consequenties heeft het voor de aannemer als de vereiste boorsnelheid niet
wordt gehaald?
Antwoord:
Indien de aannemer niet de vereiste boorsnelheid haalt (gemiddeld circa 8 à9 meter
per dag) zal de aannemer minder winst kunnen maken of zelfs verlies gaan lijden.
9. De overeenkomst die De Bijenkorf heeft gesloten met de gemeente over
vergoeding van alle schade die ontstaat door het boren wordt geheimgehouden.
a) Waarom wordt de overeenkomst tot nu toe geheimgehouden?
Antwoord:
De gemeente gaat niet eenzijdig een overeenkomst met een particulier bedrijf
openbaar maken. Het feit dat de gemeente een privaatrechtelijke overeenkomst heeft
afgesloten is het gevolg van de behoefte om, gegeven de zorg van de eigenaars en
gebruikers van het pand van de Bijenkorf, een bestaande overeenkomst uit 2007 te
verduidelijken. Het betreft hier de compensation grouting overeenkomst met de
Bijenkorf, die voor de gemeente nodig was om compensation grouting toe te mogen
passen onder het pand van de Bijenkorf.
De leden van de raad zijn uitgenodigd om vertrouwelijk van de overeenkomsten uit
2007 en 2010 kennis te nemen.
pg_0012
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
12
b) Is het college bereid deze overeenkomst alsnog per direct openbaar te maken?
Antwoord:
Zie het antwoord onder a.
c) Verwacht het college dat andere eigenaren van gebouwen en ondernemers langs
het tracé zullen aandringen op soortgelijke overeenkomsten?
Antwoord:
Voor alle ondernemers langs het tracé geldt een zelfde stelsel van
tegemoetkomings-, compensatie- en schaderegelingen. Het feit dat hierover met de
Bijenkorf een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten is, zoals onder a verwoord,
het gevolg van het feit dat er al een overeenkomst uit 2007 bestond als gevolg van de
afspraken met de Bijenkorf rond het toepassen van compensation grouting.
d) Zo ja, heeft het college een inschatting gemaakt van het aantal te verwachten
schade-overeenkomsten, en van het totaal verwachte bedrag aan schadeclaims? En
zo ja, om welke aantallen en bedragen gaat het dan?
Antwoord:
Zie het antwoord onder c.
e) Heeft de gemeente zich verzekerd tegen dergelijke schadeclaims voor het
maximaal te verwachten totaalbedrag?
Antwoord:
De gemeente heeft een verzekering voor materiële schade aan de omgeving,
inclusief schade die daar het gevolg van is (via Lloyds London, met een maximum
van € 50 mln per gebeurtenis en een eigen risico van € 250.000)
f) Zo nee, hoe denkt het college alle mogelijke schadeclaims te kunnen financieren?
Antwoord:
Zie het antwoord onder e.
10. De gesloten overeenkomst tussen De Bijenkorf en de gemeente Amsterdam is
volgens De Bijenkorf een aanscherping van de reeds in 2007 gesloten
overeenkomst.
a) In welke opzichten is sprake van een aanscherping van de overeenkomst uit 2007?
Antwoord:
De gemeente beschouwt de overeenkomst van 2010 als een verduidelijking van de
overeenkomst van 2007.
b) Komen er meer vormen van schade voor vergoeding in aanmerking? En zo ja,
welke?
Antwoord:
Nee, dit is niet het geval.
pg_0013
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
13
c) Zijn de criteria voor vergoeding van bepaalde typen schade verruimd, en zo ja om
welke typen schade gaat het?
Antwoord:
Zie het antwoord onder b.
d) Wordt op grond van de recente overeenkomst ook andere schade dan directe
schade aan het pand vergoed, zoals omzetschade (in het geval het warenhuis tijdelijk
geheel of gedeeltelijk moet sluiten)? En zo ja, in welke mate?
Antwoord:
Vergoeding van omzetschade is mogelijk, zoals dat ook het geval is bij andere
ondernemers langs het boortraject.
e) Heeft de gemeente Amsterdam mogelijke schade aan het pand van De Bijenkorf
en omzetschade extern verzekerd? Zo ja, bij welke verzekeraar, in welk type polis
(beroepsaansprakelijksheidsverzekering) en tegen welke kosten?
Antwoord:
Schade (incl. omzetderving als indirect gevolg) is gedekt bij de WA verzekering die is
gesloten met Lloyd’s. Uitgesloten zijn schades als gevolg van ontwerpfouten.
f) Is in de overeenkomst met De Bijenkorf rekening gehouden met schade als gevolg
van het optreden van een blow-out? Zo ja, welke schade wordt in casu voorzien?
Antwoord:
De overeenkomst behandelt schade veroorzaakt door de aanleg van de tunnel ten
behoeve van de Noord/Zuidlijn. De overeenkomst bevat geen nadere uitwerking van
mogelijke vormen of omvang van de oorzaak of de mogelijke vormen of omvang van
de hierdoor veroorzaakte schade.
g) Voorziet de overeenkomst ook in totale sloop van het pand van De Bijenkorf? (bij
dusdanig ernstige schade dat volledig herstel niet mogelijk is, dan wel wezenlijk
duurder uitvalt dan sloop van het pand en het realiseren van nieuwbouw)
Antwoord:
Zie het antwoord onder f.
11. Over de schade als gevolg van de twee calamiteiten bij station Vijzelgracht in
2008 bestaat nog altijd veel onduidelijkheid.
a) Zijn de onderhandelingen tussen de gemeente en aannemer Bögl over de
verdeling van de extra kosten als gevolg van de twee calamiteiten bij station
Vijzelgracht in 2008 inmiddels afgerond? Zo ja, welk deel van de totale extra
kosten komt ten laste van aannemer Bögl en welk deel ten laste van de
gemeente?
Antwoord:
De kosten voor het dichten van de lekkages en de vertraging als gevolg van het
dichten van de lekkages (dus niet de vertraging als gevolg van heroriëntatie herstart)
in de diepwanden van de Vijzelgracht zijn voor rekening gekomen van de aannemer
pg_0014
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
14
Bögl. Contractueel is vastgelegd dat de gemeente zich het recht voorbehoudt om
alsnog aan het einde van de ontgraving de aannemer aansprakelijk te stellen, mede
op basis van de kwaliteit van de diepwanden die tijdens de ontgraving is
aangetroffen.
b) Heeft aannemer Bögl volledig in lijn met het bouwtechnisch ontwerp voor dit station
gebouwd? Zo nee, welke fouten heeft de aannemer gemaakt?
Antwoord:
De aannemer Bögl heeft het station conform de ontwerptekeningen gemaakt. Of er in
de uitvoering fouten zijn gemaakt moet blijken als de diepwanden verder zijn
afgegraven.
c) Hebben aannemer Bögl of de onderaannemers die onder verantwoordelijkheid van
Bögl werken anderszins verwijtbaar gehandeld, door bijvoorbeeld niet de juiste
kwaliteit beton te gebruiken?
Antwoord:
Er zijn uit het onderzoek tot nu toe geen verwijtbare zaken richting de aannemer naar
voren gekomen die aanleiding hebben gegeven tot aansprakelijkstelling. De feitelijke
situatie die wordt aangetroffen nadat tot verdere ontgraving is overgegaan kan hier
meer inzichten geven.
d) Kunnen de zwakke plekken die in de diepwanden zijn geconstateerd en de
mankementen van de voegen tussen de diepwandpanelen volledig dan wel
gedeeltelijk worden toegeschreven aan het falen van de aannemer?
Antwoord:
Zoals reeds hiervoor aangegeven heeft de aannemer de verantwoordelijkheid voor de
lekkage van de desbetreffende voegen. Uit het uitgevoerde onderzoek is vooralsnog
niet hard te maken dat de aannemer ondeugdelijk werk heeft geleverd.
e) Staat inmiddels vast hoe groot de schade is aan de panden die in de nabijheid van
het station zijn gelegen? Zo ja, om welk bedrag gaat het? Komt deze schade volledig
voor rekening van de gemeente? Zo nee, welk bedrag wordt verhaald op de
aannemer?
Antwoord:
Over de omvang van de schade aan deze panden en de stand van zaken van de
afhandeling daarvan heeft de wethouder Noord/Zuidlijn samen met het hoofd van het
Schadebureau Noord/Zuidlijn de commissie Verkeer en Vervoer op 11 november
2009 vertrouwelijk geïnformeerd. De vertrouwelijkheid hing samen met de privacy-
gevoeligheid van de informatie en de onderhandelingspositie van de gemeente.
Het college is graag bereid deze informatie opnieuw vertrouwelijk met de nieuwe raad
te delen.
Zie voorts de brief van de wethouder Verkeer van 11 maart 2010 aan de
Gemeenteraad inzake de uitgifte in erfpacht van enkele panden aan de Vijzelgracht.
pg_0015
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
15
f) Is op grond van de twee calamiteiten door externe deskundigen geconcludeerd dat
het bouwtechnisch ontwerp van het station in bepaalde opzichten ondeugdelijk is? Zo
ja, welke kritiek hebben deze deskundigen geleverd? En heeft deze kritiek
geresulteerd in aangepaste ontwerpen voor de andere stations?
Antwoord:
De lekkages zijn ontstaan als gevolg van insluitingen (een prop) van bentoniet ter
plaatse van de diepwandvoegen. Deze prop bentoniet is door de waterdruk aan de
buitenzijde van de wand uit de voeg gedrukt, waardoor het water met grond vrij naar
binnen kon stromen. Door prof. Van Tol van Deltares is geconstateerd dat er geen
eenduidige oorzaak aangewezen kan worden voor de aanwezigheid van bentoniet ter
plaatse van de lekkende voegen. De problemen zijn in 2008 naar voren gekomen
tijdens het ontgraven, dus op dat tijdstip waren de diepwanden van alle stations reeds
gemaakt. Mocht er destijds een duidelijke oorzaak naar voren zijn gekomen dan nog
hadden eventuele aanpassingen geen effect meer gehad.
g) Bij station Vijzelgracht wordt de grond voor de voegen tijdelijk bevroren waardoor
de grond 'versteent' en een waterdichte barrière wordt gevormd. Is het mogelijk dat
na beëindiging van het vriesproces toch lekkages zullen optreden door de
geconstateerde zwakke plekken in de diepwanden dan wel door de voegen tussen de
diepwandpanelen? Zo ja, hoe wordt dit risico omschreven, hoe groot is de kans
hierop en wat zijn de gevolgen van het optreden van dit risico op basis van de risico-
analyse Noord-Zuidlijn?
Antwoord:
Tijdens het ontgraven is de grond inclusief de eventuele insluitingen in de wand
bevroren. Dit voorkomt dat er een lek ontstaat. Nadat de grond aan de binnenzijde is
weggefreesd, worden -terwijl de voeg nog steeds bevroren is- staalplaten over de
gehele ontgraven hoogte van de voeg aangebracht, zodat ook latere water-
/grondstroming is voorkomen. Nadat de preventieve maatregelen zijn uitgevoerd is de
kans vrijwil nihil dat een calamiteit als eerder bij de Vijzelgracht is gebeurd, opnieuw
kan gebeuren.
12. Het is zeer belangrijk dat er op korte termijn duidelijkheid komt over de vraag of
het diepste gedeelte van de ontgraving van station Vijzelgracht zal plaatsvinden
onder hoge luchtdruk. Het niet ontgraven onder hoge luchtdruk zou kunnen leiden
tot het opbarsten van de bouwput (breken van de eemkleilaag) waardoor een
megacalamiteit ontstaat die zeer veel schade kan toebrengen aan alle panden in de
nabijheid van station Vijzelgracht en zelfs zou kunnen leiden tot instorting van een
aantal panden.
a) Wordt het diepste gedeelte van station Vijzelgracht ontgraven onder hoge
luchtdruk?
Antwoord:
Onderzoek hieromtrent is momenteel volop bezig. Het college zal na afronding
hiervan aan de raad rapporteren.
pg_0016
Jaar 2010
Afdeling 1
Nummer 190
Datum 9 april 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteblad
Schriftelijke vragen, dinsdag 16 maart 2010
R
16
b) Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie het antwoord bij punt a.
c) Kan het college garanderen dat tijdens het ontgravingsproces het verticaal
evenwicht in de bodem onder alle omstandigheden wordt gehandhaafd?
Antwoord:
100% garanties kunnen nooit worden gegeven, echter met de kennis van heden
voldoen we aan de strengste eisen/normen die aan dergelijk zaken momenteel in
Nederland worden gesteld.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
H. de Jong, secretaris
L.F. Asscher, waarnemend burgemeester