Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Gemeenteblad
Raadsvoordracht
R
1
Jaar
2010
Vergaderdatum
20 en 21 januari 2010
Afdeling
1
Agendapunt
6
Nummer
10
Publicatiedatum
13 januari 2010
Onderwerp
Vaststellen van het rapport, instemmen met de conclusies en overnemen van de
aanbevelingen van de enquêtecommissie inzake voorbereiding, besluitvorming en
uitvoering van de bouw van de Noord/Zuidlijn
Aan de gemeenteraad
Op grond van het hiernavolgende stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen:
De gemeenteraad van Amsterdam
Gezien de voordracht van de enquêtecommissie inzake voorbereiding, besluitvorming
en uitvoering van de bouw van de Noord/Zuidlijn van 15 december 2009,
Besluit:
I. het rapport van de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn van 15 december 2009
vast te stellen;
II. in te stemmen met de conclusies van de enquêtecommissie te weten:
1. de keuze voor de diepe boormethode in 1991 was gebaseerd op een te
beperkte technische en financiële risicoanalyse;
2. met de keuze van de boortunnelvariant in 1991 hebben het college en de
raad impliciet de kosten en risico’s verbonden aan de aanleg van de
Noord/Zuidlijn al in grote mate vastgelegd;
3. bij het principebesluit tot aanleg van de Noord/Zuidlijn in 1996 hebben het
college en de raad gekozen voor een verschuiving van het tracé naar de
Ferdinand Bolstraat, en op grond van het argument dat niet gesloopt
mocht worden, bewust gekozen voor een duurdere en risicovollere
variant;
4. onderzoeken naar de vervoerswaarde en de kostendekkingsgraad van het
project Noord/Zuidlijn geven tot nog toe een te rooskleurig beeld;

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
2
5. het ontbreken van een kosten-batenanalyse illustreert het gemis aan
zakelijkheid in de plan- en besluitvormingsfase van het project
Noord/Zuidlijn;
6. het college heeft verzuimd in de vroege besluitvormingsfase het
Projectbureau Noord/Zuidlijn van de nodige kwaliteit te voorzien. Het
besluit van het college tot een klein Projectbureau Noord/Zuidlijn, dat
vervolgens kwalitatief onvoldoende werd ingevuld, maakte het
Projectbureau Noord/Zuidlijn vanaf de start vrijwel geheel afhankelijk van
het private Adviesbureau Noord/Zuidlijn;
7. het college heeft verzuimd de aanleg van de Noord/Zuidlijn te
heroverwegen toen in 1999 duidelijk werd dat de subsidie van het
ministerie van Verkeer en Waterstaat zou worden afgegeven als een
lumpsum. Ook vanuit de raad werden op dat moment geen initiatieven tot
een fundamentele heroverweging genomen;
8. het college en de raad hadden in 2000, gegeven de lumpsum subsidie
van het Rijk, moeten onderzoeken in hoeverre de gemeente Amsterdam
het project Noord/Zuidlijn alleen aankon;
9. het college en de raad hebben de uitkomst van de markttoets naast zich
neergelegd. De resultaten van zowel de eerste als tweede
aanbestedingsronde wezen uit dat het onmogelijk was om de
Noord/Zuidlijn te realiseren binnen het met het Rijk overeengekomen
budget, maar toch werd het aanbestedingsproces vervolgd;
10. het college heeft zich te snel vastgepind op een budgetplafond. Dit werd
leidend voor de projectorganisatie. Omdat het Projectbureau
Noord/Zuidlijn de nodige autoriteit en uitvoeringservaring miste, werden,
mede vanwege het budgetplafond, te veel risico’s bij de gemeente gelegd
en contracten afgesloten met te veel open einden en te lage
risicoreserveringen;
11. in de periode 1991 tot 2002 hebben het college en de raad de
omstandigheden waaronder het project Noord/Zuidlijn uitgevoerd diende
te worden voortdurend laten verslechteren;
12. het college heeft het project Noord/Zuidlijn bij het go-besluit in oktober
2002 onderschat. De risicoreserveringen die werden aangelegd waren
ruim onvoldoende om de risico’s die bij de gemeente lagen te dekken en
het hoofd te bieden aan de moeilijke omstandigheden waaronder het
project Noord/Zuidlijn uitgevoerd moest worden. Dat het budget zou
worden overschreden stond op die manier toen al vast;
13. het college heeft bij de voorbereiding van het go-besluit niet gesignaleerd
dat onwerkbare contracten werden afgesloten omdat het ambtelijk
apparaat niet in staat was de contracten en risicoreserveringen op hun
inhoud te toetsen;

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
3
14. het college was zich bij de voorbereiding van het go-besluit ten onrechte
niet bewust van de onvoldoende checks en balances in het ambtelijk
apparaat. Het college had voorafgaand aan het go-besluit een externe
toets van de contracten, de risicoreserveringen en de kwaliteit van de
uitvoeringsorganisatie moeten laten uitvoeren;
15. het project Noord/Zuidlijn was bij het go-besluit in 2002 niet
Herweijerproof; desondanks werd door het college aan de raad wel
gemeld dat het project Herweijer-proof was;
16. de raadsvoordracht van het go-besluit was onvolledig. Het is vooral
dankzij het proces van vraag en antwoord dat de raad zoveel informatie
heeft ontvangen en in de aanloop naar het go-besluit uitvoerig
geïnformeerd werd;
17. de informatievoorziening aan de raad was ten tijde van het go-besluit
onoverzichtelijk en het proces verliep rommelig;
18. in aanloop naar het go-besluit ontbrak een juiste duiding van informatie
door de projectorganisatie. Noch het college, noch de raad hebben zich
ten tijde van het go-besluit gerealiseerd dat een onbeheersbare
projectsituatie was ontstaan. Hierdoor heeft de raad geen goede afweging
van het go-besluit kunnen maken;
19. het college had het besluit tot aanleg van de Noord/Zuidlijn eind 2002 niet
aan de raad mogen voorleggen en de raad had het besluit niet mogen
nemen;
20. het college en de projectorganisatie hebben de uitvoering van het project
Noord/Zuidlijn ten onrechte onderschat en hebben eind 2002 nagelaten
de organisatie om te vormen tot een uitvoeringsorganisatie. Dit leidde tot
voorzienbare knelpunten in de uitvoering van het project Noord/Zuidlijn;
21. planning en interfacemanagement hebben tot 2007/2008 onvoldoende
aandacht gekregen. Hier had meer aandacht aan moeten worden
besteed, te meer omdat het project Noord/Zuidlijn niet als een ‘werkend
vervoerssysteem’ werd aanbesteed. Dit bemoeilijkte immers de planning
en vergrootte de interfacerisico’s voor de gemeente;
22. heronderhandelen van de contracten was een noodzakelijke ingreep om
tot een werkbare situatie met de aannemers te komen. Het college heeft
laattijdig ingegrepen terwijl problemen in de complexe contracten vanaf de
start van de uitvoeringsfase zichtbaar werden;
23. de projectorganisatie was tot 2007 onvoldoende uitgerust om het hoofd te
bieden aan de knelpunten die vanaf de start van de werkzaamheden
duidelijk werden. Hier is door het college tot eind 2007 onvoldoende op
ingegrepen;

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
4
24. archivering en informatiemanagement van het project Noord/Zuidlijn
krijgen anno 2009 nog steeds onvoldoende aandacht. Een dergelijk
gebrek aan ‘institutioneel geheugen’ draagt voor de gemeente de risico’s
in zich van onvoldoende overzicht, onvoldoende lerend vermogen, een te
grote afhankelijkheid van derden, en daarmee het risico van onvoldoende
greep op het project;
25. de stijging van het projectbudget tijdens de uitvoeringsfase had
substantieel lager kunnen zijn met minder open einden in de contracten of
voldoende risicoreserveringen ten tijde van het go-besluit;
26. tijdens de uitvoeringsfase heeft het college onrealistische bedragen met
betrekking tot de stijging van de bouw- en VAT-kosten gemeld aan de
raad. Besparingsdoelstellingen, opgelegd door het Projectbureau
Noord/Zuidlijn en meermaals in samenspraak met de portefeuillehouder
en in een enkel geval met het college, werden vaak niet gerealiseerd en
daarom later teruggenomen;
27. tijdens de uitvoeringsfase was er sprake van beïnvloeding van de
beeldvorming en meermaals met medeweten van de portefeuillehouder.
Besparingsdoelstellingen werden doorgaans wel gemeld aan de raad
maar vaak niet ‘hoe’ deze werden verwerkt in prognoses einde werk, door
welke partij deze werden ingevoerd en tegen welk bedrag;
28. de financiële beheersing bleef tot 2008/2009 ondermaats;
29. het project Noord/Zuidlijn had niet onverzekerd in uitvoering mogen gaan;
30. in 2003 besloten het college en de raad om het project Noord/Zuidlijn
vooralsnog niet te verzekeren. Hiermee werd een te groot risico genomen;
31. het project Noord/Zuidlijn is in 2009 nog steeds niet verzekerd voor
vermogensschade als gevolg van ontwerpfouten
(beroepsaansprakelijkheidsrisico’s). Hiermee loopt de gemeente een
risico;
32. de raad heeft onvoldoende inzicht in de risico’s van het boorproces en de
mogelijke beheersmaatregelen. De raad heeft zich niet uitgesproken over
welke schades maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Dit brengt de
voortgang van het project Noord/Zuidlijn bij toekomstige incidenten in
gevaar;
33. door de passieve houding van dIVV als ambtelijk opdrachtgever is de
dienst ernstig tekort geschoten. Dit heeft de invulling en ontwikkeling van
checks en balances in het project Noord/Zuidlijn in de weg gestaan;
34. het systeem van ambtelijke checks en balances heeft onvoldoende
gewerkt. DIVV is in haar rol als ambtelijk opdrachtgever ernstig tekort
geschoten. De Bestuursdienst is zeer actief geweest maar heeft zich
teveel laten meezuigen in de leemte die dIVV qua projectbeheersing liet
vallen en had bij momenten een onvoldoende kritische houding tot het

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
5
project. Concern Financiën en de Financiële Adviesgroep beschikten niet
over de mogelijkheden om de noodzakelijke counterveiling power in het
project te kunnen inbrengen;
35. gegeven de omvang en de complexiteit van het project Noord/Zuidlijn acht
de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn de beperkte inhoudelijke bespreking
door collega-wethouders niet verstandig;
36. het college heeft in de gehele onderzochte periode van het project
Noord/Zuidlijn bij herhaling fouten gemaakt in de voorbereiding,
besluitvorming en uitvoering van het project;
37. in het project Noord/Zuidlijn heeft de burgemeester inhoudelijk een zeer
beperkte rol gespeeld;
38. de raad heeft bij de bepaling van de uitgangspunten van het project
Noord/Zuidlijn in de beginfase tot 1996 politieke keuzes gemaakt waarbij
er onvoldoende sprake is geweest van een zakelijke afweging tussen
enerzijds politieke randvoorwaarden en anderzijds de risico’s en de
kosten;
39. de raad is bij de voorbereiding van de besluitvorming en controle op de
uitvoering tegen de grenzen van zijn deskundigheid en kennis
aangelopen. In het licht van deze beperkingen heeft de raad tot tweemaal
toe het zwaarste instrument ingezet, maar heeft de raad nagelaten zijn
controlerende taak structureel te versterken. De raad heeft zijn eigen
kritisch vermogen aan banden gelegd door de veelheid aan vertrouwelijke
raadscommissievergaderingen;
40. in de uitvoeringsfase heeft de raad zijn controlerende taak niet goed
kunnen uitvoeren omdat de raad meermaals onrealistische prognoses van
kosten en planningen kreeg;
III. de aanbevelingen uit het rapport over te nemen, te weten:
1. in de verkennings- en planvormingsfase moet het college een kosten-
batenanalyse laten uitvoeren door een onafhankelijke partij. Voor
infrastructuurprojecten moet de OEI-methodologie (Overzicht Effecten
Infrastructuur) worden toegepast die op Rijksniveau is ontwikkeld;
2. voorafgaand aan het uitvoeringsbesluit / definitief aanlegbesluit moet het
college een doorlichting laten maken van de haalbaarheid van het project
door een onafhankelijke partij. De beoordeling moet minimaal een toets
omvatten van de wijzigingen in de scope en de uitvoeringswijze van het
project, de hoogte van het projectbudget, de hoogte van de
risicoreserveringen, de omvang van technische en financiële risico’s, de
kwaliteit van de afgesloten contracten, de uitvoeringsrisico’s (bv.
interfaces tussen contracten), de afgesloten verzekeringen, de kwaliteit
van de projectorganisatie (uitvoeringservaring en financiële beheersing)
en het systeem van checks en balances;

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
6
3. in alle fases van het project (verkenning, planvorming, besluitvorming en
uitvoering) moet de samenwerking met het Rijk geborgd worden. Het Rijk
moet ook betrokken worden bij de inrichting van de projectorganisatie;
4. de planning van grote infrastructuurprojecten moet landelijk afgestemd
worden. Grote infrastructuurprojecten mogen elkaar niet beconcurreren
voor de schaarse technische deskundigheid en uitvoeringservaring;
5. er moet een sterke projectdirectie zijn en eventueel een onafhankelijke
raad van toezicht;
6. de projectdirectie is uitvoeringsverantwoordelijk voor het project;
7. de projectorganisatie moet de nodige uitvoeringservaring hebben. Het
project mag niet van start gaan als de nodige uitvoeringservaring niet
geborgd is;
8. de financiële functie moet op het hoogste niveau binnen de
projectorganisatie verankerd zijn;
9. er moet externe accountantscontrole op de voortgangsrapportages vanuit
de projectdirectie zijn. Het verslag van de externe accountant gaat naar
de raad;
10. in de financiële prognoses van het project moet het
voorzichtigheidsbeginsel gerespecteerd worden: baten pas inboeken
wanneer ze zijn gerealiseerd en lasten inboeken op het moment dat er
zicht op bestaat;
11. er moet schriftelijke verslaglegging zijn van vergaderingen van bij het
project betrokken overlegorganen. Daarnaast moeten ook de
onderliggende stukken van de vergaderingen systematisch gearchiveerd
worden;
12. informatiehuishouding: de gemeente moet zorgen voor het opbouwen en
onderhouden van een eigen geheugen bij grote projecten. Onderzocht
moet worden hoe het gesteld is met de informatiehuishouding in andere
projecten;
13. de publieke rol in de processen rondom privaatrechtelijke
rechtshandelingen moet voldoende geborgd zijn (aangaan van
overeenkomsten, oprichten, beheren en afstoten van deelnemingen, etc);
14. er moet vermeden worden dat partijen die betrokken zijn bij de
voorbereiding van de besluitvorming een commercieel belang hebben bij
de voortzetting van het project. Bij infrastructuurprojecten dient een
scheiding gemaakt te worden tussen ontwerp en uitvoering;

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
7
15. de gemeentelijke regeling risicovolle projecten dient aangescherpt te
worden:
i.
de rapportage vanuit de projectorganisatie moet rechtstreeks naar
de raad gaan en
ii.
de raad moet nadere of specifieke eisen kunnen stellen aan de
informatievoorziening;
16. de raad moet zijn kennisinfrastructuur versterken;
17. vertrouwelijke vergaderingen van de raad moeten tot een minimum
beperkt worden, uitgangspunt is ‘openbaar, tenzij’. Tegelijk moet het
college streven naar een maximale ontsluiting van stukken naar de raad in
een openbare setting;
18. door collega-wethouders moet een bredere inhoudelijke bespreking
plaatsvinden met de portefeuillehouder alvorens naar besluitvorming in
het college te gaan;
19. de raad moet een debat voeren over de zorgplicht van de burgemeester
voor de kwaliteit van de besluitvorming in college en raad. De raad wordt
geadviseerd om jaarlijks de burgemeester te vragen om een rapportage
over zijn bevindingen met betrekking tot de invulling van de zorgplicht;
20. de regeling risicovolle projecten dient van toepassing verklaard te worden
op het project Noord/Zuidlijn. Bovendien dienen de rapportages met
betrekking tot het project Noord/Zuidlijn op bepaalde punten meer
informatie te bevatten;
21. de raad moet het college verzoeken om op korte termijn een besluit aan
de raad voor te leggen over het al dan niet afsluiten van een PI-
verzekering voor de verdere aanleg van de Noord/Zuidlijn;
22. de raad moet zo spoedig mogelijk een debat voeren over de risico’s van
het boren om daarmee vertragingen in de voortgang van de aanleg te
voorkomen ingeval van incidenten (om welke risico’s gaat het, wat zijn de
beheersmaatregelen, welke risico’s zijn acceptabel, wat te doen ingeval
van incidenten).
De enquêtecommissie inzake voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van de bouw van de
Noord/Zuidlijn van de gemeenteraad van Amsterdam
C. Boelhouwer
P.M. Buurma-Haitsma
B. Geurts
M.H.J. Limmen, voorzitter
M. Pe, secretaris
F. de Wolf

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
8
Toelichting (bestuurlijke context)
Conclusies
Het college van B&W van Amsterdam heeft in de gehele onderzochte periode bij
herhaling fouten gemaakt in de voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van het
project Noord/Zuidlijn. De technische en organisatorische complexiteit van de aanleg
van de Noord/Zuidlijn is ondergeschikt geweest aan de politieke wens van het college
en de overgrote meerderheid van de raad om de Noord/Zuidlijn aan te leggen.
In de jaren negentig kiest Amsterdam voor een zeer complexe variant van de
Noord/Zuidlijn: een geboorde tunnel onder de binnenstad met diepliggende stations.
Die keuze wordt bepaald door de politieke randvoorwaarden voor de aanleg van de
Noord/Zuidlijn: de sloop van huizen moet worden voorkomen en de stad mag geen
hinder ondervinden van de aanleg. Daardoor vallen minder risicovolle varianten af.
De definitieve keuze van het tracé in 1996 is echter gebaseerd op een te beperkte
technische en financiële risicoanalyse.
Het Rijk blijkt in 1999 te kiezen voor een andere dan de tot dan toe voor grote
infrastructuurprojecten gebruikelijke financiering. Het Rijk besluit tot een vast
subsidiebedrag voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn. Extra uitgaven, die gedurende
de aanleg zouden kunnen ontstaan, zijn dan geheel voor rekening van Amsterdam.
Dit risico wordt door het Rijk afgekocht met een extra eenmalige bijdrage. De
afspraak tussen Amsterdam en het Rijk betekent ook dat de expertise van het Rijk
voor de uitvoering van het project niet meer beschikbaar is.
Amsterdam heeft voor de aanleg weinig relevante technische en beheersmatige
expertise in huis. De dienst Publieke Werken was vanaf eind jaren zeventig
afgebouwd. Voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn wordt in 1994 gekozen voor een
kleine eigen projectorganisatie en een grote rol van private partijen. De
projectorganisatie mist de nodige ervaring en autoriteit. Ambtelijk wordt het project
niet goed begeleid. De dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer schiet ernstig tekort
in haar rol van ambtelijk opdrachtgever. De andere betrokken ambtelijke diensten
hebben niet de expertise om het project goed te beoordelen.
Vanwege de risico’s voor Amsterdam en de complexiteit van de aanleg, besluiten het
college en de raad in 2000 om de Noord/Zuidlijn aan te besteden en de resultaten
daarvan te beschouwen als een toets waaruit moet blijken of de Noord/Zuidlijn binnen
het geraamde budget kan worden aangelegd. Pas na deze toets zou een definitief
besluit tot aanleg worden genomen. De verschillende aanbestedingsrondes laten zien
dat de aanleg op dat moment niet binnen het geraamde budget kan worden
gerealiseerd. Die uitkomst leidt echter niet tot het heroverwegen of uitstellen van de
aanleg van de Noord/Zuidlijn. In plaats van het te gebruiken als toets worden de
aanbestedingsresultaten de basis voor de onderhandelingen met de aannemers over
de contracten. Om zo dicht mogelijk bij het geraamde projectbudget te blijven, kiest
de gemeente ervoor zelf steeds meer risico’s te dragen, die de aannemers alleen
tegen voor de gemeente onaanvaardbaar hoge bedragen op zich willen nemen. De
risicoreserveringen die de gemeente vervolgens maakt zijn ruim onvoldoende.

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
9
Bovendien is sprake van open einden in belangrijke contracten, waarvan de schaal
en omvang buitengewoon zijn. De budgetstijging voor Amsterdam lijkt zo te kunnen
worden beperkt, maar toekomstige overschrijdingen staan dan in feite al vast.
In 2002 besluiten het college en de raad tot definitieve aanleg van de Noord/Zuidlijn.
Het college vaart op de expertise van de projectorganisatie en de plannen worden
binnen het college meer politiek dan inhoudelijk afgestemd. De raad loopt tegen de
grenzen van de eigen deskundigheid en kennis aan. Noch het college, noch de raad
realiseren zich bij het go-besluit in 2002 dat sprake is van een onbeheersbare
projectsituatie. De projectorganisatie wordt niet omgevormd tot een uitvoerings-
organisatie. Er zijn onvoldoende checks en balances in het ambtelijk apparaat om het
project op een goede wijze te kunnen beheersen. Er wordt onvoldoende stilgestaan
bij de mogelijke overlast voor Amsterdammers. Ondertussen zijn contracten
afgesloten met open einden en is sprake van te lage risicoreserveringen.
Voorafgaand aan het definitieve aanlegbesluit wordt geen van deze aspecten extern
getoetst.
In de uitvoeringfase (2003 – 2009) worden de consequenties van de eerder gemaakte
keuzen zichtbaar. De open einden in belangrijke contracten leiden tot een grote
hoeveelheid meerwerkclaims en discussies met aannemers. Direct dienen zich
daardoor in de uitvoeringsfase overschrijdingen aan. De risicoreserveringen blijken
veel te laag te zijn. De planning loopt acht jaar uit, wat ook resulteert in bijkomende
overschrijdingen. Het totale projectbudget stijgt met ruim € 1 miljard en de kosten
voor Amsterdam verviervoudigen. De (financiële) projectbeheersing laat te wensen
over en het risicomanagement is onvoldoende. De projectorganisatie is niet goed in
staat om het hoofd te bieden aan de problemen, en is ook zelf onderdeel van het
probleem. De professionalisering van de projectorganisatie komt laat op gang. De
organisatie wordt regelmatig geaudit, maar de echt noodzakelijke veranderingen
komen pas vanaf 2007 op gang. Er is bij de aanleg, in tegenstelling tot de politieke
beloftes, grote overlast voor de omgeving.
In de hele uitvoeringsfase worden de problemen bij herhaling vooruit geschoven.
Hierdoor ontbreekt het zicht op de werkelijke stand van zaken. In de periode 2005 -
2008 is er sprake van bijstellingen van prognoses en beïnvloeding van de
beeldvorming bij de communicatie van financiële prognoses en planningen aan de
raad. Dit gebeurt op het niveau van de projectdirectie en dikwijls met medeweten van
de portefeuillehouder. Doordat de raad herhaaldelijk tijdens de uitvoeringsfase
onrealistische prognoses krijgt van kosten en planningen, kan de raad zijn
controlerende taak niet goed uitvoeren. Tegelijkertijd laat de raad na om zich
structureel te versterken.
Aanbevelingen
In de toekomst is een kritischer toetsing nodig van grote, risicovolle projecten in de
fase van voorbereiding en besluitvorming. Het uitvoeren van een kosten-
batenanalyse moet daarvan een belangrijk onderdeel zijn. Voorafgaand aan
definitieve besluitvorming dient een externe toets plaats te vinden op alle belangrijke
aspecten van een project. Op deze wijze worden de consequenties van het
voorliggende besluit duidelijk.

Jaar
2010
Afdeling
1
Nummer 10
Datum
13 januari 2010
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
Raadsvoordracht
R
10
Bij grote risicovolle projecten dient te worden samengewerkt met het Rijk, waarbij
afstemming plaatsvindt over de planning van grote infrastructuurprojecten. Zo kan
worden bevorderd dat de in Nederland beperkte capaciteit aan relevante expertise
beschikbaar komt voor een project.
Er is een sterke projectorganisatie nodig, die op enige afstand van de politieke
besluitvorming opereert. Deze sterke projectorganisatie is eindverantwoordelijk voor
de uitvoering en beheersing van het project, binnen de door de politiek bepaalde
kaders. Een onafhankelijke en deskundige raad van toezicht adviseert en controleert
de projectdirectie. De informatiehuishouding van grote projecten moet goed zijn
geregeld. Het is van essentieel belang dat de gemeente een eigen institutioneel
geheugen heeft.
De raad dient structureel zijn controlerende rol te versterken door zijn
kennisinfrastructuur te verbeteren. Tevens moet de raad het aantal vertrouwelijke
vergaderingen beperken. De kwaliteit van de besluitvorming van zowel het college als
de raad moet worden verbeterd. Tussen leden van het college dient een bredere
inhoudelijke bespreking plaats te vinden voorafgaand aan de besluitvorming in het
college. Ook beveelt de enquêtecommissie aan een debat te houden over de
zorgplicht van de burgmeester voor de kwaliteit van de besluitvorming.
De enquêtecommissie doet ook een drietal specifieke aanbevelingen voor de
Noord/Zuidlijn. Ten eerste dient de regeling risicovolle projecten op het project
Noord/Zuidlijn te worden toegepast. Daarnaast is er de aanbeveling dat het college
op korte termijn een besluit aan de raad voorlegt voor het afsluiten van een
beroepsaansprakelijkheidsverzekering. De derde aanbeveling is dat de raad een
debat voert over de risico’s van het boren en de beheersmaatregelen.
De Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal
Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving,
Juridische Zaken en Communicatie heeft op woensdag 13 januari 2010 ingestemd
met het voorleggen van dit voorstel aan uw vergadering.
Stukken
Meegezonden stukken
?
Aanbiedingsbrief bij het rapport van de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn (reeds
aan u verzonden)
?
Rapport van de enquêtecommissie Noord/Zuidlijn (reeds aan u verzonden)
Ter inzage gelegde stukken
n.v.t.