Gemeente Amsterdam
raadscommissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening,
Volkshuisvesting en Monumenten
raadscommissieverslag, 4 maart 2009
VV
1
DEFINITIEF
Vergadering
Openbare vergadering van de raadscommissie Verkeer, Vervoer en
Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten
Vergaderdatum
Verslag vastgesteld op
4 maart 2009 van 19.30 tot 22.30 uur in zaal 0239 van het Stadhuis
25 maart 2009
Voorzitter
: de heer Van Drooge (CDA)
Portefeuillehouder:
de heer Van Poelgeest
Commissiegriffier:
mevrouw Coppen
Verslaglegging:
de heer Bollinger (Notuleerservice Nederland)
Aanwezige commissieleden
: de heer Bakker (SP), mevrouw Bergervoet
(PvdA), mevrouw Buurma (VVD), de heer Flos (VVD), de heer Geurts (GL), de
heer Mahdi (PvdA), de heer Manuel (D66), mevrouw Netjes (CDA), mevrouw Van
Pinxteren (GL).
Afwezige commissieleden:
mevrouw Appels (D66), mevrouw Hauet (PvdA),
de heer Van der Meer (GL).
Overige aanwezigen:
de heer Van de Pol en mevrouw Pastoors
(Ombudsman), de heer Detmar (projectbureau NZ-lijn) en de heer Mica (DMB),
mevrouw Badoella (Ass. Cie-Griffier)
Algemeen
1.
Opening
De
VOORZITTER
opent de vergadering om 19.35 uur en heet de aanwezigen
welkom. Ook de leden van de commissie ROW en wethouder Van Poelgeest zijn
uitgenodigd.
2.
Mededelingen
De
VOORZITTER
deelt mee dat het de bedoeling was de commissie in
beslotenheid te informeren, maar in verband met de publicatie in de media is besloten er
een openbare commissievergadering van te maken. Tijdelijk wethouder Van Poelgeest
voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur is aanwezig. De rol van wethouder Herrema als
toezichthouder op de bouw van de Noord/Zuidlijn is overgenomen door wethouder Vos,
maar die laat zich verontschuldigen wegens ziekte.
Wethouder
VAN POELGEEST
wil ook verantwoording afleggen als wethouder
voor de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (de DMB) in de afgelopen periode.
De
VOORZITTER
geeft aan dat na afloop van deze openbare vergadering een
besloten deel plaatsvindt.
3.
Vaststellen agenda
De Opdracht aan de commissie Veerman, die bij de stukken is gevoegd, zal ook
besproken worden..
Akkoord.

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
2
4.
Inspreekhalfuur publiek
Er zijn geen insprekers.
5.
Rondvraag / TKN
De
VOORZITTER
geeft aan dat de lijst met stukken ter kennisname voor deze
vergadering al aan de commissie is verzonden en zal worden toegevoegd aan de lijst van
25 maart 09.
Mevrouw
BUURMA
vraagt naar de stand van zaken rond de prachtwijken,
studentenhuisvesting in Westerpark en de evaluatie van de startersleningen.
Wethouder
VAN POELGEEST
zegt toe zo snel mogelijk informatie naar de Raad
te sturen, inclusief de termijnen waarop de informatie kan worden verschaft.
De
VOORZITTER
merkt op dat twee van de drie genoemde stukken op de
volgende commissieagenda staan.
Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
De agendapunten 6 en 7 zijn gevoegd behandeld.
6.
Rapport gemeentelijke Ombudsman Noord/Zuidlijn Vijzelgracht Deel 2 Tweede
verzakking van wevershuizen op 10 september 2008
7.
Bestuurlijke reactie College op ombudsmanrapport
Presentatie
De heer
VAN DE POL
(Ombudsman) geeft aan dat gisteren een besloten
presentatie is gegeven, evenals een persconferentie. Nu gaat hij in op de conclusies en
aanbevelingen. Het gaat om een serie van drie rapporten. Het incident van 19 juni 2008
heeft geleid tot het eerste rapport, dat eind oktober 2008 in de commissie is besproken.
Op 10 september 2008 vond de tweede verzakking plaats, waarvan nu het resultaat wordt
besproken. Een derde rapport gaat over de afwikkeling van de schade van de twee
incidenten en volgt in de loop van dit jaar. Vrijdagmiddag vindt een bijeenkomst met de
bewoners plaats voor een toelichting op het rapport.
Door de wethouders en de DMB is na het incident op 19 juni 2008 besloten tot
een herstart van de werkzaamheden, waarbij tegenspel aan het projectbureau
Noord/Zuidlijn is geboden die zo snel mogelijk wilde herstarten. De onderzoeksmethode
Texplor is ingezet en de aanpak werd voldoende geacht als detectiemethode voor de
zwakke plekken. De tweede conclusie betreft de voorgeschreven werkmethode. Het was
niet onverantwoord de werkzaamheden te herstarten op grond van de uitkomsten van
Texplor, al valt op dat uitsluitend was voorzien in herstelmaatregelen bij de lekkages die
van binnenuit kunnen worden hersteld. Er was niet voorzien in een andere handelswijze
en risico’s, bijvoorbeeld met een visuele inspectie. Er waren wel aangescherpte afspraken
tussen projectbureau en de DMB gemaakt die algemeen waren geformuleerd, met name
over het melden van voorvallen. De bewoners zijn onjuist en onvolledig geïnformeerd over
de uitkomsten van Texplor. Er zou slechts sprake zijn van zwetende voegen. De derde
conclusie gaat over de bestuurlijke betrokkenheid van beide wethouders. Die is in de
afgelopen periode toegenomen, door wethouder van Poelgeest vanaf het incident in juni
2008. Er was sprake van gebrek aan professionaliteit bij beide diensten, zodat de
instelling van een bestuurlijk team voor de hand had gelegen, inclusief de wethouder

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
3
Financiën. Vierde conclusie betreft de paniek bij de doorbraak op 10 september 2008. De
aannemer is doorgegaan met werk en de alarmering verliep niet volgens de afgesproken
lijnen, zodat het projectbureau de alarmdienst 80 minuten te laat heeft gewaarschuwd en
de DMB was helemaal niet op de hoogte van het incident op die dag. Verzuimd is te
overleggen tussen het projectbureau en de aannemer. De DMB is niet op de hoogte
gesteld, zodat een andere aanpak van de verdachte plek niet volgens een evenwichtige
beoordeling ter plaatse is besproken. Er was sprake van een gebrek aan samenwerking
tussen de aannemer, projectbureau en de DMB. Er vond geen gecoördineerde opvang
van de bewoners plaats, tot ver in de avond, wel daarna.
Het oordeel van de ombudsman is dat de herstart zorgvuldig is voorbereid, met
name door het Texploronderzoek. De voorlichting aan de bewoners was onjuist,
onvolledig en onbehoorlijk. Na de ontdekking van de verdachte plekken op 10 september
2008 vond geen afstemming tussen het projectbureau en de DMB plaats, waardoor de
kans op het ontstaan van een lekkage aanzienlijk is vergroot. Dat is een ernstig verwijt
aan de gemeente. De opvang van de bewoners schoot ernstig tekort. De gemeente heeft
daarom onbehoorlijk gehandeld. Er zijn vier aanbevelingen opgesteld: men moet de
besluitvorming overlaten aan het bestuurlijke team van het College, een werkklimaat
creëren voor voldoende tijd en ruimte voor rustig overleg, men moet het toezicht op de
aannemer intensiveren en de onafhankelijkheid van de DMB versterken door inschakeling
van externe organisaties. De bewoners zijn zwaar op de proef gesteld en voor het herstel
van het vertrouwen zijn heldere informatievoorziening en verdergaande risicobeheersing
bij het doorgaan met bouwen noodzakelijk.
De heer
MANUEL
vindt het rapport mild over beide wethouders, maar in het
eindoordeel wordt geconcludeerd dat de gemeente onbehoorlijk heeft gehandeld. Op 10
september 2008 had men anders moeten handelen in de vijf kritieke uren. Waarom is de
ombudsman zo mild over wethouder van Poelgeest, die de DMB beter had moeten
aansturen?
De heer
VAN DE POL
wijst erop dat de wethouders zich actiever zijn gaan
bemoeien met de aanleg van de lijn. Wethouder Herrema deed dat vanaf het begin van
zijn periode, terwijl wethouder Van Poelgeest eerst afstand heeft gehouden en na 19 juni
2008 zich meer met de gang van zaken heeft bemoeid en heeft geëist, dat
Texploronderzoek zou plaatsvinden voor toestemming voor de herstart. Het eindoordeel
betreft het bestuur van de gemeente, waarover de Raad zelf moet oordelen. De
ombudsman beoordeelt de juridische vraag of de wethouders persoonlijk tekort zijn
geschoten. Dat is een andere taxatie dan die van de Raad. Er was sprake van groeiende
bemoeienis, ook door wethouder Van Poelgeest.
De heer
MANUEL
gaat in op het incident op 10 september 2008, waarbij het
projectbureau de informatie niet heeft overgedragen aan de DMB gedurende vijf uur. Is
dat te wijten aan het projectbureau?
De heer
VAN DE POL
licht toe dat volgens het incidentenplan risico’s en
voorvallen moesten worden gemeld, ook aan de toezichthouder. Op 9 september 2008 is
dat wel gebeurd, maar een dag later niet door betrokkenen van het projectbureau. Dat is
in strijd met de afspraken en toe te rekenen aan de gemeente. De DMB is pas om 20.00
uur op de hoogte gesteld en dat valt die dienst niet aan te rekenen. Wethouder Herrema
heeft ervoor gezorgd dat de afspraken in de zomer 2008 verder zijn aangescherpt, maar
die zijn niet nagekomen.
De heer
FLOS
vraagt gezien de verzakkingen en slechte relatie tussen de
aannemer, het projectbureau en de DMB of die laatste dienst zelf aanwezig had moeten
zijn op 10 september 2008.
De heer
VAN DE POL
herhaalt dat volgens de afspraken de DMB op de hoogte
had moeten worden gesteld door het projectbureau. De beide toezichthouders hebben
verschillende posities. De een is opdrachtgever voor de aannemer en de ander is

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
4
toezichthouder op afstand.
De heer
FLOS
wijst op het verschil tussen eind- en tussenrapportage van de
ombudsman. Na juni 2008 is niet een goede analyse gemaakt door het projectbureau en
die alinea is weggelaten in de laatste versie op pagina 20. Dat staat wel in het uitgelekte
concept op bladzijde 15.
De heer
GEURTS
wijst op de laatste alinea van pagina 19 met dezelfde
zienswijze in de uiteindelijke versie.
De heer
FLOS
zal de vraag anders stellen. Was de analyse van de problemen in
juni 2008 onvolledig?
De heer
VAN DE POL
antwoordt dat het projectbureau dacht met de analyse te
kunnen volstaan en herstarten. De bentonietinsluiting vond op 19 juni 2008 plaats.
Deltares geeft aan dat beide problemen pas manifest zouden worden door de
Texplormethode. Daarom was de beslissing van herstart verantwoord.
De heer
BAKKER
vraagt of de bestuurlijke betrokkenheid was toegenomen en
voldoende was.
De heer
VAN DE POL
had het beter gevonden als door de drie wethouders in
samenspraak tot hervatting was besloten. Dat had beter gekund in juli en augustus 2008.
De heer
BAKKER
vraagt naar een omschrijving van het beraad in de zomer van
2008. Was het een kwestie van gedrevenheid wegens het geld om de planning te halen?
De heer
VAN DE POL
antwoordt dat het projectbureau geneigd was door te gaan
en de bewoners niet voldoende heeft geïnformeerd. Er was de wens om de planning te
halen. De contractmanager had een integrale verantwoordelijkheid voor de bouwput en de
planning. Tegenspel daarbij is echter geboden. Op 10 september 2008 constateerde de
dagelijks toezichthouder vertraging, maar hij vond ook de voortgang van het project
cruciaal. Er was sprake van een projectgedreven benadering.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
geeft aan dat op 8 juli 2008 in een rapportage staat
aangegeven, dat trillingen en bentonietinsluiting een gevaarlijke combinatie zijn. In het
herstelpan van september 2008 staat daarover niets aangegeven.
De heer
VAN DE POL
geeft aan dat Texplor het risico op kleine lekkages heeft
duidelijk gemaakt, die van binnenuit kunnen worden gerepareerd. Bij andere risico’s bleek
een pas op de plaats noodzakelijk. De DMB beweert dat zij andere adviezen hadden
gegeven, bijvoorbeeld een aanpak buitenom. De bentonietrisico’s waren bij kleine
lekkages niet van dien aard, dat men het probleem niet van binnenuit kon aanpakken. Bij
grote lekkages zijn andere stappen noodzakelijk, waarvoor het kalme beraad en overleg
nuttig zijn.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
vraagt naar het oordeel over de samenwerking
tussen het projectbureau, de DMB en de afstemming met de aannemer. De DMB is niet
op de hoogte gesteld. Waarom geeft men in ieder geval de suggestie dat ook de DMB
fout heeft gehandeld?
De heer
VAN DE POL
geeft aan dat van de twee diensten het projectbureau de
grootste fouten heeft gemaakt.
De heer
GEURTS
vraagt naar mogelijke verbeterslagen voor de DMB zelf.
De heer
VAN DE POL
antwoordt dat men meer naar buiten moet treden, zo staat
ook in zijn eerste rapport te lezen. De rol van onafhankelijk publiekrechtelijke

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
5
toezichthouder moet worden versterkt en zichtbaar zijn, naast een helder systeem voor
waarschuwingen bij calamiteiten en afgewogen besluitvorming over het herstarten.
Mevrouw
BERGERVOET
vindt het belangrijk te constateren, dat op 10 september
2008 de eerste aanbevelingen van de ombudsman nog niet bekend waren. Zijn er tussen
juni en september 2008 verbeteringen in de organisatie aangebracht?
De heer
VAN DE POL
beaamt dat er soms weinig, soms geen lessen zijn
getrokken na juni 2008, al was de sfeer naar de bewoners opener. Een aantal andere
zaken was in gang gezet, maar nog niet ingedaald.
Mevrouw
NETJES
heeft een vraag voor mevrouw Bergervoet.
De
VOORZITTER
stelt voor die in de eerste termijn te stellen.
Commissie
Mevrouw
BERGERVOET
geeft aan dat het oordeel van de ombudsman is, dat de
gemeente onbehoorlijk heeft gehandeld. Dat is opnieuw schokkend en onthutsend. Op 10
september 2008 is veel misgegaan en de PvdA is met name verontwaardigd over de
slechte omgang met de bewoners bij de communicatie en opvang. Er heerste
ontreddering en verwarring op straat, terwijl de gemeente urenlang afwezig was. Na het
incident in juni 2008 zijn er verbeteringen doorgevoerd, zoals meer bestuurlijke
betrokkenheid, maar in september 2008 is van alles misgegaan. Het rapport Deltares en
het rapport van de ombudsman zijn in december 2008 in de commissie besproken,
waarna verbeteringen zijn aangebracht. Na 19 juni 2008 was het incidentenplan ook al
aangepast. Waarom was toch niemand van gemeente aanwezig op 10 september 2008?
Nu is er het incidentenplan, deel 3. Op bladzijde 19 staat aangegeven, dat de eerste
opvang door de politie moet plaatsvinden. Waar staat de eerste opvang van de bewoners
aangegeven? De rol van de aannemer blijft buiten schot. Is die inmiddels aangesproken?
Neemt de wethouder alle aanbevelingen over? Spreekster vraagt zich af of voor een
andere reparatiemethode zou zijn gekozen, als men beter had gecommuniceerd op 10
september 2008. Ook professor Van Tol betwijfelt die conclusie van de ombudsman.
De heer
FLOS
schaamt zich voor het optreden van de gemeente ten opzichte van
de bewoners van de Vijzelgracht en de hele stad. Het in het rapport opgeroepen beeld is
onthutsend. De ombudsman maakt een ernstig verwijt over de aanpak van de verdachte
plek op 10 september 2008 en constateert, dat het projectbureau fouten heeft gemaakt.
Dat is onprofessioneel, onvoorzichtig en roekeloos. Wethouder Herrema trok de lijn van
optimisme naar realisme, met betere afspraken over de communicatie en organisatie.
Desondanks is de lijst met zaken die mis zijn gegaan ernstig, en wellicht heeft dat
meegespeeld bij zijn besluit af te treden. De DMB heeft na de verzakkingen in juni 2008 te
weinig samengewerkt, waarop wethouder Van Poelgeest heeft ingegrepen. Ook zijn door
hem de juiste maatregelen geëist bij de herstart van de werkzaamheden in september
2008, zoals inschakelen van Deltares en Texplor. Deze wethouder was echter te
afwachtend, passief en ten onrechte op afstand. Hij had eerder moeten ingrijpen. Bij het
Bos en Lommerplein kwamen grote fouten bij bouwtoezicht aan het licht. De dienst bezat
onvoldoende kwaliteit en kwantiteit, zo bleek toen. Wat is het oordeel van wethouder Van
Poelgeest zelf? In de pers beweert de wethouder dat de aannemer blaam treft, maar het
toezicht vindt door het projectbureau plaats. De meeste fouten zijn door het projectbureau
gemaakt. De DMB zou volgens de wethouder niet onder directe politieke druk moeten
staan, maar hij is net zo politiek verantwoordelijk als wethouder Vos, die de inhoudelijke
taken onder haar hoede heeft. Door zijn opvatting ontzegt de wethouder de Raad de
mogelijkheid hem aan te spreken op de geconstateerde fouten bij de DMB.
Wethouder
VAN POELGEEST
ontzegt de Raad niets. Hij is verantwoordelijk en
aanspreekbaar.

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
6
Mevrouw
VAN PINXTEREN
wijst op pagina 14 van het rapport en de taken van
de DMB. Het gaat daarbij om de vergunningverlening en niet de toetsing van de
werkzaamheden. De DMB moet niet voortdurend aanwezig zijn in de bouwput.
De heer
FLOS
merkt op dat de DMB een rol bij de herstart van de
werkzaamheden heeft in de vorm van toestemmingverlening. Er was sprake van slechte
communicatie tussen de verschillende diensten, waarvoor ook de DMB en deze
wethouder verantwoordelijkheid hebben. De fouten van het projectbureau zijn echter
groter.
De heer
MANUEL
maakt duidelijk dat naast de aannemer en projectbureau niet
iemand van de DMB in de bouwput aanwezig had moeten zijn.
De heer
FLOS
beaamt dat. De definitieve oordelen worden in de Raad geveld,
waarbij spreker het antwoord van de wethouder afwacht.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
vraagt zich af wat de activiteit van de DMB moet zijn.
Hoe ver gaat de bemoeienis van de DMB volgens de wethouder? Het toezicht ligt bij de
bouwer zelf en bij de toezichthouder, namelijk het projectbureau. Het rapport concludeert
terecht dat de opvang schandalig was geregeld op 10 september 2008, terwijl de
verbeteringen in de organisatie wel in gang waren gezet en de herstart niet
onverantwoord was. In december 2008 beweerde de oppositiepartijen het tegendeel.
De heer
BAKKER
heeft dat niet gezegd, toentertijd.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
geeft aan dat is gezegd, dat het onverantwoord te
herstarten. Zij verwijst daarvoor naar de tekst in de motie.
De heer
BAKKER
vindt dat mevrouw Van Pinxteren moet verwijzen naar de
feitelijke tekst van de motie. Die heeft zij zelf nu ook niet voor handen.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
herinnert zich niet de letterlijke tekst van de motie,
maar wel werd beweerd dat een herstart onverantwoord was. Zij zal de notulen en tekst
van de motie nog opzoeken.
Mevrouw
BERGERVOET
beaamt dat het de teneur van het debat was.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
pleit ervoor dat het College de nieuwe aanbevelingen
zal overnemen, bijvoorbeeld om de onafhankelijke toezichthoudersrol te versterken, met
expertise van buitenaf. Ook is een mentaliteitsverandering in de organisatie noodzakelijk,
naast het vaak oefenen, zoals spreekster al eerder betoogde. Zij hoopt dat een nieuwe
wethouder kan worden gevonden, die net zo doortastend als de heer Herrema opereert.
De heer
FLOS
vraagt naar haar oordeel over het optreden van de gemeente.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
vindt het optreden treurig, omdat gedurende vijf uur
niet is gebeurd wat nodig was. Mogelijkerwijs is een betere aanpak verhinderd, omdat niet
is opgeschaald. Dat was wel afgesproken, maar als die informatie niet op elk niveau in de
organisatie is ingedaald dan heeft men niet veel aan afspraken. Daar moet iets aan
gebeuren. Wat zijn er de redenen van?
De heer
BAKKER
dankt de ombudsman voor het heldere rapport, met de
conclusie dat de gemeente onbehoorlijk heeft gehandeld. Hij onderschrijft de conclusies
en aanbevelingen van de ombudsman. De bewoners zijn onjuist geïnformeerd door het
projectbureau, met grote impact op de hele stad. Opvallend was de chaos in en om de
bouwput bij een calamiteit. De aannemer speelde er een dubieuze rol in, maar hij kreeg
die ruimte wel. Heeft de wethouder nu voldoende vertrouwen in de aannemer, het
projectbureau en toezicht om door te gaan met het werk? Wat is de stand van zaken? Na

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
7
de eerste verzakkingen duurde het lang om de maatregelen in te voeren en uit te voeren.
Daarvoor is een cultuurverandering nodig. Kan men het projectbureau autistisch noemen?
De ombudsman noemt het bureau enorm projectgedreven. Is de huidige organisatie nu op
orde? Kan meer informatie worden gegeven over de bedoelingen en effecten van de
gemelde personeelswisselingen? Bij de DMB was geen bericht, goed bericht. Na de
gebeurtenissen op het Bos en Lommerplein had een andere houding meer voor de hand
gelegen. Het aanleveren van de stukken door het projectbureau duurde vrij lang, wat het
onderzoek heeft belemmerd. Hoe kan dat? Wethouder Herrema is opgestapt en er komt
een onderzoek van het College, evenals een van de Raad. Dat alles is voorlopig
voldoende. Er zijn woorden en daden nodig voor het herstellen van het vertrouwen en dat
geldt voor alle Amsterdammers.
Mevrouw
NETJES
vindt het tweede rapport van de ombudsman onthutsend en
ongelooflijk. De wethouders voerden geen regie, teveel op afstand. Bij zo’n groot project
is het nemen van verantwoordelijkheid essentieel. De wethouder is pas in actie gekomen
nadat de ombudsman een rapport had geschreven.
De heer
GEURTS
vraagt verheldering van het CDA. Uit het rapport blijkt dat na
het eerste incident het een en ander is veranderd.
Mevrouw
NETJES
wijst erop dat voor het eerste incident sprake was van te
weinig regie. Wethouder Van Poelgeest is pas in actie gekomen erna. De diensten
werkten langs elkaar heen, de bewoners zijn niet goed geïnformeerd, de opvang na het
tweede incident was nog slechter dan na het eerste incident. Hoe heeft dat alles kunnen
gebeuren? De beslissing om te herstarten was zorgvuldig volgens de ombudsman, maar
een dag erna ging het opnieuw mis. Blijkbaar is die conclusie niet terecht. De aanpak van
de verdachte plek heeft het ontstaan van lekkage aanzienlijk vergroot. Achteraf is de
herstart dus onverstandig gebleken, al blijft het een politieke beslissing.
De heer
GEURTS
vraagt of achteraf blijkt dat er niet ontgraven had mogen
worden. Daarmee weerspreekt mevrouw Netjes de conclusie van de ombudsman. Het
besluit om te herstarten had nooit zo had mogen gebeuren?
Mevrouw
NETJES
wijst erop dat het blijkbaar een dag later weer is misgegaan.
Dat blijkt helaas achteraf. Het herstarten met ontgraven is geen verstandig besluit
geweest.
Wethouder
VAN POELGEEST
wijst erop dat de ombudsman zegt dat het besluit
om te herstarten zorgvuldig is genomen. Deelt het CDA die conclusie?
Mevrouw
NETJES
herhaalt dat achteraf bezien het niet een verantwoorde
beslissing is gebleken. Zij deelt het oordeel van de ombudsman, maar een dag erna ging
het alweer mis. Het College laat weten dat het toezicht inmiddels is verbeterd, versterkt en
verscherpt. Is het bouwtoezicht op orde? Zijn de problemen bij de diensten opgelost? Hoe
wordt de slechte coördinatie tussen diensten verbeterd? Is de bereikbaarheid van e DMB
al verbeterd, ook bij andere bouwprojecten in de stad? Het projectbureau kreeg een
antwoordapparaat aan de lijn, toen deze een melding wilde doen. De opvang van de
bewoners was beneden peil. Is dat nu wel goed geregeld?
De heer
MANUEL
vindt het een wrang rapport, zeker met het oog op de
gebeurtenissen bij de metroaanleg in Keulen van gisteren. Uit de Texplormeting van
augustus 2008 blijkt, dat 86 zwakke plekken zijn geconstateerd. Dat is onbegrijpelijk. Bij
de Ferdinand Bolstraat, een veel dieper station, was geen sprake van problemen met de
diepwanden. Hoe kan dat? Heeft dat misschien te maken met onderaannemers? Was het
gestorte beton op de Vijzelgracht over tijd? Extra controle op het werk van de aannemer
lijkt spreker niet nuttig. Op 10 september 2008 blijft een periode van vijf uur onduidelijk
wat er is gebeurd. Er worden platen bevestigd door de aannemer, terwijl het
projectbureau de DMB niet weet te bereiken om de problemen te bespreken en verstandig

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
8
aan te pakken. De DMB was daarvan niet op de hoogte, zo oordeelt D66, al valt de hele
gang van zaken zeker te betreuren. Wat is in de periode van vijf uur gebeurd?
De
VOORZITTER
schorst de vergadering van 21.15 tot 21.25 uur
Beantwoording
Wethouder
VAN POELGEEST
vindt het een fair maar hard rapport. Men is
verbijsterd en onthutst, en terecht. Er zijn vier conclusies in het rapport van de
ombudsman. De eerste betreft de fase tussen 19 juni tot 10 september 2008, waarbij door
de DMB en wethouders tegenspel is geboden. De DMB is als onafhankelijke dienst
ingezet om het herstarten te beoordelen, naast deskundigheid van professor Van Tol en
de Texplormeting, getoetst door Deltares. Dat was een verantwoorde manier om weer te
beginnen met ontgraven. Dat deel van het traject is zorgvuldig gegaan, zo vindt de
ombudsman. De motie in december 2008 ging over het falend toezicht van betrokken
diensten en beide wethouders, de slechte kwaliteit van de diepwand en de
tekortschietende opvang en communicatie met de bewoners. De conclusies van de
ombudsman over het falend toezicht, communicatie en opvang zijn terecht. De
beoordeling van de diepwanden is zorgvuldig geweest, zodat de motie op dat punt
onterecht is geweest.
De heer
FLOS
wijst erop dat de diepwanden niet in orde waren.
Wethouder
VAN POELGEEST
geeft aan dat de discussie in de Raad ging over
het niet acteren van de wethouders, waardoor een en ander zou zijn misgegaan in de
zomer 2008. Over de punten die niet goed zijn gegaan, is spreker ruimhartig geweest.
De heer
MANUEL
merkt op dat de oppositie verontwaardigd was over het
onverantwoord herstarten van het uitgraven. Dat staat niet in de motie.
Wethouder
VAN POELGEEST
geeft aan dat het CDA toen beweerde dat de DMB
toestemming heeft verleend aan ontgraven, terwijl de lessen nog niet waren doorgevoerd
en nog geen orde op zaken was gesteld. De tweede conclusie gaat in op 10 september
2008, met de constatering dat de toezichthouder van het projectbureau eerder had
moeten opschalen, er een cultuur had moeten zijn waarop men dat makkelijker had
gekund en dat de DMB had moeten worden gewaarschuwd. Het College is het daarmee
eens. De eerste verantwoordelijkheid voor het werk ligt echter bij de aannemer.
De heer
BAKKER
wijst erop dat er ook fouten bij de gemeente zijn gemaakt. Dan
had het handelen van de aannemer niet zo mis kunnen gaan.
Wethouder
VAN POELGEEST
vindt dat de vraag. Het is belangrijk te
benadrukken dat aannemer verantwoordelijkheid heeft.
De heer
FLOS
wijst op de moeizame verhouding met de aannemer rond de diepe
stations. In juni 2008 was al sprake van een verzakking geweest. Waarom is het
projectbureau nodig, naast de DMB? Om de aannemer extra te controleren.
Wethouder
VAN POELGEEST
deelt het oordeel van de ombudsman dat het
herstelplan zorgvuldig tot stand is gekomen. Volgens die aanpak gaat men aan het werk.
Op 9 september 2008 meldt men het probleem aan de DMB en ook op 10 september is
iemand van het projectbureau ter plekke aanwezig. Die zegt tegen de aannemer, dat hij
iets aan het probleem moet doen. In de volgende vijf uur beoordeelt de aannemer de
voeg als droog en volgt het protocol van uitgraven. Daar is hij tot 16.30 uur mee bezig
geweest. Dan ziet men de hele voeg en besluit de aannemer de staalplaten te bevestigen.
De heer
MANUEL
begrijpt dat de bentonietinsluiting ongebruikelijk is. De
toezichthouder van het projectbureau vindt dat er iets aan moet worden gedaan en de

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
9
aannemer behandelt het als een klein probleem met een voeg. De ombudsman beweert
dat anders had moeten worden gehandeld om de verzakking te voorkomen. Wat heeft de
medewerker van het projectbureau gedaan in de vijf uren tijd?
Wethouder
VAN POELGEEST
volgt het rapport van de heer Van Tol. Er was
sprake van een inschattingsfout door de aannemer. Een ander protocol had moeten
worden gevolgd. Daarover is Van Tol helder. De dagelijks toezichthouder had moeten
opschalen en de DMB moeten benaderen, zo vindt ook het College. Maar het is onjuist de
verantwoordelijkheid alleen bij de gemeente te leggen.
Mevrouw
NETJES
geeft aan dat de tweede verzakking het gevolg is geweest van
het handelen van de aannemer en gemeentelijke diensten, waarbij het College politieke
verantwoordelijkheid voor het project Noord/Zuidlijn heeft.
Wethouder
VAN POELGEEST
beaamt dat. De derde conclusie betreft de
voorlichting naar de bewoners over Texplor. Dat was een stomme brief, echter niet met
opzet misleidend. Op de avond zelf was de opvang slecht.
De heer
FLOS
vraagt of het gaat om onnozelheid rond de brief aan de bewoners,
of tekent dat de onderschatting door het projectbureau van de betekenis van de vele
zwakke plekken?
Wethouder
VAN POELGEEST
vindt het een gebrek aan omgevingsgevoeligheid
bij het projectbureau op dat moment. Er was sprake van vooral een technische optiek,
terwijl meer afstand goed had kunnen werken in geval van 86 zwakke plekken. Dat had
ongetwijfeld tot een andere brief geleid. Naar aanleiding van de conclusie over de opvang
van bewoners is nu een nieuw incidentenplan opgesteld, dat gisteren is vastgesteld door
het College. Onderdeel van het plan is het vaker oefenen. Die inhaalslag had eerder
moeten worden gemaakt. De eerste opvang is een verantwoordelijkheid voor de politie,
waarna zo snel mogelijk een plek ter beschikking wordt gesteld voor het onderbrengen
van de betrokkenen. Bij risicovolle werkzaamheden wordt daarvoor voortaan altijd een
plek ingericht.
Mevrouw
BERGERVOET
gaat in op bladzijde 19 van het incidentenplan. De
politie is op 10 september 2008 zonder coördinatie aan de slag is gegaan. Waar staat
aangegeven wie ervoor aanspreekbaar is?
Wethouder
VAN POELGEEST
heeft duidelijke afspraken met de politie gemaakt
over de eerste opvang. Daarnaast zijn afspraken gemaakt in geval van risicovolle
werkzaamheden over een in te richten plek en medewerkers, die zich dan gereed moeten
houden.
De heer
DETMAR
(projectbureau NZ-lijn) verduidelijkt dat de eerste opvang door
de nood- en hulpdiensten plaatsvindt. Die brengen de mensen naar een bepaalde plek.
De opvang in de tweede lijn is het werk van DWI voor overnachting. Bij risicovolle
werkzaamheden worden van tevoren plaatsen ter beschikking gesteld, waar de mensen
naar toe worden gebracht. Op die plek worden zij verder tot in detail geïnformeerd door de
mensen van het projectbureau.
Mevrouw
BERGERVOET
vraagt of iemand van de Noord/Zuidlijn ook
daadwerkelijk snel aanwezig is.
De heer
DETMAR
antwoordt dat staat beschreven dat binnen een uur iemand
van het actiecentrum van het projectbureau operationeel is, waaronder een
communicatiemedewerker. Ter plekke wordt door de voorzitter van het actiecentrum
bekeken wie naar welke plek moet gaan.
Wethouder
VAN POELGEEST
geeft aan dat iemand na een uur op die plek is

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
10
volgens het protocol.
Mevrouw
VAN PINXTEREN
vraagt of ook mensen op straat beschikbaar zijn.
Wethouder
VAN POELGEEST
beaamt dat. Van de oefeningen zal men ook nog
het een en ander leren. De aannemer is inderdaad aangesproken, maar daarover kan
spreker niet in het openbaar praten. Ook zijn de aanbevelingen overgenomen en vaak is
al sprake van vergaande uitvoering. De aanbeveling over het bestuurlijke team van het
College verdient nadere overweging. Er zijn beslissingen die door B en W moeten worden
genomen, naast beslissingen in het bestuurlijke team en van de afzonderlijke
portefeuillehouders. Een werkklimaat met tijd en ruimte voor overleg hangt samen met de
cultuurveranderingen binnen het projectbureau en e DMB, die al eerder in gang zijn gezet.
Bij de DMB is meer capaciteit ingezet, zoals in december 2008? al is gemeld, en de rol
van de dienst is opnieuw gedefinieerd, inclusief de juiste protocolisering. Men gaat pas
ontgraven als de organisatie met zekerheid op orde is gebracht. Dat wordt nog eens
getoetst. Datzelfde geldt voor de cultuuromslag bij het projectbureau. Inschakeling van
externe organisaties is gebeurd en de DMB is daardoor ook beter toegerust. Men dacht
teveel mee en gaf te weinig invulling aan de onafhankelijke rol en positie. Een
consequentie van dit alles is de ontstane vertraging, zodat begin april 2009 niet zal
worden herstart met de werkzaamheden. Er is een verschil tussen de opvatting van de
ombudsman en het College over het herstarten op 10 september 2008. Het rapport
spreekt van een aanzienlijk kleinere kans op lekkage, maar volgens het College vormt
meer overleg geen garantie tegen verzakkingen. Dat nuanceverschil is belangrijk.
De heer
FLOS
wijst erop dat de kans op het ontstaan van lekkage aanzienlijk is
vergroot door het niet waarschuwen van de DMB. Er hadden andere methodes moeten
worden toegepast. De DMB had een andere aanpak kunnen voorstellen, als deze
tenminste was gewaarschuwd.
De heer
MANUEL
wijst erop dat er telefonisch contact had moeten plaatsvinden,
waardoor de risico’s van verzakking kleiner hadden kunnen zijn.
Wethouder
VAN POELGEEST
geeft aan dat sprake is van veronderstellingen
over de kans. Er bestaat echter geen zekerheid.
De heer
FLOS
wijst op pagina 28 van het rapport, waar staat: er kan niet met
zekerheid worden gezegd dat de lekkage dan niet was opgetreden. Deltares geeft aan dat
een verkeerde risicoklasse is gehanteerd in de beoordeling van de voeg.
Wethouder
VAN POELGEEST
verdedigt de stelling dat als de DMB wel was
gebeld, er toch geen zekerheid is te geven over geen lekkage.
De heer
MANUEL
stelt vast dat de aanpak blijkbaar fout is geweest en tot een
lekkage heeft geleid. Een aanpak van buitenaf had de kans op lekkage verkleind.
Wethouder
VAN POELGEEST
begrijpt dat, maar de bewijsvoering daarbij is
lastig. Meer overleg leidt niet tot de zekerheid dat er geen lekkage had plaatsgevonden.
De heer
FLOS
vraagt of wethouder de zinsnede onderschrijft, dat de kans is
ontstaan dat de lekkage aanzienlijk is vergroot door de gekozen aanpak.
Wethouder
VAN POELGEEST
ontkent dat. Men kan dat niet met zekerheid
concluderen.
De heer
MANUEL
vindt het een vreemde suggestie van de wethouder. Heeft men
eigenlijk goed gehandeld?
Wethouder
VAN POELGEEST
ontkent dat het zijn bedoeling is. Men had moeten

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
11
opschalen door het bellen met de DMB.
Mevrouw
NETJES
geeft aan dat vanaf december 2008 is opgeschaald. Waarom
is dat niet al in juni 2008 gebeurd?
De
VOORZITTER
stelt voor de wethouder zijn beantwoording te laten afronden.
De heer
FLOS
had dit soort vragen ook aan de heer Herrema willen stellen.
De heer
MANUEL
vraagt of de heer Herrema nog een debat in de Raad aan zal
gaan.
De
VOORZITTER
antwoordt dat deze een toelichting op zijn vertrek zal geven. Hij
is dan echter geen functionaris meer. De plaatsvervangend wethouder Verkeer en
Vervoer is aanspreekbaar.
Wethouder
VAN POELGEEST
gaat in op de vragen over zijn eigen optreden.
Geconcludeerd is dat op de DMB relatief weinig is aan te merken. Na het eerste rapport is
spreker helder geweest over de onafhankelijke rol van de DMB, die de laatste maanden is
versterkt. Tussen juni en september 2008 is tegenspel geboden in het kader van de
hervatting van de werkzaamheden. Voor juni 2008 is geen sprake geweest van een
afwachtende houding van spreker. Op 29 oktober 2008 verscheen het eerste rapport van
de ombudsman, waaruit het probleem van capaciteit bij de DMB manifest werd. Daarbij
heeft de wethouder de nodige nuances aangebracht. Sommige medewerkers gaven aan
dat men het te druk had en slechts een had het veel te druk. Ook over de gebeurtenissen
op het Bos en Lommerplein is eerder gedebatteerd, waarbij door de Raad niet de
conclusie is getrokken dat er verkeerd is gehandeld door de wethouder. Bos en
Lommerplein ging over andere problemen, met een ingewikkelde constructie en
verschillende functies die afzonderlijk zijn beoordeeld en niet als een geheel. Dat was het
hoofdprobleem. Het College heeft daarna ingegrepen. Het is waar dat spreker geen
aanleiding had te twijfelen aan de capaciteit bij de DMB, zoals hij ook al eerder meldde.
Hij neemt echter wel zijn verantwoordelijkheid, met name voor de dienst als onafhankelijk
toetser. De taken van de DMB betreffen het tweedelijnstoezicht, het controleren van de
constructies en tekeningen, de bouwoverlast voor de omgeving en de standzekerheid van
de panden langs de lijn. Over het vertrouwen in de aannemer en de kwaliteit van de
diepwanden in de Ferdinand Bolstaat en Vijzelgracht is ook door professor Van Tol geen
zekerheid gegeven.
De heer
MANUEL
wil er graag meer over horen, al kan dat ook later. Is sprake
van verschillende onderaannemers?
Wethouder
VAN POELGEEST
antwoordt dat het gaat om dezelfde
onderaannemer. De kwaliteit van het beton wordt momenteel uitgezocht.
De
VOORZITTER
stelt voor de vragen schriftelijk te beantwoorden.
Wethouder
VAN POELGEEST
geeft aan dat ook bij het projectbureau veel moet
gebeuren. Het gaat om een incident van zes maanden geleden. Er zijn in de zomer 2008
afspraken tussen beide directies gemaakt, die nog onvoldoende waren ingedaald. De
cultuuromslag was nog niet gemaakt op 10 september 2008. Voordat kan worden
doorgegaan met het ontgraven, dient er zekerheid te bestaan over de organisatie. Wel is
er hard aan de cultuuromslag gewerkt, de laatste zes maanden. Er is een enorme schok
door de organisatie gegaan. Over de personele wisselingen wil spreker in het openbaar
niets zeggen, wel in de beslotenheid. De opvang en hulpverlening staan genoemd in het
nieuwe incidentenplan, bij beide diensten zijn de afspraken en organisatie versterkt, de
monitoring is aangepast en ook in de bouwput zelf aangebracht. De opdracht aan de
commissie Veerman wordt later vandaag besproken.

Gemeente Amsterdam
raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting
en Monumenten
Concept raadscommissieverslag,
4 maart 2009
VV
12
De
VOORZITTER
stelt vast dat de stukken in de Raad worden behandeld,
volgende week.
8.
Opdracht aan commissie Veerman
Commissie
De heer
FLOS
vraagt om meer informatie over de personen die in de commissie
zitten. Waarom is gekozen alle alternatieven te laten onderzoeken? Alles is bespreekbaar,
ook het in gebruik nemen van slechts een deel van het project en daardoor creëert men
veel onzekerheid. Dat is onverstandig. Ruim 40% van de Amsterdammers vindt dat de
aanleg door moet gaan en 20% in een of andere vorm. Slechts 20% vindt stoppen een
optie. Hoe kijkt de wethouder aan tegen het spoeddebat in de Tweede Kamer en extra
geld van de minister?
De heer
BAKKER
vraagt of ook het gedeeltelijk afbouwen bij de alternatieven
hoort. Dat lijkt hem juist wel verstandig. De opdracht is wel erg summier. Waarom is
gekozen voor de heer Veerman?
Mevrouw
BERGERVOET
kan zich vinden in de onderzoeksopzet, die kort en
bondig is. Alle alternatieven moeten in beeld worden gebracht.
De heer
MANUEL
geeft aan dat het onderzoeken van de risico’s ontbreekt in de
opdracht. Waarom is daarvoor niet gekozen? Het advies van de commissie Veerman gaat
leiden tot een nieuw raadsbesluit over wel of niet doorgaan, waarbij ook de risico’s
duidelijk moeten zijn.
Beantwoording
Wethouder
VAN POELGEEST
geeft aan dat met opzet is gekozen voor een open
opdracht. Het is verstandig in deze fase de vraag te stellen over de aanpak van het
project, een belangrijke metrolijn die essentieel is voor de binnenstad. Het is goed als de
verschillende alternatieven opnieuw worden afgewogen, op een transparante manier,
zodat een draagvlak kan ontstaan bij de Amsterdammers als eenmaal een keuze is
gemaakt. In het eerste punt staat aangegeven dat ook de risico’s daarbij worden
gewogen. Ook dat element wordt meegenomen. De keuze voor de heer Veerman hangt
samen met zijn ervaring om leiding te geven aan dit proces, zoals blijkt uit het advies over
het water. Van het debat in de Tweede Kamer heeft spreker kennisgenomen.
De heer
FLOS
vraagt of de commissie al met haar werk is begonnen.
Wethouder
VAN POELGEEST
antwoordt dat de heer Veerman al aan het werk is
om zo snel als mogelijk advies uit te kunnen brengen. Hopelijk is het in mei 2009 klaar.
Meer informatie over de leden van de commissie volgt nog.
De
VOORZITTER
dankt de aanwezigen voor hun bijdrage en sluit het openbare
deel van de vergadering om 22.30 uur.