Middagzitting op donderdag 17 november 2005.
Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester
, alsmede het raadslid de heer Nederveen, plaatsvervangend voorzitter.
Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
De VOORZITTER
heropent om 13.06 uur de op woensdagavond 16 november 2005 geschorste
vergadering en stelt aan de orde de v o o r t z e t t i n g van de
behandeling van: 12
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 11 oktober 2005
inzake vaststelling Verordening parkeerbelastingen 2006 en intrekking
Verordening parkeerbelastingen 2005 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 554).
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van der Burg.
De heer VAN DER BURG:
Wij hebben overlegd. Dat leidt niet tot een derde termijn of een heropening
van het debat. Wat ons betreft kan overgegaan worden tot stemming. We kunnen
dat nu doen of later, dat laat ik aan u over. De VOORZITTER:
Wij hadden afgesproken om het af te ronden, dus dat doen we nu.
(De heer VAN POELGEEST:
Ik wil graag weten wanneer dat overleg heeft plaatsgevonden en hoe lang het
heeft geduurd.) (De heer VAN DER BURG:
Om te beginnen is die vraag niet van de orde. Bovendien gaat het u niet aan
met wie ik hoe lang overleg.) (De heer VAN POELGEEST:
De heer Van der Burg heeft gisteravond zijn voorstel gedaan omdat hij vond dat
er coalitieoverleg nodig was. Daarom heeft de meerderheid van de Raad hem
toegestaan om dit punt vandaag te behandelen. Ik ben benieuwd of dat
coalitieoverleg heeft plaatsgevonden, wanneer dat is geweest en hoe lang dat
heeft geduurd.) (De heer VAN DER BURG:
Om te beginnen heb ik gisteravond geen schorsing aangevraagd voor
coalitieoverleg. Ik heb schorsing aangevraagd voor overleg. U hebt de conclusie
getrokken dat het coalitieoverleg was. Het overleg was onder andere met de
heer Limmen. Daar heb ik gisteravond mee gesproken en daar heb ik vanochtend
mee gesproken. U ziet hem nu een knikkende beweging maken. Verder heb ik mijn
fractie gesproken. En daar laat ik het voor dit moment bij.) (De heer
ASSCHER:
Ik heb toch behoefte aan iets meer toelichting over de gang van zaken. Binnen
een coalitie vind ik het heel vreemd als u overleg met andere partijen
aankondigt, en u doet dat hier in deze raadszaal met een bijna emotioneel
betoog, en het gaat over een zo principiële kwestie. Dan heb ik toch
behoefte aan iets meer toelichting. Wat was daarvan de reden? Waarom was het zo
ontzettend belangrijk dat dat overleg heeft plaatsgevonden, en wat heeft het
opgeleverd? Als ik u goed begrijp, zegt u dat er geen reden is voor een derde
termijn, geen reden om van standpunt te veranderen. U hebt met de heer Limmen
gepraat. Ik heb gisteravond ook met de heer Limmen gesproken, dus ik vraag me
af wanneer dat overleg van u dan heeft plaatsgevonden. Ik dacht dat ik met de
heer Limmen op weg was naar een ander standpunt bij hem over die
parkeerverordening. Maar ik denk dat u iets meer openheid van zaken moet geven,
iets meer transparantie moet betrachten over wat er in dat overleg gebeurd
is.) (De heer VAN DER BURG:
Dat spijt me toch zeer, zowel voor de heer Asscher als voor de heer Van
Poelgeest. Gelooft u maar dat ik met mijn fractieleden heb overlegd, voor mijn
part gelooft u me trouwens niet. Als ik met mijn fractieleden overleg, hoef ik
daar geen mededeling van te doen aan wie dan ook, dus ook niet aan de heer
Asscher en de heer Van Poelgeest. Wij hebben inderdaad die schorsing gebruikt
om te kijken of wij nog andere dingen wilden inbrengen. We hebben besloten om
dat niet te doen. En daar laat ik het bij. Daar kunt u het wel of niet mee eens
zijn, maar de VVD-fractie hoeft geen verantwoording af te leggen aan
GroenLinks of aan de Partij van de Arbeid.) (De heer LIMMEN:
Ik wil even opmerken dat wij ons gisteravond niet in het debat hebben gemengd,
hoe zwaarwegend wij het onderwerp ook vinden. Ik weet niet wat meneer Asscher
beweegt om te denken dat wij naar een ander standpunt zouden neigen, want we
hadden gisteren nog helemaal geen standpunt laten blijken. Onze woordvoerder
heeft al eerder aangegeven dat wij het heel belangrijk vinden dat de lasten van
de burger niet omhoog gaan. Daarmee geef ik al een hint voor wat ons
stemgedrag betreft.) (De heer VAN POELGEEST:
De heer Van der Burg zegt dat hij geen verantwoording hoeft af te leggen aan
de Partij van de Arbeid of GroenLinks. Dat bedoelde ik ook niet. De Commissie
voor de Werkwijze heeft gisteren een vergaderorde vastgesteld. U bent daar
dwars doorheen gegaan. U hebt daar ook nog een meerderheid voor gekregen, maar
het is dan niet zo gek dat de minderheid, en dat was een grote minderheid, u de
volgende dag vraagt waarom dat allemaal nodig was. Het spijt me zeer, meneer
Van der Burg, maar het heeft er alle schijn van dat u een procedureel trucje
hebt uitgehaald omdat u wist dat u gisteren geen meerderheid zou halen en
hoopte dat u die vandaag wel hebt. U kunt dat ontkennen, maar dat is precies
wat er gebeurd is. Ik stel voor om dan nu maar tot stemming over te gaan.)
(De heer PAQUAY:
Mag ik nog een vraag stellen aan de heer Van Poelgeest over dit onderwerp? Ik
vraag me af of hij dit vanochtend doorhad of gisteren. Als hij dat gisteren
doorhad, dan had ik dat toen graag willen weten.) (De heer
VAN POELGEEST:
Ik heb dat gisteren ook gezegd. Ik heb het gezegd in het laatste ordedebatje
met de heer Van der Burg. Misschien zat u niet op te letten, maar ik heb het
wel degelijk gezegd.) (De heer NEDERVEEN:
Ik herinner mij gisteravond helemaal geen tendentieuze opmerking.)
(De heer VAN POELGEEST:
Ik heb een zeer tendentieuze opmerking gemaakt gisteravond.) (De heer
LIMMEN: Niet deze tendentieuze opmerking, meneer Van Poelgeest.)
(De heer VAN POELGEEST:
Dan hebt u niet goed geluisterd, meneer Limmen.) (Mevr. BRUINES:
Mijn vraag is overbodig geworden.) De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER
: Dan gaan wij over tot besluitvorming. Aan de orde is eerst het amendement van
de heer Zwart. Is er behoefte aan stemverklaring? De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Marres voor een stemverklaring.
De heer MARRES
(stemverklaring): Onze fractie wil toch graag een stemverklaring uitbrengen.
Verkiezingstijd is erg leuk, daar zijn we allemaal voor, maar transparantie van
bestuur is ook heel belangrijk. Deze voordracht gaat over de Menu parkeerkaart
zoals vastgesteld in 2004 en zoals bevestigd in 2005. En omdat er in 2006
verkiezingen zijn, krijgen we ineens een ander voorstel zodat het lijkt alsof
de burger niet hoeft te betalen. Maar volgend jaar, een paar maanden na de
verkiezingen, krijgt hij het dubbel terug. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Flos voor een stemverklaring.
De heer FLOS
(stemverklaring): De stemverklaring is natuurlijk dat wij tegen de motie
zullen stemmen en het College zullen volgen, maar ik wil graag hoofdelijke
stemming aanvragen. De VOORZITTER:
Dat kan. Daar gaan wij even de zaken voor in gereedheid brengen. (Mevr.
VAN OUDENALLEN: Dat is voor het amendement?) Ja. (De heer
VAN POELGEEST:
U moet even duidelijk aangeven wanneer de stemming is geopend, want daarna
kunnen anderen niet meer aanschuiven. Volgens het reglement is het zo dat, als
u nu de stemming opent, er geen andere leden meer kunnen aanschuiven. Dat moet
u even duidelijk zeggen.) (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Dat geldt ook voor alle PvdAers die er niet zijn.)
Aan de orde is de hoofdelijke stemming over amendement I, waartoe de
VOORZITTER
bij loting bepaalt dat als eerste zijn stem zal uitbrengen nr. 28 van de
presentielijst, het raadslid de heer Nijman. Vervolgens brengen de raadsleden
bij afroep door de Voorzitter hun stem uit als volgt:
Voor het amendement stemmen
: de leden Asante, Asscher, Brinkman, Codrington, Van der Garde, Haffmans,
Jamari, Marres, Van der Meer, Olij, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Reuten, Riem
Vis, Sargentini, Schaapman, De Wolf en Zwart.
Tegen het amendement stemmen
: de leden Alberts, J.L. Bakker, H.H.G. Bakker, Boes, Bruines, Van der Burg,
Buurma-Haitsma, Flos, Goring, Isik, Limmen, Manuel, Nederveen, Olmer, Van
Oudenallen, Paquay en Van Straaten. De VOORZITTER
: Het amendement is aanvaard met 18 stemmen voor en 17 stemmen tegen.
Aan de orde is de stemming over motie nr. 689. De
VOORZITTER: Heeft iemand behoefte aan een stemverklaring? De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Flos voor een stemverklaring.
De heer FLOS:
Zoals bekend is de VVD geen voorstander van de wielklem, maar zolang we hem
hebben, spreekt een tarief van 0 euro me wel aan. De
VOORZITTER: Dus? (De heer FLOS:
Dus wij zijn vóór deze motie.)
Anderen? Dan gaan wij over tot stemming.
De motie-Van Oudenallen (nr. 689) wordt bij zitten en opstaan verworpen.
De VOORZITTER
constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de
fracties van Leefbaar Amsterdam, Mokum Mobiel PvdB en de VVD zich voor de motie
hebben verklaard. De VOORZITTER
: Dan komen wij tot afhandeling van de voordracht. Is er behoefte aan stemming?
De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen voor een stemverklaring.
Mevr. VAN OUDENALLEN
(stemverklaring): Ik vind dit een historisch dieptepunt. Doordat grote
partijen hun leden niet op tijd laten komen, zitten Amsterdammers opgescheept
met een verhoging van de parkeertarieven. De VOORZITTER
: Andere leden? Dan constateer ik dat de Raad akkoord gaat met de voordracht.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 554 van afd. 1 van het Gemeenteblad,
met inachtneming van de daarin als gevolg van aanneming van het
amendement-Zwart c.s. aangebrachte wijziging en de stemverklaring van het
raadslid Van Oudenallen. De VOORZITTER:
Dan gaan wij nu weer verder met de Algemene Beschouwingen.
Het presidium wordt overgedragen aan de heer Nederveen.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
6
Algemene en Financiële Beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2006;
resultaatgebiedsgewijze bespreking van de begroting 2006.
Hierbij worden betrokken: -
Het raadsadres van de heer J. van Wijk, namens de stuurgroep van het project
Zorg en Intercultureel Personeel (ZIP) van 18 oktober 2005 inzake de toekomst
van het project Zorg en Intercultureel Personeel en de raadsadressen, vermeld
onder 10 t/m 13 bij agendapunt 4 van deze vergadering. De
VOORZITTER
geeft het woord aan de voorzitter van het College, Burgemeester Cohen.
De BURGEMEESTER:
Laat ik op de eerste plaats de raadsleden bedanken voor hun bijdrage aan het
debat en ook voor de opmerkingen die tegen het College zijn gemaakt. Ik wil bij
de aftrap van de beschouwingen van het College zo direct iets zeggen over wat
het College de afgelopen vier jaar heeft gedaan aan de hand van het motto van
het College: Alleen het resultaat telt. Terugkijkend op de afgelopen vier jaar
maak ik één opmerking over de personele verschuivingen die in het
College hebben plaatsgevonden. Sommigen van u hebben daar iets over gezegd.
Het vertrek van de wethouders Oudkerk en Dales en daarna ook van wethouder
Huffnagel. Door sommigen is gezegd dat de dynamiek en de uitstraling van het
College daardoor misschien wat is veranderd. Wij constateren dat het
programakkoord is uitgevoerd en dat dat in zijn geheel is uitgevoerd.
Ik wil een paar opmerkingen maken over de dualisering. Als je naar het werk van
de Raad en van het politieke bestuur van de gemeente kijkt, dan is het goed om
daar op terug te kijken. Vooral mevrouw Bruines heeft daar opmerkingen over
gemaakt. Het College is van oordeel dat die dualisering zonder horten en stoten
en redelijk geleidelijk in onze gemeente heeft plaatsgevonden. Als je de
situatie in de verhouding tussen Raad en College nu vergelijkt met die van vier
jaar geleden, dan zijn er op een groot aantal punten wijzigingen te
constateren. De Raadsgriffie is aanzienlijk versterkt. Er is een Presidium
ingesteld dat in ieder geval de afgelopen periode zich bezig heeft moeten
houden met de bonnetjesaffaire. Het heeft daarin een heel eigen en uitstekende
rol gehad. Met de instelling van het Presidium kun je ook constateren dat de
invloed van de Raad op het eigen functioneren en op de agenda aanzienlijk is
toegenomen. Mevrouw Bruines heeft daarvan gezegd dat daarin nog grote stappen
gemaakt moeten worden. Dat is ook wel zo, maar als je waar wij nu staan,
vergelijkt met vier jaar geleden, dan is daar toch al het nodige in te merken
geweest. Er is inmiddels een Rekenkamer ingesteld. Die is op stoom gekomen en
de eerste rapporten ervan zijn gepubliceerd. En, niet onbelangrijk in dat
geheel, is het raadsonderzoek. Dat was voor iedereen een nieuw fenomeen. We
hebben ook kunnen constateren dat dat lang niet altijd eenvoudig was. Als je
echter op al die verschillende raadsonderzoeken terugkijkt, dan moet je
constateren dat dit zich in die periode heeft ontwikkeld tot een nuttig
instrument. Ik hoef de voorbeelden daarvan nauwelijks te noemen: de Combino, de
Noord-Zuidlijn, de luchtkwaliteit komt nog, de Megabanenmarkt, Carré.
Al die zaken zijn goed geweest voor de wijze waarop wij met elkaar omgaan. Ik
denk dat we bij al die punten op de dualisering kunnen terugkijken als een
geslaagde verandering. Als dat in de komende tijd op dezelfde manier zal
doorgaan, een verdere geleidelijke verandering die samenhangt met die
dualisering, dan denk ik dat wij in vergelijking met andere gemeenten heel
tevreden kunnen zijn over de manier waarop dat gegaan is.
Tenslotte, is het natuurlijk zo dat in de afgelopen periode allerlei externe
omstandigheden, 9/11, de moord op Fortuyn, de verkiezingen die daarop gevolgd
zijn en zeker ook de moord op Van Gogh, de nodige impact hebben gehad op de
stad. Dat heeft ons werk hier ook beïnvloed. Als je luistert naar de
beschouwingen van gisteren en kijkt naar het effect van alles wat wij hier
hebben gedaan, dan moet je constateren dat het effect van wat wij hier hebben
gedaan ook plaats heeft gevonden in het licht van die veranderde
omstandigheden. Dat zal ook nog wel het geval blijven. Gisteren is daar niet
erg uitvoerig aan gerefereerd, dat begrijp ik ook wel. We hebben dat eerder
uitvoerig gedaan. De plannen en voorstellen die voor een deel uitgevoerd worden
en voor een deel nog uitgevoerd moeten worden, in het bijzonder Wij
Amsterdammers, zijn er natuurlijk ook op gericht samen met heel veel andere
dingen ook de contacten en relaties tussen burgers onderling te verstevigen en
om ervoor te zorgen dat we juist daar voortgang bij zullen boeken. Daar kom ik
straks nog even op terug.
Velen van u hebben iets gezegd over de resultaten van de afgelopen periode, en
ik ga dat niet allemaal herhalen want dat is niet nodig. Het is wel interessant
om eens te kijken wat vier jaar geleden de grote discussiepunten waren. Dat
waren: veiligheid, armoede en het uitgangspunt niemand aan de kant.
Het GVB was een belangrijk punt. We stonden op dat moment nog aan de vooravond
van de Noord-Zuidlijn. In ruimere zin waren de bereikbaarheid en de
leefbaarheid van de stad belangrijke kwesties. Het voortijdig schoolverlaten
was toen een belangrijk punt. De dienstverlening aan de burger was een
belangrijk onderwerp. Wonen, de 16.000 huizen was een belangrijk onderwerp. En
het Stedelijk Museum stond op dat moment ook sterk in de belangstelling. Iets
later, niet meteen aan het begin van de achter ons liggende periode, kwamen de
bezuinigingen en later waren ook de ombuigingen een belangrijk element.
Heel in het kort maak ik over al die punten opmerkingen. Wat is ermee gebeurd?
Het eerste punt dat ik noemde was de veiligheid. Op dat gebied is heel veel
gebeurd. Gisteren is daar heel weinig over gezegd, en dat is denk ik ook niet
voor niets. We moeten wel constateren dat er op dat brede onderwerp de
afgelopen tijd twee belangrijke terreinen bij zijn gekomen. Dat zijn terrorisme
en overlastbestrijding. Veiligheid zal ook de komende tijd de nodige aandacht
blijven vergen, maar wij hebben in de afgelopen periode, in goed overleg tussen
College en Raad, daar veel aan gedaan. De aanpak van de harde kern van de
jeugd op het gebied van toezicht en handhaving, de crisisopvang is in de eerste
jaren een belangrijk onderwerp geweest, maar dat hebben we op orde gekregen.
Datzelfde geldt voor de veiligheid in het openbaar vervoer. Er is dus veel
gebeurd, het zal een issue blijven.
Gisteren hebt u niet voor niets veel aandacht voor armoede en Niemand aan de
kant gevraagd. Terecht. Met name over de armoede bij de jeugd, 40.000 kinderen
in gezinnen met een minimuminkomen, is gisteren terecht het nodige gezegd. Er
is ook het nodige gezegd over de voedselpakketten, de speciale winkels voor
minimuminkomens. Dat zal ook in de komende tijd een belangrijk onderwerp
blijven. Wij zijn het ook als bestuur aan onze stad verplicht om daar zo goed
als we kunnen, het nodige aan te doen.
Op het terrein van werk en Inkomen is de afgelopen jaren ook veel gebeurd. Het
aantal uitkeringen is ondanks de economische recessie met ongeveer 12%
verminderd. Met de ombouw van de Sociale Dienst naar de Dienst Werk en Inkomen
hebben we grote stappen vooruit gezet. We doen ons uiterste best, gesteund door
de Raad, om daar flinke vooruitgang in te boeken. We zijn verder gekomen met
Niemand aan de kant, hoewel we daar natuurlijk nog lang niet klaar mee zijn.
Een belangrijke poot daarvan is vanzelfsprekend de economische kant. Ruim baan
voor werk, het verkleinen van de kloof tussen vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt door middel van economische structuurversterking. Vanaf 2004 zijn
er bijna duizend banen en ruim vijfhonderd leerbanen of stages bijgekomen. De
investeringen in dat programma zijn al terugverdiend door minder uitkeringen.
Wij constateren dat ook andere steden zeer geïnteresseerd zijn in die
formule. Het GVB is geen punt van discussie meer zoals dat vier jaar geleden
het geval was. Het GVB is op afstand gezet, er is een veel betere
financiële structuur, betere bedrijfsvoering, en planning and control is
veel beter opgezet. Bij de Noord-Zuidlijn hebben we belangrijke stappen gezet
in de afgelopen periode. Dat zal, zij het op een andere manier dan de afgelopen
vier jaar, in de toekomst zeker nog de nodige aandacht blijven vergen. En meer
in het algemeen zal de bereikbaarheid, daar is gisteren ook het nodige over
gezegd, nog een hele tijd onze aandacht houden.
Voortijdige schoolverlaters, jongeren die niet naar school gaan, geen
startkwalificatie hebben, niet aan het werk zijn, vormen een grote groep in
Amsterdam, ongeveer 12.000 en vrij constant. Daar zullen we ook het nodige aan
moeten blijven doen. De aanpak daarvan hebben we goed in de steigers gezet, 27%
in bemiddeling, 37% op traject, waarbij voor het GSB-akkoord voor 2009 het
streven is om 60% op traject te zetten. Ook dat is een onderwerp waar we nog
lang niet vanaf zijn en waar we mee zullen moeten doorgaan.
Dienstverlening aan de burger. Op dat gebied hebben we de afgelopen tijd veel
in gang gezet. Mevrouw Bruines is daar uitvoerig op ingegaan en vroeg wat de
gemeente allemaal gedaan heeft en nog doet. Ik vond dat ze dat op een hele
mooie manier heeft gedaan. Ze heeft ook terecht gevraagd om alle initiatieven
die we de afgelopen tijd hebben genomen bij elkaar te brengen en duidelijk te
maken hoe die met elkaar samenhangen. Misschien is het een goed moment om dat
half december 2005 te doen, als die Shared Service Centers ook bij u
terechtkomen. En dat in een wat ruimer verband te zetten, zodat we de hele zaak
nog eens bij elkaar kunnen brengen. Mevrouw Bruines heeft het onderwerp
aangeduid op een manier die ertoe moet leiden dat er een betere overheid komt.
Landelijk heet dat De andere overheid. Daar zullen we nog de nodige tijd aan
moeten besteden. Maar als we dat op een goede manier doen, dan valt daar niet
alleen efficiencywinst te boeken en zal het dus ook mogelijk zijn om daar nog
geld uit te halen dat we voor andere dingen kunnen gebruiken. Tegelijkertijd
zal het ook moeten leiden tot een betere dienstverlening aan de burger. Begin
volgend jaar zal het callcenter van start gaan met het digitale loket waarbij
we stappen vooruit hebben gezet. (Mevr. BRUINES:
Mag ik u per interruptie danken voor de toezegging dat wij voor de stemmingen
van half december 2005 dat overzicht van u krijgen.)
Wat mij betreft doen we dat een keer in een commissievergadering. Daar kunnen
we even aandacht aan besteden en kijken hoe we dat op de beste manier doen.
(Mevr. BRUINES: Dank u wel.)
Dan wonen. Daar is gisteren ook het nodige over gezegd. Wethouder Stadig zal
daar straks uitvoeriger op ingaan. De 16.000 woningen in aanbouw en daarnaast
ruim 2000 studenteneenheden. Vanzelfsprekend zal wonen de komende periode een
belangrijk punt blijven. Wethouder Griffith zal uitvoeriger op de ombuigingen
ingaan. Wij kunnen hier wel constateren dat we de belangrijke stappen die in
deze periode zijn afgesproken al in belangrijke mate hebben gerealiseerd. Het
ziet er naar uit dat we die ombuigingen helemaal gaan halen. Over het Stedelijk
Museum hoef ik niet zoveel te zeggen. Hoe we daarmee verder zouden gaan, was
toen een belangrijke zaak. De stappen daartoe zijn in de achterliggende periode
gezet.
De programmaperiode van dit College is bijna verstreken, maar als je kijkt
welke programmaonderwerpen ons de komende tijd bezig zullen houden, dan kunt u
die al afleiden uit wat ik al eerder heb gezegd. Heel belangrijk blijft: de
boel bij elkaar houden. Ik hoop niet dat u het mij kwalijk neemt dat ik dat
maar weer zo zeg. Er zijn mensen die vinden dat je dat niet meer kunt zeggen en
dat het er in toenemende mate om gaat om de boel bij elkaar te kríjgen.
Het idee is hetzelfde. We kunnen alleen maar constateren dat we geen echte
mooie periode achter de rug hebben. Des te meer reden om er fors in te
investeren om dat te doen en aanknopingspunten zitten in het programma Wij
Amsterdammers. Het College heeft daar extra geld voor uitgetrokken. Het zit ook
in een heleboel andere programmas. Belangrijke opgaven voor de toekomst
blijven daarnaast armoede en werk. Ook bereikbaarheid en de economie, samen met
het milieu en de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit is opgekomen als een
belangrijk thema. Vooral bereikbaarheid en de economie blijven belangrijke
onderwerpen. Als je dat in een iets ruimer perspectief zet, dan moet je
vaststellen dat Amsterdam en de regio, en bij de regio heb je het al snel over
de Randstad, op de internationale ranglijsten op een dramatische manier dalen.
U weet dat ik samen met de burgemeesters van de andere grote steden en met de
commissarissen van de Koningin in de vier randstadprovincies een initiatief heb
genomen onder het hoofdstuk Holland acht om de urgentie van dat probleem nog
eens nadrukkelijk aan de orde te stellen. Ik hoop zeer dat wij erin zullen
slagen om in de komende tijd dat punt landelijk zodanig onder de aandacht te
brengen dat we er werkelijk in slagen daar de nodige voortgang in te boeken.
Het door wethouder Van der Horst geïntroduceerde begrip bestuurlijke
spaghetti is een van de onderdelen die ons geweldig parten spelen. Als
we daar de komende periode vooruitgang bij kunnen boeken, dan vind ik dat
buitengewoon belangrijk. (De heer VAN POELGEEST:
Iedereen in deze Raad zal wel van die urgentie doordrongen zijn, maar aan wat
voor soort zaken denkt u zelf, behalve het instellen van een commissie?)
Er liggen heel veel rapporten, er ligt van alles. Niet alleen economische
rapporten, maar er liggen ook allerlei bestuurlijke rapporten. Ik vind het van
belang om tenminste een en als het kan twee bestuurslagen eruit te krijgen.
Twee dagen geleden is de Wgr-plus in de Eerste Kamer behandeld. Voor zover ik
weet leidt dat ertoe dat de Wgr-plus wordt ingevoerd. Laat ik u daar heel
concreet over zeggen: als het aan mij zou liggen, dan moet hij weer zo snel
mogelijk weg. Maar dat moet je doen in een structuur die het mogelijk maakt dat
je de regionale en de randstedelijke aanpak zodanig organiseert dat je daar
veel sneller vooruitgang in kunt boeken. Dat betekent ongetwijfeld ook op een
andere manier nadenken over provinciale indeling. Het kan ook betekenen dat je
nadenkt over een andere manier waarop stad en ommeland in elkaar zitten. Daar
zijn ook allerlei verschillen van mening over. Hiervoor geldt dat het wat mij
betreft zo langzamerhand belangrijker is dát er stappen worden gezet,
dan hoe die stap eruit ziet. Dat is ook de reden geweest voor de Holland acht
om te zeggen: kom met een commissie en zorg ervoor dat bij de volgende
kabinetsformatie echt een knoop wordt doorgehakt zodat in de vier jaren daarna
echt stappen vooruit kunnen worden gezet.
Tot zover dit algemene overzicht. Ik ga nu over op een paar punten die op mijn
eigen portefeuille betrekking hebben. Dat was ook al een beetje het geval met
die andere overheid, die ligt ook op mijn terrein. Het zijn een paar punten. Op
de eerste plaats een vraag van de heer Reuten over het Contactcenter. Hij
vroeg of wij niet hadden afgesproken dat we de resultaten van de eerste fase
zouden afwachten voordat we met die tweede fase zouden beginnen. U krijgt zeer
binnenkort een stand van zaken met betrekking tot die eerste fase. We zijn
daarmee keurig op tijd. Dat zal er ook toe leiden dat we in staat zijn om begin
2006 dat Contactcenter te openen. De reden waarom wij nu al hebben gezegd dat
wij verder willen met die tweede fase, ligt in het verlengde van wat we eerder
hebben afgesproken. Alles wat wij in die eerste fase doen, gebeurt gewoon met
het geld dat daarvoor is, en niets meer. Waarom willen wij daarmee verder gaan?
Als we dat niet zouden doen, dan zou het project in feite een jaar stilliggen.
Dat zou betekenen dat de stadsdelen ook een pas op de plaats moeten maken. Dat
is niet alleen volgens ons, maar ook naar de mening van de stadsdelen zeer
onwenselijk. Die stadsdelen willen nu ook aansluiten, zelfs met
één gemeenschappelijk geformuleerd servicebureau. Dat is gunstig
voor de burger, want die herkent het daardoor gemakkelijker en het is goed voor
de positionering van dat servicenummer. Amsterdam geeft altijd antwoord. En
niet soms wel en dan soms weer niet. De discussie die we hier met u hebben
gevoerd, heeft aangetoond dat juist de Raad deelname van die stadsdelen
essentieel vindt. Dat vinden wij ook en daarom zouden wij nu ook die stap
moeten zetten. Het is ook gunstig om het nu te doen. Het is ook gunstig voor de
stadsdelen, die niet ieder op eigen houtje aan de slag moeten gaan met
suboptimale investeringen op dit gebied. Het biedt ook een bedrijfsmatig
voordeel. De kosten voor gemeenschappelijk beheer worden per deelnemer lager
als er meer deelnemers zijn. Dan hebt u ook gevraagd hoe het komt dat er minder
geld wordt uitgetrokken dan wij eerder hadden gezegd dat nodig was. Daar zijn
twee redenen voor. De eerste is dat wij een contractvoordeel van bijna 400.000
euro kunnen krijgen als wij een enterprise agreement
kunnen afsluiten. Dat is bedongen bij het contract dat wij in de zomer hebben
afgesloten. Uitstel van de uitbreiding zou betekenen dat wij die 400.000
euro niet kunnen inboeken, want dat aanbod is alleen maar dit jaar geldig.
Verder hebben wij bij het samenstellen van de begroting bekeken wat wel en niet
mogelijk is. Wij hebben geconstateerd dat het bedrag omlaag kon door nog wat
te drukken op de op zichzelf wel noodzakelijke kosten voor de tweede fase en
het deels vooruitschuiven daarvan. We hebben ons er als College echter van
vergewist dat wij met dit bedrag ook de stap kunnen zetten naar die tweede fase
en dat daarbij de stadsdelen kunnen aanhaken. Dan hebt u ook nog vragen
gesteld over het FBA, maar die zullen beantwoord worden door wethouder Maij.
(De heer REUTEN:
Ik wacht met belangstelling die evaluatie af. Ik hou vast aan een misschien
een iets preciezere uitleg van die afspraak, want volgens mij hadden
afgesproken dat die eerste fase op zichzelf een functionerend geheel zou kunnen
zijn, ook als de Raad om wat voor reden dan ook zou besluiten om die tweede
fase niet nu of later te doen. U geeft goede argumenten waarom je dat wel zou
moeten doen, maar de evaluatie willen wij nadrukkelijk onderdeel laten zijn van
die definitieve beslissing.)
Zij komt eraan. Ze is in het College besproken en kan volgens mij behandeld
worden voordat wij hier de eindbeschouwing hebben.
Dan heeft de heer Reuten nog een vraag gesteld over het cameratoezicht in het
Wallengebied. Dat is een experimenteel project. Zo hebben we dat indertijd
afgesproken. Het houdt in dat er bij het cameratoezicht
Wallengebied/Nieuwendijk live uitgekeken wordt tussen 19.00 uur s avonds
en 3.00 uur s nachts. Bij de start van het project is voor die tijden
gekozen omdat dan de meeste incidenten plaatsvinden en uit financiële
overwegingen. Er ligt een recente evaluatie over de voorbije fase. Die komt
binnenkort in het College. Een van de aanbevelingen is om dat live uitkijken
uit te breiden, maar er wordt nog met het stadsdeel overlegd over de exacte
invulling van die aanbevelingen. U moet zich daarbij realiseren dat het extra
uitkijken van acht uur per dag 300.000 euro per jaar kost. (De heer
REUTEN:
Als ik het dus goed begrijp is er nooit bij de bewoners en bezoekers van de
binnenstad de indruk gewekt dat ook overdag die beelden zeker zouden worden
bekeken. Het is dus niet zo dat mensen denken dat die beelden worden bekeken,
maar dat dat niet zo is. Het was onderdeel van dat experiment om dat niet
overdag te doen.) Daar ga ik vanuit. (De heer REUTEN:
Oké.)
Overigens is het zo, dat weet u ook, dat het stadsdeelbestuur verantwoordelijk
is voor het project. Vanuit de centrale stad wordt meegefinancierd in de
experimentele periode. Die loopt tot en met 2006. Daarna gaan we dat allemaal
evalueren en kijken hoe we verder gaan. Die evaluatie zal in januari 2006 in de
Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal
Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel besproken
kunnen worden.
Over Regio Randstad vroeg u hoe het zat met de begroting voor 2006. Het
Algemeen Bestuur heeft in de vergadering van 15 juni 2005 de begroting voor
2006 vastgesteld met de stem van de gemeente Rotterdam tegen. Die tegenstem
heeft verder geen consequenties. Als het Algemeen Bestuur van een
gemeenschappelijke regeling de begroting vaststelt, dan zijn alle deelnemers
daaraan gebonden. Het lid namens Zuid-Holland heeft wel melding gemaakt van het
negatieve advies van Provinciale Staten, maar zelf voorgestemd. Tijdens die
vergadering is gesproken over de gevolgen van de evaluatie die rond diezelfde
tijd in discussie kwam en die daarna dus weer heeft geleid tot die Holland
acht. De verwachting werd uitgesproken dat die evaluatie gevolgen zou hebben
voor de activiteiten en dus voor de begroting. Die evaluatie heeft geleid tot
een voorstel van het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur, besproken in
de vergadering van het Algemeen Bestuur van 26 oktober 2005. Dat voorstel
bestond uit een afgeslankt activiteitenprogramma en een bezuiniging van 50.000
euro. Overigens voorzag het voorstel er ook in dat de Holland acht voor haar
lobbyactiviteiten financiële steun van de Regio Randstad zou krijgen.
Tenslotte ging het in dat voorstel om een aanpassing van het bestuur waarbij
uitbreiding van het Dagelijks Bestuur aan de orde was, alle deelnemers plus
Almere. De uitkomst was akkoord met de aanpassing van het bestuur, akkoord met
ondersteuning van de activiteiten Holland acht. Niet akkoord met de bezuiniging
van 50.000 euro, omdat de leden een verdere beperking van het budget willen.
En niet akkoord met het aangepaste programma, omdat dat nog verder beperkt zou
moeten worden tot de echte prioriteiten. Dat betekent dat het Dagelijks Bestuur
in de vergadering van december 2005 met een aangepast voorstel komt en
ondertussen wordt de evaluatie bij sommige deelnemers ook met raden en staten
besproken. (De heer REUTEN:
Ik vind het allemaal heel spannend worden. Gezien de amendementen die in die
provincies zijn aangenomen, lijkt me dit een spannende casus om te volgen.)
Ja, maar u ziet dus ook dat het heeft geleid tot een aantal activiteiten, tot
een grotere nauwkeurigheid en tot een aanscherping van de doelen waar het om
gaat.
De heer Van Straaten heeft een opmerking gemaakt over het ziekteverzuim. Hij
zei dat dat niet meer daalde. Dat is niet juist, het verzuim daalt wel, zij het
dat het plancijfer voor 2006 wat hoger ligt dan het plancijfer voor 2005, maar
dat is nog steeds een daling ten opzichte van het verslag van 2004, een daling
van 0,8%. Ten slotte hebt u nog een vraag gesteld over de Bestuursdienst. Daar
maak ik twee opmerkingen over. Als ik kijk naar de kernformatie van de
Bestuursdienst die ultimo 2003 op 418 fte stond en ultimo 2006 op 380, dan
constateer ik een daling van bijna 10%. U vraagt wat de additionele zaken zijn
die bij de Bestuursdienst erbij zijn gekomen, dat is in zijn geheel de
Ombudsman, de Rekenkamer en de Griffie. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Valt mijn vraag over de gemeentesecretaris niet onder de Burgemeester?)
Die hebt u neergelegd in een motie en die zullen wij preadviseren.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Griffith.
Wethouder GRIFFITH:
Allereerst dank aan de raadsleden die complimenten hebben gemaakt over de
begroting en ook dank aan de complimenten voor de ambtenaren die keihard
gewerkt hebben aan de begroting. Die zal ik zeker doorgeven. Het College heeft
in 2002, het eerste jaar van het huidige programakkoord, de inschatting gemaakt
dat onder meer door de economische ontwikkelingen er geen financiële
ruimte was om het programakkoord volledig uit te voeren. Daarom zijn er eind
2002 majeure ombuigingsvoorstellen gekomen die vervolgens in de Voorjaarsnota
2003 zijn opgenomen. Dit was bedoeld om meer financiële ruimte te laten
ontstaan. In 2003 is ongeveer 150 miljoen euro aan ombuigingen opgelegd aan
gemeentelijke instanties, 127 miljoen euro structureel en 20 miljoen euro
incidenteel. In de begroting 2006 die nu voor ons ligt, kunt u ervan uitgaan
dat ruim 80% van de ombuigingen al gerealiseerd is tot en met 2005. Dankzij die
ombuigingen kunnen wij nu weer ruimte scheppen om invulling te geven aan het
laatste deel van het programakkoord. Structureel heb ik het dan over 16,1
miljoen euro en incidenteel 102,7 miljoen euro. Voor u ligt dan ook een
evenwichtig verdelingsvoorstel dat ook beantwoordt aan de voorstellen die door
uw Raad zijn gedaan. Mevrouw Bruines vroeg om klip en klaar aan te geven in
welke mate de ombuigingsoperatie daadwerkelijk gerealiseerd is. U zei dat het
voor u niet helemaal overzichtelijk was. Ik wil even wijzen naar pagina 25 waar
wij in een overzichtje hebben aangegeven wat er in 2004 gerealiseerd is, zowel
structureel als incidenteel en ook in 2005 en 2006. Het enige wat er in 2004
niet gerealiseerd is, maar daar hebben wij ook bij de Voorjaarsnota over
gesproken, is de Zuiderkerk met 172.000 euro. Over 2005 hebben wij aangegeven
dat de ombuigingen die er lopen, naar alle waarschijnlijkheid ook allemaal
ingevuld zullen worden. Daar is tot op heden geen reden voor zorg voor. Voor
2006 hebben we op dezelfde pagina aangegeven waar de zorgpunten liggen en dat
2006 een cruciaal jaar zal worden. (Mevr. BRUINES:
Ik heb die staatjes ook gelezen, dus die waren wel duidelijk. Het ging mij met
name om wat u nu ook zegt, 2006 wordt een cruciaal jaar. Er zijn nog wat
zorgpunten. Ik heb ook een zin aangehaald waarin u zegt dat het onze indruk is
dat het voor het overgrote deel ook daadwerkelijk zou moeten kunnen lukken. Dat
staat er dan wel, maar naar mijn gevoel met zoveel slagen om de arm dat ik
daar gewoon wat meer helderheid over had willen hebben. Ik wil van u horen: het
gaat gewoon lukken. Of: het gaat niet lukken. Als alles goed gaat, dan gaat
het lukken, dat vind ik lastig.)
We zitten nog in 2005 en dit gaat over het jaar 2006. Dat moeten we nog even
afwachten. Die ombuigingen moeten ook in 2006 gerealiseerd worden. Wij hebben
het financieel wel opgelegd, maar je kunt pas aan het eind van 2006 zeker weten
of ze ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Vandaar dat wij nu de
aandachtspunten ook hebben opgenomen om aan te geven dat je wel ombuigingen
kunt opleggen, maar het daadwerkelijke resultaat kun je pas aan het eind van
het jaar met zekerheid aangeven. (Mevr. BRUINES:
Dat begrijp ik, maar ik verwacht wel dat dit College zegt: wij verklaren ons
verantwoordelijk aan de Raad om ervoor te zorgen dat dat gewoon gaat lukken. En
dan komen we misschien wel tegenslagen tegen, maar dan zet u gewoon stevig
door. Dat hoor ik liever dan alle mitsen en maren en slagen om de arm. Dan
weten we ook op welk resultaat we u kunnen afrekenen.)
U moet ons afrekenen op wat we hebben afgesproken en dat is dat er in 2006 voor
55 miljoen euro moet worden bezuinigd, structureel omgebogen, en 9.000 euro
incidenteel.
Er is een aantal moties en amendementen ingediend. Daar zullen wij natuurlijk
over preadviseren. Ik heb begrepen dat Amsterdam de gewoonte heeft om een
stevige financiële discipline aan te houden. Dat betekent dat moties en
amendementen met bestedingsvoorstellen natuurlijk een deugdelijke dekking
moeten hebben. Daar zullen wij bij de preadvisering ook nadrukkelijk naar
kijken. Die lijn wil ik ook als wethouder voor Financiën aanhouden.
Ik zal ingaan op een paar afzonderlijke punten die genoemd zijn. (De heer
VAN DER MEER:
Ik wil de wethouder vragen of er wel een inhoudelijke bespreking komt van de
punten uit het betreffende voorstel, zelfs als de dekking volgens u niet
helemaal klopt. Dus als iemand wat vraagt, niet meteen zeggen: we doen het niet
want de dekking klopt niet, maar volledige bespreking van het punt. We kunnen
altijd als Raad op zoek gaan naar een andere dekking.)
Dat is goed. Daar zullen wij ook aandacht aan besteden.
Mijn eerste punt is de OZB. De heer Reuten en de heer Van der Meer hebben daar
opmerkingen over gemaakt. Ten aanzien van de financiële gevolgen van de
afschaffing en de compensatie in het Gemeentefonds zei de heer Van der Meer dat
het de verwachtingen van mijn voorganger zijn geweest dat Amsterdam daar grote
voordelen van zou hebben. Ik kan u geruststellen dat Amsterdam volgens deze
berekeningen een voordeelgemeente is. (De heer VAN POELGEEST:
Even ter correctie, het was niet uw voorganger, het was de fractievoorzitter
van de VVD die dat zei. Hij heeft dat nooit als wethouder voor Financiën
gezegd. Dat is niet helemaal onbelangrijk.)
Het is goed dat u mij daarop wijst. Desalniettemin zijn er opmerkingen gemaakt
of Amsterdam al of niet een voordeelgemeente zou zijn. Op dit moment is de
afschaffing van het gebruikersdeel budgettair neutraal. Volgens de berekeningen
zal de gemeente Amsterdam ook in 2007 daar 1 miljoen euro aan overhouden. Op
termijn zal er dus veel meer geld naar Amsterdam vloeien. Er is natuurlijk ook
een solidariteitsbijdrage opgelegd, want er zijn nadeelgemeenten die ook echt
nadeel ondervinden van de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB. Daar
moeten we natuurlijk solidair mee zijn, en daarom heet het ook een
solidariteitsbijdrage. Als die solidariteitsbijdrage er niet zou zijn, dan zou
Amsterdam nu misschien al miljoenen kunnen krijgen, maar dat is nu eenmaal niet
zo. (De heer REUTEN:
Kunt u mij dan nog even helpen? Ik tel misschien verkeerd hoor, maar ik lees
dat de geraamde opbrengst van 28 miljoen euro gecompenseerd wordt met 45,5
miljoen euro. Daar gaat 13 miljoen euro vanaf, 6 miljoen euro wordt ingezet
voor de afschaffing zelf. Toen kwam ik op een tekort van 1,5 miljoen euro. U
zegt: we houden 1 miljoen euro over.)
In 2007. Ik weet niet over welk jaar we het precies hebben, 2006 is het eerste
jaar. (De heer REUTEN: Wat ik nu zeg, geldt voor 2006?)
Ik denk het wel. (De heer REUTEN:
Maar dat is toch ook de begroting die voorligt, 2006?) (De VOORZITTER:
U zit wel gezellig bij elkaar, maar vergader vooral via de voorzitter.)
(De heer REUTEN:
De begroting die voorligt, is toch die van 2006? Ik constateer dus dat er een
tekort is van 1,5 miljoen euro en dan staat er nog de zin: er volgt nog een
aandeel afttrek stadsdelen. Kunt u nou uitleggen of wij in 2006 nu verliezen,
of dat we iets overhouden aan de afschaffing van het gebruikersdeel?)
Misschien kan de heer Reuten even zeggen uit welke pagina hij citeert. Dat zou
mij even helpen. Ik geef de berekeningen die mij zijn doorgegeven. Voor 2006
gaat de gemeente Amsterdam er niet op achteruit. Het is vrijwel budgettair
neutraal. Veel houden wij er niet aan over. Dat is mij doorgegeven en daar heb
ik mij aan vast te houden. (De heer REUTEN:
Dat is op zichzelf een geruststellend bericht, maar op pagina 361 van de
begroting 2006 staat: afschaffing van de OZB, 28 miljoen euro in het FNP, 45,5
miljoen euro wordt gecompenseerd, er gaat 13 miljoen euro af vanwege de
nadeelgemeenten, 6 miljoen euro wordt ingezet voor de afschaffing. Dan is er
nog iets van het aandeel stadsdelen. Ik wil gewoon weten hoe dat optelt en
aftrekt en wat dat voor 2006 betekent. Is het een minnetje of is het een
plusje? Ik word niet boos als het een minnetje is, maar ik wil goede informatie
hebben.)
Dat begrijp ik. Ik herhaal, als het niet duidelijk is op pagina 361 dan zal ik
dat even laten narekenen, maar het is een plusje. (De heer BOES:
Pagina 21, ik heb het ergens gelezen. Er resteert in 2006 vrijwel geen
budgettair effect voor Amsterdam. Dat haal ik uit de stukken. Het wordt er niet
echt duidelijker op zal ik maar zeggen.) (De VOORZITTER:
U vraagt om duidelijkheid?) (De heer BOES:
Is het een plus of is het een min. Op pagina 21 is er geen budgettair effect
en op pagina 361 wel.)
Ik heb net gezegd dat uit de informatie die ik heb gekregen blijkt dat het een
plusje is. Ik zal nog even naar pagina 361 kijken. U moet toch uitgaan van
pagina 21 meneer Boes, vrijwel budgettair neutraal. Dat is de informatie die ik
gekregen heb en daar houd ik mij aan vast. (De heer VAN DER MEER:
Mevrouw Griffith stapt wel heel erg snel over de woorden van de heer Huffnagel
heen en de gevolgen voor voor- en nadeelgemeenten. Het punt dat wij probeerden
duidelijk te maken, is juist dat de heer Huffnagel heeft geprobeerd te zeggen
dat wij winst zouden behalen uit het feit dat de zo door de VVD gepropageerde
afschaffing van het OZB-gebruikersdeel zou worden gerealiseerd. Wat blijkt? Dat
is niet het geval. En waar komt dat door, en daar proberen wij de aandacht op
te vestigen? Dat komt omdat Amsterdam gaat compenseren aan die gemeenten die,
en de VVD zou zeggen: hoe durven ze, op het rekentarief hun OZB hebben geheven.
Dat is een gemiddeld landelijk tarief, terwijl Amsterdam daar altijd onder
zat. Dus wat gebeurt er? Omdat Amsterdam altijd laag heeft gezeten, gaan wij nu
betalen aan al die gemeenten die altijd hoog hebben gezeten. Dat noemt u
solidair, maar dat is wel solidair met al die gemeenten die u als VVD altijd
hebt vervloekt.)
Het is goed dat de heer Van Poelgeest wijst op welke functie de heer Huffnagel
had toen hij deze woorden heeft geuit. Het maakt op zich niet uit. Ik ga ervan
uit dat het Rijk gezegd heeft dat nadeelgemeenten gecompenseerd zullen worden.
Uit de feiten die ik heb, blijkt dat Amsterdam op termijn zeker een
voordeelgemeente gaat worden. Ik heb u ook al gezegd welke bedragen er in 2007
naar Amsterdam zullen vloeien. U kunt zeggen dat het een nadeel is dat
Amsterdam altijd de tarieven heel laag heeft gehouden. Voor de Amsterdammers
ben ik in ieder geval blij dat Amsterdam altijd heel lage OZB-tarieven heeft
aangehouden. Misschien bent u nu van mening dat we de tarieven hoger hadden
moeten houden, ik weet niet of dat uw bedoeling is of de strekking van wat u
zegt. Ik vind het in elk geval goed dat de OZB-tarieven in Amsterdam heel laag
zijn. Het solidariteitsfonds betekent inderdaad dat je iets bijdraagt aan een
andere gemeente. Dat is vervelend, want dan gaat Amsterdam er natuurlijk op
achteruit, maar nu in elk geval niet, want ik heb u net al gezegd dat het
budgettair neutraal is. Wij gaan er dus niet op achteruit. (De heer
VAN DER MEER:
Ik wil graag van de wethouder en van het College weten hoe zij dit nu
beoordeelt. Het gaat hier wel om een groot gat in de Amsterdamse begroting voor
de lange termijn, doordat de OZB altijd laag gehouden is ten opzichte van
andere gemeenten. Vindt de gemeente Amsterdam het nu wel of niet terecht dat
wij bijdragen aan gemeenten die de OZB hoog hebben gehouden, terwijl wij hem
altijd laag hebben gehouden en wij nu in de toekomst met een gat in de
begroting zitten van ongeveer 30 miljoen euro?)
De heer Van der Meer heeft het over een gat in de begroting van 30 miljoen
euro. (De heer VAN DER MEER:
Een bedrag dat we anders hadden kunnen hebben.)
Ja, als, mits, als. Daar kan ik niets mee. Ik heb de heer Van der Meer
duidelijk proberen te maken dat de gemeente Amsterdam er niet op achteruit gaat
en dat is een feit. Ik vind het natuurlijk jammer dat Amsterdam niet meer geld
krijgt en dat we pas in 2007 over miljoenen kunnen spreken, in 2008 een groter
bedrag, in de toekomst in 2017 gaan we er misschien 30, 40 miljoen euro op
achteruit. Maar kijken we naar 2006, we hebben het over de begroting van 2006,
dan gaat Amsterdam er niet op achteruit en is er geen sprake van een gat.
(De heer VAN POELGEEST:
Ik wil de vraag van de heer Van der Meer nog iets scherper formuleren. Of er
nu een voordeel is of een nadeel, wordt allemaal nog uitgerekend, maar u zegt
dat het goed is voor de Amsterdammer dat die tarieven laag zijn gebleven. Dan
vindt u waarschijnlijk ook dat in andere gemeenten de tarieven ook laag hadden
moeten blijven als het even had gekund. De regeling heet solidariteitsbijdrage.
Maar het is dus het belonen van slecht gedrag vanuit uw perspectief. Vindt u
dat? Of vindt u dat niet?) Ik ga niet over de tarieven in andere gemeenten.
(De heer BOES:
GroenLinks maakt zich nu zo druk over die OZB, terwijl volgens mij GroenLinks
een motie indient om de OZB de komende maanden nog even te verhogen. Wat stelt
u nu eigenlijk voor? Volgens mij ligt er een motie waarbij u er nog flink wat
bovenop wilt gooien.) (De heer VAN POELGEEST:
Dat kan de heer Boes wel doen, maar wij kunnen nu niet antwoorden, dus het is
prettig als hij dat in tweede termijn herhaalt.) (De VOORZITTER:
Dat is overigens in december 2005.)
Ik rond dit onderwerp af door te zeggen dat er in het programakkoord afspraken
zijn gemaakt over de OZB. Wij hebben aangegeven dat de OZB gelijk blijft,
hooguit dat er een inflatiecorrectie komt, juist met het oog op een
aanvaardbare lastendruk voor de Amsterdammers. (De heer REUTEN:
Ik heb begrepen dat u de motie van GroenLinks ook uitgebreid gaat
preadviseren. Ik ben niet zozeer over die OZB in het algemeen begonnen, ik heb
gezegd dat GroenLinks een voorstel had gedaan en ik kan me indenken dat u of
anderen in deze zaal daar een beetje van schrokken. Ik wilde even weten, en
daar heb ik een aantal vragen over gesteld, wat dat nu betekent voor
bijvoorbeeld iemand die een huis van 300.000 euro heeft. Dus als u de vragen
die ik gesteld heb en de rekenvoorbeelden nog eens mee wilt nemen, dan weten we
ook waar we over praten als we het over een verhoging hebben zoals GroenLinks
die voorstelt.)
U zegt terecht dat wij gaan preadviseren op de motie van GroenLinks. Dan zal ik
uw rekenvoorbeelden ook meenemen. Ik wil nu al wel zeggen dat GroenLinks
voorstelt om met name de huiseigenaren meer te laten betalen. Volgens mij heeft
hij het over 50% meer. Het zijn Amsterdammers. Wij hebben het over zo min
mogelijk lastenverhoging voor alle Amsterdammers. Misschien wil GroenLinks een
scheiding aanbrengen tussen mensen die een huis huren en mensen die een woning
hebben, maar wij als College hebben nog steeds in het programakkoord staan dat
we de OZB-tarieven gelijk willen houden. (De heer VAN DER MEER:
Nu breekt mijn klomp. Eerst gaat het VVD-smaldeel er in Den Haag voor zorgen
dat wij überhaupt geen OZB-gebruikersdeel meer kúnnen heffen. Het
heeft er niets mee te maken of wij die willen verhogen of niet, dat kán
gewoon niet meer. Wat er nog over is, is het eigenarendeel, voor wie een woning
bezit. Wij stellen nu voor om dat in vier fasen op te trekken tot het
gemiddelde niveau van Nederland. Dus niets maximalisering, gemiddeld Nederlands
niveau, in vier fasen. Dat is een verhoging volgend jaar met een kwart en niet
met de helft. Laat de wethouder nu niet suggereren dat wij alleen maar een
scheiding willen maken tussen gebruikersdeel en eigenarendeel. Dat hebt u in
Den Haag gedaan, en toen zat u daar nog.)
Ik heb net al gezegd wat er in het programakkoord staat over de OZB. Ik wil de
heer Van der Meer nog wel duidelijk maken dat het natuurlijk niet zo is dat de
gemeente Amsterdam helemaal niets meer kan met die OZB. Daar zit een
maximalisering in, maar wat in het programakkoord staat, blijft overeind.
(De heer REUTEN:
Ik ben erg blij dat u mijn rekenvoorbeelden dan meeneemt in de preadvisering
zodat ik het voorstel van GroenLinks ook goed kan beoordelen. Nu zei u echter
weer dat we niet onnodig onderscheid moeten gaan maken tussen huurders en
eigenaren. Dan wil ik u toch vragen wie die eigenaren zijn. Voor zover ik weet,
gaat het om 20% particuliere eigenaren-bewoners die dat gaan betalen, als we
dat voorstel van GroenLinks zouden volgen. Verder gaat het om woningcorporaties
en particuliere eigenaren die meerdere huizen bezitten. En het tweede, over
het onderscheid tussen huurders en bewoners, kunt u dan misschien uitleggen hoe
zich een en ander verhoudt tot bijvoorbeeld de verlaging van de huursubsidie?
Dat is een veel groter bedrag.)
De heer Reuten vraagt mij naar het percentage huurders en eigenaren. Maar u
bent volgens mij ook gehouden aan het programakkoord, meneer Reuten. We kunnen
nu een what-if
discussie gaan voeren. Ik neem aan dat u goed bent voor uw handtekening. Dat is
ontzettend belangrijk. Ik heb u gezegd dat ik bereid ben uw voorstel en de
berekening mee te nemen bij de preadvisering en dat zal ik ook doen.
(De heer REUTEN:
Ik maak bezwaar tegen deze manier van beantwoording. Ik heb op geen enkel
moment gezegd dat wij niet voor onze handtekening staan. Dat weet u ook. Zo
kent u de PvdA ook. Ik vind het vervelend dat u dat nu insinueert. Ik wil
gewoon informatie om voorstellen te kunnen beoordelen en om uw antwoorden goed
te kunnen begrijpen, want ik begrijp ze niet.)
Ik heb u net gezegd, meneer Reuten, dat ik ze meeneem in de preadvisering.
(Mevr. BRUINES:
Kunt u daarin ook meenemen, of misschien kunt u nu zeggen of u dat met D66
eens bent, dat het ook van belang is voor de economie en het vertrouwen van de
Amsterdamse burgers in de economie dat de lokale lasten zo laag mogelijk dienen
te zijn?) Zo laag mogelijk, dat ben ik met u eens. (De heer BOES:
Als je over de OZB praat, dan vergeet u dat je ook nog erfpacht betaalt.
Misschien vindt GroenLinks het ook een leuk idee om de erfpacht naar het
Nederlandse gemiddelde te brengen.) (De heer VAN POELGEEST:
Ik heb een punt van orde. Meneer Boes wil de hele tijd een debat met ons
uitlokken. Dat mag, maar dan moet u ons ook de gelegenheid geven om meteen te
antwoorden. Wij zijn nu bezig met het antwoord van de wethouder. Of hij moet
het in zijn eigen tweede termijn zeggen.) (De VOORZITTER:
En bovendien is er nog een gelegenheid in de commissie in de loop van de
volgende week en de week daarop.) (De heer VAN POELGEEST:
Het verbaast me dat u zo snel het woord handtekening noemt. U zegt
onmiddellijk: PvdA, u hebt wel uw handtekening gezet. Waarom komt u daar zo
snel mee? Bent u bang dat het niet goed gaat?) Nog een keer dat laatste?
(De heer VAN POELGEEST: Bent u bang dat het niet goed gaat?)
O nee, ik heb daar alle vertrouwen in. (De heer VAN POELGEEST:
Maar waarom komt u zo snel met het woord handtekening? Waarom
begint u meteen met het programakkoord te zwaaien? Waar bent u bang voor?)
Vanaf het begin van mijn beantwoording heb ik gezegd wat er in het
programakkoord staat over de OZB. (De heer VAN POELGEEST:
Zo ging het niet. U was net inhoudelijk aan het beargumenteren waarom u het
niet verstandig vond. En bij de tweede vraag van de heer Reuten zegt u: meneer
Reuten, u hebt wel uw handtekening onder dat akkoord gezet. Waarom vond u het
nodig om meteen zo hoog in de boom te klimmen?)
Misschien is het voor u hoog in de boom klimmen, maar ik constateer gewoon een
feit. Ik heb er geen moeite mee om zoiets te zeggen. Sorry. (De
VOORZITTER: Quod erat demonstrandum.)
Dank u wel voorzitter. Ik dacht dat de heer Van Poelgeest tegen een stootje
kon, maar blijkbaar ligt dat ingewikkelder. (De heer VAN POELGEEST:
Het is niet mijn akkoord. Maar ik vind het nogal raar dat een wethouder die in
gesprek is met een coalitiefractie, de PvdA, onmiddellijk na de tweede vraag
al begint te zwaaien met het programakkoord. Ik heb daar verder geen last van.
U moet het vooral vaker doen, dat komt mij ook goed uit. Dus
no hard feelings van deze kant.)
Ik zie dat gestook in een prettig huwelijk al voor me, maar dat zal u niet
lukken, meneer Van Poelgeest. (De VOORZITTER:
Ik stel de wethouder voor om verder te gaan.)
Dan kom ik bij het Vereveningsfonds. Daar wil ik even apart bij stilstaan. De
heer Reuten, de heer Van Straaten en de heer Van der Meer hebben daar vragen
over gesteld. Ik deel de zorgen dat de prognoses de laatste jaren drastisch
zijn verslechterd. We hebben dat in het Financieel Meerjarenperspectief al
aangegeven en in de begroting 2006 staan we daar ook bij stil. Tot 2010 wordt
een winstafdracht aan de Algemene reserve geraamd van 210 miljoen euro, terwijl
dat een jaar geleden nog 370 miljoen euro was. Een en ander komt natuurlijk
door een realistische raming van fasering van grond voor kantoren. Ik vind het
heel goed dat dit punt in de Gemeenteraad op de agenda staat, zodat we daar op
een goede manier over kunnen praten. Welke maatregelen moeten we nemen? Hoe
zorgen we ervoor dat het Vereveningsfonds toch weer positief wordt? Ik wil
voorstellen om in de raadscommissie samen met mijn collega Duco Stadig daar
nader met u over van gedachten te wisselen. Er moeten natuurlijk wel keuzes
gemaakt worden. Aan de ene kant zijn er factoren die je kunt beïnvloeden.
Je kunt zeggen dat je geen projecten meer uitvoert op het gebied van de
ruimtelijke ordening. Anderzijds, als je het hebt over verkoop van kantoren en
huizen, dan heb je het over de economie die je niet kunt sturen. Ik ben blij
dat u dit ook zorgelijk vindt en ik wil dus voorstellen om dit gesprek verder
voort te zetten in de raadscommissie. De heer Stadig heeft al gezegd dat hij
een stuk klaar heeft liggen en dat kunnen wij vervolgens met u bespreken.
(De heer REUTEN:
Wanneer is dat dan? Wij maken ons namelijk zorgen voor de lange en middellange
termijn, maar ook voor de korte termijn omdat het College zelf zegt dat op dit
moment het Vereveningsfonds al negatief staat. Dat is een tamelijk unieke
situatie in de geschiedenis van deze stad. Volgens ons leidt dat op korte
termijn, namelijk al in 2006, de begroting waar we het vandaag over hebben, tot
grote problemen. Het is zelfs zo dat op dit moment, in dit jaar al regelmatig
tegen ons gezegd wordt dat iets niet kan omdat het Vereveningsfonds leeg is.
Dan vind ik dat het College zo eerlijk moet zijn om te zeggen: dan stoppen we
met investeren in deze stad.)
Dat zijn nu juist de punten die ik met u nader zou willen bespreken. Ik kijk
ook even naar mijn collega Stadig. Misschien kan hij daar straks in zijn
termijn ook iets over zeggen. Ik weet dat wij commissies hebben ter
voorbereiding van de preadviezen. Misschien is het goed om daar dan even bij
stil te staan. Ik kan niet zeggen of die notitie dan al klaar is. Dat is mijn
voorstel, omdat ik vind dat wij hier uitvoerig over moeten praten en moeten
stilstaan bij de keuzes waarvan u er een noemt, namelijk: moeten wij dan geen
projecten meer gaan uitvoeren. Om daar heel goede keuzes uit te maken, heb je
dat overzicht nodig. (De heer BOES:
Is het nu zo dat wethouder Stadig bij de eerstkomende commissievergadering het
stuk al bij de commissieleden heeft liggen, zodat we daar over kunnen praten?)
Ik zei al, daar kan de heer Stadig misschien straks even op ingaan en aangeven
wanneer hij denkt iets te hebben.
Ik kom bij mijn volgende punt waar ik ook even kort bij wil stilstaan, omdat
het een motie is die toch wel bijzonder ingrijpend is. Dat is de motie van de
heer Reuten, de tienprocentsoperatie. Ook het College onderschrijft dat als je
verdere investeringen wilt doen, meer dan wat we nu geraamd hebben in het
Financieel Meerjarenperspectief, je moet kijken wat je in de toekomst wilt. Dan
gaat het met name om die extra financiële ruimte. Ik denk dat het goed is
om een inventarisatie te maken, maar ik vind het van belang om hier even wat
kaders met u te bespreken. De heer Reuten heeft gisteren gezegd dat hij praat
over 10% van het totale budget van de gemeente. Dat is een immens omvangrijke
operatie. We spreken dan over 500 miljoen euro. Ik heb net al gezegd dat wij
over 2002-2006 150 miljoen euro aan bezuinigingen op papier hebben gezet en dat
in 2006 nog een deel daarvan gerealiseerd moet worden. Ik wil aan de heer
Reuten vragen of hij die omvang ook bedoeld heeft. (De heer REUTEN:
Ik ben blij dat ik weer even de gelegenheid krijg. Ik merkte gisteren ook dat
er de nodige verwarring is ontstaan. Iedereen die de motie heeft gelezen, ziet
dat daar niet in staat het dat de totale begroting van 5,5 miljard euro
betreft. De discussie ging daar gisteren wel over. Ik heb me daar ook in laten
meeslepen. Ik denk dat de wethouder dat ook bedoelt. Ik noem een voorbeeld. Wij
krijgen een bedrag van 600 miljoen euro van het Regionaal orgaan Amsterdam
(ROA) voor het GVB. Dat is geen bedrag waarop potentieel bezuinigd kan worden.
Misschien mag ik meteen een tweede misverstand wegnemen. Het totale bedrag waar
we op uitkomen, en dat kan een bedrag zijn tussen 100 en 500 miljoen euro in
zijn, is een inventarisatie. Daaruit maken wij een keus. De Partij van de
Arbeid stelt dus niet voor om het totale geïnventariseerde bedrag dan ook
meteen om te buigen of te bezuinigen. Er moeten keuzes gemaakt worden. Ik hoop
dat ik op die manier het College ook een beetje tegemoet kom bij de
preadvisering.)
Ik zou het nog scherper willen formuleren. Ik denk dat we 10% van de totale
begroting meteen van tafel moeten halen, want dat lukt niet; 500 miljoen euro
is extreem. (De heer ASSCHER:
Hebt u geluisterd naar wat de heer Reuten zojuist zei?)
Meneer Asscher, ik luister wel. Ik probeer gewoon de kaders aan te geven en met
een uitgangspunt te komen. Daarom vat ik samen: 10% van de totale begroting
kan niet, dat laten wij los. Dat misverstand is gisteren ontstaan, zoals de
heer Reuten ook zegt: ik heb mij laten meeslepen in de discussie. Dat vat ik
samen. Dat heb ik goed begrepen. Ik denk dat we zelfs nog een stapje verder
moeten gaan. De heer Reuten heeft het over kapitaallasten, maar er staan meer
onderwerpen op de begroting waar niet vrij op bezuinigd kan worden. Ik noem er
een paar. Ik weet niet of u ook wilt kiezen voor bijvoorbeeld het
stadsdeelfonds, het grotestedenbeleid, de bijstandverlening. Het is goed om die
kaders ook aan te geven. Ik ben het met u eens dat we moeten inventariseren.
Maar als College heb ik daar enige kaders bij nodig en ik vraag u nu al,
voordat wij gaan preadviseren, om even mee te denken wat wel meegenomen moet
worden en wat niet. Daarom noem ik nu die vier punten. Het moet wel reëel
blijven. Moet het ook gaan om bijstandverlening, openbaar vervoer,
stadsdeelfondsen en grotestedenbeleid? Misschien moet u daar ook even over
nadenken en zeggen dat er een paar zaken niet onder vallen. Ik vind het handig
om die kaders vast mee te nemen. (De VOORZITTER:
Ik vind het niet aan de orde om hier nu die hele kaderdiscussie te voeren. U
kunt wel even kort aangeven hoe u daarover denkt, maar ik wil de uiteindelijke
discussie laten voeren in de commissie.) (De heer REUTEN:
Het lijkt mij inderdaad niet verstandig om hier een soort koehandel te houden
over wat wel en niet in die inventarisatie betrokken moet worden. Het lijkt mij
verstandig als het College, en nogmaals: in die motie staat ook niet 10% van
de totale begroting, ik heb mijn spreektekst van gisteren ook nog even bekeken
en daar zeg ik dat ook niet. Dat bedrag van 500 miljoen euro heeft in de krant
gestaan. Laten we daar nu over ophouden. Maar het lijkt me goed als u aangeeft
welke zaken volgens u daar wel of niet bijhoren, en dan kunnen wij daar later,
misschien al bij de commissie, nog over praten of wij dat een goede basis
vinden voor die inventarisatie van 10%.)
Ja, dat vind ik een goed idee. Dan zou ik het zo willen samenvatten dat wij
kijken naar dát deel van de begroting dat reëel beïnvloedbaar
is. Mag ik het zo samenvatten? (De heer BOES:
Geven we nu aan de wethouder mee dat er een inventarisatie wordt gemaakt van
een gedeelte van de begroting, maar komt er dan 10% over het gedeelte dat we
selecteren, of hebt u dan toch een ander percentage in gedachten? U bent
namelijk verkeerd geciteerd in de krant. Hoe zit dat nu precies? Wat moet de
wethouder nu gaan inventariseren? Zij gaat een deel van de begroting uitzoeken
en daaruit iets inventariseren. Dan moeten we haar toch kaders meegeven.)
Ik heb in het begin van mijn betoog gezegd dat we naar de verkiezingen toegaan,
we hoeven onze ogen daar niet voor te sluiten. Er komt een nieuw
programakkoord en een Financieel Meerjarenperspectief. Als je meer wilt doen
met nieuwe ideeën, dan moet je je afvragen of er ruimte is en of je meer
ruimte nodig hebt. Het principe van een inventarisatie is om te kijken waar je
wat kunt doen, kijken of je nog wel de juiste prioriteiten stelt. Zijn de
prioriteiten die je in het verleden hebt gesteld nog wel de juiste? Daar kan ik
mij in vinden. Ik ben dus niet tegen een inventarisatie, maar dat ongeleid
doen, is een veel te grote opdracht. Dat moet een beetje ingekaderd worden.
Vandaar dat ik nu zeg dat het moet gaan om een beïnvloedbaar deel van de
begroting. Daar moet je naar kijken. En je moet veel meer kijken naar wat je
uitsluit en niet uitsluit. (De heer BOES:
Ik ben blij dat u dat zo inkadert. Gisteren is er ook gezegd dat er geen
gedwongen ontslagen moeten vallen en dat de armste bewoners van deze stad er
niet onder mogen lijden, dus dan hebt u al heel wat kaders. Ik heb ook van de
heer Reuten begrepen dat dat binnen een week of drie moet kunnen.) (Mevr.
BRUINES:
Kan de wethouder aangeven of het echt zinnig is om dit te doen? Zinnig is het
natuurlijk altijd. Je moet altijd kijken of je geld op een verstandige manier
uitgeeft en of er meer ruimte is. Maar is er een redelijke kans van slagen om
tot een redelijke inventarisatie te komen gezien het feit dat de afgelopen
jaren alles tot op het bot is doorgevlooid? We hebben daar uitgebreid over
gediscussieerd in deze Raad. Er waren een heleboel dingen bij waarvan de Raad
zei dat hij dat heel erg vond. Er zijn zelfs reparatiemoties geweest. Hoe groot
acht u de kans dat u daadwerkelijk met iets kunt komen, mocht de Raad de motie
van de heer Reuten overnemen?)
U maakt terecht een voorbehoud, het is aan uw Raad om de motie te steunen of te
zeggen dat er wel of geen ombuigingen moeten komen. Dat is uw
verantwoordelijkheid. Ik heb alleen net in antwoord op de vraag van de heer
Boes gezegd dat ik mij een inventarisatie kan voorstelen op basis waarvan je
nieuwe investeringen wilt doen. Wij hebben natuurlijk zon exercitie al
gehad in 2002-2003. Ik heb ook al gezegd dat 2006 ook een cruciaal jaar is voor
het realiseren van die ombuigingen. Ik weet niet hoeveel rek er nog inzit. Ik
weet het niet. Maar het betekent wel dat je opnieuw zon exercitie moet
doen. Het is aan uw Raad om dat mogelijk te maken, maar ik sta daar niet
negatief tegenover. (Mevr. BRUINES:
Maar het feit dat u daar niet negatief tegenover staat, betekent dus dat u
zegt dat de rek er nog niet uit is, gezien de discussies van de afgelopen
jaren?) Dat zal de inventarisatie moeten uitwijzen, mevrouw Bruines.
(Mevr. BRUINES: Ik neem aan dat u namens het hele College spreekt?)
Het College is één en ondeelbaar, mevrouw Bruines. Alleen de
vraag al stellen, zou GroenLinks zeggen.
Dan nog even naar aanleiding van de motie van de heer Reuten de termijn. Hij
heeft in zijn motie opgenomen dat de notitie er uiterlijk februari 2006 zou
moeten liggen. Ik denk niet dat dat haalbaar is. Voordat wij gaan preadviseren,
wil ik aan de heer Reuten vragen hoe rekkelijk februari 2006 is. (De heer
REUTEN:
Ik zal de vraag graag beantwoorden. Het lijkt me ook in dit geval goed als u
aangeeft wat mogelijk is. De inzet is duidelijk. Wij willen hier voor het
programakkoord eventueel gebruik van maken en misschien al met elkaar zaken
regelen bij de Voorjaarsnota. Maar geeft u aan wat duidelijk is, dan kunnen we
daar opnieuw over praten.)
Dat zal ik doen. Ik ben zeer onder de indruk van uw groots gebaar. Ik zal dat
zeker doen. (De heer ASSCHER:
Wilt u dan, om mij een plezier te doen, in de preadvisering ook aangeven als u
denkt dat februari 2006 niet haalbaar is, wat er dan in februari wél
haalbaar is?)
Ik probeer alleen de heer Reuten een plezier te doen, maar nu smeekt ook nog de
heer Asscher om nog meer pleziertjes. Ik zal mijn best doen om twee mannen van
de PvdA te behagen.
Ik kom bij mijn volgend punt. Er is een opmerking gemaakt over ICT. Het klopt
dat er gevraagd is om een overzicht van de ICT-projecten in de begroting. Ik
stel voor dat wij in de raadscommissie komen met een lijstje met projecten. Ik
denk dat dat goed is voor de preadvisering.
De heer Van der Meer heeft ook nog een opmerking gemaakt over het
weerstandsvermogen. Hij wijst erop dat 20 miljoen euro is vrijgemaakt voor het
niet kunnen verzekeren van de Noord-Zuidlijn. Hij vraagt zich af of dat bedrag
of een deel daarvan weer terug zal vallen. Ik denk wel dat een deel van dat
bedrag zou kunnen terugvallen, maar dat vindt natuurlijk bij de jaarrekening
plaats en niet nu bij de begroting. Dan wordt gekeken welk deel en waarom, want
dan nemen we ook alle andere risicos die er zijn mee bij het
weerstandsvermogen.
Dan zijn er nog een paar andere vragen gesteld. De heer Boes begon over de
Nuon. Er is een brief naar de commissie gestuurd, en ik meen dat wij op 23
november 2005 daar praten over de Nuon. Ik stel voor dat we dat daar doen en de
begroting hier verder niet mee belasten. Daarnaast zijn er nog vragen gesteld
over de acquisitie in Azië en over het Garantiefonds evenementen. De
Partij van de Arbeid heeft daarbij opgemerkt dat er een notitie moet komen met
voorwaarden hoe je de gelden aanwendt. Daar ben ik het helemaal mee eens, dus
wij zullen ervoor zorgen dat er een notitie komt. Natuurlijk staan wij ook
achter samenwerken met partners in de regio. Wij zijn nu al in
Noordvleugelverband druk bezig om een en ander vorm te geven.
Het laatste punt is van de heer Haffmans. Hij heeft gevraagd hoe ik als
liberaal ervoor zorg dat de burgers meer invloed hebben op de begroting. Ik
wijs hem erop dat er elke keer een uitnodiging in de krant verschijnt voor alle
burger van Amsterdam. Als zij opmerkingen, aanvullingen of suggesties voor de
begroting hebben, kunnen zij tot uiterlijk maandag 14 november 2005 met
voorstellen komen naar de Raadsgriffie. (De heer HAFFMANS:
Misschien heeft de wethouder mijn verzoek verkeerd begrepen. Ik bedoelde hoe
Amsterdammers echt invloed kunnen uitoefenen, echt kunnen meebeslissen over die
begroting en niet zozeer hun eigen visie kunnen opsturen naar het College.)
Wij leven natuurlijk in een democratie waarbij sprake is van verkiezingen, er
worden mensen gekozen, en dan gaat de burger ervan uit dat de gekozen
raadsleden het woord voeren namens de kiezer. Dat is één manier.
Een tweede manier is dat je mensen direct benadert, en zegt: ik kom bij u op
werkbezoek, vertelt u mij eens even wat ik als raadslid bij de volgende
begroting moet inbrengen. Als u iets wilt inbrengen, dan kunt u dat via mij
doen en dan kaart ik het aan bij de begrotingsbehandeling. Een derde manier om
de burger invloed te laten uitoefenen, is door te publiceren in een
plaatselijke krant. Dat lijkt mij ook een goede manier. En je kunt natuurlijk
ook proberen een internetsite op te richten en te zorgen dat burgers ook direct
met voorstellen kunnen komen. Ik ken de precieze details niet, maar ik noem
het maar, we hebben ook nog een Meldpunt goede ideeën waar ook burgers
gebruik van kunnen maken en hun ideeën aan het College kunnen voorstellen.
(De VOORZITTER:
U vraagt het woord, meneer Haffmans, maar we gaan geen discussie over directe
democratie voeren.) (De heer HAFFMANS:
Toch wil ik daar een korte opmerking over maken. U noemt vier goede
voorstellen om mensen ideeën te laten inbrengen voor die begroting, via
raadsleden, direct, via websites. Wat ik inderdaad bedoelde was directe
democratie. Amsterdammers direct invloed laten hebben op de vaststelling van de
begroting. Ik had gehoopt dat u daar voorstellen voor zou willen doen.)
Waar denkt u aan meneer Haffmans? (De heer HAFFMANS:
Ik denk eraan om burgers voorstellen te laten doen voor die begroting en hun
daarvoor de mogelijkheid te geven om te praten met ambtenaren van uw afdeling,
zodat ze goed geïnformeerd voorstellen kunnen doen en tegen elkaar kunnen
afwegen. Op die manier komen meer mensen aan de weet hoe zon begroting in
elkaar zit, zodat je dat meer democratiseert en de beslissing ook bij de
burgers ligt, bij voorkeur via een referendum.)
Ik dacht dat wij inspraak hadden. Wij hebben een burgerinitiatief, en daar
wordt in Amsterdam ook goed gebruik van gemaakt door burgers. (De heer
HAFFMANS: Niet op het gebied van de begroting en dat is jammer.) (De
VOORZITTER: Ik sluit daarmee deze discussie af.) De
VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Belliot. Wethouder
BELLIOT:
De heer Reuten heeft een vraag gesteld over de stelpost Verslavingszorg van
410.000 euro. Het College komt met voorstellen daarvoor. Ik kan u zeggen dat
wij willen voorstellen 200.000 euro te stoppen in de nazorg van
ex-gedetineerden in het kader van de ISD dat vroeger SOV heette. Verder willen
we aan u voorstellen, akkoord te gaan dat de andere 200.000 euro wordt besteed
aan de nachtopvang, omdat daar heel veel behoefte aan is. Daarmee komen we
volgens mij behoorlijk tegemoet aan de notitie die u als fractie mij gisteren
hebt overhandigd. Daarin pleit u ook voor huisvesting en met name opvang van
verslaafden. (De heer KLERKS:
Mogen wij in de commissie een inhoudelijke reactie op die notitie verwachten?
Er staat een aantal punten in, dus we kunnen ons voorstellen dat daar discussie
over ontstaat.)
Niet in de volgende commissie, maar wij agenderen dat en u mag dat ook
agenderen.
Mevrouw Alberts verwees gisteren naar de begrotingstekst waarin staat dat
200.000 euro is vrijgemaakt voor een brede school in IJburg. Dat klopt. Wij
hebben als College gemeend om dit te kunnen doen. Met deze 200.000 euro kunnen
de organisatiekosten gedekt worden. Het bedrag van 1 miljoen euro dat wij
hebben vrijgemaakt voor cultuureducatie, kan pas worden besteed in het najaar
van 2006, het schooljaar 2006-2007. We hebben dat als rechtvaardiging beschouwd
om die 200.000 euro in deze brede school te stoppen. (Mevr. ALBERTS:
Begrijp ik nu dat u in feite uit dat bedrag met uzelf aan het bankieren bent?)
U kunt er heel veel van maken. Er ligt 1 miljoen euro. Dat hebben we uit de
Baakbesprekingen willen vrijmaken voor cultuureducatie en u weet dat die
middelen besteed kunnen worden in het nieuwe schooljaar. Wij stellen bij dezen
dan ook voor om die 200.000 euro te besteden aan de organisatiekosten van deze
nieuwe brede school. Zo is dat afgesproken. En dat geld is inderdaad afkomstig
uit die 1 miljoen euro.
De heer Van der Burg stond even stil bij de discussie die we hadden over het
Wvg-vervoer, de tarieven en kosten. Ik kan mij ook heel goed voorstellen,
meneer Van der Burg, dat wij deze discussie gaan voeren in de volgende
commissievergadering. (Mevr. CODRINGTON:
Ik wil graag van wethouder Belliot weten of ze ook van plan is om de motie
over de overlast in de binnenstad van de 200 draaideurdak- en thuislozen die
constant daar constant omheen cirkelen te preadviseren. Daar heb ik u niet over
gehoord. Of hebt u dat meegenomen met de notitie van meneer Klerks?)
De motie die gisteren is ingediend, gaan wij gewoon in december 2005
preadviseren. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Maij. Wethouder MAIJ:
Er is gisteren een aantal moties ingediend waar ik vandaag niet op in zal
gaan, van luchtkwaliteit tot pelikaan. Daar komen wij bij de beantwoording op
terug. Er zijn wel vier vragen gesteld. Er werd gevraagd waar de Dierennota
blijft. Ik heb gezegd dat die verstuurd is naar het College en dus binnenkort
naar de Gemeenteraad zal komen, als hij door het College komt natuurlijk. Die
is dus onderweg. (De heer FLOS:
In eerste instantie was het zo dat hij eind 2004 uit zou komen, daarna was het
eind 2005. Ik heb nu via ambtelijke weg begrepen dat het wel eens februari
2006 zou kunnen worden voordat we er in de Raad over kunnen praten. Is dat zo?)
Ik ga niet over de aanlevertermijnen, maar dat zou best kunnen, ja.
(De heer FLOS: Daar bent u wel verantwoordelijk voor.)
Nee. U bepaalt uiteindelijk de agenda. (De heer FLOS:
Ja, maar als ik geen nota heb, dan kan ik het niet agenderen. Ik kan niet uw
nota agenderen.)
Nee, dat klopt. Ik vertel u wanneer hij eraan komt. Hij wordt in elk geval nog
in deze periode, want dat lijkt me toch wel belangrijk, behandeld.
Een tweede vraag kwam van de heer Reuten over het Contactcenter. De
Burgemeester heeft al over het financiële deel van de vraag antwoord
gegeven. Die vraag ging over het aantal medewerkers van het Facilitair bedrijf
Amsterdam. In de tabel in de begroting staat dat er een aantal medewerkers
bijkomt. Dat is wat verwarrend, dus het is goed dat u die vraag stelt. De
situatie is feitelijk zo dat er communicerende vaten zijn met diensten die
toetreden tot dat Contactcenter en dat die medewerkers dan gedeeltelijk
overgaan. Per saldo, gemeentebreed, komen er geen medewerkers bij. Dat is de
bedoeling. (De heer REUTEN:
Met alle welwillendheid die ik zou willen opbrengen, maar ik heb toch echt wel
een probleem met het feit dat het formatieoverzicht in de eerste plaats niet
blijkt te kloppen. We moeten toch heel snel andere informatie krijgen, want het
is niet goed dat het formatieoverzicht niet klopt. Vervolgens heb ik ook
gevraagd hoe die mensen betaald worden. Is er een overzicht waar die mensen dan
vandaan zouden moeten komen? Die kunnen we wel zo ergens in een tabelletje
inboeken als de mensen die het Contactcenter gaan bemannen, maar waar worden ze
van betaald? Worden ze betaald van de 3 miljoen euro die in de paragraaf bij
het FBA staat? Of is dat niet het bedrag? Het is een ander bedrag dan de 1,8
miljoen euro die we nu beschikbaar stellen. Dat was volgens mij voor
investeringen. Hoe zit dat allemaal? Ik vind het echt heel erg belangrijk dat
we hier heel snel extra informatie over krijgen, want anders hebt u toch een
probleem, in ieder geval met mij. Ik vind het niet duidelijk.)
U hebt helemaal gelijk. Het is ook goed dat u dit punt aankaart, want dit is
niet duidelijk en ook niet goed in de begroting terechtgekomen. Ik zal u als
aanvulling op de tekst die de Burgemeester al toegezegd heeft, heel helder
aangeven om hoeveel medewerkers van welke diensten in welke periode het gaat,
want het gaat vanaf 1 januari 2006 al in, en waarvan dat gefinancierd wordt en
vanuit welke diensten. De boodschap die ik u nu al wil geven, is dat het in
tweeërlei opzicht communicerende vaten zijn, zowel financieel, want het
moet kostendekkend zijn, als wat betreft het aantal ftes. Zoals het hier
staat, lijkt het er niet op, dus goed dat u dit aan de orde stelt.
(De heer REUTEN:
Ik denk dat dit iets wat langzaam opgebouwd wordt, die mensen zullen niet
meteen allemaal nodig zijn, maar ik zou echt graag willen dat ook duidelijk is
dat die diensten of eventueel stadsdelen waarvan die mensen zouden overkomen,
wel of niet blijven betalen. En als ze niet blijven betalen voor die mensen die
hier zitten, door wie ze dan wel betaald worden. Ik wil dat u dat precies
uitlegt.)
Dat is precies het punt. En om het nog ingewikkelder te maken, het is
natuurlijk ook afhankelijk van het aantal vragen dat je krijgt, dus er zal ook
een flexibel inhuurdeel bijzitten. Maar u krijgt van mij een exacte en heldere
uitleg. Zoals het er nu staat, geeft dat op zijn minst heel veel verwarring en
het klopt niet. Dank daarvoor. (De heer VAN DER MEER:
Omdat u het nu over verwarring hebt, wil ik een vervolgvraag stellen die aan u
gericht is, maar ook aan uw collegas en daarmee ook aan de wethouder
voor Financiën. Ik heb gisteren een vraag gesteld waar de wethouder voor
Financiën nog niet op in is gegaan. Het lijkt of ten opzichte van de
voorgaande begrotingen prioriteitsaanvragen die voor de Baak zijn ingediend en
eventueel bij de Baak zijn besproken niet allemaal in de begroting zijn
terechtgekomen. Kunt u per portefeuille, of misschien kan de wethouder voor
Financiën dat in zijn geheel, aangeven of dat het geval is. En daarmee of
wij inzicht hebben in alle prioriteitsaanvragen die op tafel hebben gelegen.)
Dat lijkt mij meer een vraag voor de wethouder voor Financiën.
(Wethouder GRIFFITH:
Ik dank de heer Van der Meer dat hij mij in de gelegenheid stelt om als
wethouder voor Financiën mijn collegas te danken voor het feit dat
zij realistische prioriteiten hebben ingediend. Op basis van die realistische
prioriteiten hebben wij als College keuzes gemaakt, wat haalbaar was en wat
niet haalbaar was, om tot een sluitende begroting te komen. Het voorstel dat u
voorgelegd heeft gekregen, is het voorstel waarvan wij als College hebben
gezegd: zo krijgen wij het rond en daarmee gaan wij naar de Raad. Er waren
kleine voorstellen bij waarvan wij vonden dat het geen zin had om die aan de
Raad voor te leggen, omdat er keuzes gemaakt moesten worden en de
financiële ruimte heel beperkt is. Ik heb er enige moeite mee om al die
kleine of soms niet-realistische voorstellen nog weer eens aan u voor te
leggen. Wij hebben als College onze verantwoordelijkheid genomen om in die
voorbereidende fase tot een totaalpakket te komen en dat aan u voor te leggen.
Daar staan wij als College in zijn geheel achter.) (De heer
VAN DER MEER:
Dit lokt een vervolgvraag uit. Dat u uiteindelijk een mooie begroting
presenteert, dat is uw verantwoordelijkheid. Maar de inzichtelijkheid van de
prioriteitsaanvraag is een heel ander verhaal. U kunt daar vervolgens een nul
achter zetten, maar dan hebt u die keus niet gemaakt. Nee, mevrouw Bruines, die
staan er niet allemaal in. Wij willen dus graag weten waarom u ervoor hebt
gekozen om ons niet alle informatie te verstrekken.) (De VOORZITTER:
Het vraagt wel veel geduld om dat nu te behandelen. Wij zijn echt bezig met
het onderwerp van mevrouw Maij. Ik geef mevrouw Griffith toch de gelegenheid om
dat te doen, om dan onmiddellijk over te gaan naar mevrouw Maij.)
(Wethouder GRIFFITH:
Ik heb die afweging net aan de heer Van der Meer gegeven.)
En in mijn portefeuille kan ik mij niet voor de geest halen dat er punten zijn
die uit de begroting zijn gehouden, tenzij het probleem al opgelost was voordat
de Baak aan de orde was. In dat geval kent u die punten natuurlijk inhoudelijk
zelf ook.
Er is ook een vraag gesteld over Wij Amsterdammers en stageplaatsen. Daar zal
mijn college Aboutaleb dadelijk nog uitgebreid over spreken. Ik wil hier
benadrukken dat ik vanuit mijn hoedanigheid als wethouder voor Bedrijven er
voor zorg dat er ook binnen de gemeente als voorbeeldfunctie een heleboel
stageplaatsen geschapen worden. Daarvan hebben we er dit jaar in diverse
bedrijven al ongeveer honderd gerealiseerd.
Tot slot is er een aantal vragen gesteld over de sport. De heer Van der Burg
vond het nodig om een beetje een karikatuur te maken van het topsportbeleid. Er
is natuurlijk meer op sportgebied, meneer Van der Burg, wat heel goed gaat.
Dat kunt u misschien ook eens zeggen. En voor uw informatie geef ik toch maar
even een opsomming van alles wat er op topsportgebied gaat plaatsvinden en wat
wij allemaal hebben binnengehaald. U noemde maar een evenement voor volgend
jaar. De World Cup finale dressuur, het WK roeien voor junioren, het WK
rolstoelbasketbal. En inderdaad ook kleine evenementen zoals biljarten,
waterpolo en kano zoals u een beetje denigrerend riep. De Champions Trophy
hockey voor dames, en de laatste die binnengehaald is en waar ik heel erg trots
op ben, is de Davis Cup Nederland-Rusland. Dat is overigens ook een perfecte
manier van samenwerken tussen een aantal organisaties waaronder de Johan Cruyff
University and College en de gemeente Amsterdam, maar ook de RAI en
accommodaties hier en waar ook veel scholen bij worden betrokken. En ja, meneer
Van der Burg, hier was bijvoorbeeld Rotterdam tegenkandidaat, en die kreeg het
zoals u weet dit keer niet. Maar laten we er geen wedstrijdje van maken. Ik
vond het trouwens een goed punt dat de heer Reuten opmerkte dat het misschien
belangrijk is om ook de groeiende marathon in dat rijtje op te noemen. Hij
staat hier niet in omdat die een jaarlijks karakter heeft en er zijn alleen
eenmalige evenementen opgenomen. En misschien ten overvloede, meneer Van der
Burg, mag ik refereren aan de brief van 19 april 2005 die het College aan uw
Raad heeft gestuurd waarin precies staat hoe bepaalde evenementen wel en niet
zijn binnengehaald en door welke collega-wethouders. Want u begint steeds weer
over een aantal zaken te praten waarop u donders goed het antwoord weet en oude
koeien uit de sloot te halen.
Er is door de heer Reuten nog een vraag gesteld over het achterstallig
onderhoud van het Jaap Edencomplex. U deed daarbij de suggestie om eens te
kijken naar een project waarbij elders in Nederland een schaatsbaan van 12
miljoen euro is neergezet. Die suggestie kwam dacht ik van meerdere partijen.
Wij hebben op de begroting van volgend jaar 1,5 miljoen euro gereserveerd voor
achterstallig onderhoud van de Jaap Edenbaan, omdat er de afgelopen jaren een
hele discussie is geweest over de mogelijkheid om de Jaap Edenbaan te gaan
verplaatsen. Daar refereert u natuurlijk aan. Wij hebben uitgerekend wat dat in
Amsterdam kost. Dat is ongeveer 20 miljoen euro, exclusief allerlei
grondkosten, verbouw en nog zo wat kosten. Als wij nu in totaal 5 miljoen euro
zelf investeren, waarvan overigens 3,5 miljoen euro wordt betaald door Jaap
Eden en sponsors, dan kan de Jaap Edenhal voorlopig de komende tien jaar mee.
Ik vind het overigens wel een interessante suggestie van u om te kijken wat er
verder allemaal mogelijk is. Uw suggestie van 12 miljoen euro zal ik maar
zeggen. Misschien kunt u daar iets meer over vertellen, ook over de dekking en
de structuur, want voor mij was dat tamelijk nieuw. (De heer FLOS:
De wethouder is helemaal niet ingegaan op de impuls voor het Rembrandtplein
van 400.000 euro. Daar was wel in de raad discussie over. Misschien weet u dat
op dit moment niet, maar dan wil ik daar in de commissie op terugkomen, want
het is een beetje onduidelijk wat er nu is aangevraagd door stadsdeel Centrum
aan de centrale stad. Het staat voor 400.000 euro op de begroting, niet
toegekend overigens. Maar er circuleren ook bedragen van 200.000 euro.)
(De VOORZITTER:
U vraagt nu niet om preadvisering op de motie, maar iets over de hoogte van
het bedrag?) (De heer FLOS:
Of de wethouder daar nu al meer over weet, of dat ze dat bij de
begrotingsbehandeling in de commissie heeft uitgezocht.)
Die tabel met die 400.000 euro staat volgens mij onderaan de pagina. Als u de
pagina omslaat, dan ziet u het antwoord op het midden van de pagina staan.
(De heer H.H.G. BAKKER:
Ik heb ook nog het een en ander aan u gevraagd, want u begint over
achterstallig onderhoud van de Jaap Edenbaan, maar hoe zit het inmiddels met
het achterstallig onderhoud van het Velodrome? En de tweede vraag die ik u heb
gesteld, is hoe het zit met de sportvelden in Amsterdam. Daar is de laatste
weken veel over gepubliceerd. Er is een tekort in Middenmeer. Wanneer gaat u
eens met de wethouder voor Stedelijke Ontwikkeling om de tafel zitten waarbij u
zich hard maakt voor die sportvelden in Amsterdam. U zegt net dat er meer is
dan topsport. Dat wil ik dan ook wel eens van u horen.)
U was de laatste keer jammer genoeg niet in de commissie, maar er komt
binnenkort een accommodatieplan waarin precies staat wat er nodig is, zowel nu
als in de toekomst voor welke groepen op het gebied van sportaccommodaties,
velden en hallen. U wordt op uw wenken bediend. En in deze periode nog, meneer
Flos. Uw eerste vraag over het Velodrome zult u aan het stadsdeel moeten
stellen, want daar gaan wij niet over. (De heer H.H.G. BAKKER:
Dat is nu zo grappig, want het stadsdeel schuift elke keer de
verantwoordelijkheid naar u terug. Het stadsdeel zegt dat u geen geld
beschikbaar wilt stellen om het Velodrome brandveilig en gebruiksveilig te
maken. En er is natuurlijk een heleboel achterstallig onderhoud.)
Nee, tien jaar geleden zijn de gelden voor de sportaccommodaties
gedecentraliseerd, met het ontstaan van de stadsdelen. Dat is ook een beetje uw
onderwerp. Dat betekent dus ook dat dat gewoon binnen de eigen begroting moet
worden opgelost. En dan kan er wel elke keer als er iets is bij de centrale
stad worden aangeklopt, maar ik kom liever eerst mijn eigen
verantwoordelijkheid na. (De heer REUTEN:
Nog even over de Jaap Edenbaan. Het is niet onze hobby om voorstellen te doen
om banen te verplaatsen en allerlei dingen te gaan verzinnen. Wij doen dat
omdat wij denken dat het misschien verstandig is uit oogpunt van financiën
en ook uit oogpunt van goede sportvoorzieningen. Daarom hebben wij dat
destijds ook mede voorgesteld. Wij weten dat dat toen 20 miljoen euro kostte.
Nu kost het ook meer dan 1,5 miljoen euro want er zit volgens mij ook nog
400.000 euro van het normale sportaccommodatiefonds in, dus ik geloof dat het
iets meer is dan 1,5 miljoen euro. Als u nu zegt dat we daar voor de komende
tien jaar klaar mee zijn, dan kan ik met zon toezegging wel verder, maar
het probleem is dat we daar volgens mij zitten met een tamelijk verouderde
accommodatie waar men plannen heeft om nieuw te bouwen. En daarom was mijn
suggestie: is het misschien goed om nog eens open met elkaar om de tafel te
gaan zitten. Wat willen jullie nu eigenlijk? En zou het misschien mogelijk zijn
om dingen te combineren? En ik deed de suggestie van een niet al te dure baan
die men in Zeeland heeft. Laten we werk met werk maken en kijken of we hier een
voordeeltje kunnen halen.)
Ik neem die uitnodiging graag aan. Dat lijkt me een goed plan. (Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Ik heb de wethouder gisteren heftig zien knikken toen wij het over de lagere
parkeernorm uit uw plan hadden. U riep uit dat er niet in stond dat u minder
parkeerplekken zou willen hebben vanwege de luchtkwaliteit. Op pagina 127 van
het plan staat bij Nieuwbouw dat de parkeerdruk omlaag moet en dat er minder
parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. Zo staat er nog een aantal van dit
soort feiten. En tegen GroenLinks wil ik zeggen dat in Rome het benzeengehalte
met 14% is afgenomen, ondanks het feit dat parkeren in de binnenstad daar maar
1 euro kost. Als u roept: het staat er niet in, dan wil ik de discussie in de
commissie voortzetten. Ik zal nazoeken waar ik het precies gevonden heb.)
Dat was niet echt een vraag, maar we gaan sowieso die discussie voeren in
combinatie met het rapport van de enquêtecommissie. Dat heb ik
afgesproken met de heer Van Poelgeest in zijn hoedanigheid als voorzitter van
de enquêtecommissie en dat zal allemaal in januari en februari 2006 in de
Raad plaatsvinden. En er staat niet in het plan dat er parkeerplaatsen
verdwijnen. (De heer FLOS:
Maar wel dat er minder vergunningen worden verstrekt binnen de Ring en mensen
er minder makkelijk kunnen parkeren, nietwaar mevrouw Maij? Dat staat er toch
in?) Ja. (De heer FLOS:
Dus de facto zullen mensen in ieder geval niet meer zo gemakkelijk kunnen
parkeren als nu, of nóg minder makkelijk. Ik heb gedaan wat u zei en heb
de pagina omgeslagen, twee paginas zelfs, maar mijn vraag over het
Rembrandtplein wordt nog steeds niet beantwoord.) Echt niet? (De heer
FLOS:
Nee. Dat moet u echt even voor de commissie uitzoeken. Er staat 400.000 euro
die niet is toegekend. Wij hebben een belronde gehouden, zowel in het centrum
als bij uw eigen ambtenaren. Wij komen niet verder dan dat er 200.000 euro is
aangevraagd, nota bene ook nog uit Hermez. Maar het is niet duidelijk waarom
die 400.000 euro hier in de begroting staat.)
Ik zal u de aanvraag doen toekomen. (De heer OLIJ:
Nog heel even over de ijsbaan. U zegt: als we nu 5 miljoen euro investeren,
1,5 miljoen euro van de gemeente en 3,5 miljoen van sponsors, dan zijn we weer
voor tien jaar gered. Dat wordt vergeleken met de investering van 20 miljoen
euro destijds. Maar in dat plan zaten twee hallen. Nu weet ik ook dat de wens
leeft bij de Jaap Edenbaan om nog een hal neer te zetten. Is dat ook van de
baan? Anders hebben we toch nog het probleem dat we nu denken dat we alleen met
achterstallig onderhoud te maken hebben, maar dan zeggen ze volgend jaar: we
hebben echt dringend die tweede ijshal nodig. En dan komt het moment steeds
dichterbij dat je denkt: hadden we er toch niet een keer goed naar moeten
kijken?)
Ik weet ook niet waar men volgend jaar mee komt, om heel eerlijk te zijn. Ik
kan dat niet helemaal overzien. We moeten er dan maar naar kijken. Nu is er in
ieder geval de aanvraag voor achterstallig onderhoud. Er zit ook een deel
opknap in. Bovendien drukken dat achterstelling onderhoud en inefficiënt
gebruik op de exploitatie, en het is belangrijk om dat er ook bij te betrekken.
Het is de vraag of we dat kunnen verhelpen. Wij betalen natuurlijk wel een
deel in de exploitatie mee. Daar drukt dat ook op. Het is goed dat u dit
aankaart. We hebben daar een discussie over gehad, maar het probleem bij de
Jaap Edenbaan is ook een beetje dat men niet de beschikking heeft over meer
ruimte dan men nu heeft. Er is geen plaats om uit te breiden. Ik verwacht dat
daarom die aanvraag voor een extra hal er volgend jaar ook niet zal komen. Maar
je weet het nooit. De VOORZITTER:
Ik stel voor dat wij gaan schorsen tot 15.05 uur. De
VOORZITTER schorst de vergadering. De VOORZITTER
heropent de vergadering. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Stadig. Wethouder STADIG:
Ook ik zal mij onthouden van commentaar op de moties, want dat komt bij de
preadvisering. Ik zal ingaan op enkele zaken die in de Raad aan de orde zijn
geweest tijdens de discussie. Er was nogal wat belangstelling voor het thema
van de 16.000 woningen. Worden die nu gehaald en hoe zit dat nu? Ik ben voor u
in de archieven gedoken en ik kan u het volgende vertellen. In het
programakkoord staat dat we 16.000 woningen gaan bouwen. Toen het
programakkoord klaar was, is er een persbericht gemaakt. U kunt zich
voorstellen hoe dat gaat als Rob Oudkerk en Geert Dales samen een persbericht
maken, dan wordt dat iets aangezet. Daar stond dus in dat er 16.000 nieuwe
woningen bij zouden komen. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
U zat erbij en u keer ernaar.) Ja, ik kon niets doen. (Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Dat u niets kon doen, dat weten we, er zijn geen 16.000 woningen gebouwd.)
Dus hadden we hier een week later de Gemeenteraad en het sollicitatiegesprek
van ondergetekende en toen werd me nogal indringend door de heer Van Poelgeest
gevraagd of ik daar een inspanningsverplichting of een resultaatverplichting
van wilde maken. U kunt het allemaal nalezen, dat was op 17 april 2002. Toen
heb ik expliciet gezegd dat ik weigerde om mij aan een concreet aantal te
binden. Ik wist dat 16.000 woningen opleveren nooit zou lukken bij een
achterstand van twee jaar. Dat heb ik toen niet gezegd. Wel heb ik toen gezegd
dat we in september 2002 met een krijgsplan zouden komen. Dat krijgsplan was er
in september, dat was de concept-nota Woningproductie. Daar stond duidelijk in
dat 16.000 woningen opleveren moeilijk haalbaar zou zijn, maar de bouw van
16.000 woningen starten, moet haalbaar zijn gezien het planaanbod dat er ligt
en mits de Raad een aantal instrumenten goedkeurt. Dat is uiteindelijk gebeurd.
(De heer H. BAKKER:
In die huizen komen mensen te wonen, maar waar moeten die mensen gaan sporten?
Ik zie het er zodadelijk van komen dat meneer Aboutaleb met u op de vuist
gaat, want die moet zorgen dat de jeugd aan de gang blijft. Als u alle
sportvelden weghaalt, dan wordt dat een groot probleem.)
Volgens mij is dit een heel ander onderwerp en ik wil bij mijn onderwerp
blijven. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Meneer Stadig, u hebt net gezegd dat toentertijd een persbericht uitging van
twee partijen, drie partijen zelfs. Dat was dus eigenlijk volksverlakkerij. U
maakt een persbericht, ha ha, wat een pret hebben we in het College, en we
bakken er niets van. Er staan wat palen, maar er zijn niet zoveel huizen
klaar.) (De VOORZITTER:
Heeft de wethouder behoefte aan een reactie?)
Nee, ik ga rustig verder, want dat heb ik allemaal al uitgelegd.
Vervolgens is in de loop van de maanden daarna in de commissie gevraagd of ik
me dan nergens aan zou binden en nergens mijn nek voor zou uitsteken. Toen heb
ik gezegd: oké, ik steek mijn nek uit voor 16.000 woningen en als ik de
start daarvan niet haal, dan heb ik het niet goed gedaan. Daaraan ben ik
gecommitteerd. Het was allemaal bedoeld om het proces op de werkvloer een
beetje sturing te geven en met zon concreet getal geef je mensen een
beetje een richtsnoer en gaat iedereen denken: wat kan ik daaraan bijdragen,
wat betekent dat voor mijn project daarin? Deze maanden merkte ik dat heel
goed, want de heer Verdellen en de zijnen gaan rond om iedereen op te peppen om
die 16.000 te halen. Over de uiteindelijke afloop daarvan ben ik niet
pessimistisch. Daarnaast is er gezegd dat je niet kunt wonen in woningen die in
aanbouw zijn. Dat is waar. Het is ook weer niet zo dat er nog niet gewoond
wordt in die woningen waarmee gestart is. In diezelfde tijd zijn natuurlijk ook
een heleboel woningen opgeleverd. In de collegeperiode zal blijken dat er
ongeveer 10.000 à 11.000 woningen zijn opgeleverd en daar kunnen gewoon
mensen in wonen. Er was ook iemand die vroeg waar die woningen dan staan. Ik
zou zeggen, gaat u eens alleen of met mij mee kijken in Parkstad, in Noord, op
IJburg, in Zuid-Oost en in de bestaande stad. Overal kun je die woningen zien.
Meneer Van der Burg had het over de relatie tussen plannen en doen. We hebben
ook nog iets niet gepland en wel gedaan. We hebben ook nog 2600
studenteneenheden opgeleverd. Daar wonen nu 2600 studenten in en er komen er
nog 1500 achteraan. Er is ook opgemerkt dat dit geen toevoeging aan de
woningvoorraad is omdat het een bruto productie betreft. Dat klopt. Dat is
altijd zo geweest en ook naar buiten gebracht. Daar moet je on
geveer 1500 woningen per jaar aftrekken die gesloopt worden. Dat is het
gemiddelde van de afgelopen jaren waar ook de komende tien jaar mee gerekend
wordt. Als je het tempo van 4000 per jaar weet vol te houden, dan is de netto
toevoeging 2500 per jaar. Dat is de trend waar we van uitgaan. Dit is volgens
mij alles wat er over te zeggen is. Als er niet voortdurend nieuwe dingen komen
zoals luchtkwaliteit of wat anders, dan gaan we vrolijk door in het tempo dat
we nu bereikt hebben.
Meneer Haffmans vroeg om de leegstaande kantoren terug te geven aan de
Amsterdammers. Dat klonk heel mooi. Het is jammer dat hij er niet is, maar die
kantoren zijn niet van ons. Die zijn van beleggers, die wij overigens wel
aanmoedigen om die kantoren om te bouwen ten behoeve van andere functies.
(De heer H.H.G. BAKKER:
We zijn al langere tijd bezig over het voorstel om kantoorgebouwen om te
zetten in woningen. Het stadsdeel Centrum heeft laten weten dat het ABN
AMRO-gebouw aan het Rembrandtplein niet voldoet als kantoorgebouw. Meerdere
kantoorgebouwen in Amsterdam blijken niet te voldoen aan de eisen van deze
tijd. Hoe lang moeten die kantoren nog leeg staan voordat u tot andere
inzichten komt?)
Mijn inzichten zijn totaal onbelangrijk. Ik zeg: wij moedigen de eigenaren van
kantoren aan om andere bestemmingen te verzinnen, waaronder woningen. En verder
moeten zij dat doen. Wij moeten niets doen, zij moeten iets doen. Of wilt u
subsidie gaan verstrekken? (De heer H.H.G. BAKKER:
U hebt in het verleden ook wel eens gesproken over gesubsidieerde bouw, dus
waarom niet?) Ja, maar dat is allemaal afgeschaft, dat weet u ook.
(De heer H.H.G. BAKKER:
Maar u hebt ook vaak genoeg geroepen dat u dat weer in wilde voeren, dus
waarom niet?) Ja, maar niet voor ombouw van kantoren, dat is erg duur.
Dat waren de kantoren. Mevrouw Van Oudenallen vroeg iets over de Snuffelmarkt.
Daar gaan we nog in de commissie over praten. Dat is overigens geen leegstaand
kantoor, maar een leegstaand bedrijfsgebouw. Het overschot aan kantoren geldt
niet zozeer voor bedrijfsgebouwen, dus dat argument is daar niet van
toepassing. In de commissie praten we daar verder over.
Meneer Bakker van de SP vraagt of er in de plannen voor het Stimuleringsfonds
nog beleidsruimte zit. Dat zijn allemaal stedelijke vernieuwingsplannen van
stadsdelen waar toezeggingen zijn gedaan voor mivas en hostelwoningen en
samenvoegingen. Wij gaan ervan uit dat die stadsdelen die plannen uiteindelijk
uitvoeren. Dat duurt zoals alles natuurlijk langer dan destijds gedacht werd.
We hebben nu gezegd dat we een einddatum stellen over een aantal jaren. Als het
geld dan nog niet opgevraagd is, dan gaan we aan andere bestemmingen denken.
Ordelijk bestuur houdt in dat je dat niet zomaar kunt terughalen. We hebben er
naar gekeken.
Er waren ook een paar vragen over het Vereveningsfonds. Daar heeft de collega
al het nodige over gezegd. De situatie is verontrustend, maar niet hopeloos,
dat is één. Ten tweede: dat komt mede omdat deze Gemeenteraad in
het verleden misschien iets te royaal geld uit het Vereveningsfonds heeft
gehaald. Ik herinner mij indringende discussies die ik daar met de heer Van
Poelgeest over gehad heb enkele jaren geleden. Ik heb maandag op het
stafoverleg een notitie over wat ons nu te doen staat. Via B en W wil ik die
graag in een gecombineerde commissie bespreken. Dat lijkt mij heel nuttig. Ik
kan nog geen datum noemen met al die ingewikkelde doorlooptijden hier.
(De heer VAN POELGEEST:
Kunt u misschien zeggen wat we met het geld gedaan hebben dat er uitgehaald
is?) Allemaal nuttige dingen. (De heer OLIJ:
U zei dat u niet precies weet wanneer dat besproken kan worden, maar als wij
dat zinvol willen bespreken voor deze begrotingsbehandeling, dan zou het op 7
december 2005 in de commissie besproken moeten worden. Dat is nog de enige keer
dat we commissievergadering hebben na aankomende woensdag. Dan zou het zinvol
zijn voor de begrotingsbehandeling.)
Dan moet ik allemaal procedurele voorschriften overtreden. (De heer
OLIJ:
Ik ben geen voorzitter van de commissie, dus daar kan ik niets over zeggen.)
(De heer FLOS: De voorzitter heeft er geen probleem mee.)
Laat ik zo zeggen: wat de heer Olij zegt lijkt mij redelijk, maar technisch
moeilijk, met name vanwege de doorlooptijden. We hebben ook verkorte
doorlooptijden als we dat willen, dus als we dat willen, dan zou het moeten
kunnen. (De VOORZITTER: Er blijkt hier een gemeenschappelijke wil.)
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Aboutaleb.
Wethouder ABOUTALEB:
Om te beginnen zou ik graag mijn waardering willen uitspreken voor de steun
die veel sprekers in de eerste termijn hebben uitgesproken voor mijn aandeel in
het managen van de ontstane spanningen in de stad de afgelopen periode. Ik
moet u zeggen dat zowel uw steun als de steun uit de stad van de burgers het
voor mij in belangrijke mate mogelijk heeft gemaakt om de bizarre situatie die
is ontstaan, ook te dragen. Waarvoor hartelijk dank. Ik loop een aantal vragen
na. Een aantal vragen is gekoppeld aan moties. Die zal ik laten liggen omdat we
die zullen preadviseren. Meneer Reuten heeft mij verrast met zijn verzoek om
iets meer sturing te geven aan een aantal processen in het onderwijs.
Voorzitter staat u mij toe dat ik even het woord geef aan een andere college.
Ik word een beetje geëmotioneerd door de eerste alinea van mijn betoog.
Mag dat even? De VOORZITTER:
Dat mag zeker. Dan vraag ik aan de heer Van der Horst of hij zijn bijdrage wil
doen. Er is niets gevraagd aan de loco-burgemeester, dus hij heeft geen
bijdrage. Als u behoefte heeft aan schorsing, dan hoor ik dat graag.
Wethouder ABOUTALEB:
Het is niet niks wat er de afgelopen jaren gebeurd is en als je daar bij
stilstaat, dan grijpt het je toch aan. De heer Reuten vroeg mij iets te zeggen
over het onderwijs en om een aantal zaken in overleg beter tot zijn recht te
laten komen. Het is waar, meneer Reuten, dat verschillende krantenartikelen het
afgelopen jaar hebben laten zien dat de stad een beetje machteloos is bij het
sturen van een aantal processen. Dat is niet makkelijk. Toch is het zo dat we
niet stil hebben gezeten. Wij hebben gelukkig kunnen bereiken dat studenten in
de stad nu zonder al te veel problemen kunnen instromen in het ROC. Een groot
succes, ROC-studenten kunnen zonder vertraging in een voorkamer bij het ROC
geplaatst worden. In de afgelopen jaren was het nog zo dat je moest wachten tot
er een plek was voor je studierichting. Nu kun je permanent instromen. Een
groot voordeel voor de jongerenloketten. Dat betekent dat als we vandaag een
student via een jongerenloket te pakken hebben, we niet hoeven te zeggen: u
moet drie maanden wachten voordat u geplaatst wordt, maar u kunt morgen
terecht. Grote winst. Wij hebben op dat gebied totaal geen bevoegdheid, maar we
hebben het toch gerealiseerd. Vroegtijdig schoolverlaten is een ingewikkelde
kwestie. Toch zijn we erin geslaagd met schoolbesturen in de stad
overeenstemming te bereiken over een gezamenlijke aanpak waarbij de wethouder
voor Onderwijs zonder al teveel bevoegdheden tot regisseur is benoemd. U hebt
in de afgelopen periode een notitie gekregen over de verruwing in het
onderwijs. Formeel geen bevoegdheden. Toch hebben we dat langs de weg van het
overleg voor elkaar gekregen. Het mengen van scholen: totaal geen bevoegdheden,
maar management by speech
heeft opgeleverd dat inmiddels veel ouders in de stad actief bezig zijn om
scholen te mengen. Ik wijs u op een aantal reportages vorige week bij AT5
daarover. En last but not least de successen rondom het behouden van het geld
voor de gewichtenregeling in het onderwijs dat dreigde weg te stromen. Vijf,
zes maatregelen die allemaal positief uitpakken voor het onderwijs en waar geen
enkele bevoegdheid van de wethouder voor Onderwijs aan te pas komt. Dat neemt
niet weg dat het uitdrukkelijk anders kan in de komende periode. Wat mij
betreft moet het volgende College zich beraden op de vraag hoe met dit soort
vraagstukken moet worden omgegaan.
U hebt ook gevraagd om aandacht voor de Chinese gemeenschap in Amsterdam.
(De heer VAN POELGEEST:
U gaat nu over op een ander onderwerp, kunt u iets explicieter zijn wat u met
die laatste zin bedoelt? Betekent dat al die dingen niet meer doen?)
Mijn stelling is: zolang je nog geen bevoegdheden hebt, moet je proberen je te
blijven inzetten binnen de marges die je hebt via de weg van overreding en waar
nodig door dingen uit te lokken toch dingen voor elkaar te krijgen. Waar dat
niet kan, moet je proberen in Den Haag duidelijk te maken dat het jeugd-,
onderwijs- en hulpproces in een grote stad als Amsterdam echt andere vereisten
behoeft dan in andere gemeenten. Het is u bekend dat ook in Den Haag inmiddels
bewindslieden zijn opgestaan die deze opvatting delen. Ik wijs op een uitspraak
van minister Zalm in het programma Barend en Van Dorp na zijn bezoek aan
Amsterdam. Daarbij is hij uitvoerig geïnformeerd over deze kwestie, en hij
staat inmiddels positief tegenover het herijken van de verhoudingen ten
aanzien van jeugd en onderwijs met de grote steden. Dat geldt ook voor minister
Pechtold die zich daar in het openbaar over heeft uitgelaten. Ik neem de
uitspraken van bewindslieden heel serieus. Dat betekent dat er wel degelijk ook
in Den Haag gedachten post vatten dat je op het gebied van de grootstedelijke
problematiek voor de jeugd echt iets anders moet doen in de komende periode.
Daar zullen we aan moeten blijven trekken. Ondertussen masseren, lobbyen en
proberen dingen voor elkaar te boksen.
De Chinezen vormen inderdaad in Amsterdam een wat zwijgende groep. De problemen
die daar aan de orde zijn, zijn immens, dat is mij bekend. Ik overleg met de
Chinese brug in Amsterdam. Welzijn is een taak van de stadsdelen, maar u nodigt
mij uit om die te betrekken bij de discussie over een adequate hulpverlening
aan Chinezen in Amsterdam. Ik zal dat zeker oppakken.
Vervolgens is er een aantal vragen van de heer Paquay over het beleidskader
Werk. Een aantal van die kwesties zullen wij binnenkort behandelen in de
commissie. U vraagt mij hoe het zit met de bonus die vermeld staat in het stuk
aan de commissie. Ik weet niet of u erbij was, maar ik heb in de commissie
geprobeerd te corrigeren dat bonus gelezen moet worden als een
onkostenvergoeding. Het is immers niet mijn beleid om met bonussen aan de slag
te gaan. U hebt dan ook te maken met een verouderd stuk. In het stuk dat naar
de Raad onderweg is, is de term bonus ook vervangen door onkostenvergoeding.
U sprak over gegoochel met cijfers. In het stuk dat u hebt gekregen naar
aanleiding van de beantwoording van mondelinge en schriftelijke vragen naar
aanleiding van de eerste behandeling in de commissie van het beleidskader Werk
heb ik een tabel opgenomen met allerlei cijfers. Daarin heb ik op verzoek van
mevrouw Van der Wieken-de Leeuw, die er vandaag niet is, een volledig overzicht
proberen te geven van alle mensen die bij de Sociale Dienst bekend zijn. Dat
zijn er bij elkaar ongeveer 52.000. In de communicatie met u over
werkgelegenheid bedien ik mij van cijfers die daar van afwijken omdat het bij
het verschil tussen bijvoorbeeld 37.000 en 52.000 gaat om mensen die we niet
kunnen beïnvloeden. Daar zitten bijvoorbeeld heel veel mensen met een
aanvullende bijstandsuitkering bij. Daar doen we verder niets mee. Dat zijn
65-plussers. Die krijgen aanvullende bijstand, maar dat is het
niet-beïnvloedbare deel van dat aantal. Dus werken wij normaal gesproken
met een andere tabel van het beïnvloedbare deel van de bijstand in
Amsterdam. Vandaar dat verschil. Er zitten wat fouten in die tabel, niet alle
cijfers staan in de goede hokjes, maar onder de streep kloppen de totalen wel.
Ik zal u nog laten weten waar die getallen precies moeten staan.
U spreekt over een poging om het aantal kinderen dat in armoede leeft fors te
verlagen naar 35.000. Ik zal u proberen uit uw droom te helpen en zeggen dat
dat niet kan. En waarom niet? De inspanningen van het College met een
schoolkostenvergoeding, een computer, een internetaansluiting, een vergoeding
voor vervoer en cultuur maken de bestedingsruimte van gezinnen in de
portemonnee wel ruimer, maar de statistieken bij het meten van armoede gaan uit
van inkomen. Die cijfers zullen de komende jaren zo blijven als er niets aan
de inkomenspositie van die mensen verandert. Zoals u weet, kan dat alleen maar
grondig veranderen als er sprake is van een baan. Als ze uit de bijstand raken,
of als het Rijk besluit om de uitkeringen te verhogen. Dat laatste is geen
zaak van de Gemeenteraad. Inkomenspolitiek is een zaak van het kabinet.
(De heer PAQUAY:
Ik heb een informatieve vraag. U zegt dat we dat cijfer niet omlaag kunnen
brengen, want dat heeft te maken met de inkomenspositie van de gezinnen van die
kinderen. Ik vind het wel grappig dat we het omgekeerde blijkbaar wel kunnen.
We zijn wel in staat om te zorgen dat het aantal kinderen dat in armoede
opgroeit groter wordt. Het aantal van 39.080 is de afgelopen tijd met een
kleine 600 gestegen. We kunnen er dus wel voor zorgen dat het toeneemt, maar we
kunnen er niet voor zorgen dat het afneemt. Leg me dat nu eens uit.)
Als u zegt dat we ervoor kunnen zorgen dat het toeneemt, dan spreekt daar uit
dat wij, College, Raad iets actiefs doen om dat bestand te laten toenemen. Dat
doen wij natuurlijk niet. Wij nemen waar dat het zo is. De Burgemeester heeft
in zijn algemene beschouwing aan het begin gezegd dat we 12% van het aantal
mensen afgelopen jaar uit de bijstand hebben kunnen laten uitstromen. Dat
betekent dat 12% van die mensen hun inkomenspositie hebben zien verbeteren. Dat
heeft niet kunnen verhinderen dat er nieuwe instroom in de bijstand heeft
plaatsgevonden als gevolg van wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Er zijn dus
allerlei dynamische ontwikkelingen en ik wil wel uw suggestie tegenspreken dat
wij actief iets doen waardoor dat bestand groeit, want dat zit besloten in uw
betoog. (De heer PAQUAY:
Zo bedoel ik het natuurlijk niet. Je moet het zo zien dat we blijkbaar iets
nalaten of iets niet zien en het daardoor nalaten waardoor de groep groter
wordt.)
Met die perceptie kan ik wel leven. Het is zo dat grote groepen mensen in de
bijstand zitten waarvan u en ik weten dat aan hun inkomenspositie op de lange
termijn niets te verbeteren valt, mensen met heel weinig competenties, gebreken
op het gebied van taal, ziekte of anderszins. Als er niet actief iets gebeurt
in de zin van meer participatiebanen of forse investeringen in opleidingen,
daar spreken we binnenkort in de commissie over, dan blijft het perspectief om
hun inkomenspositie te verbeteren laag en misschien voor sommigen zelfs nihil.
Dat is buitengewoon naar, maar het is niet anders. (De heer
VAN POELGEEST:
Even over dat laatste voorbeeld vanuit het armoedeperspectief. De categorie
mensen waar u net over praat, mensen waarvan u zei: ze hebben weinig
competenties en het is niet reëel dat ze op korte termijn op de
arbeidsmarkt komen, maar misschien wel in een participatiebaan. Daarmee gaat de
uitkering niet omhoog en blijft de armoedesituatie hetzelfde. Wij zijn echter
wel in de gelegenheid om op dat moment te zeggen: we geven er een extra premie
bij.)
GroenLinks komt daar voortdurend mee op de proppen en ik heb daar ernstige
bezwaren tegen. De oude Chinese wijsheid is niet zozeer: geef iemand een vis,
maar leer hem vissen. Wat ik heel graag wil in de komende periode, is dat wij
anders dan we de afgelopen jaren hebben gedaan, de bereidheid met elkaar
uitspreken om ook langdurig in die mensen te investeren. Dat betekent scholing,
praktische scholing, erkende opleidingen als dat nodig is, gecombineerd met
taal. Tot nu toe moest dat in zes maanden, en daar spelen onze vrienden bij de
vakbonden een belangrijke rol in. Ik ben bereid langdurig, als het nodig is
twee, drie jaar in die mensen te investeren. U moet met mij kunnen uitrekenen
dat die investering tienduizenden euros beloopt, terwijl GroenLinks
vraagt om een paar honderd euro inkomen. Het gaat mij niet zozeer om het geld,
maar het gaat erom waar je in gelooft en wat werkt. Ik investeer langdurig in
mensen; dat is de beste garantie dat ze later op eigen benen kunnen staan,
beter dan 100 euro erbij die in twee tassen boodschappen verdwijnt, hoe
sympathiek ik dat ook vind. (De heer VAN POELGEEST:
U schetst hier een schisma waarvan u ook weet dat het er niet is. Wij hebben
nooit bestreden dat er in scholing en opleiding voor die categorie mensen
geïnvesteerd zou moeten worden. Als dat wel zo is, dan daag ik u uit om
dat een keer op papier te laten zien. Volgens mij zijn u en ik het er over eens
dat dat ook moet. Maar we hebben het hier over een schrijnende situatie waarin
armoede voorkomt. En in die situatie is 100 euro erbij, misschien via een
achterdeur, doen aan armoedebeleid. Want ook al wordt er voor die gezinnen in
scholing geïnvesteerd, de uitkering wordt er niet hoger van. Dat weet u
ook. Misschien moet u dat in uw overweging betrekken.)
Dat is ook zo. Aan de andere kant laten we met het armoedebeleid dat we
afgelopen jaren gevoerd hebben, zien dat we heel veel oog hebben voor de noden
van die mensen. Wij hebben heel uitdrukkelijk bij de herijking die inmiddels
bij u ligt, besloten om vooral gezinnen met jonge kinderen te bevoordelen ten
opzichte van andere groepen in armoede. Het is een beetje de smalle marges die
er zijn, opnieuw herverdelen. Wij hebben u een voorstel voorgelegd om volgend
jaar ook kinderen in de basisschoolleeftijd tussen vier en twaalf jaar met
schoolkostenregeling tegemoet te komen. We doen wat waar we dat kunnen, maar ik
vind dat bij het activeren van mensen richting werkgelegenheid scholing en
training de beste garantie zijn en niet een klein beetje geld in het handje,
hoe sympathiek dat ook is. (De heer VAN POELGEEST:
U doet het weer. U suggereert alsof wij dat eerste niet zouden willen doen.
Volgens mij moet u daarmee ophouden, of u moet mij zwart op wit laten zien dat
wij er tegen zijn dat die scholingsgelden worden geïnvesteerd. Volgens mij
zijn u en ik het daar namelijk over eens.)
Binnen het beschikbare budget maken wij als College een andere keuze dan u, dat
is het hele verhaal. (De heer H.H.G. BAKKER:
Ik zie de toekomst voor die mensen toch niet al te rooskleurig in zoals u zich
dat voorstelt. U komt wel met een fraaie Chinese wijsheid van: geef ze geen
vis maar leer ze vissen. We kunnen ze leren vissen, maar volgens de Nederlandse
wijsheid heb ik toch het gevoel dat deze groep achter het net blijft vissen.
Wat denkt u daar dan van?)
Zorgen dat zij met de juiste instrumenten gaan vissen.
In de missive staat een vergissing met betrekking tot de Bijstandsbond. We
hebben tijdig in 2003 aan de Bijstandsbond, conform het besluit van de
Gemeenteraad, laten weten dat de subsidie zou worden stopgezet. Dat staat
abusievelijk in de missive en hoort daar niet in thuis. (De heer PAQUAY:
Ik moet even nadenken, maar hebben wij de begroting niet al conform
goedgekeurd? (De VOORZITTER:
De begroting is conform goedgekeurd, ja.) (De heer PAQUAY:
Pro forma bedoel ik. Daarmee hebben we natuurlijk ook deze teksten
goedgekeurd. Betekent dit nu dat u met een voorstel komt om dat bedrag eruit te
halen?)
Nee, ik blijf bij het oude besluit van de Gemeenteraad zoals dat bevestigd is
in een brief aan de Bijstandsbond. Formeel rekenen ze dus niet op geld. Het is
dat hier nu bij de behandeling van de begroting alsnog abusievelijk dit bedrag
in de begroting is ontdekt. Dat hoort er niet in thuis. (De VOORZITTER:
Voor de goede orde wijs ik u erop dat de begroting inderdaad pro forma is
vastgesteld in de vorige raadsvergadering. Deze vergadering en de volgende zijn
bedoeld om een eerste wijziging van de begroting tot stand te brengen. Als de
Raad op punten de begroting gewijzigd heeft, zijn daarvoor nu de amenderingen.)
Er zijn door de SP nog een paar vragen gesteld over onderwijs. Waar blijven de
twee vmbo-scholen die in de oorspronkelijke plannen stonden? Die zijn niet
verdampt. Het geld daarvoor is gewoon terechtgekomen in het Integraal
Huisvestingsplan en dat is of wordt keurig besteed aan het oorspronkelijke
doel: het bouwen dan wel opknappen van bestaande vmbo-scholen. Meer inzicht
daarover vindt u in het Integraal Huisvestingsplan waar we periodiek om de drie
maanden over rapporteren. Daarin kunt u precies zien wat er met dat geld is
gebeurd. Er werd ook gevraagd hoe het zit met stageplaatsen. Mevrouw Maij zei
daar al iets over. Inmiddels zijn er bij de gemeente meer dan 500 stageplaatsen
gerealiseerd. Dat is dus meer dan de aangekondigde 400 en wij houden daarbij
de vinger aan de pols. Inventarisatie van kinderen die niet op school zitten
vanwege het probleem van 1 oktober. Dat onderscheid maken we niet zo heel
exact, maar wij hebben keurig een Meldpunt thuiszitters, zo heet dat officieel.
Dat meldpunt rapporteert om de drie maanden aan mij hoe het zit met
leerplichtige kinderen die om wat voor reden dan ook thuis zitten. Dat is voor
mij een instrument om met schoolbesturen regelmatig in de clinch te gaan over
hun eigen bijdrage aan dat probleem. Ik ben overigens te allen tijde bereid dat
overzicht aan u te geven. Het laatste cijfer dat ik onder ogen heb gehad was
ongeveer 160 leerlingen over de hele stad. Dat is overigens niets vergeleken
met niet-leerplichtige leerlingen die niet op school zitten, maar ook geen
inkomen en geen uitkering hebben. Die groep is vele malen groter. Daarvoor
verwijs ik naar het arrangement dat ik nu met het ROC heb om ze via
jongerenloketten weer naar het onderwijs terug te leiden. Dat
inzicht hebben we niet, omdat wij eenvoudig niet over hun onderwijsnummer
beschikken en dus ook niet weten waar ze precies vertoeven. Het Meldpunt
thuiszitters geeft mij wel de mogelijkheid om bij u terug te komen.
De Partij van de Arbeid heeft nog aandacht gevraagd voor voedselbanken en om
die in Amsterdam te faciliteren. Ik doe dat met pijn in het hart, zeg ik er
maar even bij. Voor de geschiedschrijving merk ik wel even op dat GroenLinks in
de persoon van mevrouw Sargentini al eerder bij mij aanklopte met de vraag of
ik nog iets doe op dit terrein. Ik heb toen gezegd dat ik daar sympathiek
tegenover stond en dat ik actie zou ondernemen. Ik vermoed dat dat voor mevrouw
Sargentini ook reden is om daar niet tijdens deze zitting over te beginnen. Ik
hecht eraan om u recht te doen op dat punt.
Dan liggen er nog twee vragen. De heer Limmen vroeg gisteren of de religieuze
infrastructuur benut en gebruikt wordt om taalonderwijs aan te bieden. Ik moet
u zeggen dat het mij niet gek genoeg kan. Kerken, moskeeën, iedereen die
zich aandient, kan wat mij betreft al dan niet op vrijwillige basis met die
opleidingen op het gebied van taal beginnen. Zeer binnenkort zal ik u laten
weten dat de aanpak voor 10.000 taaltrajecten die we begonnen zijn,
buitengewoon voorspoedig aan het verlopen is. Ik zal dus over niet al te lange
tijd verslag uitbrengen.
Tot slot stelde de heer Van Poelgeest de Burgemeester en mij een politieke
vraag. Ik wil daar wel iets over zeggen. Waar is de Partij van de Arbeid in
Amsterdam voorstander van? Samenwerking met het GroenLinks van Femke Halsema en
mevrouw Vos of de VVD van mevrouw Verdonk en Hirsi Ali? Ik dacht dat u dat
gisteren zo scherp formuleerde. Er bestaan forse politieke verschillen tussen
mevrouw Verdonk en mevrouw Hirsi Ali enerzijds en mijzelf anderzijds. De
afgelopen tijd heb ik mevrouw Verdonk overigens ervaren als een lerende
minister. Toch moet ik vaststellen dat ik in Amsterdam te maken heb met de VVD
van Eric van der Burg, die ik beduidend anders vind dan de landelijke VVD van
de heer Van Aartsen. Ik heb dat al eens eerder in een interview gezegd: dat
zijn voor mij twee totaal verschillende eenheden. Ik heb de neiging de
Amsterdamse liberalen echt als liberalen te beschouwen. En hoewel mijn hart
uitdrukkelijk links klopt, het zit ook links dus dat kan ook niet anders, moet
ik vaststellen dat ik de afgelopen twee jaar als wethouder buitengewoon
vruchtbaar heb samengewerkt met de liberalen in Amsterdam. We hebben gedaan wat
D66 vroeg, verantwoording afleggen aan de Amsterdammers over het gevoerde
beleid, wat wij trouwens als collegeleden permanent doen, dat is niet
voorbehouden voor de verkiezingstijd. Toch zullen wij op de eerste plaats naar
de kiezer moeten luisteren. Ik stel vast dat de samenwerking met de liberalen
in Amsterdam voorspoedig is verlopen. En ik stel vast dat mijn hart nog altijd
links klopt. De VOORZITTER:
Daarmee is de bijdrage van het College in eerste termijn van de algemene en
financiële beschouwingen beëindigd. Ik neem aan dat het CDA een punt
van orde heeft. (De heer LIMMEN:
Door de stemming van vanmiddag lijkt er volgens de CDA-fractie een
begrotingsruimte ontstaan te zijn en wij vragen ons in gemoede af hoe wij die
ruimte gaan invullen nu de parkeertarieven in Amsterdam kennelijk moeten worden
verhoogd. Kennelijk hebben sommige partijen in deze Raad niet begrepen dat de
Amsterdammer ...) (De heer VAN POELGEEST:
Dit is helemaal geen punt van orde en het CDA wil graag het debat heropenen.)
U hebt het woord niet, meneer Van Poelgeest, u laat mij wel weten dat u het
debat niet heropend wilt zien. Ik ben het daarmee eens. U hebt een punt van
orde, meneer Limmen, maar u moet daarin geen inhoudelijk betoog gaan voeren.
(De heer LIMMEN:
Wij willen een motie indienen om de begrotingsruimte die ontstaan is ook door
het College te laten invullen en wel in die zin dat de opbrengsten worden
teruggegeven aan de Amsterdammer in de vorm van een lastenverlichting en wij
verzoeken het College met een voorstel te komen.) (De heer
VAN POELGEEST:
Het CDA mag natuurlijk een voorstel doen, maar dan moet het een motie
indienen. Het heeft vandaag nog een kans en die motie wordt dan gepreadviseerd,
maar een uitnodiging doen aan het College, dat werkt volgens mij niet op die
manier.)
Er heeft mij een amendement bereikt en daarvan stel ik nu de Raad in kennis.
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
110o
Amendement van 17 november 2005 van het raadslid Olmer inzake de begroting voor
2006 (verordening parkeerbelastingen 2006) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 659).
De VOORZITTER
: Het amendement maakt deel uit van de beraadslagingen en ik stel voor het
amendement te betrekken bij de begrotingsdebatten. De
VOORZITTER: Daarmee sluit ik de vergadering en wens ik u een wel thuis.
De VOORZITTER sluit de vergadering om 15.45 uur.
INDEX
554 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 11 oktober
2005 inzake vaststelling Verordening parkeerbelastingen 2006 en intrekking
Verordening parkeerbelastingen 2005 1
659 Amendement van 17 november 2005 van het raadslid Olmer inzake de
begroting voor 2006 (verordening parkeerbelastingen 2006) 29
Algemene en Financiële Beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2006;
resultaatgebiedsgewijze bespreking van de begroting 2006 4
Raadsadres van de heer J. van Wijk, namens de stuurgroep van het project Zorg
en Intercultureel Personeel (ZIP) van 18 oktober 2005 inzake de toekomst van
het project Zorg en Intercultureel Personeel 4
Opmerking:
De nummers 554 e.v. die in deze index vermeld staan, corresponderen met de
nummers van afdeling 1 van het Gemeenteblad.
|