Middagzitting op donderdag 17 november 2005.

 
Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede het raadslid de heer Nederveen, plaatsvervangend voorzitter.
 
 Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 
 
De VOORZITTER heropent om 13.06 uur de op woensdagavond 16 november 2005 geschorste vergadering en stelt aan de orde de v o o r t z e t t i n g van de behandeling van:
 
 
12
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 11 oktober 2005 inzake vaststelling Verordening parkeerbelastingen 2006 en intrekking Verordening parkeerbelastingen 2005 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 554).
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van der Burg.
 
De heer VAN DER BURG: Wij hebben overlegd. Dat leidt niet tot een derde termijn of een heropening van het debat. Wat ons betreft kan overgegaan worden tot stemming. We kunnen dat nu doen of later, dat laat ik aan u over.
 
De VOORZITTER: Wij hadden afgesproken om het af te ronden, dus dat doen we nu.
(De heer VAN POELGEEST: Ik wil graag weten wanneer dat overleg heeft plaatsgevonden en hoe lang het heeft geduurd.)
(De heer VAN DER BURG: Om te beginnen is die vraag niet van de orde. Bovendien gaat het u niet aan met wie ik hoe lang overleg.)
(De heer VAN POELGEEST: De heer Van der Burg heeft gisteravond zijn voorstel gedaan omdat hij vond dat er coalitieoverleg nodig was. Daarom heeft de meerderheid van de Raad hem toegestaan om dit punt vandaag te behandelen. Ik ben benieuwd of dat coalitieoverleg heeft plaatsgevonden, wanneer dat is geweest en hoe lang dat heeft geduurd.)
(De heer VAN DER BURG: Om te beginnen heb ik gisteravond geen schorsing aangevraagd voor coalitieoverleg. Ik heb schorsing aangevraagd voor overleg. U hebt de conclusie getrokken dat het coalitieoverleg was. Het overleg was onder andere met de heer Limmen. Daar heb ik gisteravond mee gesproken en daar heb ik vanochtend mee gesproken. U ziet hem nu een knikkende beweging maken. Verder heb ik mijn fractie gesproken. En daar laat ik het voor dit moment bij.)
(De heer ASSCHER: Ik heb toch behoefte aan iets meer toelichting over de gang van zaken. Binnen een coalitie vind ik het heel vreemd als u overleg met andere partijen aankondigt, en u doet dat hier in deze raadszaal met een bijna emotioneel betoog, en het gaat over een zo principiële kwestie. Dan heb ik toch behoefte aan iets meer toelichting. Wat was daarvan de reden? Waarom was het zo ontzettend belangrijk dat dat overleg heeft plaatsgevonden, en wat heeft het opgeleverd? Als ik u goed begrijp, zegt u dat er geen reden is voor een derde termijn, geen reden om van standpunt te veranderen. U hebt met de heer Limmen gepraat. Ik heb gisteravond ook met de heer Limmen gesproken, dus ik vraag me af wanneer dat overleg van u dan heeft plaatsgevonden. Ik dacht dat ik met de heer Limmen op weg was naar een ander standpunt bij hem over die parkeerverordening. Maar ik denk dat u iets meer openheid van zaken moet geven, iets meer transparantie moet betrachten over wat er in dat overleg gebeurd is.)
(De heer VAN DER BURG: Dat spijt me toch zeer, zowel voor de heer Asscher als voor de heer Van Poelgeest. Gelooft u maar dat ik met mijn fractieleden heb overlegd, voor mijn part gelooft u me trouwens niet. Als ik met mijn fractieleden overleg, hoef ik daar geen mededeling van te doen aan wie dan ook, dus ook niet aan de heer Asscher en de heer Van Poelgeest. Wij hebben inderdaad die schorsing gebruikt om te kijken of wij nog andere dingen wilden inbrengen. We hebben besloten om dat niet te doen. En daar laat ik het bij. Daar kunt u het wel of niet mee eens zijn, maar de VVD-fractie hoeft geen verantwoording af te leggen aan GroenLinks of aan de Partij van de Arbeid.)
(De heer LIMMEN: Ik wil even opmerken dat wij ons gisteravond niet in het debat hebben gemengd, hoe zwaarwegend wij het onderwerp ook vinden. Ik weet niet wat meneer Asscher beweegt om te denken dat wij naar een ander standpunt zouden neigen, want we hadden gisteren nog helemaal geen standpunt laten blijken. Onze woordvoerder heeft al eerder aangegeven dat wij het heel belangrijk vinden dat de lasten van de burger niet omhoog gaan. Daarmee geef ik al een hint voor wat ons stemgedrag betreft.)
(De heer VAN POELGEEST: De heer Van der Burg zegt dat hij geen verantwoording hoeft af te leggen aan de Partij van de Arbeid of GroenLinks. Dat bedoelde ik ook niet. De Commissie voor de Werkwijze heeft gisteren een vergaderorde vastgesteld. U bent daar dwars doorheen gegaan. U hebt daar ook nog een meerderheid voor gekregen, maar het is dan niet zo gek dat de minderheid, en dat was een grote minderheid, u de volgende dag vraagt waarom dat allemaal nodig was. Het spijt me zeer, meneer Van der Burg, maar het heeft er alle schijn van dat u een procedureel trucje hebt uitgehaald omdat u wist dat u gisteren geen meerderheid zou halen en hoopte dat u die vandaag wel hebt. U kunt dat ontkennen, maar dat is precies wat er gebeurd is. Ik stel voor om dan nu maar tot stemming over te gaan.)
(De heer PAQUAY: Mag ik nog een vraag stellen aan de heer Van Poelgeest over dit onderwerp? Ik vraag me af of hij dit vanochtend doorhad of gisteren. Als hij dat gisteren doorhad, dan had ik dat toen graag willen weten.)
(De heer VAN POELGEEST: Ik heb dat gisteren ook gezegd. Ik heb het gezegd in het laatste ordedebatje met de heer Van der Burg. Misschien zat u niet op te letten, maar ik heb het wel degelijk gezegd.)
(De heer NEDERVEEN: Ik herinner mij gisteravond helemaal geen tendentieuze opmerking.)
(De heer VAN POELGEEST: Ik heb een zeer tendentieuze opmerking gemaakt gisteravond.)
(De heer LIMMEN: Niet deze tendentieuze opmerking, meneer Van Poelgeest.)
(De heer VAN POELGEEST: Dan hebt u niet goed geluisterd, meneer Limmen.)
(Mevr. BRUINES: Mijn vraag is overbodig geworden.)
 
De discussie wordt gesloten.
 
De VOORZITTER : Dan gaan wij over tot besluitvorming. Aan de orde is eerst het amendement van de heer Zwart. Is er behoefte aan stemverklaring?
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Marres voor een stemverklaring.
 
De heer MARRES (stemverklaring): Onze fractie wil toch graag een stemverklaring uitbrengen. Verkiezingstijd is erg leuk, daar zijn we allemaal voor, maar transparantie van bestuur is ook heel belangrijk. Deze voordracht gaat over de Menu parkeerkaart zoals vastgesteld in 2004 en zoals bevestigd in 2005. En omdat er in 2006 verkiezingen zijn, krijgen we ineens een ander voorstel zodat het lijkt alsof de burger niet hoeft te betalen. Maar volgend jaar, een paar maanden na de verkiezingen, krijgt hij het dubbel terug.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Flos voor een stemverklaring.
 
De heer FLOS (stemverklaring): De stemverklaring is natuurlijk dat wij tegen de motie zullen stemmen en het College zullen volgen, maar ik wil graag hoofdelijke stemming aanvragen.
 
De VOORZITTER: Dat kan. Daar gaan wij even de zaken voor in gereedheid brengen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Dat is voor het amendement?)
Ja.
(De heer VAN POELGEEST: U moet even duidelijk aangeven wanneer de stemming is geopend, want daarna kunnen anderen niet meer aanschuiven. Volgens het reglement is het zo dat, als u nu de stemming opent, er geen andere leden meer kunnen aanschuiven. Dat moet u even duidelijk zeggen.)
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Dat geldt ook voor alle PvdA’ers die er niet zijn.)
 
  Aan de orde is de hoofdelijke stemming over amendement I, waartoe de VOORZITTER bij loting bepaalt dat als eerste zijn stem zal uitbrengen nr. 28 van de presentielijst, het raadslid de heer Nijman. Vervolgens brengen de raadsleden bij afroep door de Voorzitter hun stem uit als volgt:
 
Voor het amendement stemmen : de leden Asante, Asscher, Brinkman, Codrington, Van der Garde, Haffmans, Jamari, Marres, Van der Meer, Olij, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Reuten, Riem Vis, Sargentini, Schaapman, De Wolf en Zwart.
 
Tegen het amendement stemmen : de leden Alberts, J.L. Bakker, H.H.G. Bakker, Boes, Bruines, Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Goring, Isik, Limmen, Manuel, Nederveen, Olmer, Van Oudenallen, Paquay en Van Straaten.
 
De VOORZITTER : Het amendement is aanvaard met 18 stemmen voor en 17 stemmen tegen.
 
Aan de orde is de stemming over motie nr. 689.
 
De VOORZITTER: Heeft iemand behoefte aan een stemverklaring?
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Flos voor een stemverklaring.
 
De heer FLOS: Zoals bekend is de VVD geen voorstander van de wielklem, maar zolang we hem hebben, spreekt een tarief van 0 euro me wel aan.
 
De VOORZITTER: Dus?
(De heer FLOS: Dus wij zijn vóór deze motie.)
Anderen? Dan gaan wij over tot stemming.
 
De motie-Van Oudenallen (nr. 689) wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de fracties van Leefbaar Amsterdam, Mokum Mobiel PvdB en de VVD zich voor de motie hebben verklaard.
 
De VOORZITTER : Dan komen wij tot afhandeling van de voordracht. Is er behoefte aan stemming?
 
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen voor een stemverklaring.
 
Mevr. VAN OUDENALLEN (stemverklaring): Ik vind dit een historisch dieptepunt. Doordat grote partijen hun leden niet op tijd laten komen, zitten Amsterdammers opgescheept met een verhoging van de parkeertarieven.
 
De VOORZITTER : Andere leden? Dan constateer ik dat de Raad akkoord gaat met de voordracht.
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 554 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de daarin als gevolg van aanneming van het amendement-Zwart c.s. aangebrachte wijziging en de stemverklaring van het raadslid Van Oudenallen.
 
 
De VOORZITTER: Dan gaan wij nu weer verder met de Algemene Beschouwingen.
 
Het presidium wordt overgedragen aan de heer Nederveen.
 
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
 
6
Algemene en Financiële Beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2006; resultaatgebiedsgewijze bespreking van de begroting 2006.
 
Hierbij worden betrokken:
 
-   Het raadsadres van de heer J. van Wijk, namens de stuurgroep van het project Zorg en Intercultureel Personeel (ZIP) van 18 oktober 2005 inzake de toekomst van het project Zorg en Intercultureel Personeel en de raadsadressen, vermeld onder 10 t/m 13 bij agendapunt 4 van deze vergadering.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de voorzitter van het College, Burgemeester Cohen.
 
De BURGEMEESTER: Laat ik op de eerste plaats de raadsleden bedanken voor hun bijdrage aan het debat en ook voor de opmerkingen die tegen het College zijn gemaakt. Ik wil bij de aftrap van de beschouwingen van het College zo direct iets zeggen over wat het College de afgelopen vier jaar heeft gedaan aan de hand van het motto van het College: Alleen het resultaat telt. Terugkijkend op de afgelopen vier jaar maak ik één opmerking over de personele verschuivingen die in het College hebben plaatsgevonden. Sommigen van u hebben daar iets over gezegd. Het vertrek van de wethouders Oudkerk en Dales en daarna ook van wethouder Huffnagel. Door sommigen is gezegd dat de dynamiek en de uitstraling van het College daardoor misschien wat is veranderd. Wij constateren dat het programakkoord is uitgevoerd en dat dat in zijn geheel is uitgevoerd.
Ik wil een paar opmerkingen maken over de dualisering. Als je naar het werk van de Raad en van het politieke bestuur van de gemeente kijkt, dan is het goed om daar op terug te kijken. Vooral mevrouw Bruines heeft daar opmerkingen over gemaakt. Het College is van oordeel dat die dualisering zonder horten en stoten en redelijk geleidelijk in onze gemeente heeft plaatsgevonden. Als je de situatie in de verhouding tussen Raad en College nu vergelijkt met die van vier jaar geleden, dan zijn er op een groot aantal punten wijzigingen te constateren. De Raadsgriffie is aanzienlijk versterkt. Er is een Presidium ingesteld dat in ieder geval de afgelopen periode zich bezig heeft moeten houden met de bonnetjesaffaire. Het heeft daarin een heel eigen en uitstekende rol gehad. Met de instelling van het Presidium kun je ook constateren dat de invloed van de Raad op het eigen functioneren en op de agenda aanzienlijk is toegenomen. Mevrouw Bruines heeft daarvan gezegd dat daarin nog grote stappen gemaakt moeten worden. Dat is ook wel zo, maar als je waar wij nu staan, vergelijkt met vier jaar geleden, dan is daar toch al het nodige in te merken geweest. Er is inmiddels een Rekenkamer ingesteld. Die is op stoom gekomen en de eerste rapporten ervan zijn gepubliceerd. En, niet onbelangrijk in dat geheel, is het raadsonderzoek. Dat was voor iedereen een nieuw fenomeen. We hebben ook kunnen constateren dat dat lang niet altijd eenvoudig was. Als je echter op al die verschillende raadsonderzoeken terugkijkt, dan moet je constateren dat dit zich in die periode heeft ontwikkeld tot een nuttig instrument. Ik hoef de voorbeelden daarvan nauwelijks te noemen: de Combino, de Noord-Zuidlijn, de luchtkwaliteit komt nog, de Megabanenmarkt, Carré. Al die zaken zijn goed geweest voor de wijze waarop wij met elkaar omgaan. Ik denk dat we bij al die punten op de dualisering kunnen terugkijken als een geslaagde verandering. Als dat in de komende tijd op dezelfde manier zal doorgaan, een verdere geleidelijke verandering die samenhangt met die dualisering, dan denk ik dat wij in vergelijking met andere gemeenten heel tevreden kunnen zijn over de manier waarop dat gegaan is.
Tenslotte, is het natuurlijk zo dat in de afgelopen periode allerlei externe omstandigheden, 9/11, de moord op Fortuyn, de verkiezingen die daarop gevolgd zijn en zeker ook de moord op Van Gogh, de nodige impact hebben gehad op de stad. Dat heeft ons werk hier ook beïnvloed. Als je luistert naar de beschouwingen van gisteren en kijkt naar het effect van alles wat wij hier hebben gedaan, dan moet je constateren dat het effect van wat wij hier hebben gedaan ook plaats heeft gevonden in het licht van die veranderde omstandigheden. Dat zal ook nog wel het geval blijven. Gisteren is daar niet erg uitvoerig aan gerefereerd, dat begrijp ik ook wel. We hebben dat eerder uitvoerig gedaan. De plannen en voorstellen die voor een deel uitgevoerd worden en voor een deel nog uitgevoerd moeten worden, in het bijzonder Wij Amsterdammers, zijn er natuurlijk ook op gericht samen met heel veel andere dingen ook de contacten en relaties tussen burgers onderling te verstevigen en om ervoor te zorgen dat we juist daar voortgang bij zullen boeken. Daar kom ik straks nog even op terug.
Velen van u hebben iets gezegd over de resultaten van de afgelopen periode, en ik ga dat niet allemaal herhalen want dat is niet nodig. Het is wel interessant om eens te kijken wat vier jaar geleden de grote discussiepunten waren. Dat waren: veiligheid, armoede en het uitgangspunt “niemand aan de kant”. Het GVB was een belangrijk punt. We stonden op dat moment nog aan de vooravond van de Noord-Zuidlijn. In ruimere zin waren de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de stad belangrijke kwesties. Het voortijdig schoolverlaten was toen een belangrijk punt. De dienstverlening aan de burger was een belangrijk onderwerp. Wonen, de 16.000 huizen was een belangrijk onderwerp. En het Stedelijk Museum stond op dat moment ook sterk in de belangstelling. Iets later, niet meteen aan het begin van de achter ons liggende periode, kwamen de bezuinigingen en later waren ook de ombuigingen een belangrijk element.
Heel in het kort maak ik over al die punten opmerkingen. Wat is ermee gebeurd? Het eerste punt dat ik noemde was de veiligheid. Op dat gebied is heel veel gebeurd. Gisteren is daar heel weinig over gezegd, en dat is denk ik ook niet voor niets. We moeten wel constateren dat er op dat brede onderwerp de afgelopen tijd twee belangrijke terreinen bij zijn gekomen. Dat zijn terrorisme en overlastbestrijding. Veiligheid zal ook de komende tijd de nodige aandacht blijven vergen, maar wij hebben in de afgelopen periode, in goed overleg tussen College en Raad, daar veel aan gedaan. De aanpak van de harde kern van de jeugd op het gebied van toezicht en handhaving, de crisisopvang is in de eerste jaren een belangrijk onderwerp geweest, maar dat hebben we op orde gekregen. Datzelfde geldt voor de veiligheid in het openbaar vervoer. Er is dus veel gebeurd, het zal een issue blijven.
Gisteren hebt u niet voor niets veel aandacht voor armoede en Niemand aan de kant gevraagd. Terecht. Met name over de armoede bij de jeugd, 40.000 kinderen in gezinnen met een minimuminkomen, is gisteren terecht het nodige gezegd. Er is ook het nodige gezegd over de voedselpakketten, de speciale winkels voor minimuminkomens. Dat zal ook in de komende tijd een belangrijk onderwerp blijven. Wij zijn het ook als bestuur aan onze stad verplicht om daar zo goed als we kunnen, het nodige aan te doen.
Op het terrein van werk en Inkomen is de afgelopen jaren ook veel gebeurd. Het aantal uitkeringen is ondanks de economische recessie met ongeveer 12% verminderd. Met de ombouw van de Sociale Dienst naar de Dienst Werk en Inkomen hebben we grote stappen vooruit gezet. We doen ons uiterste best, gesteund door de Raad, om daar flinke vooruitgang in te boeken. We zijn verder gekomen met Niemand aan de kant, hoewel we daar natuurlijk nog lang niet klaar mee zijn. Een belangrijke poot daarvan is vanzelfsprekend de economische kant. Ruim baan voor werk, het verkleinen van de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt door middel van economische structuurversterking. Vanaf 2004 zijn er bijna duizend banen en ruim vijfhonderd leerbanen of stages bijgekomen. De investeringen in dat programma zijn al terugverdiend door minder uitkeringen. Wij constateren dat ook andere steden zeer geïnteresseerd zijn in die formule. Het GVB is geen punt van discussie meer zoals dat vier jaar geleden het geval was. Het GVB is op afstand gezet, er is een veel betere financiële structuur, betere bedrijfsvoering, en planning and control is veel beter opgezet. Bij de Noord-Zuidlijn hebben we belangrijke stappen gezet in de afgelopen periode. Dat zal, zij het op een andere manier dan de afgelopen vier jaar, in de toekomst zeker nog de nodige aandacht blijven vergen. En meer in het algemeen zal de bereikbaarheid, daar is gisteren ook het nodige over gezegd, nog een hele tijd onze aandacht houden.
Voortijdige schoolverlaters, jongeren die niet naar school gaan, geen startkwalificatie hebben, niet aan het werk zijn, vormen een grote groep in Amsterdam, ongeveer 12.000 en vrij constant. Daar zullen we ook het nodige aan moeten blijven doen. De aanpak daarvan hebben we goed in de steigers gezet, 27% in bemiddeling, 37% op traject, waarbij voor het GSB-akkoord voor 2009 het streven is om 60% op traject te zetten. Ook dat is een onderwerp waar we nog lang niet vanaf zijn en waar we mee zullen moeten doorgaan.
Dienstverlening aan de burger. Op dat gebied hebben we de afgelopen tijd veel in gang gezet. Mevrouw Bruines is daar uitvoerig op ingegaan en vroeg wat de gemeente allemaal gedaan heeft en nog doet. Ik vond dat ze dat op een hele mooie manier heeft gedaan. Ze heeft ook terecht gevraagd om alle initiatieven die we de afgelopen tijd hebben genomen bij elkaar te brengen en duidelijk te maken hoe die met elkaar samenhangen. Misschien is het een goed moment om dat half december 2005 te doen, als die Shared Service Centers ook bij u terechtkomen. En dat in een wat ruimer verband te zetten, zodat we de hele zaak nog eens bij elkaar kunnen brengen. Mevrouw Bruines heeft het onderwerp aangeduid op een manier die ertoe moet leiden dat er een betere overheid komt. Landelijk heet dat De andere overheid. Daar zullen we nog de nodige tijd aan moeten besteden. Maar als we dat op een goede manier doen, dan valt daar niet alleen efficiencywinst te boeken en zal het dus ook mogelijk zijn om daar nog geld uit te halen dat we voor andere dingen kunnen gebruiken. Tegelijkertijd zal het ook moeten leiden tot een betere dienstverlening aan de burger. Begin volgend jaar zal het callcenter van start gaan met het digitale loket waarbij we stappen vooruit hebben gezet.
(Mevr. BRUINES: Mag ik u per interruptie danken voor de toezegging dat wij voor de stemmingen van half december 2005 dat overzicht van u krijgen.)
Wat mij betreft doen we dat een keer in een commissievergadering. Daar kunnen we even aandacht aan besteden en kijken hoe we dat op de beste manier doen.
(Mevr. BRUINES: Dank u wel.)
Dan wonen. Daar is gisteren ook het nodige over gezegd. Wethouder Stadig zal daar straks uitvoeriger op ingaan. De 16.000 woningen in aanbouw en daarnaast ruim 2000 studenteneenheden. Vanzelfsprekend zal wonen de komende periode een belangrijk punt blijven. Wethouder Griffith zal uitvoeriger op de ombuigingen ingaan. Wij kunnen hier wel constateren dat we de belangrijke stappen die in deze periode zijn afgesproken al in belangrijke mate hebben gerealiseerd. Het ziet er naar uit dat we die ombuigingen helemaal gaan halen. Over het Stedelijk Museum hoef ik niet zoveel te zeggen. Hoe we daarmee verder zouden gaan, was toen een belangrijke zaak. De stappen daartoe zijn in de achterliggende periode gezet.
De programmaperiode van dit College is bijna verstreken, maar als je kijkt welke programmaonderwerpen ons de komende tijd bezig zullen houden, dan kunt u die al afleiden uit wat ik al eerder heb gezegd. Heel belangrijk blijft: de boel bij elkaar houden. Ik hoop niet dat u het mij kwalijk neemt dat ik dat maar weer zo zeg. Er zijn mensen die vinden dat je dat niet meer kunt zeggen en dat het er in toenemende mate om gaat om de boel bij elkaar te kríjgen. Het idee is hetzelfde. We kunnen alleen maar constateren dat we geen echte mooie periode achter de rug hebben. Des te meer reden om er fors in te investeren om dat te doen en aanknopingspunten zitten in het programma Wij Amsterdammers. Het College heeft daar extra geld voor uitgetrokken. Het zit ook in een heleboel andere programma’s. Belangrijke opgaven voor de toekomst blijven daarnaast armoede en werk. Ook bereikbaarheid en de economie, samen met het milieu en de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit is opgekomen als een belangrijk thema. Vooral bereikbaarheid en de economie blijven belangrijke onderwerpen. Als je dat in een iets ruimer perspectief zet, dan moet je vaststellen dat Amsterdam en de regio, en bij de regio heb je het al snel over de Randstad, op de internationale ranglijsten op een dramatische manier dalen. U weet dat ik samen met de burgemeesters van de andere grote steden en met de commissarissen van de Koningin in de vier randstadprovincies een initiatief heb genomen onder het hoofdstuk Holland acht om de urgentie van dat probleem nog eens nadrukkelijk aan de orde te stellen. Ik hoop zeer dat wij erin zullen slagen om in de komende tijd dat punt landelijk zodanig onder de aandacht te brengen dat we er werkelijk in slagen daar de nodige voortgang in te boeken. Het door wethouder Van der Horst geïntroduceerde begrip “bestuurlijke spaghetti” is een van de onderdelen die ons geweldig parten spelen. Als we daar de komende periode vooruitgang bij kunnen boeken, dan vind ik dat buitengewoon belangrijk.
(De heer VAN POELGEEST: Iedereen in deze Raad zal wel van die urgentie doordrongen zijn, maar aan wat voor soort zaken denkt u zelf, behalve het instellen van een commissie?)
Er liggen heel veel rapporten, er ligt van alles. Niet alleen economische rapporten, maar er liggen ook allerlei bestuurlijke rapporten. Ik vind het van belang om tenminste een en als het kan twee bestuurslagen eruit te krijgen. Twee dagen geleden is de Wgr-plus in de Eerste Kamer behandeld. Voor zover ik weet leidt dat ertoe dat de Wgr-plus wordt ingevoerd. Laat ik u daar heel concreet over zeggen: als het aan mij zou liggen, dan moet hij weer zo snel mogelijk weg. Maar dat moet je doen in een structuur die het mogelijk maakt dat je de regionale en de randstedelijke aanpak zodanig organiseert dat je daar veel sneller vooruitgang in kunt boeken. Dat betekent ongetwijfeld ook op een andere manier nadenken over provinciale indeling. Het kan ook betekenen dat je nadenkt over een andere manier waarop stad en ommeland in elkaar zitten. Daar zijn ook allerlei verschillen van mening over. Hiervoor geldt dat het wat mij betreft zo langzamerhand belangrijker is dát er stappen worden gezet, dan hoe die stap eruit ziet. Dat is ook de reden geweest voor de Holland acht om te zeggen: kom met een commissie en zorg ervoor dat bij de volgende kabinetsformatie echt een knoop wordt doorgehakt zodat in de vier jaren daarna echt stappen vooruit kunnen worden gezet.
Tot zover dit algemene overzicht. Ik ga nu over op een paar punten die op mijn eigen portefeuille betrekking hebben. Dat was ook al een beetje het geval met die andere overheid, die ligt ook op mijn terrein. Het zijn een paar punten. Op de eerste plaats een vraag van de heer Reuten over het Contactcenter. Hij vroeg of wij niet hadden afgesproken dat we de resultaten van de eerste fase zouden afwachten voordat we met die tweede fase zouden beginnen. U krijgt zeer binnenkort een stand van zaken met betrekking tot die eerste fase. We zijn daarmee keurig op tijd. Dat zal er ook toe leiden dat we in staat zijn om begin 2006 dat Contactcenter te openen. De reden waarom wij nu al hebben gezegd dat wij verder willen met die tweede fase, ligt in het verlengde van wat we eerder hebben afgesproken. Alles wat wij in die eerste fase doen, gebeurt gewoon met het geld dat daarvoor is, en niets meer. Waarom willen wij daarmee verder gaan? Als we dat niet zouden doen, dan zou het project in feite een jaar stilliggen. Dat zou betekenen dat de stadsdelen ook een pas op de plaats moeten maken. Dat is niet alleen volgens ons, maar ook naar de mening van de stadsdelen zeer onwenselijk. Die stadsdelen willen nu ook aansluiten, zelfs met één gemeenschappelijk geformuleerd servicebureau. Dat is gunstig voor de burger, want die herkent het daardoor gemakkelijker en het is goed voor de positionering van dat servicenummer. Amsterdam geeft altijd antwoord. En niet soms wel en dan soms weer niet. De discussie die we hier met u hebben gevoerd, heeft aangetoond dat juist de Raad deelname van die stadsdelen essentieel vindt. Dat vinden wij ook en daarom zouden wij nu ook die stap moeten zetten. Het is ook gunstig om het nu te doen. Het is ook gunstig voor de stadsdelen, die niet ieder op eigen houtje aan de slag moeten gaan met suboptimale investeringen op dit gebied. Het biedt ook een bedrijfsmatig voordeel. De kosten voor gemeenschappelijk beheer worden per deelnemer lager als er meer deelnemers zijn. Dan hebt u ook gevraagd hoe het komt dat er minder geld wordt uitgetrokken dan wij eerder hadden gezegd dat nodig was. Daar zijn twee redenen voor. De eerste is dat wij een contractvoordeel van bijna 400.000 euro kunnen krijgen als wij een enterprise agreement kunnen afsluiten. Dat is bedongen bij het contract dat wij in de zomer hebben afgesloten. Uitstel van de uitbreiding zou betekenen dat wij die 400.000 euro niet kunnen inboeken, want dat aanbod is alleen maar dit jaar geldig. Verder hebben wij bij het samenstellen van de begroting bekeken wat wel en niet mogelijk is. Wij hebben geconstateerd dat het bedrag omlaag kon door nog wat te drukken op de op zichzelf wel noodzakelijke kosten voor de tweede fase en het deels vooruitschuiven daarvan. We hebben ons er als College echter van vergewist dat wij met dit bedrag ook de stap kunnen zetten naar die tweede fase en dat daarbij de stadsdelen kunnen aanhaken. Dan hebt u ook nog vragen gesteld over het FBA, maar die zullen beantwoord worden door wethouder Maij.
(De heer REUTEN: Ik wacht met belangstelling die evaluatie af. Ik hou vast aan een misschien een iets preciezere uitleg van die afspraak, want volgens mij hadden afgesproken dat die eerste fase op zichzelf een functionerend geheel zou kunnen zijn, ook als de Raad om wat voor reden dan ook zou besluiten om die tweede fase niet nu of later te doen. U geeft goede argumenten waarom je dat wel zou moeten doen, maar de evaluatie willen wij nadrukkelijk onderdeel laten zijn van die definitieve beslissing.)
Zij komt eraan. Ze is in het College besproken en kan volgens mij behandeld worden voordat wij hier de eindbeschouwing hebben.
Dan heeft de heer Reuten nog een vraag gesteld over het cameratoezicht in het Wallengebied. Dat is een experimenteel project. Zo hebben we dat indertijd afgesproken. Het houdt in dat er bij het cameratoezicht Wallengebied/Nieuwendijk live uitgekeken wordt tussen 19.00 uur ’s avonds en 3.00 uur ’s nachts. Bij de start van het project is voor die tijden gekozen omdat dan de meeste incidenten plaatsvinden en uit financiële overwegingen. Er ligt een recente evaluatie over de voorbije fase. Die komt binnenkort in het College. Een van de aanbevelingen is om dat live uitkijken uit te breiden, maar er wordt nog met het stadsdeel overlegd over de exacte invulling van die aanbevelingen. U moet zich daarbij realiseren dat het extra uitkijken van acht uur per dag 300.000 euro per jaar kost.
(De heer REUTEN: Als ik het dus goed begrijp is er nooit bij de bewoners en bezoekers van de binnenstad de indruk gewekt dat ook overdag die beelden zeker zouden worden bekeken. Het is dus niet zo dat mensen denken dat die beelden worden bekeken, maar dat dat niet zo is. Het was onderdeel van dat experiment om dat niet overdag te doen.)
Daar ga ik vanuit.
(De heer REUTEN: Oké.)
Overigens is het zo, dat weet u ook, dat het stadsdeelbestuur verantwoordelijk is voor het project. Vanuit de centrale stad wordt meegefinancierd in de experimentele periode. Die loopt tot en met 2006. Daarna gaan we dat allemaal evalueren en kijken hoe we verder gaan. Die evaluatie zal in januari 2006 in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel besproken kunnen worden.
Over Regio Randstad vroeg u hoe het zat met de begroting voor 2006. Het Algemeen Bestuur heeft in de vergadering van 15 juni 2005 de begroting voor 2006 vastgesteld met de stem van de gemeente Rotterdam tegen. Die tegenstem heeft verder geen consequenties. Als het Algemeen Bestuur van een gemeenschappelijke regeling de begroting vaststelt, dan zijn alle deelnemers daaraan gebonden. Het lid namens Zuid-Holland heeft wel melding gemaakt van het negatieve advies van Provinciale Staten, maar zelf voorgestemd. Tijdens die vergadering is gesproken over de gevolgen van de evaluatie die rond diezelfde tijd in discussie kwam en die daarna dus weer heeft geleid tot die Holland acht. De verwachting werd uitgesproken dat die evaluatie gevolgen zou hebben voor de activiteiten en dus voor de begroting. Die evaluatie heeft geleid tot een voorstel van het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur, besproken in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 26 oktober 2005. Dat voorstel bestond uit een afgeslankt activiteitenprogramma en een bezuiniging van 50.000 euro. Overigens voorzag het voorstel er ook in dat de Holland acht voor haar lobbyactiviteiten financiële steun van de Regio Randstad zou krijgen. Tenslotte ging het in dat voorstel om een aanpassing van het bestuur waarbij uitbreiding van het Dagelijks Bestuur aan de orde was, alle deelnemers plus Almere. De uitkomst was akkoord met de aanpassing van het bestuur, akkoord met ondersteuning van de activiteiten Holland acht. Niet akkoord met de bezuiniging van 50.000 euro, omdat de leden een verdere beperking van het budget willen. En niet akkoord met het aangepaste programma, omdat dat nog verder beperkt zou moeten worden tot de echte prioriteiten. Dat betekent dat het Dagelijks Bestuur in de vergadering van december 2005 met een aangepast voorstel komt en ondertussen wordt de evaluatie bij sommige deelnemers ook met raden en staten besproken.
(De heer REUTEN: Ik vind het allemaal heel spannend worden. Gezien de amendementen die in die provincies zijn aangenomen, lijkt me dit een spannende casus om te volgen.)
Ja, maar u ziet dus ook dat het heeft geleid tot een aantal activiteiten, tot een grotere nauwkeurigheid en tot een aanscherping van de doelen waar het om gaat.
De heer Van Straaten heeft een opmerking gemaakt over het ziekteverzuim. Hij zei dat dat niet meer daalde. Dat is niet juist, het verzuim daalt wel, zij het dat het plancijfer voor 2006 wat hoger ligt dan het plancijfer voor 2005, maar dat is nog steeds een daling ten opzichte van het verslag van 2004, een daling van 0,8%. Ten slotte hebt u nog een vraag gesteld over de Bestuursdienst. Daar maak ik twee opmerkingen over. Als ik kijk naar de kernformatie van de Bestuursdienst die ultimo 2003 op 418 fte stond en ultimo 2006 op 380, dan constateer ik een daling van bijna 10%. U vraagt wat de additionele zaken zijn die bij de Bestuursdienst erbij zijn gekomen, dat is in zijn geheel de Ombudsman, de Rekenkamer en de Griffie.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Valt mijn vraag over de gemeentesecretaris niet onder de Burgemeester?)
Die hebt u neergelegd in een motie en die zullen wij preadviseren.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Griffith.
 
Wethouder GRIFFITH: Allereerst dank aan de raadsleden die complimenten hebben gemaakt over de begroting en ook dank aan de complimenten voor de ambtenaren die keihard gewerkt hebben aan de begroting. Die zal ik zeker doorgeven. Het College heeft in 2002, het eerste jaar van het huidige programakkoord, de inschatting gemaakt dat onder meer door de economische ontwikkelingen er geen financiële ruimte was om het programakkoord volledig uit te voeren. Daarom zijn er eind 2002 majeure ombuigingsvoorstellen gekomen die vervolgens in de Voorjaarsnota 2003 zijn opgenomen. Dit was bedoeld om meer financiële ruimte te laten ontstaan. In 2003 is ongeveer 150 miljoen euro aan ombuigingen opgelegd aan gemeentelijke instanties, 127 miljoen euro structureel en 20 miljoen euro incidenteel. In de begroting 2006 die nu voor ons ligt, kunt u ervan uitgaan dat ruim 80% van de ombuigingen al gerealiseerd is tot en met 2005. Dankzij die ombuigingen kunnen wij nu weer ruimte scheppen om invulling te geven aan het laatste deel van het programakkoord. Structureel heb ik het dan over 16,1 miljoen euro en incidenteel 102,7 miljoen euro. Voor u ligt dan ook een evenwichtig verdelingsvoorstel dat ook beantwoordt aan de voorstellen die door uw Raad zijn gedaan. Mevrouw Bruines vroeg om klip en klaar aan te geven in welke mate de ombuigingsoperatie daadwerkelijk gerealiseerd is. U zei dat het voor u niet helemaal overzichtelijk was. Ik wil even wijzen naar pagina 25 waar wij in een overzichtje hebben aangegeven wat er in 2004 gerealiseerd is, zowel structureel als incidenteel en ook in 2005 en 2006. Het enige wat er in 2004 niet gerealiseerd is, maar daar hebben wij ook bij de Voorjaarsnota over gesproken, is de Zuiderkerk met 172.000 euro. Over 2005 hebben wij aangegeven dat de ombuigingen die er lopen, naar alle waarschijnlijkheid ook allemaal ingevuld zullen worden. Daar is tot op heden geen reden voor zorg voor. Voor 2006 hebben we op dezelfde pagina aangegeven waar de zorgpunten liggen en dat 2006 een cruciaal jaar zal worden.
(Mevr. BRUINES: Ik heb die staatjes ook gelezen, dus die waren wel duidelijk. Het ging mij met name om wat u nu ook zegt, 2006 wordt een cruciaal jaar. Er zijn nog wat zorgpunten. Ik heb ook een zin aangehaald waarin u zegt dat het onze indruk is dat het voor het overgrote deel ook daadwerkelijk zou moeten kunnen lukken. Dat staat er dan wel, maar naar mijn gevoel met zoveel slagen om de arm dat ik daar gewoon wat meer helderheid over had willen hebben. Ik wil van u horen: het gaat gewoon lukken. Of: het gaat niet lukken. Als alles goed gaat, dan gaat het lukken, dat vind ik lastig.)
We zitten nog in 2005 en dit gaat over het jaar 2006. Dat moeten we nog even afwachten. Die ombuigingen moeten ook in 2006 gerealiseerd worden. Wij hebben het financieel wel opgelegd, maar je kunt pas aan het eind van 2006 zeker weten of ze ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Vandaar dat wij nu de aandachtspunten ook hebben opgenomen om aan te geven dat je wel ombuigingen kunt opleggen, maar het daadwerkelijke resultaat kun je pas aan het eind van het jaar met zekerheid aangeven.
(Mevr. BRUINES: Dat begrijp ik, maar ik verwacht wel dat dit College zegt: wij verklaren ons verantwoordelijk aan de Raad om ervoor te zorgen dat dat gewoon gaat lukken. En dan komen we misschien wel tegenslagen tegen, maar dan zet u gewoon stevig door. Dat hoor ik liever dan alle mitsen en maren en slagen om de arm. Dan weten we ook op welk resultaat we u kunnen afrekenen.)
U moet ons afrekenen op wat we hebben afgesproken en dat is dat er in 2006 voor 55 miljoen euro moet worden bezuinigd, structureel omgebogen, en 9.000 euro incidenteel.
Er is een aantal moties en amendementen ingediend. Daar zullen wij natuurlijk over preadviseren. Ik heb begrepen dat Amsterdam de gewoonte heeft om een stevige financiële discipline aan te houden. Dat betekent dat moties en amendementen met bestedingsvoorstellen natuurlijk een deugdelijke dekking moeten hebben. Daar zullen wij bij de preadvisering ook nadrukkelijk naar kijken. Die lijn wil ik ook als wethouder voor Financiën aanhouden.
Ik zal ingaan op een paar afzonderlijke punten die genoemd zijn.
(De heer VAN DER MEER: Ik wil de wethouder vragen of er wel een inhoudelijke bespreking komt van de punten uit het betreffende voorstel, zelfs als de dekking volgens u niet helemaal klopt. Dus als iemand wat vraagt, niet meteen zeggen: we doen het niet want de dekking klopt niet, maar volledige bespreking van het punt. We kunnen altijd als Raad op zoek gaan naar een andere dekking.)
Dat is goed. Daar zullen wij ook aandacht aan besteden.
Mijn eerste punt is de OZB. De heer Reuten en de heer Van der Meer hebben daar opmerkingen over gemaakt. Ten aanzien van de financiële gevolgen van de afschaffing en de compensatie in het Gemeentefonds zei de heer Van der Meer dat het de verwachtingen van mijn voorganger zijn geweest dat Amsterdam daar grote voordelen van zou hebben. Ik kan u geruststellen dat Amsterdam volgens deze berekeningen een voordeelgemeente is.
(De heer VAN POELGEEST: Even ter correctie, het was niet uw voorganger, het was de fractievoorzitter van de VVD die dat zei. Hij heeft dat nooit als wethouder voor Financiën gezegd. Dat is niet helemaal onbelangrijk.)
Het is goed dat u mij daarop wijst. Desalniettemin zijn er opmerkingen gemaakt of Amsterdam al of niet een voordeelgemeente zou zijn. Op dit moment is de afschaffing van het gebruikersdeel budgettair neutraal. Volgens de berekeningen zal de gemeente Amsterdam ook in 2007 daar 1 miljoen euro aan overhouden. Op termijn zal er dus veel meer geld naar Amsterdam vloeien. Er is natuurlijk ook een solidariteitsbijdrage opgelegd, want er zijn nadeelgemeenten die ook echt nadeel ondervinden van de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB. Daar moeten we natuurlijk solidair mee zijn, en daarom heet het ook een solidariteitsbijdrage. Als die solidariteitsbijdrage er niet zou zijn, dan zou Amsterdam nu misschien al miljoenen kunnen krijgen, maar dat is nu eenmaal niet zo.
(De heer REUTEN: Kunt u mij dan nog even helpen? Ik tel misschien verkeerd hoor, maar ik lees dat de geraamde opbrengst van 28 miljoen euro gecompenseerd wordt met 45,5 miljoen euro. Daar gaat 13 miljoen euro vanaf, 6 miljoen euro wordt ingezet voor de afschaffing zelf. Toen kwam ik op een tekort van 1,5 miljoen euro. U zegt: we houden 1 miljoen euro over.)
In 2007. Ik weet niet over welk jaar we het precies hebben, 2006 is het eerste jaar.
(De heer REUTEN: Wat ik nu zeg, geldt voor 2006?)
Ik denk het wel.
(De heer REUTEN: Maar dat is toch ook de begroting die voorligt, 2006?)
(De VOORZITTER: U zit wel gezellig bij elkaar, maar vergader vooral via de voorzitter.)
(De heer REUTEN: De begroting die voorligt, is toch die van 2006? Ik constateer dus dat er een tekort is van 1,5 miljoen euro en dan staat er nog de zin: er volgt nog een aandeel afttrek stadsdelen. Kunt u nou uitleggen of wij in 2006 nu verliezen, of dat we iets overhouden aan de afschaffing van het gebruikersdeel?)
Misschien kan de heer Reuten even zeggen uit welke pagina hij citeert. Dat zou mij even helpen. Ik geef de berekeningen die mij zijn doorgegeven. Voor 2006 gaat de gemeente Amsterdam er niet op achteruit. Het is vrijwel budgettair neutraal. Veel houden wij er niet aan over. Dat is mij doorgegeven en daar heb ik mij aan vast te houden.
(De heer REUTEN: Dat is op zichzelf een geruststellend bericht, maar op pagina 361 van de begroting 2006 staat: afschaffing van de OZB, 28 miljoen euro in het FNP, 45,5 miljoen euro wordt gecompenseerd, er gaat 13 miljoen euro af vanwege de nadeelgemeenten, 6 miljoen euro wordt ingezet voor de afschaffing. Dan is er nog iets van het aandeel stadsdelen. Ik wil gewoon weten hoe dat optelt en aftrekt en wat dat voor 2006 betekent. Is het een minnetje of is het een plusje? Ik word niet boos als het een minnetje is, maar ik wil goede informatie hebben.)
Dat begrijp ik. Ik herhaal, als het niet duidelijk is op pagina 361 dan zal ik dat even laten narekenen, maar het is een plusje.
(De heer BOES: Pagina 21, ik heb het ergens gelezen. Er resteert in 2006 vrijwel geen budgettair effect voor Amsterdam. Dat haal ik uit de stukken. Het wordt er niet echt duidelijker op zal ik maar zeggen.)
(De VOORZITTER: U vraagt om duidelijkheid?)
(De heer BOES: Is het een plus of is het een min. Op pagina 21 is er geen budgettair effect en op pagina 361 wel.)
Ik heb net gezegd dat uit de informatie die ik heb gekregen blijkt dat het een plusje is. Ik zal nog even naar pagina 361 kijken. U moet toch uitgaan van pagina 21 meneer Boes, vrijwel budgettair neutraal. Dat is de informatie die ik gekregen heb en daar houd ik mij aan vast.
(De heer VAN DER MEER: Mevrouw Griffith stapt wel heel erg snel over de woorden van de heer Huffnagel heen en de gevolgen voor voor- en nadeelgemeenten. Het punt dat wij probeerden duidelijk te maken, is juist dat de heer Huffnagel heeft geprobeerd te zeggen dat wij winst zouden behalen uit het feit dat de zo door de VVD gepropageerde afschaffing van het OZB-gebruikersdeel zou worden gerealiseerd. Wat blijkt? Dat is niet het geval. En waar komt dat door, en daar proberen wij de aandacht op te vestigen? Dat komt omdat Amsterdam gaat compenseren aan die gemeenten die, en de VVD zou zeggen: hoe durven ze, op het rekentarief hun OZB hebben geheven. Dat is een gemiddeld landelijk tarief, terwijl Amsterdam daar altijd onder zat. Dus wat gebeurt er? Omdat Amsterdam altijd laag heeft gezeten, gaan wij nu betalen aan al die gemeenten die altijd hoog hebben gezeten. Dat noemt u solidair, maar dat is wel solidair met al die gemeenten die u als VVD altijd hebt vervloekt.)
Het is goed dat de heer Van Poelgeest wijst op welke functie de heer Huffnagel had toen hij deze woorden heeft geuit. Het maakt op zich niet uit. Ik ga ervan uit dat het Rijk gezegd heeft dat nadeelgemeenten gecompenseerd zullen worden. Uit de feiten die ik heb, blijkt dat Amsterdam op termijn zeker een voordeelgemeente gaat worden. Ik heb u ook al gezegd welke bedragen er in 2007 naar Amsterdam zullen vloeien. U kunt zeggen dat het een nadeel is dat Amsterdam altijd de tarieven heel laag heeft gehouden. Voor de Amsterdammers ben ik in ieder geval blij dat Amsterdam altijd heel lage OZB-tarieven heeft aangehouden. Misschien bent u nu van mening dat we de tarieven hoger hadden moeten houden, ik weet niet of dat uw bedoeling is of de strekking van wat u zegt. Ik vind het in elk geval goed dat de OZB-tarieven in Amsterdam heel laag zijn. Het solidariteitsfonds betekent inderdaad dat je iets bijdraagt aan een andere gemeente. Dat is vervelend, want dan gaat Amsterdam er natuurlijk op achteruit, maar nu in elk geval niet, want ik heb u net al gezegd dat het budgettair neutraal is. Wij gaan er dus niet op achteruit.
(De heer VAN DER MEER: Ik wil graag van de wethouder en van het College weten hoe zij dit nu beoordeelt. Het gaat hier wel om een groot gat in de Amsterdamse begroting voor de lange termijn, doordat de OZB altijd laag gehouden is ten opzichte van andere gemeenten. Vindt de gemeente Amsterdam het nu wel of niet terecht dat wij bijdragen aan gemeenten die de OZB hoog hebben gehouden, terwijl wij hem altijd laag hebben gehouden en wij nu in de toekomst met een gat in de begroting zitten van ongeveer 30 miljoen euro?)
De heer Van der Meer heeft het over een gat in de begroting van 30 miljoen euro.
(De heer VAN DER MEER: Een bedrag dat we anders hadden kunnen hebben.)
Ja, als, mits, als. Daar kan ik niets mee. Ik heb de heer Van der Meer duidelijk proberen te maken dat de gemeente Amsterdam er niet op achteruit gaat en dat is een feit. Ik vind het natuurlijk jammer dat Amsterdam niet meer geld krijgt en dat we pas in 2007 over miljoenen kunnen spreken, in 2008 een groter bedrag, in de toekomst in 2017 gaan we er misschien 30, 40 miljoen euro op achteruit. Maar kijken we naar 2006, we hebben het over de begroting van 2006, dan gaat Amsterdam er niet op achteruit en is er geen sprake van een gat.
(De heer VAN POELGEEST: Ik wil de vraag van de heer Van der Meer nog iets scherper formuleren. Of er nu een voordeel is of een nadeel, wordt allemaal nog uitgerekend, maar u zegt dat het goed is voor de Amsterdammer dat die tarieven laag zijn gebleven. Dan vindt u waarschijnlijk ook dat in andere gemeenten de tarieven ook laag hadden moeten blijven als het even had gekund. De regeling heet solidariteitsbijdrage. Maar het is dus het belonen van slecht gedrag vanuit uw perspectief. Vindt u dat? Of vindt u dat niet?)
Ik ga niet over de tarieven in andere gemeenten.
(De heer BOES: GroenLinks maakt zich nu zo druk over die OZB, terwijl volgens mij GroenLinks een motie indient om de OZB de komende maanden nog even te verhogen. Wat stelt u nu eigenlijk voor? Volgens mij ligt er een motie waarbij u er nog flink wat bovenop wilt gooien.)
(De heer VAN POELGEEST: Dat kan de heer Boes wel doen, maar wij kunnen nu niet antwoorden, dus het is prettig als hij dat in tweede termijn herhaalt.)
(De VOORZITTER: Dat is overigens in december 2005.)
Ik rond dit onderwerp af door te zeggen dat er in het programakkoord afspraken zijn gemaakt over de OZB. Wij hebben aangegeven dat de OZB gelijk blijft, hooguit dat er een inflatiecorrectie komt, juist met het oog op een aanvaardbare lastendruk voor de Amsterdammers.
(De heer REUTEN: Ik heb begrepen dat u de motie van GroenLinks ook uitgebreid gaat preadviseren. Ik ben niet zozeer over die OZB in het algemeen begonnen, ik heb gezegd dat GroenLinks een voorstel had gedaan en ik kan me indenken dat u of anderen in deze zaal daar een beetje van schrokken. Ik wilde even weten, en daar heb ik een aantal vragen over gesteld, wat dat nu betekent voor bijvoorbeeld iemand die een huis van 300.000 euro heeft. Dus als u de vragen die ik gesteld heb en de rekenvoorbeelden nog eens mee wilt nemen, dan weten we ook waar we over praten als we het over een verhoging hebben zoals GroenLinks die voorstelt.)
U zegt terecht dat wij gaan preadviseren op de motie van GroenLinks. Dan zal ik uw rekenvoorbeelden ook meenemen. Ik wil nu al wel zeggen dat GroenLinks voorstelt om met name de huiseigenaren meer te laten betalen. Volgens mij heeft hij het over 50% meer. Het zijn Amsterdammers. Wij hebben het over zo min mogelijk lastenverhoging voor alle Amsterdammers. Misschien wil GroenLinks een scheiding aanbrengen tussen mensen die een huis huren en mensen die een woning hebben, maar wij als College hebben nog steeds in het programakkoord staan dat we de OZB-tarieven gelijk willen houden.
(De heer VAN DER MEER: Nu breekt mijn klomp. Eerst gaat het VVD-smaldeel er in Den Haag voor zorgen dat wij überhaupt geen OZB-gebruikersdeel meer kúnnen heffen. Het heeft er niets mee te maken of wij die willen verhogen of niet, dat kán gewoon niet meer. Wat er nog over is, is het eigenarendeel, voor wie een woning bezit. Wij stellen nu voor om dat in vier fasen op te trekken tot het gemiddelde niveau van Nederland. Dus niets maximalisering, gemiddeld Nederlands niveau, in vier fasen. Dat is een verhoging volgend jaar met een kwart en niet met de helft. Laat de wethouder nu niet suggereren dat wij alleen maar een scheiding willen maken tussen gebruikersdeel en eigenarendeel. Dat hebt u in Den Haag gedaan, en toen zat u daar nog.)
Ik heb net al gezegd wat er in het programakkoord staat over de OZB. Ik wil de heer Van der Meer nog wel duidelijk maken dat het natuurlijk niet zo is dat de gemeente Amsterdam helemaal niets meer kan met die OZB. Daar zit een maximalisering in, maar wat in het programakkoord staat, blijft overeind.
(De heer REUTEN: Ik ben erg blij dat u mijn rekenvoorbeelden dan meeneemt in de preadvisering zodat ik het voorstel van GroenLinks ook goed kan beoordelen. Nu zei u echter weer dat we niet onnodig onderscheid moeten gaan maken tussen huurders en eigenaren. Dan wil ik u toch vragen wie die eigenaren zijn. Voor zover ik weet, gaat het om 20% particuliere eigenaren-bewoners die dat gaan betalen, als we dat voorstel van GroenLinks zouden volgen. Verder gaat het om woningcorporaties en particuliere eigenaren die meerdere huizen bezitten. En het tweede, over het onderscheid tussen huurders en bewoners, kunt u dan misschien uitleggen hoe zich een en ander verhoudt tot bijvoorbeeld de verlaging van de huursubsidie? Dat is een veel groter bedrag.)
De heer Reuten vraagt mij naar het percentage huurders en eigenaren. Maar u bent volgens mij ook gehouden aan het programakkoord, meneer Reuten. We kunnen nu een what-if discussie gaan voeren. Ik neem aan dat u goed bent voor uw handtekening. Dat is ontzettend belangrijk. Ik heb u gezegd dat ik bereid ben uw voorstel en de berekening mee te nemen bij de preadvisering en dat zal ik ook doen.
(De heer REUTEN: Ik maak bezwaar tegen deze manier van beantwoording. Ik heb op geen enkel moment gezegd dat wij niet voor onze handtekening staan. Dat weet u ook. Zo kent u de PvdA ook. Ik vind het vervelend dat u dat nu insinueert. Ik wil gewoon informatie om voorstellen te kunnen beoordelen en om uw antwoorden goed te kunnen begrijpen, want ik begrijp ze niet.)
Ik heb u net gezegd, meneer Reuten, dat ik ze meeneem in de preadvisering.
(Mevr. BRUINES: Kunt u daarin ook meenemen, of misschien kunt u nu zeggen of u dat met D66 eens bent, dat het ook van belang is voor de economie en het vertrouwen van de Amsterdamse burgers in de economie dat de lokale lasten zo laag mogelijk dienen te zijn?)
Zo laag mogelijk, dat ben ik met u eens.
(De heer BOES: Als je over de OZB praat, dan vergeet u dat je ook nog erfpacht betaalt. Misschien vindt GroenLinks het ook een leuk idee om de erfpacht naar het Nederlandse gemiddelde te brengen.)
(De heer VAN POELGEEST: Ik heb een punt van orde. Meneer Boes wil de hele tijd een debat met ons uitlokken. Dat mag, maar dan moet u ons ook de gelegenheid geven om meteen te antwoorden. Wij zijn nu bezig met het antwoord van de wethouder. Of hij moet het in zijn eigen tweede termijn zeggen.)
(De VOORZITTER: En bovendien is er nog een gelegenheid in de commissie in de loop van de volgende week en de week daarop.)
(De heer VAN POELGEEST: Het verbaast me dat u zo snel het woord “handtekening” noemt. U zegt onmiddellijk: PvdA, u hebt wel uw handtekening gezet. Waarom komt u daar zo snel mee? Bent u bang dat het niet goed gaat?)
Nog een keer dat laatste?
(De heer VAN POELGEEST: Bent u bang dat het niet goed gaat?)
O nee, ik heb daar alle vertrouwen in.
(De heer VAN POELGEEST: Maar waarom komt u zo snel met het woord “handtekening”? Waarom begint u meteen met het programakkoord te zwaaien? Waar bent u bang voor?)
Vanaf het begin van mijn beantwoording heb ik gezegd wat er in het programakkoord staat over de OZB.
(De heer VAN POELGEEST: Zo ging het niet. U was net inhoudelijk aan het beargumenteren waarom u het niet verstandig vond. En bij de tweede vraag van de heer Reuten zegt u: meneer Reuten, u hebt wel uw handtekening onder dat akkoord gezet. Waarom vond u het nodig om meteen zo hoog in de boom te klimmen?)
Misschien is het voor u hoog in de boom klimmen, maar ik constateer gewoon een feit. Ik heb er geen moeite mee om zoiets te zeggen. Sorry.
(De VOORZITTER: Quod erat demonstrandum.)
Dank u wel voorzitter. Ik dacht dat de heer Van Poelgeest tegen een stootje kon, maar blijkbaar ligt dat ingewikkelder.
(De heer VAN POELGEEST: Het is niet mijn akkoord. Maar ik vind het nogal raar dat een wethouder die in gesprek is met een coalitiefractie, de PvdA, onmiddellijk na de tweede vraag al begint te zwaaien met het programakkoord. Ik heb daar verder geen last van. U moet het vooral vaker doen, dat komt mij ook goed uit. Dus no hard feelings van deze kant.)
Ik zie dat gestook in een prettig huwelijk al voor me, maar dat zal u niet lukken, meneer Van Poelgeest.
(De VOORZITTER: Ik stel de wethouder voor om verder te gaan.)
Dan kom ik bij het Vereveningsfonds. Daar wil ik even apart bij stilstaan. De heer Reuten, de heer Van Straaten en de heer Van der Meer hebben daar vragen over gesteld. Ik deel de zorgen dat de prognoses de laatste jaren drastisch zijn verslechterd. We hebben dat in het Financieel Meerjarenperspectief al aangegeven en in de begroting 2006 staan we daar ook bij stil. Tot 2010 wordt een winstafdracht aan de Algemene reserve geraamd van 210 miljoen euro, terwijl dat een jaar geleden nog 370 miljoen euro was. Een en ander komt natuurlijk door een realistische raming van fasering van grond voor kantoren. Ik vind het heel goed dat dit punt in de Gemeenteraad op de agenda staat, zodat we daar op een goede manier over kunnen praten. Welke maatregelen moeten we nemen? Hoe zorgen we ervoor dat het Vereveningsfonds toch weer positief wordt? Ik wil voorstellen om in de raadscommissie samen met mijn collega Duco Stadig daar nader met u over van gedachten te wisselen. Er moeten natuurlijk wel keuzes gemaakt worden. Aan de ene kant zijn er factoren die je kunt beïnvloeden. Je kunt zeggen dat je geen projecten meer uitvoert op het gebied van de ruimtelijke ordening. Anderzijds, als je het hebt over verkoop van kantoren en huizen, dan heb je het over de economie die je niet kunt sturen. Ik ben blij dat u dit ook zorgelijk vindt en ik wil dus voorstellen om dit gesprek verder voort te zetten in de raadscommissie. De heer Stadig heeft al gezegd dat hij een stuk klaar heeft liggen en dat kunnen wij vervolgens met u bespreken.
(De heer REUTEN: Wanneer is dat dan? Wij maken ons namelijk zorgen voor de lange en middellange termijn, maar ook voor de korte termijn omdat het College zelf zegt dat op dit moment het Vereveningsfonds al negatief staat. Dat is een tamelijk unieke situatie in de geschiedenis van deze stad. Volgens ons leidt dat op korte termijn, namelijk al in 2006, de begroting waar we het vandaag over hebben, tot grote problemen. Het is zelfs zo dat op dit moment, in dit jaar al regelmatig tegen ons gezegd wordt dat iets niet kan omdat het Vereveningsfonds leeg is. Dan vind ik dat het College zo eerlijk moet zijn om te zeggen: dan stoppen we met investeren in deze stad.)
Dat zijn nu juist de punten die ik met u nader zou willen bespreken. Ik kijk ook even naar mijn collega Stadig. Misschien kan hij daar straks in zijn termijn ook iets over zeggen. Ik weet dat wij commissies hebben ter voorbereiding van de preadviezen. Misschien is het goed om daar dan even bij stil te staan. Ik kan niet zeggen of die notitie dan al klaar is. Dat is mijn voorstel, omdat ik vind dat wij hier uitvoerig over moeten praten en moeten stilstaan bij de keuzes waarvan u er een noemt, namelijk: moeten wij dan geen projecten meer gaan uitvoeren. Om daar heel goede keuzes uit te maken, heb je dat overzicht nodig.
(De heer BOES: Is het nu zo dat wethouder Stadig bij de eerstkomende commissievergadering het stuk al bij de commissieleden heeft liggen, zodat we daar over kunnen praten?)
Ik zei al, daar kan de heer Stadig misschien straks even op ingaan en aangeven wanneer hij denkt iets te hebben.
Ik kom bij mijn volgende punt waar ik ook even kort bij wil stilstaan, omdat het een motie is die toch wel bijzonder ingrijpend is. Dat is de motie van de heer Reuten, de tienprocentsoperatie. Ook het College onderschrijft dat als je verdere investeringen wilt doen, meer dan wat we nu geraamd hebben in het Financieel Meerjarenperspectief, je moet kijken wat je in de toekomst wilt. Dan gaat het met name om die extra financiële ruimte. Ik denk dat het goed is om een inventarisatie te maken, maar ik vind het van belang om hier even wat kaders met u te bespreken. De heer Reuten heeft gisteren gezegd dat hij praat over 10% van het totale budget van de gemeente. Dat is een immens omvangrijke operatie. We spreken dan over 500 miljoen euro. Ik heb net al gezegd dat wij over 2002-2006 150 miljoen euro aan bezuinigingen op papier hebben gezet en dat in 2006 nog een deel daarvan gerealiseerd moet worden. Ik wil aan de heer Reuten vragen of hij die omvang ook bedoeld heeft.
(De heer REUTEN: Ik ben blij dat ik weer even de gelegenheid krijg. Ik merkte gisteren ook dat er de nodige verwarring is ontstaan. Iedereen die de motie heeft gelezen, ziet dat daar niet in staat het dat de totale begroting van 5,5 miljard euro betreft. De discussie ging daar gisteren wel over. Ik heb me daar ook in laten meeslepen. Ik denk dat de wethouder dat ook bedoelt. Ik noem een voorbeeld. Wij krijgen een bedrag van 600 miljoen euro van het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA) voor het GVB. Dat is geen bedrag waarop potentieel bezuinigd kan worden. Misschien mag ik meteen een tweede misverstand wegnemen. Het totale bedrag waar we op uitkomen, en dat kan een bedrag zijn tussen 100 en 500 miljoen euro in zijn, is een inventarisatie. Daaruit maken wij een keus. De Partij van de Arbeid stelt dus niet voor om het totale geïnventariseerde bedrag dan ook meteen om te buigen of te bezuinigen. Er moeten keuzes gemaakt worden. Ik hoop dat ik op die manier het College ook een beetje tegemoet kom bij de preadvisering.)
Ik zou het nog scherper willen formuleren. Ik denk dat we 10% van de totale begroting meteen van tafel moeten halen, want dat lukt niet; 500 miljoen euro is extreem.
(De heer ASSCHER: Hebt u geluisterd naar wat de heer Reuten zojuist zei?)
Meneer Asscher, ik luister wel. Ik probeer gewoon de kaders aan te geven en met een uitgangspunt te komen. Daarom vat ik samen: 10% van de totale begroting kan niet, dat laten wij los. Dat misverstand is gisteren ontstaan, zoals de heer Reuten ook zegt: ik heb mij laten meeslepen in de discussie. Dat vat ik samen. Dat heb ik goed begrepen. Ik denk dat we zelfs nog een stapje verder moeten gaan. De heer Reuten heeft het over kapitaallasten, maar er staan meer onderwerpen op de begroting waar niet vrij op bezuinigd kan worden. Ik noem er een paar. Ik weet niet of u ook wilt kiezen voor bijvoorbeeld het stadsdeelfonds, het grotestedenbeleid, de bijstandverlening. Het is goed om die kaders ook aan te geven. Ik ben het met u eens dat we moeten inventariseren. Maar als College heb ik daar enige kaders bij nodig en ik vraag u nu al, voordat wij gaan preadviseren, om even mee te denken wat wel meegenomen moet worden en wat niet. Daarom noem ik nu die vier punten. Het moet wel reëel blijven. Moet het ook gaan om bijstandverlening, openbaar vervoer, stadsdeelfondsen en grotestedenbeleid? Misschien moet u daar ook even over nadenken en zeggen dat er een paar zaken niet onder vallen. Ik vind het handig om die kaders vast mee te nemen.
(De VOORZITTER: Ik vind het niet aan de orde om hier nu die hele kaderdiscussie te voeren. U kunt wel even kort aangeven hoe u daarover denkt, maar ik wil de uiteindelijke discussie laten voeren in de commissie.)
(De heer REUTEN: Het lijkt mij inderdaad niet verstandig om hier een soort koehandel te houden over wat wel en niet in die inventarisatie betrokken moet worden. Het lijkt mij verstandig als het College, en nogmaals: in die motie staat ook niet 10% van de totale begroting, ik heb mijn spreektekst van gisteren ook nog even bekeken en daar zeg ik dat ook niet. Dat bedrag van 500 miljoen euro heeft in de krant gestaan. Laten we daar nu over ophouden. Maar het lijkt me goed als u aangeeft welke zaken volgens u daar wel of niet bijhoren, en dan kunnen wij daar later, misschien al bij de commissie, nog over praten of wij dat een goede basis vinden voor die inventarisatie van 10%.)
Ja, dat vind ik een goed idee. Dan zou ik het zo willen samenvatten dat wij kijken naar dát deel van de begroting dat reëel beïnvloedbaar is. Mag ik het zo samenvatten?
(De heer BOES: Geven we nu aan de wethouder mee dat er een inventarisatie wordt gemaakt van een gedeelte van de begroting, maar komt er dan 10% over het gedeelte dat we selecteren, of hebt u dan toch een ander percentage in gedachten? U bent namelijk verkeerd geciteerd in de krant. Hoe zit dat nu precies? Wat moet de wethouder nu gaan inventariseren? Zij gaat een deel van de begroting uitzoeken en daaruit iets inventariseren. Dan moeten we haar toch kaders meegeven.)
Ik heb in het begin van mijn betoog gezegd dat we naar de verkiezingen toegaan, we hoeven onze ogen daar niet voor te sluiten. Er komt een nieuw programakkoord en een Financieel Meerjarenperspectief. Als je meer wilt doen met nieuwe ideeën, dan moet je je afvragen of er ruimte is en of je meer ruimte nodig hebt. Het principe van een inventarisatie is om te kijken waar je wat kunt doen, kijken of je nog wel de juiste prioriteiten stelt. Zijn de prioriteiten die je in het verleden hebt gesteld nog wel de juiste? Daar kan ik mij in vinden. Ik ben dus niet tegen een inventarisatie, maar dat ongeleid doen, is een veel te grote opdracht. Dat moet een beetje ingekaderd worden. Vandaar dat ik nu zeg dat het moet gaan om een beïnvloedbaar deel van de begroting. Daar moet je naar kijken. En je moet veel meer kijken naar wat je uitsluit en niet uitsluit.
(De heer BOES: Ik ben blij dat u dat zo inkadert. Gisteren is er ook gezegd dat er geen gedwongen ontslagen moeten vallen en dat de armste bewoners van deze stad er niet onder mogen lijden, dus dan hebt u al heel wat kaders. Ik heb ook van de heer Reuten begrepen dat dat binnen een week of drie moet kunnen.)
(Mevr. BRUINES: Kan de wethouder aangeven of het echt zinnig is om dit te doen? Zinnig is het natuurlijk altijd. Je moet altijd kijken of je geld op een verstandige manier uitgeeft en of er meer ruimte is. Maar is er een redelijke kans van slagen om tot een redelijke inventarisatie te komen gezien het feit dat de afgelopen jaren alles tot op het bot is doorgevlooid? We hebben daar uitgebreid over gediscussieerd in deze Raad. Er waren een heleboel dingen bij waarvan de Raad zei dat hij dat heel erg vond. Er zijn zelfs reparatiemoties geweest. Hoe groot acht u de kans dat u daadwerkelijk met iets kunt komen, mocht de Raad de motie van de heer Reuten overnemen?)
U maakt terecht een voorbehoud, het is aan uw Raad om de motie te steunen of te zeggen dat er wel of geen ombuigingen moeten komen. Dat is uw verantwoordelijkheid. Ik heb alleen net in antwoord op de vraag van de heer Boes gezegd dat ik mij een inventarisatie kan voorstelen op basis waarvan je nieuwe investeringen wilt doen. Wij hebben natuurlijk zo’n exercitie al gehad in 2002-2003. Ik heb ook al gezegd dat 2006 ook een cruciaal jaar is voor het realiseren van die ombuigingen. Ik weet niet hoeveel rek er nog inzit. Ik weet het niet. Maar het betekent wel dat je opnieuw zo’n exercitie moet doen. Het is aan uw Raad om dat mogelijk te maken, maar ik sta daar niet negatief tegenover.
(Mevr. BRUINES: Maar het feit dat u daar niet negatief tegenover staat, betekent dus dat u zegt dat de rek er nog niet uit is, gezien de discussies van de afgelopen jaren?)
Dat zal de inventarisatie moeten uitwijzen, mevrouw Bruines.
(Mevr. BRUINES: Ik neem aan dat u namens het hele College spreekt?)
Het College is één en ondeelbaar, mevrouw Bruines. Alleen de vraag al stellen, zou GroenLinks zeggen.
Dan nog even naar aanleiding van de motie van de heer Reuten de termijn. Hij heeft in zijn motie opgenomen dat de notitie er uiterlijk februari 2006 zou moeten liggen. Ik denk niet dat dat haalbaar is. Voordat wij gaan preadviseren, wil ik aan de heer Reuten vragen hoe rekkelijk februari 2006 is.
(De heer REUTEN: Ik zal de vraag graag beantwoorden. Het lijkt me ook in dit geval goed als u aangeeft wat mogelijk is. De inzet is duidelijk. Wij willen hier voor het programakkoord eventueel gebruik van maken en misschien al met elkaar zaken regelen bij de Voorjaarsnota. Maar geeft u aan wat duidelijk is, dan kunnen we daar opnieuw over praten.)
Dat zal ik doen. Ik ben zeer onder de indruk van uw groots gebaar. Ik zal dat zeker doen.
(De heer ASSCHER: Wilt u dan, om mij een plezier te doen, in de preadvisering ook aangeven als u denkt dat februari 2006 niet haalbaar is, wat er dan in februari wél haalbaar is?)
Ik probeer alleen de heer Reuten een plezier te doen, maar nu smeekt ook nog de heer Asscher om nog meer pleziertjes. Ik zal mijn best doen om twee mannen van de PvdA te behagen.
Ik kom bij mijn volgend punt. Er is een opmerking gemaakt over ICT. Het klopt dat er gevraagd is om een overzicht van de ICT-projecten in de begroting. Ik stel voor dat wij in de raadscommissie komen met een lijstje met projecten. Ik denk dat dat goed is voor de preadvisering.
De heer Van der Meer heeft ook nog een opmerking gemaakt over het weerstandsvermogen. Hij wijst erop dat 20 miljoen euro is vrijgemaakt voor het niet kunnen verzekeren van de Noord-Zuidlijn. Hij vraagt zich af of dat bedrag of een deel daarvan weer terug zal vallen. Ik denk wel dat een deel van dat bedrag zou kunnen terugvallen, maar dat vindt natuurlijk bij de jaarrekening plaats en niet nu bij de begroting. Dan wordt gekeken welk deel en waarom, want dan nemen we ook alle andere risico’s die er zijn mee bij het weerstandsvermogen.
Dan zijn er nog een paar andere vragen gesteld. De heer Boes begon over de Nuon. Er is een brief naar de commissie gestuurd, en ik meen dat wij op 23 november 2005 daar praten over de Nuon. Ik stel voor dat we dat daar doen en de begroting hier verder niet mee belasten. Daarnaast zijn er nog vragen gesteld over de acquisitie in Azië en over het Garantiefonds evenementen. De Partij van de Arbeid heeft daarbij opgemerkt dat er een notitie moet komen met voorwaarden hoe je de gelden aanwendt. Daar ben ik het helemaal mee eens, dus wij zullen ervoor zorgen dat er een notitie komt. Natuurlijk staan wij ook achter samenwerken met partners in de regio. Wij zijn nu al in Noordvleugelverband druk bezig om een en ander vorm te geven.
Het laatste punt is van de heer Haffmans. Hij heeft gevraagd hoe ik als liberaal ervoor zorg dat de burgers meer invloed hebben op de begroting. Ik wijs hem erop dat er elke keer een uitnodiging in de krant verschijnt voor alle burger van Amsterdam. Als zij opmerkingen, aanvullingen of suggesties voor de begroting hebben, kunnen zij tot uiterlijk maandag 14 november 2005 met voorstellen komen naar de Raadsgriffie.
(De heer HAFFMANS: Misschien heeft de wethouder mijn verzoek verkeerd begrepen. Ik bedoelde hoe Amsterdammers echt invloed kunnen uitoefenen, echt kunnen meebeslissen over die begroting en niet zozeer hun eigen visie kunnen opsturen naar het College.)
Wij leven natuurlijk in een democratie waarbij sprake is van verkiezingen, er worden mensen gekozen, en dan gaat de burger ervan uit dat de gekozen raadsleden het woord voeren namens de kiezer. Dat is één manier. Een tweede manier is dat je mensen direct benadert, en zegt: ik kom bij u op werkbezoek, vertelt u mij eens even wat ik als raadslid bij de volgende begroting moet inbrengen. Als u iets wilt inbrengen, dan kunt u dat via mij doen en dan kaart ik het aan bij de begrotingsbehandeling. Een derde manier om de burger invloed te laten uitoefenen, is door te publiceren in een plaatselijke krant. Dat lijkt mij ook een goede manier. En je kunt natuurlijk ook proberen een internetsite op te richten en te zorgen dat burgers ook direct met voorstellen kunnen komen. Ik ken de precieze details niet, maar ik noem het maar, we hebben ook nog een Meldpunt goede ideeën waar ook burgers gebruik van kunnen maken en hun ideeën aan het College kunnen voorstellen.
(De VOORZITTER: U vraagt het woord, meneer Haffmans, maar we gaan geen discussie over directe democratie voeren.)
(De heer HAFFMANS: Toch wil ik daar een korte opmerking over maken. U noemt vier goede voorstellen om mensen ideeën te laten inbrengen voor die begroting, via raadsleden, direct, via websites. Wat ik inderdaad bedoelde was directe democratie. Amsterdammers direct invloed laten hebben op de vaststelling van de begroting. Ik had gehoopt dat u daar voorstellen voor zou willen doen.)
Waar denkt u aan meneer Haffmans?
(De heer HAFFMANS: Ik denk eraan om burgers voorstellen te laten doen voor die begroting en hun daarvoor de mogelijkheid te geven om te praten met ambtenaren van uw afdeling, zodat ze goed geïnformeerd voorstellen kunnen doen en tegen elkaar kunnen afwegen. Op die manier komen meer mensen aan de weet hoe zo’n begroting in elkaar zit, zodat je dat meer democratiseert en de beslissing ook bij de burgers ligt, bij voorkeur via een referendum.)
Ik dacht dat wij inspraak hadden. Wij hebben een burgerinitiatief, en daar wordt in Amsterdam ook goed gebruik van gemaakt door burgers.
(De heer HAFFMANS: Niet op het gebied van de begroting en dat is jammer.)
(De VOORZITTER: Ik sluit daarmee deze discussie af.)
 
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Belliot.
 
Wethouder BELLIOT: De heer Reuten heeft een vraag gesteld over de stelpost Verslavingszorg van 410.000 euro. Het College komt met voorstellen daarvoor. Ik kan u zeggen dat wij willen voorstellen 200.000 euro te stoppen in de nazorg van ex-gedetineerden in het kader van de ISD dat vroeger SOV heette. Verder willen we aan u voorstellen, akkoord te gaan dat de andere 200.000 euro wordt besteed aan de nachtopvang, omdat daar heel veel behoefte aan is. Daarmee komen we volgens mij behoorlijk tegemoet aan de notitie die u als fractie mij gisteren hebt overhandigd. Daarin pleit u ook voor huisvesting en met name opvang van verslaafden.
(De heer KLERKS: Mogen wij in de commissie een inhoudelijke reactie op die notitie verwachten? Er staat een aantal punten in, dus we kunnen ons voorstellen dat daar discussie over ontstaat.)
Niet in de volgende commissie, maar wij agenderen dat en u mag dat ook agenderen.
Mevrouw Alberts verwees gisteren naar de begrotingstekst waarin staat dat 200.000 euro is vrijgemaakt voor een brede school in IJburg. Dat klopt. Wij hebben als College gemeend om dit te kunnen doen. Met deze 200.000 euro kunnen de organisatiekosten gedekt worden. Het bedrag van 1 miljoen euro dat wij hebben vrijgemaakt voor cultuureducatie, kan pas worden besteed in het najaar van 2006, het schooljaar 2006-2007. We hebben dat als rechtvaardiging beschouwd om die 200.000 euro in deze brede school te stoppen.
(Mevr. ALBERTS: Begrijp ik nu dat u in feite uit dat bedrag met uzelf aan het bankieren bent?)
U kunt er heel veel van maken. Er ligt 1 miljoen euro. Dat hebben we uit de Baakbesprekingen willen vrijmaken voor cultuureducatie en u weet dat die middelen besteed kunnen worden in het nieuwe schooljaar. Wij stellen bij dezen dan ook voor om die 200.000 euro te besteden aan de organisatiekosten van deze nieuwe brede school. Zo is dat afgesproken. En dat geld is inderdaad afkomstig uit die 1 miljoen euro.
De heer Van der Burg stond even stil bij de discussie die we hadden over het Wvg-vervoer, de tarieven en kosten. Ik kan mij ook heel goed voorstellen, meneer Van der Burg, dat wij deze discussie gaan voeren in de volgende commissievergadering.
(Mevr. CODRINGTON: Ik wil graag van wethouder Belliot weten of ze ook van plan is om de motie over de overlast in de binnenstad van de 200 draaideurdak- en thuislozen die constant daar constant omheen cirkelen te preadviseren. Daar heb ik u niet over gehoord. Of hebt u dat meegenomen met de notitie van meneer Klerks?)
De motie die gisteren is ingediend, gaan wij gewoon in december 2005 preadviseren.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Maij.
 
Wethouder MAIJ: Er is gisteren een aantal moties ingediend waar ik vandaag niet op in zal gaan, van luchtkwaliteit tot pelikaan. Daar komen wij bij de beantwoording op terug. Er zijn wel vier vragen gesteld. Er werd gevraagd waar de Dierennota blijft. Ik heb gezegd dat die verstuurd is naar het College en dus binnenkort naar de Gemeenteraad zal komen, als hij door het College komt natuurlijk. Die is dus onderweg.
(De heer FLOS: In eerste instantie was het zo dat hij eind 2004 uit zou komen, daarna was het eind 2005. Ik heb nu via ambtelijke weg begrepen dat het wel eens februari 2006 zou kunnen worden voordat we er in de Raad over kunnen praten. Is dat zo?)
Ik ga niet over de aanlevertermijnen, maar dat zou best kunnen, ja.
(De heer FLOS: Daar bent u wel verantwoordelijk voor.)
Nee. U bepaalt uiteindelijk de agenda.
(De heer FLOS: Ja, maar als ik geen nota heb, dan kan ik het niet agenderen. Ik kan niet uw nota agenderen.)
Nee, dat klopt. Ik vertel u wanneer hij eraan komt. Hij wordt in elk geval nog in deze periode, want dat lijkt me toch wel belangrijk, behandeld.
Een tweede vraag kwam van de heer Reuten over het Contactcenter. De Burgemeester heeft al over het financiële deel van de vraag antwoord gegeven. Die vraag ging over het aantal medewerkers van het Facilitair bedrijf Amsterdam. In de tabel in de begroting staat dat er een aantal medewerkers bijkomt. Dat is wat verwarrend, dus het is goed dat u die vraag stelt. De situatie is feitelijk zo dat er communicerende vaten zijn met diensten die toetreden tot dat Contactcenter en dat die medewerkers dan gedeeltelijk overgaan. Per saldo, gemeentebreed, komen er geen medewerkers bij. Dat is de bedoeling.
(De heer REUTEN: Met alle welwillendheid die ik zou willen opbrengen, maar ik heb toch echt wel een probleem met het feit dat het formatieoverzicht in de eerste plaats niet blijkt te kloppen. We moeten toch heel snel andere informatie krijgen, want het is niet goed dat het formatieoverzicht niet klopt. Vervolgens heb ik ook gevraagd hoe die mensen betaald worden. Is er een overzicht waar die mensen dan vandaan zouden moeten komen? Die kunnen we wel zo ergens in een tabelletje inboeken als de mensen die het Contactcenter gaan bemannen, maar waar worden ze van betaald? Worden ze betaald van de 3 miljoen euro die in de paragraaf bij het FBA staat? Of is dat niet het bedrag? Het is een ander bedrag dan de 1,8 miljoen euro die we nu beschikbaar stellen. Dat was volgens mij voor investeringen. Hoe zit dat allemaal? Ik vind het echt heel erg belangrijk dat we hier heel snel extra informatie over krijgen, want anders hebt u toch een probleem, in ieder geval met mij. Ik vind het niet duidelijk.)
U hebt helemaal gelijk. Het is ook goed dat u dit punt aankaart, want dit is niet duidelijk en ook niet goed in de begroting terechtgekomen. Ik zal u als aanvulling op de tekst die de Burgemeester al toegezegd heeft, heel helder aangeven om hoeveel medewerkers van welke diensten in welke periode het gaat, want het gaat vanaf 1 januari 2006 al in, en waarvan dat gefinancierd wordt en vanuit welke diensten. De boodschap die ik u nu al wil geven, is dat het in tweeërlei opzicht communicerende vaten zijn, zowel financieel, want het moet kostendekkend zijn, als wat betreft het aantal fte’s. Zoals het hier staat, lijkt het er niet op, dus goed dat u dit aan de orde stelt.
(De heer REUTEN: Ik denk dat dit iets wat langzaam opgebouwd wordt, die mensen zullen niet meteen allemaal nodig zijn, maar ik zou echt graag willen dat ook duidelijk is dat die diensten of eventueel stadsdelen waarvan die mensen zouden overkomen, wel of niet blijven betalen. En als ze niet blijven betalen voor die mensen die hier zitten, door wie ze dan wel betaald worden. Ik wil dat u dat precies uitlegt.)
Dat is precies het punt. En om het nog ingewikkelder te maken, het is natuurlijk ook afhankelijk van het aantal vragen dat je krijgt, dus er zal ook een flexibel inhuurdeel bijzitten. Maar u krijgt van mij een exacte en heldere uitleg. Zoals het er nu staat, geeft dat op zijn minst heel veel verwarring en het klopt niet. Dank daarvoor.
(De heer VAN DER MEER: Omdat u het nu over verwarring hebt, wil ik een vervolgvraag stellen die aan u gericht is, maar ook aan uw collega’s en daarmee ook aan de wethouder voor Financiën. Ik heb gisteren een vraag gesteld waar de wethouder voor Financiën nog niet op in is gegaan. Het lijkt of ten opzichte van de voorgaande begrotingen prioriteitsaanvragen die voor de Baak zijn ingediend en eventueel bij de Baak zijn besproken niet allemaal in de begroting zijn terechtgekomen. Kunt u per portefeuille, of misschien kan de wethouder voor Financiën dat in zijn geheel, aangeven of dat het geval is. En daarmee of wij inzicht hebben in alle prioriteitsaanvragen die op tafel hebben gelegen.)
Dat lijkt mij meer een vraag voor de wethouder voor Financiën.
(Wethouder GRIFFITH: Ik dank de heer Van der Meer dat hij mij in de gelegenheid stelt om als wethouder voor Financiën mijn collega’s te danken voor het feit dat zij realistische prioriteiten hebben ingediend. Op basis van die realistische prioriteiten hebben wij als College keuzes gemaakt, wat haalbaar was en wat niet haalbaar was, om tot een sluitende begroting te komen. Het voorstel dat u voorgelegd heeft gekregen, is het voorstel waarvan wij als College hebben gezegd: zo krijgen wij het rond en daarmee gaan wij naar de Raad. Er waren kleine voorstellen bij waarvan wij vonden dat het geen zin had om die aan de Raad voor te leggen, omdat er keuzes gemaakt moesten worden en de financiële ruimte heel beperkt is. Ik heb er enige moeite mee om al die kleine of soms niet-realistische voorstellen nog weer eens aan u voor te leggen. Wij hebben als College onze verantwoordelijkheid genomen om in die voorbereidende fase tot een totaalpakket te komen en dat aan u voor te leggen. Daar staan wij als College in zijn geheel achter.)
(De heer VAN DER MEER: Dit lokt een vervolgvraag uit. Dat u uiteindelijk een mooie begroting presenteert, dat is uw verantwoordelijkheid. Maar de inzichtelijkheid van de prioriteitsaanvraag is een heel ander verhaal. U kunt daar vervolgens een nul achter zetten, maar dan hebt u die keus niet gemaakt. Nee, mevrouw Bruines, die staan er niet allemaal in. Wij willen dus graag weten waarom u ervoor hebt gekozen om ons niet alle informatie te verstrekken.)
(De VOORZITTER: Het vraagt wel veel geduld om dat nu te behandelen. Wij zijn echt bezig met het onderwerp van mevrouw Maij. Ik geef mevrouw Griffith toch de gelegenheid om dat te doen, om dan onmiddellijk over te gaan naar mevrouw Maij.)
(Wethouder GRIFFITH: Ik heb die afweging net aan de heer Van der Meer gegeven.)
En in mijn portefeuille kan ik mij niet voor de geest halen dat er punten zijn die uit de begroting zijn gehouden, tenzij het probleem al opgelost was voordat de Baak aan de orde was. In dat geval kent u die punten natuurlijk inhoudelijk zelf ook.
Er is ook een vraag gesteld over Wij Amsterdammers en stageplaatsen. Daar zal mijn college Aboutaleb dadelijk nog uitgebreid over spreken. Ik wil hier benadrukken dat ik vanuit mijn hoedanigheid als wethouder voor Bedrijven er voor zorg dat er ook binnen de gemeente als voorbeeldfunctie een heleboel stageplaatsen geschapen worden. Daarvan hebben we er dit jaar in diverse bedrijven al ongeveer honderd gerealiseerd.
Tot slot is er een aantal vragen gesteld over de sport. De heer Van der Burg vond het nodig om een beetje een karikatuur te maken van het topsportbeleid. Er is natuurlijk meer op sportgebied, meneer Van der Burg, wat heel goed gaat. Dat kunt u misschien ook eens zeggen. En voor uw informatie geef ik toch maar even een opsomming van alles wat er op topsportgebied gaat plaatsvinden en wat wij allemaal hebben binnengehaald. U noemde maar een evenement voor volgend jaar. De World Cup finale dressuur, het WK roeien voor junioren, het WK rolstoelbasketbal. En inderdaad ook kleine evenementen zoals biljarten, waterpolo en kano zoals u een beetje denigrerend riep. De Champions Trophy hockey voor dames, en de laatste die binnengehaald is en waar ik heel erg trots op ben, is de Davis Cup Nederland-Rusland. Dat is overigens ook een perfecte manier van samenwerken tussen een aantal organisaties waaronder de Johan Cruyff University and College en de gemeente Amsterdam, maar ook de RAI en accommodaties hier en waar ook veel scholen bij worden betrokken. En ja, meneer Van der Burg, hier was bijvoorbeeld Rotterdam tegenkandidaat, en die kreeg het zoals u weet dit keer niet. Maar laten we er geen wedstrijdje van maken. Ik vond het trouwens een goed punt dat de heer Reuten opmerkte dat het misschien belangrijk is om ook de groeiende marathon in dat rijtje op te noemen. Hij staat hier niet in omdat die een jaarlijks karakter heeft en er zijn alleen eenmalige evenementen opgenomen. En misschien ten overvloede, meneer Van der Burg, mag ik refereren aan de brief van 19 april 2005 die het College aan uw Raad heeft gestuurd waarin precies staat hoe bepaalde evenementen wel en niet zijn binnengehaald en door welke collega-wethouders. Want u begint steeds weer over een aantal zaken te praten waarop u donders goed het antwoord weet en oude koeien uit de sloot te halen.
Er is door de heer Reuten nog een vraag gesteld over het achterstallig onderhoud van het Jaap Edencomplex. U deed daarbij de suggestie om eens te kijken naar een project waarbij elders in Nederland een schaatsbaan van 12 miljoen euro is neergezet. Die suggestie kwam dacht ik van meerdere partijen. Wij hebben op de begroting van volgend jaar 1,5 miljoen euro gereserveerd voor achterstallig onderhoud van de Jaap Edenbaan, omdat er de afgelopen jaren een hele discussie is geweest over de mogelijkheid om de Jaap Edenbaan te gaan verplaatsen. Daar refereert u natuurlijk aan. Wij hebben uitgerekend wat dat in Amsterdam kost. Dat is ongeveer 20 miljoen euro, exclusief allerlei grondkosten, verbouw en nog zo wat kosten. Als wij nu in totaal 5 miljoen euro zelf investeren, waarvan overigens 3,5 miljoen euro wordt betaald door Jaap Eden en sponsors, dan kan de Jaap Edenhal voorlopig de komende tien jaar mee. Ik vind het overigens wel een interessante suggestie van u om te kijken wat er verder allemaal mogelijk is. Uw suggestie van 12 miljoen euro zal ik maar zeggen. Misschien kunt u daar iets meer over vertellen, ook over de dekking en de structuur, want voor mij was dat tamelijk nieuw.
(De heer FLOS: De wethouder is helemaal niet ingegaan op de impuls voor het Rembrandtplein van 400.000 euro. Daar was wel in de raad discussie over. Misschien weet u dat op dit moment niet, maar dan wil ik daar in de commissie op terugkomen, want het is een beetje onduidelijk wat er nu is aangevraagd door stadsdeel Centrum aan de centrale stad. Het staat voor 400.000 euro op de begroting, niet toegekend overigens. Maar er circuleren ook bedragen van 200.000 euro.)
(De VOORZITTER: U vraagt nu niet om preadvisering op de motie, maar iets over de hoogte van het bedrag?)
(De heer FLOS: Of de wethouder daar nu al meer over weet, of dat ze dat bij de begrotingsbehandeling in de commissie heeft uitgezocht.)
Die tabel met die 400.000 euro staat volgens mij onderaan de pagina. Als u de pagina omslaat, dan ziet u het antwoord op het midden van de pagina staan.
(De heer H.H.G. BAKKER: Ik heb ook nog het een en ander aan u gevraagd, want u begint over achterstallig onderhoud van de Jaap Edenbaan, maar hoe zit het inmiddels met het achterstallig onderhoud van het Velodrome? En de tweede vraag die ik u heb gesteld, is hoe het zit met de sportvelden in Amsterdam. Daar is de laatste weken veel over gepubliceerd. Er is een tekort in Middenmeer. Wanneer gaat u eens met de wethouder voor Stedelijke Ontwikkeling om de tafel zitten waarbij u zich hard maakt voor die sportvelden in Amsterdam. U zegt net dat er meer is dan topsport. Dat wil ik dan ook wel eens van u horen.)
U was de laatste keer jammer genoeg niet in de commissie, maar er komt binnenkort een accommodatieplan waarin precies staat wat er nodig is, zowel nu als in de toekomst voor welke groepen op het gebied van sportaccommodaties, velden en hallen. U wordt op uw wenken bediend. En in deze periode nog, meneer Flos. Uw eerste vraag over het Velodrome zult u aan het stadsdeel moeten stellen, want daar gaan wij niet over.
(De heer H.H.G. BAKKER: Dat is nu zo grappig, want het stadsdeel schuift elke keer de verantwoordelijkheid naar u terug. Het stadsdeel zegt dat u geen geld beschikbaar wilt stellen om het Velodrome brandveilig en gebruiksveilig te maken. En er is natuurlijk een heleboel achterstallig onderhoud.)
Nee, tien jaar geleden zijn de gelden voor de sportaccommodaties gedecentraliseerd, met het ontstaan van de stadsdelen. Dat is ook een beetje uw onderwerp. Dat betekent dus ook dat dat gewoon binnen de eigen begroting moet worden opgelost. En dan kan er wel elke keer als er iets is bij de centrale stad worden aangeklopt, maar ik kom liever eerst mijn eigen verantwoordelijkheid na.
(De heer REUTEN: Nog even over de Jaap Edenbaan. Het is niet onze hobby om voorstellen te doen om banen te verplaatsen en allerlei dingen te gaan verzinnen. Wij doen dat omdat wij denken dat het misschien verstandig is uit oogpunt van financiën en ook uit oogpunt van goede sportvoorzieningen. Daarom hebben wij dat destijds ook mede voorgesteld. Wij weten dat dat toen 20 miljoen euro kostte. Nu kost het ook meer dan 1,5 miljoen euro want er zit volgens mij ook nog 400.000 euro van het normale sportaccommodatiefonds in, dus ik geloof dat het iets meer is dan 1,5 miljoen euro. Als u nu zegt dat we daar voor de komende tien jaar klaar mee zijn, dan kan ik met zo’n toezegging wel verder, maar het probleem is dat we daar volgens mij zitten met een tamelijk verouderde accommodatie waar men plannen heeft om nieuw te bouwen. En daarom was mijn suggestie: is het misschien goed om nog eens open met elkaar om de tafel te gaan zitten. Wat willen jullie nu eigenlijk? En zou het misschien mogelijk zijn om dingen te combineren? En ik deed de suggestie van een niet al te dure baan die men in Zeeland heeft. Laten we werk met werk maken en kijken of we hier een voordeeltje kunnen halen.)
Ik neem die uitnodiging graag aan. Dat lijkt me een goed plan.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik heb de wethouder gisteren heftig zien knikken toen wij het over de lagere parkeernorm uit uw plan hadden. U riep uit dat er niet in stond dat u minder parkeerplekken zou willen hebben vanwege de luchtkwaliteit. Op pagina 127 van het plan staat bij Nieuwbouw dat de parkeerdruk omlaag moet en dat er minder parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. Zo staat er nog een aantal van dit soort feiten. En tegen GroenLinks wil ik zeggen dat in Rome het benzeengehalte met 14% is afgenomen, ondanks het feit dat parkeren in de binnenstad daar maar 1 euro kost. Als u roept: het staat er niet in, dan wil ik de discussie in de commissie voortzetten. Ik zal nazoeken waar ik het precies gevonden heb.)
Dat was niet echt een vraag, maar we gaan sowieso die discussie voeren in combinatie met het rapport van de enquêtecommissie. Dat heb ik afgesproken met de heer Van Poelgeest in zijn hoedanigheid als voorzitter van de enquêtecommissie en dat zal allemaal in januari en februari 2006 in de Raad plaatsvinden. En er staat niet in het plan dat er parkeerplaatsen verdwijnen.
(De heer FLOS: Maar wel dat er minder vergunningen worden verstrekt binnen de Ring en mensen er minder makkelijk kunnen parkeren, nietwaar mevrouw Maij? Dat staat er toch in?)
Ja.
(De heer FLOS: Dus de facto zullen mensen in ieder geval niet meer zo gemakkelijk kunnen parkeren als nu, of nóg minder makkelijk. Ik heb gedaan wat u zei en heb de pagina omgeslagen, twee pagina’s zelfs, maar mijn vraag over het Rembrandtplein wordt nog steeds niet beantwoord.)
Echt niet?
(De heer FLOS: Nee. Dat moet u echt even voor de commissie uitzoeken. Er staat 400.000 euro die niet is toegekend. Wij hebben een belronde gehouden, zowel in het centrum als bij uw eigen ambtenaren. Wij komen niet verder dan dat er 200.000 euro is aangevraagd, nota bene ook nog uit Hermez. Maar het is niet duidelijk waarom die 400.000 euro hier in de begroting staat.)
Ik zal u de aanvraag doen toekomen.
(De heer OLIJ: Nog heel even over de ijsbaan. U zegt: als we nu 5 miljoen euro investeren, 1,5 miljoen euro van de gemeente en 3,5 miljoen van sponsors, dan zijn we weer voor tien jaar gered. Dat wordt vergeleken met de investering van 20 miljoen euro destijds. Maar in dat plan zaten twee hallen. Nu weet ik ook dat de wens leeft bij de Jaap Edenbaan om nog een hal neer te zetten. Is dat ook van de baan? Anders hebben we toch nog het probleem dat we nu denken dat we alleen met achterstallig onderhoud te maken hebben, maar dan zeggen ze volgend jaar: we hebben echt dringend die tweede ijshal nodig. En dan komt het moment steeds dichterbij dat je denkt: hadden we er toch niet een keer goed naar moeten kijken?)
Ik weet ook niet waar men volgend jaar mee komt, om heel eerlijk te zijn. Ik kan dat niet helemaal overzien. We moeten er dan maar naar kijken. Nu is er in ieder geval de aanvraag voor achterstallig onderhoud. Er zit ook een deel opknap in. Bovendien drukken dat achterstelling onderhoud en inefficiënt gebruik op de exploitatie, en het is belangrijk om dat er ook bij te betrekken. Het is de vraag of we dat kunnen verhelpen. Wij betalen natuurlijk wel een deel in de exploitatie mee. Daar drukt dat ook op. Het is goed dat u dit aankaart. We hebben daar een discussie over gehad, maar het probleem bij de Jaap Edenbaan is ook een beetje dat men niet de beschikking heeft over meer ruimte dan men nu heeft. Er is geen plaats om uit te breiden. Ik verwacht dat daarom die aanvraag voor een extra hal er volgend jaar ook niet zal komen. Maar je weet het nooit.
 
De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij gaan schorsen tot 15.05 uur.
 
De VOORZITTER schorst de vergadering.
 
 De VOORZITTER heropent de vergadering.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
Wethouder STADIG: Ook ik zal mij onthouden van commentaar op de moties, want dat komt bij de preadvisering. Ik zal ingaan op enkele zaken die in de Raad aan de orde zijn geweest tijdens de discussie. Er was nogal wat belangstelling voor het thema van de 16.000 woningen. Worden die nu gehaald en hoe zit dat nu? Ik ben voor u in de archieven gedoken en ik kan u het volgende vertellen. In het programakkoord staat dat we 16.000 woningen gaan bouwen. Toen het programakkoord klaar was, is er een persbericht gemaakt. U kunt zich voorstellen hoe dat gaat als Rob Oudkerk en Geert Dales samen een persbericht maken, dan wordt dat iets aangezet. Daar stond dus in dat er 16.000 nieuwe woningen bij zouden komen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: U zat erbij en u keer ernaar.)
Ja, ik kon niets doen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Dat u niets kon doen, dat weten we, er zijn geen 16.000 woningen gebouwd.)
Dus hadden we hier een week later de Gemeenteraad en het sollicitatiegesprek van ondergetekende en toen werd me nogal indringend door de heer Van Poelgeest gevraagd of ik daar een inspanningsverplichting of een resultaatverplichting van wilde maken. U kunt het allemaal nalezen, dat was op 17 april 2002. Toen heb ik expliciet gezegd dat ik weigerde om mij aan een concreet aantal te binden. Ik wist dat 16.000 woningen opleveren nooit zou lukken bij een achterstand van twee jaar. Dat heb ik toen niet gezegd. Wel heb ik toen gezegd dat we in september 2002 met een krijgsplan zouden komen. Dat krijgsplan was er in september, dat was de concept-nota Woningproductie. Daar stond duidelijk in dat 16.000 woningen opleveren moeilijk haalbaar zou zijn, maar de bouw van 16.000 woningen starten, moet haalbaar zijn gezien het planaanbod dat er ligt en mits de Raad een aantal instrumenten goedkeurt. Dat is uiteindelijk gebeurd.
(De heer H. BAKKER: In die huizen komen mensen te wonen, maar waar moeten die mensen gaan sporten? Ik zie het er zodadelijk van komen dat meneer Aboutaleb met u op de vuist gaat, want die moet zorgen dat de jeugd aan de gang blijft. Als u alle sportvelden weghaalt, dan wordt dat een groot probleem.)
Volgens mij is dit een heel ander onderwerp en ik wil bij mijn onderwerp blijven.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Meneer Stadig, u hebt net gezegd dat toentertijd een persbericht uitging van twee partijen, drie partijen zelfs. Dat was dus eigenlijk volksverlakkerij. U maakt een persbericht, ha ha, wat een pret hebben we in het College, en we bakken er niets van. Er staan wat palen, maar er zijn niet zoveel huizen klaar.)
(De VOORZITTER: Heeft de wethouder behoefte aan een reactie?)
Nee, ik ga rustig verder, want dat heb ik allemaal al uitgelegd.
Vervolgens is in de loop van de maanden daarna in de commissie gevraagd of ik me dan nergens aan zou binden en nergens mijn nek voor zou uitsteken. Toen heb ik gezegd: oké, ik steek mijn nek uit voor 16.000 woningen en als ik de start daarvan niet haal, dan heb ik het niet goed gedaan. Daaraan ben ik gecommitteerd. Het was allemaal bedoeld om het proces op de werkvloer een beetje sturing te geven en met zo’n concreet getal geef je mensen een beetje een richtsnoer en gaat iedereen denken: wat kan ik daaraan bijdragen, wat betekent dat voor mijn project daarin? Deze maanden merkte ik dat heel goed, want de heer Verdellen en de zijnen gaan rond om iedereen op te peppen om die 16.000 te halen. Over de uiteindelijke afloop daarvan ben ik niet pessimistisch. Daarnaast is er gezegd dat je niet kunt wonen in woningen die in aanbouw zijn. Dat is waar. Het is ook weer niet zo dat er nog niet gewoond wordt in die woningen waarmee gestart is. In diezelfde tijd zijn natuurlijk ook een heleboel woningen opgeleverd. In de collegeperiode zal blijken dat er ongeveer 10.000 à 11.000 woningen zijn opgeleverd en daar kunnen gewoon mensen in wonen. Er was ook iemand die vroeg waar die woningen dan staan. Ik zou zeggen, gaat u eens alleen of met mij mee kijken in Parkstad, in Noord, op IJburg, in Zuid-Oost en in de bestaande stad. Overal kun je die woningen zien. Meneer Van der Burg had het over de relatie tussen plannen en doen. We hebben ook nog iets niet gepland en wel gedaan. We hebben ook nog 2600 studenteneenheden opgeleverd. Daar wonen nu 2600 studenten in en er komen er nog 1500 achteraan. Er is ook opgemerkt dat dit geen toevoeging aan de woningvoorraad is omdat het een bruto productie betreft. Dat klopt. Dat is altijd zo geweest en ook naar buiten gebracht. Daar moet je on geveer 1500 woningen per jaar aftrekken die gesloopt worden. Dat is het gemiddelde van de afgelopen jaren waar ook de komende tien jaar mee gerekend wordt. Als je het tempo van 4000 per jaar weet vol te houden, dan is de netto toevoeging 2500 per jaar. Dat is de trend waar we van uitgaan. Dit is volgens mij alles wat er over te zeggen is. Als er niet voortdurend nieuwe dingen komen zoals luchtkwaliteit of wat anders, dan gaan we vrolijk door in het tempo dat we nu bereikt hebben.
Meneer Haffmans vroeg om de leegstaande kantoren terug te geven aan de Amsterdammers. Dat klonk heel mooi. Het is jammer dat hij er niet is, maar die kantoren zijn niet van ons. Die zijn van beleggers, die wij overigens wel aanmoedigen om die kantoren om te bouwen ten behoeve van andere functies.
(De heer H.H.G. BAKKER: We zijn al langere tijd bezig over het voorstel om kantoorgebouwen om te zetten in woningen. Het stadsdeel Centrum heeft laten weten dat het ABN AMRO-gebouw aan het Rembrandtplein niet voldoet als kantoorgebouw. Meerdere kantoorgebouwen in Amsterdam blijken niet te voldoen aan de eisen van deze tijd. Hoe lang moeten die kantoren nog leeg staan voordat u tot andere inzichten komt?)
Mijn inzichten zijn totaal onbelangrijk. Ik zeg: wij moedigen de eigenaren van kantoren aan om andere bestemmingen te verzinnen, waaronder woningen. En verder moeten zij dat doen. Wij moeten niets doen, zij moeten iets doen. Of wilt u subsidie gaan verstrekken?
(De heer H.H.G. BAKKER: U hebt in het verleden ook wel eens gesproken over gesubsidieerde bouw, dus waarom niet?)
Ja, maar dat is allemaal afgeschaft, dat weet u ook.
(De heer H.H.G. BAKKER: Maar u hebt ook vaak genoeg geroepen dat u dat weer in wilde voeren, dus waarom niet?)
Ja, maar niet voor ombouw van kantoren, dat is erg duur.
Dat waren de kantoren. Mevrouw Van Oudenallen vroeg iets over de Snuffelmarkt. Daar gaan we nog in de commissie over praten. Dat is overigens geen leegstaand kantoor, maar een leegstaand bedrijfsgebouw. Het overschot aan kantoren geldt niet zozeer voor bedrijfsgebouwen, dus dat argument is daar niet van toepassing. In de commissie praten we daar verder over.
Meneer Bakker van de SP vraagt of er in de plannen voor het Stimuleringsfonds nog beleidsruimte zit. Dat zijn allemaal stedelijke vernieuwingsplannen van stadsdelen waar toezeggingen zijn gedaan voor miva’s en hostelwoningen en samenvoegingen. Wij gaan ervan uit dat die stadsdelen die plannen uiteindelijk uitvoeren. Dat duurt zoals alles natuurlijk langer dan destijds gedacht werd. We hebben nu gezegd dat we een einddatum stellen over een aantal jaren. Als het geld dan nog niet opgevraagd is, dan gaan we aan andere bestemmingen denken. Ordelijk bestuur houdt in dat je dat niet zomaar kunt terughalen. We hebben er naar gekeken.
Er waren ook een paar vragen over het Vereveningsfonds. Daar heeft de collega al het nodige over gezegd. De situatie is verontrustend, maar niet hopeloos, dat is één. Ten tweede: dat komt mede omdat deze Gemeenteraad in het verleden misschien iets te royaal geld uit het Vereveningsfonds heeft gehaald. Ik herinner mij indringende discussies die ik daar met de heer Van Poelgeest over gehad heb enkele jaren geleden. Ik heb maandag op het stafoverleg een notitie over wat ons nu te doen staat. Via B en W wil ik die graag in een gecombineerde commissie bespreken. Dat lijkt mij heel nuttig. Ik kan nog geen datum noemen met al die ingewikkelde doorlooptijden hier.
(De heer VAN POELGEEST: Kunt u misschien zeggen wat we met het geld gedaan hebben dat er uitgehaald is?)
Allemaal nuttige dingen.
(De heer OLIJ: U zei dat u niet precies weet wanneer dat besproken kan worden, maar als wij dat zinvol willen bespreken voor deze begrotingsbehandeling, dan zou het op 7 december 2005 in de commissie besproken moeten worden. Dat is nog de enige keer dat we commissievergadering hebben na aankomende woensdag. Dan zou het zinvol zijn voor de begrotingsbehandeling.)
Dan moet ik allemaal procedurele voorschriften overtreden.
(De heer OLIJ: Ik ben geen voorzitter van de commissie, dus daar kan ik niets over zeggen.)
(De heer FLOS: De voorzitter heeft er geen probleem mee.)
Laat ik zo zeggen: wat de heer Olij zegt lijkt mij redelijk, maar technisch moeilijk, met name vanwege de doorlooptijden. We hebben ook verkorte doorlooptijden als we dat willen, dus als we dat willen, dan zou het moeten kunnen.
(De VOORZITTER: Er blijkt hier een gemeenschappelijke wil.)
 
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Aboutaleb.
 
Wethouder ABOUTALEB: Om te beginnen zou ik graag mijn waardering willen uitspreken voor de steun die veel sprekers in de eerste termijn hebben uitgesproken voor mijn aandeel in het managen van de ontstane spanningen in de stad de afgelopen periode. Ik moet u zeggen dat zowel uw steun als de steun uit de stad van de burgers het voor mij in belangrijke mate mogelijk heeft gemaakt om de bizarre situatie die is ontstaan, ook te dragen. Waarvoor hartelijk dank. Ik loop een aantal vragen na. Een aantal vragen is gekoppeld aan moties. Die zal ik laten liggen omdat we die zullen preadviseren. Meneer Reuten heeft mij verrast met zijn verzoek om iets meer sturing te geven aan een aantal processen in het onderwijs.
Voorzitter staat u mij toe dat ik even het woord geef aan een andere college. Ik word een beetje geëmotioneerd door de eerste alinea van mijn betoog. Mag dat even?
 
De VOORZITTER: Dat mag zeker. Dan vraag ik aan de heer Van der Horst of hij zijn bijdrage wil doen. Er is niets gevraagd aan de loco-burgemeester, dus hij heeft geen bijdrage. Als u behoefte heeft aan schorsing, dan hoor ik dat graag.
 
Wethouder ABOUTALEB: Het is niet niks wat er de afgelopen jaren gebeurd is en als je daar bij stilstaat, dan grijpt het je toch aan. De heer Reuten vroeg mij iets te zeggen over het onderwijs en om een aantal zaken in overleg beter tot zijn recht te laten komen. Het is waar, meneer Reuten, dat verschillende krantenartikelen het afgelopen jaar hebben laten zien dat de stad een beetje machteloos is bij het sturen van een aantal processen. Dat is niet makkelijk. Toch is het zo dat we niet stil hebben gezeten. Wij hebben gelukkig kunnen bereiken dat studenten in de stad nu zonder al te veel problemen kunnen instromen in het ROC. Een groot succes, ROC-studenten kunnen zonder vertraging in een voorkamer bij het ROC geplaatst worden. In de afgelopen jaren was het nog zo dat je moest wachten tot er een plek was voor je studierichting. Nu kun je permanent instromen. Een groot voordeel voor de jongerenloketten. Dat betekent dat als we vandaag een student via een jongerenloket te pakken hebben, we niet hoeven te zeggen: u moet drie maanden wachten voordat u geplaatst wordt, maar u kunt morgen terecht. Grote winst. Wij hebben op dat gebied totaal geen bevoegdheid, maar we hebben het toch gerealiseerd. Vroegtijdig schoolverlaten is een ingewikkelde kwestie. Toch zijn we erin geslaagd met schoolbesturen in de stad overeenstemming te bereiken over een gezamenlijke aanpak waarbij de wethouder voor Onderwijs zonder al teveel bevoegdheden tot regisseur is benoemd. U hebt in de afgelopen periode een notitie gekregen over de verruwing in het onderwijs. Formeel geen bevoegdheden. Toch hebben we dat langs de weg van het overleg voor elkaar gekregen. Het mengen van scholen: totaal geen bevoegdheden, maar management by speech heeft opgeleverd dat inmiddels veel ouders in de stad actief bezig zijn om scholen te mengen. Ik wijs u op een aantal reportages vorige week bij AT5 daarover. En last but not least de successen rondom het behouden van het geld voor de gewichtenregeling in het onderwijs dat dreigde weg te stromen. Vijf, zes maatregelen die allemaal positief uitpakken voor het onderwijs en waar geen enkele bevoegdheid van de wethouder voor Onderwijs aan te pas komt. Dat neemt niet weg dat het uitdrukkelijk anders kan in de komende periode. Wat mij betreft moet het volgende College zich beraden op de vraag hoe met dit soort vraagstukken moet worden omgegaan.
U hebt ook gevraagd om aandacht voor de Chinese gemeenschap in Amsterdam.
(De heer VAN POELGEEST: U gaat nu over op een ander onderwerp, kunt u iets explicieter zijn wat u met die laatste zin bedoelt? Betekent dat al die dingen niet meer doen?)
Mijn stelling is: zolang je nog geen bevoegdheden hebt, moet je proberen je te blijven inzetten binnen de marges die je hebt via de weg van overreding en waar nodig door dingen uit te lokken toch dingen voor elkaar te krijgen. Waar dat niet kan, moet je proberen in Den Haag duidelijk te maken dat het jeugd-, onderwijs- en hulpproces in een grote stad als Amsterdam echt andere vereisten behoeft dan in andere gemeenten. Het is u bekend dat ook in Den Haag inmiddels bewindslieden zijn opgestaan die deze opvatting delen. Ik wijs op een uitspraak van minister Zalm in het programma Barend en Van Dorp na zijn bezoek aan Amsterdam. Daarbij is hij uitvoerig geïnformeerd over deze kwestie, en hij staat inmiddels positief tegenover het herijken van de verhoudingen ten aanzien van jeugd en onderwijs met de grote steden. Dat geldt ook voor minister Pechtold die zich daar in het openbaar over heeft uitgelaten. Ik neem de uitspraken van bewindslieden heel serieus. Dat betekent dat er wel degelijk ook in Den Haag gedachten post vatten dat je op het gebied van de grootstedelijke problematiek voor de jeugd echt iets anders moet doen in de komende periode. Daar zullen we aan moeten blijven trekken. Ondertussen masseren, lobbyen en proberen dingen voor elkaar te boksen.
De Chinezen vormen inderdaad in Amsterdam een wat zwijgende groep. De problemen die daar aan de orde zijn, zijn immens, dat is mij bekend. Ik overleg met de Chinese brug in Amsterdam. Welzijn is een taak van de stadsdelen, maar u nodigt mij uit om die te betrekken bij de discussie over een adequate hulpverlening aan Chinezen in Amsterdam. Ik zal dat zeker oppakken.
Vervolgens is er een aantal vragen van de heer Paquay over het beleidskader Werk. Een aantal van die kwesties zullen wij binnenkort behandelen in de commissie. U vraagt mij hoe het zit met de bonus die vermeld staat in het stuk aan de commissie. Ik weet niet of u erbij was, maar ik heb in de commissie geprobeerd te corrigeren dat bonus gelezen moet worden als een onkostenvergoeding. Het is immers niet mijn beleid om met bonussen aan de slag te gaan. U hebt dan ook te maken met een verouderd stuk. In het stuk dat naar de Raad onderweg is, is de term bonus ook vervangen door onkostenvergoeding.
U sprak over gegoochel met cijfers. In het stuk dat u hebt gekregen naar aanleiding van de beantwoording van mondelinge en schriftelijke vragen naar aanleiding van de eerste behandeling in de commissie van het beleidskader Werk heb ik een tabel opgenomen met allerlei cijfers. Daarin heb ik op verzoek van mevrouw Van der Wieken-de Leeuw, die er vandaag niet is, een volledig overzicht proberen te geven van alle mensen die bij de Sociale Dienst bekend zijn. Dat zijn er bij elkaar ongeveer 52.000. In de communicatie met u over werkgelegenheid bedien ik mij van cijfers die daar van afwijken omdat het bij het verschil tussen bijvoorbeeld 37.000 en 52.000 gaat om mensen die we niet kunnen beïnvloeden. Daar zitten bijvoorbeeld heel veel mensen met een aanvullende bijstandsuitkering bij. Daar doen we verder niets mee. Dat zijn 65-plussers. Die krijgen aanvullende bijstand, maar dat is het niet-beïnvloedbare deel van dat aantal. Dus werken wij normaal gesproken met een andere tabel van het beïnvloedbare deel van de bijstand in Amsterdam. Vandaar dat verschil. Er zitten wat fouten in die tabel, niet alle cijfers staan in de goede hokjes, maar onder de streep kloppen de totalen wel. Ik zal u nog laten weten waar die getallen precies moeten staan.
U spreekt over een poging om het aantal kinderen dat in armoede leeft fors te verlagen naar 35.000. Ik zal u proberen uit uw droom te helpen en zeggen dat dat niet kan. En waarom niet? De inspanningen van het College met een schoolkostenvergoeding, een computer, een internetaansluiting, een vergoeding voor vervoer en cultuur maken de bestedingsruimte van gezinnen in de portemonnee wel ruimer, maar de statistieken bij het meten van armoede gaan uit van inkomen. Die cijfers zullen de komende jaren zo blijven als er niets aan de inkomenspositie van die mensen verandert. Zoals u weet, kan dat alleen maar grondig veranderen als er sprake is van een baan. Als ze uit de bijstand raken, of als het Rijk besluit om de uitkeringen te verhogen. Dat laatste is geen zaak van de Gemeenteraad. Inkomenspolitiek is een zaak van het kabinet.
(De heer PAQUAY: Ik heb een informatieve vraag. U zegt dat we dat cijfer niet omlaag kunnen brengen, want dat heeft te maken met de inkomenspositie van de gezinnen van die kinderen. Ik vind het wel grappig dat we het omgekeerde blijkbaar wel kunnen. We zijn wel in staat om te zorgen dat het aantal kinderen dat in armoede opgroeit groter wordt. Het aantal van 39.080 is de afgelopen tijd met een kleine 600 gestegen. We kunnen er dus wel voor zorgen dat het toeneemt, maar we kunnen er niet voor zorgen dat het afneemt. Leg me dat nu eens uit.)
Als u zegt dat we ervoor kunnen zorgen dat het toeneemt, dan spreekt daar uit dat wij, College, Raad iets actiefs doen om dat bestand te laten toenemen. Dat doen wij natuurlijk niet. Wij nemen waar dat het zo is. De Burgemeester heeft in zijn algemene beschouwing aan het begin gezegd dat we 12% van het aantal mensen afgelopen jaar uit de bijstand hebben kunnen laten uitstromen. Dat betekent dat 12% van die mensen hun inkomenspositie hebben zien verbeteren. Dat heeft niet kunnen verhinderen dat er nieuwe instroom in de bijstand heeft plaatsgevonden als gevolg van wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Er zijn dus allerlei dynamische ontwikkelingen en ik wil wel uw suggestie tegenspreken dat wij actief iets doen waardoor dat bestand groeit, want dat zit besloten in uw betoog.
(De heer PAQUAY: Zo bedoel ik het natuurlijk niet. Je moet het zo zien dat we blijkbaar iets nalaten of iets niet zien en het daardoor nalaten waardoor de groep groter wordt.)
Met die perceptie kan ik wel leven. Het is zo dat grote groepen mensen in de bijstand zitten waarvan u en ik weten dat aan hun inkomenspositie op de lange termijn niets te verbeteren valt, mensen met heel weinig competenties, gebreken op het gebied van taal, ziekte of anderszins. Als er niet actief iets gebeurt in de zin van meer participatiebanen of forse investeringen in opleidingen, daar spreken we binnenkort in de commissie over, dan blijft het perspectief om hun inkomenspositie te verbeteren laag en misschien voor sommigen zelfs nihil. Dat is buitengewoon naar, maar het is niet anders.
(De heer VAN POELGEEST: Even over dat laatste voorbeeld vanuit het armoedeperspectief. De categorie mensen waar u net over praat, mensen waarvan u zei: ze hebben weinig competenties en het is niet reëel dat ze op korte termijn op de arbeidsmarkt komen, maar misschien wel in een participatiebaan. Daarmee gaat de uitkering niet omhoog en blijft de armoedesituatie hetzelfde. Wij zijn echter wel in de gelegenheid om op dat moment te zeggen: we geven er een extra premie bij.)
GroenLinks komt daar voortdurend mee op de proppen en ik heb daar ernstige bezwaren tegen. De oude Chinese wijsheid is niet zozeer: geef iemand een vis, maar leer hem vissen. Wat ik heel graag wil in de komende periode, is dat wij anders dan we de afgelopen jaren hebben gedaan, de bereidheid met elkaar uitspreken om ook langdurig in die mensen te investeren. Dat betekent scholing, praktische scholing, erkende opleidingen als dat nodig is, gecombineerd met taal. Tot nu toe moest dat in zes maanden, en daar spelen onze vrienden bij de vakbonden een belangrijke rol in. Ik ben bereid langdurig, als het nodig is twee, drie jaar in die mensen te investeren. U moet met mij kunnen uitrekenen dat die investering tienduizenden euro’s beloopt, terwijl GroenLinks vraagt om een paar honderd euro inkomen. Het gaat mij niet zozeer om het geld, maar het gaat erom waar je in gelooft en wat werkt. Ik investeer langdurig in mensen; dat is de beste garantie dat ze later op eigen benen kunnen staan, beter dan 100 euro erbij die in twee tassen boodschappen verdwijnt, hoe sympathiek ik dat ook vind.
(De heer VAN POELGEEST: U schetst hier een schisma waarvan u ook weet dat het er niet is. Wij hebben nooit bestreden dat er in scholing en opleiding voor die categorie mensen geïnvesteerd zou moeten worden. Als dat wel zo is, dan daag ik u uit om dat een keer op papier te laten zien. Volgens mij zijn u en ik het er over eens dat dat ook moet. Maar we hebben het hier over een schrijnende situatie waarin armoede voorkomt. En in die situatie is 100 euro erbij, misschien via een achterdeur, doen aan armoedebeleid. Want ook al wordt er voor die gezinnen in scholing geïnvesteerd, de uitkering wordt er niet hoger van. Dat weet u ook. Misschien moet u dat in uw overweging betrekken.)
Dat is ook zo. Aan de andere kant laten we met het armoedebeleid dat we afgelopen jaren gevoerd hebben, zien dat we heel veel oog hebben voor de noden van die mensen. Wij hebben heel uitdrukkelijk bij de herijking die inmiddels bij u ligt, besloten om vooral gezinnen met jonge kinderen te bevoordelen ten opzichte van andere groepen in armoede. Het is een beetje de smalle marges die er zijn, opnieuw herverdelen. Wij hebben u een voorstel voorgelegd om volgend jaar ook kinderen in de basisschoolleeftijd tussen vier en twaalf jaar met schoolkostenregeling tegemoet te komen. We doen wat waar we dat kunnen, maar ik vind dat bij het activeren van mensen richting werkgelegenheid scholing en training de beste garantie zijn en niet een klein beetje geld in het handje, hoe sympathiek dat ook is.
(De heer VAN POELGEEST: U doet het weer. U suggereert alsof wij dat eerste niet zouden willen doen. Volgens mij moet u daarmee ophouden, of u moet mij zwart op wit laten zien dat wij er tegen zijn dat die scholingsgelden worden geïnvesteerd. Volgens mij zijn u en ik het daar namelijk over eens.)
Binnen het beschikbare budget maken wij als College een andere keuze dan u, dat is het hele verhaal.
(De heer H.H.G. BAKKER: Ik zie de toekomst voor die mensen toch niet al te rooskleurig in zoals u zich dat voorstelt. U komt wel met een fraaie Chinese wijsheid van: geef ze geen vis maar leer ze vissen. We kunnen ze leren vissen, maar volgens de Nederlandse wijsheid heb ik toch het gevoel dat deze groep achter het net blijft vissen. Wat denkt u daar dan van?)
Zorgen dat zij met de juiste instrumenten gaan vissen.
In de missive staat een vergissing met betrekking tot de Bijstandsbond. We hebben tijdig in 2003 aan de Bijstandsbond, conform het besluit van de Gemeenteraad, laten weten dat de subsidie zou worden stopgezet. Dat staat abusievelijk in de missive en hoort daar niet in thuis.
(De heer PAQUAY: Ik moet even nadenken, maar hebben wij de begroting niet al conform goedgekeurd?
(De VOORZITTER: De begroting is conform goedgekeurd, ja.)
(De heer PAQUAY: Pro forma bedoel ik. Daarmee hebben we natuurlijk ook deze teksten goedgekeurd. Betekent dit nu dat u met een voorstel komt om dat bedrag eruit te halen?)
Nee, ik blijf bij het oude besluit van de Gemeenteraad zoals dat bevestigd is in een brief aan de Bijstandsbond. Formeel rekenen ze dus niet op geld. Het is dat hier nu bij de behandeling van de begroting alsnog abusievelijk dit bedrag in de begroting is ontdekt. Dat hoort er niet in thuis.
(De VOORZITTER: Voor de goede orde wijs ik u erop dat de begroting inderdaad pro forma is vastgesteld in de vorige raadsvergadering. Deze vergadering en de volgende zijn bedoeld om een eerste wijziging van de begroting tot stand te brengen. Als de Raad op punten de begroting gewijzigd heeft, zijn daarvoor nu de amenderingen.)
Er zijn door de SP nog een paar vragen gesteld over onderwijs. Waar blijven de twee vmbo-scholen die in de oorspronkelijke plannen stonden? Die zijn niet verdampt. Het geld daarvoor is gewoon terechtgekomen in het Integraal Huisvestingsplan en dat is of wordt keurig besteed aan het oorspronkelijke doel: het bouwen dan wel opknappen van bestaande vmbo-scholen. Meer inzicht daarover vindt u in het Integraal Huisvestingsplan waar we periodiek om de drie maanden over rapporteren. Daarin kunt u precies zien wat er met dat geld is gebeurd. Er werd ook gevraagd hoe het zit met stageplaatsen. Mevrouw Maij zei daar al iets over. Inmiddels zijn er bij de gemeente meer dan 500 stageplaatsen gerealiseerd. Dat is dus meer dan de aangekondigde 400 en wij houden daarbij de vinger aan de pols. Inventarisatie van kinderen die niet op school zitten vanwege het probleem van 1 oktober. Dat onderscheid maken we niet zo heel exact, maar wij hebben keurig een Meldpunt thuiszitters, zo heet dat officieel. Dat meldpunt rapporteert om de drie maanden aan mij hoe het zit met leerplichtige kinderen die om wat voor reden dan ook thuis zitten. Dat is voor mij een instrument om met schoolbesturen regelmatig in de clinch te gaan over hun eigen bijdrage aan dat probleem. Ik ben overigens te allen tijde bereid dat overzicht aan u te geven. Het laatste cijfer dat ik onder ogen heb gehad was ongeveer 160 leerlingen over de hele stad. Dat is overigens niets vergeleken met niet-leerplichtige leerlingen die niet op school zitten, maar ook geen inkomen en geen uitkering hebben. Die groep is vele malen groter. Daarvoor verwijs ik naar het arrangement dat ik nu met het ROC heb om ze via jongerenloketten weer naar het onderwijs terug te leiden. Dat inzicht hebben we niet, omdat wij eenvoudig niet over hun onderwijsnummer beschikken en dus ook niet weten waar ze precies vertoeven. Het Meldpunt thuiszitters geeft mij wel de mogelijkheid om bij u terug te komen.
De Partij van de Arbeid heeft nog aandacht gevraagd voor voedselbanken en om die in Amsterdam te faciliteren. Ik doe dat met pijn in het hart, zeg ik er maar even bij. Voor de geschiedschrijving merk ik wel even op dat GroenLinks in de persoon van mevrouw Sargentini al eerder bij mij aanklopte met de vraag of ik nog iets doe op dit terrein. Ik heb toen gezegd dat ik daar sympathiek tegenover stond en dat ik actie zou ondernemen. Ik vermoed dat dat voor mevrouw Sargentini ook reden is om daar niet tijdens deze zitting over te beginnen. Ik hecht eraan om u recht te doen op dat punt.
Dan liggen er nog twee vragen. De heer Limmen vroeg gisteren of de religieuze infrastructuur benut en gebruikt wordt om taalonderwijs aan te bieden. Ik moet u zeggen dat het mij niet gek genoeg kan. Kerken, moskeeën, iedereen die zich aandient, kan wat mij betreft al dan niet op vrijwillige basis met die opleidingen op het gebied van taal beginnen. Zeer binnenkort zal ik u laten weten dat de aanpak voor 10.000 taaltrajecten die we begonnen zijn, buitengewoon voorspoedig aan het verlopen is. Ik zal dus over niet al te lange tijd verslag uitbrengen.
Tot slot stelde de heer Van Poelgeest de Burgemeester en mij een politieke vraag. Ik wil daar wel iets over zeggen. Waar is de Partij van de Arbeid in Amsterdam voorstander van? Samenwerking met het GroenLinks van Femke Halsema en mevrouw Vos of de VVD van mevrouw Verdonk en Hirsi Ali? Ik dacht dat u dat gisteren zo scherp formuleerde. Er bestaan forse politieke verschillen tussen mevrouw Verdonk en mevrouw Hirsi Ali enerzijds en mijzelf anderzijds. De afgelopen tijd heb ik mevrouw Verdonk overigens ervaren als een lerende minister. Toch moet ik vaststellen dat ik in Amsterdam te maken heb met de VVD van Eric van der Burg, die ik beduidend anders vind dan de landelijke VVD van de heer Van Aartsen. Ik heb dat al eens eerder in een interview gezegd: dat zijn voor mij twee totaal verschillende eenheden. Ik heb de neiging de Amsterdamse liberalen echt als liberalen te beschouwen. En hoewel mijn hart uitdrukkelijk links klopt, het zit ook links dus dat kan ook niet anders, moet ik vaststellen dat ik de afgelopen twee jaar als wethouder buitengewoon vruchtbaar heb samengewerkt met de liberalen in Amsterdam. We hebben gedaan wat D66 vroeg, verantwoording afleggen aan de Amsterdammers over het gevoerde beleid, wat wij trouwens als collegeleden permanent doen, dat is niet voorbehouden voor de verkiezingstijd. Toch zullen wij op de eerste plaats naar de kiezer moeten luisteren. Ik stel vast dat de samenwerking met de liberalen in Amsterdam voorspoedig is verlopen. En ik stel vast dat mijn hart nog altijd links klopt.
 
De VOORZITTER: Daarmee is de bijdrage van het College in eerste termijn van de algemene en financiële beschouwingen beëindigd. Ik neem aan dat het CDA een punt van orde heeft.
(De heer LIMMEN: Door de stemming van vanmiddag lijkt er volgens de CDA-fractie een begrotingsruimte ontstaan te zijn en wij vragen ons in gemoede af hoe wij die ruimte gaan invullen nu de parkeertarieven in Amsterdam kennelijk moeten worden verhoogd. Kennelijk hebben sommige partijen in deze Raad niet begrepen dat de Amsterdammer ...)
(De heer VAN POELGEEST: Dit is helemaal geen punt van orde en het CDA wil graag het debat heropenen.)
  U hebt het woord niet, meneer Van Poelgeest, u laat mij wel weten dat u het debat niet heropend wilt zien. Ik ben het daarmee eens. U hebt een punt van orde, meneer Limmen, maar u moet daarin geen inhoudelijk betoog gaan voeren.
(De heer LIMMEN: Wij willen een motie indienen om de begrotingsruimte die ontstaan is ook door het College te laten invullen en wel in die zin dat de opbrengsten worden teruggegeven aan de Amsterdammer in de vorm van een lastenverlichting en wij verzoeken het College met een voorstel te komen.)
(De heer VAN POELGEEST: Het CDA mag natuurlijk een voorstel doen, maar dan moet het een motie indienen. Het heeft vandaag nog een kans en die motie wordt dan gepreadviseerd, maar een uitnodiging doen aan het College, dat werkt volgens mij niet op die manier.)
  Er heeft mij een amendement bereikt en daarvan stel ik nu de Raad in kennis.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
110o   Amendement van 17 november 2005 van het raadslid Olmer inzake de begroting voor 2006 (verordening parkeerbelastingen 2006) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 659).
 
 De VOORZITTER : Het amendement maakt deel uit van de beraadslagingen en ik stel voor het amendement te betrekken bij de begrotingsdebatten.
 
 De VOORZITTER: Daarmee sluit ik de vergadering en wens ik u een wel thuis.
 
De VOORZITTER sluit de vergadering om 15.45 uur.



INDEX
 
 

554 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 11 oktober 2005 inzake vaststelling Verordening parkeerbelastingen 2006 en intrekking Verordening parkeerbelastingen 2005  1
659 Amendement van 17 november 2005 van het raadslid Olmer inzake de begroting voor 2006 (verordening parkeerbelastingen 2006)  29
Algemene en Financiële Beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2006; resultaatgebiedsgewijze bespreking van de begroting 2006  4
Raadsadres van de heer J. van Wijk, namens de stuurgroep van het project Zorg en Intercultureel Personeel (ZIP) van 18 oktober 2005 inzake de toekomst van het project Zorg en Intercultureel Personeel  4
 

 
Opmerking:
De nummers 554 e.v. die in deze index vermeld staan, corresponderen met de nummers van afdeling 1 van het Gemeenteblad.