Gemeenteblad
afd. 2
 
 
raadsnotulen
 
 

OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG EN DONDERDAG 16 EN 17 NOVEMBER 2005.
 
Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer J.L. Bakker (SP), de heer Bijlsma (PvdA), de heer Boes (CDA), de heer Brinkman (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), mevr. Codrington (GroenLinks), de heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer Goring (VVD), de heer Haffmans (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Isik (VVD) (vanaf 13.52 uur), de heer Jamari (PvdA), de heer Klerks (PvdA) (vanaf 14.27 uur), de heer Limmen (CDA), de heer Manuel (D66), de heer Marres (PvdA), de heer Van der Meer (GroenLinks), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer Olij (PvdA), de heer Olmer (CDA) (vanaf 15.25 uur), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel PvdB), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), de heer Van Straaten (VVD), de heer Weenink (CDA) (vanaf 13.20 uur), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD) (vanaf 14.15 uur), de heer De Wolf (PvdA) en de heer Zwart (GroenLinks).
Afwezig : mevr. Meijer (SP), de heer Zafer Yurdakul (D66) en de heer Zati Yurdakul (PvdA).
 
Aanwezig : de wethouders de heer Aboutaleb (PvdA), mevr. Belliot (PvdA), mevr. Griffith (VVD), de heer Van der Horst (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Stadig (PvdA).
 Afwezig: geen der wethouders.
 
 



Middagzitting op woensdag 16 november 2005

 
 Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede het raadslid de heer Nederveen, plaatsvervangend voorzitter.
 
 Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 
 Verslaglegging: Notuleerservice Nederland.
 
 
 De VOORZITTER: Ik open de vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam.
 
 
1
 Mededelingen.
 
 De VOORZITTER: Ik deel u mee dat er bericht van verhindering is van mevrouw Meijer en de heren Zafer en Zati Yurdakul in verband met het overlijden van hun vader. Ik deel u verder mee dat de Commissie voor de Werkwijze besloten heeft om vanavond, na afloop van onze avondzitting, te besluiten of er sprake zal zijn van een vergadering van drie dagdelen dan wel vier dagdelen. Wij zullen kijken hoever we vanavond komen, en zullen op basis daarvan een besluit daarover nemen. Dat hoort u vanavond laat.
 
 
 2
 Notulen van de raadsvergadering van 19 oktober 2005.
 
 De notulen worden goedgekeurd.
 
 De VOORZITTER: De notulen van de vergadering van 2 november 2005 zijn nog niet afgerond en zullen in onze vergadering van 30 november 2005 worden besproken.
 
 
 3
 Vaststelling van de agenda.
 
 
 4
 Mededeling van de ingekomen stukken.
 
1o   Notitie van de raadsleden de heer B.C.J. Olij en de heer M.J.A. Reuten van 25 oktober 2005 getiteld: Een gemeentelijk woningbedrijf voor betaalbare koopwoningen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 555).
 
Besloten wordt, dit schrijven in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om preadvies.
 
2o   Notitie van de raadsleden de heer B.C.J. Olij en de heer M.J.A. Reuten van 25 oktober 2005 getiteld: De grondprijs van sociale huurwoningen (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 556).
 
Besloten wordt, dit schrijven in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om preadvies.
 
3o   Raadsadres van Stadsdeel Amsterdam-Centrum van 21 oktober 2005 inzake het grondprijsbeleid van de gemeente Amsterdam m.b.t. aankoop bouwgrond door stadsdelen voor de bouw van nieuwe stadsdeelkantoren.
 
Besloten wordt, dit schrijven in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
 
4o   Raadsadres van Stichting AOM-MUSA Groep Gemeenschappelijke dienst van 19 oktober 2005 inzake het ontwerp beleidsnota Monumenten en Archeologie in Amsterdam 2005-2010.
 
De VOORZITTER: Met betrekking tot ingekomen stuk 4 wordt voorgesteld, dit adres te behandelen in de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer in plaats van de Commissie voor Zorg, Cultuur, Lokale media en Monumenten.
 
Besloten wordt, dit schrijven in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer in plaats van de Commissie voor Zorg, Cultuur, Lokale media en Monumenten.
 
5o   Raadsadres van de heer P. van Bruggen, namens Parkeer Management Nederland van 24 oktober 2005 inzake zienswijze ontwerp actieplan Luchtkwaliteit.
 
Besloten wordt, dit schrijven in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders na behandeling in de Commissie voor Milieu, Openbare Ruimte en Groen, Sport en Recreatie en Bedrijven.
 
6o   Raadsadres van de heer C. Vonk, namens Rover Regio Amsterdam van 24 oktober 2005 inzake de vertraging die is ontstaan rond de aanleg van de Noord-Zuidlijn bij het Stationseiland.
 
Besloten wordt, dit schrijven in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders na behandeling in de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en Communicatietechnologie.
 
7o   Raadsadres van de heer F. Voesten en mevr. A. van Scheppingen van 22 oktober 2005 inzake het bezwaar tegen het besluit over de dakopbouw en de afkoopsom van de canonverhoging Zonhovenstraat 39 te Amsterdam.
 
Besloten wordt, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen.
 
8 o   Raadsadres van Surya Radio van 19 oktober 2005 inzake de bespreking van het IIFA (Bollywood Awards) in de raadsvergadring van woensdag 19 oktober 2005.
 
Besloten wordt, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen.
 
9o   Raadsadres van mevr. mr. C.J. Luder van 23 oktober 2005 inzake klachten m.b.t. de Dienst Belastingen van de gemeente Amsterdam.
 
Besloten wordt, dit schrijven in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Financiën en Economische Zaken.
 
10o   Raadsadres van drs. K. Looyen, secretaris van Netwerk Ouderen Advies Raden (NOAR) van 4 november 2005 inzake tweejaarlijkse subsidie voor het Netwerk Ouderen Advies Raden (NOAR).
 
  Besloten wordt, dit schrijven te betrekken bij de Algemene en Financiële Beschouwingen over de begroting voor 2006.
 
11o   Raadsadres van mevr. S. Boerlage, namens Netwerk Maatschappijkritische 50+-vrouwen (WOUW) van 10 november 2005 inzake het gebrek aan inspraak voor de burgers van Amsterdam over de begroting 2006.
 
  Besloten wordt, dit schrijven te betrekken bij de Algemene en Financiële Beschouwingen over de begroting voor 2006.
 
12o   Raadsadres van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg van 11 november 2005 inzake het verzoek om extra financiële middelen in 2006 ten behoeve van de inrichting, het onderhoud en beheer van de openbare ruimte op IJburg.
 
  Besloten wordt, dit schrijven te betrekken bij de Algemene en Financiële Beschouwingen over de begroting voor 2006.
 
13o   Raadsadres van W. Dulfer-Visser, voorzitter van het Bewonersplatform Zuidas van 14 november 2005 inzake subsidieaanvraag ten behoeve van het Bewonersplatform Zuidas voor het jaar 2006.
 
Besloten wordt, dit schrijven te betrekken bij de Algemene en Financiële Beschouwingen over de begroting voor 2006.
 
 
 5
 Mondeling vragenuurtje.
 
  Er zijn geen mondelinge vragen.
 
 
 Punt 5A wordt even aangehouden.
 
 
 5B
Interpellatie van het raadslid mevr. Alberts van 15 november 2005 inzake de ontruiming van het kraakpand Vijzelgracht 53 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 565).
 
5C
Interpellatie van het raadslid de heer J.L. Bakker van 15 november 2005 inzake Cluster Rust (Gemeenteblad afd. 1, nr. 564).
 
5D
Interpellatie van het raadslid mevr. Meijer van 15 november 2005 inzake het in elkaar slaan van de zoon van Theo van Gogh, zonder dat de gewaarschuwde politie kwam opdagen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 566).
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Alberts.
 
 Mevr. ALBERTS: Het lijstje met interpellaties was langer, het waren er namelijk zeven. Wij gaan die interpellaties niet houden, maar ik wil er toch een paar algemene opmerkingen over maken. Er is namelijk iets aan de hand. Pas nadat wij het wapen van de interpellatie uit de kast hadden gehaald, konden onze vragen ineens wel beantwoord worden. En nog wel binnen één dag. Ik zeg niets over de kwaliteit van de antwoorden, want het kan best zijn dat ze afgeraffeld zijn. Dat laat ik even in het midden, want wij moeten ze nog bestuderen. Wij vinden het echter ronduit minachting van de Raad dat er zo wordt omgegaan met schriftelijke vragen. Ik kan het niet anders zeggen. De SP is niet de enige fractie die te maken heeft met het overschrijden van de termijn bij de beantwoording van schriftelijke vragen, maar de SP is wel de enige die dat nu met zeven series vragen mag meemaken. De laatste tijd hebben we ons voortdurend streng moeten toespreken om niet te denken dat het aan de vragensteller ligt dat de antwoorden zo lang uitblijven. Wie er debet aan is, doet er bij ons absoluut niet meer toe, maar wij vinden wel dat moet worden bijgehouden welke vragen gesteld zijn. Er moet worden bijgehouden hoe het met de beantwoordingstermijn staat. Dit moet worden doorgegeven aan de betreffende dienst. En zodra de eerste termijn dreigt te verstrijken, moet er contact worden opgenomen met het betreffende raadslid over de stand van zaken. Er kunnen argumenten zijn waardoor er vertraging optreedt, maar laat dat dan tijdig weten. Ik wil van de Burgemeester graag de toezegging dat de bezem eens flink door dit hele systeem gaat en dat iedere betrokkene in het ambtenarenapparaat nog eens duidelijk te horen krijgt dat het niet-beantwoorden van vragen een politiek daad is die niet bij het ambtenarenapparaat thuishoort. En dat het College zich realiseert dat ook dat politiek bedrijft als antwoorden te laat worden gegeven. Ik hoop dat de Burgemeester daar een antwoord op heeft.
 
De VOORZITTER: Mevrouw Alberts, hier past op de eerste plaats boetedoening door het College. U hebt gelijk. De afgelopen weken is er van verschillende kanten hard gewerkt om die vragen te beantwoorden. Ik hoop dat dat ook te merken zal zijn aan de antwoorden op de vragen, maar dat bezien we verder wel. Wij zijn het met u eens dat dit op een onjuiste manier is gegaan. Wij zullen ervoor zorgen dat dit structureel aangepakt wordt, zodat dit niet meer kan voorkomen. Ik vind dat u gelijk hebt, en het College trekt het boetekleed aan.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Alberts.
 
 Mevr. ALBERTS: Dat siert u. Ik ben ook blij met uw toezegging. Omdat wij in dit geval tamelijk hevig het slachtoffer waren, kunt u zich voorstellen dat wij er extra op zullen letten of dat ook lukt.
 
 De punten 5B tot en met 5D worden van de agenda afgevoerd.
 
 
 De VOORZITTER: Bij punt 6 krijgen wij de Algemene en Financiële Beschouwingen. Eerst zal de Raad de Algemene Beschouwingen houden en onmiddellijk daarna de Financiële Beschouwingen. Pas daarna zal het College antwoorden. Wij hebben het zo gepland dat de Beschouwingen door de Raad vanmiddag en vanavond zullen plaatsvinden. Als dat lukt, ligt het in de rede dat we morgen alleen een middagzitting hebben, maar dat bekijken we vanavond.
  In dat verband merk ik ook nog op dat besloten is in de volgende vergadering van de commissies als agendapunt in alle commissievergaderingen de begroting te agenderen. Daarmee wordt de mogelijkheid tot inspraak geschapen. Daardoor wordt het ook mogelijk om in die commissies, maar dan ook alleen daar, de vandaag ingediende moties kort te bespreken. Dat kan zodoende plaatsvinden voordat we aan de eindbeschouwingen beginnen. Dit zal verder uitgewerkt worden door de verschillende commissies en de commissievoorzitters.
 
 Punt 6 wordt even aangehouden.
 
 
7
  Voordracht van het Presidium inzake vaststelling van de Verordening op de fractieondersteuning 2006 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 523).
 
  Dit punt is van de agenda afgevoerd.
 
 
 8
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 6 oktober 2006 inzake Preadvies op de notitie van het raadslid mevr. Sargentini van 19 november 2004, getiteld: Om door een ringetje te halen. Het Amsterdamse wittewerksterplan (nr. 777 van 2004) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 549).
 
 Dit punt is van de agenda afgevoerd.
 
 
 Punt 9 wordt even aangehouden.
 
 
  10
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 3 november 2005 inzake Vaststelling beleidskader werk, participatie en reïntegratie 2006 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 551).
 
  Dit punt is van de agenda afgevoerd.
 
 
 11
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 27 september 2005 inzake Aanpassing coalitiegrens Noordwaarts (Gemeenteblad afd. 1, nr. 552).
 
  De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 552 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
 Punt 12 wordt even aangehouden.
 
 
 De benoemingen zullen aan het begin van de avondzitting plaatsvinden.
 
 
 5A
  Interpellatie van het raadslid de heer Haffmans van 15 november 2005 inzake het verwijderen van spandoeken door de Politie in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 567).
 
 Het presidium wordt overgedragen aan de heer Nederveen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
 
 De heer HAFFMANS: Op vrijdag 4 november en zaterdag 5 november 2005 zijn verschillende spandoeken van woningen in Amsterdam verwijderd. De reden was dat sommige van die spandoeken smadelijk waren. Er zijn bij die verwijderingen geen aanhoudingen verricht, noch processen-verbaal uitgedeeld. Dat is jammer, want daardoor is de betrokken mensen de mogelijkheid van toetsing bij de rechter ontnomen. Mijn eerste vraag aan de Burgemeester is dan ook: worden er nog processen-verbaal uitgedeeld? Hoe is geregeld dat deze mensen dit nog bij de rechter kunnen toetsen?
Inmiddels is bekend dat onder andere de Burgemeester gedagvaard is, waarbij geëist wordt dat in het vervolg spandoeken moeten blijven hangen. Dit geding zal aanstaande vrijdag plaatsvinden. Mijn vraag aan de Burgemeester is: is hij bereid om zelf tekst en uitleg aan de rechter te geven?
  Ook zijn spandoeken in beslag genomen die volgens de Burgemeester zelf niet smadelijk zijn. In de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel suggereerde de Burgemeester vorige week dat dit gebeurde op grond van een dreigende verstoring van de openbare orde, mede in verband met de dreigende situatie rondom minister Verdonk. Het mag bekend zijn dat de Burgemeester op basis van bedreiging van de openbare orde veel aan de kant kan schuiven, maar niet de Grondwet. Mijn vraag is dan ook: op welke basis zijn die niet-smadelijke spandoeken dan wél verwijderd? En hoe is rekening gehouden met de vrijheid van meningsuiting? En is de Burgemeester bereid om deze spandoeken onverwijld terug te geven?
  In de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel van donderdag 10 november 2005 gaf de Burgemeester aan dat de beleidsdriehoek pas bijeen was op zaterdag 5 november 2005. Die heeft toen besloten tot het verwijderen van de spandoeken en heeft daar ook een strafrechtelijk kader aan gegeven. Wat gebeurde er dan op vrijdag 4 november 2005? Toen zijn er ook spandoeken weggehaald. Gebeurde dat op eigen initiatief van de Politie? Zo ja, is het gebruikelijk dat de Politie zelfstandig spandoeken met een politieke lading screent en verwijderd? Zo nee, wie gaf dan wel de opdracht daartoe? En welke maatregelen neemt de Burgemeester zodat politionele acties in de toekomst slechts onder zijn regie of die van de officier van Justitie plaatsvinden en onze grondrechten in Amsterdam niet geschaad worden?
  Op zaterdag 5 november 2005 werd bekend dat de werkkamer van minister Verdonk gelukkig niet beschoten was. Het verhaal bleek gebakken lucht. Was dat bekend bij de beleidsdriehoek op het moment dat deze op die zaterdag bijeen was? Zo ja, welke rol speelde die vermeende dreigende situatie dan? Zo nee, denkt de Burgemeester dat hij achteraf bezien beter een andere handelwijze had kunnen volgen? En hoe voorkomt de Burgemeester in de toekomst beslissingen op onjuiste of boterzachte gronden? Het verwijderen van de spandoeken is gepaard gegaan met fors geweld. Deuren zijn ingetrapt en vernield en ook huisraad is vernield. Er is ook geweld tegen bewoners gebruikt. Amsterdam Anders/De Groenen vindt het doel, als het al legitiem is, en dat bestrijden we hier, niet in verhouding staan met het gebruikte geweld. Bovendien was een ander middel wellicht slimmer, rechtvaardiger en effectiever: aanschrijven of gewoon de spandoeken verwijderen met behulp van een trapje aan de buitenkant. Is de Burgemeester het eens met deze analyse? Gezien het geweld, waarover ook een heleboel mensen hebben ingesproken in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel, is een rapportage toegezegd. Deze rapportage is afkomstig van de Politie zelf, die in deze kwestie niet erg elegant is opgetreden. Is de Burgemeester het met mij eens dat, waar de Politie zo lijkt te blunderen, een rapportage van deze zelfde organisatie de schijn van subjectiviteit heeft? In normaal Nederlands: niemand gelooft dat toch?
  Is de Burgemeester bereid, gezien de bovenstaande vragen, niet alleen over het politieoptreden, maar ook over de volgorde waarin de beslissingen daarover zijn genomen, om een onafhankelijk onderzoek te laten doen met een reconstructie van de volgorde van de acties, besluiten en de informatie die daaraan ten grondslag lag? Inmiddels zijn meer dan zestig nieuwe spandoeken in de stad opgehangen en is de tekst “Verdonk, nog steeds geen bloed aan je handen?” de meest gefotografeerde, gepubliceerde en geciteerde spandoektekst in jaren. Is de Burgemeester tevreden met het resultaat?
  Tot slot heb ik drie moties die mijn betoog ondersteunen. Een motie roept de Burgemeester op, spandoeken terug te geven aan de eigenaren. De andere motie roept de Burgemeester op, reçu’s te geven aan de mensen van wie een spandoek is afgenomen, zodat daardoor een toetsing bij de rechter kan plaatsvinden. De derde motie roept de Burgemeester op, in het vervolg niet-smadelijke spandoeken, die dus onder de vrijheid van meningsuiting vallen, te laten hangen.
 
 De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
14o   Motie van 16 november 2005 van het raadslid Haffmans inzake het verwijderen van spandoeken (vrijheid van meningsuiting) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 685).
 
15o   Motie van 16 november 2005 van het raadslid Haffmans inzake het verwijderen van spandoeken (een reçu) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 686).
 
16 o   Motie van 16 november 2005 van het raadslid Haffmans inzake het verwijderen van spandoeken (teruggave) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 687).
 
  De VOORZITTER: De moties maken deel uit van de beraadslagingen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de Burgemeester.
 
 De BURGEMEESTER: Voordat ik overga tot beantwoording van de vragen, wil ik nog een paar dingen zeggen over de sfeer en de toon van het debat in de laatste vergadering van de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel van afgelopen donderdag. In het bijzonder wil ik iets zeggen over de bejegening van de Politie. Onze Politie opereert in een bijzondere setting als het gaat om de openbare orde. Ik zeg met nadruk ónze Politie, want deze Politie is geen vreemd lichaam in onze stad, maar is ván deze stad en vóór deze stad, en dat moet niet vergeten worden als wij praten over de Politie. Vrijwel nergens in Nederland moet de politie in het kader van de handhaving van de openbare orde op gezag en onder verantwoordelijkheid van de burgemeester zo vaak en zo intensief optreden. Die handhaving van de openbare orde vindt gelukkig plaats in een kritische omgeving. Kritische burgers, een kritische Raad en ja, een kritische Burgemeester in zijn rol als bevoegd gezag en korpsbeheerder. Zowel dat optreden als de verantwoording vergt een professionele houding van de Politie en een voortdurende bereidheid om met respect voor iedereen die haar aanspreekt, te antwoorden. Die professionele houdingen en die bereidheid zijn er. Het overgrote deel van de optredens in het kader van de handhaving van de openbare orde verloopt goed. Ter illustratie: de onafhankelijke Commissie voor de Politieklachten heeft de afgelopen tijd, met uitzondering van het optreden bij voetbalrellen, nagenoeg geen klachten in behandeling genomen die betrekking hadden op grootschalig politieoptreden. Waar burgers of raadsleden vragen hebben gesteld naar aanleiding van het politieoptreden, is op basis van een rapportage aan het bevoegd gezag middels een debat in de Raad verantwoording afgelegd. Dat alles in overweging nemend, vond ik de wijze waarop vorige week woensdag de Politie door sommigen werd aangesproken, niet altijd gepast.
 En nu de vragen.
(De heer VAN POELGEEST: Voordat u verdergaat, zou ik het op prijs stellen als u gewoon naam en rugnummers noemt.)
  Dat wil ik wel doen. Ik vond vooral het optreden van de heer Haffmans, die de Politie ronduit van leugens betichtte, ongepast. Dat had hij ook anders kunnen zeggen.
(De heer HAFFMANS: Ik dacht dat het over iets anders ging, maar als ik merk dat de woordvoerder van de Politie leugens vertelt, hoe moet ik dat dan noemen?)
  Dan zou u dat op een andere manier kunnen zeggen. Dan kunt u ook zeggen dat u twijfelt of hier sprake is van de waarheid. De manier waarop u dat zei, was ronduit een aanval op de Politie. Ik kom daar straks nog wel even op terug.
(De heer HAFFMANS: Maar als ik daar niet aan twijfel? Als ik merk dat hij leugens vertelt?)
  Dan nog kunt u dat op een zodanige manier doen dat u ook duidelijk maakt dat de Politie een buitengewoon lastige taak moet vervullen in deze stad, dat je daar met elkaar over van gedachten kunt wisselen, maar dat dat niet op deze manier en op deze toon hoeft. Daar had ik het over.
(De heer HAFFMANS: Dan maakt u mijn taak nóg lastiger.)
  Zeker. En dan komt uw taak wat lastigheid betreft misschien in de buurt van die van de Politie.
  Dan nu uw vragen. Ik heb van tevoren van de heer Haffmans een tekst gekregen die op sommige punten iets anders is dan de tekst die hij heeft uitgesproken, maar de strekking is hetzelfde. De eerste vraag was of ik nog een keer kon bevestigen dat ik er bij de officier van Justitie op heb aangedrongen dat de eigenaren van de verondersteld smadelijke teksten strafrechtelijk zullen worden vervolgd, dan wel een proces-verbaal zullen krijgen uitgereikt. Ja, dat heb ik gedaan. Ik heb er bij de hoofdofficier op aangedrongen dat er door het OM zal worden vervolgd. En zoals u weet, en de heer Haffmans zei dat ook net al, heeft minister Verdonk aangifte gedaan wegens smaad, zodat ook via die weg de zaak de aandacht van het OM heeft.
  De volgende vraag is of ik gehoor zal geven aan de dagvaarding en ten overstaan van de rechter tekst en uitleg zal willen geven. Er wordt altijd gehoor gegeven aan dagvaardingen, maar ik heb inmiddels van de president van de Rechtbank begrepen dat bij de dagvaarding een vormfout is gemaakt die er op neerkomt dat er geen verlof is gekregen om mij te dagvaarden. Desondanks ben ik bereid om daar, niet in persoon, want dat gebeurt nooit, te verschijnen.
  De volgende vraag is of ik kan aangeven op basis van welke bevoegdheid de spandoeken in beslag zijn genomen en in hoeverre daarbij rekening is gehouden met de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van meningsuiting. De volgende vraag hangt daarmee samen, of de Politie bereid is om de in beslag genomen spandoeken terug te geven aan de rechtmatige eigenaren. Wat de vraag over de bevoegdheden betreft, in de commissievergadering van donderdag 10 november 2005 heb ik een toelichting gegeven op de besluitvorming over de verwijdering van de spandoeken. Ik heb daarbij gezegd dat de spandoeken op grond van smaad en dus op basis van het strafrecht in beslag zijn genomen. Bij de vraag of er sprake is van smaad, betekent dit vanzelfsprekend ook dat daarbij de vrijheid van meningsuiting wordt betrokken. Als er sprake is van smaad, dan wordt daarmee de vrijheid van meningsuiting overschreden.
(De heer VAN POELGEEST: Is het niet zo dat smaad een klachtdelict is? Moet er niet eerst een klacht binnenkomen voordat u kunt optreden?)
  Voor zover mij bekend, is dat niet het geval. Teruggave van de betreffende spandoeken is niet mogelijk. De spandoeken zijn vernietigd nadat zij in beslag zijn genomen. De Politie heeft geredeneerd dat de betreffende spandoeken niet van economische waarde waren.
  U vraagt of de Politie op vrijdag 4 november 2005 de spandoeken op eigen initiatief heeft verwijderd. En zo niet, wie dan de opdracht heeft gegeven en of het gebruikelijk is dat de Politie dergelijke spandoeken in beslag neemt. En u vraagt welke maatregelen er te nemen zijn om er voor te zorgen dat dat in het vervolg niet meer gebeurt. Ik heb u tijdens de laatste commissievergadering al verteld dat het spandoek dat op 4 november 2005 is verwijderd, niet op grond van het besluit van de driehoek is verwijderd. Ik heb u ook verteld dat dit spandoek ten onrechte is verwijderd. Dat betekent dat het spandoek niet verwijderd had mogen worden. Er is een fout gemaakt, maar waar gehakt wordt, vallen spaanders. Maar ook in dit geval is het mogelijk om een klacht in te dienen. Ik denk dat u er verstandig aan doet om dat ook te doen.
(De heer HAFFMANS: Ik ga geen klacht indienen, mijn spandoek is niet weggehaald. U geeft nu toe dat de Politie in dit geval een fout heeft gemaakt, een spandoek ten onrechte heeft verwijderd. Ik vraag u om dat spandoek terug te geven en uw reactie is: laat ze maar een klacht indienen. Heb ik dat goed begrepen?)
  Nee, ik heb gezegd dat de spandoeken vernietigd zijn, dat ze dus niet teruggegeven kúnnen worden. En als de eigenaren van de betreffende spandoeken daar bezwaar tegen hebben, dan kunnen zij een klacht indienen.
In dezelfde commissievergadering is besloten dat er over het politieoptreden een rapportage zal worden gemaakt, waarbij over de precieze gang van zaken zal worden gerapporteerd. Ik heb u ook al gezegd dat de Raad die rapportage zal krijgen. Ik geloof dat het niet verstandig is om, als je nog niet over alle feiten beschikt, vooruit te lopen op de rapportage die over enkele weken zal verschijnen. U zult mij dan ook niet horen zeggen dat er wel of niet adequaat is opgetreden.
  U vraagt of de driehoek, op het moment dat het besluit werd genomen om smadelijke teksten te verwijderen, bekend was met het feit dat het Nederlands Forensisch Instituut had geconcludeerd dat van een beschieting hoogstwaarschijnlijk geen sprake is geweest. Ik begrijp die vraag niet goed, want die heb ik donderdag 10 november 2005 al beantwoord. Ik heb u donderdag al gezegd dat wij daar niet van op de hoogte waren. Ik weet niet waarom het nodig is dat ik dat antwoord hier nog een keer herhaal, tenzij u van mening bent dat ik toen niet de waarheid heb gesproken.
(De heer HAFFMANS: Misschien kan ik de vraag toelichten. U zei namelijk in die bewuste Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel dat de beslissing om bepaalde spandoeken weg te halen, mede ingegeven was door de dreigende situatie rondom Verdonk. Dan is het interessant om te weten of die informatie bekend is. Die was bij iedereen bekend. Dat was in het nieuws. Maar als dat niet zo is, dan komen de volgende vragen naar voren. Daarom stel ik hem voor de volledigheid nog een keer.)
  Dat is nu weer zo’n punt. U had hem ook anders kunnen stellen. Dan had u ook kunnen zeggen: ik heb begrepen dat u er niet op de hoogte was en dan had u het vervolgens nog een keer kunnen zeggen. Hier gaat op een of andere manier de suggestie vanuit dat ik toen iets gezegd heb wat niet klopte. Ik neem aan dat dat niet uw bedoeling was.
(De heer HAFFMANS: Dat was niet mijn bedoeling.)
  Prima. Ik heb de commissie toen ook uitgelegd wat de overwegingen van de driehoek zijn geweest om het op die manier te doen. Dan kom je vervolgens terecht in vragen als: stel nu eens dat het anders was geweest, hoe had je dan gehandeld? Dat vind ik geen vruchtbare manier om te discussiëren. Achteraf ziet de wereld er heel anders uit dan op het moment zelf. Ik kan dus niet zoveel met die vraag.
  Vervolgens vraagt de heer Haffmans of ik het ermee eens ben dat, waar de Politie zo flagrant lijkt te blunderen, een feitenrelaas van diezelfde Politie het gevaar loopt de schijn van subjectiviteit met zich mee te brengen. Is de Burgemeester bereid een onafhankelijk onderzoek te gelasten naar het politieoptreden en een reconstructie te laten maken van de tijdlijn waarin die escalatie van spandoekverwijderingen heeft kunnen plaatsvinden? Afgelopen donderdag hebben wij in de commissievergaderingen de standpunten gehoord van degenen die het politieoptreden aan den lijve hebben ondervonden. Daarmee staan de feiten niet vast. De bedoeling van het feitenrelaas van de Politie is om ook die kant van de zaak naar voren te brengen. Het gaat mij veel te ver om nu alvast aan te nemen dat het ongeveer zo gegaan is. Daar voel ik dus ook niets voor. Ik vind dat we eerst moeten beschikken over het feitenrelaas en op basis van dat feitenrelaas kan altijd bekeken worden hoe je verder gaat handelen.
(De heer VAN POELGEEST: U zei net dat de heer Haffmans dingen suggereerde. U suggereert hier niet dat de mensen die hebben ingesproken niet de waarheid hebben gesproken vanuit hun perceptie?)
  Nee. Het enige wat ik zeg is dat zij, vanuit hun perceptie, duidelijk hebben verteld hoe zij dat hebben ervaren. Maar wij hebben niet de beschikking over de waarneming van de Politie, voor zover mogelijk geschraagd door feitenmateriaal. Daar is dat feitenrelaas voor nodig en op basis daarvan kan het debat verder worden gevoerd.
(De heer VAN POELGEEST: Daarmee is het dus mogelijk dat er straks twee verschillende typen waarheden op tafel komen.)
  Zeker, maar we begrijpen wat we met het begrip “waarheid” bedoelen.
  Ten slotte de laatste vraag van de heer Haffmans, of ik tevreden ben over het resultaat van die verwijderingsactie. Meneer Haffmans, tevreden of ontevreden is hier niet aan de orde. Het gaat erom of er grenzen zijn overschreden. Naar het oordeel van de driehoek is dat het geval geweest. Ik constateer daarnaast dat er een discussie is ontstaan over de teksten op die spandoeken en de grenzen daaraan in relatie tot de vrijheid van meningsuiting. Ik vind dat een waardevolle discussie en ik hoop dan ook dat daarover een uitspraak van de rechter komt.
  De eerste motie roept mij op om de vrijheid van meningsuiting in de stad te waarborgen. Zij vraagt mij er dus zorg te dragen dat in het vervolg spandoeken die vallen onder de vrijheid van meningsuiting en waarbij de tekst geen strafbare daden oplevert, niet meer te laten verwijderen door de Politie. Dat is een open deur. Die opdracht heb ik op geen enkele manier nodig, want ik zou niet anders willen. Dat laat onverlet dat er ongetwijfeld fouten gemaakt kunnen worden. Ik sluit ook niet uit dat dat in de toekomst vast nog wel eens zal gebeuren.
  De tweede motie vraagt de Burgemeester om de Politie die mensen waarvan een spandoek in beslag is genomen, alsnog een reçu en eventueel een proces-verbaal te laten overhandigen. Als daarvan de bedoeling is dat tot vervolging kan worden overgegaan, dan lijkt het mij prima als degenen om wie het gaat zich bij de Politie melden zodat naam en adres daarvan bekend zijn. En vervolgens kan tot vervolging worden overgegaan.
  De derde motie vraagt om de in beslag genomen spandoeken terug te geven. Zelfs al neemt u die motie aan, dan kan dat niet, omdat ze vernietigd zijn.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
 
 De heer HAFFMANS: De Burgemeester begint met een pleidooi over ónze Politie. Ik leef met hem mee, want ik zou ook graag zien dat de Politie het vertrouwen van Amsterdammers geniet. Dat vertrouwen moet ze wel verdienen. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, en ik denk dat de acties rondom die spandoeken niet hebben bijgedragen aan het gevoel dat de Politie ónze Politie is. Vandaar ook mijn zorgen hierover. Dan kunt u dat in dat kader plaatsen. De plaatsvervangend hoofdcommissaris van Politie beweerde in de commissievergadering stellig dat, en ik herhaal het nog maar eens, in alle gevallen een dialoog is gezocht met de bewoners van panden met een spandoek aan de gevel om hen te overreden het spandoek vrijwillig af te staan en dat in alle gevallen gezocht is naar een manier om het spandoek op een andere wijze te verwijderen dan door het binnentreden van de woning, bijvoorbeeld met een trapje zoals ik net heb gesuggereerd. Ik kan constateren dat de plaatsvervangend hoofdcommissaris daar niet bij was en ik wel, in elk geval bij twee panden. Hij beweerde dat het in alle gevallen zo is gegaan. Ik heb hem beleefd gevraagd of hij de bedoelingen weergaf of de feitelijke praktijk beschreef. Hij bevestigde dat laatste. En dat is een leugen. Dan kan ik zeggen dat ik twijfel aan het waarheidsgehalte van wat hij zegt, maar dat zou een leugen zijn, want ik twijfel er helemaal niet aan. Het klopt gewoon niet. Het is niet de waarheid. Ik blijf daar dus bij.
  U zegt dat u er bij de officier van Justitie op hebt aangedrongen dat er tot vervolging wordt overgegaan. Daar ben ik blij om, want ik wacht ook heel erg op een uitspraak van de rechter. Maar krijgen nu alle eigenaren van een spandoek een proces-verbaal of niet? Ik hecht eraan dat het de bedoeling moet zijn dat als er spandoeken worden verwijderd, die mensen dan een proces-verbaal krijgen of op zijn minst een ontvangstbewijs of een reçu. Dat is niet gebeurd. Het zou u dan ook sieren als u zou zeggen: dat is ook mis gegaan. En als wij in het vervolg spandoeken verwijderen, dan zorgen wij dat mensen daar in ieder geval een schriftelijk bewijs van krijgen, zodat de gang naar de rechter kan plaatsvinden. Nu zegt u dat mensen zich maar bij de politie moeten melden en claimen dat een of ander spandoek is weggehaald. Dat is vernietigd, dus ze kunnen zeggen wat ze willen en de tekst die erop staat ook verzinnen en vervolgens een proces voeren. Maar dat is natuurlijk geen juiste gang van zaken. Ik vind het vernietigen van die spandoeken een kwalijke zaak. Ik weet niet wat daar precies de reden van is, maar ik begrijp eruit dat als de Politie iets in beslag neemt wat niet van economische waarde is, het vernietigd wordt. Mijn vraag is: klopt dat? Als dat zo is, dan moeten we dat wijzigen. Er zijn verschillende spandoeken in beslag genomen die niet smadelijk zijn. Van een spandoek geeft de Burgemeester dat toe, maar er is ook een spandoek met “Nederland politiestaat” in beslag genomen. Dat is niet smadelijk. En er is een tamelijk mooie vlag zonder tekst in beslag genomen. Een stukje huisnijverheid waar mensen op hebben zitten werken. Dat kan dan wel geen economische waarde hebben, maar ik vind het toch wel heel erg dat dat zomaar vernietigd wordt. Bovendien, als iets vernietigd wordt, kan er ook nergens meer verhaal gehaald worden.
  U zegt dat mijn vragen over de informatie die u had over de vermeende aanslag op minister Verdonk flauw zijn en niet relevant en dat ze van alles suggereren. Misschien kan ik dan zeggen wat ik wél suggereer. Ik suggereer dat u misschien had kúnnen weten en had móeten weten dat op het moment dat u de beslissing nam om spandoeken te verwijderen, die dreiging van een verstoring van de openbare orde in verband met die aanslag op los zand berustte. Misschien kunt u daar nog even antwoord op geven, want volgens mij had u dat kúnnen weten en was u gewoon slecht geïnformeerd. Verder vindt u het te vroeg om te besluiten tot een onafhankelijk onderzoek omdat u wilt wachten op het feitenrelaas. Ik heb daar twee opmerkingen over. Ik denk dat er iets heel ernstigs is gebeurd. Ik denk dat bij een heleboel Amsterdammers vertrouwen is geschaad. Ik denk dat we dat vertrouwen zo snel mogelijk moeten herwinnen en ik denk dat dat niet anders kan dan met een onafhankelijk onderzoek. Dan kunt u zeggen dat zo’n onafhankelijk onderzoek vast maanden duurt en dat we dus best nog een paar weken kunnen wachten op dat feitenrelaas. Maar ik denk dat we juist de beslissing tot een onafhankelijk onderzoek niet wekenlang in de lucht kunnen laten hangen. Ik vraag u dus nogmaals om daar snel een mening over te hebben. Ik heb echter ook vragen gesteld over meer dan alleen het politieoptreden. Daarop zou dat onderzoek zich ook moeten richten. Wat dat betreft hoeft dat onderzoek helemaal niet te wachten op een rapportage van de Politie.
  Motie nr. 685 gaat over het laten hangen van spandoeken. U noemt dat een open deur. Ik noem u drie voorbeelden waarbij dat afgelopen tijd niet is gebeurd, en ik hecht eraan om deze motie staande te houden. U vindt het misschien een open deur, ik vind het jammer genoeg geen open deur, gezien de acties. Ik denk ook dat Amsterdammers die hun mening willen uiten, er prijs op stellen dat hier door de Gemeenteraad nog eens wordt vastgesteld dat als je een mening hebt, je die op een spandoek mag zetten en aan je gevel mag hangen.
  Ook motie nr. 686 wil ik handhaven.
(De BURGEMEESTER: Meneer Haffmans, met alle respect, u ziet dat het barst van de spandoeken die gewoon zijn blijven hangen. U hebt het debat van donderdag 10 november 2005 goed gevolgd, want u speelde er een hoofdrol in. U hebt mij horen zeggen wat het criterium is geweest voor de driehoek. Wat is dan de reden om deze open deur nog eens in te trappen? Welke Amsterdammer zou er nu wijzer van worden als hij weet wat het standpunt van de driehoek is? Donderdag 10 november 2005 heb ik dat nog eens precies weergegeven en vandaag heb ik dat nog een keer gedaan.)
  Ik vraag mij soms af of u de Politie op dit punt onder controle hebt. U zegt het wel, maar in de praktijk gebeurt er wat anders.
(De BURGEMEESTER: En als u deze motie hebt aangenomen, verandert dat iets aan de wereld?)
  Als het daarna weer niet gebeurt, dan is er wel iets ernstigers aan de hand.
(De BURGEMEESTER: Dan ligt er een motie bij de Raad die precies hetzelfde uitspreekt wat ik vind. En dan?)
  Dan vind ik dat sterker dan als u dat zegt, zoals u dat eerder ook hebt gezegd. Ik hecht er in ieder geval aan dat wij als Gemeenteraad uitspreken dat wij dat met u eens zijn, laat ik het zo zeggen.
  Motie nr. 686 gaat over de ontvangstbewijzen. Ik hecht eraan dat wij daar ook als Gemeenteraad een uitspraak over doen. Als er spandoeken verwijderd worden, moet daar een schriftelijk bewijs van overhandigd worden. Als dat de afgelopen tijd niet is gebeurd, dan kan de Politie dat simpelweg rechtzetten, want ze weet waar ze geweest is. Daar kan ze dus weer langs gaan. Ze hoeft niet per se aan te bellen, ze kan een briefje in de bus doen met: hier is uw ontvangstbewijs. Ik zie het probleem niet en ik vind het niet juist om dan maar aan de mensen van wie een spandoek is verwijderd te vragen zich maar met een verhaal bij de Politie te melden en te vragen om een reçu. Daar hebben ze gewoon weinig vertrouwen in.
  Ik heb het gehad over het vernietigen van eigendommen van mensen. Ik vind dat een slechte zaak, maar ik kan niet anders dan die motie (nr. 687) terugtrekken.
 
De motie-Haffmans (nr. 687), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Asscher.
 
 De heer ASSCHER: De vrijheid van meningsuiting is een afweerrecht tegen de overheid. Het gaat dus niet over de vraag welke uitingen wenselijk of smaakvol zijn. Het is een teken van beschaving om te kiezen voor uitingsvormen die niet kwetsend en grievend zijn. Woorden als “Rita Jugend” en “Rita moordenaar” vinden wij onterechte en smakeloze uitingen. Dat betekent echter niet dat de overheid daar automatisch tegen mag optreden. De vrijheid van meningsuiting is ruimer als het gaat om een politiek debat, zeker ten opzichte van publieke figuren die nu eenmaal meer kritiek moeten kunnen velen dan anderen. Dat geldt nog sterker bij een fel publiek debat over een heftig maatschappelijk thema waarbij de emoties hoog oplopen, zoals de brand bij Schiphol. En dat geldt nog sterker als de publieke figuur waarover het gaat, in dit geval mevrouw Verdonk, zelf ook met krachtige uitspraken aan het debat meedoet. Het is mijn gevoel dat uitingen als “mensen verbrand, Rita bedankt” in die context geen strafbare smaad opleveren. Gelukkig hebben we de rechter om die grens te trekken. Ik denk dat de driehoek achteraf gezien een iets te strakke lijn heeft getrokken. Daarbij speelt natuurlijk de context van de dreiging van dat moment een rol. De vogel kwam van links, en als het een kogel was geweest, dan had iedereen begrip voor dit ingrijpen gehad. Het zou goed zijn als de rechter snel een uitspraak zou kunnen doen. Het optreden van de Politie bij het verwijderen van spandoeken zullen wij nauwgezet en kritisch bestuderen. We zullen de rapportages, die er al binnen drie weken moeten liggen, daar zeer kritisch op lezen. Als er dan nog vragen bestaan over de legitimiteit van het toegepaste geweld, dan zullen we het voorstel voor een onafhankelijk onderzoek steunen. Niet nu, niet vandaag, niet zonder kennis van de feiten.
(De heer VAN POELGEEST: Ik zou nog iets duidelijker van de heer Asscher willen horen wat nu het oordeel van de Partij van de Arbeid over de actie is. Vindt u dat het een goede actie is geweest? Kunt u zich voorstellen dat de driehoek hiertoe heeft besloten? Of vindt u het een verkeerde actie geweest en had de driehoek hier niet toe moeten besluiten?)
  Ik denk dat achteraf de grens te strak is getrokken en dat uitingen als “mensen levend verbrand, Rita bedankt” geen strafbare smaad hebben opgeleverd. Maar ik kan me voorstellen dat in de context van de veronderstelde dreiging wel tot deze maatregel besloten is. Dat is dus achteraf niet juist vinden wij, maar we kunnen er wel begrip voor opbrengen dat men dat heeft gedaan.
(De heer VAN POELGEEST: Vindt u dan niet dat als zo’n ingrijpende beleidslijn wordt uitgezet, de driehoek de plicht heeft om het gegeven dat eraan ten grondslag ligt, namelijk de dreigende situatie rond minister Verdonk, goed te checken?)
  Ik weet niet precies hoe dat tot stand is gekomen, maar ik kan me best voorstellen dat de driehoek dat serieus nam, zeker in die dagen, toen er aan alle kanten, met name overigens door leden van het kabinet, werd bijgedragen aan het beeld van ernstige dreiging ten opzichte van mevrouw Verdonk. Dat kan ik me best voorstellen. En ik zou niet weten wie dan de bewijsplicht of de onderzoeksplicht heeft om de uitspraak van de minister-president nog eens te gaan checken.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van der Burg.
 
 De heer VAN DER BURG: Voordat ik het hier over ga hebben, wil ik eerst iets tegen de heer Haffmans zeggen. Meneer Haffmans, politieambtenaren zijn ambtenaren. Al onze medewerkers moeten niet eerst ons vertrouwen verdienen, die hébben ons vertrouwen tot het tegendeel bewezen is. Dat is het wezenlijke verschil tussen uw bijdrage hier en de afgelopen week in de commissie en onze bijdrage. Wij gaan ervan uit dat de Politie haar werk goed doet en als het tegendeel bewezen wordt, dan verliest zij krediet. Niet omgekeerd. Dan de zaak die nu voorligt. “Rita Mengele”, uitgesproken op 1 juli 2005, werd op 7 juli 2005 in deze raadszaal tijdens de vergadering van de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel door de Burgemeester als “verbaal fel” omschreven.
(De heer ASSCHER: Dat is niet juist.)
  We zullen de notulen er op teruglezen. Ik heb een aantal citaten genoemd op die dag en de Burgemeester reageerde daar naar mij toe op door te zeggen: de heer Van der Burg heeft gelijk, het was verbaal fel. We zijn het er volgens mij in deze Raad over eens dat teksten als “Rita Jugend” en “Rita moordenaar” onsmakelijk en verwerpelijk zijn. Onsmakelijk en verwerpelijk en ook nog eens onjuist. Daarmee is er absoluut sprake van smaad en belediging. De vraag of iets smaad of beledigend is, staat wat mij betreft los van de vraag of degenen die beledigd wordt op dat moment wel of niet bedreigd wordt. Iets is beledigend of niet en dat doet niets af aan de situatie waarin die persoon op dat moment verkeert. Smaad of belediging is wat ons betreft geen reden om spandoeken te verwijderen. Het is wel reden om een aanklacht in te dienen en vervolgens de rechter te laten oordelen. Aanzetten tot geweld is echter wel reden tot ingrijpen van de Politie. Daar zijn wij het in deze Raad over eens. En daar hadden wij nu mee te maken. Een aantal spandoeken dat er hing, kon een klimaat creëren waarin het gebruik van geweld door bepaalde individuen makkelijker acceptabel werd. Spandoeken die dat klimaat bevorderden, konden wat ons betreft om die reden worden weggehaald. Niet vanwege beperking van de vrijheid van meningsuiting, maar omdat aangezet zou kunnen worden tot geweld of omdat een sfeer geschapen zou kunnen worden waarin aangezet zou kunnen worden tot geweld.
(De heer HAFFMANS: Kunt u misschien een voorbeeld noemen van een dergelijke tekst op een spandoek? En vindt u dat aanzetten tot haat, waar ik zeer tegen ben en waartegen opgetreden moet worden, iets anders is dan het creëren van een bepaald klimaat?)
  “Rita Jugend” roept bij mij associaties op waarvan ik mij kan voorstellen dat het merendeel van de mensen hier in deze zaal daarvan walgt. Als je dat soort vergelijkingen maakt en mensen gelijk stelt aan de Hitler-Jugend, Auschwitz en alles wat daarmee te maken heeft, dan creëer je een sfeer waarin mensen zich gelegitimeerd kunnen voelen om met de hardst mogelijke middelen in te grijpen. Ik geef u een willekeurig voorbeeld. Zoals u weet heb ik op mijn eigen website en op die van de VVD daar een en ander over gezet, en daar kregen wij teksten op binnen als: eigenrichting tegen alle VVD’ers mag, geef ons de adressen. Dat lijkt mij toch een tekst die je mag beschouwen als niet-kunnend.
(De heer ASSCHER: Ik wil even precies begrijpen waar de heer Van der Burg die grens legt. Ik dacht dat de afweging verkeerd was gemaakt bij “Mensen verbrandt, Rita bedankt”. Dat is nog steeds een verwerpelijke uitspraak, maar je kunt niet zeggen dat dat een klimaat schept waardoor er geweld tegen personen zal volgen.)
  Als u mij toestaat, ga ik verder met mijn betoog en dan zal blijken dat ik het voor een groot deel met u eens ben.
(De heer VAN POELGEEST: U hebt het over mensen die een klimaat scheppen. Nu heeft de heer Rosenmöller de heer Fortuyn ooit extreem-rechts genoemd. Vindt u dat daarmee de heer Rosenmöller eigenlijk medeschuldig is aan de moord op Fortuyn?)
  Hij is zo makkelijk dat ik hem ook maar meteen inkop. Nee, dat vind ik niet.
(De heer VAN POELGEEST: Wat wilt u dan wel suggereren over mensen die een klimaat aan het scheppen zijn. Het zijn namelijk harde beschuldigingen. U zegt eigenlijk dat ze meewerken aan het voorbereiden van een moord.)
  Dat is in ieder geval minder kwetsend dan zeggen dat je die moord al begaan hebt en daarvan was op die spandoeken sprake. Maar los daarvan zeg ik niet dat men meewerkt aan een moord. Dat hoort u mij niet zeggen. U hoort mij wel zeggen dat met bepaalde teksten een klimaat kan worden gecreëerd waarin een of andere gek, want daar zijn we het dan over eens, kan overgaan tot geweld. Ik vind dat je je daar als schrijver van die tekst rekenschap van mag geven. Maar ik vind ook dat de Burgemeester, al was het maar vanwege zijn taak in de openbare orde, daar een rol in heeft. En vanuit strafrechtelijk oogpunt heeft de driehoek de taak om daar naar te kijken.
(De heer VAN POELGEEST: Ik heb nog één vraag. Creëert het woord “geitenneuker” ook een klimaat waarbij Marokkanen makkelijker kapot kunnen worden geschoten?)
  Nee. Ik denk dat niemand bij dat woord de neiging heeft iemand anders te doden. Maar los daarvan wil ik er geen misverstand over laten bestaan dat het een knap beledigend woord is. Daar zijn we het in ieder geval over eens. Ik kom daar straks op terug. En als ik naar de spandoeken kijk die nu zijn weggehaald, dan is er een aantal spandoeken bij dat, wat mij betreft en wat de VVD betreft, terecht is weggehaald. Niet vanwege een beperking van de vrijheid van meningsuiting en niet omdat ze beledigend of smadelijk zijn. Dan dien je een klacht in en dan beslist de rechter. Maar wel omdat ze in het grijze gebied zitten, laat ik dat nadrukkelijk stellen, waarbij je kunt zeggen dat daarmee een klimaat van geweld kan worden bevorderd. Er zijn echter ook spandoeken die wat mij betreft hadden moeten blijven hangen. Spandoeken met “Rita oprotten”. Dat moet kunnen.
(De heer HAFFMANS: Ik had een interruptie, maar ik ben hem bijna kwijt door dat gewapper. Ik ben haar echt kwijt. Ik kom er nog op terug.)
(De VOORZITTER: Dan ziet u hoe effectief wapperen kan zijn.)
(De heer HAFFMANS: Ik kom er nog op terug, dus waarschijnlijk is het helemaal niet effectief.)
Er zijn spandoeken die wat ons betreft, hadden moeten blijven hangen. “Rita oprotten” moet kunnen. Net zo goed als “Cohen oprotten” moet kunnen.
(De BURGEMEESTER: Die zijn tot mijn vreugde ook niet weggehaald.)
  Volgens mij zijn er spandoeken geweest, meneer de Burgemeester, waarvan ik vind dat ze niet in beslag genomen hadden moeten worden. We hebben in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel de voorbeelden gehad. Op weg hierheen kwam ik langs de kazerne waar al maandenlang spandoeken tegen de Burgemeester hangen. Als ik dat thuis had gedaan, dan weet ik zeker dat ik inmiddels al precario had moeten betalen. Daar hangen al maandenlang spandoeken waarop staat “Cohen, wie laat hem ontbranden?” U hoeft alleen maar de naam Cohen te vervangen door Verdonk en dan staat er “Verdonk, wie laat haar ontbranden?” Wij vinden dat dit moet kunnen in deze stad, want die spandoeken hangen al een tijdje. Ik vind het erg op de grens, maar hij moet blijkbaar kunnen, want hij hangt nog steeds. Er is dus een aantal spandoeken in mijn ogen onterecht weggehaald. Van een aantal andere spandoeken kan ik mij voorstellen dat de Burgemeester er in overleg met de driehoek voor heeft gekozen ze weg te halen.
(De heer HAFFMANS: U zegt dat smaad geen goede reden is om spandoeken weg te halen. Dat was wel de titel waarop dat gebeurde. Vindt u dat, als de Burgemeester die weghaalt of als de officier van Justitie tot vervolging overgaat, deze niet smaad ten laste moet leggen, maar aanzetten tot haat? Daar hebt u het dan over. Bijvoorbeeld dat “Verdonk moordenaar” aanzetten tot haat is en dat de rechter dat moet toetsen. Dan zie ik het met nog meer vertrouwen tegemoet. Mijn tweede vraag is: waarom mag je Mohammed wel een pedofiel noemen, maar Verdonk geen moordenaar? Een dergelijk spandoek is ook in beslag genomen en gevels zijn van gemeentewege overgeschilderd. Vindt u dat terecht?)
  De laatste vraag beantwoord ik met “nee”. En wat de eerste vraag betreft, als ik voor de keus had gestaan waar de Burgemeester voor stond, dan had ik smaad en belediging niet als argument gebruikt om de spandoeken weg te halen. Ik had echter wel het argument gebruikt van het grijze gebied waarin een klimaat kan ontstaan et cetera. Op grond van dat argument had ik tegen de Politie kunnen zeggen: haal een aantal spandoeken weg. Verder liggen er nu volgens mij smaadklachten en beslist vervolgens de rechter of het smaad is of niet. Mijn mening is dat sommige dingen absoluut smaad zijn.
(De heer HAFFMANS: Het gaat nog iets verder dan dat. Als u zegt dat smaad wat u betreft eigenlijk geen reden mag zijn om spandoeken weg te halen, dan krijgen we nu hopelijk zoveel mogelijk procedures over wat nu wel en niet mag. Die zijn allemaal op grond van de titel smaad en wat de rechter ook zegt, terecht of onterecht, dan vindt u nog dat die spandoeken allemaal moeten blijven hangen, want aanzetten tot haat is niet door de rechter bewezen.)
  In voorkomende gevallen, wanneer er in deze stad zeer onsympathieke teksten hangen over u en mij, al zullen wij die eer voorlopig nog wel niet hebben, zouden die wat mij betreft niet weggehaald moeten worden.
 
  De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Poelgeest.
 
 De heer VAN POELGEEST: Ik wil eerst iets zeggen over de woorden die raadsleden wel of niet mogen kiezen. Je mag niet zeggen dat mensen liegen.
(De BURGEMEESTER: Je mág alles. Het gaat hier echter niet over mogen, maar over de manier waarop.)
  Ik snap dat wel, maar dat betreft meer de kwestie van parlementair taalgebruik zullen we maar zeggen. Het argument dat u er voor geeft, vind ik niet zo goed. Namelijk dat de Politie zulk moeilijk werk doet. Dat doen mensen bij de junkenopvang ook. De Politie is wat dat betreft niet anders dan andere gemeentelijke diensten en verdient daarom geen andere bejegening dan andere ambtenaren.
(De BURGEMEESTER: Dat ben ik niet met u eens. U moet ook niet uitvlakken welk effect het heeft als in de Gemeenteraad op deze manier over de Politie wordt gesproken. Want het is juist de Politie die de orde in de stad moet bewaren. De Politie staat op dat gebied voor een buitengewoon moeilijke klus. U hebt gelijk dat dat ook voor anderen in de gemeente geldt, maar dat geldt bij uitstek voor de Politie. Elke agent kan op straat op elk moment met dat soort dingen geconfronteerd worden, die heeft een buitengewoon lastige taak. En ik vind dat dat wel degelijk verdisconteerd mag worden in de manier waarop in de Raad over de Politie gesproken wordt. Dat laat onverlet dat er gewoon gesproken kan worden over de vraag of iets goed is verlopen of niet goed is verlopen. De manier waarop vind ik daarbij echt vitaal.)
  Daar moeten we een andere keer dan over praten, maar ik vind echt niet dat de Politie een status aparte verdient. Er zijn genoeg andere mensen die voor deze gemeente werken die ook hartstikke moeilijk werk doen.
(De BURGEMEESTER: Dat heb ik niet ontkend.)
  U doet wel alsof wij milder zouden moeten oordelen over de Politie omdat zij zulk moeilijk werk doet. Die suggestie ligt althans in uw woorden.
(De BURGEMEESTER: Nee. Anderen binnen de gemeente doen dat ook. Ik vind dat die op precies dezelfde manier behandeld moeten worden. Die verdienen het ook om binnen de Gemeenteraad met respect behandeld te worden.)
  Dat laatste ben ik met u eens, maar er lag een andere suggestie in uw woorden.
(De BURGEMEESTER: Dan hoop ik die nu weggenomen te hebben, want dat was absoluut niet mijn bedoeling.)
 Die hebt u weggenomen.
Dan wat betreft de actie zelf. Dat is een beetje een herhaling van zetten van donderdag 10 november 2005. Ik denk dat het belangrijk is om voor ogen te houden dat er iets bijzonder heftigs is gebeurd. Er zijn elf mensen levend verbrand. Mensen wier lot in handen van de overheid lag. Die ging over dat centrum op Schiphol. Dat roept grote emoties in de samenleving op. Dat zien wij terug op die spandoeken. En ik vind dat daarbij heel veel moet kunnen. Dat misschien wel bijna alles zou moeten kunnen. Een overheid die dan spandoeken van de gevel gaat afhalen, laadt de verdenking op zich dat ze bepaalde dingen niet wil horen. Dat bepaalde emoties die in de stad aanwezig zijn, niet zichtbaar mogen worden gemaakt. Daarom vind ik het geen juiste actie en ik vind het ook een domme actie. De heer Haffmans heeft dat net ook heel duidelijk gezegd. De hele stad hangt inmiddels vol met die spandoeken. Het is dus ook contraproductief. Inmiddels is duidelijk dat alle berichten over de dreigende situatie, over de kogel, overdreven zijn. Ik ben het met de heer Asscher eens dat het kabinet het zich wel mag aantrekken dat dit verhaal de wereld in is geholpen. Dat is zeer onzorgvuldig geweest en een enorme misser. Het is nu duidelijk dat dat niet aan de orde is, en mijn vraag aan de Burgemeester is: bent u bereid om die beleidslijn, of wat het ook is, nu weer terug te draaien? Er is immers geen sprake meer van die dreigende situatie. Dat lijkt mij de logische consequentie van de argumenten die u zelf hebt gehanteerd. Daarnaast denk ik dat het verstandig is om verder te praten over de manier van optreden van de Politie op het moment dat de rapportage klaar is. Ik wil u wel zeggen dat het er bij onze fractie alle schijn van heeft dat men over grenzen heen is gegaan. Alleen weten we dat nog niet zeker. De heer Van der Burg sprak over het creëren van een klimaat. Ik vind dat veel wankeler. Wie maakt dat uit? Welk klimaat? Wie creëert? Dat laadt helemaal de verdenking op je dat je als overheid je onwelgevallige dingen uit de openbaarheid probeert te houden, omdat die een onwelgevallig klimaat zouden scheppen. Dat lijkt me geen zinvol criterium.
(De heer H.H.G. BAKKER: U hebt het over dat klimaat, maar u bent toch hoop ik wel van mening dat met dergelijke leuzen een klimaat wordt geschapen waarin het aanzetten van haat tegen Verdonk toch alleen maar gestimuleerd wordt?)
  Ik denk dat u precies aangeeft waarom het criterium wankel is en waarom je dat niet moet doen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Limmen.
 
 De heer LIMMEN: Wij hebben ook in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel gezegd dat wij ons goed kunnen voorstellen dat de Burgemeester deze beleidslijn heeft ingezet op basis van de feiten die toen bekend waren. Er is een wereld van verschil tussen een vogel of een kogel tegen je raam. Wij kunnen ons dus voorstellen dat dit heel serieus werd genomen en dat op grond daarvan deze maatregelen zijn genomen.
(De heer VAN POELGEEST: Voordat u verder gaat, wil ik u iets vragen over dat kogelincident. Vindt u ook niet dat het zeer onzorgvuldig was dat ministers naar buiten hebben gebracht dat het wellicht een kogel zou kunnen zijn, terwijl dat nog niet met zekerheid vaststond?)
  Ik kijk daar als volgt tegenaan. Ik vind dat er impliciet in zit: ze hebben dat naar buiten gebracht om een bepaalde sfeer te scheppen. Ik vind dat die suggestie een beetje onder dat debat ligt. Daarom heb ik me daar niet in gemengd. Ik kan wel met u concluderen dat, als achteraf blijkt dat het om een vogel ging en niet om een kogel, het prettig was geweest als dat eerder bekend was geweest. Maar dat vind ik een kwestie van uitvoering. Ik vind dat niet iets is waar je politieke uitspraken over moet doen.
(De heer VAN POELGEEST: Meneer Limmen, het is nogal wat als in dit land op bewindspersonen wordt geschoten als ze in hun werkkamer zitten. Dat zijn heftige berichten. Dat breng je toch pas naar buiten als je dat zeker weet? Je weet toch wat dat voor maatschappelijke impact heeft?)
  Ik ga er vanuit dat, op het moment dat men dat naar buiten bracht, men voor 100% ervan overtuigd was dat het zo was. Als men op dat moment had getwijfeld tussen een vogel en een kogel, dan denk ik niet dat het op deze manier naar buiten zou zijn gebracht. Dat is achteraf gezien niet gebeurd en dat is inderdaad spijtig. Wij hebben goed geluisterd naar de achterban van meneer Haffmans, de krakers, die hebben aangegeven dat ...
(De heer HAFFMANS: Hier maak ik bezwaar tegen. Ik maak er bezwaar tegen dat u alle krakers tot mijn achterban rekent. Dank u wel. Maar het waren niet alleen krakers. Het waren gewoon huurders, mensen, bewoners die een spandoek aan hun woning hebben gehangen.)
 Dan feliciteer ik u met uw bredere achterban.
Wij hebben die verhalen zeer serieus genomen. Wij vinden het daarom ook goed dat het onderzocht wordt. Het kan inderdaad niet zo zijn dat mensen als ze braaf op hun bank zitten te wachten een klap in hun gezicht krijgen. Dat nemen wij heel serieus. Wat ik echter ook heel serieus neem, is de manier waarop u op donderdag 10 november 2005 in die commissie gesproken hebt, en ook de manier waarop u dat vandaag weer hebt gedaan. U zegt hier dat er te weinig vertrouwen is in de Politie. U spreekt in tegeltjeswijsheden, vertrouwen komt te voet en gaat te paard, terwijl u tegelijkertijd eventjes uit uw mouw schudt dat de Burgemeester de Politie niet onder controle heeft. Ik vind dat u daarmee een hele grote verantwoordelijkheid op u neemt, juist voor het vertrouwen van burgers in diezelfde Politie. Ik vind dat u daarin best uw toon wat zou mogen matigen.
(De heer HAFFMANS: Ik heb gezegd dat ik mij afvraag of de Burgemeester de Politie onder controle heeft. Dat lijkt mij een legitieme vraag, zeker na dit verhaal en ik kan er nog een paar noemen. En wat de woordkeuze betreft, als ik hoor dat wie dan ook een leugen vertelt, hoe moet ik dat dan volgens u omschrijven?)
  Op het moment dat de commissaris of de plaatsvervangend commissaris iets zegt waarvan u denkt dat het niet klopt, dan kunt u zeggen: volgens mij klopt dat niet en misschien bent u verkeerd geïnformeerd. Dan hebt u exact hetzelfde gezegd. Als u zegt: u liegt, dan zegt u impliciet …
(De heer HAFFMANS: Nee, het is niet zo dat ik dacht dat het niet waar was. Ik hoorde hem dingen zeggen waarvan ik met eigen ogen heb gezien dat het niet zo wás. En dat is nogal erg, juist omdat de Politie moet werken op basis van vertrouwen. Zij heeft het geweldsmonopolie. Dan vind ik het des te erger als een woordvoerder van de Politie liegt.)
  Ik ben het met u eens dat het ernstig is als de waarheid niet wordt gesproken. Dat ben ik helemaal met u eens. Maar u zegt dat er bewust onwaarheid is gesproken terwijl men anders weet. En het kan zo zijn, en dat vind ik het verschil, dat degene die daar namens de Politie zit, op een bepaalde manier is voorgelicht die wellicht niet correct is. Dan kunt u voor zo iemand het respect opbrengen om te zeggen: misschien bent u verkeerd voorgelicht. Dat vind ik een heel andere manier van praten.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Alberts.
 
 Mevr. ALBERTS: Er is al veel gezegd. Ik wil een paar dingen herhalen en ik wil daar nog een vraag aan toevoegen. Wat de context betreft, heeft de heer Van Poelgeest gezegd dat u anders had kunnen handelen toen duidelijk werd dat er iets anders met het raam van mevrouw Verdonk was gebeurd. Dus wil ik deze vraag aan de Burgemeester herhalen: wordt er nu anders gehandeld? Dat vind ik wel belangrijk om te weten. Het kan zijn dat het ministerie overhaast en overspannen heeft gereageerd op het feit dat er een ruit kapot was gegaan en dat iemand vergeten was om na te denken hoe dat naar buiten gebracht moest worden. Zo heb ik het namelijk geïnterpreteerd. De context is trouwens ook de kwestie waarbij mensen verbrand zijn. Nu blijkt inmiddels dat de waarschuwingen van de brandweer door Justitie in de wind zijn geslagen. Ik heb daar in de commissie ook vragen over gesteld. Dat vind ik nogal wat. We moeten ook niet vergeten dat mensen daar op reageren. Op die vraag wil ik in ieder geval antwo ord. Verder is het zo dat er een rechtszaak gaat komen waarin getoetst wordt of er sprake is van smaad. Ik kan me voorstellen dat degene die de aanklacht indient, ongelijk krijgt en dat er dus geen sprake is van smaad. Dan is vervolgens de vraag over de in beslag genomen materialen aan de orde. Krijgen de gedupeerden de materiaalkosten vergoed? Ik trek een parallel, want ooit is onterecht iets van een SP’er in beslag genomen. Die heeft dat achteraf gewoon vergoed gekregen. Ik vind het dus interessant om daar antwoord op te krijgen. Ik wacht het politierapport af, hoewel ik het wel vervelend vind om te zien dat één van de twee kiftende partijen, de mensen die de spandoeken kwijt zijn en de mensen die ze in beslag hebben genomen, nu het verhaal gaat schrijven. Dat blijft een beetje tricky, en het liefst had ik eigenlijk gezien dat, om deze hele discussie uit de wereld te helpen, er meteen al een onafhankelijk onderzoek was aangekondigd. Ik denk dat dat het meest verstandige is. Dan ben je ook meteen van dat gedonderjaag af. Ik denk ook dat we in dit hele verhaal inmiddels geleerd hebben dat het voor alle partijen, of dat nu het ministerie is of het Openbaar Ministerie of wie dan ook, verstandig is om met verstand te reageren. Meneer Van der Burg is zijn verhaal kwijt en denkt dat hij nu weer wat anders kan gaan doen. Ik ga er niet op in, maar ik heb u ook dingen horen zeggen waar we gemakkelijk drie uur ruzie over kunnen gaan maken. Doe dat nu niet. Als u zegt dat er een sfeer wordt geschapen, dan zou ik zeggen: doe daar dan ook niet aan mee.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel.
 
  De heer MANUEL: Fijn dat ik ook even mag meedoen in de Jupijn Haffmans show. We hebben het hier over de vrijheid van meningsuiting versus wat ons betreft respect en fatsoen jegens een medemens. Dat is altijd een lastige afweging. Wat je zegt of wat je in een column schrijft, is wat anders dan wat je op een spandoek tentoonstelt. Wij hebben dan ook begrip voor het handelen van de Burgemeester. We hebben immers een Burgemeester van wie vaak wordt gezegd dat hij alleen maar bezig is met pappen en nathouden. Nu stelt hij eindelijk eens een keer een grens, en dan valt weer de hele Raad over hem heen.
(De BURGEMEESTER: Misschien wilt u dat “eindelijk” even tussen haakjes zetten.)
  Eindelijk tussen haakjes, op uw verzoek, uiteraard. Het valt ook niet te ontkennen dat uw actie enigszins contraproductief heeft gewerkt. Toch hebben wij begrip voor uw handelen. De zaak is nu onder de rechter en wij wachten met belangstelling de uitspraak van de rechter af, net als de rapportage van de Politie zelf. Op dit moment wil ik er eigenlijk niet meer over zeggen. We hebben er uitvoerig over gesproken in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel en daar hebben we ook allemaal ruimschoots de tijd voor genomen en gekregen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: We kunnen wel zien dat we vandaag met diverse milieupartijen te maken hebben, gezien de vraag over de teruggave van de spandoeken. Dat vind ik wel bewonderenswaardig. Ik zie dat meneer Haffmans ook denkt aan hergebruik van de spandoeken. Dat vind ik dus wel een mooie zaak. Sommige teksten die op de spandoeken verschenen zijn, vinden wij ronduit smakeloos. We praten hier in de Raad over normen en waarden, over demonisering, over polarisering, waarbij iedereen het hoogste woord voert. Ook deze man was voor de vrijheid van meningsuiting. We weten allemaal goed waar dat toe geleid heeft. Meneer Fortuyn werd door verschillende partijen gedemoniseerd, met als gevolg de dood van meneer Fortuyn, en ik durf dat hier rustig te zeggen. Ik vind dus dat we uiterst voorzichtig moeten omgaan met teksten die op spandoeken vermeld staan. Daar komt nog eens bij, en ik vind dat de Burgemeester daar een punt heeft, dat de Politie in deze stad als een onbetrouwbaar apparaat wordt neergezet. Nu heb ik ook wel eens een meningsverschil met de Politie, maar dat is geen reden om haar meteen te betitelen als onbetrouwbaar en haar voor leugenaar uit te maken. Ik zie het straks alweer voor me bij de gordelcontrole, agenten worden allemaal voor leugenaar uitgemaakt. En daar draagt u aan bij, meneer Haffmans, terwijl we in deze stad juist bezig zijn om de boel bij elkaar te houden en op grond van normen en waarden respectvol met elkaar om te gaan. Of er nu sprake is van smaad of dat, zoals mevrouw Alberts zegt, de kogel verkeerd is geïnterpreteerd, ik had wel eens willen zien wat er was gebeurd als mevrouw Verdonk wel te grazen genomen was. Het is kwalijk dat ik dit zeggen moet, maar ik durf hier te zeggen dat we allemaal weer in de optocht hadden meegelopen en hadden gezegd dat we het zo vreselijk vinden dat we deze kant opgaan. De verharding van de maatschappij, meneer Haffmans, begint hier in de Gemeenteraad en u geeft het verkeerde signaal naar buiten. Als u zegt dat alle Amsterdammers daar achter staan, dan kan ik u zeggen dat u in uw eigen sprookjes gelooft.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Ons duoraadslid heeft in de commissie gehoord wat de Politie heeft willen doen. Er is nog een vraag niet gesteld. Het is niet zozeer de vraag of de Burgemeester de Politie in de hand heeft, maar kan het zijn dat er iets te nerveus gereageerd wordt? Kan de Burgemeester daar iets over zeggen? Wordt er een extra controle ingebouwd? Er is van alles gebeurd, mensen zijn nerveus. U hebt zelf wel eens gezegd dat u hier een College van raspaardjes hebt waarbij wel eens wat fout gaat. Zo zie ik dat ook in het geval van de Politie. Daar kan ook wel eens iets verkeerd gaan. Hebt u het goed in de hand?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan Burgemeester Cohen.
 
 De BURGEMEESTER: De heer Van Poelgeest is vandaag, evenals de vorige keer, begonnen met de aanleiding van dit alles. Ik vind ook dat hij daar groot gelijk in heeft. Elf mensen zijn levend verbrand. Het is verschrikkelijk dat dat gebeurd is en ik vind het ook buitengewoon voorstelbaar dat mensen daar heftig op reageren. Als ook maar in de verste verte de suggestie gewekt zou zijn, dat met het weghalen van enkele spandoeken de overheid zou willen dat daar niet op gereageerd zou mogen worden, dan werp ik dat verre van mij. Dat klopt ook niet, en dat weet de heer Van Poelgeest ook. Want als dat het geval was geweest, dan waren heel veel spandoeken weggehaald. Dat is dus niet gebeurd. Het ging juist om die spandoeken waarvan de driehoek, en in het bijzonder de officier van Justitie die daarover gaat, vond dat daarbij sprake was van smaad. Ik hoor dat sommigen in de Raad daar anders over denken. De heer Asscher heeft het over een lijn die iets te strak getrokken is. Ik vind het allemaal erg interessant wat de Raad daarvan vindt, maar ik constateer twee dingen. In de eerste plaats dat, op het moment dat gehandeld moest worden, de driehoek die taak had. Daar kun je even over nadenken, maar ook weer niet zo verschrikkelijk lang. En vervolgens kan daar over geoordeeld worden door de enige die daar over gaat, en dat is de rechter. Ik hoop dat dat ook gebeurt. Daar heb je inderdaad verdachten voor nodig, en die zullen er dus ook moeten komen. Ik denk dat het niet voldoende is, meneer Haffmans, als iemand zegt dat hij Jupijn heet. Daar moet een complete naam bij, dus ik hoop dat degenen van wie die spandoeken waren, dat ook doen. Gegeven de wat gespannen relatie die er inderdaad is tussen in ieder geval de krakers en de Politie, moeten we hier ook weer niet doen of je even aanbelt en dan gezellig zegt: hoor eens, mag ik dat spandoek terug. En als je dat niet krijgt, dat je dan een trapje pakt en dat spandoek krijgt. Nee, de Politie weet ook dat het in die omstandigheden veel heftiger aan toe kan gaan en dat weet u ook. Dat is niet genoemd door de insprekers, maar dat is natuurlijk ook een feit. En het is ook een feit dat, als de Politie daar binnen is, de onheuse termen in de richting van de Politie ook niet van de lucht zijn. De term “fascistisch zwijn” wordt daar maar zo even geroepen en daar probeert de Politie dan heel rustig op te reageren. Dat je daar wel eens een keer van overloopt, is niet goed, maar wel voorstelbaar. Dat is de andere kant van de zaak die vast niet in het feitenrelaas aan de orde zal komen, maar dat gebeurt natuurlijk ook.
(De heer VAN POELGEEST: Dit snap ik allemaal. Het gaat over en weer tamelijk hard, maar er waren ook berichten over het inzetten van pepperspray die door een brievenbus werd gespoten. Dat is van een andere orde. Dat bent u toch met mij eens?)
  Ik vind dat dat uitgezocht moet worden. Laten we dat maar gewoon bekijken. Ik heb u net in eerste termijn ook al gezegd: er is het perspectief van de één en het perspectief van de ander, en we zien wel hoe dat er uitziet. Maar dat je dat rustig met een trapje kunt doen, vind ik echt een voorstelling van zaken die ook niet overeenkomt met de werkelijkheid. Dat moet je dus ook niet doen. De heer Haffmans zegt terecht dat het een kwestie van vertrouwen is. Als je constateert hoe dat op dit ogenblik ligt, dan vind ik dat er aan alle kanten naar gestreefd moet worden dat dat vertrouwen er is. Als het er nu in onvoldoende mate is, dan moet het er wel weer komen. Dat komt niet van één kant. Dat komt van twee kanten. Ik heb de indruk dat je dan niet alleen naar de Politie moet kijken. Het lijkt mij van belang om dat nog eens te zeggen. Dan kunnen we wel zeggen dat er een reçu moet komen, wat mij betreft, en ik herhaal het nog maar eens, is mij er veel aan gelegen dat die zaak gewoon voor de rechter komt en dat dat bekeken wordt. Ik denk dat dat ook de kwestie waar we nu over praten, overstijgt. Het zou goed zijn als dit ogenblik in de nog steeds bestaande verwarring in de samenleving, op dat punt weer eens richtlijnen komen over wat wel en niet mag. We hebben het dan heel snel over de vrijheid van meningsuiting en over wat wel en niet kan. Maar er zit ook nog een andere dimensie aan en daar heeft mevrouw Alberts volkomen terecht op gewezen: hoe gaan wij met elkaar om? Doen wij dat met verstand? Of zeggen wij: vrijheid van meningsuiting, alles kan, en dan krijg je die korte lontjes. Als dit debat, met alles wat daaromheen gebeurd is, alles wat daarbij verstandig en niet verstandig is geweest, wel en niet goed of fout is gegaan, eraan bijdraagt dat iedereen even stilstaat en nadenkt waarmee hij bezig is, dan zou dat helpen. En dat allemaal in het licht van wat er allemaal aan ten grondslag lag en dat is dat er elf mensen levend verbrand zijn. Dat is verschrikkelijk en daar raakt iedereen ook terecht opgewonden over. En dan nog blijft de vraag: hoe gaan wij met die opgewondenheid om? En als dit debat dat oplevert, dan ben ik in het geheel niet teleurgesteld, meneer Haffmans.
(De heer HAFFMANS: Komt er nog een tweede termijn?)
De VOORZITTER: Ik heb het voornemen om na de bijdrage van de Burgemeester voor te stellen om over de moties te gaan stemmen. Mocht er behoefte zijn aan een tweede termijn, dan is mijn voorstel om daarin uitsluitend over de moties zelf te beraadslagen en geen wijdlopige beschouwingen over staatsrechtelijke onderwerpen meer te houden.)
(De heer HAFFMANS: Dan heb ik een interruptie om een tweede termijn te voorkomen. Begrijp ik het goed dat de Burgemeester dan nog steeds niet bereid is om op de plekken waar een spandoek is verwijderd, een soort ontvangstbewijs te overhandigen, desnoods door de brievenbus? Vertrouwen moet van twee kanten komen, maar er hebben zich mensen op het bureau gemeld, met een identificatiebewijs, en die zijn weggestuurd. U vraagt nu om dat nog een keer te doen. Juist als vertrouwen van twee kanten moet komen, moet in dit geval ook dat gebaar gemaakt worden. Dan moet gezegd worden: we gaan de panden langs waar spandoeken zijn verwijderd, en we geven die mensen een schriftelijk bewijs dat dat ook is gebeurd.)
  Ik kan mij niet zo heel veel voorstellen bij een schriftelijk bewijs. Wat moet je dan doen? Hier aan de Bilderdijkstraat nummer zoveel is een spandoek in beslag genomen, dat doe je in de brievenbus en dan? Zo werkt dat niet. Dan moet je een naam hebben. Als u dat op deze manier wilt, dan zal dat aangetekend moeten worden. Waar het om gaat, en daar zit voor mijn gevoel uw belang en mijn belang, is dat de teksten van de spandoeken die verwijderd zijn, voor de rechter komen en dat daar een uitspraak over komt. En wat mij betreft gaat het dan vooral om de spandoeken die door de driehoek terecht zijn weggehaald, waarvan de officier van Justitie in elk geval van mening is dat er sprake is van smaad en hij dat wil vervolgen. Gevallen waarin spandoeken ten onrecht zijn weggehaald, hoeven niet voor de rechter te komen, want daarvan weten we dat het ten onrechte was. Het gaat wat mij betreft om twee spandoeken: “Rita moordenaar” en “Elf illegalen verbrandt, Rita bedankt”.
(De heer H.H.G. BAKKER: Ik heb een vraag bij wat de Burgemeester zegt. U zegt dat die spandoeken vernietigd zijn, maar hoe zit het dan met bewijsmateriaal?)
  Als vaststaat van wie die spandoeken waren, kan tegen hen een proces worden gevoerd. Ik ga daar echter niet over, dat doet de officier van Justitie. Die kan tegen de betreffende personen proces-verbaal opmaken en de zaak voor laten komen. Zo zou het kunnen gaan. Maar nogmaals, ik ga daar niet over, dat is de officier van Justitie.
  Tenslotte het feitenrelaas. Daarvan hebben zowel mevrouw Alberts als de heer Haffmans gezegd dat het maar door één partij wordt opgesteld. Dat is ook terecht. De andere betrokkenen hebben hun verhaal al gehouden. Nu gaat het erom wat het verhaal van de Politie is. Laten we daarnaar kijken. Vervolgens kunnen er allerlei dingen gebeuren, en ik denk dat het onverstandig is om daarop vooruit te lopen.
(De heer VAN POELGEEST: Ik heb nog een vraag gesteld over het intrekken van de beleidslijn nu er geen dreigende situatie meer is.)
  U hebt het nu opgewaardeerd tot een beleidslijn. Het ging om de feiten waarmee we op dat moment geconfronteerd werden. Je zult telkens opnieuw die feiten moeten beoordelen. Als de feiten anders zijn, dan oordeel je anders, of niet?
(Mevr. ALBERTS: De feiten zijn nu anders. Dat betekent dus dat er ook andere beslissingen worden genomen. Klopt dat? Of hebt u het daar nog niet met elkaar over gehad?)
 Ik denk dat u dat wel gemerkt hebt.
 
 De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslagingen hiermee af te ronden en de moties in stemming te brengen. Gaat de raad daarmee akkoord?
 
  De discussie wordt gesloten.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker voor een stemverklaring.
 
 De heer H.H.G. BAKKER (stemverklaring): Wij zullen beide moties niet steunen.
 
Aan de orde is de stemming over motie nr. 685.
 
De motie-Haffmans (nr. 685) wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
 De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de fracties van Amsterdam Anders/De Groenen, GroenLinks en de SP zich voor de motie hebben verklaard.
 
Aan de orde is de stemming over motie nr. 686.
 
De motie-Haffmans (nr. 686) wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
 De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de fracties van Amsterdam Anders/De Groenen, GroenLinks en de SP zich voor de motie hebben verklaard.
 
 De VOORZITTER : Hiermee is de interpellatie afgerond. Ik schors de vergadering en daarna gaan wij beginnen met de Algemene Beschouwingen.
 
 De VOORZITTER schorst de vergadering.
 
 De VOORZITTER heropent de vergadering.
 
 
 6
  Algemene en Financiële Beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2006; resultaatgebiedsgewijze bespreking van de begroting 2006.
 
Hierbij worden betrokken:
 
-   Het raadsadres van de heer J. van Wijk, namens de stuurgroep van het project Zorg en Intercultureel Personeel (ZIP), van 18 oktober 2005 inzake de toekomst van het project Zorg en Intercultureel Personeel en de raadsadressen, vermeld onder 10 t/m 13 bij agendapunt 4 van deze vergadering.
 
  Het presidium wordt overgedragen aan Burgemeester Cohen.
 
  De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Asscher.
 
  De heer ASSCHER: Ik verzoek u uw collega’s even binnen te halen. Hulde aan mevrouw Maij en mevrouw Griffith, maar ik mis nog een paar leden.
 
De VOORZITTER schorst de vergadering.
 
 De VOORZITTER heropent de vergadering.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Asscher.
 
 De heer ASSCHER: Fijn om u hier allemaal compleet te zien. De Algemene Beschouwingen zijn hét moment om stil te staan bij onze politieke missie voor de stad. Het is ook een ontzettend mooi moment om met elkaar als Raad te beleven. In 1935 schreven onze voorgangers, dat wil zeggen de voorgangers van de PvdA hier, in het Plan van de Arbeid dat ons eerste doel moest zijn: bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil voor iedereen. Beschouw die sociaal-democratische missie niet te snel als materialistisch, want ook toen was de gedachte dat minimale welvaart nodig is voor sociale onafhankelijkheid. Het gaat ook om ontplooiing van talenten, het gaat ook om deelhebben aan de cultuur. In de Weg naar de vrijheid uit 1951 staat niet voor niets als leidend beginsel geschreven: vrijheid en ontplooiing voor eenieder. De overheid heeft daarbij een heel belangrijke rol. De rol om mensen in staat te stellen om ook echt van die vrijheid gebruik te maken. De wet is hoeder van de vrijheid. Je ziet dat tegenwoordig veel moderne socialisten op die beginselen teruggrijpen. Neem bijvoorbeeld Femke Halsema. In de jaren negentig van de vorige eeuw leek het ideaal van bestaanszekerheid voor iedereen binnen handbereik. Helaas is die opgave weer helemaal terug. We vertalen het nu als het recht op een fatsoenlijk bestaan. En voor Amsterdam betekent dit: streven naar een stad waarin iedereen bestaanszekerheid heeft, waarin iedereen kan meedoen, waarin iedereen zijn talenten ontplooit en deel kan hebben aan de rijkdom en de cultuur van deze stad. Dat is dus ook de bijdrage die wij verwachten van een College waar de Partij van de Arbeid aan deelneemt. Dit is de laatste begroting van dit College, de afscheidsbegroting, en we kunnen nu eindelijk de balans opmaken van wat het heeft gebracht. Wat met zoveel rumoer is begonnen met Oudkerk en Dales, en wat nu eindigt in zove el rustige betrokkenheid van Griffith en Aboutaleb. In de Eerste Kamer geven de leden elkaar een hand voor de vergadering. Dat is een gewoonte die is overgebleven uit de tijd dat in die Kamer nog oudere en nog grijzere heren zaten dan nu. Ze wisten dus nooit zeker of de volgende keer iedereen er nog wel bij zou zijn. Op diezelfde manier verdient u allen een persoonlijke afscheidshanddruk.
  Ik begin bij wethouder Van der Horst. Wij vinden u een vakbekwame bestuurder. U hebt last van machogedrag in de Raad, en toch mogen we u. U hebt een hekel aan vergaderen, maar u vergadert wel de metrolijn onder de stad door. En u spreekt vol trots over al die schepen die langs de Ceresterminal varen. En wie weet gaan ze ook nog een keer aanleggen.
  Hester Maij, toch de wethouder van piepende trams en krakende constructies. Het GVB is echter de afgelopen jaren wel uit het financiële dal gekropen en daarvoor verdient u een groot compliment. Zelfs de schonere lucht komt inmiddels in beeld.
  Wethouder Griffith, de allernieuwste formidabele VVD-wethouder voor Financiën. De derde in drie jaar. En soms hoor je hier in het gebouw de echo van Frits nog galmen: somber, somber, somber. Wij waarderen de positievere stijl van Laetitia Griffith. Zeker als u ook aan de ex-collega’s in Den Haag wilt uitleggen wat er nu zo somber was aan die oude begroting.
  Wethouder Belliot. Hannah Belliot heeft op cultuurgebied ongelooflijk veel knopen doorgehakt. Het verschil tussen stilstand en vooruitgang. Het Stedelijk Museum is wat dat betreft een symbool van uw daadkracht. Toch zijn uw verdiensten op het gebied van de zorg misschien nog groter. Minder opgemerkt in deze Raad, maar nog groter voor de stad. Types als bulldozer-Belliot zijn zeldzaam in de politiek. Wij zullen u missen en wij vinden het ontzettend jammer dat u besloten hebt om het hier voor gezien te houden.
  Wethouder Stadig, wat een gebouwen: de bibliotheek, het muziekgebouw, de archipel van woningparadijsjes op het IJ. Twaalf jaar besturen met de mentaliteit van een bergbeklimmer. Zorgen dat je altijd net genoeg zuurstof hebt, maar wel boven komen. Onderweg stort de woningmarkt in, onderweg komen er grote tegenvallers in de begroting, maar u bleef bouwen. En u lijkt toch de doelstelling van 16.000 huizen in aanbouw te gaan halen.
  Wethouder Aboutaleb, de Sociale Dienst lijkt eindelijk op orde. De werkloosheid komt onder controle. De onderwijsgebouwen worden één voor één opgeknapt. Maar u bent nog veel belangrijker als levende brug tussen bevolkingsgroepen in deze stad. Dat is ook iets om trots op te zijn.
  Burgemeester Cohen tenslotte. Het wordt veiliger, u krijgt driemaal daags een internationale prijs voor iets wat in wezen elke burgemeester hoort te doen, maar slechts weinigen blijkbaar kunnen: de boel bij elkaar houden. Amsterdam houdt van deze Burgemeester, en dat is terecht.
  Ik ga onze Raad natuurlijk niet recenseren. Daar is de kiezer voor. Maar ik ben wel trots op de resultaten van mijn fractie. Veel voorstellen op het gebied van onderwijs, werk, veiligheid en wonen. De Voorjaarsnota 2003 met heel veel extra geld voor werkgelegenheid en schoolgebouwen. En afgelopen voorjaar de voorstellen die extra geld naar kinderen sturen. Over de bonnetjesaffaire wil ik eigenlijk niets meer zeggen. Het kan niet zo zijn dat het onze bestaansreden is om hier elke keer aan Mokum Mobiel de basisbeginselen van integriteit uit te leggen. Dat is zonde van onze tijd.
  Wat moet je zeggen over de resultaten van dit College? Eerst komt het wachten, het verheugen, leunend tegen lage muurtjes. Dan komt het voorgevoel van: hoe nu verder? Daarna het hoe nu verder zelf. Het College heeft hard gewerkt, maar heeft het eigenlijk geholpen? Ik citeer het O+S-rapport De staat van de stad. “Als we alle resultaten op de diverse participatieterreinen bekijken, dan is de belangrijkste conclusie dat er in Amsterdam tussen 2000 en 2004 niet één bijzonder opvallende ontwikkeling is waar te nemen. Telkens lijkt de positie van de Amsterdammer in 2004 op die in 2000. De situatie is niet verslechterd, maar ook niet aanzienlijk verbeterd.” Dat stelt teleur van een College met dit motto. Of ben ik dan te negatief? Het programakkoord is tenslotte vrijwel uitgevoerd. Er zijn resultaten, ik complimenteerde u niet voor niets. En misschien moeten en kunnen we zelfs een beetje trots zijn. Amsterdam is overeind gebleven. En goed verdedigen is ook een kunst. Dat leert ons het Italiaanse voetbal. Goed bestuur meet je ook aan adequaat inspelen op nieuwe realiteiten. Het kabinet Balkenende II was zo’n nieuwe realiteit en vergde nogal wat aanpassingen. De feiten zijn bekend. Onze wethouder voor Financiën heeft het ons nog eens netjes voorgerekend. Gerrit Zalm maakt per jaar 250 miljoen euro minder over aan Amsterdam. Geld dat vooral terechtkomt, dus niet terechtkomt, bij mensen die dit het hardst nodig hebben. Dat doet pijn achter heel veel voordeuren. Het College heeft dus noodgedwongen heel veel moeten repareren. Het armoedebeleid, investeren in de naoorlogse wijken. Allemaal catenaccio tegen Balkenende. Daarna werd de stad geconfronteerd met 2 november 2004, ook zo’n nieuwe realiteit, de moord op Van Gogh, de blijvende dreiging in de stad. Stadsdeelvoorzitter Hans Luiten van Bos en Lommer vertelde me laatst hoe een jongen op zijn spreekuur kwam in een lang wit gewaad, serene glimlach. Die jongen zei: ik heb alles geprobeerd, ik doe niet meer mee, ik ga dit land verlaten. Goh, zei Luiten quasi-opgewekt, waar ga je naar toe? Het beloofde land, Amerika, grote kansen? Nou, zei die jongen, ik kom alleen in Amerika via Guantánamo. En dat was geen grapje. Dat is de realiteit, dat is de dreiging waarmee we op dit moment te maken hebben in onze stad. Maar we hebben na de moord op Van Gogh ook gezien wat voor kracht en wat voor overtuiging er in Amsterdam bestaat. Binnenkort begint eindelijk de voorlichtingscampagne aan de bevolking waar wij in 2004 om hebben gevraagd. Wij Amsterdammers moet het komende jaar echt een stap verder van die mooie stapel papier naar de straten van Amsterdam, zodat iedereen daar wat van merkt. Hoe staat Amsterdam er nu voor? Er is een groeiende kloof tussen diegenen met genoeg geld en diegenen die niet rond kunnen komen. Er is een opgepompte tegenstelling tussen “wij” en “zij”, tussen autochtoon en allochtoon, en ook tussen moslim en niet-moslim. En de combinatie van materiële en sociale ongelijkheid biedt een gevaarlijke mix. Het gevaar dat we een verdeelde stad zijn. Het gevaar dat we een stad van angst zijn, in plaats van de hoofdstad van de kansen, wat we allemaal willen zijn. Amsterdam is geen Parijs en zal dat ook niet worden. Maar de samenleving is zo sterk als de zwakste schakel. Uitsluiting en gebrek aan perspectief zijn altijd de lucifers geweest van de onvrede. We mogen trots zijn dat er in Nederland altijd is geïnvesteerd in het bieden van perspectief, dat we hier geen wijken afschrijven. Maar ook wij hebben buurten met een schrikbarende werkloosheid, met etnische segregatie, met grote armoede, met slechte en te kleine woningen en daardoor sluimerende onvrede. Door zo sterk te bezuinigen op het opknappen van juist die wijken, speelt het kabinet-Balkenende op lange termijn met vuur. Ik heb dat eerder gezegd, en ik zeg het opnieuw.
(De heer LIMMEN: Meneer Asscher, wat u feitelijk doet, en dat laat onverlet dat u daarbij allerlei nuances aanbrengt, is dat u een verband legt tussen het kabinetsbeleid en de mogelijkheid van rellen in Amsterdam. Kunt u dat nog nader toelichten? Ik vind dat namelijk een verband dat u ondanks alle nuances absoluut niet kunt leggen.)
  Ik denk dat het verband evident is. Ik denk dat je juist in die wijken moet blijven investeren, in het wegnemen van onvrede, in het bieden van perspectief. Ik begrijp heel goed dat een kabinet keuzes maakt, maar ik denk dat juist met de realiteit van vandaag een kabinet die keuze zou moeten durven heroverwegen, ja.
(De heer LIMMEN: Ik ontzeg u niet het recht om het oneens te zijn met het kabinetsbeleid.)
 Dank u zeer.
(De heer LIMMEN: Nee, dat is prima. Wat ik bedoel te zeggen, en dat is heel serieus, is dat ik er bezwaar tegen maak dat u daar toch, en dat doet u hier nu weer, de context van de rellen in Parijs bij haalt. En ondanks alle nuances die u aanbrengt, ondanks alle relativeringen, vind ik dat u daarmee mensen bang maakt. Ik heb dat afgelopen donderdag ook gezegd in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel. Ik heb het gewaardeerd dat u in die uitzending weliswaar allerlei nuanceringen aanbrengt, maar als u hier weer zegt dat het kabinet met vuur speelt, dan legt u daarbij een relatie die u wat mij betreft echt niet kunt leggen, en maakt u mensen echt nodeloos bang.)
  Het is mijn plicht als politicus om hier te spreken vanuit de context zoals ik die zie en vanuit de problemen zoals ik die zie. Ik benoem die scherp, maar ik benoem ze met zorgvuldig gekozen woorden. Ik heb de context er heel duidelijk bij gegeven. U hebt dat gehoord. Dus ik volhard in deze bewoordingen en ik verzoek u ook om ze te beluisteren en te begrijpen zoals ze bedoeld zijn. Niet als bangmakerij, maar als een serieuze waarschuwing dat we moeten blijven investeren in juist die wijken.
(De heer H.H.G. BAKKER: Dan zal ik het iets anders formuleren. Ook uw partij is in het verleden verantwoordelijk geweest voor het beleid in Amsterdam. Uw partij is de grootste partij in Den Haag geweest en was ook verantwoordelijke voor wat er in Amsterdam gebeurde. Is de armoede in Amsterdam teruggedrongen? Het antwoord is “nee”. Zijn de wijken opgeknapt en is het in de wijken vooruitgegaan? Het antwoord is “nee”. Ik vind dat meneer Limmen groot gelijk heeft en dat u de hand ook eens in eigen boezem moet steken. U moet eens duidelijk maken dat zowel de Partij van de Arbeid in Den Haag als de Partij van de Arbeid in Amsterdam in het verleden gewoon steken heeft laten vallen. Dan bent u oprecht, dan bent u eerlijk. Maar u moet niet iemand de schuld geven die in drie jaar de ellende van acht jaar Paars probeert op te ruimen. Dat is onmogelijk. Daar hebben we nog vier jaar voor nodig.)
  Ik denk dat de heer Limmen heel blij is met uw woorden. Ik kan er verder niet zo veel mee.
(De heer H.H.G. BAKKER: Dat zullen we in maart 2006 zien. Dan gaat het net zoals in Rotterdam. Dan zullen we waarschijnlijk hier wat kamers erbij gaan krijgen, meneer Asscher.)
 Oké.
Tijd voor het onderdeel: Hoe nu verder? Tijd ook voor omschakelen naar wat aanvallender spel. Niet meer verdedigen, maar aanvallen. Voorwaarde 1 is integratie. En dan wordt al gauw gemeesmuild als je het over contacten met bevolkingsgroepen hebt: we gaan zeker weer theedrinken? In werkelijkheid voeren we een volwassen integratiebeleid. Meedoen en erbij horen is terecht de basis. Er wordt enorm geïnvesteerd in taal en taallessen en de volgende stap is meer aandacht voor democratische basiswaarden en voor burgerschap. En laat er geen misverstand over bestaan: iedereen moet mee willen doen. Afkomst is geen excuus, niet voor discriminatie, maar ook niet voor een zelfgekozen status aparte. En denk hier nog even aan die prachtige Koefnoen-persiflage van Burgemeester Cohen als JobCoMan. Er breekt ergens in de stad een crisis uit, en de held roept: thee zetten, nu, snel. Ik denk dat we die satire moeten waarderen, anders dan het kabinet soms met satire omgaat, en dat we ondertussen zorgvuldig door moeten gaan met een serieus en eerlijk integratiebeleid.
  Voorwaarde 2 is een fatsoenlijke basis, bestaanszekerheid. Veel mensen, en echt niet alleen de allerarmsten, kunnen op dit moment moeilijk rondkomen. De stijgende kosten van levensonderhoud, de hervormingsregen uit Den Haag, het zorgt ervoor dat mensen bang zijn voor hun financiële toekomst. Het meest schrijnende resultaat in Amsterdam is de opkomst van voedselbanken. Je schaamt je kapot dat het hier bestaat, maar ze zijn helaas wel nodig. Afgelopen zomer stond ik bij de rij voor de voedselbank in Zuidoost. Ik sprak daar een oudere dame die daar twee uur in de rij stond. De rij liep helemaal tot aan de metrohalte. En ze vertelde me dat ze na de vaste inhouding van al haar schulden, 132 euro per maand over had voor eten en kleding. Ze was kwaad en ze voelde zich vernederd dat ze daar in de rij moest staan voor een karig voedselpakket, maar ze had geen keus. Dat gaat je voorstellingsvermogen bijna te boven, maar het is zo, en we moeten daar wel wat aan doen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: U doet net of u daar verbaasd over bent. Wij krijgen elk jaar de resultaten van Crediam te zien en al jarenlang zeggen wij dat het helemaal verkeerd gaat. Hoe komt het dan dat u zo verbaasd bent?)
  Ik ben niet zozeer verbaasd als wel geschokt. Het is heel indrukwekkend als je het persoonlijke verhaal hoort van iemand die in zo’n situatie terecht is gekomen. Zij werkte bij Alcides. Die ging failliet, en ze is de berg afgegleden.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Maar als u zegt dat u pas verbaasd bent door een persoonlijke ervaring, komt u dan niet te weinig op straat?)
  Dit laat ik graag voor uw rekening, mevrouw Van Oudenallen.
(De heer H. BAKKER: Ik wil u alleen even vragen of u dat vrouwtje wat toegestopt hebt. Ik ben namelijk erg in het slot van uw sprookje geïnteresseerd. Normaal gesproken zouden wij zo’n vrouwtje wat geven, maar dat heb ik van u nog niet gehoord.)
  Ik weet het meneer Bakker. Ik weet ook hoe u dat financiert, maar daar ging het nu niet over.
(De heer H. BAKKER: Die financiering is prima, hoor.)
(De VOORZITTER: Die was wel op de rand, meneer Asscher.)
(De heer H.H.G. BAKKER: Dat bedoelen wij nu, Burgemeester. Normen en waarden. Maar het begint bij de Partij van de Arbeid.)
  Als dat de rand is, dan wordt het hier wel een beetje benauwd, moet ik zeggen. U kon er toch wel tegen, meneer Bakker?
(De heer H.H.G. BAKKER: Ik wel, maar uw voorman niet. Dus ik zou toch maar eens naar uw voorman gaan luisteren. Blijkbaar is ook uw partij in verschillende kampen verdeeld.)
  Ik ga snel naar hem luisteren en ik ga snel over naar een ander onderwerp.
(De heer H.H.G. BAKKER: U luistert wel, maar het gaat het ene oor in en het andere oor uit. Net zoals met dat vrouwtje bij de metro.)
  Ik wil dus een voorstel indienen om de voedselbanken waar nodig te faciliteren, maar ook om samen met de stadsdelen de hulpverlening die deze mensen uiteindelijk nodig hebben, schuldhulpverlening en andere mogelijkheden om ze één voor één uit het moeras van schulden en zorgen te trekken, te gaan organiseren.
(De heer PAQUAY: Ik heb de motie nog niet gezien, maar ik begrijp dat u de voedselbanken wilt gaan faciliteren.)
(De VOORZITTER: Zal ik haar even voorlezen?)
(De heer PAQUAY: Dat is misschien verstandig.)
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
17o   Amendement van 16 november 2005 van de raadsleden Van der Garde en Asscher inzake de begroting voor 2006 (voedselbank) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 569).
 
(De heer PAQUAY: Ik heb u net een heel goed verhaal horen houden dat u diep geschokt bent dat dit soort instanties blijkbaar nodig is op dit moment. Maakt u dan niet de verkeerde keuze, en zouden we niet iets anders moeten gaan doen? Namelijk dingen gaan doen die die voedselbanken binnen nu en de kortst mogelijke tijd volstrekt overbodig maken?)
  Ik ben dat zeer met u eens, alleen kom je er niet door te zeggen: dit zou eigenlijk niet moeten kunnen. Je moet alles doen om ze overbodig te maken, maar de realiteit is dat ze er al een aantal jaren zijn en dat het fenomeen groeit. En dan zeg ik: laten we niet de andere kant uitkijken, maar laten we proberen de mensen die daar nu van afhankelijk zijn, één voor één door de hulpverlening ter plaatse helpen om uit de schulden en uit de zorgen te komen. Dus gevoelsmatig ben ik het volstrekt met u eens.
(De heer PAQUAY: Maar dan hoeven we toch geen voedselbanken te faciliteren. Dan moeten we de Dienst Werk en Inkomen (DWI) of de Sociale Dienst faciliteren om iets te doen aan de inkomens van die mensen.)
  Ik ben het helemaal met u eens, alleen denk ik dat de mensen van de DWI en mensen van Crediam het best ook ter plaatse zouden kunnen zijn. Veel van die mensen weten de weg ook niet of niet meer te vinden naar de instanties die er zijn om ze te helpen.
(De heer PAQUAY: Kunnen we dan geen spotje maken voor AT5 waarin we het adres nog een keer bekendmaken?)
  Wie weet. Ik hoop in ieder geval u te hebben uitgelegd wat ik ermee beoog.
  Daarnaast wil ik een voorstel indienen om te kijken of het mogelijk is om ouderen in Amsterdam die al langdurig op een minimum leven, een extraatje te geven in verband met de enorm stijgende energieprijzen in Amsterdam. Dat kan vanuit de onderbesteding van de armoedemiddelen, als die er is, en ik heb begrepen dat daar op dit moment naar wordt gekeken. Rekeningen gaan volgend jaar met 100 of 150 euro omhoog, zoals we horen. Ik denk dat het heel goed zou zijn om te kijken of we daar wat aan kunnen doen.
(De VOORZITTER: Ik lees de motie even voor, dan hebben we dat afgehandeld.)
 
 De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
18o   Amendement van 16 november 2005 van de raadsleden Van der Garde en Asscher inzake de begroting voor 2006 (tegemoetkoming ouderen in elektriciteitsrekening) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 570).
 
  Bij bestaanszekerheid hoort ook recht op fatsoenlijke zorg. Veel ouderen die ik spreek, zijn bang dat ze volgend jaar niet meer de zorg voor hun geliefde kunnen betalen. Voor een deel ligt de verantwoordelijkheid daarvoor natuurlijk komend jaar bij ons, met de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Daar ligt dus een enorme uitdaging om ook op dat punt bestaanszekerheid in te gaan vullen.
  Naast bestaanszekerheid en integratie is een derde voorwaarde veiligheid. Van oudsher komen mensen naar Amsterdam omdat je hier veilig jezelf kunt zijn. De veiligheid waar Amsterdam zo trots op is en die te maken heeft met tolerantie, je kunt hier zijn wie je bent, staat onder druk. Onder druk door antisemitisme, geweld tegen homo’s waar we vorig jaar nog een voorbeeld van hebben gezien, door het bespugen van vrouwen met een hoofddoek, door het lastig vallen en uitschelden van vrouwen zonder hoofddoek. Het zijn allemaal dingen die onze veiligheid als stad en ons imago aantasten. Dat is alleen maar op te lossen door stelselmatig duidelijke regels te stellen voor wat hier wel kan en wat hier niet kan. En door te zorgen dat ten langen leste de straat weer van iedereen is, en dat hier niet het recht van de sterkste geldt. De Burgemeester en de Politie werken hard aan het aanpakken van overlast, maar wij hebben het gevoeld dat het wel degelijk nog sneller, nog effectiever moet kunnen. Wij zullen daar met voorstellen voor komen, met name om te kijken of je de rol van het Openbaar Ministerie daarin kunt versterken en om te bezien of je een efficiëntere aansturing van de mensen die het werk op straat doen zou kunnen bereiken, vorig jaar spraken we over de vliegende brigades. We kunnen dan sneller ingrijpen als er weer een nieuwe haard van overlast ontstaat. Wat bieden we dan voor perspectief? We zouden vandaag spreken over het Beleidskader Werk. Dat komt volgende keer. We spreken wel over het Amstelplan voor de Arbeid. Dat zijn allemaal voorstellen en plannen die gaan over het creëren van werk, het helpen van mensen aan een baan, het vinden van stages, het regelen van dingen die daarmee te maken hebben, zoals kinderopvang. Het is buitengewoon belangrijk om de komende jaren daarin te blijven investeren. Daarom is het ook belangrijk dat Amsterdam als vestigingsplaats aantrekkelijk blijft. Dat kan door onze sterke punten op peil te houden en daar verder in te investeren. We investeren in de Noord-Zuidlijn, niet voor niets onze infrastructuur, het glasnetwerk dat eraan komt. We moeten ons science cluster, onze beroemde combinatie van universiteit en onderzoek versterken. En we moeten eindelijk weer omhoog in die internationale ranglijsten. Gisteren las ik dat MTV naar Noord komt. Dat is geweldig nieuws, en laat dat het begin zijn van een boom , van een grote stroom creatieve industrie naar onze stad. De stad moet echter wel toegankelijk blijven. Daarvoor zijn ook heel veel nieuwe woningen nodig. Wij staan als PvdA voor betaalbare huren. Maar niet voor niets hebben we onlangs ook een plan gelanceerd voor betaalbare koopwoningen, zodat ook starters die nog niet zo rijk zijn als ze uiteindelijk misschien zullen worden, in deze stad een woning kunnen kopen. Dat hoort allemaal bij toegankelijkheid. Maar nog meer dan in stenen zit de economische kracht van deze stad in de mensen. Daarom leggen we zo de nadruk op kinderen. Bij de afgelopen Voorjaarsnota presenteerden we Kinderen Eerst en ik denk dat dit nog maar het begin is van wat we de komende periode zullen moeten gaan doen. Stelselmatig investeren in de toekomst van de Amsterdamse kinderen door voorschool, achterstanden weghalen, opvoedingsondersteuning waar dat nodig is, taal- en opvoedles voor ouders, het bestrijden van schooluitval en spijbelen. En het zorgen voor stages van scholieren. We moeten meer doen om die Amsterdamse ki nderen te houden, en wat dat betreft is het buitengewoon lastig dat we hier geen wethouder voor onderwijs hebben. We hebben alleen een wethouder voor schoolgebouwen. En als het zo is dat instituties en wetten en ingewikkelde organisatie ons in de weg zitten om kansen te bieden aan kinderen die die kansen in Amsterdam verdienen, dan zou het prachtig zijn als Den Haag ons daarvoor meer ruimte biedt. Als er een wet komt waarin wij de kansen krijgen om die kinderen één voor één te gaan helpen. Een Amsterdam-wet, zo u wilt, voor de grote steden die met dit probleem worstelen.
(De heer VAN POELGEEST: Gaat de PvdA-fractie in de Tweede Kamer die Amsterdam-wet nog indienen?)
  We zijn daar wel over in gesprek, maar het kan zijn dat het voor de kans van slagen efficiënter is als het kabinet dat zelf doet.
Onze acties om Amsterdamse kinderen te helpen, moeten natuurlijk hand in hand gaan met initiatieven tegen polarisatie op school. We spraken er in deze Raad over in een belangrijk debat. Hoe voorkom je dat kinderen al op jonge leeftijd tegenover elkaar komen te staan? Ik ben laatst na alle hectiek van afgelopen voorjaar teruggegaan naar basisschool Het Mozaïek in Zuid. In het voorjaar waren daar kinderen van acht, negen jaar met plaatjes van Mohammed B. op zak die de aanslagen op de Twin Towers eigenlijk wel mooi vonden. Grote schrik, de school sloeg zelf alarm. De rol van klokkenluider is wat dat betreft niet prettig, de school heeft daar enorm veel vervelende publiciteit over gekregen, dus ik was benieuwd wat daar nu inmiddels aan de hand is. Er zit een heel goede directie en de school heeft gezorgd dat de sfeer daar nu goed is en dat ouders, vooral moeders, op school taal- en opvoedingsles krijgen en zo betrokken worden bij de leefwereld van hun kinderen en bij de leefwereld van de school. Dat is dus de manier waarop we dat moeten doen.
  Ik heb u geschetst waar de Partij van de Arbeid komend jaar en de jaren daarna extra wil investeren, waar het ons om gaat. Naast alle financiële prikkels moeten we echter ook praten over het klimaat. En dan heb ik het niet over het klimaat waar GroenLinks straks misschien iets over zegt. De aarde warmt op, maar ons klimaat wordt kouder. Verharding van de samenleving, onverschilligheid, grote sociaal-economische ongelijkheid. Angst is wat dat betreft een slechte raadgever, en haat is daarvan weer het perfide neefje. De oplossing zit dus ook in mentaliteit, in onze mentaliteit. Daarbij kunnen wij als volksvertegenwoordigers denk ik een belangrijke rol spelen. Natuurlijk moeten we als politici bescheiden zijn over wat we kunnen bereiken. Uiteindelijk bereiken de mensen in deze stad iets en kunnen wij daar alleen maar bij helpen. Maar we mogen ook trots zijn dat wij hier allemaal proberen om een bijdrage te leveren aan de stad, net als heel veel anderen. Niet zomaar een stad, maar een stad waar we een gevoel bij hebben. Het gevoel dat je hebt als je hier ’s ochtends over de grachten rijdt en je ziet de zon over het grachtenwater strijken, maar ook het gevoel van de Dappermarkt, de Ten Katemarkt, Kwakoe. Laten we trots zijn dat we deel uitmaken van een heel bijzonder en uniek universum, van Jordanezen en Ghanezen, van plastic lelijkheid en van hemelse schoonheid. Van bouwputten, ongelooflijk veel bouwputten, en prachtige, blinkerende eilandrijkjes. Laten we dus niet te somber zijn, maar laten we met vertrouwen in de toekomst werken aan de problemen van deze stad. Laten we met trots kiezen voor een stad van samen leven. In de woorden van Blair, u weet wel: niet het dagelijkse dieet van oppervlakkigheid, niet serieuze politiek reduceren tot een soap, het degraderen ervan tot een eindeloos wie wist wat en wanneer. Het volk verdient beter van politici. Echte politiek gaat over echte mensen. Laten wij zorgen dat ons idealisme blijft schijnen, maar laten we ook duidelijk maken wat de ervaring ons geleerd heeft.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van der Burg.
 
  De heer VAN DER BURG: Vandaag zijn de laatste Algemene Beschouwingen van deze bestuursperiode. Dat betekent dat ik met u terug wil kijken naar de afgelopen periode, stil wil staan bij de begroting 2006, maar ook een blik wil werpen op de verdere toekomst. De VVD is trots op dit College. De afgelopen jaren is er ontzettend veel bereikt. Het zou te veel tijd kosten om alle positieve punten de revue te laten passeren, maar enkele wil ik toch met u aanstippen. De VVD is trots op de lage lokale lasten in Amsterdam. Vele jaren van VVD-wethouders op Financiën hebben ervoor gezorgd dat de Amsterdammer veel minder betaalt dan inwoners van andere grote steden.
(De heer PAQUAY: Behalve voor de hondenbelasting.)
  Daar hebt u een punt, meneer Paquay. Laten we daar bij de onderhandelingen voor het nieuwe bestuursakkoord op terugkomen, dan vinden wij elkaar daar wel op. Met voldoening kijkt de VVD naar de goede investeringen die deze coalitie, en nadrukkelijk niet deze Raad, maar deze coalitie, heeft gedaan met betrekking tot de Sociale Dienst en de Wet werk en bijstand. Deze wet van de VVD’er Mark Rutte is uitermate positief voor de stad Amsterdam. De financieringssystematiek heeft ons tot nu toe meer dan 100 miljoen euro opgeleverd. Maar veel belangrijker is dat we hiermee een goed middel in handen hebben gekregen om mensen aan het werk en uit de uitkering te helpen. En het moet gezegd worden, daarin speelt wethouder Ahmed Aboutaleb een zeer belangrijke en goede rol.
(Mevr. BRUINES: Mag ik een vraag ter verheldering stellen? U hebt het over de coalitie. Bedoelt u de coalitie hier of in Den Haag?)
  U weet dat ik in beginsel alleen spreek over de coalitie in deze Gemeenteraad. Anderen willen graag het Haagse debat hier voeren.
(Mevr. BRUINES: Maar wilt u daarmee zeggen dat alleen de coalitie hier in Amsterdam het eens was met die wet en de manier waarop hij is ingevoerd in Amsterdam?)
  Ik geef inderdaad toe dat u een positieve uitzondering op de regel bent. U bent zo liberaal dat ik u vaak optel bij mijn fractie, maar u hebt gelijk, dat geldt ook voor D66. U hebt gelijk, de coalitie, inclusief de andere liberale partij D66. Maar laat ik doorgaan met mijn verhaal. Ik zeg nadrukkelijk de coalitie, want ondanks de continue tegenwerking van de oppositie, min D66, en met name onder leiding van GroenLinks, heeft deze wethouder toch zijn rug recht weten te houden en een zeer helder en duidelijk beleid neergezet. Zijn jongste voorstellen met betrekking tot de jongeren tot 27 jaar getuigen daar weer van. En hij kan rekenen op de volledige steun van de VVD. Er zijn echter meer voorbeelden te noemen. De Noord-Zuidlijn komt er, dankzij de coalitie. Er is de afgelopen jaren onder de bezielende leiding van Hannah Belliot veel in de zorg geïnvesteerd. Lodewijk Asscher maakte daar terecht grote complimenten over. Maar ook op het gebied van de cultuur is een en ander gebeurd. Niet alleen het Stedelijk Museum wordt opgeknapt, maar er zijn vele andere investeringen gedaan in de kunst- en cultuurportefeuille. De Zuidas wordt ontwikkeld tot een van de mondiale toplokaties. Stuk voor stuk goede prestaties van dit College. En ik zou zo nog tijden door kunnen gaan, maar dat zal ik u niet aandoen.
Zijn we dan op alle punten tevreden? Nee, er zijn ook veel punten waar we niet tevreden over zijn en ik noem er hier drie. Huisvesting. Op dat gebied moet nog veel gebeuren. Het is teleurstellend dat we er niet in geslaagd zijn de 16.000 woningen te bouwen en op te leveren die we aan de Amsterdammers hadden beloofd. Meer koopwoningen voor onderwijzers, politieagenten en verzorgenden blijven nodig.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Uw coalitiepartner de PvdA zei net dat die 16.000 woningen wel gehaald waren.)
  Ik heb volgens mij gezegd: te bouwen en op te leveren. Er liggen plannen voor 16.000 woningen, er is gestart met de bouw van een aantal woningen, maar ze zijn niet opgeleverd. Er kunnen op dit moment niet 16.000 gezinnen wonen in de woningen die we ze beloofd hadden. Er is verschil tussen iets plannen en iets doen. De VVD vindt het bovendien belangrijk dat er doorgegaan wordt met het bouwen van woningen voor studenten, ouderen en minder validen. En het moet gezegd worden, ik vind het uitermate bizar dat de Partij van de Arbeid op dit moment afstand lijkt te nemen van de 1 miljoen euro die we daarvoor hebben uitgetrokken bij de hoofdlijnen. U hebt de inbreng van de PvdA op donderdag 10 november 2005 in de commissie gemist, meneer Asscher. Ronduit ontevreden is de VVD over het sportbeleid van de afgelopen jaren. Amsterdam lijkt de status van topsportstad kwijt te raken door een veel te passief gedrag. Zonder er een Ajax-Feyenoord van te willen maken, wil ik toch een vergelijking maken. Waar Rotterdam een Monaco aan de Maas had, de Red Bull Air Race binnenhaalde en de Volvo Ocean Race voor onze neus wegkaapte en zich echt profileerde als topsportstad, zijn wij volgens de begroting uitermate blij met het WK kano-polo. De Sportdome komt er niet. Kortom, dit is niet wat wij verwachten van een wethouder voor Sport. Daar verwachten we passie en strijdlust van. Kortom, een topsportmentaliteit.
(De heer LIMMEN: Komt u ook met een motie op dit terrein, om het topsportbeleid te ondersteunen?)
  Wij hebben daar verschillende pogingen toe gedaan. Laten we vaststellen dat we gewoon datgene wat in het bestuursakkoord is opgenomen, uitvoeren. Wij zullen zeker bij de nieuwe coalitieonderhandelingen op dit punt komen.
(De heer L IMMEN : Daar wil ik toch iets over zeggen, want dat is toch een grote teleurstelling. Uw college meneer Isik heeft namelijk in de commissie aangekondigd dat er wel zo’n motie zou komen, en wel voor 800.000 euro. Als het dan zo erg is, waarom dan geen boter bij de vis?)
  Wij gaan met voorstellen aan de Raad komen. Dat is wat anders dan dat ik u nu een motie voorleg. Maar laten we nu eens gewoon beginnen met datgene uit te voeren wat wij in deze Raad willen. Er is topsportbeleid dat uitgevoerd moet worden. Wij hebben bijvoorbeeld met steun van een deel van deze Raad bij de Voorjaarsnota 500.000 euro uitgetrokken voor een inloopbaan bij het Olympisch Stadion, zodat we op die manier wat meer topsportactiviteiten zouden kunnen binnenhalen. Laten we voorzichtig zeggen dat er niet heel veel energie gestoken is in het realiseren van deze inloopbaan, die er nu dus ook uit geschrapt is. Heel veel tegenwerking is er niet vanuit het College gekomen. Dit is een willekeurig voorbeeld, ik kan er meer aanhalen. De Volvo Ocean Race hebben we uitdrukkelijk hier besproken, er is veel debat over geweest. Dat hebben we gewoon voor onze neus weg laten kapen.
(De heer VAN POELGEEST: Suggereert de heer Van der Burg nu dat het College raadsbesluiten frustreert en dat ook bewust doet?)
  Ik constateer dat de Raad een besluit heeft genomen om 500.000 euro uit te trekken voor een topsportaccommodatie bij het Olympisch Stadion, namelijk een inloopbaan. Er lijkt niet erg hard aan getrokken te zijn om deze motie te verwezenlijken.
(De heer VAN POELGEEST: En wat is dan uw sanctie?)
  Wij zijn niet van plan om met een sanctie te komen, wij zijn van plan om het debat daarover met u en het College aan te gaan.
Maar ook op een ander punt zijn wij ontevreden, en dat is de openbare ruimte. Ook hier is geen topprestatie geleverd. De stad is niet schoon en is niet heel. Zwerfvuil is onder de inwoners van de stad nog steeds de grootste ergernis, zo blijkt uit de Amsterdamse burgermonitor. En in de toptien van meest genoemde ergernissen staan hondenpoep op 3 en vieze straten op 5. De VVD zal over een aantal weken met een nieuw Aanvalsplan Verloedering naar deze Raad komen en daarin een flink aantal voorstellen aan deze Raad doen. Hopelijk gaat het College met de hierin genoemde aanbevelingen voortvarend aan de slag. Voortvarender dan is gebeurd bij de vorige notitie Aanvalsplan. Daarbij hebben we moeten constateren dat ze wel positief werden gepreadviseerd, maar niet altijd even voortvarend zijn opgepakt.
  De nu voor ons liggende begroting is een goed en degelijk stuk. Wij feliciteren wethouder Griffith hier dan ook mee. Haar eerste begroting is goed, degelijk en helder vertaald. Bovendien zitten alle financiële vertalingen van het programakkoord erin. Natuurlijk zullen we met een aantal voorstellen komen. Ik noem er één. Wij zullen komen met een motie over homo-emancipatie. De heer Asscher zei: vrijheden kunnen onder druk komen te staan. De scheiding van kerk en staat, dus ook tussen moskee en staat, moet duidelijk zijn. Harde en duidelijke grenzen vormen een voorwaarde voor tolerantie. Je mag geloven en denken wat je wilt, maar onverdraagzaamheid tegen anderen, of het nu homo’s, vrouwen, Joden of Marokkanen zijn, wordt in Amsterdam niet getolereerd. De afgelopen tijd hebben wij moeten constateren dat het op het gebied van die tolerantie niet de goede kant opgaat. Een van de punten waarbij dat speelt is de homo-emancipatie. Raadslid Flos heeft samen met de fractievoorzitter van de VVD in het stadsdeel Centrum hierover een notitie geschreven die u binnenkort zult ontvangen. Daarop vooruitlopend zal de VVD in ieder geval met een motie komen om 200.000 euro extra uit te trekken voor voorlichting over homoseksualiteit op scholen. Ook zullen we met andere voorstellen komen voor het Rembrandtplein, Salto, de Kingmaschool en nog vele andere moties. Daar zal de heer Van Straaten straks bij zijn Financiële Beschouwingen bij stilstaan.
Over het algemeen zijn wij tevreden over de financiële keuzes die in deze begroting zijn gemaakt. Daarmee kunnen we echter niet op onze lauweren rusten. Wij moeten blijven werken aan de stad waar we als Gemeenteraad en als VVD zo trots op zijn. We moeten strijden voor de stad met zijn eigenzinnigheid, zijn handelsgeest, zijn vrijheid en zijn tolerantie. De VVD gelooft in de kracht van mensen. Wie aan de slag wil gaan met zijn eigen buurt, wie een bedrijf wil starten, of een evenement organiseren, moet daarbij door de overheid gesteund worden. De afgelopen jaren is er veel op gewezen dat er een brede kloof is ontstaan tussen de overheid enerzijds en de burger anderzijds. Daar is de VVD niet trots op. We beseffen dat bijvoorbeeld de bonnetjesaffaire het afgelopen jaar in deze Gemeenteraad geen positieve bijdrage heeft geleverd aan dit beeld. De komende jaren zullen we er dan ook alles aan moeten doen om het vertrouwen van de Amsterdammer in de overheid te herstellen en terug te winnen. De VVD wil de stad weer teruggeven aan de gewone Amsterdammer. Niet automatisch de wil van de overheid uitvoeren, maar de keuzes en de ambities van de Amsterdammer dienen centraal te staan. De gemeente dient daarbij vooral faciliterend te zijn en niet op te treden als een vervelende, bemoeizuchtige baas. Hierbij past het streven naar een kleinere overheid, minder bureaucratie en meer service. De overheid bemoeit zich te veel en heeft op te veel terreinen eerder een ontmoedigende dan een stimulerende werking. Er moet meer werk worden gemaakt van het streven om het aantal regels daadwerkelijk te verminderen en in de toekomst mee te denken met de burger in plaats van tegen te denken. Een concrete maatregel die hierbij hoort, is het streven van de VVD om het aantal ambtenaren van deze stad verder te verminderen. Volgens Het Parool heeft de PvdA daar wat over gezegd. Ik neem aan dat dat straks bij de Financiële Beschouwingen van de heer Reuten gaat komen. Wat de PvdA daar over in Het Parool liet optekenen, kan de VVD in elk geval van harte ondersteunen. Als het gaat om reductie van het aantal ambtenaren, dan moeten we nog een flinke slag maken. Dit zorgt voor minder bureaucratie, zorgt voor een snelle en effectievere overheid, en de VVD wil daarnaast met ondernemers en bewoners op korte termijn kritisch kijken naar het hele palet van vergunningen. Te vaak horen wij dat er op dit punt sprake is van veel knelpunten. Maar niet alleen op dit gebied zijn er knelpunten. Die zijn er ook op het gebied van het onderwijs. Volgens ons het belangrijkste instrument om te werken aan de toekomst van de Amsterdammer, om te werken aan de toekomst van deze stad. Of het nu gaat om leerachterstanden, spijbelgedrag, onveiligheid of segregatie, voor een deel blijven deze problemen bestaan omdat de wethouder voor Onderwijs gebonden is aan allerlei regeltjes uit Den Haag. Met collega Asscher pleit ik er dan ook voor om het onderwijsbeleid voor de vier grote steden weg te halen bij Den Haag en hier bij die steden neer te leggen. Amsterdam, maar ook Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn uitstekend in staat om zelf het beleid te voeren en worden dan minder afhankelijk van allerlei plattelandsregeltjes die nu in de wet zijn opgenomen. Decentralisatie van het onderwijsbeleid past ook goed bij de Gemeentewet, die aangeeft dat je beleid decentraal moet uitvoeren als dat beter is. Bovendien zijn we dan in één klap verlost van de hemeltergende ideologische discussie die op dit terrein vaak door het CDA en de PvdA in Den Haag is gevoerd. Het onderwijs heeft het de afgelopen jaren moeten ontgelden door de steeds wisselende visies dankzij vooral CDA’ers en PvdA’ers. En daar moet een einde aan komen. Het resultaat moet voorop staan. De enige ideologie die moet tellen in het onderwijs, is de ideologie van het talent van het kind. Ik zag de heer Aboutaleb al glimlachen bij deze uitspraak, want deze uitspraak is ook van hem, in oktober 2005 in Elsevier gedaan.
  Daarnaast dienen we ook naar andere bevoegdheden te kijken. Bijvoorbeeld naar de bevoegdheden op het gebied van de Jeugdzorg. Ook wat ons betreft, komen die terug naar Amsterdam. Een ander probleem als het gaat om jongeren, is de aanpak van spijbelen. Te veel jongeren maken hun opleiding niet af en het aantal spijbelaars in deze stad is veel te hoog. Schandalig genoeg wordt spijbelen bovendien vaak ook nog als stoer gezien. Met het oog op de toekomstperspectieven voor deze jongeren moet daar nu een einde aan komen. Dat is onder andere mogelijk door leerplichtambtenaren effectiever in te zetten en wat ons betreft in de toekomst te koppelen aan scholen. Waar nodig moeten er ook meer leerplichtambtenaren komen. Nu zullen enkele mensen hier zeggen: maar leerplichtambtenaren vallen onder de stadsdelen en niet onder de centrale stad, met uitzondering van Westport overigens. Dat is waar en daarover moeten we dus ook in overleg treden met die verschillende stadsdelen. En als dat niet lukt, dan moeten we ook daar kijken of we de verantwoordelijkheden niet moeten herverdelen. Ni et alleen kijken naar het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA) en Den Haag, maar ook kijken naar hoe we het in Amsterdam zelf hebben georganiseerd.
(De heer H.H.G. BAKKER: U hebt het over de bevoegdheden. Ik was eigenlijk wel benieuwd naar die aanvalsplannen om de stad schoner te krijgen. Ik meen dat een half jaar of een jaar geleden uw college Flos ook met aanvalsplannen is gekomen. Als ik u goed beluister, dan is daar niet veel van terechtgekomen. Hoe gaat u dat met die stadsdelen oplossen? Bent u bereid om prestatiecontracten met de stadsdelen af te spreken? U weet dat zij het geld dat wij centraal beschikbaar stellen, vrij mogen besteden. Hoe ziet u dat voor zich?)
  Ik ga er om te beginnen van uit dat, nadat er een nieuw College is gevormd, er een nieuw bestuursakkoord zal komen tussen het College en de ’dagelijks besturen in de verschillende stadsdelen. Daarin zou dat punt, de verloedering van deze stad, maar ook hoe gaan we om met de jeugd in deze stad, hoge prioriteit moeten krijgen. Dan maken we daar afspraken over, meneer Bakker.
(De heer H.H.G. BAKKER: Dus daar gaan we in de toekomst over praten, meneer Van der Burg?)
  Als het goed is, gaat het College daar afspraken over maken. En als we daar ontevreden over zijn, gaan u en ik daarover in debat.
  Maar als het gaat om jeugd en onderwijs, dient er meer te gebeuren. De VVD vindt ook dat we het bedrijfsleven veel meer moeten betrekken bij het onderwijs en het tegengaan van spijbelen. Daarbij denken wij er onder andere aan om aan alle leerlingen van vmbo-scholen een mentor uit het bedrijfsleven te koppelen. Deze persoon onderhoudt regelmatig contacten met de leerlingen over de vorderingen, de mogelijkheden en kansen die er zijn en legt ook relaties met stage- en werkplekken. Door een betere koppeling en contact tussen bedrijfsleven en onderwijs te bevorderen, creëer je een situatie waarin doorstroming vanuit school naar werk sneller wordt bewerkstelligd.
Daarmee kom ik meteen op het volgende thema: werk. De VVD is al decennia lang de partij van werk, werk en werk. De beste manier om uit de armoede te komen. Iedereen die kan werken, moet dat ook doen. Wie wil werken, maar niet kán, hoort een uitkering te krijgen, maar zeer gestimuleerd te worden om dat wel te gaan doen. Inmiddels lijkt ook GroenLinks, in ieder geval in Den Haag, hiervoor te voelen. Wat de VVD betreft, staat ook de participatie in de toekomst centraal. Wij vinden het belangrijk dat iedereen aan de samenleving kan deelnemen en wij gaan daarbij uit van zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van het individu. Dat laat echter onverlet dat je voor bepaalde groepen in de samenleving noodzakelijk moet zorgen voor goede voorzieningen. Daar is de VVD dus ook voorstander van. De VVD is daarom blij met de komst van de Wmo. Wat ons betreft, is het een goede ontwikkeling dat dit naar de gemeente komt. De Wet werk en bijstand heeft bewezen dat dat goed kan uitpakken voor een stad als Amsterdam, en wij verwachten hetzelfde bij de Wmo. Dat kan ertoe bijdragen dat iedereen weer aan de Amsterdamse samenleving kan gaan meedoen. De Wmo moet ertoe leiden dat er weer initiatieven worden genomen door burgers en instellingen om te zorgen voor maximale participatie. De VVD vindt dat de gemeente en de stadsdelen hierin een faciliterende rol zouden moeten spelen.
Participatie is belangrijk, maar participatie kan niet zonder veiligheid. Het is onacceptabel dat Amsterdammers met een gevoel van onveiligheid en onvrijheid opstaan, de deur uitlopen, gebruik maken van het openbaar vervoer, uitgaan en ’s avonds weer naar huis gaan. Wij moeten alert blijven op het gebied van terrorisme. Het is onbegrijpelijk, echt onbegrijpelijk, dat sommige partijen in deze Raad spreken over een hype. Leg dat maar uit aan de familieleden van de slachtoffers in Madrid. Leg dat maar uit aan de familieleden van de slachtoffers in Londen. En leg dat maar uit aan de familie van Van Gogh. De VVD steunt het programma Wij Amsterdammers, dat werkt aan integratie en dat radicalisering wil tegengaan. Maar de VVD steunt ook de veiligheidsmaatregelen die nodig zijn om deze stad veiliger te maken. Wij zijn ook zelf met voorstellen gekomen, zoals recent met betrekking tot het openbaar vervoer. Veiligheid is echter niet alleen terrorismebestrijding, maar gaat ook over Amsterdamse ouderen die gewoon hun geld van de bank willen kunnen halen. Over het meisje dat in wat voor kleding dan ook over straat wil kunnen lopen. En over een buurt die het gewoon moet kunnen zeggen als jongeren overlast veroorzaken. Ook op dat punt zijn wij bereid om met voorstellen te komen, zijn wij met voorstellen gekomen, ook als dat de hoon van de rest van de Raad over ons afroept zoals bij preventief fouilleren. Daarbij wisten wij ons gesteund door de meerderheid van de Amsterdammers.
Ter afronding: de VVD is een optimistische partij. Alleen door te geloven in de goede wil van veel Amsterdammers en door kansen te zien, lukt het ons om Amsterdam in de toekomst een nog mooiere stad te maken. Het huidige College heeft de afgelopen jaren veel bereikt. Die lijn moet wat de VVD betreft ook de komende jaren worden doorgezet. Daarbij past een overheid die zelf niet al te veel wil doen, maar het mogelijk wil maken dat Amsterdammers er alles uit kunnen halen. Dit om er voor te zorgen dat Amsterdam een stad blijft waar sprake is van vrijheid, verantwoordelijkheid en verdraagzaamheid. Een stad waar de VVD trots op is.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Poelgeest.
 
De heer VAN POELGEEST: Ik ervaar het woord socialist nog steeds als een compliment, dus ik zal de complimenten aan mevrouw Halsema overbrengen, meneer Asscher. U weet natuurlijk wat de eerste zin van het socialistische strijdlied is. Weet u dat? Op socialisten, sluit de rijen.
(De VOORZITTER: Welke consequenties verbindt u daar nu aan?)
Dat moet u aan de heer Asscher vragen, niet aan mij. Nog geen vijf jaar geleden was Nederland een land van optimisten. Het kan verkeren. Nu lijkt Nederland een land van bange burgers. Burgers zijn niet alleen angstig en onzeker, maar ook boos. Boos op bijna alles, het kabinetsbeleid, de politiek, de Europese Grondwet. Angst, onzekerheid en boosheid zijn de ideale voedingsbodem voor populisten. Niets is goed, of het deugt niet. De roep om een verlicht despoot die de bezem door de bureaucratie haalt, zwelt aan. Het volk hunkert naar leiderschap. Ik wil daar iets anders tegenover stellen. In deze tijden van angst, onzekerheid en boosheid is het benadrukken van onlustgevoelens niet de eerste opdracht van politici. Het bieden van perspectief, richting geven, een inspirerend verhaal dat hoop en troost biedt, moet het antwoord zijn op harde woorden van populisten. Wanneer dit antwoord wordt verbonden met machtsvorming, wint het aan kracht en scherpte. Een andere toekomst is mogelijk, de verbeelding kan weer aan de macht komen. Hoe zou die verbeelding er in Amsterdam uitzien? Wat zou een dragend verhaal kunnen zijn voor een progressieve coalitie in Amsterdam? Wat is de hedendaagse pendant van het bouwen voor de buurt van eind jaren zeventig? De stad is een plek waar door de eeuwen heen gelukszoekers naar toe zijn getrokken, weg van het platteland, op de vlucht voor honger, weg van een saai en voorspelbaar leven. Aangetrokken door de belofte van een beter leven, door een veelheid van gedroomde kansen, door de lokroep van een spannende, kosmopolitische cultuur. Tegelijkertijd wordt de stad ook de rug toegekeerd. Eerst door de elite, op de vlucht voor stank, ziektes en drukte, op zoek naar frisse lucht en ruimte. Maar dankzij de toegenomen welvaart gaan steeds meer mensen op zoek naar de zegeningen van een doorzonwoning. Er zijn mensen die deze toegenomen dynamiek negatief duiden. Ze bedreigt de sociale cohesie en maatschappelijke orde. De stad is straks van niemand meer. De constante stroom gelukzoekers naar de stad en de uitstroom van mensen die het gemaakt hebben, zorgt voor een opeenhoping van kansarmen in buurten met slechte woningen. Gettovorming, verlies aan veiligheid en publieke dienstverlening liggen op de loer. Amerikaanse steden en Franse toestanden dienen hierbij als afschrikwekkend voorbeeld. Het zijn de statistieken die steeds aanleiding geven tot het voortdurende gesomber over de stad. Keer op keer blijkt dat in de stad sprake is van een hoge schooluitval, een hogere werkloosheid, een lager inkomen en meer criminaliteit. Die statistieken vertellen slechts een deel van het verhaal. Die statistieken zijn slechts momentopnames. Het zijn foto’s, terwijl we meer geïnteresseerd moeten zijn in de film. Wie de film afspeelt, ziet iets heel anders. Mensen komen de stad binnen, maken carrière, worden geconfronteerd met andere leefstijlen, normen, waarden en meningen, emanciperen zich in economisch en cultureel opzicht en vertrekken veelal weer in een latere levensfase. De film toont ons de stad als emancipatiemachine. Een stad zonder die dynamiek, zonder het komen en gaan van mensen, is al snel geen stad meer. Het wordt een samenleving van gearriveerden, die zich erin bekwaamt de boel nog verder aan te harken, de gekkigheid van straat te halen en de zelfkant van de samenleving uit te bannen. Maar als de stad er omgeke erd niet in slaagt nieuwkomers een nieuwe toekomst te bieden, waardoor velen van hen in de goot belanden, dan is ook de stad geen lang leven beschoren. Amsterdam doet het als emancipatiemachine niet slecht. Het percentage middeninkomens is in Amsterdam al meer dan tien jaar redelijk stabiel, ongeveer 40%. Dat is wel een steeds wisselende groep mensen. Er vertrekken mensen met een middeninkomen naar Diemen, Hoofddorp of Almere. Maar er komen ook steeds weer nieuwe middeninkomens bij. Mensen die hier meestal al woonden en er blijkbaar in slagen om vooruit te komen. Kortom, wie de stad ziet als emancipatiemachine en de dynamiek die daarmee samenhangt positief waardeert, neemt twee verplichtingen op zich. Er moet ruimte zijn voor nieuwkomers en er moet sociale mobiliteit zijn. Deze dubbele opdracht is wat mij betreft richtinggevend voor een progressieve agenda voor de stad.
Deze dubbele opdracht is niet nieuw. Vorige week maandag is de oma van Kathelijne, mijn vrouw, overleden. Maria van Geenen-Schoonhoven was negentig jaar. Geboren in Amsterdam, woonde een groot deel van haar leven in Betondorp, was voorzitter van de plaatselijke leesclub voor arbeiders en actief lid van de Vrouwenbond. Zij stond aan de wieg van tafeltje-dek-je, was kaderlid van de Partij van de Arbeid, haar kinderen gingen naar de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Kortom, een van de vele monumenten van zelfverheffing van de arbeidersklasse. Mensen als Maria van Geenen bestaan nog steeds in Amsterdam. Ze heten nu niet Maria, maar Fatima of Emine. Ze spreken soms gebrekkig Nederlands, ze denken er soms niet aan om te gaan werken, hun plaats is thuis bij de kinderen. Sommigen geven vreemde mannen geen hand en velen van hen vinden nog steeds dat hun dochters als maagd het huwelijk in moeten gaan. Maar ze willen allemaal dat hun kinderen het beter krijgen. De dochter van Maria van Geenen heeft wél de middelbare school af kunnen maken en is afgestudeerd. Ze heeft in de jaren zeventig klappen gekregen van de ME toen ze op het Binnenhof protesteerde onder de leus Baas in eigen buik. De kleindochter van Maria van Geenen heeft twee universitaire studies afgemaakt, ik kan haar dat niet nazeggen, en is al zes jaar Europarlementariër. Is dit klassieke beeld van emancipatie niet een romantisch beeld uit een ver verleden? Uit het land van Ooit, om met Hirsi Ali te spreken? Het is waar dat de instroom in de stad de laatste veertig jaar is veranderd. Niet omdat de nieuwkomers van vandaag een veel grotere sociaal-economische achterstand hebben, wel omdat zij een andere cultuur meebrengen. Een cultuur die soms op gespannen voet staat met de seculiere moraal die Nederland zich pas recent echt eigen heeft gemaakt. Hoe moeten wij omgaan met deze spanningen? Moeten wij de hoop op emancipatie, op meedoen en erbij horen, opgeven omdat de islam zich niet zou laten verzoenen met de verondersteld superieure westerse samenleving en een seculiere moraal? Moet de overheid een soort beschavingsoffensief starten, met als doel een samenleving van gelijkgestemden te creëren? Is dat de vr ije samenleving die wij willen? De emancipatie van de arbeidersklasse leidde tot integratie. Een gestage positieverbetering, een groeiende participatie in de belangrijkste sectoren van het maatschappelijk leven: onderwijs, economie en politiek. Die integratie was niet volledig. Arbeiders woonden in eigen buurten en hielden een eigen subcultuur in stand van toneelverenigingen, volkstuinen, postduivenverenigingen, enzovoort. Dit werd nimmer als een probleem gezien. De babyboomers, vaak arbeiderskinderen die wel konden studeren, hebben het hun ouders in de jaren zestig flink lastig gemaakt en uiteindelijk gezorgd voor een culturele omslag die pas de laatste tien jaar breed aanvaard is. Maar zij eiste discussie en geen uitzetting of gedwongen aanpassing. En bovendien profiteerden hun ouders ook van de gestegen welvaart. Kortom, ruimte voor een verlichte benadering van de eigen cultuur en het eigen geloof, ruimte voor een relativering van de eigen wortels ontstaat pas wanneer iemand zich veilig voelt en met respect bejegend wordt.
(De heer H. BAKKER: Meneer Van Poelgeest vertelde net allerlei anekdotes over deze mevrouw, maar er was ook nog een andere anekdote en dat was: AJC’ers potje likken, anders krijg je niks te bikken. Dat zongen wij. Dat heb ik u nog niet horen zeggen.)
Nee, want ik houd hier mijn eigen verhaal.
Een ander type oplossing dat gepresenteerd wordt, is het optrekken van een groot hek om de stad. Kansarmen mogen er niet meer in. De Rotterdamse oplossing. Ik wil hier iets langer bij stil blijven staan. Het lijkt mij moreel moeizaam staande te houden dat een oplossing is gelegen in het beperken van de vrijheid van de groep die sowieso al minder kansen heeft. Een soort blaming the victim . Afgezien daarvan wordt er ook een verkeerde vooronderstelling gemaakt. Die vooronderstelling is dat een eenzijdige wijk per definitie en altijd een obstakel is voor emancipatie. In onderzoek naar buurteffecten in Amerikaanse steden komt naar voren dat er een samenhang bestaat tussen de samenstelling van de buurt en de kansen van buurtbewoners. Een slechte buurt betekent minder kansen. Het is verleidelijk om te denken dat dit in Nederland niet anders zal zijn. En toch is dat niet juist. Onderzoek in Nederland en in Zweden laat zien dat er buurteffecten zijn, ze zijn echter zeer klein. Als verklarende factor wordt het bestaan van een sterke verzorgingsstaat genoemd. Publieke voorzieningen in arme buurten zijn in onze steden veel beter en veel toegankelijker dan in Amerikaanse steden. Investeringen in wijkvoorzieningen en in het leiden van mensen naar werk zijn hier vele malen hoger dan in Amerikaanse steden. We weten dat publieke inspanningen om achterstanden te lijf te gaan en sociale mobiliteit voor iedereen mogelijk te maken succesvol zijn. Toch legt deze strategie het in praktijk vaak af tegen een strategie die gericht is op menging van de wijk. Dat is gek. Menging kost vaak handenvol geld en het is nog maar de vraag of het tot een duurzame oplossing leidt. Ik wil dat toelichten. Mensen met een zelfde levensstijl wille n graag naast elkaar wonen. Sociologisch onderzoek heeft laten zien dat de gemakkelijkste interactie altijd plaatsvindt tussen mensen met hetzelfde opleidingsniveau. Dit gegeven, het soort-zoekt-soortmechanisme, gekoppeld aan het feit dat een hoger inkomen de keuzevrijheid voor het kiezen van een woonplek vergroot, maakt dat de sociale uitsorteringsprocessen heel sterk zijn. Als een wijk een goede naam krijgt, dan verdringt rijk op termijn arm. Als een wijk een slechte naam heeft, gaan er geen rijke mensen wonen. Een gemengde buurt is dus nooit stabiel. Inkomensverschillen, zeker nu deze de laatste jaren alleen maar groter zijn geworden, in combinatie met het soort zoekt soort, zorgen steeds weer voor de homogenisering van woonmilieus. Mengen kan op korte termijn zorgen voor een gemêleerd woonmilieu, maar wordt op langere termijn vaak tenietgedaan.
(De heer H.H.G. BAKKER: Ik hoor de successtory van mensen die enige welvaart hebben en naast elkaar wonen, maar hoe zit het dan met die mensen die in die achterstandswijken zitten? Denkt u niet dat die uit de put willen komen en helemaal niet in die achterstandswijken willen wonen, maar uitzicht willen hebben op een positieve toekomst?)
Volgens mij hebt u niet helemaal begrepen wat ik heb gezegd.
(De heer H.H.G. BAKKER: Nou, ik heb het donders goed begrepen.)
De praktijk is dat er ook veel mensen weer vertrekken uit die achterstandswijken. Dat is in elk geval in onze situatie zo. In Amerikaanse steden en ook in Franse steden is dat niet zo. Dat is nu net het verschil. Mijn argument is dat dat mede komt door de publieke investeringen die wij in onderwijs doen, die wij in buurtvoorzieningen doen en dat bewezen is, dat het in de praktijk werkt.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Pas geleden heb ik met de directeur van een woningcorporatie gesproken en die beweerde het tegendeel. Die zei bijvoorbeeld dat de Mercatorbuurt helemaal verpauperd was. Er is wat aan gedaan en iedereen trok zich eraan op. Ook de mensen die minder kansen zouden hebben. Nu zegt u dat zo’n buurt op den duur alleen maar rijker zou worden. Moeten we juist niet aan dit soort projecten vasthouden? Moeten we niet meer van dit soort projecten uitvoeren?)
Ik heb u net verteld dat er in Nederland en in Zweden uitgebreid onderzoek is gedaan naar buurteffecten, dat die buurteffecten er wel zijn, maar dat ze bijzonder klein zijn. En ik heb u verteld wat die wetenschappers daar als verklaringsgrond voor aanreiken. Dat lijkt mij in tegenspraak met de uitspraken van deze directeur. Maar misschien moet u hem of haar mijn verhaal een keer voorleggen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik vind het heel makkelijk. Er zijn natuurlijk meerdere onderzoeken. U noemt er nu twee, maar ik neem aan dat wij hier in Nederland meerdere onderzoeken hebben op grond waarvan er juist zo gevarieerd mogelijk gebouwd zou moeten worden. U zegt nu dat GroenLinks vindt dat er niet gevarieerd gebouwd moet worden.)
Dat zeg ik niet. Dat heb ik volgens mij ook niet bedoeld te zeggen. Ik heb een ander verhaal verteld. Volgens mij praten we langs elkaar heen.
(De heer MANUEL: U zegt eigenlijk dat mensen in probleemwijken, achtergestelde buurten in Amsterdam, evengoed een kans hebben om zich te emanciperen, om een hogere opleiding te gaan volgen en wat welvarender te worden dan de mensen om hen heen. Dat geloof ik meteen, maar aan de andere kant is er ook sprake van een bepaald leefklimaat in zo’n buurt of in zo’n wijk. En als u zegt: we hoeven niet te gaan differentiëren, we laten die wijken zoals ze zijn, we behouden als het ware die wijken met voornamelijk goedkope sociale huurwoningen, dan accepteer je dus dat er in Amsterdam gebieden zijn waar het leefklimaat minder wenselijk is, waar de veiligheid lager is dan we zouden willen. Mijn vraag aan u is: bent u bang dat als we wel gaan differentiëren, we een situatie krijgen waarin een wijk doorschiet? Bent u bijvoorbeeld van mening dat de Jordaan en de Pijp buurten zijn die zijn doorgeschoten in die differentiatie en een soort yuppenbuurten zijn geworden? Of bent u met mij eens dat dat juist wijken zijn waar je een aardige vermenging ziet van zowel mensen die het sociaal-economisch wat minder gaat en mensen die wat rijker zijn?)
Ik heb u verteld, zonder daar een moreel oordeel aan te geven, hoe sterk ruimtelijke sorteringsprocessen zijn en dat een gemengde buurt, zeker naarmate de inkomensverschillen groter worden, nooit stabiel zal zijn op de middellange termijn.
(De heer MANUEL: Wat is de conclusie daaruit dan? Moeten we dan niet proberen om te gaan differentiëren omdat een wijk die differentieert volgens u toch doorschiet?)
Soms zul je dat wel moeten doen, maar je moet dat afwegen tegen de andere strategie die je hebt, en dat is ervoor zorgen dat er goede publieke voorzieningen zijn. En het argument daarvoor heb ik u eerder gegeven. Er zit echter wel een gekke vooronderstelling in uw eerdere vraag, namelijk dat daar waar mensen met een laag inkomen wonen, het per definitie zo is dat het er onveiliger is. Dat is gek. Daar moet u maar over nadenken.
Bij die strategie van menging moeten we ons ook realiseren dat kansarmen ondertussen hun achterstanden gewoon meezeulen. Zolang we mensen niet op een taalcursus krijgen, of aan het werk krijgen, of ervoor zorgen dat ze hun opleiding afmaken, dan blijft hun achterstand bestaan. Een nieuwe woning verandert daar weinig aan. Om onze inzet op goede publieke voorzieningen met als doel om mensen vooruit te helpen op één punt concreet te maken, wil GroenLinks een voorstel doen ten aanzien van de voorschool. Nu gaan voornamelijk achterstandsleerlingen naar de voorschool, en hoe men de resultaten ook beoordeelt, vaststaat dat ze hier profijt van hebben. Een logische volgende stap is ervoor te zorgen dat meer kinderen naar de voorschool gaan. Alle achterstandskinderen die er nog niet op zitten, maar juist ook de andere kinderen. Waar ouders voor de peuterspeelzaal blijven kiezen, zou het verstandig zijn om de voorschool en de peuterspeelzaal onder één dak te brengen. Een voorschool nieuwe stijl, met een breed aanbod en met een brede populatie, moet gekoppeld worden aan een basisschool, waardoor de aansluiting, die nu hier en daar wel eens wil haperen, beter wordt. Daardoor stromen niet alleen achterstandskinderen door naar dezelfde basisschool, terwijl de kinderen van de peuterspeelzalen en de crèche naar een andere school gaan. Ik zal aan het einde van mijn speech daar nog een motie over indienen.
(Mevr. BRUINES: Mag ik hier één vraag over stellen? Als ik u goed begrijp, doet u hiermee niet het voorstel om de leerplicht, waar we hier in Amsterdam niet over gaan, naar twee jaar te verleggen.)
Nee. Dat voorstel doe ik niet.
Een dergelijke ambitie kost geld, veel geld, maar is een investering in de toekomst van kinderen die het waard is. Hiervoor mogen offers worden gevraagd. Ons voorstel is dat mensen met geld in deze stad binnen vier jaar evenveel onroerendzaakbelasting (OZB) geen betalen als het landelijk gemiddelde. Dat is niet teveel gevraagd en ik zal daar later een motie over indienen.
Er is een tweede element dat leidend kan zijn voor een progressieve coalitie. Dat heeft betrekking op milieu en bereikbaarheid. Concentratie van wonen, werken, uitgaan en winkelen heeft grote voordelen voor het milieu. Meer mensen zullen gebruik maken van het openbaar vervoer omdat de halte dichterbij is, het net fijnmaziger is en de trams en de bussen vaker rijden. Concentratie zorgt er ook voor dat open, groene gebieden open kunnen blijven. Drukke plekken zullen altijd viezer zijn en concentratie van mensen en activiteiten brengt bereikbaarheidsproblemen met zich mee. Misschien kunnen nieuwe technieken ervoor zorgen dat het op drukke plekken schoner wordt, maar daarmee is het bereikbaarheidsprobleem nog niet opgelost en wordt de leefbaarheid van buurten nog niet bevorderd. Voor Amsterdam is dit geen nieuw probleem. Ondanks de toegenomen automobiliteit in de regio van de laatste tien jaar, een groei van maar liefst 35%, is het verkeer in en van en naar de binnenstad afgenomen met ongeveer 20%. Wij danken dit aan de invoering van het betaald parkeren en de vermindering van het aantal parkeerplaatsen. De economie van de binnenstad heeft hier niet onder geleden, integendeel. De stad staat nu voor de opgave het binnenstadsmodel op een grotere schaal te introduceren.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Uit welk onderzoek haalt u dat de economie van de binnenstad niet heeft geleden?)
Ik kijk om me heen en ik zie dat er heel veel winkels open zijn.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Nou, nou, nou, zijn dit nu de onderzoeken van GroenLinks?)
Ik ken die onderzoeken zelf niet, maar de heer Van der Meer heeft me bezworen dat het met de economie in de binnenstad heel goed gaat. Hij leest al die onderzoeken wel.
De stad staat nu voor de opgave het binnenstadsmodel op grotere schaal te introduceren. Het centrum van Amsterdam groeit. Buurten als de Pijp, Oud-West en de Oosterparkbuurt krijgen een steeds stedelijker karakter. Voorzieningen veranderen en het aantal één- en tweepersoonshuishoudens met geld rukt in deze buurten op. Dit zorgt voor nieuwe bereikbaarheidsproblemen en maakt ook de verdeling van de schaarse openbare ruimte tot een heikel punt. We kennen de oplossing voor dit probleem: minder auto’s en hogere parkeertarieven om onderscheid te kunnen blijven maken tussen het noodzakelijke en het niet-noodzakelijke verkeer, vermindering van het aantal parkeerplaatsen naar een niveau dat in de binnenstad gangbaar is. Maar dat is misschien een moeilijk verhaal om te vertellen. Het is ook een wenkend perspectief. Wat we ervoor terugkrijgen, is meer rust, meer speelgelegenheden voor kinderen, meer ruimte voor de fiets, schonere lucht en een stad die bereikbaar blijft voor hen die er echt moeten zijn. We weten allemaal dat dit op termijn, zeker op het moment dat de binnenstad groter wordt, onvermijdelijk is.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: U hebt er net voor gepleit dat je allerlei zaken niet uit elkaar moet trekken. Je moet achterstandsbuurten achterstandsbuurten laten, je moet dus ook mensen die een auto in de stad willen, lekker daar laten. U ondergraaft uw hele verhaal.)
Ik kan dit niet helemaal volgen, mevrouw Van Oudenallen, maar ik geloof dat we het niet eens zijn.
We weten allemaal dat dit op termijn onvermijdelijk is, maar wie is bereid om dit verhaal de komende jaren te vertellen? De VVD in ieder geval niet. Iedereen die maar met één vinger in de richting van de auto wijst, heet gestoord te zijn. Dat is een leuk oppositioneel geluid van een partij die er op uit is vooral het eigen electoraat te bedienen, maar getuigt van weinig bestuurlijke durf.
Nu ik het toch over mijn liberale vrienden heb, moet mij een en ander van het hart. In de vroege zomer van 2002 deed Frits Huffnagel mij op een terras in de Pijp het voorstel om gesprekken te beginnen tussen de VVD en GroenLinks. Ik stemde daarmee in. Niet omdat ik zelf nu zo nodig een College zonder de eeuwige PvdA wil. Ook toen al had ik een sterke voorkeur voor een progressief College. Het kabinetsbeleid van de laatste vier jaar heeft mijn verlangen hiernaar alleen maar doen toenemen. Dat neemt niet weg dat de PvdA door haar grootte en positie in het midden soms een ongezonde machtspositie heeft. De constatering in het rapport over ons stadsdeelstelsel dat het in de Amsterdamse bestuurscultuur veel over macht en bevoegdheden gaat en minder over samenwerking en resultaat, is er wat dat betreft een die de PvdA in haar zak kan steken. Doorbreking van de sociaal-democratische dominantie op issues leek mij daarom gewenst. Gesprekken kunnen daarbij helpen. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik misschien naïef ben geweest. Ik ben de laatste maanden namelijk van een koude kermis thuisgekomen. Jeroen Saris heet nu de geestelijke vader te zijn van een megalomaan IJ-oeverproject, terwijl het onder meer de VVD was die een grootse pps-constructie wilde voor dit project. Frank Köhler heeft in zijn eentje een rotzooi van de Sociale Dient gemaakt, terwijl de heer Van der Burg in zijn maidenspeech in deze Raad nog zei dat het gehele College, de gehele Gemeenteraad en het gehele management hadden gefaald. En als Marijke Vos zakelijke kritiek levert op het gestoorde plan van de VVD om 24 uur per dag, 7 dagen per week preventief fouilleren in hee l Amsterdam mogelijk te maken, dan is dat opeens een Haagse streek. De VVD heeft, zo lijkt het, haar conclusies getrokken. Men wil niet met GroenLinks besturen. Ik neem daar kennis van. Komende vrijdag ben ik uitgenodigd om’s morgens om acht uur samen met de heer Van der Burg de resultaten van de gesprekken die de afgelopen jaren tussen de VVD en GroenLinks gevoerd zijn, in ontvangst te nemen. Dat wordt toch een beetje een merkwaardige bijeenkomst. Voor de heren en dames journalisten: het gebeurt niet in de Waag. Dat wordt een beetje een merkwaardige bijeenkomst, vooral voor de VVD’ers die deze gesprekken gevoerd hebben. De partijtop heeft hun werk hevig gefrustreerd en hen als personen in diskrediet gebracht. Immers, welk rechtgeaard VVD’er praat nog met die onnozele GroenLinksers die er alleen maar een zooitje van maken. En vervolgens verschijnt daar de altijd blije Eric van der Burg met een grote glimlach die de betrokkenen dankt voor al hun inspanningen. Vindt u het gek dat burgers sommige politici hypocriet vinden?
(De heer ASSCHER: Onthulling op onthulling. U veronderstelt nu dat de VVD conclusies heeft getrokken. Ik herinner me dat mevrouw Vos heel rustig en niet hysterisch zei: van mij hadden die besprekingen in de Waag helemaal niet gehoeven. Trekt u nu ook al conclusies?)
Die besprekingen in de Waag hebben er niet toe geleid dat de VVD de laatste maanden niet op GroenLinks is gaan schelden. Dat moet ik constateren. Ik weet ook niet waarom ze dat doet, dat is verder aan die partij. Maar ik moet constateren dat zij blijkbaar niet met ons wil samenwerken.
(De heer ASSCHER: Laat ik het dan zo zeggen: vindt u dat schelden zo erg dat u nu de VVD uitsluit?)
Ik sluit niemand uit. Zij gaat door met schelden. Het hangt ervan af wat ze wil. En zij wil niet, meneer Asscher.
(De heer NEDERVEEN: Als deelnemer aan het Waagberaad vind ik het aardig om te zeggen dat ik er erg aan heb gehecht dat het overleg tussen GroenLinks en de VVD zich juist onttrok aan de hectiek van de dagelijkse politiek en dat het zwaartepunt lag bij de reflectie.)
(De heer LIMMEN: Ik wil opmerken dat ook het CDA zich openstelt voor alle mogelijkheden om met andere partijen op rustige momenten te reflecteren.)
Ik kom aan het slot van mijn betoog. Ik wil twee mensen een compliment maken. Dat is niet omdat anderen geen compliment zouden verdienen, maar omdat ik het nodig vind om dit er extra uit te lichten. Dat zijn Job Cohen en Ahmed Aboutaleb. Het afgelopen jaar is, sinds de vorige Algemene Beschouwingen, voor u beiden het meest bewogen jaar in uw leven geweest. U bent beiden doorgegaan met het benadrukken van de notie van binden. De boel bij elkaar houden, erbij horen en meedoen. Ahmed Aboutaleb heeft daar eerder waardering voor gekregen. Pas recent lijkt het erop dat Job Cohen ook zijn deel krijgt, en dat werd tijd. Ik zou u beiden eens de volgende vraag willen stellen, of liever: u zou zich beiden de volgende vraag eens moeten stellen: wil ik liever besturen met de VVD, de partij van Rita Verdonk en Ayaan Hirsi Ali, of met GroenLinks, de partij van Femke Halsema en Marijke Vos? Ik bedoel dat niet flauw en ik wil ook absoluut geen afbreuk doen aan het engagement van Verdonk en Hirsi Ali, maar zij staan beiden voor een andere politiek dan u beiden. De stelling van Wouter Bos dat de PvdA en GroenLinks anders aankijken tegen het multiculturele vraagstuk kan ik niet plaatsen. Misschien dat Wouter Bos er anders tegenaan kijkt, maar voorzover ik het vanuit het Amsterdamse kan waarnemen, vinden in de kern van de zaak GroenLinks, Job Cohen en Ahmed Aboutaleb hetzelfde.
Ik sluit af. De emancipatie is nooit voltooid. Een stad als Amsterdam zal altijd open blijven staan voor nieuwe groepen. Dat is een opgave, maar ook een wenkend perspectief. Een dynamische stad en geen rustoord voor gearriveerden.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
19o   Amendement van 16 november 2005 van de raadsleden Van Poelgeest en Sargentini inzake de begroting voor 2006 (voorschool) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 571).
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Limmen.
 
De heer LIMMEN: Je merkt aan alles dat de verkiezingen er aankomen. Er wordt flink gespeculeerd over een nieuw College en daarom ben ik erg benieuwd naar alle overlegjes die her en der plaatsvinden. U kent de positie van het CDA, wij buigen niet naar links en wij buigen niet naar rechts. Wij staan dus open voor allerhande overleg en wij sluiten bij voorbaat niemand uit. Ik heb het idee dat die vraag heel sterk leeft hier in deze zaal, dus laat ik dat maar meteen zeggen. In het licht van al dat verkiezingsgeweld is het hoog tijd voor ons als christen-democraten om op een genuanceerde manier de balans op te maken van wat er de afgelopen vier jaar is gebeurd. Als ik hier sta, en ik luister naar wat er al gezegd is, dan ervaar ik het als een prikkelende uitdaging om in de opsomming van wat er allemaal bereikt is enige originaliteit ten toon te spreiden. Toch ga ik een aantal dingen ook noemen die al door anderen genoemd zijn, omdat we die erg goed vinden. Wij zijn trots op het College. Ik denk dat er een aantal goede dingen is gebeurd. Ik noem met name de aanleg van de Noord-Zuidlijn. De bereikbaarheid van Amsterdam blijft een groot probleem. Ook in een andere hoedanigheid heb ik gezien dat bedrijven, ook vanwege de gebrekkige bereikbaarheid, Amsterdam verlaten. Daarom denk ik dat het erg belangrijk is, ook vanuit een andere optiek, dat we daar een begin mee hebben gemaakt. Maar niet alleen vanuit economisch perspectief is het belangrijk dat er een Noord-Zuidlijn komt, ook vanuit milieuperspectief. Ik heb een kleine twee weken geleden het partijcongres van het CDA bezocht. Wie dat heeft bijgewoond, kan er geen enkel misverstand over laten bestaan dat er ook binnen het CDA tegenwoordig groot belang wordt gehecht aan het milieu. Ik wil dat hier heel duidelijk benadrukken. Wij hadden zelfs de voorzitter van Greenpeace op ons congres. Ik wil maar zeggen: bij ons is dat besef groeiende. Daar kunnen we om lachen, maar wij vinden dat goed, al is het alleen maar vanwege de feiten. Wie aan de Jan van Galenstraat woont, leeft gemiddeld tien jaar korter door de zware luchtvervuiling. Kinderen die langs een doorgaande weg in Amsterdam wonen, hebben een 10% tot 15% verminderde longcapaciteit. Daar worden wij niet vrolijk van. Het is interessant dat je ook ziet dat het wat meer onder Amsterdammers gaat leven. Ik vind het opvallend hoe weinig ik heb horen klagen over de maximumsnelheid van 80 km op de westelijke Ring, zelfs als dat in het begin files oplevert. Wat ons betreft kunnen we dat overal gaan invoeren.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Hebt u ook deze week een heel groot artikel gelezen in een of andere ochtendkrant dat er zoveel klachten waren binnengekomen?)
Ik lees vaak ochtendkranten, op sommige dagen met heel veel plezier. Ik heb het niet over de krant, ik heb het over de signalen die mij bereiken, mevrouw Van Oudenallen. Maar het zal ongetwijfeld in de krant hebben gestaan.
Kortom, complimenten voor het Actieplan Luchtkwaliteit van het College. Wij denken dat we op dat terrein verder kunnen met elkaar. Het is ook door anderen gezegd, maar ook wij geven het College en met name de Burgemeester complimenten als het gaat om integratie en het bij elkaar houden van Amsterdam in het afgelopen jaar. Dat is absoluut niet gemakkelijk geweest, en wij denken dat op dat gebied een heleboel goede dingen zijn gebeurd.
(De VOORZITTER: En nu wil de heer Asscher u interrumperen.)
(De heer ASSCHER: Niet over integratie, maar over de milieuboodschap van de heer Limmen. Moeten we uw pleidooi ook verstaan als een pleidooi voor rekeningrijden? Dat ligt volgens mij in uw partij heel omstreden, en het zou natuurlijk mooi zijn als Amsterdam als grote stad en uw partij als grootste partij in het land daar nu een lans voor zouden breken.)
Nee, u moet mijn betoog niet anders verstaan dan zoals ik het gezegd heb.
(De heer ASSCHER: Maar wat vindt u dan van dat rekeningrijden?)
Rekeningrijden is wat mij betreft iets waar op de eerste plaats in Den Haag over wordt beslist, maar wij zijn daar als partij intern nog over aan het nadenken. Ik heb daar op dit moment geen definitief standpunt over.
Ik was inmiddels al naar het onderwerp integratie overgestapt. Als het gaat om integratie kunnen we natuurlijk niet rustig achteroverleunen. Teveel Amsterdammers spreken geen Nederlands, teveel Amsterdammers ontvangen een uitkering en zitten thuis. Dat zijn zaken waar je niet vrolijk van wordt en dat moet natuurlijk anders. Wij denken dat in deze collegeperiode een goed begin is gemaakt met oplossingen daarvoor. Wij claimen ook het vaderschap van de Wet werk en bijstand. De liberalen schrijven hem toe aan hun staatssecretaris, wij schrijven hem toe aan onze minister.
(De heer VAN DER BURG: Tegenwoordig kun je twee vaders hebben.)
Zo ziet u maar, ik volg op dat gebied uw geëmancipeerdheid. Ik heb de afgelopen jaren in de Commissie voor Werk en Inkomen, Educatie, Jeugd, Diversiteit en Grotestedenbeleid gezeten. En als iemand de kerngedachte achter de Wet werk en bijstand mooi omarmt en ook prachtig kan formuleren, dan is het meneer Aboutaleb. Dus wat mij betreft hebben we zelfs drie vaders, meneer Van der Burg. Ik vind het leuk en mooi om te zien dat hij niet alleen wordt uitgevoerd omdat het moet, maar ook omdat er in geloofd wordt. Dat vinden wij echt heel mooi om te zien. Wij denken dat het sociale beleid verder die richting uit moet. Wij denken dat het de goede kant opgaat en dat we daar verder in moeten gaan. Een groot probleem bij het sociale beleid van werk, werk en nog eens werk blijft dat wie niet de taal spreekt, nooit een baan vindt. Wat dat betreft hebben we in Amsterdam natuurlijk grote problemen. Wij denken dat we streng moeten zijn voor de mensen die niet willen, maar dat we er tegelijkertijd voor moeten zorgen dat mensen niet nodeloos op wachtlijsten staan. Daarom steunen we ook de extra investeringen in taalcursussen. Het gaat ook niet alleen om taallessen, het gaat ook om participatietrajecten. Daarom komt er nu een typisch CDA-moment: wij denken dat we moeten gaan proberen om ook als gemeente Amsterdam meer gebruik te maken van de infrastructuur die in de stad bestaat in de vorm van moskeeën en kerken. Uitleg geven over de Nederlandse taal en cultuur kan bij uitstek een taak voor deze instellingen zijn. Mensen vinden makkelijker hun weg naar dat soort instituten. Wij hebben in dat kader moskeeën ook al eerder opgeroepen om de preek gedeeltelijk of grotendeels in het Nederlands te houden. Wij denken dat daar een emanciperende werking van uit zal gaan. Wij willen op dat gebied ook verder denken. Wij willen nadenken over een manier om als gemeente taalcursussen, computercursussen, sollicitatietraining, huiswerkbegeleiding in de moskee te laten plaatsvinden. Laten we ook proberen om als gemeente na te denken over een manier om dat te subsidiëren. En als je dat subsidieert, moet het ook toegankelijk zijn voor mensen die niet tot een dergelijke geloofsgemeenschap horen. We denken in dat verband bijvoorbeeld aan voorlichtingsfolders. Als je die nu openslaat en je kijkt wat er aan welzijnswerk geboden wordt in een bepaald stadsdeel, dan lijkt het soms alsof er geen kerken en moskeeën zijn. Wij denken dat we dat meer moeten omarmen. Er zijn namelijk ook goede voorbeelden.
(De heer PAQUAY: Ik wil u één vraag stellen. Hoe zit het eigenlijk met de scheiding tussen kerk en staat? Hoe moet ik daar tegen aankijken? Ik heb het nu niet over uw voorstellen om al dat soort activiteiten te bevorderen. Maar u wilt dat in de moskee en in de kerk gaan doen. Hoe zit het eigenlijk met de scheiding van kerk en staat?)
Wij denken dat je zult moeten toetsen of er daadwerkelijk binnen zo’n moskee een open houding bestaat, of men gericht is op integratie. Als je daarop toetst, en als je er vervolgens ook voor zorgt dat een van de eisen is dat dergelijke cursussen en activiteiten ook openstaan voor mensen van buiten de moskeeën, dan heb je daarmee het open karakter voor stadsdeel bevorderd. Dan zorg je wat mij betreft voor twee goede dingen. Je zorgt ervoor dat mensen die anders nooit een moskee binnengaan, voor dat soort activiteiten wel naar binnen gaan. Je dicht een beetje de kloof met mensen die een beetje eng vinden wat er allemaal in die moskee gebeurt. Dat is het eerste. En het tweede is dat je daardoor ook het effect krijgt dat mensen die lid zijn van zo’n moskee die op integratie gericht is, ook daar activiteiten kunnen ontwikkelen. Mensen vinden er makkelijker hun weg naartoe. Dat is de reden waarom wij in die richting denken.
(De heer PAQUAY: Dus eigenlijk wilt u van dat soort instellingen openbare gebouwen maken?)
Gedeeltelijk. Als daar cursussen worden gegeven waaraan de gemeente in welke zin dan ook bijdraagt, dan moet dat ook openbaar zijn en toegankelijk voor mensen die niet tot die geloofsgemeenschap horen. Wij denken dat je daardoor de kloof die er nu is enigszins kunt slechten. Dat is het idee. Ik vind in dit kader de manier waarop vertegenwoordigers van Milli Görü? zich profileren een goed voorbeeld. Ze moedigen discussie aan onder mensen uit hun achterban, ook met mensen van andere gezindten. Taboes worden doorbroken. Wij denken dat Amsterdam deze lijn in de toekomst moet vasthouden.
Dan heb ik nog één opmerking. Wij hebben de afgelopen jaren vaak gezegd dat we de indruk hebben dat er teveel ambtenaren zijn. Het valt ons nog steeds op dat er onderzoeken zijn gedaan waaruit eigenlijk geen definitieve conclusies getrokken kunnen worden. Wij vinden dat jammer. Ik zie op dat gebied voorstellen van andere partijen tegemoet. Ik wil daar niet op vooruitlopen. Wij vinden het jammer dat op dit moment niet duidelijk vast te stellen valt hoe het Amsterdamse ambtenarenapparaat zich nu verhoudt tot dat in andere steden. Dat vinden wij jammer, want daardoor kunnen wij de discussie daarover niet goed voeren.
Tot slot hopen wij als christen-democraten in een moeilijke periode, de afgelopen vier jaren waren voor Amsterdam lastige jaren, een bijdrage te hebben geleverd aan de stabiliteit van het stadsbestuur.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Alberts.
 
Mevr. ALBERTS: We gaan niet meer eindeloos praten of analyseren, nee, we gaan het simpelweg doen. We gaan uitvoeren wat we beloven, we benoemen de resultaten en zijn daar voor iedereen op aan te spreken. Bijna vier jaar geleden werd deze tekst opgeschreven in het programakkoord dat PvdA, VVD en CDA sloten. Het was de tijd van de nieuwe politiek. Een beetje in de trant van de oud-voetbalcoach Ernst Happel: “kein Geloel, Fußballen”. Het zou allemaal anders gaan. Twee A4’tjes met maatregelen, krachtdadige taal. Mijn moeder heeft me altijd geleerd: praatjes vullen geen gaatjes. Ik wil eens kijken wat nu het resultaat is. Immers, het College zei het al, alleen dát telt. Ik zal het toespitsen op slechts drie onderdelen, de rest komt straks hoofdstuksgewijs nog aan de beurt.
Eerst het onderdeel Werk en Inkomen en Armoedebeleid. Daarover zei het programakkoord: in Amsterdam staat niemand aan de kant. Korte metten maken met alle papieren rompslomp, dus alles mogelijk maken om het geld te krijgen waar het hoort. Hoe kan het dan dat een op de vijf Amsterdammers op het minimum leeft? Hoe kan het dan dat 29% van alle jongeren in onze stad tot de minima behoort? Hoe kan het dan dat meer dan 40.000 kinderen in Amsterdam in armoede opgroeien? Hoe kan het dan dat die voedselbanken als paddestoelen uit de grond schieten en zelfs de vraag niet aankunnen? Hoe kan het dan dat de schuldhulpverlening nog steeds groeit? Dat het aantal huisuitzettingen groeit? Hoe kan het dan dat het College 60 miljoen euro overhoudt aan de Dienst Werk en Inkomen? Het feit dat Den Haag zijn taak laat liggen en doorgaat met zijn afbraakbeleid, ontslaat het College niet van de verantwoordelijkheid om het groeiend aantal mensen in broodnood, en dit jaar is dat met bijna 10% gestegen, uit de armoede te halen. Waar is het Deltaplan Armoedebestrijding? Het College komt met een voorstel om kinderen uit arme gezinnen een computer te geven en het schoolgeld te betalen. Met alle respect, de SP zegt niet dat u dat niet moet doen. Maar op een lege maag kun je niet leren. Die kinderen hebben aan veel meer behoefte. De SP stelt daarom voor om de toeloop naar de voedselbanken te stoppen door de voorschotregeling in ere te herstellen en de uitkering pas stop te zetten als onomstotelijk bewezen is dat die onrechtmatig was. Wij hebben daartoe een motie. Verder stelt de SP voor om het armoedebudget met 25 miljoen euro te verhogen en ook dat hebben wij in een motie vastgelegd. Ik hoop dat de Raad die in meerderheid zal steunen. Er hebben al meer woordvoerders over het armoedebeleid gesproken en ik zou zeggen: voeg de daad bij het woord.
Over wonen: Amsterdam moet een stad blijven waar iedereen kan wonen, stond er in het programakkoord. Dat betekent dat we veel extra woningen moeten gaan bouwen. Daarom gaan we maatregelen treffen om de woningproductie op te voeren, zodat we er in 2006 maar liefst 16.000 nieuwe woningen bij hebben. Ik heb in feite maar één vraag: waar staan die dan? Amsterdam heeft woningnood. Ik ga u twee cijfers geven. In januari 2004 was de woningvoorraad, en ik ga hem uitspreken zoals ik hem altijd schrijf, want dan snap ik hem nog het beste, 401.343. In januari 2005, een jaar later, was dat 401.978. Ik heb het even uitgerekend, zegge en schrijve 635 woningen meer. Waarom is er niet systematisch gewerkt aan het vergroten van de woningvoorraad? Maar ook: waarom is er niet nagedacht over hoe je moet omgaan met wat je hebt? De corporaties willen alleen maar slopen. Waarom heeft Amsterdam die woningen niet opgekocht?
(De heer OLIJ: U leest cijfers voor, maar volgens mij heeft Amsterdam iets van 370.000 woningen, dus die 401.000 zou fantastisch zijn. Dan hebben we 30.000 woningen meer dan ik in mijn hoofd heb.)
Ik heb die getallen uit de berekeningen van de OZB. Dat staat in het begrotingsboek.
(De heer OLIJ: Dat zijn geen woningen, dat zijn eenheden en dat is iets anders. Ik zoek de precieze cijfers even op.)
Degene die voor mij heeft gerekend, kwam op 635 woningen erbij uit. De pagina’s worden er nu bij genoemd.
Door deze manier van werken en door niet meer tegenwicht te geven, zijn Amsterdammers afhankelijk van de markt. Een markt die er juist baat bij heeft dat er schaarste heerst, want dan kun je vragen wat de gek ervoor geeft.
Samenleven. Op dit punt wil ik u voorleggen wat de SP zich afvraagt. In wat voor samenleving zijn we terechtgekomen, dat twee mannen in een djellaba geblinddoekt uit een trein worden afgevoerd? Wat voor een samenleving maakt het mogelijk dat een accuboor de Prins Hendrikkade doet veranderen in een situatie die we alleen kennen uit een slechte Amerikaanse actiefilm? Wat voor een samenleving is het eigenlijk die voor verslaafden de vierde arrestatie in een week oplevert met uiteindelijk opsluiting voor twee jaar en dat als oplossing ziet? Wat voor een samenleving is het eigenlijk die in het ophangen van camera’s en preventief fouilleren de oplossing ziet om het gevoel van onveiligheid terug te dringen? Wat voor samenleving is het eigenlijk die over hangjongeren praat alsof het criminelen zijn? De SP heeft niet van het College gehoord dat dit toch niet de samenleving is die we willen. Sterker nog, het College heeft een aantal maatregelen zelf in werking gesteld. Ik wil aan het College de vraag voorleggen: hebt u plannen klaarliggen om de trends zoals ik die net schetste te keren? Of gaat u gewoon nog even door? Wat mij nog het meest gestoord heeft aan het begrotingsboek van dit jaar, is de toon. Met het vertrek van de wethouders Oudkerk en Dales zijn de brulkikkers wel verdwenen, maar de zelfgenoegzaamheid is gebleven. Het is een glimmend verhaal. Het College lijkt niet door te hebben dat op dat glimmende verhaal roestplekken zitten. Amsterdammers wachten op een huis, wachten op werk, worden uit hun uitkering geknikkerd, zijn bang om hun verzorgde oude dag kwijt te raken. College, u bent helemaal niet klaar, in tegenstelling tot wat u zelf beweert. U hebt zelfs nog bergen werk te verzetten.
(De heer H.H.G. BAKKER: U had het net over de samenleving, mevrouw Alberts, maar wat voor samenleving krijgen we in Amsterdam als we die wapens niet van de straat halen? En wat voor samenleving krijgen we als we bijvoorbeeld een muis willen vangen en geen muizenval plaatsen? Wat voor samenleving hebt u dan voor ogen?)
Het gaat erom dat de oplossing voor de problemen die er zijn nu gezocht wordt in repressie. En wat onvoldoende gebeurt en veel meer zou moeten gebeuren, is de oplossing van de problemen zoeken in de redenen waarom mensen dingen doen die we niet willen. Die oplossing moet je veel eerder zoeken. Je moet er niet elke keer de knoet overheen willen gooien. Dat is veel belangrijker, want we hebben het net over angst gehad, die sfeer is contraproductief en daar hebben we helemaal niets aan. Mensen moeten juist met elkaar samenwerken om vooruit te komen en niet tegen elkaar in werken.
(De heer H.H.G. BAKKER: Maar kunt u nog antwoord geven op de vraag hoe u de samenleving ziet met die wapens op straat?)
Ik ga het niet nog een keer uitleggen. Ik wil dat best doen, maar dat vind ik zonde van de energie. Ik heb het net uitgelegd.
 
De VOORZITTER: Ik zal de moties voorlezen.
 
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
20o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Paquay inzake de begroting voor 2006 (armoedebeleid) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 572).
 
21 o   Motie van 16 november 2005 van het raadslid Paquay inzake de begroting voor 2006 (voorschot op uitkering door Sociale Dienst) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 573).
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel.
 
De heer MANUEL: Het is de eerste keer dat ik op dit gestoelte sta, dus ik moet even kijken of mijn ogen nog goed genoeg zijn om de tekst ook te kunnen lezen, maar dat valt geloof ik wel mee. Dit zijn de laatste Algemene Beschouwingen van deze bestuursperiode. Hét moment om nog eens even terug te kijken. Wat heeft dit College waargemaakt van zijn stoere woorden: alleen het resultaat telt? Wat konden we eigenlijk nog van dit College verwachten. Een College dat onder leiding stond van het illustere koppel Oudkerk en Dales? De twee superego’s die voortijdig het veld moesten ruimen? De een schrijft een boek en bedelt bij de Partij van de Arbeid om een baantje. De ander staart over de mistige weilanden ergens in het noorden van het land. En bedelt om een baantje in Den Haag, inderdaad, meneer Van Poelgeest. Wat kwam er nog terecht van het programakkoord na hun vertrek? Van het contract met de burger, zoals het met gezwollen woorden werd opgeschreven? Amsterdam moet en zal veiliger worden. Ik ben eerlijk gezegd de tel van het aantal liquidaties kwijtgeraakt, de afgelopen dagen. De kwaliteit van de dienstverlening moet fors omhoog. Ja, dat klopt. Nog steeds. Zestienduizend woningen. Ik zie ze niet staan. Er schijnen palen in de grond te zitten, en dat moeten we dan maar geloven. Maar in palen, meneer Stadig, kun je niet wonen, om met meneer Schaefer te spreken. De Noord-Zuidlijn is nu al tientallen miljoenen duurder en bovendien fors vertraagd. Twee Singelgrachtgarages. Ik zou niet weten waar de ingang zit, meneer Van der Horst. Een nieuwe Sociale Dienst. Laten we er maar over ophouden en laten we het maar eens hebben over wat dit College had moeten doen en grotendeels heeft nagelaten: de toekomst van Amsterdam vormgeven. De productie-economie loopt hier in het Westen op zijn eind. En als we sociaal willen blijven, meneer Asscher, als we geld willen hebben voor armoedebeleid, voor werkgelegenheidsprojecten, voor verbetering van het onderwijs, dan moeten we durven investeren in een welvarende toekomst. Hoe we dat moeten doen, daar kan ik kort over zijn. We moeten nog eerder gisteren dan vandaag ondubbelzinnig inzetten op kennis en creativiteit. Ik he rinner mij nog dat D66 geprobeerd heeft om een debat in deze Raad te voeren over het belang van kennis en creativiteit voor de toekomst van Amsterdam. Ruimte voor talent, weet u nog wel? Dat kwam ons op schampere opmerkingen te staan. De heer Asscher liet ons weten dat D66 een creatieve stad wil voor de elite, een creatief Wassenaar. En de heer Van Poelgeest voegde daaraan toe dat wij erop uit zouden zijn om arme huurders uit hun woningen te verdrijven. Door een karikatuur te maken van de creatieve kennisstad, smoorden zij het debat bij voorbaat.
(De heer ASSCHER: U ging toen nogal mee in het ongenuanceerde denken over die creatieve economie. Hebt u misschien enige tijd geleden het interview met Florida, de geestelijke vader ervan, in het Financiële Dagblad gelezen? Hij zei: dat is allemaal wel aardig, maar je moet niet gaan mikken op al die mensen die het al gemaakt hebben, op de succesvolle kenniseconomie. Als die 70% daaronder niet meegaat, dan beklijft die creatieve economie niet. Moet u nu misschien niet zeggen dat we dat debat niet hebben afgemaakt, maar dat u daar de verkeerde invalshoek had gekozen?)
Nee, dat moet ik inderdaad niet zeggen. Ik heb uiteraard dat interview wel gelezen, en ook een verslag van de bijeenkomst afgelopen vrijdag in Rotterdam waar hij sprak. Natuurlijk benadrukt hij nu een aantal gevaren van de kenniseconomie, maar ik denk dat hij voornamelijk doelt op de Amerikaanse situatie. In Amerika is natuurlijk een veel zwakker sociaal vangnet dan in Nederland, dus ik denk dat wij een aantal bezwaren tegen het inzetten op kennis en creativiteit kunnen ondervangen.
(De heer ASSCHER: U hebt mijn vraag niet begrepen. Hij zegt eigenlijk: je moet juist de stad toegankelijk maken voor de nog niet rijken, de nog niet geslaagde potentiële kenniswerkers.)
In dat geval ben ik het met u eens, en dat zult u ook terughoren in mijn verhaal.
(De heer ASSCHER: Maar uw pleidooi was gericht tegen betaalbare huren, weet u nog?)
Wat zegt u?
(De heer ASSCHER: U hield een pleidooi tegen betaalbare huren.)
Dat kan ik mij niet herinneren. Dat lijkt me ook erg onlogisch.
(De heer ASSCHER: Kan iemand anders zich dat wel herinneren?)
De vraag is dan natuurlijk: wat is nog betaalbaar? Maar daar zullen we het in een ander verband nog over hebben.
Het debat over kennis en creativiteit was teleurstellend voor ons, maar we kregen steun uit onverwachte hoek. Sla het Kunstenplan, het Sociaal Structuurplan of de Woonvisie er nog maar eens op na. Alle benadrukken de urgentie om nu in te zetten op kennis en creativiteit, om de kenniswerker aan de stad te binden en de kenniseconomie en de creatieve industrie naar Amsterdam te halen. Dat heeft ook effect gehad. Ik haal een citaat aan: “Vooral in de kennisintensieve en innovatieve sectoren liggen de groeikansen voor de Amsterdamse regio. Een gastvrij en aangenaam vestigingsklimaat voor creatieve industrieën is van grote noodzaak voor onze stad.” U zult denken: een typische D66-tekst. Maar hij komt uit het concept-verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid. Dus gefeliciteerd, meneer Asscher. U hebt kennelijk ook enigszins het licht gezien.
(De heer ASSCHER: Ik begin opeens heel goed te begrijpen waarom dat vorige debat een karikatuur is geworden. U voert helemaal geen discussie. Van heel zinnige dingen zegt u opeens dat ze van D66 zijn. Op die manier houdt u het nog wel een paar jaar vol, maar dan wordt het inderdaad een karikatuur.)
Nee, nee. U luistert niet, en u luistert waarschijnlijk bewust niet. Dit is een tekst die wij indertijd tijdens dat debat al uitgesproken hadden kunnen hebben en waarschijnlijk in een iets andere bewoording ook hebben. Toen had u het nog over een creatief Wassenaar aan de Amstel. Uw woordkeus toen was heel anders dan nu in uw verkiezingsprogramma stond. Daar heb ik het over.
(De heer VAN POELGEEST: Ik herinner mij dat zowel de heer Asscher als ikzelf, maar ook anderen, dat debat bijzonder serieus hebben voorbereid. We hebben dat boek gelezen. En dat wij dan dingen zeggen waar u het niet mee eens bent, of dat wij het verhaal van Florida anders interpreteren, betekent nog niet dat u kunt zeggen dat wij daarmee het debat hebben doodgemaakt. Wij hebben dat debat wel degelijk gevoerd, maar wij verschillen van inzicht over wat het beste is. Het zou u zeer sieren om niet badinerend te spreken over anderen die dit onderwerp serieus hebben bestudeerd.)
Meneer Van Poelgeest, ik heb niet meer gedaan dan enkele uitspraken van u en de heer Asscher aanhalen in mijn eerdere tekst.
(De heer VAN POELGEEST: Dat is juist het probleem. U hebt dat hele debat nagelezen, het is door verschillende mensen zeer serieus voorbereid, en het is een beetje flauw en ook een beetje goedkoop om u er op die manier, met die pedanterie van af te maken.)
Dat is dan uw mening. Die laat ik voor uw rekening.
Nog een ander citaat: “Steeds duidelijker wordt dat het investeren in bijvoorbeeld kunstenaars, wetenschappers en mediabedrijven belangrijk is voor het klimaat van een stad. Een stad waar ruimte is voor nieuwkomers die het nog gaan maken.” U zult misschien denken: nog meer Partij van de Arbeid-tekst? Nee, dit is een stukje tekst uit het verkiezingsprogramma van GroenLinks. U weet wel, de sociaal-liberalen onder leiding van Femke Halsema, die trouwens recent ook een aantal interessante dingen in Den Haag gezegd heeft. Schoorvoetend lijken nu dus ook de Partij van de Arbeid en GroenLinks zich aan te sluiten. Beter laat dan nooit.
(De heer VAN POELGEEST: Hebt u de verkiezingsprogramma’s van vier jaar geleden ook gelezen?)
Wat zegt u?
(De heer VAN POELGEEST: Hebt u de verkiezingsprogramma’s van vier jaar geleden ook gelezen?)
Die heb ik nog niet gelezen.
(De heer VAN POELGEEST: Ik kan u zeggen dat deze zin er bijna letterlijk instond.)
U kunt wel alles opschrijven, maar u moet het ook doen. U moet het ook waarmaken. Maar genoeg kinnesinne. We zijn allemaal weer bij de les, de neuzen staan dezelfde kant op en dan laat ik de SP maar even buiten beschouwing. Die heeft nog een hele lange weg te gaan.
(De heer PAQUAY: Gezien de peilingen zou ik toch tegen de heer Manuel willen zeggen dat de lange weg waarschijnlijk door D66 begaan moet worden.)
Ik snap de hint dat onze weg veel korter is, maar ik heb het niet over de peilingen. Ik heb het over de toekomst van Amsterdam. U hebt een andere toekomst voor ogen dan wij, dat mag duidelijk zijn.
En als we dan weer op één lijn staan, althans een aantal partijen in deze Raad, wordt het dan niet eens tijd op een paar stappen vooruit te zetten? Wij hebben een hele stapel moties voorbereid voor toekomstgericht beleid vol kennis en creativiteit. Die ga ik hier niet allemaal bespreken, wees gerust, ik heb nog maar weinig tijd. Toch wil ik er drie toelichten.
Ten eerste een voorstel dat overigens aansluit bij de tekst van GroenLinks, Ruimte creëren in de stad voor talentvolle nieuwkomers. Wij vroegen ons af wat GroenLinks zou kunnen bedoelen met talentvolle nieuwkomers. Bedoelt u daar afgestudeerden uit andere steden mee, die in Amsterdam inderdaad heel erg moeilijk een geschikte woning kunnen vinden? Talentvolle nieuwkomers dus. Laten we hen voor het gemak de kenniswerkers noemen. D66 wil de probleemwijken in de 19e -eeuwse gordel ombouwen. En ombouwen betekent: elke sociale huurwoning die vrijkomt, renoveren, eventueel samenvoegen en labelen voor een specifieke doelgroep. Daardoor komen andere bevolkingsgroepen de wijk in en dat maakt een einde aan de eenzijdige bevolkingsopbouw, zonder dat het hoeft door te schieten, meneer Van Poelgeest. Dat stimuleert de buurteconomie en verbetert uiteindelijk het leefklimaat in de buurt. Het mes snijdt aan twee kanten. Wij bieden onder andere de talentvolle nieuwkomers een plaats in de stad en verbeteren anderzijds de sociale samenhang in de probleembuurten.
(De heer OLIJ: Waar blijven de mensen die er nu wonen dan?)
Als u goed geluisterd had, dan had u mij horen zeggen: wij willen elke sociale huurwoning die vrijkomt, ombouwen. We willen mensen niet uit de stad wegjagen, maar soms komen woningen vrij.
(De heer OLIJ: En u wilt ook nog samenvoegen. Dat betekent vermindering van de voorraad.)
Als er dan twee woningen vrijkomen van vijftig vierkante meter, dan kunnen we ze samenvoegen tot één woning.)
(De heer OLIJ: Dan kunnen er dus nog minder mensen wonen. Maar er zijn enorme wachtlijsten, dat weet u, waar gaan die mensen naartoe?)
Dat zou u moeten vragen aan de mensen die weggaan.
(De heer OLIJ: Ik heb het nu over de mensen die zeven jaar op een wachtlijst staan, die zeven jaar moeten wachten op een betaalbare huurwoning. Die komt leeg en dan denk je: hé, daar heb ik recht op, en dan hebt u hem net verkocht of samengevoegd. Wat gaat u dan doen met die wachtlijst die langer wordt. Mensen moeten acht, negen jaar wachten. U bent toekomstgericht bezig.)
Meneer Olij, er zijn verschillende wachtlijsten, dat weet u ook.
(De heer OLIJ: De wachtlijst is de wachtlijst bij WoningNet.)
Er zijn ook andere wachtlijsten, met andere mensen die op andere woningen wachten, dat weet u ook.
(De heer OLIJ: Nee, mijn vraag was: waar laat u die mensen, die tienduizenden mensen met een laag inkomen, die nu op de woningmarkt terecht moeten. Waar laat u die mensen?)
Ik laat die mensen helemaal niet ergens, die mensen zijn nu ook al ergens, en u weet donders goed dat D66 ervoor pleit dat er ook in de regio meer sociale huurwoningen komen en dat mensen ook eens een keer kunnen verhuizen naar Almere, Purmerend.)
(De heer OLIJ: Oké. Die mensen moeten dus naar de regio.)
Die moeten niet weg, die mogen eindelijk eens een keer in Almere gaan wonen. Fijn in het groen, weet u wel?
Ten tweede willen we graag investeren in talent. Talent dat het moeilijk heeft en daardoor nu nog vaak verloren gaat. D66 wil een gemeentepension, en dat woord is een voorlopige keus, voor allochtone risicoleerlingen. Leerlingen die nu vanwege een heel scala aan problemen vaak als drop-out eindigen of ver onder hun niveau presteren. Zo’n gemeentepension zou moeten inspringen zodra leerlingen dreigen af te glijden. En inspringen kan daarbij van alles betekenen. Van bijles en het coachen van probleemgedrag tot het bieden van een bed, een douche en schone kleren. D66 wil zo snel mogelijk met een pilot beginnen, en we hopen op steun vanuit het College.
(De heer ASSCHER: Is het vrijwillig om in dat pension te gaan logeren?)
In eerste instantie is dat vrijwillig, maar wij willen best discussiëren over de mogelijkheid om leerlingen daartoe te verplichten of met enige harde hand te stimuleren.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Mogen alle Amsterdamse jongeren die een probleem hebben daarin, of alleen een bepaalde groep?)
Wij willen eerst een pilot doen, zoals ik al zei, maar als dat een groot succes blijkt te zijn, dan kunnen we dat natuurlijk uitbreiden en uiteindelijk iedereen daarin toelaten. Dat ben ik helemaal met u eens. Niet een groot pension, maar verschillende pensions, meneer Olij.
Een bloeiende economie zorgt voor een dynamische stad. Daarom wil D66 in het economisch beleid meer aandacht voor de kennisindustrie en de creatieve industrie. Als deze sectoren blijven groeien, zorgen zij ook voor banen in de zakelijke en persoonlijke dienstverlening. Iedereen profiteert er dus van. Daarom wil D66 één ondernemershuis, specifiek voor starters in de creatieve en kenniseconomie. En extra geld om creatieve bedrijven en kennisbedrijven aan te trekken. Het budget van Amsterdam Partners willen we daartoe vergroten.
Dat waren drie voorstellen, maar ik kan niet besluiten zonder toch nog even de Westrandscheg te noemen. Met het besluit om de A9 om te leggen, wordt het namelijk mogelijk om de hele Westrandscheg om te vormen tot een toegankelijk, groen, recreatief gebied. D66 vindt het van cruciaal belang om de stedelijkheid direct aan het groene buitengebied te laten grenzen. Iedereen moet op de fiets binnen een kwartier in het groen kunnen staan. Dat is een van de pijlers onder onze visie op de stad. Naar aanleiding van de motie van D66, wordt er voor de Westrandscheg op dit moment een plan voor de inrichting en het beheer ontwikkeld. Maar een plan is slechts een plan. Voor de uitvoering is geld nodig. Dat geld, en dat is in eerste instantie ongeveer 500.000 euro, moet er komen. Liefst nu, maar in het uiterste geval bij de Voorjaarsnota.
Dat waren alvast een aantal ideeën voor een betere stad. Ik heb er hier nog een stuk of acht. Allemaal goede ideeën van D66 die gezien de verkiezingsprogramma’s van de andere partijen op steun mogen rekenen. Of zijn die mooie woorden in de verkiezingsprogramma’s van de Partij van de Arbeid en GroenLinks slechts loze beloften zonder inhoud, zoals ze er kennelijk vier jaar geleden ook al in stonden? We zullen het zien bij de stemmingen.
 
Ingekomen zijn:
 
22o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Bruines inzake de begroting voor 2006 (Stadsmobiel) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 574).
 
23o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Bruines inzake de begroting voor 2006 (stopzetting ISV-subsidie voor monumenten) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 575).
 
24o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (Westrandscheg) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 576).
 
25 o   Motie van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (Groene Oever) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 577).
 
26o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (meer aandacht voor groen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 578).
 
27o   Motie van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (pardon illegale onderhuurders) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 579).
 
28o   Motie van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (versneld differentiëren probleemwijken) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 580).
 
29o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Bruines inzake de begroting voor 2006 (opvang zwerfjongeren) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 581).
 
30o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (Jongerenpension) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 582).
 
31 o   Amendement van 16 november 2005 van de raadsleden Manuel en Bruines inzake de begroting voor 2006 (kantoortijdenschool) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 583).
 
32o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (Amsterdam Partners) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 584).
 
33 o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (kredietfonds starters in kennis- en creatieve industrie) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 585).
 
34o   Motie van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (innovatiecentra) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 586).
 
35o   Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (broedplaatsen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 587).
 
De VOORZITTER: Ik stel voor dat ik al deze moties nu niet voorlees, maar dat ze verspreid worden. Ik schors de vergadering tot 19.30 uur. Dan ronden wij deze Algemene Beschouwingen af met de resterende drie woordvoerders. Daarna heb ik u nog de stemmingen in het vooruitzicht gesteld en gaan we de Financiële Beschouwingen houden. De vergadering is geschorst tot 19.30 uur.
 
De vergadering wordt van 16.40 uur tot 19.40 uur geschorst.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 



INDEX
 
 

523 Voordracht van het Presidium inzake vaststelling van de Verordening op de fractieondersteuning 2006  5
549 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 6 oktober 2006 inzake Preadvies op de notitie van het raadslid mevr. Sargentini van 19 november 2004, getiteld: Om door een ringetje te halen. Het Amsterdamse wittewerksterplan (nr. 777 van 2004)  5
555 Notitie van de raadsleden de heer B.C.J. Olij en de heer M.J.A. Reuten van 25 oktober 2005 getiteld: Een gemeentelijk woningbedrijf voor betaalbare koopwoningen  2
556 Notitie van de raadsleden de heer B.C.J. Olij en de heer M.J.A. Reuten van 25 oktober 2005 getiteld: De grondprijs van sociale huurwoningen  2
564 Interpellatie van het raadslid de heer J.L. Bakker van 15 november 2005 inzake Cluster Rust  4
565 Interpellatie van het raadslid mevr. Alberts van 15 november 2005 inzake de ontruiming van het kraakpand Vijzelgracht 53  4
566 Interpellatie van het raadslid mevr. Meijer van 15 november 2005 inzake het in elkaar slaan van de zoon van Theo van Gogh, zonder dat de gewaarschuwde politie kwam opdagen  4
569 Amendement van 16 november 2005 van de raadsleden Van der Garde en Asscher inzake de begroting voor 2006 (voedselbank)  25
570 Amendement van 16 november 2005 van de raadsleden Van der Garde en Asscher inzake de begroting voor 2006 (tegemoetkoming ouderen in elektriciteitsrekening)  26
571 Amendement van 16 november 2005 van de raadsleden Van Poelgeest en Sargentini inzake de begroting voor 2006 (voorschool)  38
572 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Paquay inzake de begroting voor 2006 (armoedebeleid)  42
573 Motie van 16 november 2005 van het raadslid Paquay inzake de begroting voor 2006 (voorschot op uitkering door Sociale Dienst)  42
574 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Bruines inzake de begroting voor 2006 (Stadsmobiel)  45
575 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Bruines inzake de begroting voor 2006 (stopzetting ISV-subsidie voor monumenten)  45
576 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (Westrandscheg)  45
577 Motie van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (Groene Oever)  45
578 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (meer aandacht voor groen)  45
579 Motie van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (pardon illegale onderhuurders)  46
580 Motie van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (versneld differentiëren probleemwijken)  46
581 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Bruines inzake de begroting voor 2006 (opvang zwerfjongeren)  46
582 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (jongerenpension)  46
583 Amendement van 16 november 2005 van de raadsleden Manuel en Bruines inzake de begroting voor 2006 (kantoortijdenschool)  46
584 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (Amsterdam Partners)  46
585 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (kredietfonds starters in kennis- en creatieve industrie)  46
586 Motie van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (innovatiecentra)  46
587 Amendement van 16 november 2005 van het raadslid Manuel inzake de begroting voor 2006 (broedplaatsen)  46
685 Motie van 16 november 2005 van het raadslid Haffmans inzake het verwijderen van spandoeken (vrijheid van meningsuiting)  7
686 Motie van 16 november 2005 van het raadslid Haffmans inzake het verwijderen van spandoeken (een reçu)  7
687 Motie van 16 november 2005 van het raadslid Haffmans inzake het verwijderen van spandoeken (teruggave)  7
Algemene en Financiële Beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2006; resultaatgebiedsgewijze bespreking van de begroting 2006  21
Raadsadres van de heer C. Vonk, namens Rover Regio Amsterdam van 24 oktober 2005 inzake de vertraging die is ontstaan rond de aanleg van de Noord-Zuidlijn bij het Stationseiland  3
Raadsadres van de heer F. Voesten en mevr. A. van Scheppingen van 22 oktober 2005 inzake het bezwaar tegen het besluit over de dakopbouw en de afkoopsom van de canonverhoging Zonhovenstraat 39 te Amsterdam  3
Raadsadres van de heer P. van Bruggen, namens Parkeer Management Nederland van 24 oktober 2005 inzake zienswijze ontwerp actieplan Luchtkwaliteit  2
Raadsadres van drs. K. Looyen, secretaris van Netwerk Ouderen Advies Raden (NOAR) van 4 november 2005 inzake tweejaarlijkse subsidie voor het Netwerk Ouderen Advies Raden (NOAR)  3
Raadsadres van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg van 11 november 2005 inzake het verzoek om extra financiële middelen in 2006 ten behoeve van de inrichting, het onderhoud en beheer van de openbare ruimte op IJburg  3
Raadsadres van mevr. mr. C.J. Luder van 23 oktober 2005 inzake klachten m.b.t. de Dienst Belastingen van de gemeente Amsterdam  3
Raadsadres van mevr. S. Boerlage, namens Netwerk Maatschappijkritische 50+-vrouwen (WOUW) van 10 november 2005 inzake het gebrek aan inspraak voor de burgers van Amsterdam over de begroting 2006  3
Raadsadres van Stadsdeel Amsterdam-Centrum van 21 oktober 2005 inzake het grondprijsbeleid van de gemeente Amsterdam m.b.t. aankoop bouwgrond door stadsdelen voor de bouw van nieuwe stadsdeelkantoren  2
Raadsadres van Stichting AOM-MUSA Groep Gemeenschappelijke dienst van 19 oktober 2005 inzake het ontwerp beleidsnota Monumenten en Archeologie in Amsterdam 2005-2010  2
Raadsadres van Surya Radio van 19 oktober 2005 inzake de bespreking van het IIFA (Bollywood Awards) in de raadsvergadring van woensdag 19 oktober 2005  3
Raadsadres van W. Dulfer-Visser, voorzitter van het Bewonersplatform Zuidas van 14 november 2005 inzake subsidieaanvraag ten behoeve van het Bewonersplatform Zuidas voor het jaar 2006  3
 

 
Opmerking:
De nummers 523 e.v. die in deze index vermeld staan, corresponderen met de nummers van afdeling 1 van het Gemeenteblad.