Gemeenteblad
 
 
afd. 2
 
 
raadsnotulen
 
 


OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 22 JUNI 2005.
 
Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer J.L. Bakker (SP), de heer Brinkman (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), de heer Flos (VVD), de heer Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Haffmans (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), de heer Klerks (PvdA), de heer Manuel (D66), de heer Van der Meer (GroenLinks), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer Olmer (CDA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel PvdB), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), de heer Van Straaten (VVD), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66), de heer Zati Yurdakul (PvdA) en de heer Zwart (GroenLinks).
Afwezig : mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD) en de heer Marres (PvdA).
 
Aanwezig : de wethouders de heer Aboutaleb (PvdA), mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der Horst (VVD), mevr. Griffith (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Stadig (PvdA).
 Afwezig: geen der wethouders.
 
 



Middagzitting op woensdag 22 juni 2005.

 
Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede het raadslid de heer Nederveen, plaatsvervangend voorzitter.
 
Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 
 Verslaglegging: Notuleerservice Nederland.
 
 
De VOORZITTER: Ik open de vergadering van de Gemeenteraad.
 
 1
 Mededelingen.
 
De VOORZITTER: Ik deel u mede dat er sprake zal zijn van een middag- en een avondzitting. Er is bericht van verhindering van mevrouw Van der Garde en mevrouw Geerdink. Na de hamerstukken gaan wij eerst de mondelinge vragen en de interpellaties houden. Daarna gaan wij eerst de punten 15, 16, 17, 18 en 19 behandelen voorzover die niet gehamerd zijn. Dit in verband met het vertrek van wethouder Stadig vanavond naar Dublin, samen met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Daarna gaan wij verder met de punten die betrekking hebben op de rekening.
 
 
  2
 Notulen van de raadsvergadering van 1 juni 2005.
 
 De notulen worden goedgekeurd.
 
 
 3
 Vaststelling van de agenda.
 
 
  De punten 4, 5, 5A, 5B en 5C worden even aangehouden.
 
 
6
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake de kredietaanvraag t.b.v. de aankoop van het terrein Crompton aan de Mainhavenweg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 319).
 
  De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 319 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
7
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 tot het verlenen van ontslag van een lid van de Algemene Programma Raad (APR) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 320).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 320 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
De punten 7A, 8, 9A , 9B, 9C, 9D en 9E worden even aangehouden.
(Mevr. CODRINGTON: De punten 9 A tot en met D worden gevoegd behandeld, punt 9E wordt apart behandeld.)
 
 
10
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake besluitvorming Stichting CIAO-STAMPEI: toekenning subsidie 2006 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 326).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 326 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
De punten 11, 12 en 13 worden even aangehouden.
 
 
14
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 tot beschikbaarstelling van een krediet voor de renovatie van snelfilters van de voorzuiveringsinstallatie Loenderveen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 330).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 330 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
Punt 15 wordt even aangehouden.
 
 
16
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake besteding van het erfpachtdeel van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting en nadere invulling Aanvullend Convenant Erfpacht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 332).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 332 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
17
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake de herziene grondexploitatie 1e fase Czaar Peterstraat en Conradstraat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 333).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 335 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
Punt 18 wordt even aangehouden.
 
 
19
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 betreffende een voorbereidingsbesluit partiële herziening van het Algemeen Uitbreidingsplan Amsterdam (AUP) en het bestemmingsplan Buitengebied Diemen t.b.v. de tweede fase IJburg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 335).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 333 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
Punt 20 wordt even aangehouden.
 
 
 4
  Mededeling van de ingekomen stukken.
 
 
1o   Notitie van de raadsleden mevr. Asante en mevr. Schaapman van 2 juni 2005, getiteld: Het onzichtbare zichtbaar gemaakt, Prostitutie in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 337).
 
  Besloten wordt, deze notitie in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen om preadvies.
 
2o   Notitie van het raadslid mevr. Alberts van 2 juni 2005, getiteld: EU-dienstenrichtlijn ondermijnt lokale autonomie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 338).
 
  Besloten wordt, deze notitie in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen om preadvies.
 
3o   Notitie van het raadslid de heer Van Poelgeest van 2 juni 2005 inzake een plan voor coalitieverkiezingen in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 339).
 
Besloten wordt, deze notitie in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen om preadvies.
 
4o   Notitie van de raadsleden mevr. Alberts, de heer Van Poelgeest en mevr. Bruines van 2 juni 2005, getiteld: een Centrale Ondernemingsraad (COR) per omgaande (Gemeenteblad afd. 1, nr. 340).
 
Besloten wordt, deze notitie in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen om preadvies.
 
5o   Raadsadres van V. Feith, A. Nieuwenhuis en M. Ponte, namens Damoclash, van 4 mei 2005 inzake bestuurlijke dwang.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel.
 
6o   Raadsadres van J. Harinck, namens het Comité Stop de Afbraak van de Sociale Huisvesting, van 11 mei 2005 inzake de gevolgen van de plannen van minister Dekker voor de stad Amsterdam.
 
Voorgesteld wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
 
De VOORZITTER: Met betrekking tot ingekomen stuk 6, het adres van J. Harinck namens het Comité Stop de Afbraak van de Sociale Huisvesting, verzoekt de heer Haffmans dit adres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
 Wethouder STADIG: Dat kan. We hebben het al een paar keer behandeld, maar het kan nog wel een keer.
 
  Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
 
7o   Raadsadres van de Stichting Vrije Recreatie van mei 2005 inzake de voorgenomen afschaffing van de Wet op Openluchtrecreatie.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Milieu, Openbare Ruimte en Groen, Sport en Recreatie en Bedrijven.
 
8o   Raadsadres van bewonersvereniging Rond de Hallen Oud-West van 18 mei 2005 over De Hallen.
 
Voorgesteld wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
 
De VOORZITTER: Met betrekking tot ingekomen stuk 8, het adres van W. Wisman en mevrouw Klomp, namens bewonersvereniging Rond de Hallen Oud-West inzake De Hallen, verzoeken de raadsleden Haffmans en Manuel dit adres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer. De heer J.L. Bakker verzoekt dit adres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening na behandeling van het concept-antwoord in de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
 Wethouder STADIG: Wij gaan hier helemaal niet over, dus ik weet niet wat wij zouden moeten behandelen. Het College zal ongetwijfeld antwoorden dat men wordt doorverwezen naar het stadsdeel. Ik ontraad om dat in de commissie te behandelen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer J.L. Bakker.
 
 De heer J.L. BAKKER: Ik raad dat aan omdat afgeweken wordt van het Structuurplan. Ik ben wel benieuwd wat het College daarvan vindt en ik wil er ook wel iets over zeggen. Het plan dat wij ooit onder ogen hebben gezien, was heel anders dan het plan dat nu door de stadsdeelraad is vastgesteld.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
  Wethouder STADIG: Ik kan mij niet voorstellen dat dit plan in strijd zou zijn met het Structuurplan. Kennelijk heeft men dat als argument verzonnen. Het lijkt mij allemaal vruchteloos, maar als men dit wil, dan kan het.
 
  De VOORZITTER: Ik heb niet het idee dat er behoefte is aan behandeling in de commissie.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Wij willen het gewoon behandelen. Het gaat niet alleen om het Structuurplan. De procedure voor de milieueffectrapportage (MER) is volgens het eerste plan getoetst en niet volgens het tweede plan.
(Wethouder STADIG: Wij gaan niet over de MER-procedure van het stadsdeel.)
 
  De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel.
 
  De heer MANUEL: De heer Stadig heeft gelijk dat wij er als commissie en als Gemeenteraad niet over gaan, maar wij willen er in de commissie graag een keer over praten. Dat kan natuurlijk nooit kwaad, meneer Stadig.
 
 De VOORZITTER: Maar dan moet u het agenderen.
(De heer MANUEL: Dat is ook de bedoeling. Wij willen het via deze wijze agenderen.)
  Dan moet dat misschien niet aan de hand van dit stuk, maar dan moet de commissie dat zelf agenderen als zij daar over wil praten.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
 
 De heer HAFFMANS: Dat hoeft helemaal niet. Als wij als Raad of als commissie over dit stuk willen praten dan kunnen we het bij dezen agenderen.
 
 De VOORZITTER: Dat kan, maar dan gaan wij daar nu even over stemmen. Wie wil dat dit stuk in de commissie behandeld wordt? Willen de voorstanders hiervan gaan staan?
  Ik constateer dat dit verzoek is verworpen met de stemmen van de SP, Amsterdam Anders/De Groenen, GroenLinks, D66, Leefbaar Amsterdam en Mokum Mobiel vóór.
  Híer wordt dus niet besloten dat het behandeld wordt. Het is aan de commissie om te beslissen wat zij doet.
 
9o   Raadsadres van FNV Bondgenoten van 13 mei 2005 inzake de verbouwing van het Rijksmuseum.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Zorg, Cultuur, Lokale Media en Monumenten.
 
10o   Raadsadres van S. Altink, beleidsmedewerker van de Rode Draad, van 24 mei 2005 houdende een reactie op de notitie van het raadslid mevr. Schaapman over wantoestanden in de prostitutie.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel.
 
11o   Bezwaarschrift van Van Doorne van 25 mei 2005 betreffende het gemeentelijk voorkeursrecht gevestigd op een perceel op de locatie Overamstelzone.
 
Besloten wordt, dit bezwaarschrift in handen te stellen van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften om advies.
 
12o   Raadsadres van T. Stobbe van 30 mei 2005 inzake een klacht over de Dienst Persoonsgegevens.
 
Voorgesteld wordt, dit adres in handen van de Burgemeester te stellen ter afdoening.
 
De VOORZITTER: Met betrekking tot ingekomen stuk 12, het adres van T. Stobbe inzake een klacht over de Dienst Persoonsgegevens, verzoekt de heer Haffmans dit adres in handen te stellen van het College ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel.
  Daar heb ik geen bezwaar tegen.
 
  Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van het College ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel.
 
13o   Raadsadres van K. Lakerveld van 29 mei 2005 over de IJtram.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie.
 
14o   Raadsadres van Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling (ARS) van 30 mei 2005 inzake de nota Hoogbouw, beleid en instrument (aanvullend toetsingskader op Structuurplan).
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 334 van 2005, punt 18 van de agenda.
 
15o   Raadsadres van C.M. Schimmelpennink van 26 mei 2005 inzake de verkoop van sociale huurwoningen door woonstichting De Key.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
 
16o   Raadsadres van I.M.R. van Ootmarsum en J.B.J. Truyens, namens de Vereniging van Huis Eigenaren (V.V.E.) Biesbosch nummers 1 tot en met 79, van 2 juni 2005 over het voornemen om lijn 5 op te heffen.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake.
 
17o   Raadsadres van R.J. Lindhout van 31 mei 2005 inzake planschade Westpoort.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie.
 
18o   Raadsadres van de stadsdeelvoorzitters van de stadsdelen Slotervaart, Bos en Lommer, Osdorp en Geuzenveld/Slotermeer van 2 juni 2005 inzake ISV-budget Stedelijke Vernieuwing.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake.
 
19o   Raadsadres van mevr. N. Eijgenraam van 17 maart 2005 inzake de Combino versus gemeentebelastingen en raadsverkiezingen.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Milieu, Openbare Ruimte en Groen, Sport en Recreatie en Bedrijven.
 
20o   Raadsadres van E.P. Blaauw van 9 mei 2005 inzake discrepantie in het huidige woon-botenbeleid.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
 
21o   Raadsadres van vereniging stadsvervoerbelang van 10 juni 2005 inzake handhaving tramlijn 5.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake.
 
22o   Raadsadres van H. Plemper van 20 april 2005 inzake ziektekostenverordening.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van de Burgemeester te stellen ter afdoening.
 
23o   Raadsadres van vereniging Vrienden van de Amsterdamse binnenstad van 13 juni 2005 inzake concept-beleidsnota hoogbouw beleid en instrument hoogbouweffectrapportage.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 334 van 2005, punt 18 van de agenda.
 
 
24o   Schrijven van het raadslid de heer Haffmans van 24 mei 2005 inzake benoeming in twee raadscommissies.
 
Besloten wordt, dit schrijven in handen van de Gemeenteraad te stellen ter afdoening.
 
25o   Schrijven van de voorzitter van het Presidium, mevrouw W.I. Codrington, van 20 juni 2005 betreffende de stand van zaken rond de uitvoering van de motie-Asscher c.s. (nr. 250 van 2005).
 
  Voorgesteld wordt, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen.
 
De VOORZITTER: Met betrekking tot ingekomen stuk 25, de brief van het presidium met betrekking tot de stand van zaken rond de uitvoering van de motie-Asscher, verzoekt mevrouw Van Oudenallen dit schrijven te behandelen in een besloten vergadering in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel en verzoekt de heer H. Bakker dit schrijven heden te behandelen in de Gemeenteraad. Het presidium heeft voorgesteld dit stuk voor kennisgeving aan te nemen. De heer Bakker trekt zijn voorstel in. Zijn er leden die mevrouw Van Oudenallen steunen?
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik ga akkoord met het voorstel van het Presidium, omdat ik zojuist pas de laatste informatie daarover kreeg. Ik trek mijn voorstel in.
 
 Besloten wordt, dit stuk voor kennisgeving aan te nemen.
 
26o   Raadsadres van drs. R.F. Dwars, adjunct-directeur van de Kamer van Koophandel Amsterdam, van 20 juni 2005 inzake de beleidsvereenvoudiging van het erfpachtbeleid.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 331 van 2005, punt 15 van de agenda.
 
 
5
Mondeling vragenuurtje.
 
1°   Vraag van het raadslid de heer J.L. Bakker inzake de verplichting tot aanbesteding van het openbaar vervoer.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer J.L. Bakker.
 
  De heer J.L. BAKKER: Vanmiddag bespreekt de Tweede Kamer het voorstel over hoe om moet worden gegaan met het openbaar vervoer en de daarmee eventueel gepaard gaande aanbestedingen. Volgende week donderdag wordt daarover gestemd. Nu heeft minister Peijs daar op 16 juni 2005 een brief over geschreven, waarin zij een aantal voorstellen deed. Geen enkele daarvan kwam overeen met de wens van de Amsterdamse bevolking. De bevolking heeft dit in het referendum uitgesproken. Mijn vraag aan de wethouder is, ook gezien het grote belang voor Amsterdam, of het College nogmaals het standpunt van de gemeente Amsterdam duidelijk wil maken aan de leden van de Tweede Kamer. En of het een reactie op de brief aan de minister geeft.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Horst.
 
 Wethouder VAN DER HORST: Ja.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer J.L. Bakker.
 
 De heer J.L. BAKKER: Dank u, wethouder.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Poelgeest.
 
 De heer VAN POELGEEST: Wij zijn niet in de gelegenheid om vragen aan andere partijen te stellen, dus vraag ik het maar via het College. Heeft het College ook kennis genomen van de mening van de heer Van der Ham, Tweede Kamerlid voor D66? Die zei dat hij voor referenda was, maar als de uitslag ons niet aanstaat, dan luisteren we wat minder naar de bevolking. Hebt u daar kennis van genomen? En welke argumenten hebt u in stelling gebracht om hem te bestrijden?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Horst.
 
 Wethouder VAN DER HORST: Het antwoord op de eerste vraag is “ja”. En op de tweede vraag: de gebruikelijke argumenten. Wij hebben meerdere malen en op verschillende manieren uitgebreid met individuele politici in de Tweede Kamer, met fracties en met de minister besproken hoe wij daar in Amsterdam over denken, zowel principieel als praktisch. Ons standpunt is bekend, maar of het ook tot een andere mening leidt is iets anders. In dit geval kennelijk niet.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Bijlsma.
 
 De heer BIJLSMA: We weten natuurlijk nog niet wat de uitslag van de stemming in de Kamer zal zijn. Er is door de wethouder en door verschillende fracties het nodige werk verricht. We weten wel een beetje welke richting het opgaat en het lijkt me van belang om als de uitslag bekend is in ieder geval in de commissie agenderen welke consequenties dat voor Amsterdam heeft. We kunnen dan eventueel in de Raad bespreken hoe we daarmee om kunnen gaan. Bent u daartoe bereid?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Horst.
 
 Wethouder VAN DER HORST: Ja.
 
  De VOORZITTER: Dit is een levendig debat.
(Wethouder VAN DER HORST: Sorry voorzitter, ik krijg altijd op mijn donder van u dat ik zo lang praat.)
  Ik trek het in. Wie van de leden wil een aanvullende vraag stellen? Als dat niet het geval is, hebben we hiermee het mondelinge vragenuur gehad.
 
 
 5A
  Interpellatie van de raadsleden dhr. H. Bakker en dhr. H.H.G. Bakker van maandag 20 juni 2005 inzake: de politieke invloeden en de onafhankelijke positie van de gesubsidieerde televisie als Salto en AT5 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 344).
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Ooit deed raadslid Platvoet een aantal voorstellen voor de oprichting van een professionele omroep binnen de gemeente Amsterdam. De bedoeling was om meer onafhankelijke en brede informatie aan de bevolking van Amsterdam te verstrekken. Sindsdien is er veel gebeurd en vloeien er jaarlijks miljoenen naar de omroepen Salto en AT5. Het oorspronkelijke doel was de oprichting van een open kanaal dat alle partijen en gezindten de mogelijkheid bood hun boodschap aan de Amsterdamse bevolking kenbaar te maken. Inmiddels zijn we een aantal jaren verder en moet de fractie van Leefbaar Amsterdam constateren dat de genoemde zenders, en met name AT5, zich qua nieuwsgaring en commentaren grotendeels laten leiden door de perscommuniqués van de gemeente Amsterdam. Er is steeds minder aandacht voor de stellingen van vooral de kleinere politieke partijen. Het “Wiens brood men eet, diens woord men spreekt” laat zich meer en meer gelden. Maar men zou zich meer moeten verdiepen in wat er leeft bij de bevolking en haar vertegenwoordigers. Steeds weer zien we de kopstukken van de grootste partijen in beeld. Zij verkopen het gemeentelijke beleid en steunen vanzelfsprekend de coalitie. Veelal fungeert de fractie van GroenLinks als tegenwicht, als doekje voor het bloeden en noodzakelijk om voor de buitenwereld de ooit zo belangrijke journalistieke code van hoor en wederhoor nog een beetje overeind te houden. Omdat het heel moeilijk is de journalistieke drijfveren voor dit bijna klakkeloos volgen van de persberic hten te doorgronden, moeten op dit gebied nieuwe initiatieven worden ontwikkeld. Hoe voorkom je dat het persapparaat van de gemeente Amsterdam, dat als propaganda-instituut in menig voormalig Oostblokland niet zou hebben misstaan, objectieve informatie met de mening van voor- en tegenstanders blokkeert? En hoe voorkom je dat er voortdurend censuur wordt toegepast op uitspraken van haar vertegenwoordigende wethouders en hoge ambtenaren? Het zou van daadkracht getuigen hierover een open discussie te voeren. Daarbij dient zich echter meteen het probleem aan dat er binnen de bestaande omroepen nauwelijks zelfstandige en onafhankelijke personen bevinden die de aanzet zouden durven geven voor zo’n actie. Daarom wil de fractie van Leefbaar Amsterdam op dit punt een aantal voorstellen doen aan het College van Burgemeester en Wethouders. Wij willen hun mening daarover horen in dit interpellatiedebat aan de vooravond van de gemeentelijke begrotingen, die ook gaan over de lokale media. Op grond hiervan hebben wij een aantal vragen.
  Deelt het College de mening van de fractie van Leefbaar Amsterdam dat het van het grootste belang is dat er een brede en alles omvattende presentatie van de binnen de stad levende ideologie mogelijk moet zijn bij de lokale omroepen? Die worden door de gemeente gesubsidieerd.
  Is het College van mening dat de pluriformiteit thans voldoende gewaarborgd is en dat het als zodanig geen nadere eisen wil stellen aan de subsidieverstrekking nu en zodra dit weer aan de orde is?
  Op politiek terrein constateren de interpellanten dat er steeds minder ruimte is voor de standpunten van de kleinere partijen binnen de gemeente Amsterdam. Kan het College aangeven of het op enig terrein invloed heeft op de inhoud van deze programmering en/of de redactionele vrijheid? Welke garanties kunt u op dit punt geven?
  Vanzelfsprekend heeft ook de fractie van Leefbaar Amsterdam zich op dit punt laten voorlichten. Zij heeft ook naar oplossingen gezocht om te voorkomen dat een omroep als AT5 voor de presentatie van haar nieuws terugvalt op het duo Cohen-Asscher, zoals in de laatste maanden duidelijk het geval is. Zij wil dit doen door, in navolging van de landelijke publieke omroepen, een deel van de zendtijd die door de gemeente gesubsidieerd wordt, om te zetten in politieke zendtijd voor de diverse partijen binnen deze Raad. Daardoor wordt het ook voor de kleinere partijen mogelijk om hun standpunten aan de Amsterdammers toe te lichten. Is het College van Burgemeester en Wethouders in staat om op korte termijn op dit punt overleg te voeren met de betrokken partijen en dit voorstel in daden om te zetten? Zo nee, waarom niet?
  Deelt het College bij een ontkennend antwoord op vraag 4 wel de mening van de interpellanten dat de vrije nieuwsgaring zoals die thans door de omroepen gebeurt te weinig ruimte geeft aan de kleinere partijen om hun stem te laten horen?
  Kan het College aangeven wat zijn visie is op het feit dat een omroep als AT5 op korte termijn zelfstandig moet worden, als thans grote subsidiebedragen nodig zijn om een en ander in de lucht te houden?
  Onlangs deed zich bij de presentatie van cijfermateriaal in de Gemeenteraad de situatie voor dat het geluid van een integraal uitgezonden raadsdebat op Salto werd onderbroken. Naar verluidt op indicatie van Burgemeester Cohen. Volgens de fractie van Leefbaar Amsterdam is dat een vorm van censuur van het democratisch recht zoals dat binnen Amsterdam een groot goed is. Kan de Burgemeester aangeven waarom hij dit geluid heeft uitgeschakeld en welke bevoegdheid hij hiervoor heeft? En waar staan deze bevoegdheden geregeld?
  De fractie van Leefbaar Amsterdam wil graag van het College weten op basis van welke criteria men de rechtstreekse levering van geluid of beeld onderbreekt.
 
 Het presidium wordt overgedragen aan de heer Nederveen.
 
 De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat wethouder Belliot namens het College van Burgemeester en Wethouders zal antwoorden.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Belliot.
 
 Wethouder BELLIOT: De Burgemeester zal vraag 7 en 8 beantwoorden. In vraag 1 vraagt u of het College de mening van uw fractie deelt over de representativiteit. Om de vijf jaar wordt er op verzoek van het Commissariaat voor de media een representativiteitseis aan ons gesteld en toetst het College op representativiteit. Daarna kan de Raad zich erover uitspreken. Dat is begin vorig jaar ook gebeurd. Op dit moment worden de verschillende maatschappelijke groepen en ideologieën in Amsterdam volgens ons fatsoenlijk gerepresenteerd. Dat voorstel daarover is door de Raad goedgekeurd. In vraag 2 vraagt u of de pluriformiteit voldoende is gewaarborgd. Gezien mijn voorgaande antwoord zeg ik namens het College “ja”. Bij vraag 3 zegt u dat kleinere partijen nauwelijks aan bod komen, onder andere op AT5. Wij hebben geen invloed op de programmering; daar gaan wij niet over. U vraagt ook garanties. Als wij er niet over gaan, kunnen wij ook geen garanties geven. Dat lijkt mij logisch. U trekt een vergelijking met de zendtijd voor politieke partijen die op de landelijke zenders ingeruimd wordt. U stelt voor dat alle partijen hier in de gemeente met enige regelmaat aan bod komen. U kunt dat zelf doen. Als u vraagt of wij dat zouden willen en kunnen dan is mijn antwoord: u hebt het recht om uw eigen zendtijd in te kopen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Wordt dit goed genotuleerd?)
  U beschikt over middelen en daar kunt u dat mee doen. Politieke partijen hebben de mogelijkheid om zendtijd in te kopen bij verschillende media. Die vrijheid hebt u.
(De heer H.H.G. BAKKER: Kunt u dan ook uitleggen wat voor verschil er is tussen fracties en politieke partijen?)
  U zegt ook dat er bij de vrije nieuwsgaring te weinig ruimte is voor de kleinere politieke partijen en u vraagt of wij daar iets aan kunnen doen. Dat kunnen wij niet doen, anders heette dat verschijnsel geen vrije nieuwsgaring. Daar kan het College helemaal niets aan doen en het heeft daar ook geen invloed op.
  Dan vraagt u naar onze visie op korte termijn met betrekking tot AT5. Die discussie wordt ieder jaar hier gevoerd, vooral tijdens de begrotingsbehandeling. Dat weet u zelf ook. U bent vorig jaar akkoord gegaan, of misschien ook niet, dat weet ik niet meer, om AT5 met 1,8 miljoen euro te subsidiëren. Op dit moment zijn wij bezig om te kijken hoe wij AT5 zouden kunnen gaan privatiseren. AT5 heeft voorgesteld om met Chello Media daarover te gaan onderhandelen. Ik wil u vragen om die onderhandelingen af te wachten. U kunt dan in december aangeven of u AT5 wilt blijven subsidiëren of niet.
  In het kort komt het erop neer dat u van ons als College en als overheid heel veel verwacht. Maar wij kunnen de programmering niet beïnvloeden en als u als politieke partij initiatieven wilt ontplooien om op de buis te komen, dan hebt u het recht om daar uw eigen geld in te investeren.
 
  De VOORZITTER geeft het woord aan de Burgemeester Cohen.
 
 De BURGEMEESTER: De heer Bakker zegt eerst: “De uitzending is naar verluidt onderbroken op indicatie van de Burgemeester.” Ik ben erg benieuwd waar u dat vandaan hebt gehaald.
(De heer H.H.G. BAKKER: Van de lokale zender AT5. Volgens mij zijn het uw eigen woorden geweest in het gesprek Kort Amsterdams. Volgens mij hebt u zelf in een interview gezegd dat u het geluid hebt onderbroken. Mijn vraag aan u is dan ook: waarom is dat geluid onderbroken?)
 Ik ben mij van geen kwaad bewust.
(De heer H.H.G. BAKKER: Als Salto uitzendt en het geluid wordt weggedraaid, dan is dat natuurlijk niet echt democratisch.)
  Ik ben mij van geen kwaad bewust. Ik heb geen idee dat ik dat heb gedaan. U zoekt de band maar op en dan kijken we daarnaar. Ik zou ook niet weten waarom ik dat gedaan zou hebben, tenzij er zeer bijzondere omstandigheden waren. Er zijn ook helemaal geen criteria op basis waarvan je dat zou moeten doen, tenzij er sprake is van een technische storing of een noodsituatie.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Mag ik dan aan de Burgemeester vragen of hij een knop achter de balie heeft zitten waarmee hij het geluid kan wegdraaien?
 
 De VOORZITTER: Die heb ik.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Dan is het me volkomen duidelijk.
 
 De BURGEMEESTER: Nee, er is een knop waarmee je het geluid hier kunt uitzetten, om ervoor te zorgen dat u niet met iemand anders dwars door elkaar praat. Die knop heb ik soms nodig. Daarmee zet je het geluid in de zaal uit. En er is hier geen enkele knop waarmee je hier rechtstreeks het signaal van Salto kunt beïnvloeden.
(De heer H.H.G. BAKKER: Dan is dat duidelijk.)
  U brengt me wel op een idee.
 
 De VOORZITTER: Andere leden? Als dat niet het geval is, dan sluit ik hiermee deze interpellatie af.
 
 
 5B
  Interpellatie van het raadslid de heer Haffmans van 21 juni 2005 inzake de ontruiming van het pakhuis Afrika (Gemeenteblad afd. 1, nr. 345).
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
 
 De heer HAFFMANS: Het pakhuis Afrika, Oostelijke Handelskade 19, is hier al vaak besproken, in verschillende commissies van de Gemeenteraad. Het is een pakhuis, gekraakt in april 2003, in een tijd dat er grote woningnood heerst en er een groot gebrek was en is aan ruimte voor laagdrempelige culturele activiteiten. Sindsdien is het pand ook in gebruik als culturele vrijplaats en als woning. Sinds die tijd is er ook discussie over de brandveiligheid. Dat het daar brandonveilig is, staat inmiddels wel vast. De vraag is natuurlijk: hoe brandonveilig? En wat moet daaraan gedaan worden? Ik heb hier drie brandweerinspectieverslagen. De eerste is van 29 juli 2004. Daarin wordt onder andere beschreven dat de vluchtwegen te lang zijn, er brandbaar materiaal ligt opgeslagen en dat de compartimentering niet in orde is. In orde is het daar dus niet. Er wordt echter wel gewoond en in het verslag staat dat bewoning door twaalf mensen is te tolereren. Die tekst staat ook in een stuk uit de weekendmap van wethouder Stadig van 2 maart 2005. Bewoning tot twaalf personen is te tolereren. Sindsdien is er qua brandveiligheid niets veranderd. Ik kan daar in ieder geval niets over vinden in de rapporten van de brandweerinspectie van 29 juli 2004, 9 december 2004 en 16 juni 2005. Mijn eerste vraag is dan ook of de Burgemeester kan aangeven wat er op het gebied van de brandveiligheid en de betreedbaarheid van het pand is veranderd in vergelijking met eerdere controles door de Brandweer. En kan de Burgemeester uitleggen waarom niet eerder is overgegaan tot het nemen van maatregelen aangezien de situatie uit de rapporten van de Brandweer niet wezenlijk lijkt te zijn veranderd. Ik zeg met nadruk dat in die drie eerdere brandweerinspecties de Brandweer ook op de hoger gelegen woonetages is geweest en daar gaat die inspectie ook over.
  Dan wat er afgelopen vrijdag is gebeurd. In de verschillende rapporten van de Brandweer en de Dienst Milieu- en Bouwtoezicht (DMB) wordt niet geconcludeerd, dat haal ik er tenminste niet uit, dat er sprake is van een ernstige vrees voor het ontstaan van rampen of zware ongevallen. Het pand is ontruimd op grond van artikel 175 van de Gemeentewet. Daar verwijst het noodbevel naar. En daarvoor is die ernstige vrees nodig. In het noodbevel zelf staat ook geen verwijzing naar ernstige vrees, maar naar een vrees voor ongevallen. Dat is naar de mening van Amsterdam Anders/De Groenen te weinig. Ook wordt in geen van de rapporten van de Brandweer gesproken over gevaar voor de nabijgelegen woontoren Gibraltar. Daar werd de dag voor de ontruiming wel over gesproken in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel. Vandaar mijn vraag of de Burgemeester kan uitleggen op basis waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat er in dit geval sprake is van directe ernstige vrees voor rampen of zware ongevallen die per direct weggenomen diende te worden. Hetzelfde geldt voor de woontoren Gibraltar.
  De gebruikelijke manier om in dit soort gevallen panden te sluiten is door middel van aanschrijving op basis van de Woningwet. Daar hebben we die wet voor. In dit geval is deze weg niet gevolgd. Mijn vraag is dan ook: kan de Burgemeester uitleggen waarom niet de gebruikelijke weg is gevolgd, maar die van artikel 175 van de Gemeentewet? Te meer omdat het wel gebruikelijk is om dit te doen. En omdat door gebruik te maken van artikel 175 een aantal waarborgen voor de bewoners van pakhuis Afrika weggenomen zijn. Ik heb het dan over een termijn om de situatie zodanig aan te passen dat het gevaar wordt weggenomen, een redelijke termijn voor de ontruiming, en de mogelijkheid om de komende ontruiming middels een rechtszaak aan te vechten. Over die ontruiming nog het volgende. Op die bewuste vrijdagavond, 17 juni, en afgelopen maandagmiddag, zijn goederen van de bewoners van het pakhuis door een deurwaarder van de gemeente uit het pakhuis verwijderd. Daarmee is in strijd gehandeld met de afspraken die volgens de bewoners van pakhuis Afrika zijn gemaakt. Het noodbevel spreekt ook in het geheel niet over goederen. Het gaat alleen over mensen. Dat is des te pijnlijker, want zolang spullen nog in het pand aanwezig zijn, is er namelijk nog sprake van huisvrede en die mag niet zomaar worden gebroken. Het wegnemen van die goederen lijkt elke kans op een oplossing met bewoners uit te sluiten. Op basis van welke bevoegdheid zijn de spullen van de bewoners van pakhuis Afrika uit het pand verwijderd? En met welk oogmerk is dit gebeurd?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan Burgemeester Cohen.
 
 De BURGEMEESTER: Ik loop de vragen langs en zal u daarbij de informatie verschaffen die mij ertoe heeft gebracht om te handelen zoals ik heb gedaan. De Dienst Milieu- en Bouwtoezicht heeft in december 2004 een inspectie van het gehele pand uitgevoerd. U sprak daar al over. Zij heeft daarbij een situatie aangetroffen die een flink aantal verbeterpunten opleverde, die mondeling en schriftelijk aan de krakers zijn meegedeeld. De situatie was echter niet dermate gevaarlijk dat sprake was van een noodzaak tot ontruiming. De essentie van de toen aangetroffen situatie naar het oordeel van DMB en de Brandweer was dat er slechts twaalf personen in het pand woonden. Die personen waren bekend met de fysieke situatie ter plaatse, er was een zeer grote oppervlakte beschikbaar voor bewoning en er was geen sprake van een grote hoeveelheid brandbaar materiaal. Als je dit in ogenschouw neemt, was het voor twaalf bewoners veilig. In het rapport, dat ook aan de bewoners beschikbaar is gesteld, werd overigens opgemerkt dat niet getolereerd kon worden dat personen die niet bekend waren met de situatie in het pand zouden verblijven. In die situatie is na december 2004 veel veranderd. Onlangs kregen de inspecteurs van DMB en Brandweer het vermoeden dat veel meer dan twaalf personen in het pand verbleven. Een zichtbare indicatie aan de buitenzijde van het pand was het aantreffen van steeds meer kozijnen in de gevels van het pand. Doordat controles formeel nog niet konden worden uitgevoerd, omdat de juridische mogelijkheden tot binnentreden ontbraken, en door een gebrek aan medewerking door de krakers, zijn die veranderingen pas vorige week donderdag geconstateerd. Toen he bben de krakers een inspectieteam van DMB en Brandweer toegelaten. Het inspectieteam constateerde de volgende veranderingen ten opzichte van december 2004: er waren 25 van brandbaar materiaal getimmerde verblijven in het pand aanwezig. In het overgrote deel van die verblijven bevonden zich matrassen, dekens, toiletartikelen en dergelijke. Een deel van de verblijven bevatte hout- of gaskachels die niet deugdelijk waren aangesloten en die gevaar opleverden. Er waren stroomvoorzieningen aangelegd die niet deugdelijk waren en gevaar opleverden. Er was een grote hoeveelheid brandbaar materiaal in het pand aanwezig. Er waren aanpassingen aan de constructie van het pand aangebracht die absoluut onveilig waren. Er was geen compartimentering die voldoende was voor het gebruik door meer dan twaalf personen. De vluchtwegen waren niet goed verlicht, niet betrouwbaar en niet voldoende in aantal en omvang in relatie tot het aantal gebruikers van het pand. Conclusie: grote veranderingen ten opzichte van de vorige inspectie en een ontoelaatbare toename van de risico’s voor de bewoners en gebruikers van het pand. De Brandweer heeft op basis van die bevindingen meegedeeld dat zij haar personeel niet naar binnen zal sturen als zich een brand zou voordoen. Dat zou betekenen dat niet alleen de bewoners en gebruikers direct gevaar liepen, maar dat zij ook niet konden rekenen op redding en brandbeheersing. Daarbij bestond ook het gevaar dat de brand kon overslaan naar nabijgelegen gebouwen. Dat laatste is mij ter aanvulling op de rapportage die betrekking heeft op pakhuis Afrika door de Brandweer meegedeeld. Dit wat vraag 1 betreft.
  Dan vraag 2. Uit het bovenstaande blijkt wat de gevaarzetting was en het standpunt van de Brandweer. Dat was de reden dat onmiddellijke vrees bestond voor een ramp: brand in een gebouw waar bewoners zeer waarschijnlijk niet uit zouden kunnen komen en waar ze geen hulp van de Brandweer zouden kunnen krijgen. Met alle bijkomende gevaren van dien voor nabijgelegen gebouwen en de directe omgeving. Een brand die niet geblust wordt, kan zich op tal van manieren uitbreiden.
  Dan de derde vraag: waarom is niet de gebruikelijke weg gevolgd? Dat is omdat er een onmiddellijke vrees bestond voor een ramp. Ik heb net uitgelegd wat daar de redenering achter was. Als een dergelijke vrees bestaat, dan rest mij als Burgemeester maar één weg, en dat is gebruikmaken van noodbevoegdheden. Een ander juridisch instrument zou ontoelaatbaar veel tijd hebben gekost en zou dus een levensgevaarlijke situatie voor bewoners te lang hebben laten voortduren. Zodra ik hoor dat zoiets aan de hand is, dan kun je met die wetenschap niet langer wachten en denken: laat nog maar even. Als er in die tussentijd namelijk iets gebeurt, en ik heb u uitgelegd dat er allerlei mogelijkheden waren dat dat zou kunnen gebeuren, dan kan ik achteraf nooit zeggen: ik wist het wel, maar ik heb nog maar even gewacht. Dat kon niet. En dat was dus de reden om onmiddellijk in te grijpen. Daar is zoals u weet onmiddellijk diezelfde vrijdagmiddag een rechterlijke toetsing op gevolgd. De rechter toetst natuurlijk niet in volle omvang, maar hij heeft mijn besluit in stand gelaten.
  Dan de laatste vraag. Na de inwerkingtreding van het noodbevel en alles wat op grond daarvan gebeurt, is de Burgemeester verantwoordelijk geworden voor de situatie in het gebouw en alle daarin aanwezige goederen. De goederen van waarde die in het gebouw aanwezig waren, moeten zodanig opgeslagen en bewaard worden dat hun goede staat is gewaarborgd. Die waarborg is niet te bieden door goederen van waarde achter te laten in het onveilige gebouw. Dat vergt teveel beveiligingsinspanningen en zet bovendien aan tot pogingen om het gebouw toch te willen betreden zonder begeleiding. Daarom heb ik de volgende oplossing gekozen. Gedurende een week kunnen goederen onder begeleiding uit het pand worden gehaald door mensen die kunnen aantonen dat zij eigenaar of rechthebbende zijn. En een door mij aangewezen deurwaarder heeft het hele pand onmiddellijk na de ontruiming doorlopen. Hij heeft in mijn opdracht een aantal goederen die van waarde kunnen zijn veiliggesteld. Die goederen zijn direct op een veilige plaats opgeslagen. Zij kunnen worden opgehaald door diegenen die kunnen aantonen dat zij eigenaar of rechthebbende zijn. Dat laatste is overigens de reguliere gang van zaken als gebouwen om wat voor reden dan ook ontruimd moeten worden en spullen van waarde worden achtergelaten.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
 
 De heer HAFFMANS: Ik heb een verklaring van pakhuis Afrika waarin per verdieping wordt aangegeven welke vertrekken er zijn. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat in de laatste inspectie van 16 juni 2005 een aantal ateliers is aangeduid als woning. Op die manier kom je natuurlijk al snel tot een aantal van 20 tot 25, want het is een culturele broedplaats. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de Burgemeester dit zo heeft gewild. Dat het wenselijk was om aan te tonen dat er ineens een gewijzigde situatie was ontstaan. Iets anders kan ik er niet van maken. De hoeveelheid opgeslagen brandbaar materiaal is geen reden voor een ernstige vrees voor rampen of zware ongevallen. Ook in zijn antwoord geeft de Burgemeester aan dat er een directe vrees is en geen ernstige vrees. Het is misschien een detail, maar die ernstige vrees is dus wel nodig. Anders mag deze ontruiming niet. Mijn volgende vraag is of de Burgemeester bekend is met het aanbod van de bewoners van pakhuis Afrika om wel gebruik te maken van een aanschrijving op basis van de Woningwet en tot die tijd niet in het pand te slapen. Dan kon die procedure afgewacht worden en hadden zij de waarborg om het pand zo aan te passen dat het wel kon of anders een redelijke termijn voor ontruiming kregen. Mijn laatste vraag gaat over de ontruiming zelf. Er werden ook spullen op de kade neergezet die ’s nachts daar bleven staan, die eigendom zijn van de bewoners van pakhuis Afrika. Volgens mij hebt u dat niet gemeld. Waarom is dat gebeurd? Ik begrijp dat een deurwaarder een opleiding heeft gehad waardoor hij kan taxeren wat waarde heef t en wat niet, maar kunt u zich voorstellen dat bewoners van een culturele vrijplaats misschien een andere definitie hebben van wat waarde heeft en wat geen waarde heeft? Hoe heeft die selectie plaatsgevonden? Wat is er in een particuliere opslagplaats achtergelaten? Wat ligt daar nog? En wat is er over van de afspraak met de bewoners om nog een dag in goed overleg het pand te betreden om zelf als waardevol beoordeelde spullen terug te halen?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Poelgeest.
 
 De heer VAN POELGEEST: Het is als raadslid natuurlijk erg lastig om te beoordelen hoe acuut de situatie is. Wij zijn niet allemaal brandweermannen en -vrouwen. Het gaat om specialistische kennis. Wij kunnen wel toetsten of de gang van zaken juist is geweest of juist vragen oproept. Dat laatste is het geval. Bij mijn fractie roept dat in elk geval wel vragen op. Ik denk dat de heer Haffmans dat net in eerste termijn ook duidelijk heeft verwoord. Er bestaat een duidelijke discrepantie tussen eerdere verslagen, toen er volgens de Brandweer nog geen acute situatie bestond, en het verslag van 16 juni 2005, toen er ineens wel acuut gevaar was. Als er op 16 juni 2005 acuut gevaar was, waarom was dat er dan eerder niet? De situatie die daar werd aangetroffen, en uw antwoord bevestigt dat ook, was niet zoveel anders dan voorheen. Er waren brandbare materialen, er waren houtkachels. Die waren er op 16 juni 2005, maar die waren er eerder ook. Alleen het aantal mensen dat er verbleef, was anders. Dat vond ik het enige echte verschil. Voor de rest heb ik geen ander verschil gehoord. Dat opent ook het perspectief op een andere oplossing. Als de situatie met twaalf mensen, die bekend waren met de situatie daar, aanvaardbaar was, dan had u kunnen overleggen of die oude situatie hersteld had kunnen worden en de nieuwkomers het pand zouden verlaten. Hebt u over een dergelijke oplossing met de bewoners gesproken? Of is dat al meteen terzijde geschoven? Mijn tweede vraag is: waarom is de ruimte beneden ook gesloten? Als er sprake is van acuut gevaar voor de woningen, dan kan ingrijpen zich beperken tot de bovenverdieping. Beneden werden feesten gegeven. Daar konden aparte afspraken over worden gemaakt. Waarom kon dat ook niet meer? De gemeente heeft de situatie daar twee jaar lang gedoogd. Ik sluit niet uit dat er een acute situatie kan ontstaan waardoor het niet meer verder kan. Maar doordat het twee jaar is gedoogd, heb je de verplichting op je genomen die mensen ook een alternatief te bieden als je ze op straat zet. Zeg niet: ga maar onder een brug slapen, of ga maar naar iemand die je kent. Is dat aangeboden? Hebt u die verantwoordelijkheid zo gevoeld en is daar invulling aan gegeven?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Alberts.
 
 Mevr. ALBERTS: De vragen die door de heren Van Poelgeest en Haffmans zijn gesteld, leefden ook bij mij, maar ik heb ook nagedacht over de acuutheid van het handelen. Heel kort voor deze vergadering is mij gemeld dat aan de kade achter pakhuis Afrika een oorlogsschip ligt afgemeerd, de HMS Tromp. Dat schip vertrekt weer op 24 juni 2005. Weet het College dat er een oorlogsschip ligt afgemeerd? En zo ja, heeft de aanwezigheid van deze oorlogsbodem iets met die ontruiming te maken? Ik zie sommige mensen verschrikkelijk lachen, maar met betrekking tot de Oostelijke Handelskade is er een kwestie geweest over port security die ook problemen heeft opgeleverd voor het nieuwe Muziekgebouw. Heeft dat er iets mee te maken? Mijn andere vraag heeft te maken met asbest. Ik heb begrepen dat bij het verkrijgen van toegang tot het pand asbest is vrijgekomen. Dat is ook bij eerdere ontruimingen het geval geweest. Er ligt een zaak bij de rechter over tuinhuisjes die door de politie gesloopt zouden zijn. En er is een ontruiming geweest boven restaurant La Traviata en ook daar is asbest vrijgekomen. Nu is het volgens de wet naar ik meen sinds 1970 verboden asbest toe te passen. In panden die ouder zijn weet je bijna zeker dat je daar asbest kunt aantreffen. Heeft de Burgemeester of een van zijn adviseurs er rekening mee gehouden dat ook hier de kans op het vrijkomen van asbest aanwezig was? En als u het daar over hebt gehad, waarom hebt u dan geen maatregelen genomen ter bescherming van degene die de slijptol heeft gehanteerd?
 
  De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Een aantal vragen is al gesteld. Ook het asbestverhaal was bij ons een punt van aandacht. Ik wil weten wat de normale procedure is als uit rapporten duidelijk is dat er asbest in panden aanwezig is. Dat wij achteraf niet in de krant lezen dat de Politie of de Brandweer niet op de hoogte was van de aanwezigheid van asbest. Ik denk dat het zeker onder de aandacht van de Brandweer is geweest, maar is er enigerlei contact tussen Brandweer en Politie in dit soort zaken? En wat is er in dit geval gebeurd?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Asscher.
 
  De heer ASSCHER: Anders dan de voorgaande sprekers vinden wij het relaas van de Burgemeester wel degelijk overtuigend. De veranderingen die aan het gebouw zijn aangebracht tussen de twee inspectiemomenten, plus de veranderingen in het gebruik, met name het aantal veronderstelde bewoners en het aantal matrasjes in de ateliers, overtuigen ons ervan dat de Burgemeester geen andere keus had dan onmiddellijk van zijn bevoegdheden gebruik te maken. Daarbij speelt ook een rol dat wij in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel van de Brandweer een en ander zelf hebben kunnen horen en foto’s hebben gezien die daar gemaakt zijn. Ik vond dat buitengewoon overtuigend en ik zou ook op geen enkele manier de verantwoordelijkheid op me willen nemen om het risico dat bewoners in zo’n situatie lopen, langer dan strikt noodzakelijk is te nemen. Wij steunen dus de Burgemeester.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Bruines.
 
 Mevr. BRUINES: Wij hebben al diverse malen in verschillende commissies gesproken over met name de benedenverdieping en de feesten die daar gegeven werden. Ik heb vorige week in de commissievergadering nog gevraagd wat we doen met de benedenetages als die bovenwoningen ontruimd zouden moeten worden. Blijft het mogelijk om daar feesten te organiseren? Dat heeft op zichzelf niet direct iets te maken met de problematiek. De Burgemeester heeft toen meen ik gezegd dat we daar dan nog maar eens naar moesten kijken. De vraag is: hoe denkt u daar op dit moment over? En ziet u mogelijkheden om die feesten op een of andere manier doorgang te laten vinden, met inachtneming van alle gesprekken en maatregelen die daarbij aan de orde waren en deels nog moesten worden opgelost wat betreft de brandwachten? En is de eigenaar van het pand op een of andere manier bij deze kwestie betrokken geweest? Ik kan het niet bewijzen, maar ik heb begrepen dat, nadat het pand na de ontruiming was verzegeld, de eigenaar nog binnen geweest is. Kan de Burgemeester dat bevestigen? Ik kan dat zelf niet, het is een gerucht.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Wij waren een klein beetje verbaasd over de ontruiming. Wij hebben de mensen die het pand gekraakt hebben, verschillende keren in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel gehoord. Hoewel wij geen voorstander van kraken zijn, omdat er meestal een hoop gesloopt wordt, kwamen deze mensen in de commissie altijd keurig netjes en fatsoenlijk over. Zij stonden open voor overleg. Uit de laatste commissievergadering kan ik mij herinneren dat er een inspectie door de Brandweer zou plaatsvinden. In plaats van de Brandweer werd de Politie gestuurd. Mijn vraag is: welke controles voert de Politie daar voor de Brandweer uit? Ik vind dat de situatie een beetje op de spits is gedreven. Vorige week vroeg een meneer, vergezeld van zijn vrouw, of hij één minuut mocht inspreken. Er is een kwartier over gedebatteerd dat dat niet kon en aan het eind van het lied hebben wij als partij het gevoel dat die mensen op die bewuste dag in de commissie om de tuin geleid zijn. Deze meneer en mevrouw zijn verschillende malen in de commissie geweest, hebben om duidelijkheid gevraagd, hebben de Burgemeester om medewerking gevraagd, hebben de heer Van Boekhorst* om medewerking gevraagd. En hoewel wij geen voorstander van kraken zijn, denken wij dat deze mensen proberen aan de leefbaarheid van de stad te werken door middel van evenementen. Ik denk dat zij op de goede weg zijn en ik wil van de Burgemeester, die altijd zegt dat hij openstaat voor de dialoog, weten wat er die middag in de commissie veranderd is. Ik heb steeds begrepen dat de bewoners altijd open stonden voor overleg, alle gemeenteraadsleden zijn uitgenodigd om in het pand te komen kijken. Zij hebben diverse overleggen aangeboden. Waarom is het hele pand dan ontruimd? En waarom hebt u als Burgemeester niet de dialoog met de bewoners gekozen om tot een vreedzame oplossing te komen?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van der Burg.
 
 De heer VAN DER BURG: De politiek stelt de regels en de ambtenaren voeren die regels uit. En ambtenaren van bode tot brandweerman mogen erop rekenen dat als zij het beleid van de Raad uitvoeren, zij daarin gesteund worden, zeker als er sprake is van figuurlijke of letterlijke aanvallen op hen als ambtenaar. Ik vind dat wij die steun moeten uitspreken. Wij leveren als Raad veel kritiek, maar zowel de bodes als de brandweerlieden hebben afgelopen week hun werk gedaan en zij verdienen daarvoor de steun van de Gemeenteraad. De Burgemeester heeft ons met zijn verhaal overtuigd en dat betekent dat wij hem geheel en al steunen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Spee-Rouppe van der Voort.
 
  Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: De situatie die de Burgemeester in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel, maar ook vandaag geschetst heeft, laat hem geen enkele andere keus om te handelen zoals hij gedaan heeft bij de ontruiming van pakhuis Afrika. Wij zijn inderdaad geen brandweermensen, zoals de heer Van Poelgeest zegt, maar wat wel opvalt, is het aantal personen dat in het pand verbleef. U zegt dat in december 2004 het pand brandveilig is verklaard voor het verblijf en gebruik door twaalf personen. Met andere woorden: als er geen andere personen in het pand verblijven. Nu klinkt dat wat vrijblijvend en mijn vraag aan u is: is dat zo vrijblijvend? En hoe wordt dat vervolgens gewaarborgd? Ik kan me voorstellen dat je daarom al eerder zou hebben ingegrepen. Dat laat onverlet dat de situatie zoals die donderdag was, geen andere keuze liet en daarom krijgt de Burgemeester onze volledige steun. Ik heb nog een andere vraag en daar refereerde ook de heer Van der Burg al aan. Als ik de media mag geloven, heeft er een bestorming van het stadhuis plaatsgevonden. Is dat inderdaad het geval geweest, want ik ben er niet zelf bij geweest? Daarbij schijnen ook bodes het ziekenhuis in geslagen te zijn. Gaat het om dezelfde groep mensen die betrokken was bij de ontruiming van pakhuis Afrika?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan Burgemeester Cohen.
 
 De BURGEMEESTER: Ik geloof dat ik in eerste termijn al duidelijk heb gemaakt dat er op twee punten aanzienlijke verschillen waren. De heer Van Poelgeest is daar niet van overtuigd. Hij zegt dat het alleen maar over de aantallen gaat. Nee, het gaat ook over het feit dat bleek dat er een aanzienlijk aantal verblijven was gemaakt. Daargelaten of sommige van die verblijven ateliers waren of niet, er waren ook aanzienlijk meer matrassen aanwezig. En afgezien daarvan waren er zeer duidelijke indicaties dat er bewoning plaatsvond door veel meer dan twaalf personen. In december vorig jaar is uitdrukkelijk overwogen: met deze twaalf personen, die het pand kennen, met de ruimte zoals hij toen was, dan kan het net. Dan is er geen zodanige vrees voor gevaar en zijn het mensen die eruit kunnen komen. Dan kan het net. Dát was veranderd. Dan kun je zegen: had je dat niet eerder kunnen constateren? Ik denk dat DMB en Brandweer dat dolgraag eerder hadden geconstateerd. Ze hebben alleen de mogelijkheid niet gehad. Er is zeer langdurig geprobeerd om dat te controleren. En pas onlangs is er toestemming gegeven om daar naar binnen te gaan. Het was niet mogelijk om zonder toestemming naar binnen te gaan. Toen de al eerder genoemde constateringen zijn gedaan, restte de Brandweer geen andere mogelijkheid dan om dit aan mij te melden en restte mij geen andere mogelijkheid meer dan om direct in te grijpen.
(De heer VAN POELGEEST: Ik begrijp dat, maar bent u het met mij eens dat het alternatief was geweest om terug te keren naar de situatie van december 2004, die wel veilig was?)
  Dat kon op dat ogenblik niet, want dan moet je dat wel kunnen waarborgen. Toen moest echt gezegd worden: nu moet iedereen eruit. Er was geen enkele reden om te veronderstellen dat dat gewaarborgd zou worden, ook gegeven de overleggen die daarvoor al plaatsgevonden hadden. Die zijn niet echt gemakkelijk verlopen. Je kunt wel praten over een dialoog, er is ook langdurig een dialoog geweest die er tot op dat moment niet toe heeft geleid dat er op een goede manier gekeken kon worden naar de situatie.
(De heer VAN POELGEEST: Moet ik uw woorden zo opvatten dat u, voordat u de beslissing nam tot die noodverordening, wel degelijk dit alternatief hebt afgewogen en de argumenten die u net noemt hebt verworpen? Of is dat iets wat u achteraf bedenkt? Hebt u dat op het moment zelf ook zo overwogen?)
  Het was mijn besluit. Op het moment zelf heeft de Brandweer mij gezegd: op deze manier kan het niet. Toen heb ik besloten dat het ontruimd moest worden.
(De heer VAN POELGEEST: Op het moment dat u het besluit nam, hebt u zich laten leiden door de urgentie die de Brandweer u onder ogen bracht. U hebt op dat moment geen ander alternatief overwogen? U geeft nu allemaal argumenten waarom u dat niet hebt gedaan, maar u hebt het op het bewuste moment niet overwogen.)
  Ik heb overwogen of het op dat moment, op vrijdagavond, moest gebeuren. Kunnen we daar niet even mee wachten? Het antwoord was: nee, dat kan niet.
(Mevr. BRUINES: Ik begreep net van de heer Haffmans dat de krakers zelf aangeboden hebben om er uit te gaan en dan te kijken op welke manier ze weer terug konden komen. Volgens mij moet u dat hier ook bij betrekken. En u hebt in ieder geval aangekondigd om donderdagavond met die mensen te gaan praten. Er zit nog een dag tussen donderdagavond en vrijdagavond. Daar is dit aanbod van de krakers niet aan de orde geweest?)
  In het overleg dat ik donderdagavond om 19.00 uur met twee vertegenwoordigers van de krakers heb gehad, heb ik gezegd dat er geen moment langer iemand in dat pand kon verblijven en dat het ontruimd moest worden. We hebben toen nog wel even zitten praten over hoeveel tijd je zou moeten hebben om die ontruiming te laten plaatsvinden.
  Waarom ook de onderste ruimte? Ik heb dat nog eens goed op me in laten werken. Wat mij betreft was het risico te groot. Als er vervolgens opnieuw mensen naar binnen zouden gaan en opnieuw daar zouden gaan slapen, dan zou voortdurend de mogelijkheid aanwezig zijn dat die gevaarlijke situatie zich telkens opnieuw zou voordoen. De enige manier om dat werkelijk goed op te lossen was door het hele pand te sluiten.
(Mevr. ALBERTS: Op de begane grond waren al allerlei aanpassingen gedaan. Dat is ons altijd verteld en die waren ook goedgekeurd. Als alleen de begane grond wordt gebruikt, met de veiligheidsaanpassingen, hoe kun je dan zeggen dat het hele pand ontruimd moet worden? Het gaat toch alleen maar om ontruiming voor bewoning en niet voor het gebruik van de onderste verdieping?)
  Nee, maar door gebruik te blijven maken van de begane grond bestaat de mogelijkheid dat mensen toch weer naar boven gaan, ook al vind je dat niet goed. Dat moet je dus verder uitsluiten.
(De heer HAFFMANS: Als het niet bewaakt wordt, is dat risico altijd aanwezig. Het zijn volstrekt gescheiden ruimtes. Je moet altijd via de buitenkant naar het andere deel van het pand. Er is dus helemaal geen aanleiding om alles te ontruimen.)
  Als daar op een gegeven moment activiteiten plaatsvinden, dan bestaat de mogelijkheid dat je naar andere ruimtes gaat. Is er nog een alternatief geboden?
(De heer VAN POELGEEST: Laten we het er dus op houden dat onduidelijk is of je van de ene in de andere ruimte kunt komen. Dat wordt betwist. Laat ik de vraag anders formuleren. Als duidelijk is dat je niet van de ene in de andere ruimte kunt komen, bent u dan bereid om er nog even over na te denken of het onderste gedeelte toch open kan?)
  Ja, dat zijn van die stel-nu-eens-datvragen. Daar ga ik hier geen antwoord op geven.
  De heer Van Poelgeest vroeg of er nog een alternatief is geboden. Op dat ogenblik is helemaal niet gevraagd om een alternatief. Ik voeg daar nog aan toe, mede naar aanleiding van een vraag van mevrouw Spee, dat de bewoners onmiddellijk hun spullen gepakt hebben en vertrokken zijn. Voor zover ik weet zijn het niet de bewoners geweest, maar dat weet ik niet helemaal zeker, die hier in het stadhuis zijn geweest. Dat is een bredere groep uit de kraakbeweging geweest. Overigens heb ik daar met u geen goed woord voor over.
  Mevrouw Alberts vraagt of de aanwezigheid van HMS Tromp daar iets mee te maken heeft. U vertelt mij nu dat dat schip daar ligt. Ik wist dat niet. Het antwoord is dus “nee”. De Politie was zich ervan bewust dat, wanneer ze daar naar binnen zou gaan, ze daar asbest zou kunnen aantreffen. Zij was daar dus op voorbereid. Als ik het goed begrepen heb van de Politie, is er wat dat betreft ook niets gebeurd.
(Mevr. ALBERTS: Hadden ze toen van die witte pakken aan zodat ze afgescheiden van de lucht zijn, zoals hoort bij asbestontruiming?)
  Nee, die hadden ze niet aan, maar zodra zij het gevoel hadden dat ze wel eens op asbest zouden kunnen stuiten…
(Mevr. ALBERTS: Het gaat niet om gevoel. Met alle respect, meneer Cohen, in alle gebouwen van voor 1970 kun je asbest verwachten. Dat betekent dus ook dat als er gesloopt gaat worden er eerst onderzocht wordt of er asbest aanwezig is. Dan ga je niet eerst zagen en dan pas tot de ontdekking komen dat er inderdaad asbest aanwezig is. Dan stel je mensen bloot aan gevaar.)
  De Politie was zich ervan bewust dat zij op asbest zou kunnen stuiten. En zodra de Politie het idee had dat dit hier het geval zou kunnen zijn, zijn ze onmiddellijk opgehouden en is er geen asbest vrijgekomen die tot gevaarzetting heeft geleid.
(De heer HAFFMANS: Het was bij de gemeente bekend waar asbest aanwezig was. Het gaat niet om “zou kunnen”. Het was gewoon bekend.)
  Ik vertel u wat de positie van de Politie was op het moment dat die daar binnentrad.
(Mevr. ALBERTS: Dat wordt een leuke rechtszaak lijkt mij. Bent u zich ervan bewust dat er een bewust risico is genomen bij het op deze manier binnengaan van het pand?)
  De Politie is zich ervan bewust dat dat in dergelijke panden het geval kan zijn en heeft daartoe ook voorzorgsmaatregelen getroffen. Ik heb begrepen dat in dit geval er wat de Politie betreft geen problemen zijn geweest.
  Mevrouw Bruines vraagt of de eigenaar erbij betrokken is geweest. Ik wijs u erop dat de gemeente eigenaar is van het pand, maar dat het in pacht is gegeven aan Heijmans. Heijmans is bij de ontruiming niet betrokken.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik had ook een vraag over asbest.)
  Ik ben nog niet klaar. U vraagt wat de normale procedure bij asbest is. Ik zal u daar schriftelijk antwoord op geven. Ik weet niet precies uit mijn hoofd hoe dat zit. Als u dat precies wilt weten, dan zal ik u dat laten weten.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Een tweede vraag was …)
(De VOORZITTER: Ik geef u niet de gelegenheid om opnieuw een vraag te stellen want dan sneakt u er een termijn in en dat doen we hier niet.)
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Als de Burgemeester de vragen niet opschrijft en ook niet beantwoordt, dan heb je maar één vraag.)
(De VOORZITTER: Ik heb bijgehouden hoeveel vragen iedereen gesteld heeft. U hebt één vraag gesteld.)
  De heer Bakker van Leefbaar Amsterdam vraagt of de Politie gecontroleerd heeft. Nee, de Politie controleert niet. De Politie wordt ingeschakeld als er sprake is van een noodbevel. Maar de Brandweer of de DMB controleert en de Politie is daarbij aanwezig als het noodzakelijk is, bijvoorbeeld als er sprake is van een noodbevel.
(De heer H.H.G. BAKKER: Ik begrijp uw verhaal niet helemaal meer. Aan de ene kant hebt u het over het betreden van het pand. Dat gebeurt door de Politie. Dan zegt u dat u de procedure niet kent, maar tegelijkertijd geeft u wel antwoord op de vragen. Maar als u niet weet hoe de procedure betreffende de benadering van asbest in elkaar zit, hoe kunt u dan zeggen dat alles volgens de procedure is verlopen?)
  Ik heb antwoord gegeven op de vraag wie er bekend was met de mogelijkheid dat daar asbest aanwezig was. Ik heb u verteld hoe de Politie heeft gereageerd toen ze daar binnen was. Die was zich ervan bewust dat daar asbest aanwezig zou kunnen zijn. Dat is het antwoord dat ik op de vraag heb gegeven. Op de vraag van mevrouw Van Oudenallen hoe de procedure is, zeg ik dat ik dat niet uit mijn hoofd weet. Daar zal ik schriftelijk antwoord op geven.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Voorzitter, ik heb u de tweede vraag gegeven die ik gesteld heb.)
(De VOORZITTER: Ik herinner het me. Inderdaad vroeg mevrouw Van Oudenallen of de Politie het van tevoren wist of dat ze het niet van tevoren wist zoals in de krant staat en zoals de belangenvereniging zegt.)
  Daar heb ik net al antwoord op gegeven. De Politie was zich ervan bewust dat ze daar asbest zou kunnen aantreffen om de eenvoudige reden dat de Politie op basis van wat er in het verleden is gebeurd een checklist bijhoudt. In dit soort zaken vraag je je af of hier asbest aanwezig kan zijn.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Dus de krant heeft gelogen.)
  Tenslotte wat de spullen betreft, je zou van mening kunnen verschillen over de waarde van de spullen. Ik weet niet precies hoe de deurwaarder dat gedaan heeft. Er is van tevoren niet afgesproken dat de spullen niet naar buiten zouden worden gebracht. Gedurende een week kunnen goederen onder begeleiding uit het pand worden gehaald door mensen die kunnen aantonen dat zij eigenaar of rechthebbende zijn. Daarmee heb ik geloof ik de vragen beantwoord.
 
 De VOORZITTER: Daarmee sluit ik deze interpellatie af. Er is geen derde termijn. U kunt een korte interruptie plaatsen.
(De heer HAFFMANS: Dat doe ik dan ter afsluiting. De conclusie van Amsterdam Anders/De Groenen is in ieder geval dat de ontruiming een groter risico had voor ontruimers en bewoners gezien het vóórkomen van asbest. De begane grond is onterecht ook ontruimd. De rapportage van de Brandweer van 16 juni 2005 ademt niet de sfeer van ernstige urgentie uit die het gebruik van een noodbevel op basis van artikel 175 rechtvaardigt.)
  Uw vraag heeft niet het karakter van een interruptie, uw vraag heeft het karakter van een derde termijn.
(De heer HAFFMANS: Er is een paardenmiddel gebruikt dat je eerder zou verwachten bij een bewoond pand bovenop een lekkende LPG-tank. Wij keuren de handelwijze van de Burgemeester af en daarvoor heb ik een motie die ik bij dezen wil indienen.)
  U kunt bij een interruptie geen motie indienen. Ik vraag aan de Raad of die akkoord gaat met het indienen van een motie.
(Mevr. BRUINES: Ik verzoek u even in het reglement van orde na te gaan wat de mogelijkheden zijn om een derde termijn bij een interpellatie te houden.)
  Die kan ik bij wijze van uitzondering toestaan, maar daar moet de Raad dan om vragen.
(Mevr. BRUINES: Bij dezen.)
(De heer ASSCHER: Ik heb geen behoefte aan een derde termijn, maar ik zou het indienen van een motie toch wel willen toestaan.
 Dat lijkt mij een goed idee.
 
 De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
27o   Motie van 21 juni 2005 van het raadslid Haffmans inzake de interpellatie over de ontruiming van het pakhuis Afrika (Gemeenteblad afd. 1, nr. 353).
 
 De VOORZITTER : De motie maakt deel uit van de beraadslagingen.
  Ik kan mij voorstellen dat wij haar snel vermenigvuldigen en dat de Burgemeester op grond van het gezegde al kan preadviseren. Dan zullen wij haar in stemming brengen na de komende interpellatie.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan Burgemeester Cohen.
 
 De BURGEMEESTER: Het mag op basis van wat ik gezegd heb duidelijk zijn dat ik de motie aan alle kanten ontraad.
 
 De verdere behandeling van agendapunt 5B wordt even aangehouden.
 
 
 5C
  Interpellatie van het raadslid de heer Asscher inzake polarisatie op scholen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 346).
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Asscher.
 
 De heer ASSCHER: School is oneindig veel meer dan alleen rekenen en taal. School gaat ook over ontwikkeling, over kennis van de samenleving en over onze verhouding tot andere mensen. School gaat over toekomst en over de opleiding van nieuwe Amsterdammers. De vraag is: hoe gaat het in 2005 op onze Amsterdamse scholen? Ik citeer de quickscan Interculturele verhoudingen. “Op de meerderheid van scholen is sprake van een verruwing van omgangsvormen, onder andere schelden en intimidatie, die een negatieve invloed heeft op de verhouding tussen leerlingen onderling en tussen leerlingen en leerkrachten. En vooral vmbo-scholen ervaren dat de omgangsvormen en de veiligheid van school negatief worden beïnvloed door zorgleerlingen met gedragsstoornissen en grensoverschrijdend gedrag en door leerlingen met crimineel gedrag. Tweederde van de bezochte scholen geeft aan onvoldoende in staat te zijn om de veiligheid en de genoemde problemen het hoofd te bieden. Op de betreffende scholen wordt het schoolklimaat als te onveilig beoordeeld en raakt een deel van de leerkrachten gedemotiveerd.” Geen prettige omgeving om op te groeien als je dat zo hoort. En niet bevorderlijk voor de open en tolerante stad Amsterdam. Want over die tolerantie zegt de quickscan het volgende: “Vooral Marokkaanse vmbo-leerlingen uiten steeds vaak anti-westerse denkbeelden. Niet zozeer tegen andere leerlingen als wel tegen het systeem: docent, school, politie, media, Nederlandse vrijheden, het westen et cetera. Marokkaanse jongens op alle scholen uiten een sterker wordende betrokkenheid met Palestijnen en doen negatieve uitlatingen over Israël en joden en intolerante uitlatingen over onder andere homoseksuelen, “te moderne” vrouwen, niet-gelovigen enzovoort. Op tenminste zes scholen zijn die incidenteel ook gericht geweest tegen leerlingen of leerkrachten en heeft ook dat geleid tot demotivatie van leerkrachten.” Er is dus sprake van polarisatie, intolerantie, agressie tussen etnische groepen, tegenover leerkrachten en tegenover de samenleving als geheel. Hoe worden die kinderen in vredesnaam opgevoed?, vraag je je af als je dit leest. En hoe zou het dan gaan op de basisschool als dit de middelbare school is? Op de basisschool spelen voor een deel dezelfde problemen, weten we uit een eerder onderzoek in opdracht van de Burgemeester. Ook daar zijn spanningen tussen etnische groepen en onaangepaste en onverdraagzame kinderen, op die leeftijd al. Groepen kinderen waar de opvoeding te wensen overlaat. Blijkbaar zijn sommige ouders niet in staat hun kinderen zo op te voeden dat ze in de complexe stad Amsterdam op een normale manier hun weg kunnen vinden. Dat betekent dat die kinderen minder kansen hebben om succesvol te zijn. Maar het betekent ook dat de samenleving als geheel daar een prijs voor betaalt. Dat is ook de reden dat wij bij de Voorjaarsnota met ons voorstel “Kinderen eerst” zullen komen. Daarin bepleiten we extra aandacht voor opvoeding, extra geld voor huiswerkklassenbegeleiding en extra inzet van leerplichtambtenaren. Maar ook met dat voorstel is het acute probleem, dat door dit rapport aan de orde is gesteld, op scholen niet opgelost. Een school staat natuurlijk niet geïsoleerd van de rest van de stad en van de rest van de samenleving. Integendeel, een school is veel eerder een spiegel van de samenleving, een spiegel van de stad. De huidige problemen zijn dus ook terug te voeren op de spanningen in de stad. Spanningen van na 11 september 2001, van na en rond 2 november 2004. Groepen keren zich af van de samenleving en van elkaar. En daarbij moet ook de autochtone jeugd genoemd worden die dreigt te gaan verrechtsen. En het effect op jongeren van de aanvallen die op de islam uitgevoerd worden door politiek en media. Ook het integratierapport van de Dienst Onderzoek en Statistiek van april 2005 wijst in deze richting. Polarisatie, concentraties van kansarmoede, bevolkingsgroepen die niet of nauwelijks met elkaar in contact staan. Op die manier groeien teveel Amsterdamse kinderen op in een samenleving waar achterstanden wel erfelijk lijken en waar de deling sterk is. Waar die radicalisering en polarisering ook vandaan komt, er zal leiderschap en moed voor nodig zijn om het tij te keren. Niet de destructieve taal van de geblondeerde politicus onweersproken laten, als het ware te tolereren. Wie suggereert dat door het afpakken van paspoorten dit probleem kan worden opgelost, draagt zelf bij aan polarisatie, draagt zelf bij aan radicalisering. Dat geldt ook voor een vrijwel gezichtsloze regering die met lege handen staat bij dit probleem en eigenlijk geen moment geloofwaardig en respectvol leiding geeft aan het binden van de samenleving. Dit kabinet doet niet voldoende aan het bij elkaar brengen van groepen. Het doet eerder aan balkenendisering.
(De heer H.H.G. BAKKER: U begint nu over dit kabinet, maar kunt u mij zeggen wie in de voorgaande kabinetten zat en wat de Partij van de Arbeid daar al die jaren aan heeft gedaan? Keer op keer heb ik hier in deze Raad de nadruk gelegd op de verhoudingen tussen allochtonen onderling. Toen heb ik u en de rest van uw partij niet één keer gehoord. Ik heb uw weblog gelezen en als ik het goed heb gelezen dan bent u geschokt over de feiten die over het voortgezet onderwijs naar buiten zijn gekomen. Keer op keer hebben wij erop gewezen en u hebt er niets aan gedaan.)
  Ik heb één vraag gehoord: of ik kan zeggen wie er in de vorige kabinetten zat. Dat zou ik kunnen, maar dat ga ik nu niet doen.
(De heer H.H.G. BAKKER: Daar heeft uw partij ook aan deelgenomen en ook uw partij heeft alle problemen in de wijken onder tafel geschoven.)
  Ik wilde net uitleggen wat ik bedoelde met balkenendisering en waarom dat kan leiden tot verdere verdeeldheid. Dat heeft te maken met het op een ongepaste manier de nadruk blijven leggen op ikke eerst. En onder het mom van eigen verantwoordelijkheid problemen daar neerleggen waar groepen er alleen maar last van hebben dat ze die eigen verantwoordelijkheid krijgen. Morgen behandelt de Tweede Kamer de voorstellen van minister van Onderwijs Van der Hoeven over de bezuinigingen op zwarte scholen. Naar ik heb begrepen, lijkt het erop dat ze terugkrabbelt. Dat zou geweldig zijn, want het is een buitengewoon slecht idee om juist nu, nu we deze problemen hebben, te gaan bezuinigen op het onderwijsachterstandsbeleid in de grote stad, en dus ook in Amsterdam. Maar we kunnen ons niet veroorloven om alleen naar Den Haag te verwijzen. Amsterdams leiderschap is nodig en daarvoor kijk ik naar dit College. We stuiten dan wel meteen op de beperkingen van onze bevoegdheden. Wat de stad vermag, loopt niet parallel aan wat de stad verplicht is, namelijk het nastreven van de ongedeelde stad. Wij roepen het College op om, voor het gesprek met de scholen dat 5 juli 2005 zal plaatsvinden, een pakket mogelijke maatregelen in kaart te brengen, om de scholen op 5 juli 2005 een concreet hulpaanbod te doen. Maatwerk, zodat nog voor het nieuwe schooljaar 2005-2006 een aanpak per school mogelijk is om deze problemen te bestrijden. We vragen het College om een bijeenkomst te organiseren met de leerkrachten zelf, die op de eerste plaats met dit probleem geconfronteerd worden. Bied maatwerk, organiseer een plek waar ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Zorg voor een brede discussie met alle betrokkenen, dus ook met de leerlingen en de ouders. Daarover gaat een motie die ik hierbij wil indienen. Ik heb de eer die motie samen in te dienen met de heer Van der Burg van de VVD en mevrouw Spee-Rouppe van der Voort van het CDA.
(Mevr. MEIJER: Ik heb een vraag aan de heer Asscher. Op zich klinkt het natuurlijk mooi, een pakket maatregelen om dit soort toestanden tegen te gaan. Maar is hij het met mij eens dat de problemen wel wat breder zijn? En dat je bijvoorbeeld zou moeten werken aan het mengen van wijken en het mengen van scholen? En dat dit niet zo makkelijk zomaar op te lossen is.)
  Ik ben het met mevrouw Meijer eens dat het probleem breder is. Daarom heb ik ook gewezen op het feit dat de school in wezen een spiegel van de samenleving en van de stad is. Het gaat om bredere maatschappelijke problemen waar we nu op school mee geconfronteerd worden. Voor die bredere maatschappelijke problemen zijn allerlei oplossingen denkbaar. In deze motie concentreer ik me op het zoeken naar een begin van het oplossen van de problemen van scholen. De andere suggesties van mevrouw Meijer moeten we misschien op een ander moment bespreken. Ik concentreer me nu hierop, maar ik ben het met haar eens dat het gaat om een breder probleem.
(De heer H.H.G. BAKKER: Bent u het met de fractie van Leefbaar Amsterdam eens dat als je bepaalde allochtone groepen in bepaalde delen van de stad blijft concentreren, je ook in bepaalde delen van de stad overwegend zwarte scholen krijgt? En dat er van menging geen sprake is?)
  Als de heer Bakker denkt dat ik het nu puur over zwarte scholen heb, dan heeft hij het mis. Juist op gemengde scholen spelen ook dit soort problemen, blijkt uit het rapport. Het gaat om een meerderheid van de 25 onderzochte scholen, dus het probleem is niet zo eenvoudig als u het doet voorkomen.
(De heer WEENINK: Het kan natuurlijk ook zijn dat docenten op een gegeven moment zeggen dat ze er niet zoveel zin meer in hebben en vertrekken. In andere landen hebben ze daar een oplossing voor gevonden door het niet algemeen verbindend verklaren van CAO’s voor docenten, zodat je voor docenten in grote steden een ander inkomen kunt creëren dan op het platteland. Bent u daar voor?)
  Ik denk dat dat iets is dat buiten deze discussie valt, maar persoonlijk ben ik er een voorstander van om na te denken over de vraag of je leraren in een grote stad, die specifieke problemen tegenkomen, niet extra zou moeten kunnen belonen. Maar ik wil me nu concentreren op de situatie waar we nu in zitten en kijken wat we daar als gemeentebestuur aan kunnen doen. Daarbij is er eigenlijk geen keus, want we moeten dit wel samen oplossen. Daarbij is ook oog nodig voor de angsten en frustraties en de woede bij de verschillende groepen in onze stad. Ik wil dit demonstreren aan de hand van twee geanonimiseerde e-mails. Op de eerste plaats Samira A., die schrijft mij: “Naar aanleiding van krantenkoppen als “Terreur teistert scholier” en “Marokkanen dringen anti-westerse houding op” vraag ik mij af of er eigenlijk iemand stilstaat bij het effect van dit soort krantenkoppen op allochtone leerlingen? Staat er ooit iemand stil bij het feit dat deze kinderen ook gevoelens van pijn, verdriet en angst hebben? Of zijn deze onderzoeken juist erop uit om dat tegen te spreken?” En aan de andere kant Ron B.: “Ik ben zeer geschrokken door de toestanden op de scholen. Hoe moet dit nu verder? De jongeren zijn toch niet meer voor rede vatbaar. Ik raak steeds meer mijn identiteit kwijt.” Dat is in een notendop de spanning die op dit moment in de stad gevoeld wordt. Het is dus van het grootste belang dat we met elkaar als Amsterdams bestuur een weg uit dit moeras van angst en polarisatie vinden. Dit is volgens mij de echte kloof waar we ons als politici om moeten bekommeren. En Amsterdam zou daarbij voorop moeten lopen.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
28o   Motie van 22 juni 2005 van de raadsleden Asscher, Schaapman, Van der Burg en Spee-Rouppe van der Voort inzake de toenemende polarisatie op scholen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 351).
 
 De VOORZITTER : De motie maakt deel uit van de beraadslagingen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Aboutaleb.
 
  Wethouder ABOUTALEB: Om te beginnen een kleine terugblik waarom wij tot deze quickscan besloten hebben. De reden lag op de eerste plaats in de signalen die wij kregen op basis van krantenberichten en op basis van andere signalen van de Mozaïekschool. Het begon eigenlijk al bij het signaal uit het primair onderwijs. Toen is besloten tot deze quickscan. Het woord zegt het al, het is geen wetenschappelijk verantwoord document. Het geeft een globaal beeld waarbij 25 scholen betrokken zijn. Als u weet dat wij ongeveer 60 middelbare scholen in Amsterdam hebben, dan weet u dat bijna de helft van de scholen heeft gerapporteerd op basis van deze quickscan. De Burgemeester en ik hebben in een eerste reactie gezegd dat we enigszins op deze ontwikkelingen waren voorbereid, gezien de signalen die we hebben gekregen, en dat we de inhoud van de reacties ook wel begrijpen. Dan is het opvallend dat anderen er dan al heel snel van maken dat het stadsbestuur begrip heeft voor wat geconstateerd is. Ik geef toe dat het Nederlands soms wat ingewikkeld is, maar iets begrijpen is nog niet hetzelfde als ergens begrip voor hebben. Iemand als de heer Wilders componeert een batterij vragen aan het adres van het kabinet, gebaseerd op de term “begrip” die we nimmer hebben gebruikt. Wij hebben gezegd iets te begrijpen. Ik begrijp het ook wel, want als je wat wij gezegd hebben letterlijk neemt, dan is het haakje voor het stellen van die vragen weg en dus ligt het voor de hand om eerst maar van “begrijpen” “begrip” te maken en vervolgens kun je schelden. Ik denk dat wij onszelf als bestuurders ernstig moeten tuchtigen, en dat geldt voor iedereen die bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft, en ons af moeten vragen of je door middel van dat soort kanonnades niet nog meer bijdraagt aan polarisatie dan die polarisatie weg te nemen. Ik ben het dan ook eens met de heer Asscher in zijn interventie dat het woord “polarisatie” hierin een sleutelbegrip is. De twee e-mails waar hij uit citeert, geven keurig de beide kampen weer waar we over spreken. Als de samenleving verder gaat polariseren, en dat zie je, dan mag je niet verwachten dat het binnen de school allemaal soepel gaat. Als de samenleving polariseert, dan polariseert de school ook. Het is de spiegel waar we over spreken. Dus denk ik dat het erg verstandig is dat we bij onszelf te rade gaan wat onze eigen bijdrage is aan het klimaat waarin deze kinderen leven. Als je zegt dat je die ontwikkeling begrijpt, dan heb je er nog geen begrip voor. Het draait inderdaad om begrippen als tolerantie, het draait om respect eisen voor jezelf, maar ook respect gunnen aan een ander. En dat is heel lastig op al die scholen waar we met enige regelmaat als collegeleden verschijnen en u waarschijnlijk ook. Het is een ingewikkeld thema. Iets wat je niet met een Officier van Justitie oplost, en ook niet door een batterij mensen van het OM de scholen in te sturen, noch door paspoorten af te pakken, verblijfsvergunningen af te pakken, mensen het land uit te sturen. Mij dunkt, dat is niet de weg.
(De heer VAN POELGEEST: Is er iemand in de Raad tot wie u zich in dit opzicht specifiek richt?)
  Nee, ik sprak over de heer Wilders en zijn batterij vragen die gekoppeld is aan de term “begrip”. Misverstand opgelost.
(De heer VAN POELGEEST: Ik ben het wel met u eens, maar volgens mij heeft de heer Asscher u vragen gesteld.)
  Een aantal scholen heeft aangegeven met de handen in het haar te zitten. Een aantal scholen heeft aangegeven te werken aan verbetering. En een aantal scholen heeft aangegeven inmiddels een aanpak te hebben gekozen die werkt. Het blijkt dus dat binnen het Amsterdamse onderwijs weinig wordt uitgewisseld. De heer Asscher slaat de spijker op zijn kop. Iedereen die de schermutselingen tussen de minister van Onderwijs en mij af en toe via de kranten leest, weet waar we het over hebben. Wij, het gemeentebestuur, u en het College, hebben zo weinig te zeggen over de gang van zaken binnen het onderwijs. Het gaat daarbij om de autonomie van de onderwijsinstellingen en zaken die raken aan tolerantie binnen het onderwijs zijn niet weggelegd voor interventies van buiten. Daar wringt de schoen. Je wilt iets, maar je hebt niet de gelegenheid om daar zelf volop mee aan de slag te gaan. Wij zijn aangewezen op overleg en wij zijn aangewezen op discussie met schoolbesturen en dat gaan we ook doen. Dat hebben we aangekondigd en 5 juli 2005 gaan we daarmee aan de slag. Ik denk dat het erg belangrijk is om je te realiseren dat we hier te maken hebben met een zaak die je niet morgen of overmorgen oplost. Zolang het klimaat in Nederland in het algemeen ertoe leidt dat we virtueel in twee kampen zitten, de wij/zij-discussie, zie ook alles wat wij op papier hebben gezet en de aanpak die wij gekozen hebben in het kader van Wij Amsterdammers, zal het ook in het onderwijs nog niet rustig zijn. Het is een illusie om te denken dat we in het onderwijs een aanpak kunnen kiezen die een dergelijk effect sorteert, los van de ontwikkelingen in de samenleving als geheel. Voor mij is 5 juli 2005 cruciaal voor het overleg met de schoolbesturen. Wij gaan niet voorstellen wat de scholen moeten doen. We doen een hulpaanbod. En het is aan de scholen, aan de schoolbesturen, aan de docenten om uit te maken wat ze van dat alles kunnen en willen gebruiken. Het doet me deugd om te zien dat een aantal scholen inmiddels uit eigen beweging 5 juli 2005 niet afgewacht heeft, maar al voorstellen bij ons heeft ingediend. Ik denk dat het goed is om met de schoolbesturen aan tafel te gaan zitten en te bekijken wat er binnen de school kan gebeuren. Ik ben het ook met mevrouw Meijer eens, een belangrijk deel van de interventies waar we het over hebben, ligt buiten de school. Deze dag is niet de gelegenheid om daar uitgebreid op in te gaan. We moeten kijken naar de samenhang in de school en buiten de school en bekijken hoe wij de kust op een veilige manier kunnen bereiken, ook al realiseer ik mij dat dat niet een-twee-drie in een paar jaar tijd gedaan kan worden. Het wegnemen van deze hobbel zal een langere tijd vergen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan Burgemeester Cohen.
 
 De BURGEMEESTER: Ik wil daar nog een paar opmerkingen aan toevoegen. Ik heb het rapport geïnitieerd en wethouder Aboutaleb heeft ook gezegd waarom ik dat heb gedaan. Ik vind het een hard rapport. Er wordt terecht aandacht voor gevraagd. Tegelijkertijd vind ik, en daar is niet op gewezen, dat er ook een paar positieve elementen in zitten. Het is niet op alle scholen precies hetzelfde. Het goede nieuws uit het rapport is dat je ook kunt aanwijzen op welke scholen de situatie beter was. Dat biedt aanknopingspunten voor de vraag hoe je die zaken moet aanpakken. Voor een deel zijn het dingen die we weten, maar tegelijkertijd zijn het dingen waar je wat mee kunt. Op gemengde scholen, zowel wat betreft leerlingen als docenten, gaat het over het algemeen beter. Op scholen die strak geleid worden, waar veel aan veiligheid gedaan wordt, gaat het goed. Scholen die veel contact onderhouden met ouders, dat zijn de scholen waar het beter gaat. Dat duidt erop dat er instrumenten zijn om die problemen op school aan te pakken. Tegelijkertijd ben ik het met de heer Asscher eens als hij zegt dat de algemene verruwing die op de scholen plaatsvindt een spiegel is van wat er in de samenleving gebeurt. Dat is niet nieuw voor ons, wij begrijpen dat en we hebben het er hier in deze Raad het afgelopen jaar een aantal keren terecht over gehad, vaak aan de hand van alle activiteiten die we hebben opgezet in het kader van Wij Amsterdammers. Als ik zie wat er op dat punt allemaal gebeurt, bij scholen, maar ook daarbuiten, dan is er een range aan activiteiten. Die leiden er wel degelijk toe dat we op een aantal punten op de goede weg zijn, niet van vandaag op morgen, maar wel op een wat langere termijn. Dat is geen reden om te zeggen: we zijn bezig, het is genoeg, het is klaar, integendeel. Maar het is wel goed om dat een keer te signaleren. Ik vind het logisch dat er aan dit harde rapport veel aandacht is besteed in de pers. Ik was op zijn zachtst gezegd verwonderd toen ik in De Telegraaf woorden als “terreur” en “terroristisch” aantrof. Als ik lees over terreur en terrorisme, dan denk ik toch heel vaak aan iets anders. Als dat de dingen zijn waarop is gereageerd in de mailtjes waar de heer Asscher het over had, dan denk ik dat dergelijke artikelen niet bijdragen aan het terugdringen van die polarisatie.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Sargentini.
 
 Mevr. SARGENTINI: De heer Asscher en wethouder Aboutaleb zeiden beiden ongeveer hetzelfde en de fractie van GroenLinks kan daar achter staan. Ook ons was opgevallen, en het is prettig als we dat in Amsterdam een keer in een onderzoekje mogen vaststellen, dat als politici grootspraak plegen, dat meteen consequenties heeft voor de sfeer in een stad. Voor het gevoel om welkom te zijn, voor het idee of je je leven hier wilt opbouwen of elders. Een van de voorbeelden in het onderzoek was dat als je voor school stage moet lopen en je krijgt geen stageplaats, dat dat een nieuw bewijs is dat je hier niet welkom bent. En dat je je toekomst elders moet gaan opbouwen. Als je stage loopt en het is een doorslaand succes, dan is er toekomst, dan ben je welkom, dan kun je je leven hier op gaan bouwen. Het is wat schetsmatig, maar zo staat het wel in het rapport. Ik denk dat we ons daar heel erg rekenschap van moeten geven. Onderwijs in deze stad kan inderdaad niet alleen maar het leren schrijven, rekenen en aardrijkskunde zijn. Onderwijs gaat steeds meer, en moet steeds meer gaan, over sociale competenties. Daarmee bedoel ik niet alleen maar omgangsvormen van het soort “goedendag mevrouw, wat een mooi weertje is het vandaag”, maar ook hoe maak ik ruzie op een constructieve manier. En hoe leg ik die ruzie weer bij. Dat is een sociale competentie. Dat horen ouders hun kinderen bij te brengen, maar dat is ook wat wij in ons Amsterdamse onderwijs onze kinderen moeten gaan aanbieden. Wij hebben het in het onderwijs in Amsterdam wel eens gehad over sociale competenties. In het Lokaal Onderwijs- en Jeugdplan van 2002 stond een onderzoekje naar sociale competenties. Ik heb daar nooit iets van teruggezien. Ik wil de wethouder dan ook vragen wanneer ik dat tegemoet kan zien. Ik schat dat de motie van de heer Asscher wel wordt aangenomen. Als de Raad vaststelt dat onderwijs zoveel meer is dan leren rekenen, dan moeten wij werk maken van omgangsvormen en sociale competenties. Met of zonder steun van mevrouw Van der Hoeven.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van der Burg.
 
 De heer VAN DER BURG: Voor de VVD had deze interpellatie op dit punt vandaag niet gehoeven. Wij gaan ervan uit dat we dit rapport nog een keer goed gaan bespreken in de commissie. De Burgemeester en ook de heer Aboutaleb zeiden al dat op deze quickscan nog de nodige zaken af te dingen of anders te interpreteren zijn. Ook de berichtgeving is op sommige punten eenzijdig. We moeten gaan kijken naar bijvoorbeeld die voorbeeldscholen. Daar zou je in het kader van best  practice het nodige mee kunnen doen. Wij pleiten in het kader van Wij Amsterdammers er sowieso al voor om meer met het best-practice model te gaan werken. Het lijkt ons dus goed om op deze quickscan nog een keer terug te komen in de Commissie voor Werk en Inkomen, Educatie, Jeugd, Diversiteit en Grotestedenbeleid en hem dan van alle kanten te bekijken. Waarom zijn wij er dan toch door de PvdA van overtuigd om er vandaag over te spreken? De heer Asscher legt een hele nadrukkelijke koppeling met de bijeenkomst die op 5 juli 2005 gaat plaatsvinden. Daartoe heeft hij een voorstel gedaan dat door de VVD-fractie is meeondertekend. Een voorstel dat de heer Asscher naar mijn mening volstrekt verkeerd heeft ingeleid. Ik kan me geheel vinden in de boosheid van de heer Bakker. De PvdA, en de heer Asscher voorop, heeft nogal snel de neiging om de schuld te leggen bij alles wat in Den Haag gebeurt. Den Haag, waar we de Partij van de Arbeid nooit zien en waar GroenLinks en de SP het vuile werk mogen opknappen. De PvdA vergeet in die analyses regelmatig de nog steeds veel te grote rol die zij speelt in de Gemeenteraad en de stadsdeelraden, zeker als het gaat om onderwijs.
(De heer ASSCHER: Ik begrijp de reactie van de heer Van der Burg best. Ik heb niet geprobeerd de schuld uitsluitend bij het kabinet-Balkenende te leggen, ik heb wel gewezen op de rol die dit kabinet ook speelt en die wat mij betreft te weinig wordt ingevuld bij het binden dan wel uit elkaar drijven van de samenleving. Daar ging het mij om. En ik ben het volstrekt met u eens dat de Partij van de Arbeid in de Gemeenteraad en overigens ook in de Tweede Kamer een belangrijke verantwoordelijkheid heeft.)
  Ik ben blij dat de heer Asscher wat inbindt.
(De heer ASSCHER: Uitlegt.)
  Toch ben ik daar blij mee. Als hij dat niet had gedaan, had ik overigens de motie nog steeds gesteund. Hoewel ik de inleiding niets vond, bevat de motie een goed voorstel en daar gaat het tenslotte om. Maar nogmaals, wel met de kanttekening dat dit voorstel niet het enige moet zijn wat we doen aan de hand van dit rapport, maar dat we er later uitgebreid in de commissie op terugkomen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Zafer Yurdakul.
 
 De heer ZAFER YURDAKUL: De in de quickscan genoemde problemen in het onderwijs zijn ernstig en zorgelijk. Kinderen horen goed onderwijs te krijgen in een veilige omgeving. En ook leerkrachten moeten kunnen lesgeven in een veilige omgeving waarin zij niet zichzelf en de leerstof hoeven te verdedigen. Wij delen dus ook de zorgen van de Partij van de Arbeid. D66 vraagt zich af hoe het zover heeft kunnen komen. We praten hier over de derde generatie nieuwkomers. Daarvan zou je zoiets niet gauw verwachten. Aan de andere kant trekken nu de scholen massaal aan de bel. Ze hebben het niet zien aankomen. Hoe komt het dat de scholen niet zijn voorbereid op deze problematiek? Wat is er misgegaan en waar is het precies misgegaan? Dat moeten we proberen te achterhalen. D66 wil daarom een verdergaande analyse van de oorzaken van de problematiek. Aan de hand daarvan kan vervolgens samen met de scholen en instellingen een samenhangend actieplan worden ontwikkeld. Er moeten niet alleen maar praatclubs, maar ook doeclubs komen en het liefst niet ad hoc. Als we kijken naar de voorstellen in de quickscan, dan spreekt een aantal zaken ons heel erg aan. Kleinere scholen en kleinere klassen zijn daar een voorbeeld van. Ziet de wethouder mogelijkheden om hiermee in de stad aan de slag te gaan? En kan de wethouder aangeven wat de gemeentelijke investering daarin zou kunnen zijn? De projecten die intolerantie en racisme tegengaan zijn belangrijk. We hebben hier pas geleden gesproken over lesprogramma’s die hierin zouden moeten bijdragen. Het programma dat is ontwikkeld, zou worden aangepast voor vmbo-leerlingen. Mijn vraag aan de wethouder is: hoe staat het daarmee? Leerkrachten dienen volgens ons toch meer macht en middelen te hebben om krachtig te interveniëren in situaties waar intolerantie de kop opsteekt. Hebben wij als gemeente mogelijkheden om schoolbesturen zodanig aan te spreken dat zij de leerkrachten ook die mogelijkheden bieden? Uit onderzoek blijkt dat de activiteiten die leerlingen na schooltijd gezamenlijk doen ertoe leiden dat ze ook veel begrip krijgen voor elkaars leefmilieu en achtergronden. Daarin zijn activiteiten als kunst- en cultuureducatie erg belangrijk. Wij hebben vorig jaar b ij de begrotingsbehandeling een motie ingediend om zoveel mogelijk activiteiten vanuit de scholen of in samenwerking met de scholen aan te bieden op het gebied van naschoolse activiteiten, kunst- en cultuureducatie en sport. Die motie is aanvaard. Ik vraag me af in hoeverre het College daar ook werk van gemaakt heeft, zodat leerlingen veelvuldiger na schooltijd met elkaar kunnen optrekken.
(De VOORZITTER: Ik onderbreek u even. Ik wil u maar ook andere leden van de Raad erop wijzen dat er een belangrijk verschil is tussen de behandeling van een agendapunt en een interpellatie. Op dit moment dreigt de discussie het karakter te krijgen van een commissiebehandeling. U beslist dat zelf, maar ik wijs u er wel op.)
  Ik ben bijna klaar. 80% van de scholen doet het erg goed. Het is al eerder gezegd, misschien kun je daarvan leren. Ik ben ook blij met de bijdrage van de Burgemeester in dit opzicht.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Spee-Rouppe van der Voort.
 
  Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Ik dacht straks dat de heer Asscher al aan de Algemene Beschouwingen was begonnen die pas voor over drie weken gepland staan, waar de gebruikelijke fles azijn alvast uitgegoten werd om problemen in Amsterdam op te lossen. Den Haag is niet de oorzaak van het probleem en bovendien gaat het daar ook niet om. Als ik de algemene beschouwing van de heer Asscher zo hoor, dan signaleren wij een gezamenlijk probleem in de quickscan. Een probleem van polarisatie, van verdere verruwing op scholen en gaandeweg het betoog van de heer Asscher vroeg ik mij met de heer Van der Burg af hoe wij toch gezamenlijk tot een zelfde motie konden komen.
(De heer ASSCHER: Bent u het niet met mij eens dat het probleem dat wij nu op scholen constateren, veroorzaakt wordt door een breder algemeen maatschappelijk probleem van verruwing en verharding en polarisatie? En dat dat ook noopt tot het besteden van aandacht aan dat algemene probleem?)
  Daar wilde ik nu net verder mee gaan. Want als we dit signaleren, en gezien het feit dat het College op 5 juli 2005 contact gaat leggen met schoolbesturen, zeggen wij: laten wij als Raad het College, voor zover we er iets over mogen zeggen, een opdracht meegeven. Daar ligt inderdaad onze taak wel. Zo zijn we toch gezamenlijk tot deze motie gekomen. Niet in de laatste plaats omdat de scholen uitdrukkelijk een oproep doen aan ons. De quickscan is geweest, dat was een inventarisatieronde en de scholen hebben hulp nodig bij de aanpak. Dat is de reden waarom wij samen met de heer Asscher en de heer Van der Burg deze motie indienen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik heb nog een vraag aan mevrouw Spee. Zegt u nu dat u dit niet zo goed doorgepraat hebt met uw collega’s, maar wel een motie hebt gemaakt? Of zegt u: ik weet van tevoren niet wat ze hier gaan zeggen, maar ik sta helemaal achter de motie?)
  U slaat de spijker op zijn kop. De heer Asscher gaat over zijn eigen woorden, maar ik sta geheel achter de tekst van de motie.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Meijer.
 
 Mevr. MEIJER: Ook voor de SP hadden wij niet nu hierover hoeven praten. Dat had allemaal prima in de commissie en in de Raad gekund, maar dat terzijde. Ik heb nog twee vragen aan de wethouder. Ik las in de krant dat docenten ervan beticht worden teveel stelling te nemen in plaats van met de leerlingen te discussiëren en hen discussietechnieken aan te leren. Wat vindt u daarvan? Daarnaast wordt er in het rapport nogal gehamerd op het aantal zorgleerlingen met crimineel gedrag en de plaatsingsmogelijkheden in het speciaal onderwijs. Bent u met mij van mening dat dit ook mede komt doordat wij op het moment aan het Weer samen naar school-principe vasthouden en deze leerlingen juist op de gewone scholen plaatsen?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Wij zullen vast een klein voorschotje nemen op de Algemene Beschouwingen. Ik heb net de heer Asscher al gehoord over het balken van ellende, maar ik vind dat je ook de hand in eigen boezem moet steken. De Partij van de Arbeid heeft natuurlijk jarenlang in Den Haag de scepter gezwaaid en in Amsterdam nog veel langer. Als je de kleinere partijen voor Sinterklaas gaat uitmaken, terwijl je dat zelf ook jarenlang hebt gedaan waardoor er een hoop geld over de balk is gesmeten, dan krijg je problemen met de verschillende bevolkingsgroepen. Was het niet uw partij die nooit oog heeft gehad voor de problemen van allochtonen in de wijken? Dat werd gewoon gebagatelliseerd, weggewuifd. Er was niets aan de hand in de wijken en nu staat iedereen op zijn achterste benen. In achterstandswijken waarvoor aandacht werd gevraagd, werden de problemen gebagatelliseerd. In de Diamantbuurt moesten zelfs de ruiten sneuvelen en mensen weggejaagd worden voordat u actie ondernam. Maar bij het gesprek over Wij Amsterdammers heb ik u duidelijk gemaakt dat niet de relatie tussen allochtonen en autochtonen verslechtert, maar dat vooral de relatie tussen allochtonen onderling verslechterd is. Ook toen heb ik u niet meteen gehoord. Alleen de heer Jamari begreep het donders goed. Waar is het fout gegaan? Wij hebben achterstandswijken gecreëerd. Leefbaar Amsterdam heeft altijd geroepen dat we moeten spreiden in de stad. Dat zou goed zijn voor de integratie, het zou goed zijn voor de wijken. En zo is het op scholen ook. Wij zijn tegen zwarte scholen. Niet vanwege de personen die op die scholen zitten, maar omdat wij het gevoel hebben dat het de integratie niet ten goede komt. Net zoals wij overwegend blanke scholen ook niet goed vinden voor de integratie. Er wordt wederom een pakket maatregelen aangekondigd. Ik heb problemen met het nut daarvan. Er is jarenlang in de jeugd geïnvesteerd door hulporganisaties. En wat is er van terechtgekomen als je naar de resultaten kijkt? Weinig. Volgens het dualisme moeten we de wijken in, we moeten ophouden met het produceren van die pakken papier hier en met zijn allen, met 45 man, de buurten ingaan, spreken met de mensen, wat wij ook elke dag op de markt doen. We praten met de Turkse bevolking, met de Marokkaanse bevolking, wij weten donders goed wat er leeft onder die bevolking. Maar a ls de Gemeenteraad van Amsterdam de feiten niet onder ogen wil zien, dan hebben we een groot probleem. Maar ga niet zeggen dat je tolerant bent en een tientje in een fonds stopt en dan zeggen dat je goede bedoelingen hebt.
(De heer ASSCHER: Ik heb een vraag aan collega Bakker in de hoop dat wij hem kunnen overtuigen om voor de motie te stemmen. Er zitten twee elementen in waarvan ik hoop dat ze u aanspreken en waar ik graag uw reactie op wil. Op de eerste plaats het organiseren van een discussie met de direct betrokkenen.)
  Dat had u eerder moeten doen, meneer Asscher.
(De heer ASSCHER: Zelfs als je dingen eerder had moeten doen, is dat nog geen reden om ze nu niet alsnog te doen, dus ik hoop dat u daar toch voor zult stemmen. En het tweede waarvan ik me afvraag hoe u daarover denkt, is om concreet, per school aan te bieden om ze te helpen met een plan van aanpak van deze problemen. Bent u daar tegen?)
  Dan zal ik u een voorbeeld geven. Ik ken een geval op het ROC met betrekking tot stageplaatsen en daar wil ik uw zienswijze wel over horen. Een leerling heeft stage gelopen op een bedrijf en heeft zeer extreem gedrag vertoond bij dat bedrijf. Die leerling is vervolgens weggestuurd. Het schoolbestuur heeft daarop contact met het bedrijf opgenomen en gevraagd of het bedrijf geen beoordeling wil geven over de bewuste stagiaire omdat dat wel eens nadelige gevolgen voor zijn toekomst kan hebben. En dus gaat de school de stagiaire beoordelen. Wat wordt er volgens u dan aan het probleem gedaan?
(De heer ASSCHER: Volgens mij hebt u mijn vraag helemaal niet begrepen.)
 Ik begrijp u donders goed.
(De heer ASSCHER: Mijn vraag is wat u van de voorstellen in de motie vindt. U hebt het over een pak papier, maar het zijn heel concrete zaken. Ik dacht: misschien doet de heer Bakker wel met mij mee.)
  Het is bij uw partij altijd zo dat als het kalf verdronken is, u dan de put pas dempt. U moet veel voortvarender te werk gaan. U moet de wijken in. U moet met de mensen praten.
(De heer ASSCHER: U weigert dus gewoon om op dit voorstel in te gaan.)
  U hebt duidelijk gehoord hoe ik vorige keer over Wij Amsterdammers heb gesproken en wat ik daarvan vind. Daar was u het volkomen mee eens, dus dan kent u mijn standpunten hieromtrent. Ik vind het een heleboel papierwerk en het geld komt in de hulpverlening terecht en ik wil de resultaten wel eens zien.
(De heer ASSCHER: Leest u nu eens wat er staat, meneer Bakker.)
  Nee, u kunt beter eens begrijpen wat er in de wijken speelt. Aan dat papierwerk heb ik niet zoveel. Ik wil de mensen op straat begrijpen. Die technische verhalen op papier dragen niet bij aan de onderlinge cohesie in Amsterdam. U zou eens een weekje met mij de wijken moeten ingaan. Misschien dat u daar wat van kan leren.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mokum Mobiel heeft de motie gelezen, is ook blij dat er dingen voorgesteld worden. Maar de scholen zeggen al de hele tijd dat ze zo overbelast zijn. En dit is weer een actie waarvan wij zeggen: dat kost een heleboel energie van de scholen zelf. Ik wil dus weten wat de haalbaarheid is. Er zijn scholen die het zelf aangeven, maar voor de andere scholen die zeggen dat ze het aankunnen, is de vraag of we die er meteen bij moeten betrekken. Of moeten we een soort hulplijn bieden: als het nodig is, hebben wij een plan van aanpak. Ik kom regelmatig op lagere scholen en daar wordt steeds gezegd dat ze al zoveel extra moeten doen.
(De heer ASSCHER: U hebt gelijk dat we erg veel vragen van scholen en van leerkrachten. In dat opzicht moet je inderdaad voorzichtig zijn met dingen daaraan toevoegen. Maar wij hebben de indruk, en dat lees ik ook in dat rapport, dat scholen en leerkrachten juist op dit punt echt behoefte hebben aan ondersteuning, aan het uitwisselen van ideeën en aan hulp. Ik denk dat dit voor hen juist als geroepen komt en niet als een extra belasting.)
 
 De VOORZITTER: Dan stel ik voor dat het College nu gaat antwoorden in de persoon van wethouder Aboutaleb.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Aboutaleb.
 
 Wethouder ABOUTALEB: Mevrouw Sargentini borduurt eigenlijk voort op de inbreng van mevrouw Meijer in haar bijdrage. Het gaat om veel meer zaken dan alleen maar de vraag of je een ander mag en of je een andere cultuur mag. Heel vaak heeft dat te maken met een gevoel van verongelijkt zijn. Dat hoeft niet waar te zijn. Maar het gevoel te hebben dat je niet meedoet, dat je niet meetelt. Dat je inderdaad afgewezen wordt voor een stageplek. En dat je veel mensen om je heen ziet die wel een diploma hebben, maar een buitenlandse naam hebben en dus geen baan krijgen. Dat soort omgevingsfactoren leidt ertoe dat die kinderen een bepaalde houding aannemen. De vraag van mevrouw Sargentini over sociale competenties zal wat mij betreft worden beantwoord in het Lokaal Onderwijs- en Jeugdplan dat wij met de schoolbesturen gaan maken. Dat is in de maak en ik krijg signalen van schoolbesturen om daar volop aan mee te werken, ook omdat het betekent dat zij vanaf augustus 2005 voor een belangrijk deel over centen gaan beschikken die wij in het verleden zelf beheerden. Ik merk dat er een grote belangstelling bij schoolbesturen bestaat om toch op dat gebied zaken met ons te gaan doen. Ik vind het prima om de quickscan weer in de commissie te agenderen en daar uitgebreid over te gaan discussiëren. Misschien dat dat samen met het Onderwijs- en Jeugdplan kan worden gedaan. De heer Yurdakul vraagt welke mogelijkheden er zijn voor kleine klassen. Kleine klassen hangen zeer nauw samen met de formatieruimte die de minister aan de scholen aanbiedt. Wij kunnen dat dus niet beïnvloeden en daarbij kom ik terug op de vraag van de heer Asscher. Als de plannen van de minister doorgaan, en daar wordt vanavond in de Tweede kamer over gesproken, dan betekent dat dat deze scholen in de komende tijd een nog kleinere formatie krijgen. Wij hebben uitgerekend dat de korting die het gevolg van het nieuwe beleid zou zijn, voor Amsterdam meer dan honderd leerkrachten zou betekenen. Schrik niet: meer dan honderd leerkrachten minder. Omdat veel van deze scholen het geld hebben ingezet voor het verkleinen van de klassen, betekent dat automatisch dat zij waarschijnlijk gedwongen zullen worden de klassen weer te vergroten. Onze beleidsruimte als gemeente daarbij is nihil.
(De heer ZAFER YURDAKUL: Ik had dit antwoord wel verwacht, maar ik dacht: ik laat me verrassen, misschien komt de wethouder toch met een andere invalshoek. Ik heb gevraagd wat we zelf kunnen doen om daarin iets te ondernemen.)
  Ik dacht aan het eind van mijn antwoord te hebben gezegd dat onze beleidsruimte daarin nihil is. Wij kunnen dus zelf niets doen. Dat zou betekenen dat wij de formatieruimte van de scholen zouden moeten aanvullen, want alleen op die manier kunnen de klassen worden verkleind. En ik denk in alle oprechtheid dat dat niet het beleidsdomein van de gemeente is.
(Mevr. BRUINES: Ik heb een korte aanvulling. Het ging ons ook om het verkleinen van scholen. Iets waar D66 al jaren over praat. Het beheer van gebouwen voor het voortgezet onderwijs is wel degelijk een rol van de gemeente Amsterdam. Ik weet dat het allemaal heel duur en ingewikkeld is. Maar de schaalvergroting is indertijd heel erg door de Partij van de Arbeid gepromoot. Daar moeten we echt van terugkomen. Je kunt wel grote besturen hebben, maar wij vinden al heel lang dat kleine leeromgevingen, waar mensen elkaar nog kennen, ontzettend kan helpen. Onze vraag aan u is heel concreet: kunt u voor ons in kaart brengen wat wij kunnen doen en hoeveel dat zou moeten kosten?)
  Ik wil dat met alle plezier in kaart brengen, maar volgens mij is in het kader van het integraal huisvestingsplan alles al bekend over onze plannen voor onderwijshuisvesting in Amsterdam. Waar mogelijk, en waar schoolbesturen er zelf ook voor kiezen, wordt gewerkt aan wat wij noemen “klein binnen groot”. Dat wil zeggen een groot schoolgebouw, maar bijvoorbeeld onderbouw separeren van de bovenbouw. Twee kantines, twee ingangen en toch de grote voordelen van grootschaligheid. En dat leidt tot behapbare schoolgebouwen in Amsterdam. Die lijn is inmiddels ingezet. Maar we kunnen daar altijd nog eens met elkaar verder over praten. Maar wat de formatie betreft, denk ik oprecht dat wij daar niet zo heel veel aan kunnen doen. Dan was er een vraag over kunst en cultuur. Misschien is het handig als mevrouw Belliot daar wat over zegt.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Belliot.
 
 Wethouder BELLIOT: Ik stel voor dat wij daarover praten in de commissievergadering van 30 juni 2005.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Aboutaleb.
 
 Wethouder ABOUTALEB: Ik heb een paar korte opmerkingen. Ik spreek heel veel met kinderen op scholen, mevrouw Spee. Er gaat geen week voorbij of ik ben op een school. De opmerkingen van de kinderen hebben altijd te maken met het klimaat. Die hebben altijd te maken met het landelijke klimaat en de landelijke discussie over allerlei onderwerpen. We kunnen daar dus niet aan voorbijgaan als we daar zelf over spreken. Het komt zelden voor dat kinderen zeggen: in de Gemeenteraad is iets onaardigs over ons gezegd. Het gaat altijd over landelijke thema’s en over de inbreng van vooral landelijke politici die hier opmerkingen over maken. En ik vind dat wij dat best tegen elkaar mogen zeggen. In het landelijke debat ligt uitdrukkelijk een verantwoordelijkheid voor het beïnvloeden van het klimaat.
(Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Natuurlijk, meneer Aboutaleb, dat ben ik ook geheel met u eens. Maar gaat u nu vertellen dat die kinderen op scholen gezegd hebben dat de verruwing de schuld is van mevrouw Van der Hoeven?)
(De VOORZITTER: Mevrouw Spee, en dat geldt ook voor de heer Aboutaleb en de gehele Raad, ik stel voor dat u zich vooral concentreert op de beslispunten van de motie.)
  Mevrouw Meijer zei dat docenten worden beticht van het innemen van stellingen. Ik weet niet door wie, maar ik meen dat ik zelf in een artikel heb gezegd dat mij in de discussies met docenten opvalt dat ze het moeilijk vinden om de discussie te organiseren en dat ze het meer op prijs stellen om hun eigen opinie centraal te stellen. En als ze geen gelijk krijgen van de kinderen, zijn ze gedesillusioneerd. Dat constateer ik in de gesprekken met docenten en ik denk dat het verstandig is om daar straks ook met de schoolbesturen over te spreken. Over zorgleerlingen ben ik het uitdrukkelijk met u eens. De manier waarop hier Samen weer naar school functioneert in het primair onderwijs, leidt tot een groei van het aantal kinderen met speciale zorg in het voortgezet onderwijs. Wij hebben al eens gesproken van een explosie van de toename in het speciaal onderwijs op de middelbare scholen en in de gesprekken met het Rijk proberen we daar een oplossing voor de vinden. De opmerking van mevrouw Van Oudenallen over de overbelasting van scholen is juist. Scholen worden geconfronteerd met tal van maatschappelijke thema’s waar ze aandacht aan moeten besteden en dat kan niet altijd.
  Dan de motie. Ik baseer mij op datgene wat ik van de heer Asscher heb gehoord in zijn mondelinge versie. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij dit van een positief advies voorzien.
 
 De VOORZITTER: Dat gehoord hebbend, sluit ik daarmee de beraadslaging af.
 
De discussie wordt gesloten.
 
De VOORZITTER : Ik breng met uw goedvinden eerst motie nr. 351 in stemming en daarna gaan we even terug naar de vorige interpellatie om over motie nr. 353 te stemmen. Wil een van de leden een stemverklaring afleggen?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker voor een stemverklaring.
 
 De heer H.H.G. BAKKER (stemverklaring): Wij vinden het een positief verhaal, een beetje laat. Wij kunnen haar helaas niet steunen. Er worden hier allerlei zaken naar voren gebracht, maar ik begrijp niet dat een discussie met mevrouw Van der Hoeven invloed heeft op allochtonen onderling. Als iemand mij dat uit kan leggen: graag.
 
 De VOORZITTER: Een stemverklaring kan nimmer een vraag behelzen. Andere leden? Dat is niet het geval.
 
Aan de orde is de stemming over motie nr. 351.
 
  De motie-Asscher c.s. (nr. 351) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 
 De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de fractie van Leefbaar Amsterdam zich tegen de motie hebben verklaard.
 
 De interpellatie wordt gesloten.
 
 
 Aan de orde is de v o o r t z e t t i n g van de behandeling van:
 
 5B
  Interpellatie van het raadslid de heer Haffmans van 21 juni 2005 inzake de ontruiming van het pakhuis Afrika (Gemeenteblad afd. 1, nr. 345).
 
De VOORZITTER: Aan de orde is de stemming over de motie-Haffmans (nr. 353) inzake de interpellatie over de ontruiming van pakhuis Afrika. Wie van de leden wil een stemverklaring afleggen?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Bruines voor een stemverklaring.
 
 Mevr. BRUINES (stemverklaring): Met veel dank en waardering voor de wijze waarop de heer Haffmans dit onderwerp ter bespreking heeft gebracht en de beantwoording van het College zullen wij niet voor deze motie stemmen. Wij willen nog wel de Burgemeester dringend verzoeken om voor die benedenverdieping nog eens heel goed te kijken naar de mogelijkheden.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Alberts voor een stemverklaring.
 
 Mevr. ALBERTS (stemverklaring): Wij zitten met hetzelfde dilemma. Wij hebben er voortdurend op gehamerd dat de brandveiligheid in de stad in orde moet zijn. Maar de voortvarendheid die de Burgemeester in deze kwestie heeft getoond, lijkt op het schieten met een olifantengeweer op een muis. Wij vinden dat die benedenverdieping anders had moeten worden behandeld en zullen om die reden de motie wel steunen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Poelgeest voor een stemverklaring.
 
 De heer VAN POELGEEST (stemverklaring): Ik heb begrepen dat de Burgemeester nog eens naar die benedenverdieping kijkt. Misschien komt dat nog goed. Dat wachten we af. De motie in deze vorm kunnen wij niet steunen. Dat betekent niet dat wij instemmen met de handelwijze van het College. Wij vinden dat op die donderdag ook het alternatief bekeken had moeten worden. Misschien was er dan wel hetzelfde oordeel uitgekomen, maar het alternatief is niet bekeken. Dat vinden wij niet juist, maar dat betekent nog niet dat wij onze afkeuring uitspreken over het gebruik van het noodbevel. Wij sluiten niet uit dat de Burgemeester dit middel uiteindelijk ook had gebruikt.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker voor een stemverklaring.
 
 De heer H.H.G. BAKKER (stemverklaring): Ook wij vinden dat het optreden van de Burgemeester hierin geen schoonheidsprijs verdient. Van de andere kant hebben wij de Burgemeester keer op keer op diverse brandveiligheidsaspecten gewezen en daarom kunnen wij de motie van de heer Haffmans dan ook niet steunen.
 
Aan de orde is de stemming over motie nr. 353.
 
  De motie-Haffmans (nr. 353) wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
 De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de fracties van Amsterdam Anders/De Groenen en de SP zich voor de motie hebben verklaard.  
 
 De interpellatie wordt gesloten.
 
 
 De VOORZITTER schorst de vergadering.
 
 De VOORZITTER heropent de vergadering en stelt aan de orde:
 
 
15
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake beleidsvereenvoudiging particuliere woonbestemmingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 331).
 
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Buurma-Haitsma.
 
 Mevr. BUURMA-HAITSMA: Deze voordracht gaat over een beleidsvereenvoudiging van het erfpachtstelsel voor particulieren. Bewoners kunnen sneller hun huis verbouwen. Ze hoeven zich niet te verdiepen in het zeer ingewikkelde erfpachtstelsel. En bovendien betalen ze geen extra canon tot hun erfpachtcontract verloopt. Gunstig voor bewoners die graag willen uitbreiden. De VVD is dan ook zeer verheugd dat het College met dit voorstel is gekomen. Maar volgens de voordracht geldt de vereenvoudiging niet voor niet-woonbestemmingen, zoals bijvoorbeeld de winkelier in een van de oude winkelstraten in Amsterdam die zijn pand wil uitbreiden om zo meer omzet te kunnen krijgen. Die valt nog onder het oude systeem. Volgens de voordracht zullen hij en andere commerciële erfpachters geen gebruik van kunnen maken van deze beleidsvereenvoudiging. Volgens de voordracht kunnen zij het erfpachtsysteem beter begrijpen. Waarom zij dat beter kunnen begrijpen, wordt niet gezegd. De VVD ziet eigenlijk niet veel verschil tussen een bewoner en zo’n winkelier. Hetzelfde geldt voor alle andere niet-woonbestemmingen, zoals voorzieningen, bedrijven enzovoorts. De VVD wil dat wordt onderzocht of deze vereenvoudiging ook kan gelden voor deze commerciële erfpachters. Als dat ook voor deze categorieën gaat gelden, dan heeft dat natuurlijk gevolgen voor de canoninkomsten van de stad. Maar dat weegt volgens ons niet op tegen de stimulering van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en daarmee de motor van de Amsterdamse economie. Die is van groot belang voor de stad. Tevens voldoen we aan de algemene beleidswens dat we vergroting van de bebouwing in de stad willen: de compacte stad. Hiertoe zullen wij een motie indienen en we zijn benieuwd naar het antwoord van het College in eerste termijn.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Olij.
 
 De heer OLIJ: Dank u wel.
(De heer VAN DER MEER: Moet u de motie niet even voorlezen?)
 
De VOORZITTER: Ik zie dat de heer Olij het eens is met uw ordeverzoek.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
29o   Motie van 22 juni 2005 van de raadsleden Buurma-Haitsma en Goring inzake de vereenvoudiging erfpachtbeleid voor niet-woonbestemmingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 352).
 
 De VOORZITTER : De motie maakt deel uit van de beraadslagingen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Olij.
 
 De heer OLIJ: Wij kunnen instemmen met de voordracht van het College voor de vereenvoudiging van de erfpacht. Te meer omdat het bijzonder weinig geld kost. Volgens de voordracht 15.000 euro structureel en 240.000 euro afkoopsom. Het gaat dus over heel weinig geld en waarschijnlijk levert het heel veel geld op doordat je veel minder allerlei kleine erfpachtherzieninkjes hebt. Er is wat voor te zeggen dat het bedrijfsleven daar ook van moet kunnen profiteren. Als zich daar van die kleine dingen voordoen, dan zou het ook daarvoor kunnen gelden. Maar mijn fractie is bang dat het dan meteen over veel geld gaat, en dat kan niet de bedoeling zijn. In ieder geval niet van de PvdA, want wij willen niet zomaar voor Sinterklaas spelen, ook niet hartje zomer. De VVD vraagt in haar motie of we dat nog eens willen bekijken en onderzoeken. Daar zijn wij niet tegen, dus wij zullen de motie wel steunen, maar wij denken dat het financieel slecht uitpakt.
(Mevr. BUURMA-HAITSMA: Op pagina 15 en 16 van het stuk staat onder andere dat grote particuliere beleggers zoals pensioenfondsen ook onder de beleidsvereenvoudiging vallen. En ook andere ontwikkelaars die meer gaan bouwen, mogen gebruik maken van deze vereenvoudiging van het erfpachtstelsel. Dat staat al in het stuk en daar stemt u dan ook mee in, ongeacht de financiële gevolgen ervan.)
  Nee, ik ga af op de financiële toelichting waarin staat dat het structureel 15.000 euro kost. Als dat meer is, dan klopt de voordracht niet.
(De heer VAN POELGEEST: Moet ik nu begrijpen dat de Partij van de Arbeid akkoord gaat met een onderzoek waar ze het nut niet van inziet?)
  Als je het zo duidelijk stelt, dan zou dat wel eens het geval kunnen zijn, maar soms moet je wel eens wat voor de lieve vrede.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
 
  De heer HAFFMANS: Wij zullen tegen de voordracht stemmen, want wij zien niet in waarom wij, weliswaar voor een klein bedrag, huiseigenaren moeten subsidiëren. Wij zullen dus ook tegen de motie van de VVD stemmen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel.
 
  De heer MANUEL: Wij vinden het een buitengewoon sympathiek voorstel in het kader van de Grote Vereenvoudiging en wij kunnen leven met de motie van de VVD. Dat behelst in eerste instantie een onderzoek en wij krijgen nog te horen hoeveel ons dat eventueel gaat kosten.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer De Graaf.
 
 De heer DE GRAAF: De CDA-fractie sluit zich ook aan bij de motie van de VVD en steunt ook het voorstel.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
 Wethouder STADIG: Ik wil de argumenten van mevrouw Buurma aanvullen. Er is het argument genoemd dat commerciële partijen geacht worden de bijzonderheden van het erfpachtstelsel beter te begrijpen. U zegt overigens terecht dat ook grote particuliere verhuurders onder deze wijziging vallen. Daarvoor geldt dit argument natuurlijk niet. Maar het tweede argument is minstens zo belangrijk. In dit geval zullen de opbrengsten ongeveer opwegen tegen de perceptiekosten of zelfs lager zijn. Dat is die 15.000 euro waar de heer Olij het over heeft. Het gaat om heel weinig geld wat je ontvangt en waar je een heleboel gedoe om hebt. Dat zou ik willen vasthouden bij de vraag of we dat ook bij niet-woonbestemmingen gaan doen. En als u het hebt over het in kaart brengen van de financiële gevolgen en het bevorderen van het midden- en kleinbedrijf, dan raakt u mij kwijt, zoals collega Belliot dat zegt. Dan hebben we het over iets anders. Maar in de oorspronkelijke stukken die in de commissie aan de orde zijn geweest, stond al dat wij ook voor de niet-woonbestemmingen een werkgroep willen oprichten om te bekijken in hoeverre we daar iets gelijksoortigs zouden kunnen doen. Dat staat niet in de stukken van de Raad zoals ik gezien heb. Deze motie is niet overbodig, maar het College heeft er ook geen bezwaar tegen. En daarmee is alles wel gezegd.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Buurma-Haitsma.
 
 Mevr. BUURMA-HAITSMA: Ik dank de wethouder. Als we het over argumenten hebben, kan ik er ook nog aan toevoegen dat duidelijk in het stuk staat dat u het draagvlak van het erfpachtsysteem wilt vergroten. Dat zou ook onder MKB'ers en andere bedrijven kunnen. Ik heb nog wel een punt over de bewoners in Nieuw-Sloten. Die worden in het stuk uitdrukkelijk genoemd. Ik wil ze geen klokkenluiders noemen, maar het lijkt er wel een beetje op dat zij dit punt onder de aandacht hebben gebracht. En ik heb begrepen dat de rechter hen in het gelijk heeft gesteld. Ik weet niet wat het College gaat doen, maar ik wil eigenlijk een beroep op het College doen om hen tegemoet te komen en een gebaar naar deze bewoners te maken.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
 Wethouder STADIG: De term klokkenluider gaat mij wat te ver, maar het is wel zo dat die geschiedenis voor mij aanleiding is geweest om te bekijken of het wel zo verstandig is wat we hier doen. En dat heeft tot deze beleidswijziging geleid. Ik heb ook begrepen dat er een uitspraak van de rechter is en zoals u van de gemeente gewend bent, zal de gemeente de uitspraak van de rechter netjes uitvoeren.
 
 De VOORZITTER: Ik stel voor de beraadslaging af te ronden en te gaan stemmen. Ik breng in stemming motie C.
(Wethouder STADIG: Neem me niet kwalijk, ik heb vergeten één ding te melden. De ingangsdatum is een maand opgeschoven omdat het eerst in de Raad moest worden besproken.)
Daar neemt de Raad kennis van.
(Mevr. BUURMA-HAITSMA: Wat is de nieuwe datum nu?)
(Wethouder STADIG: In plaats van 1 juli 2005 wordt het 1 augustus 2005.)
  Daarmee is de beraadslaging nu definitief afgerond. Ik verzoek de leden hun plaatsen in te nemen.
 
 De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over motie nr. 352.
 
De motie-Buurma-Haitsma c.s. (nr. 352) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 
 De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de fracties van Amsterdam Anders/De Groenen, GroenLinks en de SP zich tegen de motie hebben verklaard.
 
 De VOORZITTER : Wilt u de voordracht in stemming brengen? Dan kan ik aannemen dat de voordracht is aangenomen.
(De heer GORING: Sorry dat ik me ermee bemoei, maar ik dacht dat de heer Haffmans tegen de voordracht was.
  Dat had hij al aangegeven en daarvan is al akte genomen in de notulen.
 
  De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 331 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de stemverklaring van het raadslid Haffmans.
 
 
 18
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake Amsterdams Hoogbouwbeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 334).
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer J.L. Bakker.
 
 De heer J.L. BAKKER: Gaat de Grote Vereenvoudiging niet tot een grote verslechtering leiden? Dat gevoel roept deze voordracht een beetje bij ons op. Waar zit nu immers de grote versnelling? De wethouder zei het zelf ook, bij het bestemmingsplan komen die verschillende hoogbouweffecten toch aan de orde. Ze moeten dus in kaart gebracht worden. U kunt ze dus net zo goed bij elkaar rapen, er een nietje doorslaan en je hebt je Hoogbouweffectrapportage (HER). Bovendien staat er in het stuk dat het nut van de HER in de voorliggende periode voldoende bewezen is en dat het uitvoeren van een HER dringend wordt aanbevolen. Je kunt mensen natuurlijk ook een hoop denkwerk besparen door het gewoon verplicht te laten. Dat scheelt misschien ook weer een vergadering of wat. Erg overtuigend vind ik het verhaal dus niet. Het maakt juist voor bewoners en ook voor bestuurders heel inzichtelijk wat de effecten zullen zijn van hoogbouwplannen. Een ander verhaal is of de centrale stad die HER moet krijgen. En hierbij kan ik het College wel volgen dat het gedeelte over de impact op het stadslandschap, de skyline zal ik maar zeggen, voldoet voor de centrale Gemeenteraad. Dus in die zin kunnen we het College wel volgen. Maar als je toch die impact moet maken, dan kun je net zo goed de rest van die HER maken, want dat werk moet toch allemaal gebeuren. Dus de grote tijdwinst die de Grote Vereenvoudiging op dit gebied moet opleveren, zie ik niet. Wat ons betreft wordt die gewoon gehandhaafd bij de stadsdelen, met uitzondering van het onderdeel impact op de skyline. Mijn laatste vraag is: hoe gezellig gaat de wethouder het nu met de minister van VROM in Dublin hebben na afgelopen week?
 
 De VOORZITTER: Ik stel wel voor om de vragen en antwoorden binnen de orde van het onderwerp te houden.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel.
 
 De heer MANUEL: Dit is ook weer een voorstel in het kader van de Grote Vereenvoudiging, maar in tegenstelling tot het vorige punt hebben we hier wat meer problemen mee. De Hoogbouweffectrapportage heeft zijn nut bewezen. Dat stelt het stuk ook. De feiten komen op tafel en burgers kunnen kijken wat het effect is van een hoogbouwproject in een stadsdeel. Wat hier voorgesteld wordt, is om dat ten dele los te gaan laten, de stadsdelen niet langer te verplichten een HER uit te voeren. En dan kun je wel zeggen: we blijven daar op aandringen, we blijven de stadsdelen vertellen hoe belangrijk zo’n HER kan zijn, maar je loopt het gevaar dat stadsdelen denken: laten we dat maar niet meer doen, dan gaat het misschien voor ons in het stadsdeel ook wat sneller. Dan hebben de bewoners wat minder punten om zich druk over te maken. Dat gevaar loop je als je dit voorstel aanneemt. Het voordeel voor de centrale stad op het gebied van de snelheid van de processen zien wij ook niet zozeer. Ik ben het helemaal eens met de heer Bakker dat wij niet zo nodig die HER of een deel van die HER in de commissie hoeven te behandelen, maar wij vinden wel dat het stadsdeel een HER moet blijven uitvoeren. Dus als de wethouder daar een compromis in kan vinden en kan garanderen dat de stadsdelen die HER toch blijven uitvoeren in geval van hoogbouw, dan kunnen wij met het voorstel instemmen en anders niet.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Olij.
 
 De heer OLIJ: Wij kunnen met het voorstel instemmen en wij denken dat de stadsdelen mans genoeg zijn om zelf te beslissen of ze wel of geen HER doen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
 Wethouder STADIG: Wat is de versnelling? Die is procedureel. Als je een procedure hebt waarin een bepaald document van het stadsdeel naar de centrale stad moet, naar de commissie moet, die ernaar moet kijken en vervolgens een advies moet geven, of dat stilzwijgend doet, dan is dat een hele grote procedurele lus. Die heeft in het onderhavige geval ook helemaal geen zin, dus vandaar het voorstel om dat achterwege te laten. En dan duurt het dus korter. Zullen stadsdelen die HER wel doen? Dat is een beetje de zorg van de heer Bakker en vooral van de heer Manuel. Die discussie hebben we in de commissie ook al gevoerd. Eerlijk gezegd moet ik u zeggen dat het mij ondenkbaar lijkt dat een stadsdeel een bestemmingsplan of een stedenbouwkundig plan met daarin een toren van 60 m midden in een stadsdeel in procedure brengt en zegt: een HER doen we maar niet meer. Dat zou misschien nog kunnen. Maar dat de bewoners daaromheen dat allemaal voor zoete koek aannemen en daar niet tegen protesteren, dat lijkt mij ondenkbaar. En ook dat de stadsdeelraad vervolgens niet tegen het dagelijks bestuur zou zeggen: “Zou je dat toch maar niet doen?” Met andere woorden: ook hier is weer de kunst van het loslaten aan de orde. Laat u het nu gewoon los en laat u het nu over aan het lokale krachtenspel van stadsdeelbestuur en stadsdeelraad en stadsdeelbevolking. En ook nu is het geen verplichting. Wij doen wel alsof die HER een verplichting is. Dat is helemaal niet zo. In de Verordening op de stadsdelen staat niet dat stadsdelen verplicht zijn een HER te maken en dat wij daar op toezien. In die zin verandert er formeel helemaal niets en schaffen we een vooral papieren procedure af in het belang van de Grote Vereenvoudiging.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel.
 
 De heer MANUEL: Ik heb een vraag aan de wethouder. U vraagt of wij het willen loslaten. In principe willen we dat ook wel, maar kan ik dan met u afspreken dat u of uw opvolger een keer rapporteert hoe dat gaat in de stadsdelen in geval van hoogbouw en of er nog steeds een HER wordt uitgevoerd? Over twee jaar is een aantal projecten afgerond. Kunt u aan uw eventuele opvolger doorgeven dat we in ieder geval in de gaten houden of het inderdaad zo is als u zich dat voorstelt en dat die HER uitgevoerd blijft worden?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer J.L. Bakker.
 
 De heer J.L. BAKKER: Nu bekruipt met toch de vraag of er een Grote Vereenvoudiging aan de hand is als we iets afschaffen wat eigenlijk niet verplicht is. Het is in wezen dan een loos gebaar. De wethouder zegt: we raken een procedurele lus kwijt, maar we schrijven nu op dat we de impact op het stadslandschap in bepaalde gevallen langs moet komen. Dus voor de stadsdelen blijft de procedurele lus in stand. En zo’n stadsdeel gaat dan toch weer vergaderen over wat ze al dan niet met zo’n HER moeten. Dus ik vind die tijdwinst zeer bescheiden. Wat levert een overbodige regel afschaffen voor winst op?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Goring.
 
  De heer GORING: Om te beginnen steunen wij de voordracht. Ik heb echter één vraag voor de wethouder. Als ik een beetje tussen de regels door lees, ademt het stuk toch de sfeer uit dat hoogbouw gestimuleerd wordt. Is de wethouder het met ons eens dat dat niet zo expliciet tot uitdrukking komt in het stuk. Het gaat slechts om een vereenvoudiging en niet zozeer het stimuleren van hoogbouw.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
 
 De heer HAFFMANS: Wij voelen mee met de bezwaren van Hans Bakker van de SP en wij zullen tegen stemmen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
 Wethouder STADIG: Ik dacht dat u van de anarchisten was? De tijdwinst is bescheiden, zegt de heer Bakker, maar vele kleintjes maken een grote en dat proberen we met die Grote Vereenvoudiging juist te doen. Als dit het enige is, dan is dat inderdaad een beetje weinig, maar we doen ook nog een heleboel andere dingen. En dat is geen reden om deze kleine niet te willen scoren. Ik kan u alles toezeggen wat ik wil, meneer Manuel, want ik ben er over twee jaar toch niet meer, maar u wel. Waarom gaat u dat zelf niet als mooi punt in uw volgende ambtsperiode oppakken en daar mijn opvolger over lastig vallen? Is dat ook voor u eigenlijk niet veel fijner? Het stimuleren van hoogbouw is een heel ander verhaal, meneer Goring. Dit haalt belemmeringen weg, maar willen die paddestoelen echt opschieten, dan moet je ook hele andere dingen doen. Dan moet je vooral ontwikkelaars vinden die interesse hebben in het neerzetten van hoogbouw. Dat durft niet iedereen aan. Maar dat is een ander hoofdstuk, daar hebt u gelijk in.
(De heer GORING: De wethouder begint daar de laatste vergaderingen regelmatig over. Het valt een beetje buiten de orde van dit onderwerp, maar ik heb in de krant gelezen dat u beschikbaar bent als mogelijk vierde PvdA-wethouder na de volgende verkiezingen. Wat is er waar van dat bericht?)
  Dat moet u aan de heer Wiegman vragen. Die gaat daarover.
 
  De VOORZITTER: Daarmee is de beraadslaging voltooid en stel ik voor dat wij gaan stemmen over de voordracht.
 
 De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de voordracht.
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel voor een stemverklaring.
 
 De heer MANUEL (stemverklaring): Wij zullen voorstemmen en wij zullen inderdaad in de gaten blijven houden of in de komende jaren in de stadsdelen een HER uitgevoerd blijft worden. En zo niet, dan zullen wij de HER herinvoeren.
 
 De VOORZITTER: Dan verzoek ik de tegenstanders van deze voordracht te gaan staan.
 
  De voordracht wordt bij zitten en opstaan aangenomen; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 334 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de fracties van Amsterdam Anders/De Groenen en de SP zich tegen de voordracht hebben verklaard.
 
 
 20
  Preadvies van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 op de notitie van de raadsleden de heer H. Bakker en de heer H.H.G Bakker inzake de bepaling voor het werken op hoogte in het Convenant Arbeidsomstandigheden Glazenwassersbranche (nr. 42 van 2003) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 336).
 
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Wij hebben kennisgenomen van de brief van het College. Maar we willen er toch bij het College op aandringen om te kijken of er een mogelijkheid is om hier toch een uitweg in te vinden. Wij merken in veel buurten dat voornamelijk ouderen moeite hebben om hun ramen gewassen te krijgen. Als oudere heb je het tegenwoordig in de maatschappij al heel moeilijk. In bepaalde omstandigheden kan het wel gebeuren, maar dan moet er een extreem duur glazenwassersbedrijf ingehuurd worden. U begrijpt natuurlijk dat mensen die een AOW'tje hebben, niet genoeg verdienen om regelmatig vrij zicht naar buiten te hebben. Ik wil er daarom nogmaals bij het College op aandringen om te kijken hoe we met die problematiek om kunnen gaan. Op driehoog kan niet gelapt worden, en je kunt iemand van 85 of 90 jaar niet op driehoog uit het raam laten hangen. Graag een reactie dus.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
 
 Wethouder STADIG: De kern van wat het College u geschreven heeft, is dat wij daar helemaal niet over gaan, dus dan moet u mij ook niet vragen om daar iets aan te doen.
(De heer H. BAKKER: Dan ligt het bij mevrouw Belliot, want het is wel een zorg. Je kunt een vrouw niet uit het raam laten hangen want dan kan ze beter bij Circus Elleboog gaan werken. Dan levert het nog wat op. Wij zijn natuurlijk wel verantwoordelijk voor die mensen. Het is verschrikkelijk als je twee jaar niet naar buiten kunt kijken omdat je ramen niet gewassen zijn.)
  Als het zo erg is, dan lijkt me dat inderdaad wel iets voor de portefeuille Zorg. Maar nogmaals, deze hele regelgeving is helemaal buiten de gemeente Amsterdam om totstandgekomen. Ik heb daar overigens mijn eigen ideeën over, maar die zal ik voor mij houden.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Het is ons duidelijk dat de heer Stadig weinig oog heeft voor de ouderen in de maatschappij. Dat is jammer.
 
 De VOORZITTER: Dan stel ik voor dat wij het preadvies voor kennisgeving aannemen en ronden wij dit onderwerp af. Wij wensen de heer Stadig een goede reis naar Dublin.
 
 De discussie wordt gesloten.
 
Het preadvies wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 336 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
 9A
Verslag van de Rekeningencommissie van 25 mei 2005 over de jaarrekening over 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 325).
 
9B
  Reactie van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 op het verslag van de Rekeningencommissie over de gemeenterekening over 2004 en op het Generaal Verslag over de controle van de gemeenterekening over 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 323).
 
 9C
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 tot vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening over 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 322).
 
 9D
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 tot vaststelling van de jaarrekeningen over 2004 van de stadsdelen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 324).
 
 De VOORZITTER: Dit agendapunt is onderverdeeld in A, B, C, D en E. Ik stel voor de eerste vier agendapunten gezamenlijk te behandelen en daarvoor doe ik u het volgende behandelvoorstel. Wij geven zodadelijk eerst het woord aan de voorzitter van de Rekeningencommissie, die zich tot de Raad wendt. Daarna geef ik de gelegenheid aan de Raad om te reageren op de bijdrage van de Rekeningencommissie en, als u daar behoefte aan hebt, op de jaarrekening en de elementen die voor dit punt zijn bijgedragen door het College. Ik denk dat het verstandig is om de beantwoording daarvan aan het begin van de avond te houden. Het oorspronkelijke plan was dat de Rekeningencommissie gezamenlijk in de binnenste cirkel zou gaan zitten, maar gelet op het gevorderde uur heeft de voorzitter mij gevraagd om de leden van de Rekeningencommissie op hun eigen plaats te laten zitten.
(Mevr. BRUINES: Mijn fractie kan instemmen met uw voorstel, maar wilt u wel om 16.30 uur stoppen, of niet? Want dan kunnen wij nooit de eerste termijn van de Raad gehad hebben plus de voorzitter van de Rekeningencommissie.)
 Denkt u dat?
(Mevr. BRUINES: Ik heb zelf al bijna tien minuten.)
  Wat is dan uw voorstel? Even door te gaan na 16.30 uur tot wij de eerste termijn van de Raad hebben voltooid?
(Mevr. BRUINES: Dat lijkt mij het verstandigst, tenzij het echt uit de hand loopt.)
  Dat zien wij om 16.20 uur en dan komen wij op dit ordevoorstel weer terug. Met genoegen geef ik nu het woord aan de voorzitter van de Rekeningencommissie, mevrouw Codrington, die nu gaat spreken in technische tijd.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Codrington.
 
 Mevr. CODRINGTON: De Rekeningencommissie begint met het maken van een compliment. Dat doen we niet elke keer. De Gemeenteraad voert het raadsdebat vóór het zomerreces en dat is verheugend. Het is nog niet zo lang geleden, in de beginjaren negentig, dat de Gemeenteraad jaren achterliep met de vaststelling van de gemeenterekening. Het gaat echter niet alleen om de tijdigheid, maar ook om de kwaliteit. Daar is nog heel wat aan te verbeteren. De Rekeningencommissie deed onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid van het gevoerde financiële beheer van het College. Wij hebben onderzoeken verricht, werkbezoeken afgelegd, gesprekken gevoerd met Collegeleden en dit alles heeft geresulteerd in het advies wat nu voor u ligt. Het College legt bij de rekening 2004 verantwoording af aan de Raad. Daar zijn we nu mee bezig. Het is een onderdeel van uw controlerende functie. De controlerende functie van de Raad is erg belangrijk en wij kunnen vandaag praten over de gedane toezeggingen van het College. Zijn die waargemaakt? En wat is ervan terechtgekomen? De commissie stelt voor het financiële beheer voor 2004 goed te keuren, te besluiten tot vaststelling van de gemeenterekening 2004 en Burgemeester en Wethouders decharge te verlenen voor het gevoerde financiële beleid en beheer.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik heb een punt van orde. Waar zijn de andere twee wethouders?)
(De VOORZITTER: Ik vraag dat aan de voorzitter van het College.)
  De wethouder voor Financiën en de anderen luisteren denk ik heel goed. Ik stel voor dat we doorgaan. De Rekeningencommissie kijkt in financieel-technisch opzicht terug naar het gevoerde beheer en financiële beleid en wij vragen nadrukkelijk aandacht voor een aantal punten. Op 7 juni 2005 is dit verslag behandeld in het College, 15 juni 2005 hebben we het antwoord weer besproken in de Rekeningencommissie en we constateren vandaag dat er een aantal wijzigingen zijn aangebracht in het antwoord van het College aan de Rekeningencommissie. Het bevreemdt de Rekeningencommissie dat daarover niet aan ons is gerapporteerd. Wij vinden dat weinig elegant. Een van de wijzigingen betreft de operatie Kwaliteitsslag. Het lijkt erop dat operatie Kwaliteitsslag een teer punt is voor dit College. U zegt in uw antwoord: “Het is met succes afgerond.” De Rekeningencommissie geeft de Raad in overweging of het succes niet groter had moeten zijn. Dat is het enige wat de Rekeningencommissie doet. De Rekeningencommissie v erzoekt het College ons te informeren hoe die aangebrachte wijzigingen tot stand zijn gekomen, wie ervoor verantwoordelijk is en hoe dat zo gekomen is. Daar willen we graag een antwoord op hebben.
  Dan een terugblik. Bij het rekeningendebat over de rekening van 2004 rapporteert de commissie voor de laatste keer in deze samenstelling tijdens deze periode aan de Raad. Met betrekking tot de rechtmatigheid heeft de Rekeningencommissie vastgesteld dat de gemeente onvoldoende de Europese aanbestedingsregels, en in mindere mate ook de regels voor verslaglegging, heeft nageleefd. Hoe staat het met de onderwerpen die bij het rekeningendebat de afgelopen jaren hier steeds weer aan de orde zijn geweest? Ik noem u een aantal onderwerpen. Het gaat over de beheersing van de bedrijfsvoering, de informatiebeveiliging, de Europese aanbesteding, de Sociale Dienst, projecten zoals bijvoorbeeld de Noord-Zuidlijn, het ontwikkelingsbedrijf, de stadsdelen en de Vastgoedregistratie Amsterdam. Gelukkig kan de Rekeningencommissie ook wijzen op een aantal positieve ontwikkelingen. In de afgelopen jaren is het afstemmen van de binnengemeentelijke vorderingen en schulden goed afgerond en zijn er verbeteringen opgetreden bij de Belastingdienst, de GGD en het GVB. De Rekeningencommissie constateert voor de zoveelste keer de terughoudende beantwoording van het College in plaats van een stimulans om verdere verbeteringen te realiseren. We hebben al geconstateerd dat de bedrijfsvoering niet op orde is. Dat blijkt ook uit de beantwoording van het College over de vertragingen van definitieve jaarrekeningen die te laat zijn. Ik wijs u hierbij op punt 2 in de reactie van het College aan de Rekeningencommissie. Daaruit blijkt dat bij verschillende diensten pas echt wordt nagedacht wanneer de jaarrekening wordt gemaakt. Dat is dan inderdaad vaak te laat. Het is wel heel menselijk dat het op die manier gebeurt, maar niet pro-actief en eigenlijk onvoldoende professioneel. Ik geef u een voorbeeld. In februari 2005 moesten de jaarrekeningen klaar zijn en er is een aantal diensten dat dus op het laatste moment, nog in mei 2005, verbeteringen moest aanbrengen. Een voorbeeld daarvan is het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA), waarvan wij nu de toezegging hebben gehad dat de volgende Rekeningencommissie de jaarrekening kan vaststellen en bespreken.
  Bij punt 2, bij de reactie van het College op het verslag van de Rekeningencommissie op het gebied van de beheersing van de bedrijfsvoering, zegt het College: “Wat de bedrijfsvoering betreft zijn wij op langere termijn op de goede weg.” Ik vind het leuk dat het er staat, u moet het eigenlijk even nalezen. Volgens mij moet je die zin een paar keer lezen om hem een beetje te begrijpen. De Raad zal van het College willen vernemen hoe goed en afzienbaar die weg is. De Rekeningencommissie heeft wat betreft de informatiebeveiliging het gevoel tegen de stroom in te roeien. Er moet eerst kennelijk een kalf verdrinken alvorens de put wordt gedempt en de concernverantwoordelijkheid voor de informatiebeveiliging daadwerkelijk wordt ingevuld. Bij punt 3, de informatiebeveiliging, meldt het College in reactie op het verslag van de Rekeningencommissie dat in de toekomst diensten een bedrijfsvoeringsverklaring moeten invullen waarin ze rapporteren over de informatiebeveiligingsnormen. De Rekeningencommissie brengt hier haar zorg bij u naar voren dat hiermee een controle-instrument verloren gaat. We kunnen het niet meer controleren, het is een beheersinstrument. De Raad verliest het zicht op de controle van de informatiebeveiliging, want dat wordt overgelaten aan diensten en bedrijven, gedecentraliseerd naar de stadsdelen, terwijl de opsomming die de Rekeningencommissie maakt, heel duidelijk aangeeft dat de informatiebeveiliging nog niet voldoende op orde is.
  Dan de Europese aanbestedingsregels. Daarvan merkt de commissie op dat verbetering in de naleving daarvan gewenst is. Het College is tot het besef gekomen dat de gemeentelijke inkopen in de toekomst zorgvuldiger moeten plaatsvinden. Maar niet alleen het niet-voldoen aan Europese aanbestedingsregels heeft geleid tot de niet-goedkeurende accountantsverklaring op het gebied van rechtmatigheid. Er moet in de organisatie ook kennis over dit onderdeel zijn en het is belangrijk dat het College nu toezegt dat de regels strikt zullen worden toegepast. Toch nodigt de Rekeningencommissie de Raad uit om het belang van de naleving van Europese aanbestedingsregels opnieuw te bevestigen en goed na te leven.
  Dan kom ik bij de rechtmatigheidtoets. Het Auditcomité onder voorzitterschap van Ruud Nederveen en met als leden de leden van de Rekeningencommissie heeft het initiatief genomen om de rechtmatigheidstoets en alles wat daarmee samenhangt, vast te stellen. Dit komt hierna op de agenda van de Raad. Als het goed is, zullen wij die vandaag ook vaststellen. Waarom heeft het College zo lang geaarzeld voordat dat onderdeel goed uitgewerkt bij de Raad lag? Toetsing van datgene wat in de bedrijfsvoeringsverklaring wordt gesteld, vindt met ingang van 2005 plaats. Het antwoord van het College op onze vraag over de Lokatiegebonden Subsidies komt in een latere fase terug. Dat gaat over de eindverantwoordelijkheid voor het aantal te bouwen woningen, en de terugkoppeling aan het Rijk en wat het Rijk ons weer gaat vertellen. De Rekeningencommissie geeft u hier mee dat de financiële verantwoording en ook de risico’s die het College loopt, op dit moment nog niet bekend zijn en dat we daar in de toekomst kennis van zullen nemen.
  Dan de Noord-Zuidlijn, punt 12 van de reactie van het College. De commissie vraagt de Raad zich uit te spreken over het opstellen van de prognose Noord-Zuidlijn over 2004. Daarin zijn meevallers in de kostensfeer op een andere wijze berekend zijn dan in de voorgaande jaren. Indien de Raad dit ook vindt, vraagt de commissie aan de Raad zich uit te spreken of dit ook wenselijk is. Het is aan de Gemeenteraad om hier een mening over te formuleren en wij hebben gemeend om dit ook onder uw aandacht te brengen. Is de Gemeenteraad het met de reactie van het College eens? In ieder geval is voor de Rekeningencommissie duidelijk geworden dat bij dit onderdeel transparantie in de informatie die hierover aan de Raad gegeven wordt goed gelukt is. Dat is pure winst. Wij danken het College ook voor de openheid die het heeft betracht in de gesprekken die we daar over hadden.
  Dan de Vastgoedregistratie. In de gemeenterekening 2003 werd al gezegd dat die in 2004 operationeel zou zijn. Het antwoord van het College, zoals opgenomen onder punt 18 van de reactie van het College, is nu een belofte. Dat is voor de zoveelste keer, en eentje die zo langzamerhand schuld maakt. Wat vindt de Raad daarvan?
  Daarmee kom ik aan het slot van mijn betoog met een aantal korte opmerkingen. Daar waar het rekeningendebat in 2002 door een PvdA-raadslid, ik meen de heer Asscher, getypeerd werd als het ballet der niet nagekomen toezeggingen, stelt de commissie nu vast dat bij het College het besef begint door te dringen dat waar het resultaat telt, dat in hoge mate ook geldt voor een goede beheersing van de bedrijfsvoering en de rechtmatigheid. De Raad heeft steeds meer aandacht gekregen voor de behandeling van de rekening en kijkt ook heel scherp naar de vraag of goed beheer over de toevertrouwde middelen is gevoerd door het College en de stadsdelen. De Rekeningencommissie vraagt bijzondere aandacht voor de punten die ik net genoemd heb en ik herhaal ze hierbij: beheersing bedrijfsvoering, informatiebeveiliging, Europese aanbesteding, het gewijzigde systeem bij het project Noord-Zuidlijn, Vastgoedregistratie en verantwoording Lokatiegebonden Subsidie.
  Bij de behandeling van de rekening 2004 past een bijzonder woord van dank aan de directie en staf van de ACAM, die op een integere en deskundige wijze de Rekeningencommissie hebben ondersteund. Ik dank hen daarvoor. Ook de leden van de Rekeningencommissie hebben de afgelopen drie jaar op zeer betrokken en gedreven wijze hun werk in de Rekeningencommissie gedaan. Ik heb het over de heer H.H.G. Bakker, de heer Weenink, de heer Zafer Yurdakul, de heer Paquay, mevrouw Van Oudenallen, de voorzitter van de Rekenkamercommissie, de heer De Wolf, en de voorzitter van het Audit Committee, de heer Nederveen. Het woord is aan de Raad.
 
 De VOORZITTER: Ik verzoek de Raad in deze termijn zowel in te gaan op het verslag van de Rekeningencommissie, de reactie van het College van Burgemeester en Wethouders op het verslag van de Rekeningencommissie, de voordracht tot vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening over 2004 en de voordracht tot vaststelling van de jaarrekeningen over 2004 van de stadsdelen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Reuten.
 
  De heer REUTEN: Dit is een uniek moment omdat wij voor het eerst vóór de zomer in één vergadering de rekening inhoudelijk en op technisch-financieel gebied bespreken. Namens onze fractie wil ik beginnen met het complimenteren van de Rekeningencommissie, de medewerkers en de mensen van de ACAM. En complimenten voor de overzichtelijkheid van de jaarrekening. De derde woensdag in juni is wat onze fractie betreft Resultatendag. Maar nu dus ook de dag van integrale controle en beoordeling van de kwaliteit van de administratie. De voorzitter van de Rekeningencommissie heeft aan de Raad voorgesteld om decharge voor het gevoerde beleid te verlenen en de rekening goed te keuren. Ik kan u zeggen dat ik nog niet zover ben. Eerst moeten er wat mij betreft nog wat vragen door het College goed worden beantwoord. Ik wil beginnen met de techniek en de rechtmatigheid. De lijst met op- en aanmerkingen is iets korter geworden. De voorzitter van de Rekeningencommissie heeft het al gememoreerd. Dat is goed nieuws. Maar er is nog altijd stevige kritiek en een aantal nieuwe punten duikt op. Complimenten voor de verbeteringen, aan alle Collegeleden en ook aan de medewerkers van de betrokken diensten. Er is een flink aantal diensten waar een verbetering is opgetreden. Nieuw met stip op 1 is de vertraging in de oplevering van de jaarrekening. Dat is toch een ernstig punt. De voorzitter van de Rekeningencommissie wees daar ook al op. Ook diensten die niet meer apart genoemd worden, komen hier wel weer in beeld. Zeventien diensten na 1 april 2005, twaalf na midden april. Het College zegt dat het toepassen van de nieuwe regels volgend jaar vlotter zal verlopen. Hetzelfde geldt naar verwachting voor de rechtmatigheidscontrole. Ik vraag aan het College: is dit punt van kritiek nu verleden tijd? Het is aardig dat de Rekeningencommissie aan het College heeft gevraagd of de opgetreden vertraging verband houdt met de kwaliteitsslag. Mevrouw Codrington sprak daar ook al over. Het College licht dan nogmaals de resultaten op hoofdlijnen toe van deze met succes afgeronde operatie. Toch komt het College met een financieel toezichtsinstrumentarium. Dat lijkt er op zijn minst op dat de successen van de operatie Kwaliteitsslag behoorlijk gerelativeerd zouden moeten worden. Wat is uw reactie daarop, collegeleden?
  Zes terugkerende punten. U weet zich ongetwijfeld nog van vorig jaar te herinneren dat ik niet zo blij ben met telkens terugkerende punten. Bedrijfsvoering, informatiebeveiliging, Europese aanbestedingsregels, de Sociale Dienst, het OGA en de stadsdelen, ze staan er weer op. Welke toezeggingen zijn vorig jaar gedaan en op welke punten is de reactie van het College onbevredigend? Ik begin met de informatiebeveiliging. Wij beperken ons in onze kritiek tot de diensten waar nauwelijks of geen verbetering is opgetreden en waar het oordeel nog steeds onvoldoende is. 10 van de 32 scoren voldoende, waarvan de helft dat vorig jaar ook al deed. Daar waar verbetering is opgetreden, maar nog niet voldoende, hopen we dat die goede lijn zich doorzet. Sommige diensten verdienen hier ook een compliment voor een sterke verbetering, de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) en het OGA. Maar ronduit ernstig is de situatie bij de Dienst Amsterdam Beheer (DAB), de Dienst Economische Zaken (EZ), de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO), het Food Center en het Gemeentevervoerbedrijf (GVB). Maatwerk en Rokin Groep spannen de kroon: onvoldoende en geen verbetering. Het College is van mening dat het hier om een decentrale verantwoordelijkheid gaat. De voorzitter van de Rekeningencommissie wees ook al op die reactie van het College. Zo’n decentrale verantwoordelijkheid is prima, maar ik houd het College verantwoordelijk voor de overzichtelijkheid. Ik houd het College verantwoordelijk als er inderdaad een kalf zou verdrinken, zoals mevrouw Codrington zei. Ik wil dus een iets beter verhaal van de wethouders die verantwoordelijk zijn voor de zeven slechtst scorende diensten en bedrijven.
  Wat betreft rechtmatigheid wil ik ook graag uitleg over overschrijdingen. Hoe moeten wij als Gemeenteraad nu weten wat er allemaal precies gebeurt? Een voorbeeld: de forse overschrijding bij de Bestuursdienst, post 002.01.02. Het bedrag in de kolom “begroting” blijkt inclusief wijzigingen 44 miljoen euro te zijn. Er is 50,2 miljoen euro uitgegeven. Wat is hier aan de hand? Er is misschien wel een goede uitleg voor, maar hoe kan ik nu als raadslid achterhalen hoe dat allemaal precies loopt? Bij andere begrotingsposten kun je zien dat aan de inkomstenkant bijvoorbeeld subsidieregelingen inkomsten zijn die rechtstreeks worden doorgegeven. Bij andere resultaatgebieden staan daar vaak duidelijke baten tegenover. Misschien is het een goed idee om dit soort grote overschrijdingen van de uitgaven even goed toe te lichten, ook met tekst. Met alleen maar cijfertjes is er voor de Raad geen touw meer aan vast te knopen.
  Dan kom ik bij de resultaten, de inhoud, Resultatendag. Ik wil het College complimenteren met een heleboel gerealiseerde resultaten. Het is allemaal tamelijk goed opgeschreven en ook uit deze rekeningen blijkt dat inderdaad veel is gerealiseerd op het gebied van de uitvoering van het programma-akkoord. Daarvoor past een compliment. Het College was al een flink eind op weg en dat is in 2004 goed doorgezet. Maar waarom staat er dan bijvoorbeeld in de rekening niet dat er te weinig aan milieubeleid is gedaan? Dat hoor ik de wethouder voor Milieu op televisie zeggen. De vraag is of er binnen de portefeuille van de wethouder wel een goed evenwicht zit tussen de verschillende aandachtsvelden. En anders zou ik daar graag in de rekening iets over terugzien, in plaats van op AT5 vrij onverwacht ineens een schuldbekentenis te horen. Er zijn ook andere punten waaraan het College naar onze smaak onvoldoende aandacht heeft besteed, hoewel dat wel het plan was omdat dat in de begroting 2004 stond of anderszins van het College verwacht mocht worden. Bij de komende Voorjaarsnota wordt bijvoorbeeld de prioriteit vmbo-scholen niet opgenomen. Dat wordt verklaard doordat er nog geld op de plank ligt. Hoe is dat dan zo gekomen? Daar zou een uitleg voor gegeven moeten worden. De wijze waarop de ombuigingen worden ingevuld, begint voor de PvdA zo langzamerhand een punt van zorg te worden. Het lijkt er sterk op dat we binnenkort in een situatie terechtkomen waarin de Raad ofwel een ombuigingsdoelstelling moet laten vallen, ofwel een flinke reeks business cases voorgelegd krijgt waarvan op zijn minst niet bikkelhard vast te stellen is dat die het gewenste resul taat zullen hebben. Het lijkt erop alsof alles op alles wordt gezet om bezuinigingen te realiseren door allerlei processen efficiënter te gaan doen. Daar is niets mis mee, maar loopt dit wel goed af? Ik hoop toch niet dat wij bij een volgende rekening in de volgende periode op dat punt ernstige kritiek op het College moeten leveren. Kan het College, en dan met name de wethouder voor Financiën, nog eens uitleggen hoe het zit met dat rekeningresultaat? Kan de wethouder voor Financiën aangeven waarom ze akkoord is gegaan met het dekken van een aantal beleidsmatige prioriteiten uit het rekeningresultaat? Ik heb ze ook in de commissiebehandeling genoemd, ik doel daarbij op de 10 miljoen euro voor het Gemeentearchief, de 1 miljoen euro voor Wij Amsterdammers, het geld voor Basisregistratie en Infrastructuur (BRI) en het Servicecenter ICT en de 5,1 miljoen euro voor de beveiliging van het stadhuis? Wat mij betreft moet het nu afgelopen zijn met het gehannes rond het rekeningresultaat. Er moet voortaan duidelijk beargumenteerd worden waarom een post niet volgens de normale procedure kan en moet worden aangevraagd en waarom hier een niet te vermijden of beleidsmatig politiek te beïnvloeden tegenvaller of reservering voor een risico aan de orde is. Daar wil ik graag een reactie op.
  Dan kom ik bij mijn laatste punt en dat is ook een vraag aan de wethouder voor Financiën omdat die gaat over de inrichting van de begroting. Ten eerste hebben wij een vraag over het resultaatgebied ICT. Daar is al vaker over gesproken. Dat vinden wij nog steeds niet apart in de begroting of in de rekening terug. Ik zou toch wel eens willen weten hoe het daarmee staat. En ten slotte kent de wethouder uit haar vorige functie vast het buitengewoon handige overzicht wat in alle begrotingen van de departementen staat met aangenomen moties en amendementen en wat de stand van zaken daarbij is. Mijn vraag is wanneer we zo’n overzicht ook in deze stad van het College bij de begroting of bij de rekening krijgen, zodat ook daarover op een goede manier verantwoording kan worden afgelegd.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Straaten.
 
 De heer VAN STRAATEN: Ook de VVD-fractie is blij met de snelle oplevering van de stukken die nu voor ons liggen. Daar is door velen hard aan gewerkt en daarvoor hebben wij veel waardering, ondanks het feit dat een enkele jaarrekening wel wat voeten in de aarde had om opgeleverd te worden. De Rekeningencommissie constateert op basis van de rapporten van de ACAM en eigen waarnemingen dat er sprake is van verbeteringen wat betreft de bedrijfsvoering en de informatiebeveiliging. Daar staat echter tegenover dat op deze gebieden toch nog vele gebreken kunnen worden geconstateerd. Wij delen deze waarneming en roepen het College dan ook op om daaraan de nodige aandacht te blijven schenken. Wat de informatiebeveiliging betreft, en ik sluit een beetje aan op het betoog van mevrouw Codrington, wil ik benadrukken dat mijn fractie grote waarde hecht aan het blijven monitoren van vorderingen op dit punt. Mijn fractie vindt het van belang dat binnen het contact met ACAM ruimte beschikbaar blijft voor deze monitoring. Ik heb begrepen dat dat nu niet het geval is en ik neem aan dat dit samenhangt met de decentralisatie die is aangekondigd. Dan het punt van de Europese aanbesteding. Ik lees in de reactie van het College dat het bang is om de Europese Commissie een duidelijke uitspraak te vragen over de status van zelfstandig aanbestedende diensten voor stadsdelen, diensten en bedrijven. Ik lees dat op bladzijde 11 van de reactie van het College. Dat vond ik een wat curieuze formulering, dus ik wil daar graag duidelijkheid over. Is dat inderdaad het geval? Het College zegt in eerste instantie dat het juridisch uitgezocht is en dat zeker is dat het allemaal goed is, maar vervolgens wil het dat niet aan de Europese Commissie ter toetsing voorleggen. Vervolgens het voorzichtigheidsbeginsel ten aanzien van de opbrengst van de verkoop van parkeergarages Noord-Zuidlijn. De Rekeningencommissie maakt daar ook opmerkingen over. Ze vraagt zich af of er sprake is van een stelselwijziging. De VVD onderschrijft ook in antwoord op het verzoek van de Rekeningencommissie dat de boekwaarde in plaats van de marktwaarde als basis voor de prognose wordt opgenomen. Daarin wordt door het College bovendien zeer voorzichtig geraamd en daarmee is naar onze mening ook aan het voorzichtigheidsbeginsel voldaan. Overigens gebeurt datzelfde ook binnen de grondexploitaties van de gemeente. Daar worden baten vaak ook op wat onduidelijke gronden geraamd.
  Dan de jaarrekening zelf. Het is natuurlijk een mooi resultaat dat er 60 miljoen euro overblijft. Ik hoop dat dit niet het resultaat is van het niet of later uitvoeren van voorgenomen activiteiten.
(De heer VAN DER MEER: Begrijp ik het goed dat u zegt dat u het voorzichtigheidsbeginsel net als het College wilt loslaten en dat u overgaat tot het nemen van winst waar winst nog niet is gemaakt? Dat is toch een principe waar de VVD zich in voorgaande jaren zwaar tegen heeft verzet.)
  Wij kunnen ons vinden in het principe van de marktwaarde als uitgangspunt voor de waardering.
(De heer VAN DER MEER: Dat is dus nemen van winst.)
(De heer VAN POELGEEST: U doet het voorkomen alsof dit hetzelfde is als in het Vereveningsfonds. Maar u bent er toch mee bekend dat de baten in het Vereveningsfonds pas genomen worden als dat geld op de bankrekening binnen is? En dan ook pas mag worden uitgegeven.)
  Het principe van het Vereveningsfonds is sowieso dat baten en lasten in balans zijn.
(De heer VAN POELGEEST: Dan moet u dat toch echt een keer beter bestuderen. Die baten worden niet geboekt. Die worden misschien wel geraamd, maar die zijn verder niet relevant. Voor de kosten worden er reserveringen gemaakt. Die baten worden ook nog niet uitgegeven. Moet ik het nu zo opvatten dat u die baten bij het Vereveningsfonds wil loslaten?)
  De uitgaven worden wel degelijk gedaan binnen de grondexploitaties. Anders zou er geen project meer tot stand komen. Het is voor mij een beetje de vraag of het gehele bedrag van 60 miljoen euro moet worden toegevoegd aan de incidentele middelen die in het kader van de Voorjaarsnota aan de orde zijn. Dat vraag ik mij vooral af tegen de achtergrond van het gelijk houden van het weerstandsfonds. Mijns inziens is een bezinning op het weerstandsfonds gewenst vanwege de wijziging van het risicoprofiel van de gemeente. Dat is een belangrijk criterium bij de bepaling van de hoogte van het fonds. Ik denk dat er belangrijke risicoveranderingen zijn opgetreden ten aanzien van de grondexploitaties en de inzichten daarin. De Wet maatschappelijke ondersteuning, die per 1 januari van kracht wordt, de Noord-Zuidlijn, zie ook het rapport van de commissie-Sorgdrager en de uitspraken daarover, het Zuidasproject en het BTW-compensatiefonds. Ook het College concludeert in het jaarverslag dat het goed zou zijn om de huidige omvang van het weerstandsvermogen nog eens kritisch tegen het licht te houden.
  Dan heb ik nog enkele opmerkingen bij de jaarrekeningen van de stadsdelen. Ik zal daar niet heel erg inhoudelijk op ingaan, maar ik wil wel verzoeken om een finale check op de overname van cijfers in de tabellen zoals die aan ons gepresenteerd zijn, voordat deze verder verspreid zullen worden. Ik constateer onder meer dat in de batenoverzichten bijvoorbeeld de kolomomschrijvingen niet kloppen. Er worden verkeerde jaartallen in genoemd. In de balans van stadsdeel Zuideramstel zijn de jaartallen verwisseld. En ik tref ook niet altijd een aansluiting aan tussen het resultaat volgens de resultatenrekening en het resultaat volgens de balans.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van der Meer.
 
 De heer VAN DER MEER: Allereerst wil ik namens mijn fractie beginnen met een dankwoord aan het College en alle ambtenaren, ACAM en de Rekeningencommissie voor het verrichte werk en het op tijd voltooien van deze jaarrekening. Zij is op veel punten ook goed leesbaar, dus alle lof op dat punt. Wat betreft de kritiekpunten op de jaarrekening en het resultaat wil ik graag in brede zin aansluiten bij de woorden van de heer Reuten. Ik ga dat niet allemaal herhalen, dat lijkt mij een beetje overdreven, maar in grote lijnen zijn we het op veel punten wel met hem eens. Ik wil er wel een punt aan toevoegen en dat is het onderdeel kosten beveiliging stadhuis. Wij begrijpen dat dit een beetje een apart geval is en dat er al kosten in 2005 moeten worden gemaakt. Wij willen dus graag duidelijkheid over de noodzakelijke uitgaven in 2005 die nu bij deze jaarrekening al worden ingeboekt. Wij hebben begrepen dat er later nog een plan komt, maar het is wel goed om duidelijk te hebben wat er dit jaar nog moet gebeuren aan noodzakelijke handelingen in het stadhuis. Over mijn tweede punt hebben we net de VVD al gehoord. Het College stelt voor om 26 miljoen euro winst in te boeken voor de toekomstige verkoop van twee parkeergarages in de binnenstad. Ook mevrouw Codrington sprak daar namens de Rekeningencommissie al over. Deze winst wordt gebruikt om nieuwe tekorten te dekken. Dit is een breuk met het voorzichtigheidsprincipe. Net als bij de grondopbrengsten zijn wij gewend om winsten p as te nemen als zij concreet zijn. Wethouder voor Financiën, en ik richt me speciaal tot u, waarom bent u akkoord gegaan met deze breuk met het voorzichtigheidsprincipe? U bent binnen dit College toch de hoeder van het voorzichtigheidsprincipe. Wij verwachten dat wat minder van de andere wethouders, maar wel speciaal van u. Dat is uw taak. Een tweede inhoudelijk argument is dat het College een voorschot neemt op de vraag wat voor soort garage het zal worden. Maar u incasseert alleen als er voldoende bezoekers zullen komen. Het wordt dan dus een bezoekersgarage. Wij vinden dat in een overbezet Centrum niet wenselijk. U begrijpt waarschijnlijk wel wat ik bedoel. Om dit geld binnen te halen, hebt u heel veel bezoekers nodig die daar hun auto parkeren. Dus meer verkeer in de stad. Ik verbaas me op dit punt zeer over de bijdrage van de VVD. Het is dat wethouder Stadig net vertrokken is, anders had hij u haarfijn kunnen uitleggen dat het toch echt anders zit met het Vereveningsfonds. Misschien is het goed om daar op een later tijdstip op terug te komen als hij niet met minister Dekker op pad moet. Het is jammer. Op twee punten, want het is, zoals de heer Bakker al zei, op dit moment niet zo leuk om met mevrouw Dekker op pad te gaan.
  Wij onderschrijven de kritiek van de Rekeningencommissie. Het lijstje wat ook al door de heer Reuten werd opgesomd, staat er nog steeds. Ten aanzien van de Europese aanbesteding wil ik wel speciaal iets naar voren brengen. De Rekeningencommissie merkt op dat verbetering van de naleving daarvan gewenst is en dat het besef is ontstaan dat gemeentelijke inkopen in de toekomst zorgvuldiger moeten plaatsvinden. Het niet altijd voldoen aan de Europese aanbestedingsregels heeft geleid tot een niet-goedkeurende accountantsverklaring op het gebied van de rechtmatigheid. Hoewel het College de Rekeningencommissie heeft toegezegd de regels strikt te zullen toepassen, onderschrijft GroenLinks de oproep van de Rekeningencommissie om het belang van naleving van de Europese aanbestedingsregels opnieuw te bevestigen. Verder wachten wij op de reactie van het College op bovengenoemde punten en speciaal van de wethouder voor Financiën op het punt van de garages. En wij danken de Rekeningencommissie voor haar gedegen studie van deze jaarrekening.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer De Graaf.
 
 De heer DE GRAAF: Binnenkomen met een cadeautje is altijd goed en is ook precies zoals het hoort. Nog maar net aangesteld als wethouder voor Financiën en nu al geeft u een behoorlijk cadeau aan deze stad. Geen bosje bloemen, geen doosje bonbons, maar een flinke cadeaubon ter waarde van maar liefst 60 miljoen euro. Alstublieft. Wij kennen u nog niet, maar u maakt een goede indruk en dat belooft wat voor de toekomst. Dus wat dat betreft: complimenten aan de wethouder en ook haar voorganger. Maar het CDA kijkt verder. Alleen het resultaat telt. Dat is de naam van het programmakkoord en zo hebben wij ook naar de jaarrekening over 2004 gekeken. Wat valt er dan op? Wij zullen op een aantal resultaatgebieden speciaal ingaan en daarna willen we onze bezorgdheid uitspreken over een aantal gemeentelijke diensten. En wij sluiten af met de bevindingen over de aanbevelingen van de ACAM en het Generaal Verslag.
  Er is al veel gezegd over rechtmatigheid. Ook omwille van de tijd zal ik voornamelijk ingaan op de resultaatgebieden. Openbare orde en veiligheid: in het jaarverslag van de jaarrekening 2004 staat dat de veiligheid is verbeterd. Het CDA merkt hier nog onvoldoende van. Er is nog steeds sprake van veel drugsoverlast, huiselijk geweld en overlast van groepen jongeren. Het percentage onveiligheidsgevoelens is weliswaar licht gedaald, maar ligt nog steeds ruim boven de 30% en dat is nog steeds tegen het zere been van mijn fractie. Bovendien, zo staat in het verslag, is de wijze waarop de onveiligheidsgevoelens worden gemeten, sterk verbeterd. Dank je de koekoek, zou je kunnen zeggen, want in hoeverre is het resultaat totstandgekomen juist door deze meting of door de bureaucratie en in hoeverre is het echt een afname van het onveiligheidsgevoel?
  Dan kom ik bij werk en inkomen. Iedereen is zeer te spreken over de enorme meevaller van de Gemeentelijke Sociale Dienst. Het CDA is blij dat men hier eindelijk de goede weg lijkt in te slaan. Maar het CDA maakt zich grote zorgen over de nieuwe Dienst Werk en Inkomen. De signalen maken onze bange vermoedens waar. Uit het ACAM-rapport blijkt dat twee van de 150 opgevraagde dossiers niet te vinden waren. Het is voor het CDA en de wethouder een redelijk groot probleem. De wethouder heeft namelijk bij de begrotingsbehandeling in december toegezegd aan zowel het CDA als de VVD dat hij met cijfers zou komen over hoeveel dossiers op orde zijn en hoeveel dossiers niet op orde zijn. Waarom duurt dit zo lang? En waar blijft dit College met de cijfers over dit dossier? Dat het zo lang duurt, bezorgt het CDA een slecht voorgevoel. Het CDA is verheugd over de opvang van verwarde mensen en dak- en thuislozen. Die is sterk verbeterd, lezen wij in het jaarverslag en de jaarrekening 2004. Maar nog lang niet alles wat gebeuren moest, is ook gebeurd. Voor het CDA staat de ketenbenadering centraal. Daarin wordt per individu gekeken naar een integrale oplossing. Dus: schuldhulpverlening, ziektezorg en reïntegratietrajecten. Uit een recent werkbezoek van de CDA-fractie aan het combinatiegebouw aan de Flierbosdreef blijkt hoe goed dit kan werken en wat voor verschil het kan maken. Ook is onlangs de proef met de medische heroïneverstrekking uitgebreid van 75 naar 150 personen. Daar heeft het CDA zich altijd sterk voor gemaakt. Wij spreken nog wel onze zorg uit over de overschrijding van 0,8 miljoen euro bij Stadsmobiel. Hierbij is verdere groei voorzien. Het College heeft toegezegd in september 2005 met een structurele oplossing te komen. Het CDA gaat er in ieder geval van uit dat de toegankelijkheid voor de aangewezen personen hierbij gewaarborgd blijft.
  Educatie, jeugd en diversiteit: de jeugd heeft de toekomst, zo wordt beweerd. Maar als ik naar de uitvalcijfers van onze schoolgaande jeugd kijk, durf ik dit voor wat Amsterdam betreft enigszins te betwijfelen. De aantallen zijn nu in beeld gebracht, 13,8% van de gehele populatie, en het is zaak om dit aan te pakken. Het CDA wil hierbij resultaat zien. In 2004 is de nota Ruimte voor talent aangenomen en de CDA-fractie kijkt kritisch naar de eerste resultaten. Ook wil het CDA aandacht vragen voor de in de jaarrekening gesignaleerde opkomende vacatureproblemen in het primair en voortgezet onderwijs. Er wordt de komende jaren door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een groot tekort verwacht, vooral in de grote steden. En daarnaast vraagt het CDA aandacht voor het inhalen van taalachterstanden. Het CDA kijkt met genoegen naar de initiatieven die het College thans voor zowel nieuwkomers als oudkomers onderneemt. Maar de heer Aboutaleb zou ook het aantal mensen met een taalachterstand tellen en hoeveel mensen op een cursus zitten. Ook hier tot nu toe nul op het rekest. Het CDA wil weten wanneer de wethouder denkt met de cijfers te komen.
(De heer VAN POELGEEST: U had het net over de taalachterstand en de inburgering waarmee snel moet worden verder gegaan. Maar vindt u ook dat het Rijk daarbij zijn verplichtingen moet nakomen?)
  Zeer zeker. Ik meen dat door het Rijk verschillende geldstromen beschikbaar worden gesteld en de wethouder neemt dat goed ter harte.
  Milieu en water: het CDA constateert dat de tarieven van het Amsterdamse drinkwater en de afvalverwerking omlaag zijn gegaan. Zo kan het dus ook. Lastenverlichting voor de Amsterdammer; in deze tijden vindt het CDA dat geen sinecure. Het zal er dan ook op toezien hoe dit verder uitgebouwd kan worden en zal hier op terugkomen bij de Voorjaarsnota. Vanzelfsprekend zal in het kader van de duurzaamheid het CDA de normen voor luchtkwaliteit kritisch blijven volgen. Het mag geen belemmering voor de bebouwing en de bereikbaarheid betekenen, maar het College zal met vergaande maatregelen op de proppen moeten komen om dit voor Amsterdam hardnekkige probleem op te lossen. Het CDA zal niet schromen om daar op te blijven hameren.
  Economie en haven. Gezien de economische cijfers is er helemaal nog geen sprake van een jubelstemming. Over het geheel genomen bleef Amsterdam nog ver achter. Dit stemt de CDA-fractie ongerust. Als redenen worden genoemd: het uitblijven van voldoende investeringen en een voor verbetering vatbare bereikbaarheid van stad en regio. Internationaal zijn we ook geen koploper meer. Wel wat betreft de duurte van onze leefomgeving. Ook wordt het aan een imagoprobleem geweten. Het CDA wenst de kersverse wethouder dan ook veel succes met het verder uitbouwen van het reeds door Huffnagel opgezette paradepaardje, de I Amsterdam-campagne. Er hebben zich in 2004 60 nieuwe buitenlandse bedrijven gevestigd met in totaal 700 arbeidsplaatsen, terwijl de doelstelling toch echt 1000 plaatsen was. Het CDA is verheugd met de begeleiding van startende ondernemers in Amsterdam: 1167. Hier is de doelstelling van 750 wel ruimschoots gehaald. Het CDA hecht hier veel waarde aan en zal zich ook hard maken voor het verder stimuleren van deze plannen. Ook over het Havenbedrijf zijn positieve geluiden te melden. De overslag is gestegen, er is fors meer winst gemaakt en er is eindelijk aansluiting gevonden bij de Ceres-terminals. Het CDA verwacht van het College dat deze lijn wordt voortgezet en gaat ervan uit dat volgend jaar om deze tijd meer goed nieuws te melden valt over de Amsterdamse haven.
  Stedelijke ontwikkeling: In het afgelopen jaar zijn 4940 woningen gerealiseerd. Dit is positief te noemen, ware het niet dat het woningbouwbeleid sterk achterliep en er een inhaalslag gemaakt moet worden om de beloofde 16.000 woningen uit het programakkoord alsnog te bereiken. Het CDA zal hier als een klein waakhondje optreden en het College op de voet blijven volgen. Daarnaast blijft het CDA voor verdere deregulering van onder andere bestemmingsplannen pleiten. Het is verheugd over de uitbreiding van actie Zoeklicht. Immers, woonfraude dient volgens het CDA keihard te worden aangepakt. Het CDA is echter verontrust over de toename van de leegstand op de kantorenmarkt. Het vraagt wat de visie van het College hierop is. Het CDA is enigszins verrast over de harde woorden in de jaarrekening over het woningbeleid. Dit schiet zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht tekort. Men kan moeilijk een woning van zijn gading vinden en men moet lang wachten. Bovendien is het een voedingsbodem voor illegale verhuurpraktijken. Het CDA is blij met zulke openhartigheid, maar vraagt daarbij ook om maatregelen.
  Dan kom ik bij het punt van de gemeentelijke diensten. Een flink aantal diensten is niet op orde. Ik noem het OGA: problemen met de administratie, de Dienst Wonen: een afkeurend oordeel over de rechtmatigheid, de Dienst Advies en Beheer: onvoldoende functioneren van de interne controle. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Een belangrijk punt daarbij is de informatiebeveiliging. Een toenemend aantal scoort een voldoende, maar voor een groot aantal diensten, achttien, is de kwalificatie matig. Matig is niet voldoende en dient dus te worden aangepakt. Daarnaast zijn er ook nog twee onvoldoendes: Maatwerk en de Rokin Groep. Wat gaat het College hieraan doen? Dit hebben we hier vorig jaar ook besproken.
  Als laatste wil ik enkele conclusies van de ACAM onder uw aandacht brengen. De Europese aanbestedingen. In het kader van de navolging van de Europese regels op het gebied van aanbesteden is geconstateerd dat een bedrag van ruim 132 miljoen euro niet correct is aanbesteed. Het College heeft daarop gereageerd, maar we vragen toch om de aanbevelingen die zijn gegeven, over te nemen. Vanaf 2005 zal er in de rechtmatigheidscontrole gelet moeten worden op de controle van staatssteun. Het verschaffen van steunmaatregelen zal moeten voldoen aan regels voor staatssteun uit het Europees verdrag. Daarvoor is het nodig om concernbrede maatregelen te treffen. Het College heeft, als ik het goed heb begrepen, aangegeven dat te doen, maar wellicht dat het College die ambitie nog iets kan verduidelijken. Inkoopregelgeving. Bijna geen enkele gemeentelijke instelling heeft een vertaling gemaakt van de meerjarenraming naar de te nemen strategische inkoopbeslissingen. Het CDA verzoekt het College de aanbevelingen hieromtrent integraal over te nemen. Naleving van de BTW-regelgeving. De naleving van de fiscale wetgeving zal beter gewaarborgd moeten worden om aan de bestuurlijk relevante zaken te kunnen voldoen.
  Het CDA neemt de conclusies van het rapport ter harte en nodigt het College uit hetzelfde te doen. Een groot aantal zaken dient aangepakt te worden en de wethouder heeft terecht bij haar aantreden gezegd dat ze gewoon door zou werken tijdens het zomerreces. Gezien de stand van zaken verwacht het CDA niet anders en wenst ze haar daar heel veel succes bij. Onder dankzegging voor de inspanningen van de Rekeningencommissie eindig ik hierbij mijn betoog.
 
 De VOORZITTER: Ik wil de Raad erop wijzen dat het 16.35 uur is. Er komen nog vijf partijen aan het woord in deze eerste termijn en ik vraag daarvoor uw instemming. Bent u het ermee eens om dat te doen? Dan zorgen we samen ervoor dat we in ieder geval om 17.00 uur kunnen schorsen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik stel voor om vanavond verder te gaan.)
  Ik stel vast dat daar geen draagvlak voor is.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Paquay.
 
  De heer PAQUAY: Dat hebt u snel vastgesteld. Ik spreek nu namens de SP-fractie, dat had u waarschijnlijk al begrepen, en niet als lid van de Rekeningencommissie. Veel zaken zijn al door anderen aangekaart. Ik wil op vier punten nog kort ingaan. Allereerst wil ik aan het College iets vragen over de informatiebeveiliging. Hoe kunnen wij de informatiebeveiliging veiligstellen, terwijl we weten dat het daar nu nog aan schort, als dat straks de verantwoordelijkheid van de deelraden is? Het tweede punt betreft de Dienst Werk en Inkomen. In de stukken wordt gezegd dat de Dienst Werk en Inkomen weliswaar in het eerste deel van 2004 op de goede weg was maar daarna een soort dieptepunt doormaakte. Nu is dat een verschijnsel wat wel vaker voorkomt bij organisaties die aan het reorganiseren zijn. Maar tegelijkertijd moet dat tot zorg leiden. Bij mij leidt dat in ieder geval tot zorg. We doen een poging om hier een dienst op te zetten waar vele tienduizenden mensen in Amsterdam van afhankelijk zijn en die zowat de grootste omzet heeft van alle diensten en onderdelen die we in Amsterdam hebben. Ik wil het College vragen om ons toe te zeggen dat daar de grootste aandacht naar toegaat en om te zorgen dat wij daar geen problemen zullen krijgen in de naaste toekomst. Een derde punt betreft de Noord-Zuidlijn en het voorzichtigheidsprincipe. Ik wil het College vragen om ons nog eens uit te leggen waarom het van mening is dat de manier waarop hier wordt omgegaan met het inboeken van opbrengsten van een garage die nog gebouwd moet worden goed en voorzichtig is. Ik heb daar ernstige twijfels bij. Het laatste punt betreft de kwestie van de kwaliteitsslag. Het College schrijft dat deze operatie met succes is afgerond. De heer Reuten heeft er ook al vraagtekens bij gezet. Als het College een cijfer moet geven voor de o peratie Kwaliteitsslag, welk cijfer zou het daaraan geven op een schaal van 1 tot 10?
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Bruines.
 
 Mevr. BRUINES: Ik zal namens D66 het woord voeren bij dit onderwerp omdat de heer Yurdakul als financieel woordvoerder deel uitmaakt van de Rekeningencommissie. Namens D66 dank voor de rekening en het jaarverslag. Dank aan de afdeling Financiën voor de beantwoording van vragen van onze fractie. En zeker ook dank aan de Rekeningencommissie en de ACAM die zich weer uitstekend van hun taak gekweten hebben. Dit is de laatste behandeling van de rekening in deze raadsperiode en dat roept dan ook de vraag op of dit College zijn doelstellingen heeft bereikt, of dat daar dit jaar uitzicht op is. We hebben uiteindelijk nog een paar maanden te gaan. Als wij spreken over “Het resultaat telt”, is natuurlijk de eerste vraag: wat is nu precies een resultaat? Het uitgetrokken geld is en wordt uitgegeven. In de verantwoording van de verschillende resultaatgebieden zien we soms als resultaat dat een plan van aanpak gereed is, dat er een aantal trajecten is opgestart en dat met het beschikbaar stellen van de in het programakkoord opgenomen bedragen daarmee dat akkoord is afgerond. In het algemeen kunnen we constateren dat de rekening steeds inzichtelijker wordt. Dat is positief. De reserves en voorzieningen worden ook steeds overzichtelijker gepresenteerd en daar zijn wij ook heel blij om. Wij zien dat ook als een deel van de uitvoering van de in oktober 2003 aangenomen motie van D66. Toch is D66 van mening dat we er nog niet zijn met wat we nu hebben. We willen natuurlijk uiteindelijk ook weten of het veiliger wordt. Is de Amsterdamse economie weerbaarder en vitaler? Gaat de arbeidsmarkt beter functioneren? Raken oud- en nieuwkomers ingeburgerd? Daar zijn uiteindelijk de inspanningen op gericht. Wij zijn dan ook blij met instrumenten en monitors als de Staat van de stad, die ons daar inzicht in kunnen geven.
  Met de invoering van het dualisme is in het kader van de uitwerking van de controlefunctie van de Raad het controle-instrumentarium in de Gemeentewet aangepast. We hebben een onafhankelijke Rekenkamer die voor de Raad inzicht geeft in doeltreffendheid en doelmatigheid van het gemeentelijke beleid en functioneren. De eerste onderzoeken zullen ons binnenkort bereiken. De evenknie van het College op dit terrein is vastgelegd in artikel 213a van de Gemeentewet. Dat heeft geleid tot een verordening die door de Raad in 2004 is vastgesteld. De Gemeentewet en die verordening zeggen dat het College zelf verantwoordelijk is voor het toetsen van de doeltreffendheid en de doelmatigheid en ten behoeve van die toetsing en onderzoek een meerjarig programma prestatiemeting dient op te stellen en daarover de Raad informeert bij de rekening en begroting. De bedoeling daarvan is natuurlijk dat we niet alleen kijken of het geld is uitgegeven waarvoor het bedoeld was, maar ook: heeft het effect gehad? En, en dat is eigenlijk het belangrijkste, hebben we dat op de meest verstandige manier georganiseerd? En daar bij gaat het om de bedrijfsvoering en de uitvoering van het beleid. Dit onderdeel missen wij nog in de rekening en we hebben dat ook in de begroting voor 2006 niet gezien. Dat heeft uiteindelijk te maken met een lerende organisatie zijn. Kunt u ons aangeven wanneer u uitvoering aan die verordening gaat geven? En de vraag aan de Rekeningencommissie is: hoe kijkt de Rekeningencommissie hier tegenaan? Het grappige is dat er volgens ons een voorbeeld is waar u in feite al uitvoering hebt gegeven aan die wet, namelijk ten aanzien van het woningbouwbeleid. De Grote Vereenvoudiging is een uitstekend voorbeeld van aanpassen van de manier van werken om het gewenste resultaat op een betere manier te bereiken. En wellicht zou ook het Shared Service Center, wat we straks bespreken, in deze categorie kunnen vallen. Als het om leren gaat, acht D66 ook nog verbetering mogelijk door het gebruik van aanbevelingen uit gedane onderzoeken. Dat zijn er veel, de afgelopen jaren, ook vóór deze raadsperiode. Die hebben allemaal geleid tot conclusies van Raad en College dat we daarvan moeten leren en de aanbevelingen moeten gebruiken in beleid en werkwijze. Tot nu toe zie ik eigenlijk alleen de aanbevelingen van de commissie-Herweijer nog wel eens voorbijkomen. Het College constateert in zijn reactie op het Generaal Verslag dat een werkbaar register van verordeningen en wet- en regelgeving de komende tijd een belangrijk aandachtspunt is en gemaakt moet worden. Wat ons betreft is ook hier actie nodig. Bent u bereid de leerpunten uit gedaan onderzoek nog eens te formuleren en ook te gebruiken?
  Er is een aantal resultaten dat volgens ons niet gehaald zal worden en waar wij teleurgesteld over zijn. Het splitsingsbeleid. We hadden die Grote Vereenvoudiging misschien eerder moeten doen, maar het is goed dat zij bestaat. De aandacht voor het groen in de stad is verminderd. De Hoofdgroenstructuur is nauwelijks meer heilig en wordt slechts achteraf door de stadsdelen getoetst. Het is doodzonde dat het fonds Openbare ruimte met allure onderuitputting heeft vertoond. Ik meen dat 1,7 miljoen euro terugvloeit naar de Algemene Middelen, terwijl iedereen dit zo belangrijk vindt. Wethouder voor Groen, hoe heeft dit kunnen gebeuren? Iets over de relatie tussen centrale stad en stadsdelen: in de reactie van het College op het verslag van de Rekeningencommissie zien we op een aantal punten dat het College vaak niet verder komt dan de constatering: tja dat is nu eenmaal de verdeling van de bevoegdheden, we zullen het er nog wel eens over hebben. Dit geldt met name bij de informatiebeveiliging waar anderen het ook al over hebben gehad, maar we merken dat ook bij onderwerpen als de bestedingen aan onderwijshuisvesting, het oudkomersbeleid, de uitwerking van het bestuursakkoord op bepaalde punten. Ook in deze Raad moeten we af en toe constateren dat we deels met lege handen staan. D66 vindt dat niet bevredigend. We begrijpen dat er binnenkort een rapport komt met een evaluatie over de verhoudingen tussen stad en stadsdelen. Daar wachten we op, maar op deze manie r, en ook de manier waarop dat in de rekening staat opgenomen, vinden we het niet bevredigend. Wij willen wel wijzen op de successen die dit College bij de Sociale Dienst heeft behaald. Het rekeningresultaat laat zien dat Amsterdam door een goede invulling van het kabinetsbeleid miljoenen bij de Sociale Dienst bespaard heeft. D66 is blij dat de wethouder voor Werk en Inkomen op een positieve manier gebruikmaakt van deze nieuwe wetgeving. En het laat ook zien dat het aantal ontvangers van bijstand flink is gedaald.
  Ik heb nog een paar korte punten waar wij graag de reactie van het College op horen. Wat betreft het voorzichtigheidsprincipe sluit ik mij aan bij anderen die daar opmerkingen over gemaakt hebben, met uitzondering van de VVD. De kosten ten laste van het rekeningresultaat. De heer Reuten heeft er ook het een en ander over gezegd. Het College doet voorstellen om een aantal zaken ten laste te brengen van het rekeningresultaat. Wij vinden dat daar zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Wij stellen in ieder geval voor om de 1 miljoen euro van Wij Amsterdammers, zeker ook gezien de afspraken in het raadsdebat van drie weken geleden, op dit moment niet in de rekening te bestemmen. Dat moeten we bij de behandeling van de Voorjaarsnota doen. Wat ons betreft kunnen we dan alsnog besluiten om een deel daarvan ook dit jaar uit te geven, maar gezien de eerdere besluiten in deze Raad, is dit geen goed punt. Een ander punt is de dotatie risico voor de Wet werk en bijstand.
(De heer VAN STRAATEN: Zij stelt voor om die 1 miljoen euro via de Voorjaarsnota beschikbaar te laten komen, eventueel in 2005, maar dat lijkt mij in strijd met de systematiek van de Voorjaarsnota.)
  Dat ben ik met u eens. Het rare is dat het ook in strijd met de systematiek is dat wij hebben gezegd om in alle raadscommissies te gaan bekijken of de bestedingen die vastzitten aan die 1 miljoen euro ook in het actieplan Wij Amsterdammers thuishoren. Dan lijkt het mij niet meer dan logisch dat wij op dit moment niet kunnen besluiten dat toe te voegen aan Wij Amsterdammers. Desnoods stellen we dit deel van de rekening uit tot de behandeling van de Voorjaarsnota. Ik snap uw bezwaar wel, maar het is ook niet ordelijk om het nu wel vast te stellen, gezien de eerdere besluitvorming.
(De heer VAN STRAATEN: Maar als wij zouden besluiten om dat bij de Voorjaarsnota te behandelen, dan kunnen die uitgaven niet gedaan worden dit jaar. Een alternatief is om dit geld via de jaarrekening beschikbaar te houden en het feitelijke besluit over de aanwending af te laten hangen van de bespreking van het programma Wij Amsterdammers.)
  Misschien is dat een betere oplossing. Het gaat ons erom dat we nu niet in de rekening willen besluiten dat die 1 miljoen euro naar Wij Amsterdammers gaat, gezien het besluit dat de Raad vorige keer heeft genomen. Als uw oplossing beter is, dan heb ik daar geen enkel bezwaar tegen.
(De heer REUTEN: Ik ben het met mevrouw Bruines eens dat de rekening niet bedoeld is als een tweede verdeelmoment met prioriteiten die een bestuurlijke accordering vereisen of waar een politieke of beleidsmatige afweging nodig is. Maar vindt u dan niet, gezien uw opmerking over Wij Amsterdammers, dat ook de andere drie door mij genoemde posten daar onder vallen?)
 Ja, in principe wel.
(De heer REUTEN: Dus een amendement in die richting zou u wellicht ondersteunen?)
  Dat zou heel goed kunnen, ja. Waarbij ik me wel kan voorstellen dat je bij een aantal van die posten nu wel het besluit zou moeten nemen om in 2005 dat geld ook te kunnen uitgeven. Daar wil ik dan ook de reactie van het College op horen.
(De heer VAN DER MEER: Dat betekent dan dat je het uit de lopende rekening van 2005 moet doen en dan moet je dus kiezen om iets anders niet te doen. Dat is de afweging die u maakt. U kunt niet zeggen: we doen dat in de Voorjaarsnota 2006 en vervolgens geven we het in 2005 uit.)
  Nee dat ben ik met u eens. Dus in die zin moet het ook niet onder de systematiek van de Voorjaarsnota vallen, omdat het gaat om een eerste aanzet naar de begroting voor 2006. Dat ben ik met u eens. Maar over Wij Amsterdammers hebben wij in de vorige raadsvergadering besluiten genomen en volgens ons is het besluit wat hier voorligt in die zin onordelijk. En wat betreft de punten die de heer Reuten aanhaalt: het kan. Het is ook niet voor het eerst dat dit gebeurt. Als we een overschot op de rekening hebben dat we kunnen gebruiken voor iets dat dit jaar opgekomen is en wat we dit jaar nog willen dekken, dan vind ik dat we dit als Raad in overweging moeten kunnen nemen. Ik wacht uw amendement even af, maar wij zijn het eens met de systematiek die u aangeeft. Ik was bezig met de dotatie voor de Wet werk en bijstand. Het College stelt voor, 75% van het maximale risico dit jaar te dekken en de rest eventueel volgend jaar. D66 is eigenlijk van mening dat die nieuwe werkwijze en de Wet werk en bijstand aantonen dat het eigenlijk heel goed gaat in Amsterdam en nog beter zal gaan de komende tijd als het systeem goed op orde is. Daarom zien wij de noodzaak voor die risicodekking van 75% op dit moment eerlijk gezegd niet zo. U stelt voor om 15 miljoen euro extra toe te voegen en wij stellen voor om dat maar even niet te doen. Daar heb ik straks een amendement voor. Het saldo terugvorderingen van de Sociale Dienst is opnieuw gestegen, maar de voorziening voor die vordering is ook verhoogd met 15 miljoen euro. Kan de wethouder dit toelichten? Of verwacht u op korte termijn nog heel veel extra oninbare vorderingen? Over de aanbestedingen is het nodige gezegd. Wij delen de zorgen en de opmerkingen die daar over gemaakt zijn. In het algemeen hebben wij grote zorgen over het achterblijven van de Amsterdamse economie in nationaal en internationaal perspectief. Dat heeft aandacht gehad. Het gaat al iets beter. Door het College is volgens ons terecht veel aandacht besteed aan het belang van de creatieve en kennisstad voor de ontwikkeling van de Amsterdamse economie. Wij zien daar weinig van terug in de rekening. Wij komen daar bij de Voorjaarsnota nog wel aan toe. Wat ons betreft wordt het rekeningresultaat 76,1 dan wel 77,1 miljoen euro, al naar gelang wat wij over Wij Amsterdammers besluiten. Dat komt dus ook bij de Voorjaarsnota aan de orde en daar zal van ons een aantal voorstellen komen op het gebied van kennis, creativiteit, groen en onderwijs.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Er is natuurlijk al een heleboel gezegd en ook wij kunnen in grote lijnen ondersteunen wat andere partijen gezegd hebben, maar voornamelijk ook wat de Rekeningencommissie vandaag verwoord heeft. Ik wil er toch een punt uitlichten. De stadsdelen natuurlijk, de favoriet van de Burgemeester. Er is een onderzoek van PricewaterhouseCoopers over het bestuurlijk stelsel. Daar zijn we uiteraard erg blij mee. Wij zullen de uitkomsten daarvan afwachten. Er is echter één punt dat ons ernstig zorgen baart en dat zijn de Europese aanbestedingen, ook binnen de stadsdelen. Het lijkt erop dat de laatste tijd vaak opdrachten die aanbesteed moeten worden, in kleinere stukjes opgedeeld worden om zodoende de Europese aanbesteding te ontlopen. Ik heb begrepen dat dat volgens de wet niet kan. Toch blijkt dat dit binnen de stadsdelen vaker voorkomt. Volgens ons is in de stadsdelen te weinig juridische kennis aanwezig wat betreft de Europese aanbestedingen. Pas geleden hebben bijvoorbeeld De Baarsjes, Oud-West en Geuzenveld/Slotermeer besloten om gezamenlijk de drie stadsdelen te laten reinigen. Maar volgens ons is de opdracht zo groot dat die Europees aanbesteed moet worden. Uiteindelijk is natuurlijk de centrale stad verantwoordelijk voor de claims die binnen gaan komen. Ik wil het College opdragen vooral de Europese aanbesteding iets beter onder de loep te nemen, want wij zijn bang dat we in de toekomst geconfronteerd worden met tamelijk hoge boetes. Ik wil daar graag de mening van het College over horen. Mevrouw Bruines had het net al over de Hoofdgroenstructuur. We praten regelmatig over de luchtkwaliteit in Amsterdam. Wij denken dat het openbare groen belangrijk is voor Amsterdam, vooral de bomen. Wij vinden dat groengebieden zoveel mogelijk gespaard moeten worden. Wij vinden het jammer dat dat deels in handen van de stadsdelen is. Wij hadden liever gezien dat dat onder de centrale stad zou vallen. Bomen hebben een grote invloed op de luchtkwaliteit, daar moeten we ook eens aan denken. We moeten niet alleen oog hebben voor torenflats, maar ook aan de natuur denken. Wij hebben het kort gehouden, ik denk dat het duidelijk is en wij wachten de reactie van het College af.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
30o   Amendement van 22 juni 2005 van het raadslid Zafer Yurdakul inzake de jaarrekening over 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 348).
 
 De VOORZITTER: Het amendement maakt deel uit van de beraadslagingen.
 
 De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Na zeven jaar lid te zijn geweest van de Rekeningencommissie moet ik u zeggen dat het heel bijzonder is om aan de andere kant te staan. Wij zijn als kleine fractie de afgelopen tijd door de ACAM onder de loep genomen en wij hebben daar een heleboel van geleerd. Wij hebben op onze grondvesten geschud. Je vraagt je af waarom een College en alle diensten die daar achter zitten ook niet op hun grondvesten schudden als ze de rapporten van de Rekeningencommissie zien. Elk jaar hoor je weer: volgend jaar gaat het beter. Wij hopen natuurlijk dat wij volgend jaar kunnen zeggen dat het allemaal in orde is. Ik lees hier dingen die ik elk jaar weer in de ene functie heb gezien en waarover ik nu in die andere functie opmerkingen moet maken omdat wij nog niet zo groot zijn. Twee dingen vind ik heel belangrijk. De informatiebeveiliging van een aantal diensten betrek ik even op onze eigen fractie. Wij hebben ook meegemaakt wat er kan gebeuren als je kas niet op slot zit en mensen met spullen weg kunnen lopen. Ik hoop dat deze wethouder en ook de wethouder voor P&O volgend jaar bij al die diensten kan zeggen dat de informatiebeveiliging van personele gegevens van de gemeente Amsterdam bijna allemaal perfect is. Dat is toch je basis als gemeente Amsterdam. Op de tweede plaats de Europese regels. Als je logisch denkt dan kun je op een bepaalde manier met die regels omgaan. Als je het strikt bekijkt dan moet je er anders mee omgaan. Ik denk dat wij de komende tijd met het College moeten praten over hoe je omgaat met Europese regels en wat in de toekomst de mogelijkheden voor de gemeente zijn. Veel andere vragen zijn al gesteld. Ik wil nog even alle collega’s in de Rekeningencommissie bedanken, zeker omdat ik het afgelopen jaar door letsel af en toe verhinderd was.
 
 De VOORZITTER: Daarmee is de eerste termijn van de punten 9A tot en met 9D voltooid voor de Raad. Ik stel voor dat wij nu schorsen tot 19.30 uur.
 
De vergadering wordt van 17.00 uur tot 19.30 uur geschorst.
 



INDEX
 
 

319 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake de kredietaanvraag t.b.v. de aankoop van het terrein Crompton aan de Mainhavenweg  2
320 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 tot het verlenen van ontslag van een lid van de Algemene Programma Raad (APR)  2
322 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 tot vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening over 2004  39
323 Reactie van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 op het verslag van de Rekeningencommissie over de gemeenterekening over 2004 en op het Generaal Verslag over de controle van de gemeenterekening over 2004  39
324 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 tot vaststelling van de jaarrekeningen over 2004 van de stadsdelen  39
325 Verslag van de Rekeningencommissie van 25 mei 2005 over de jaarrekening over 2004  39
326 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake besluitvorming Stichting CIAO-STAMPEI: toekenning subsidie 2006   2
330 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 tot beschikbaarstelling van een krediet voor de renovatie van snelfilters van de voorzuiveringsinstallatie Loenderveen  2
331 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake beleidsvereenvoudiging particuliere woonbestemmingen  33
332 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake besteding van het erfpachtdeel van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting en nadere invulling Aanvullend Convenant Erfpacht  3
333 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake de herziene grondexploitatie 1e fase Czaar Peterstraat en Conradstraat  3
334 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 inzake Amsterdams Hoogbouwbeleid  35
335 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 betreffende een voorbereidingsbesluit partiële herziening van het Algemeen Uitbreidingsplan Amsterdam (AUP) en het bestemmingsplan Buitengebied Diemen t.b.v. de tweede fase IJburg  3
336 Preadvies van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 op de notitie van de raadsleden de heer H.Bakker en de heer H.H.G Bakker inzake de bepaling voor het werken op hoogte in het Convenant Arbeidsomstandigheden Glazenwassersbranche (nr. 42 van 2003)  38
337 Notitie van de raadsleden mevr. Asante en mevr. Schaapman van 2 juni 2005, getiteld: Het onzichtbare zichtbaar gemaakt, Prostitutie in Amsterdam  3
338 Notitie van het raadslid mevr. Alberts van 2 juni 2005, getiteld: EU-dienstenrichtlijn ondermijnt lokale autonomie  3
339 Notitie van het raadslid de heer Van Poelgeest van 2 juni 2005 inzake een plan voor coalitieverkiezingen in Amsterdam  3
340 Notitie van de raadsleden mevr. Alberts, de heer Van Poelgeest en mevr. Bruines van 2 juni 2005, getiteld: een Centrale Ondernemingsraad (COR) per omgaande  4
344 Interpellatie van de raadsleden dhr. H. Bakker, dhr. H.H.G. Bakker van maandag 20 juni 2005 inzake: Interpellatie H.H.G. Bakker en H. Bakker over de politieke invloeden en de onafhankelijke positie van de gesubsidieerde televisie als Salto en AT5  9
345 Interpellatie van het raadslid de heer Haffmans van 21 juni 2005 inzake de ontruiming van het pakhuis Afrika  12, 32
346 Interpellatie van het raadslid de heer Asscher inzake polarisatie op scholen  21
Amendement van 22 juni 2005 van het raadslid Zafer Yurdakul inzake jaarrekening 2004  52
Bezwaarschrift van Van Doorne van 25 mei 2005 betreffende het gemeentelijk voorkeursrecht gevestigd op een perceel op de locatie Overamstelzone  6
Mondeling vragenuurtje  8
Motie van 21 juni 2005 van het raadslid Haffmans inzake de interpellatie over de ontruiming van het pakhuis Afrika  21
Motie van 22 juni 2005 van de raadsleden Asscher, Schaapman, Van der Burg en Spee-Rouppe van der Voort inzake de toenemende polarisatie op scholen  23
Motie van 22 juni 2005 van de raadsleden Buurma-Haitsma en Goring inzake de raadsvoordracht Vereenvoudiging erfpachtbeleid  33
Raadsadres van Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling (ARS) van 30 mei 2005 inzake de nota Hoogbouw, beleid en instrument  6
Raadsadres van bewonersvereniging Oud West van 18 mei 2005 over De Hallen  4
Raadsadres van C.M. Schimmelpennink van 26 mei 2005 inzake de verkoop van sociale huurwoningen door woonstichting De Key  7
Raadsadres van de stadsdeelvoorzitters van de stadsdelen Slotervaart, Bos en Lommer, Osdorp en Geuzenveld/Slotermeer van 2 juni 2005 inzake ISV-budget Stedelijke Vernieuwing  7
Raadsadres van de Stichting Vrije Recreatie van mei 2005 inzake de voorgenomen afschaffing van de Wet op Openluchtrecreatie  4
Raadsadres van drs. R.F. Dwars, adjunct-directeur van de Kamer van Koophandel Amsterdam, van 20 juni 2005 inzake de beleidsvereenvoudiging van het erfpachtbeleid  8
Raadsadres van E.P. Blaauw van 9 mei 2005 inzake discrepantie in het huidige woon-botenbeleid.  7
Raadsadres van FNV Bondgenoten van 13 mei 2005 inzake de verbouwing van het Rijksmuseum  6
Raadsadres van H. Plemper van 20 april 2005 inzake ziektekostenverordening  7
Raadsadres van I.M.R. van Ootmarsum en J.B.J. Truyens, namens de Vereniging van Huis Eigenaren (V.V.E.) Biesbosch nummers 1 tot en met 79, van 2 juni 2005 over het voornemen om lijn 5 op te heffen  7
Raadsadres van J. Harinck, namens het Comité Stop de Afbraak van de Sociale Huisvesting, van 11 mei 2005 inzake de gevolgen van de plannen van minister Dekker voor de stad Amsterdam  4
Raadsadres van K. Lakerveld van 29 mei 2005 over de IJtram  6
Raadsadres van mevr. N. Eijgenraam van 17 maart 2005 inzake de Combino versus gemeentebelastingen en raadsverkiezingen  7
Raadsadres van R.J. Lindhout van 31 mei 2005 inzake planschade Westpoort  7
Raadsadres van S. Altink, beleidsmedewerker van de Rode Draad, van 24 mei 2005 houdende een reactie op de notitie van het raadslid mevr. Schaapman over wantoestanden in de prostitutie  6
Raadsadres van T. Stobbe van 30 mei 2005 inzake een klacht over de Dienst Persoonsgegevens  6
Raadsadres van V. Feith, A. Nieuwenhuis en M. Ponte, namens Damoclash, van 4 mei 2005 inzake bestuurlijke dwang  4
Raadsadres van vereniging stadsvervoerbelang van 10 juni 2005 inzake handhaving tramlijn 5  7
Raadsadres van vereniging Vrienden van de Amsterdamse binnenstad van 13 juni 2005 inzake concept-beleidsnota hoogbouw beleid en instrument hoogbouweffectrapportage  7
Schrijven van de voorzitter van het Presidium, mevrouw W.I. Codrington, van 20 juni 2005 betreffende de stand van zaken rond de uitvoering van de motie-Asscher c.s. (nr. 250 van 2005)  8
Schrijven van het raadslid de heer Haffmans van 24 mei 2005 inzake benoeming in twee raadscommissies  8
Vraag van het raadslid de heer J.L. Bakker inzake de verplichting tot aanbesteding van het openbaar vervoer.  8
 

 
Opmerking:
De nummers 319 e.v. die in deze index vermeld staan, corresponderen met de nummers van afdeling 1 van het Gemeenteblad.