OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 22 JUNI 2005.
Aanwezig
: de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de
heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer J.L. Bakker (SP), de
heer Brinkman (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr.
Buurma-Haitsma (VVD), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), de
heer Flos (VVD), de heer Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer
Haffmans (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Isik (VVD), de heer Jamari
(PvdA), de heer Klerks (PvdA), de heer Manuel (D66), de heer Van der Meer
(GroenLinks), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman
(PvdA), de heer Olmer (CDA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum
Mobiel PvdB), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer
Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr.
Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der
Voort (CDA), de heer Van Straaten (VVD), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der
Wieken-de Leeuw (VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66), de
heer Zati Yurdakul (PvdA) en de heer Zwart (GroenLinks). Afwezig
: mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD) en de heer Marres (PvdA).
Aanwezig
: de wethouders de heer Aboutaleb (PvdA), mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der
Horst (VVD), mevr. Griffith (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Stadig (PvdA).
Afwezig: geen der wethouders.
Middagzitting op woensdag 22 juni 2005.
Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester
, alsmede het raadslid de heer Nederveen, plaatsvervangend voorzitter.
Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
Verslaglegging: Notuleerservice Nederland.
De VOORZITTER:
Ik open de vergadering van de Gemeenteraad. 1
Mededelingen. De VOORZITTER:
Ik deel u mede dat er sprake zal zijn van een middag- en een avondzitting. Er
is bericht van verhindering van mevrouw Van der Garde en mevrouw Geerdink. Na
de hamerstukken gaan wij eerst de mondelinge vragen en de interpellaties
houden. Daarna gaan wij eerst de punten 15, 16, 17, 18 en 19 behandelen
voorzover die niet gehamerd zijn. Dit in verband met het vertrek van wethouder
Stadig vanavond naar Dublin, samen met de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Daarna gaan wij verder met de
punten die betrekking hebben op de rekening.
2 Notulen van de raadsvergadering van 1 juni 2005.
De notulen worden goedgekeurd. 3
Vaststelling van de agenda.
De punten 4, 5, 5A, 5B en 5C
worden even aangehouden. 6
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake de kredietaanvraag t.b.v. de aankoop van het terrein Crompton aan de
Mainhavenweg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 319).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 319 van afd. 1 van het
Gemeenteblad. 7
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 tot
het verlenen van ontslag van een lid van de Algemene Programma Raad (APR)
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 320).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 320 van afd. 1 van het
Gemeenteblad. De punten 7A, 8, 9A
, 9B, 9C, 9D en 9E worden even aangehouden.
(Mevr. CODRINGTON:
De punten 9 A tot en met D worden gevoegd behandeld, punt 9E wordt apart
behandeld.) 10
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake besluitvorming Stichting CIAO-STAMPEI: toekenning subsidie 2006
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 326).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 326 van afd. 1 van het
Gemeenteblad. De punten 11, 12 en 13
worden even aangehouden. 14
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 tot
beschikbaarstelling van een krediet voor de renovatie van snelfilters van de
voorzuiveringsinstallatie Loenderveen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 330).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 330 van afd. 1 van het
Gemeenteblad. Punt 15 wordt even aangehouden.
16
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake besteding van het erfpachtdeel van het Stimuleringsfonds
Volkshuisvesting en nadere invulling Aanvullend Convenant Erfpacht
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 332).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 332 van afd. 1 van het
Gemeenteblad. 17
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake de herziene grondexploitatie 1e fase Czaar Peterstraat en Conradstraat
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 333).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 335 van afd. 1 van het
Gemeenteblad. Punt 18 wordt even aangehouden.
19
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
betreffende een voorbereidingsbesluit partiële herziening van het Algemeen
Uitbreidingsplan Amsterdam (AUP) en het bestemmingsplan Buitengebied Diemen
t.b.v. de tweede fase IJburg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 335).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 333 van afd. 1 van het
Gemeenteblad. Punt 20 wordt even aangehouden.
4
Mededeling van de ingekomen stukken. 1o
Notitie van de raadsleden mevr. Asante en mevr. Schaapman van 2 juni 2005,
getiteld: Het onzichtbare zichtbaar gemaakt, Prostitutie in Amsterdam
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 337).
Besloten wordt, deze notitie in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen om preadvies. 2o
Notitie van het raadslid mevr. Alberts van 2 juni 2005, getiteld:
EU-dienstenrichtlijn ondermijnt lokale autonomie (Gemeenteblad afd. 1, nr.
338).
Besloten wordt, deze notitie in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen om preadvies. 3o
Notitie van het raadslid de heer Van Poelgeest van 2 juni 2005 inzake een plan
voor coalitieverkiezingen in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 339).
Besloten wordt, deze notitie in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen om preadvies. 4o
Notitie van de raadsleden mevr. Alberts, de heer Van Poelgeest en mevr. Bruines
van 2 juni 2005, getiteld: een Centrale Ondernemingsraad (COR) per omgaande
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 340).
Besloten wordt, deze notitie in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen om preadvies. 5o
Raadsadres van V. Feith, A. Nieuwenhuis en M. Ponte, namens Damoclash, van 4
mei 2005 inzake bestuurlijke dwang.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en
Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en
Bestuurlijk Stelsel. 6o
Raadsadres van J. Harinck, namens het Comité Stop de Afbraak van de
Sociale Huisvesting, van 11 mei 2005 inzake de gevolgen van de plannen van
minister Dekker voor de stad Amsterdam.
Voorgesteld wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
De VOORZITTER:
Met betrekking tot ingekomen stuk 6, het adres van J. Harinck namens het
Comité Stop de Afbraak van de Sociale Huisvesting, verzoekt de heer
Haffmans dit adres in handen te stellen van het College van Burgemeester en
Wethouders ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Stedelijke
Ontwikkeling en Waterbeheer. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Stadig. Wethouder
STADIG:
Dat kan. We hebben het al een paar keer behandeld, maar het kan nog wel een
keer.
Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van het College van Burgemeester
en Wethouders ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Stedelijke
Ontwikkeling en Waterbeheer. 7o
Raadsadres van de Stichting Vrije Recreatie van mei 2005 inzake de voorgenomen
afschaffing van de Wet op Openluchtrecreatie.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Milieu, Openbare Ruimte en Groen, Sport en
Recreatie en Bedrijven. 8o
Raadsadres van bewonersvereniging Rond de Hallen Oud-West van 18 mei 2005 over
De Hallen.
Voorgesteld wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
De VOORZITTER:
Met betrekking tot ingekomen stuk 8, het adres van W. Wisman en mevrouw Klomp,
namens bewonersvereniging Rond de Hallen Oud-West inzake De Hallen, verzoeken
de raadsleden Haffmans en Manuel dit adres in handen te stellen van het College
van Burgemeester en Wethouders ter afdoening na behandeling in de Commissie
voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer. De heer J.L. Bakker verzoekt dit
adres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter
afdoening na behandeling van het concept-antwoord in de Commissie voor
Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Stadig. Wethouder
STADIG:
Wij gaan hier helemaal niet over, dus ik weet niet wat wij zouden moeten
behandelen. Het College zal ongetwijfeld antwoorden dat men wordt doorverwezen
naar het stadsdeel. Ik ontraad om dat in de commissie te behandelen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer J.L. Bakker.
De heer J.L. BAKKER:
Ik raad dat aan omdat afgeweken wordt van het Structuurplan. Ik ben wel
benieuwd wat het College daarvan vindt en ik wil er ook wel iets over zeggen.
Het plan dat wij ooit onder ogen hebben gezien, was heel anders dan het plan
dat nu door de stadsdeelraad is vastgesteld. De
VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
Wethouder STADIG:
Ik kan mij niet voorstellen dat dit plan in strijd zou zijn met het
Structuurplan. Kennelijk heeft men dat als argument verzonnen. Het lijkt mij
allemaal vruchteloos, maar als men dit wil, dan kan het.
De VOORZITTER:
Ik heb niet het idee dat er behoefte is aan behandeling in de commissie.
De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker. De heer
H.H.G. BAKKER:
Wij willen het gewoon behandelen. Het gaat niet alleen om het Structuurplan.
De procedure voor de milieueffectrapportage (MER) is volgens het eerste plan
getoetst en niet volgens het tweede plan. (Wethouder STADIG:
Wij gaan niet over de MER-procedure van het stadsdeel.)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel.
De heer MANUEL:
De heer Stadig heeft gelijk dat wij er als commissie en als Gemeenteraad niet
over gaan, maar wij willen er in de commissie graag een keer over praten. Dat
kan natuurlijk nooit kwaad, meneer Stadig. De
VOORZITTER: Maar dan moet u het agenderen. (De heer MANUEL:
Dat is ook de bedoeling. Wij willen het via deze wijze agenderen.)
Dan moet dat misschien niet aan de hand van dit stuk, maar dan moet de
commissie dat zelf agenderen als zij daar over wil praten.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
De heer HAFFMANS:
Dat hoeft helemaal niet. Als wij als Raad of als commissie over dit stuk
willen praten dan kunnen we het bij dezen agenderen. De
VOORZITTER:
Dat kan, maar dan gaan wij daar nu even over stemmen. Wie wil dat dit stuk in
de commissie behandeld wordt? Willen de voorstanders hiervan gaan staan?
Ik constateer dat dit verzoek is verworpen met de stemmen van de SP, Amsterdam
Anders/De Groenen, GroenLinks, D66, Leefbaar Amsterdam en Mokum Mobiel
vóór.
Híer wordt dus niet besloten dat het behandeld wordt. Het is aan de
commissie om te beslissen wat zij doet. 9o
Raadsadres van FNV Bondgenoten van 13 mei 2005 inzake de verbouwing van het
Rijksmuseum.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Zorg, Cultuur, Lokale Media en Monumenten.
10o
Raadsadres van S. Altink, beleidsmedewerker van de Rode Draad, van 24 mei 2005
houdende een reactie op de notitie van het raadslid mevr. Schaapman over
wantoestanden in de prostitutie.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en
Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en
Bestuurlijk Stelsel. 11o
Bezwaarschrift van Van Doorne van 25 mei 2005 betreffende het gemeentelijk
voorkeursrecht gevestigd op een perceel op de locatie Overamstelzone.
Besloten wordt, dit bezwaarschrift in handen te stellen van de Commissie voor
bezwaar- en beroepschriften om advies. 12o
Raadsadres van T. Stobbe van 30 mei 2005 inzake een klacht over de Dienst
Persoonsgegevens.
Voorgesteld wordt, dit adres in handen van de Burgemeester te stellen ter
afdoening. De VOORZITTER:
Met betrekking tot ingekomen stuk 12, het adres van T. Stobbe inzake een
klacht over de Dienst Persoonsgegevens, verzoekt de heer Haffmans dit adres in
handen te stellen van het College ter afdoening na behandeling in de Commissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid,
Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel.
Daar heb ik geen bezwaar tegen.
Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van het College ter afdoening na
behandeling in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid,
Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel.
13o
Raadsadres van K. Lakerveld van 29 mei 2005 over de IJtram.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur,
Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie.
14o
Raadsadres van Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling (ARS) van 30 mei 2005
inzake de nota Hoogbouw, beleid en instrument (aanvullend toetsingskader op
Structuurplan).
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 334 van 2005, punt 18
van de agenda. 15o
Raadsadres van C.M. Schimmelpennink van 26 mei 2005 inzake de verkoop van
sociale huurwoningen door woonstichting De Key.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
16o
Raadsadres van I.M.R. van Ootmarsum en J.B.J. Truyens, namens de Vereniging van
Huis Eigenaren (V.V.E.) Biesbosch nummers 1 tot en met 79, van 2 juni 2005
over het voornemen om lijn 5 op te heffen.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen
voorstellen terzake. 17o
Raadsadres van R.J. Lindhout van 31 mei 2005 inzake planschade Westpoort.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur,
Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie.
18o
Raadsadres van de stadsdeelvoorzitters van de stadsdelen Slotervaart, Bos en
Lommer, Osdorp en Geuzenveld/Slotermeer van 2 juni 2005 inzake ISV-budget
Stedelijke Vernieuwing.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen
voorstellen terzake. 19o
Raadsadres van mevr. N. Eijgenraam van 17 maart 2005 inzake de Combino versus
gemeentebelastingen en raadsverkiezingen.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Milieu, Openbare Ruimte en Groen, Sport en
Recreatie en Bedrijven. 20o
Raadsadres van E.P. Blaauw van 9 mei 2005 inzake discrepantie in het huidige
woon-botenbeleid.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord te zenden
aan de leden van de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer.
21o
Raadsadres van vereniging stadsvervoerbelang van 10 juni 2005 inzake handhaving
tramlijn 5.
Besloten wordt, dit adres in handen van het College van Burgemeester en
Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen
voorstellen terzake. 22o
Raadsadres van H. Plemper van 20 april 2005 inzake ziektekostenverordening.
Besloten wordt, dit adres in handen van de Burgemeester te stellen ter
afdoening. 23o
Raadsadres van vereniging Vrienden van de Amsterdamse binnenstad van 13 juni
2005 inzake concept-beleidsnota hoogbouw beleid en instrument
hoogbouweffectrapportage.
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 334 van 2005, punt 18
van de agenda. 24o
Schrijven van het raadslid de heer Haffmans van 24 mei 2005 inzake benoeming in
twee raadscommissies.
Besloten wordt, dit schrijven in handen van de Gemeenteraad te stellen ter
afdoening. 25o
Schrijven van de voorzitter van het Presidium, mevrouw W.I. Codrington, van 20
juni 2005 betreffende de stand van zaken rond de uitvoering van de
motie-Asscher c.s. (nr. 250 van 2005).
Voorgesteld wordt, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen.
De VOORZITTER:
Met betrekking tot ingekomen stuk 25, de brief van het presidium met
betrekking tot de stand van zaken rond de uitvoering van de motie-Asscher,
verzoekt mevrouw Van Oudenallen dit schrijven te behandelen in een besloten
vergadering in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid,
Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel en
verzoekt de heer H. Bakker dit schrijven heden te behandelen in de
Gemeenteraad. Het presidium heeft voorgesteld dit stuk voor kennisgeving aan te
nemen. De heer Bakker trekt zijn voorstel in. Zijn er leden die mevrouw Van
Oudenallen steunen? (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Ik ga akkoord met het voorstel van het Presidium, omdat ik zojuist pas de
laatste informatie daarover kreeg. Ik trek mijn voorstel in.
Besloten wordt, dit stuk voor kennisgeving aan te nemen.
26o
Raadsadres van drs. R.F. Dwars, adjunct-directeur van de Kamer van Koophandel
Amsterdam, van 20 juni 2005 inzake de beleidsvereenvoudiging van het
erfpachtbeleid.
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 331 van 2005, punt 15
van de agenda. 5 Mondeling vragenuurtje.
1°
Vraag van het raadslid de heer J.L. Bakker inzake de verplichting tot
aanbesteding van het openbaar vervoer. De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer J.L. Bakker.
De heer J.L. BAKKER:
Vanmiddag bespreekt de Tweede Kamer het voorstel over hoe om moet worden
gegaan met het openbaar vervoer en de daarmee eventueel gepaard gaande
aanbestedingen. Volgende week donderdag wordt daarover gestemd. Nu heeft
minister Peijs daar op 16 juni 2005 een brief over geschreven, waarin zij een
aantal voorstellen deed. Geen enkele daarvan kwam overeen met de wens van de
Amsterdamse bevolking. De bevolking heeft dit in het referendum uitgesproken.
Mijn vraag aan de wethouder is, ook gezien het grote belang voor Amsterdam, of
het College nogmaals het standpunt van de gemeente Amsterdam duidelijk wil
maken aan de leden van de Tweede Kamer. En of het een reactie op de brief aan
de minister geeft. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Van der Horst. Wethouder
VAN DER HORST: Ja. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer J.L. Bakker. De heer
J.L. BAKKER: Dank u, wethouder. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van Poelgeest. De heer
VAN POELGEEST:
Wij zijn niet in de gelegenheid om vragen aan andere partijen te stellen, dus
vraag ik het maar via het College. Heeft het College ook kennis genomen van de
mening van de heer Van der Ham, Tweede Kamerlid voor D66? Die zei dat hij voor
referenda was, maar als de uitslag ons niet aanstaat, dan luisteren we wat
minder naar de bevolking. Hebt u daar kennis van genomen? En welke argumenten
hebt u in stelling gebracht om hem te bestrijden? De
VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Horst.
Wethouder VAN DER HORST:
Het antwoord op de eerste vraag is ja. En op de tweede vraag: de
gebruikelijke argumenten. Wij hebben meerdere malen en op verschillende
manieren uitgebreid met individuele politici in de Tweede Kamer, met fracties
en met de minister besproken hoe wij daar in Amsterdam over denken, zowel
principieel als praktisch. Ons standpunt is bekend, maar of het ook tot een
andere mening leidt is iets anders. In dit geval kennelijk niet.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Bijlsma.
De heer BIJLSMA:
We weten natuurlijk nog niet wat de uitslag van de stemming in de Kamer zal
zijn. Er is door de wethouder en door verschillende fracties het nodige werk
verricht. We weten wel een beetje welke richting het opgaat en het lijkt me van
belang om als de uitslag bekend is in ieder geval in de commissie agenderen
welke consequenties dat voor Amsterdam heeft. We kunnen dan eventueel in de
Raad bespreken hoe we daarmee om kunnen gaan. Bent u daartoe bereid?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van der Horst.
Wethouder VAN DER HORST: Ja.
De VOORZITTER: Dit is een levendig debat. (Wethouder
VAN DER HORST:
Sorry voorzitter, ik krijg altijd op mijn donder van u dat ik zo lang praat.)
Ik trek het in. Wie van de leden wil een aanvullende vraag stellen? Als dat
niet het geval is, hebben we hiermee het mondelinge vragenuur gehad.
5A
Interpellatie van de raadsleden dhr. H. Bakker en dhr. H.H.G. Bakker van
maandag 20 juni 2005 inzake: de politieke invloeden en de onafhankelijke
positie van de gesubsidieerde televisie als Salto en AT5 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 344). De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker. De heer
H.H.G. BAKKER:
Ooit deed raadslid Platvoet een aantal voorstellen voor de oprichting van een
professionele omroep binnen de gemeente Amsterdam. De bedoeling was om meer
onafhankelijke en brede informatie aan de bevolking van Amsterdam te
verstrekken. Sindsdien is er veel gebeurd en vloeien er jaarlijks miljoenen
naar de omroepen Salto en AT5. Het oorspronkelijke doel was de oprichting van
een open kanaal dat alle partijen en gezindten de mogelijkheid bood hun
boodschap aan de Amsterdamse bevolking kenbaar te maken. Inmiddels zijn we een
aantal jaren verder en moet de fractie van Leefbaar Amsterdam constateren dat
de genoemde zenders, en met name AT5, zich qua nieuwsgaring en commentaren
grotendeels laten leiden door de perscommuniqués van de gemeente
Amsterdam. Er is steeds minder aandacht voor de stellingen van vooral de
kleinere politieke partijen. Het Wiens brood men eet, diens woord men
spreekt laat zich meer en meer gelden. Maar men zou zich meer moeten
verdiepen in wat er leeft bij de bevolking en haar vertegenwoordigers. Steeds
weer zien we de kopstukken van de grootste partijen in beeld. Zij verkopen het
gemeentelijke beleid en steunen vanzelfsprekend de coalitie. Veelal fungeert de
fractie van GroenLinks als tegenwicht, als doekje voor het bloeden en
noodzakelijk om voor de buitenwereld de ooit zo belangrijke journalistieke code
van hoor en wederhoor nog een beetje overeind te houden. Omdat het heel
moeilijk is de journalistieke drijfveren voor dit bijna klakkeloos volgen van
de persberic
hten te doorgronden, moeten op dit gebied nieuwe initiatieven worden
ontwikkeld. Hoe voorkom je dat het persapparaat van de gemeente Amsterdam, dat
als propaganda-instituut in menig voormalig Oostblokland niet zou hebben
misstaan, objectieve informatie met de mening van voor- en tegenstanders
blokkeert? En hoe voorkom je dat er voortdurend censuur wordt toegepast op
uitspraken van haar vertegenwoordigende wethouders en hoge ambtenaren? Het zou
van daadkracht getuigen hierover een open discussie te voeren. Daarbij dient
zich echter meteen het probleem aan dat er binnen de bestaande omroepen
nauwelijks zelfstandige en onafhankelijke personen bevinden die de aanzet
zouden durven geven voor zon actie. Daarom wil de fractie van Leefbaar
Amsterdam op dit punt een aantal voorstellen doen aan het College van
Burgemeester en Wethouders. Wij willen hun mening daarover horen in dit
interpellatiedebat aan de vooravond van de gemeentelijke begrotingen, die ook
gaan over de lokale media. Op grond hiervan hebben wij een aantal vragen.
Deelt het College de mening van de fractie van Leefbaar Amsterdam dat het van
het grootste belang is dat er een brede en alles omvattende presentatie van de
binnen de stad levende ideologie mogelijk moet zijn bij de lokale omroepen? Die
worden door de gemeente gesubsidieerd.
Is het College van mening dat de pluriformiteit thans voldoende gewaarborgd is
en dat het als zodanig geen nadere eisen wil stellen aan de
subsidieverstrekking nu en zodra dit weer aan de orde is?
Op politiek terrein constateren de interpellanten dat er steeds minder ruimte
is voor de standpunten van de kleinere partijen binnen de gemeente Amsterdam.
Kan het College aangeven of het op enig terrein invloed heeft op de inhoud van
deze programmering en/of de redactionele vrijheid? Welke garanties kunt u op
dit punt geven?
Vanzelfsprekend heeft ook de fractie van Leefbaar Amsterdam zich op dit punt
laten voorlichten. Zij heeft ook naar oplossingen gezocht om te voorkomen dat
een omroep als AT5 voor de presentatie van haar nieuws terugvalt op het duo
Cohen-Asscher, zoals in de laatste maanden duidelijk het geval is. Zij wil dit
doen door, in navolging van de landelijke publieke omroepen, een deel van de
zendtijd die door de gemeente gesubsidieerd wordt, om te zetten in politieke
zendtijd voor de diverse partijen binnen deze Raad. Daardoor wordt het ook voor
de kleinere partijen mogelijk om hun standpunten aan de Amsterdammers toe te
lichten. Is het College van Burgemeester en Wethouders in staat om op korte
termijn op dit punt overleg te voeren met de betrokken partijen en dit voorstel
in daden om te zetten? Zo nee, waarom niet?
Deelt het College bij een ontkennend antwoord op vraag 4 wel de mening van de
interpellanten dat de vrije nieuwsgaring zoals die thans door de omroepen
gebeurt te weinig ruimte geeft aan de kleinere partijen om hun stem te laten
horen?
Kan het College aangeven wat zijn visie is op het feit dat een omroep als AT5
op korte termijn zelfstandig moet worden, als thans grote subsidiebedragen
nodig zijn om een en ander in de lucht te houden?
Onlangs deed zich bij de presentatie van cijfermateriaal in de Gemeenteraad de
situatie voor dat het geluid van een integraal uitgezonden raadsdebat op Salto
werd onderbroken. Naar verluidt op indicatie van Burgemeester Cohen. Volgens de
fractie van Leefbaar Amsterdam is dat een vorm van censuur van het
democratisch recht zoals dat binnen Amsterdam een groot goed is. Kan de
Burgemeester aangeven waarom hij dit geluid heeft uitgeschakeld en welke
bevoegdheid hij hiervoor heeft? En waar staan deze bevoegdheden geregeld?
De fractie van Leefbaar Amsterdam wil graag van het College weten op basis van
welke criteria men de rechtstreekse levering van geluid of beeld onderbreekt.
Het presidium wordt overgedragen aan de heer
Nederveen. De VOORZITTER:
Ik heb begrepen dat wethouder Belliot namens het College van Burgemeester en
Wethouders zal antwoorden. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Belliot. Wethouder
BELLIOT:
De Burgemeester zal vraag 7 en 8 beantwoorden. In vraag 1 vraagt u of het
College de mening van uw fractie deelt over de representativiteit. Om de vijf
jaar wordt er op verzoek van het Commissariaat voor de media een
representativiteitseis aan ons gesteld en toetst het College op
representativiteit. Daarna kan de Raad zich erover uitspreken. Dat is begin
vorig jaar ook gebeurd. Op dit moment worden de verschillende maatschappelijke
groepen en ideologieën in Amsterdam volgens ons fatsoenlijk
gerepresenteerd. Dat voorstel daarover is door de Raad goedgekeurd. In vraag 2
vraagt u of de pluriformiteit voldoende is gewaarborgd. Gezien mijn voorgaande
antwoord zeg ik namens het College ja. Bij vraag 3 zegt u dat
kleinere partijen nauwelijks aan bod komen, onder andere op AT5. Wij hebben
geen invloed op de programmering; daar gaan wij niet over. U vraagt ook
garanties. Als wij er niet over gaan, kunnen wij ook geen garanties geven. Dat
lijkt mij logisch. U trekt een vergelijking met de zendtijd voor politieke
partijen die op de landelijke zenders ingeruimd wordt. U stelt voor dat alle
partijen hier in de gemeente met enige regelmaat aan bod komen. U kunt dat zelf
doen. Als u vraagt of wij dat zouden willen en kunnen dan is mijn antwoord: u
hebt het recht om uw eigen zendtijd in te kopen. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Wordt dit goed genotuleerd?)
U beschikt over middelen en daar kunt u dat mee doen. Politieke partijen hebben
de mogelijkheid om zendtijd in te kopen bij verschillende media. Die vrijheid
hebt u. (De heer H.H.G. BAKKER:
Kunt u dan ook uitleggen wat voor verschil er is tussen fracties en politieke
partijen?)
U zegt ook dat er bij de vrije nieuwsgaring te weinig ruimte is voor de
kleinere politieke partijen en u vraagt of wij daar iets aan kunnen doen. Dat
kunnen wij niet doen, anders heette dat verschijnsel geen vrije nieuwsgaring.
Daar kan het College helemaal niets aan doen en het heeft daar ook geen invloed
op.
Dan vraagt u naar onze visie op korte termijn met betrekking tot AT5. Die
discussie wordt ieder jaar hier gevoerd, vooral tijdens de
begrotingsbehandeling. Dat weet u zelf ook. U bent vorig jaar akkoord gegaan,
of misschien ook niet, dat weet ik niet meer, om AT5 met 1,8 miljoen euro te
subsidiëren. Op dit moment zijn wij bezig om te kijken hoe wij AT5 zouden
kunnen gaan privatiseren. AT5 heeft voorgesteld om met Chello Media daarover te
gaan onderhandelen. Ik wil u vragen om die onderhandelingen af te wachten. U
kunt dan in december aangeven of u AT5 wilt blijven subsidiëren of niet.
In het kort komt het erop neer dat u van ons als College en als overheid heel
veel verwacht. Maar wij kunnen de programmering niet beïnvloeden en als u
als politieke partij initiatieven wilt ontplooien om op de buis te komen, dan
hebt u het recht om daar uw eigen geld in te investeren.
De VOORZITTER geeft het woord aan de Burgemeester Cohen.
De BURGEMEESTER:
De heer Bakker zegt eerst: De uitzending is naar verluidt onderbroken op
indicatie van de Burgemeester. Ik ben erg benieuwd waar u dat vandaan
hebt gehaald. (De heer H.H.G. BAKKER:
Van de lokale zender AT5. Volgens mij zijn het uw eigen woorden geweest in het
gesprek Kort Amsterdams. Volgens mij hebt u zelf in een interview gezegd dat u
het geluid hebt onderbroken. Mijn vraag aan u is dan ook: waarom is dat geluid
onderbroken?) Ik ben mij van geen kwaad bewust. (De heer
H.H.G. BAKKER:
Als Salto uitzendt en het geluid wordt weggedraaid, dan is dat natuurlijk niet
echt democratisch.)
Ik ben mij van geen kwaad bewust. Ik heb geen idee dat ik dat heb gedaan. U
zoekt de band maar op en dan kijken we daarnaar. Ik zou ook niet weten waarom
ik dat gedaan zou hebben, tenzij er zeer bijzondere omstandigheden waren. Er
zijn ook helemaal geen criteria op basis waarvan je dat zou moeten doen, tenzij
er sprake is van een technische storing of een noodsituatie.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
De heer H.H.G. BAKKER:
Mag ik dan aan de Burgemeester vragen of hij een knop achter de balie heeft
zitten waarmee hij het geluid kan wegdraaien? De
VOORZITTER: Die heb ik. De heer H.H.G. BAKKER:
Dan is het me volkomen duidelijk. De BURGEMEESTER:
Nee, er is een knop waarmee je het geluid hier kunt uitzetten, om ervoor te
zorgen dat u niet met iemand anders dwars door elkaar praat. Die knop heb ik
soms nodig. Daarmee zet je het geluid in de zaal uit. En er is hier geen enkele
knop waarmee je hier rechtstreeks het signaal van Salto kunt beïnvloeden.
(De heer H.H.G. BAKKER: Dan is dat duidelijk.)
U brengt me wel op een idee. De VOORZITTER:
Andere leden? Als dat niet het geval is, dan sluit ik hiermee deze
interpellatie af. 5B
Interpellatie van het raadslid de heer Haffmans van 21 juni 2005 inzake de
ontruiming van het pakhuis Afrika (Gemeenteblad afd. 1, nr. 345).
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
De heer HAFFMANS:
Het pakhuis Afrika, Oostelijke Handelskade 19, is hier al vaak besproken, in
verschillende commissies van de Gemeenteraad. Het is een pakhuis, gekraakt in
april 2003, in een tijd dat er grote woningnood heerst en er een groot gebrek
was en is aan ruimte voor laagdrempelige culturele activiteiten. Sindsdien is
het pand ook in gebruik als culturele vrijplaats en als woning. Sinds die tijd
is er ook discussie over de brandveiligheid. Dat het daar brandonveilig is,
staat inmiddels wel vast. De vraag is natuurlijk: hoe brandonveilig? En wat
moet daaraan gedaan worden? Ik heb hier drie brandweerinspectieverslagen. De
eerste is van 29 juli 2004. Daarin wordt onder andere beschreven dat de
vluchtwegen te lang zijn, er brandbaar materiaal ligt opgeslagen en dat de
compartimentering niet in orde is. In orde is het daar dus niet. Er wordt
echter wel gewoond en in het verslag staat dat bewoning door twaalf mensen is
te tolereren. Die tekst staat ook in een stuk uit de weekendmap van wethouder
Stadig van 2 maart 2005. Bewoning tot twaalf personen is te tolereren.
Sindsdien is er qua brandveiligheid niets veranderd. Ik kan daar in ieder geval
niets over vinden in de rapporten van de brandweerinspectie van 29 juli 2004,
9 december 2004 en 16 juni 2005. Mijn eerste vraag is dan ook of de
Burgemeester kan aangeven wat er op het gebied van de brandveiligheid en de
betreedbaarheid van het pand is veranderd in vergelijking met eerdere controles
door de Brandweer. En kan de Burgemeester uitleggen waarom niet eerder is
overgegaan tot het nemen van maatregelen aangezien de situatie uit de rapporten
van de Brandweer niet wezenlijk lijkt te zijn veranderd. Ik zeg met nadruk dat
in die drie eerdere brandweerinspecties de Brandweer ook op de hoger gelegen
woonetages is geweest en daar gaat die inspectie ook over.
Dan wat er afgelopen vrijdag is gebeurd. In de verschillende rapporten van de
Brandweer en de Dienst Milieu- en Bouwtoezicht (DMB) wordt niet geconcludeerd,
dat haal ik er tenminste niet uit, dat er sprake is van een ernstige vrees voor
het ontstaan van rampen of zware ongevallen. Het pand is ontruimd op grond van
artikel 175 van de Gemeentewet. Daar verwijst het noodbevel naar. En daarvoor
is die ernstige vrees nodig. In het noodbevel zelf staat ook geen verwijzing
naar ernstige vrees, maar naar een vrees voor ongevallen. Dat is naar de mening
van Amsterdam Anders/De Groenen te weinig. Ook wordt in geen van de rapporten
van de Brandweer gesproken over gevaar voor de nabijgelegen woontoren
Gibraltar. Daar werd de dag voor de ontruiming wel over gesproken in de
Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal
Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel. Vandaar
mijn vraag of de Burgemeester kan uitleggen op basis waarvan hij tot de
conclusie is gekomen dat er in dit geval sprake is van directe ernstige vrees
voor rampen of zware ongevallen die per direct weggenomen diende te worden.
Hetzelfde geldt voor de woontoren Gibraltar.
De gebruikelijke manier om in dit soort gevallen panden te sluiten is door
middel van aanschrijving op basis van de Woningwet. Daar hebben we die wet
voor. In dit geval is deze weg niet gevolgd. Mijn vraag is dan ook: kan de
Burgemeester uitleggen waarom niet de gebruikelijke weg is gevolgd, maar die
van artikel 175 van de Gemeentewet? Te meer omdat het wel gebruikelijk is om
dit te doen. En omdat door gebruik te maken van artikel 175 een aantal
waarborgen voor de bewoners van pakhuis Afrika weggenomen zijn. Ik heb het dan
over een termijn om de situatie zodanig aan te passen dat het gevaar wordt
weggenomen, een redelijke termijn voor de ontruiming, en de mogelijkheid om de
komende ontruiming middels een rechtszaak aan te vechten. Over die ontruiming
nog het volgende. Op die bewuste vrijdagavond, 17 juni, en afgelopen
maandagmiddag, zijn goederen van de bewoners van het pakhuis door een
deurwaarder van de gemeente uit het pakhuis verwijderd. Daarmee is in strijd
gehandeld met de afspraken die volgens de bewoners van pakhuis Afrika zijn
gemaakt. Het noodbevel spreekt ook in het geheel niet over goederen. Het gaat
alleen over mensen. Dat is des te pijnlijker, want zolang spullen nog in het
pand aanwezig zijn, is er namelijk nog sprake van huisvrede en die mag niet
zomaar worden gebroken. Het wegnemen van die goederen lijkt elke kans op een
oplossing met bewoners uit te sluiten. Op basis van welke bevoegdheid zijn de
spullen van de bewoners van pakhuis Afrika uit het pand verwijderd? En met welk
oogmerk is dit gebeurd? De VOORZITTER
geeft het woord aan Burgemeester Cohen. De
BURGEMEESTER:
Ik loop de vragen langs en zal u daarbij de informatie verschaffen die mij
ertoe heeft gebracht om te handelen zoals ik heb gedaan. De Dienst Milieu- en
Bouwtoezicht heeft in december 2004 een inspectie van het gehele pand
uitgevoerd. U sprak daar al over. Zij heeft daarbij een situatie aangetroffen
die een flink aantal verbeterpunten opleverde, die mondeling en schriftelijk
aan de krakers zijn meegedeeld. De situatie was echter niet dermate gevaarlijk
dat sprake was van een noodzaak tot ontruiming. De essentie van de toen
aangetroffen situatie naar het oordeel van DMB en de Brandweer was dat er
slechts twaalf personen in het pand woonden. Die personen waren bekend met de
fysieke situatie ter plaatse, er was een zeer grote oppervlakte beschikbaar
voor bewoning en er was geen sprake van een grote hoeveelheid brandbaar
materiaal. Als je dit in ogenschouw neemt, was het voor twaalf bewoners veilig.
In het rapport, dat ook aan de bewoners beschikbaar is gesteld, werd overigens
opgemerkt dat niet getolereerd kon worden dat personen die niet bekend waren
met de situatie in het pand zouden verblijven. In die situatie is na december
2004 veel veranderd. Onlangs kregen de inspecteurs van DMB en Brandweer het
vermoeden dat veel meer dan twaalf personen in het pand verbleven. Een
zichtbare indicatie aan de buitenzijde van het pand was het aantreffen van
steeds meer kozijnen in de gevels van het pand. Doordat controles formeel nog
niet konden worden uitgevoerd, omdat de juridische mogelijkheden tot
binnentreden ontbraken, en door een gebrek aan medewerking door de krakers,
zijn die veranderingen pas vorige week donderdag geconstateerd. Toen he
bben de krakers een inspectieteam van DMB en Brandweer toegelaten. Het
inspectieteam constateerde de volgende veranderingen ten opzichte van december
2004: er waren 25 van brandbaar materiaal getimmerde verblijven in het pand
aanwezig. In het overgrote deel van die verblijven bevonden zich matrassen,
dekens, toiletartikelen en dergelijke. Een deel van de verblijven bevatte hout-
of gaskachels die niet deugdelijk waren aangesloten en die gevaar opleverden.
Er waren stroomvoorzieningen aangelegd die niet deugdelijk waren en gevaar
opleverden. Er was een grote hoeveelheid brandbaar materiaal in het pand
aanwezig. Er waren aanpassingen aan de constructie van het pand aangebracht die
absoluut onveilig waren. Er was geen compartimentering die voldoende was voor
het gebruik door meer dan twaalf personen. De vluchtwegen waren niet goed
verlicht, niet betrouwbaar en niet voldoende in aantal en omvang in relatie tot
het aantal gebruikers van het pand. Conclusie: grote veranderingen ten
opzichte van de vorige inspectie en een ontoelaatbare toename van de
risicos voor de bewoners en gebruikers van het pand. De Brandweer heeft
op basis van die bevindingen meegedeeld dat zij haar personeel niet naar binnen
zal sturen als zich een brand zou voordoen. Dat zou betekenen dat niet alleen
de bewoners en gebruikers direct gevaar liepen, maar dat zij ook niet konden
rekenen op redding en brandbeheersing. Daarbij bestond ook het gevaar dat de
brand kon overslaan naar nabijgelegen gebouwen. Dat laatste is mij ter
aanvulling op de rapportage die betrekking heeft op pakhuis Afrika door de
Brandweer meegedeeld. Dit wat vraag 1 betreft.
Dan vraag 2. Uit het bovenstaande blijkt wat de gevaarzetting was en het
standpunt van de Brandweer. Dat was de reden dat onmiddellijke vrees bestond
voor een ramp: brand in een gebouw waar bewoners zeer waarschijnlijk niet uit
zouden kunnen komen en waar ze geen hulp van de Brandweer zouden kunnen
krijgen. Met alle bijkomende gevaren van dien voor nabijgelegen gebouwen en de
directe omgeving. Een brand die niet geblust wordt, kan zich op tal van
manieren uitbreiden.
Dan de derde vraag: waarom is niet de gebruikelijke weg gevolgd? Dat is omdat
er een onmiddellijke vrees bestond voor een ramp. Ik heb net uitgelegd wat daar
de redenering achter was. Als een dergelijke vrees bestaat, dan rest mij als
Burgemeester maar één weg, en dat is gebruikmaken van
noodbevoegdheden. Een ander juridisch instrument zou ontoelaatbaar veel tijd
hebben gekost en zou dus een levensgevaarlijke situatie voor bewoners te lang
hebben laten voortduren. Zodra ik hoor dat zoiets aan de hand is, dan kun je
met die wetenschap niet langer wachten en denken: laat nog maar even. Als er in
die tussentijd namelijk iets gebeurt, en ik heb u uitgelegd dat er allerlei
mogelijkheden waren dat dat zou kunnen gebeuren, dan kan ik achteraf nooit
zeggen: ik wist het wel, maar ik heb nog maar even gewacht. Dat kon niet. En
dat was dus de reden om onmiddellijk in te grijpen. Daar is zoals u weet
onmiddellijk diezelfde vrijdagmiddag een rechterlijke toetsing op gevolgd. De
rechter toetst natuurlijk niet in volle omvang, maar hij heeft mijn besluit in
stand gelaten.
Dan de laatste vraag. Na de inwerkingtreding van het noodbevel en alles wat op
grond daarvan gebeurt, is de Burgemeester verantwoordelijk geworden voor de
situatie in het gebouw en alle daarin aanwezige goederen. De goederen van
waarde die in het gebouw aanwezig waren, moeten zodanig opgeslagen en bewaard
worden dat hun goede staat is gewaarborgd. Die waarborg is niet te bieden door
goederen van waarde achter te laten in het onveilige gebouw. Dat vergt teveel
beveiligingsinspanningen en zet bovendien aan tot pogingen om het gebouw toch
te willen betreden zonder begeleiding. Daarom heb ik de volgende oplossing
gekozen. Gedurende een week kunnen goederen onder begeleiding uit het pand
worden gehaald door mensen die kunnen aantonen dat zij eigenaar of
rechthebbende zijn. En een door mij aangewezen deurwaarder heeft het hele pand
onmiddellijk na de ontruiming doorlopen. Hij heeft in mijn opdracht een aantal
goederen die van waarde kunnen zijn veiliggesteld. Die goederen zijn direct op
een veilige plaats opgeslagen. Zij kunnen worden opgehaald door diegenen die
kunnen aantonen dat zij eigenaar of rechthebbende zijn. Dat laatste is
overigens de reguliere gang van zaken als gebouwen om wat voor reden dan ook
ontruimd moeten worden en spullen van waarde worden achtergelaten.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
De heer HAFFMANS:
Ik heb een verklaring van pakhuis Afrika waarin per verdieping wordt
aangegeven welke vertrekken er zijn. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken
dat in de laatste inspectie van 16 juni 2005 een aantal ateliers is aangeduid
als woning. Op die manier kom je natuurlijk al snel tot een aantal van 20 tot
25, want het is een culturele broedplaats. Ik kan mij niet aan de indruk
onttrekken dat de Burgemeester dit zo heeft gewild. Dat het wenselijk was om
aan te tonen dat er ineens een gewijzigde situatie was ontstaan. Iets anders
kan ik er niet van maken. De hoeveelheid opgeslagen brandbaar materiaal is geen
reden voor een ernstige vrees voor rampen of zware ongevallen. Ook in zijn
antwoord geeft de Burgemeester aan dat er een directe vrees is en geen ernstige
vrees. Het is misschien een detail, maar die ernstige vrees is dus wel nodig.
Anders mag deze ontruiming niet. Mijn volgende vraag is of de Burgemeester
bekend is met het aanbod van de bewoners van pakhuis Afrika om wel gebruik te
maken van een aanschrijving op basis van de Woningwet en tot die tijd niet in
het pand te slapen. Dan kon die procedure afgewacht worden en hadden zij de
waarborg om het pand zo aan te passen dat het wel kon of anders een redelijke
termijn voor ontruiming kregen. Mijn laatste vraag gaat over de ontruiming
zelf. Er werden ook spullen op de kade neergezet die s nachts daar bleven
staan, die eigendom zijn van de bewoners van pakhuis Afrika. Volgens mij hebt
u dat niet gemeld. Waarom is dat gebeurd? Ik begrijp dat een deurwaarder een
opleiding heeft gehad waardoor hij kan taxeren wat waarde heef
t en wat niet, maar kunt u zich voorstellen dat bewoners van een culturele
vrijplaats misschien een andere definitie hebben van wat waarde heeft en wat
geen waarde heeft? Hoe heeft die selectie plaatsgevonden? Wat is er in een
particuliere opslagplaats achtergelaten? Wat ligt daar nog? En wat is er over
van de afspraak met de bewoners om nog een dag in goed overleg het pand te
betreden om zelf als waardevol beoordeelde spullen terug te halen?
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Poelgeest.
De heer VAN POELGEEST:
Het is als raadslid natuurlijk erg lastig om te beoordelen hoe acuut de
situatie is. Wij zijn niet allemaal brandweermannen en -vrouwen. Het gaat om
specialistische kennis. Wij kunnen wel toetsten of de gang van zaken juist is
geweest of juist vragen oproept. Dat laatste is het geval. Bij mijn fractie
roept dat in elk geval wel vragen op. Ik denk dat de heer Haffmans dat net in
eerste termijn ook duidelijk heeft verwoord. Er bestaat een duidelijke
discrepantie tussen eerdere verslagen, toen er volgens de Brandweer nog geen
acute situatie bestond, en het verslag van 16 juni 2005, toen er ineens wel
acuut gevaar was. Als er op 16 juni 2005 acuut gevaar was, waarom was dat er
dan eerder niet? De situatie die daar werd aangetroffen, en uw antwoord
bevestigt dat ook, was niet zoveel anders dan voorheen. Er waren brandbare
materialen, er waren houtkachels. Die waren er op 16 juni 2005, maar die waren
er eerder ook. Alleen het aantal mensen dat er verbleef, was anders. Dat vond
ik het enige echte verschil. Voor de rest heb ik geen ander verschil gehoord.
Dat opent ook het perspectief op een andere oplossing. Als de situatie met
twaalf mensen, die bekend waren met de situatie daar, aanvaardbaar was, dan had
u kunnen overleggen of die oude situatie hersteld had kunnen worden en de
nieuwkomers het pand zouden verlaten. Hebt u over een dergelijke oplossing met
de bewoners gesproken? Of is dat al meteen terzijde geschoven? Mijn tweede
vraag is: waarom is de ruimte beneden ook gesloten? Als er sprake is van acuut
gevaar voor de woningen, dan kan ingrijpen zich beperken tot de
bovenverdieping. Beneden werden feesten gegeven. Daar konden aparte afspraken
over worden gemaakt. Waarom kon dat ook niet meer? De gemeente heeft de
situatie daar twee jaar lang gedoogd. Ik sluit niet uit dat er een acute
situatie kan ontstaan waardoor het niet meer verder kan. Maar doordat het twee
jaar is gedoogd, heb je de verplichting op je genomen die mensen ook een
alternatief te bieden als je ze op straat zet. Zeg niet: ga maar onder een brug
slapen, of ga maar naar iemand die je kent. Is dat aangeboden? Hebt u die
verantwoordelijkheid zo gevoeld en is daar invulling aan gegeven?
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Alberts.
Mevr. ALBERTS:
De vragen die door de heren Van Poelgeest en Haffmans zijn gesteld, leefden
ook bij mij, maar ik heb ook nagedacht over de acuutheid van het handelen. Heel
kort voor deze vergadering is mij gemeld dat aan de kade achter pakhuis Afrika
een oorlogsschip ligt afgemeerd, de HMS Tromp. Dat schip vertrekt weer op 24
juni 2005. Weet het College dat er een oorlogsschip ligt afgemeerd? En zo ja,
heeft de aanwezigheid van deze oorlogsbodem iets met die ontruiming te maken?
Ik zie sommige mensen verschrikkelijk lachen, maar met betrekking tot de
Oostelijke Handelskade is er een kwestie geweest over port security
die ook problemen heeft opgeleverd voor het nieuwe Muziekgebouw. Heeft dat er
iets mee te maken? Mijn andere vraag heeft te maken met asbest. Ik heb begrepen
dat bij het verkrijgen van toegang tot het pand asbest is vrijgekomen. Dat is
ook bij eerdere ontruimingen het geval geweest. Er ligt een zaak bij de rechter
over tuinhuisjes die door de politie gesloopt zouden zijn. En er is een
ontruiming geweest boven restaurant La Traviata en ook daar is asbest
vrijgekomen. Nu is het volgens de wet naar ik meen sinds 1970 verboden asbest
toe te passen. In panden die ouder zijn weet je bijna zeker dat je daar asbest
kunt aantreffen. Heeft de Burgemeester of een van zijn adviseurs er rekening
mee gehouden dat ook hier de kans op het vrijkomen van asbest aanwezig was? En
als u het daar over hebt gehad, waarom hebt u dan geen maatregelen genomen ter
bescherming van degene die de slijptol heeft gehanteerd?
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen.
Mevr. VAN OUDENALLEN:
Een aantal vragen is al gesteld. Ook het asbestverhaal was bij ons een punt
van aandacht. Ik wil weten wat de normale procedure is als uit rapporten
duidelijk is dat er asbest in panden aanwezig is. Dat wij achteraf niet in de
krant lezen dat de Politie of de Brandweer niet op de hoogte was van de
aanwezigheid van asbest. Ik denk dat het zeker onder de aandacht van de
Brandweer is geweest, maar is er enigerlei contact tussen Brandweer en Politie
in dit soort zaken? En wat is er in dit geval gebeurd? De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Asscher.
De heer ASSCHER:
Anders dan de voorgaande sprekers vinden wij het relaas van de Burgemeester
wel degelijk overtuigend. De veranderingen die aan het gebouw zijn aangebracht
tussen de twee inspectiemomenten, plus de veranderingen in het gebruik, met
name het aantal veronderstelde bewoners en het aantal matrasjes in de ateliers,
overtuigen ons ervan dat de Burgemeester geen andere keus had dan onmiddellijk
van zijn bevoegdheden gebruik te maken. Daarbij speelt ook een rol dat wij in
de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal
Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel van de
Brandweer een en ander zelf hebben kunnen horen en fotos hebben gezien
die daar gemaakt zijn. Ik vond dat buitengewoon overtuigend en ik zou ook op
geen enkele manier de verantwoordelijkheid op me willen nemen om het risico dat
bewoners in zon situatie lopen, langer dan strikt noodzakelijk is te
nemen. Wij steunen dus de Burgemeester. De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Bruines. Mevr.
BRUINES:
Wij hebben al diverse malen in verschillende commissies gesproken over met
name de benedenverdieping en de feesten die daar gegeven werden. Ik heb vorige
week in de commissievergadering nog gevraagd wat we doen met de benedenetages
als die bovenwoningen ontruimd zouden moeten worden. Blijft het mogelijk om
daar feesten te organiseren? Dat heeft op zichzelf niet direct iets te maken
met de problematiek. De Burgemeester heeft toen meen ik gezegd dat we daar dan
nog maar eens naar moesten kijken. De vraag is: hoe denkt u daar op dit moment
over? En ziet u mogelijkheden om die feesten op een of andere manier doorgang
te laten vinden, met inachtneming van alle gesprekken en maatregelen die
daarbij aan de orde waren en deels nog moesten worden opgelost wat betreft de
brandwachten? En is de eigenaar van het pand op een of andere manier bij deze
kwestie betrokken geweest? Ik kan het niet bewijzen, maar ik heb begrepen dat,
nadat het pand na de ontruiming was verzegeld, de eigenaar nog binnen geweest
is. Kan de Burgemeester dat bevestigen? Ik kan dat zelf niet, het is een
gerucht. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker. De heer
H.H.G. BAKKER:
Wij waren een klein beetje verbaasd over de ontruiming. Wij hebben de mensen
die het pand gekraakt hebben, verschillende keren in de Commissie voor Algemene
Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en
Organisatie en Bestuurlijk Stelsel gehoord. Hoewel wij geen voorstander van
kraken zijn, omdat er meestal een hoop gesloopt wordt, kwamen deze mensen in de
commissie altijd keurig netjes en fatsoenlijk over. Zij stonden open voor
overleg. Uit de laatste commissievergadering kan ik mij herinneren dat er een
inspectie door de Brandweer zou plaatsvinden. In plaats van de Brandweer werd
de Politie gestuurd. Mijn vraag is: welke controles voert de Politie daar voor
de Brandweer uit? Ik vind dat de situatie een beetje op de spits is gedreven.
Vorige week vroeg een meneer, vergezeld van zijn vrouw, of hij
één minuut mocht inspreken. Er is een kwartier over gedebatteerd
dat dat niet kon en aan het eind van het lied hebben wij als partij het gevoel
dat die mensen op die bewuste dag in de commissie om de tuin geleid zijn. Deze
meneer en mevrouw zijn verschillende malen in de commissie geweest, hebben om
duidelijkheid gevraagd, hebben de Burgemeester om medewerking gevraagd, hebben
de heer Van Boekhorst* om medewerking gevraagd. En hoewel wij geen voorstander
van kraken zijn, denken wij dat deze mensen proberen aan de leefbaarheid van de
stad te werken door middel van evenementen. Ik denk dat zij op de goede weg
zijn en ik wil van de Burgemeester, die altijd zegt dat hij openstaat voor de
dialoog, weten wat er die middag in de commissie veranderd is. Ik heb steeds
begrepen dat de bewoners altijd open stonden voor overleg, alle
gemeenteraadsleden zijn uitgenodigd om in het pand te komen kijken. Zij hebben
diverse overleggen aangeboden. Waarom is het hele pand dan ontruimd? En waarom
hebt u als Burgemeester niet de dialoog met de bewoners gekozen om tot een
vreedzame oplossing te komen? De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van der Burg. De heer
VAN DER BURG:
De politiek stelt de regels en de ambtenaren voeren die regels uit. En
ambtenaren van bode tot brandweerman mogen erop rekenen dat als zij het beleid
van de Raad uitvoeren, zij daarin gesteund worden, zeker als er sprake is van
figuurlijke of letterlijke aanvallen op hen als ambtenaar. Ik vind dat wij die
steun moeten uitspreken. Wij leveren als Raad veel kritiek, maar zowel de bodes
als de brandweerlieden hebben afgelopen week hun werk gedaan en zij verdienen
daarvoor de steun van de Gemeenteraad. De Burgemeester heeft ons met zijn
verhaal overtuigd en dat betekent dat wij hem geheel en al steunen.
De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Spee-Rouppe van der Voort.
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT:
De situatie die de Burgemeester in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare
Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en
Bestuurlijk Stelsel, maar ook vandaag geschetst heeft, laat hem geen enkele
andere keus om te handelen zoals hij gedaan heeft bij de ontruiming van pakhuis
Afrika. Wij zijn inderdaad geen brandweermensen, zoals de heer Van Poelgeest
zegt, maar wat wel opvalt, is het aantal personen dat in het pand verbleef. U
zegt dat in december 2004 het pand brandveilig is verklaard voor het verblijf
en gebruik door twaalf personen. Met andere woorden: als er geen andere
personen in het pand verblijven. Nu klinkt dat wat vrijblijvend en mijn vraag
aan u is: is dat zo vrijblijvend? En hoe wordt dat vervolgens gewaarborgd? Ik
kan me voorstellen dat je daarom al eerder zou hebben ingegrepen. Dat laat
onverlet dat de situatie zoals die donderdag was, geen andere keuze liet en
daarom krijgt de Burgemeester onze volledige steun. Ik heb nog een andere vraag
en daar refereerde ook de heer Van der Burg al aan. Als ik de media mag
geloven, heeft er een bestorming van het stadhuis plaatsgevonden. Is dat
inderdaad het geval geweest, want ik ben er niet zelf bij geweest? Daarbij
schijnen ook bodes het ziekenhuis in geslagen te zijn. Gaat het om dezelfde
groep mensen die betrokken was bij de ontruiming van pakhuis Afrika?
De VOORZITTER geeft het woord aan Burgemeester Cohen.
De BURGEMEESTER:
Ik geloof dat ik in eerste termijn al duidelijk heb gemaakt dat er op twee
punten aanzienlijke verschillen waren. De heer Van Poelgeest is daar niet van
overtuigd. Hij zegt dat het alleen maar over de aantallen gaat. Nee, het gaat
ook over het feit dat bleek dat er een aanzienlijk aantal verblijven was
gemaakt. Daargelaten of sommige van die verblijven ateliers waren of niet, er
waren ook aanzienlijk meer matrassen aanwezig. En afgezien daarvan waren er
zeer duidelijke indicaties dat er bewoning plaatsvond door veel meer dan twaalf
personen. In december vorig jaar is uitdrukkelijk overwogen: met deze twaalf
personen, die het pand kennen, met de ruimte zoals hij toen was, dan kan het
net. Dan is er geen zodanige vrees voor gevaar en zijn het mensen die eruit
kunnen komen. Dan kan het net. Dát was veranderd. Dan kun je zegen: had
je dat niet eerder kunnen constateren? Ik denk dat DMB en Brandweer dat
dolgraag eerder hadden geconstateerd. Ze hebben alleen de mogelijkheid niet
gehad. Er is zeer langdurig geprobeerd om dat te controleren. En pas onlangs is
er toestemming gegeven om daar naar binnen te gaan. Het was niet mogelijk om
zonder toestemming naar binnen te gaan. Toen de al eerder genoemde
constateringen zijn gedaan, restte de Brandweer geen andere mogelijkheid dan om
dit aan mij te melden en restte mij geen andere mogelijkheid meer dan om
direct in te grijpen. (De heer VAN POELGEEST:
Ik begrijp dat, maar bent u het met mij eens dat het alternatief was geweest
om terug te keren naar de situatie van december 2004, die wel veilig was?)
Dat kon op dat ogenblik niet, want dan moet je dat wel kunnen waarborgen. Toen
moest echt gezegd worden: nu moet iedereen eruit. Er was geen enkele reden om
te veronderstellen dat dat gewaarborgd zou worden, ook gegeven de overleggen
die daarvoor al plaatsgevonden hadden. Die zijn niet echt gemakkelijk verlopen.
Je kunt wel praten over een dialoog, er is ook langdurig een dialoog geweest
die er tot op dat moment niet toe heeft geleid dat er op een goede manier
gekeken kon worden naar de situatie. (De heer VAN POELGEEST:
Moet ik uw woorden zo opvatten dat u, voordat u de beslissing nam tot die
noodverordening, wel degelijk dit alternatief hebt afgewogen en de argumenten
die u net noemt hebt verworpen? Of is dat iets wat u achteraf bedenkt? Hebt u
dat op het moment zelf ook zo overwogen?)
Het was mijn besluit. Op het moment zelf heeft de Brandweer mij gezegd: op deze
manier kan het niet. Toen heb ik besloten dat het ontruimd moest worden.
(De heer VAN POELGEEST:
Op het moment dat u het besluit nam, hebt u zich laten leiden door de urgentie
die de Brandweer u onder ogen bracht. U hebt op dat moment geen ander
alternatief overwogen? U geeft nu allemaal argumenten waarom u dat niet hebt
gedaan, maar u hebt het op het bewuste moment niet overwogen.)
Ik heb overwogen of het op dat moment, op vrijdagavond, moest gebeuren. Kunnen
we daar niet even mee wachten? Het antwoord was: nee, dat kan niet.
(Mevr. BRUINES:
Ik begreep net van de heer Haffmans dat de krakers zelf aangeboden hebben om
er uit te gaan en dan te kijken op welke manier ze weer terug konden komen.
Volgens mij moet u dat hier ook bij betrekken. En u hebt in ieder geval
aangekondigd om donderdagavond met die mensen te gaan praten. Er zit nog een
dag tussen donderdagavond en vrijdagavond. Daar is dit aanbod van de krakers
niet aan de orde geweest?)
In het overleg dat ik donderdagavond om 19.00 uur met twee vertegenwoordigers
van de krakers heb gehad, heb ik gezegd dat er geen moment langer iemand in dat
pand kon verblijven en dat het ontruimd moest worden. We hebben toen nog wel
even zitten praten over hoeveel tijd je zou moeten hebben om die ontruiming te
laten plaatsvinden.
Waarom ook de onderste ruimte? Ik heb dat nog eens goed op me in laten werken.
Wat mij betreft was het risico te groot. Als er vervolgens opnieuw mensen naar
binnen zouden gaan en opnieuw daar zouden gaan slapen, dan zou voortdurend de
mogelijkheid aanwezig zijn dat die gevaarlijke situatie zich telkens opnieuw
zou voordoen. De enige manier om dat werkelijk goed op te lossen was door het
hele pand te sluiten. (Mevr. ALBERTS:
Op de begane grond waren al allerlei aanpassingen gedaan. Dat is ons altijd
verteld en die waren ook goedgekeurd. Als alleen de begane grond wordt
gebruikt, met de veiligheidsaanpassingen, hoe kun je dan zeggen dat het hele
pand ontruimd moet worden? Het gaat toch alleen maar om ontruiming voor
bewoning en niet voor het gebruik van de onderste verdieping?)
Nee, maar door gebruik te blijven maken van de begane grond bestaat de
mogelijkheid dat mensen toch weer naar boven gaan, ook al vind je dat niet
goed. Dat moet je dus verder uitsluiten. (De heer HAFFMANS:
Als het niet bewaakt wordt, is dat risico altijd aanwezig. Het zijn volstrekt
gescheiden ruimtes. Je moet altijd via de buitenkant naar het andere deel van
het pand. Er is dus helemaal geen aanleiding om alles te ontruimen.)
Als daar op een gegeven moment activiteiten plaatsvinden, dan bestaat de
mogelijkheid dat je naar andere ruimtes gaat. Is er nog een alternatief
geboden? (De heer VAN POELGEEST:
Laten we het er dus op houden dat onduidelijk is of je van de ene in de andere
ruimte kunt komen. Dat wordt betwist. Laat ik de vraag anders formuleren. Als
duidelijk is dat je niet van de ene in de andere ruimte kunt komen, bent u dan
bereid om er nog even over na te denken of het onderste gedeelte toch open
kan?)
Ja, dat zijn van die stel-nu-eens-datvragen. Daar ga ik hier geen antwoord op
geven.
De heer Van Poelgeest vroeg of er nog een alternatief is geboden. Op dat
ogenblik is helemaal niet gevraagd om een alternatief. Ik voeg daar nog aan
toe, mede naar aanleiding van een vraag van mevrouw Spee, dat de bewoners
onmiddellijk hun spullen gepakt hebben en vertrokken zijn. Voor zover ik weet
zijn het niet de bewoners geweest, maar dat weet ik niet helemaal zeker, die
hier in het stadhuis zijn geweest. Dat is een bredere groep uit de
kraakbeweging geweest. Overigens heb ik daar met u geen goed woord voor over.
Mevrouw Alberts vraagt of de aanwezigheid van HMS Tromp daar iets mee te maken
heeft. U vertelt mij nu dat dat schip daar ligt. Ik wist dat niet. Het antwoord
is dus nee. De Politie was zich ervan bewust dat, wanneer ze daar
naar binnen zou gaan, ze daar asbest zou kunnen aantreffen. Zij was daar dus op
voorbereid. Als ik het goed begrepen heb van de Politie, is er wat dat betreft
ook niets gebeurd. (Mevr. ALBERTS:
Hadden ze toen van die witte pakken aan zodat ze afgescheiden van de lucht
zijn, zoals hoort bij asbestontruiming?)
Nee, die hadden ze niet aan, maar zodra zij het gevoel hadden dat ze wel eens
op asbest zouden kunnen stuiten
(Mevr. ALBERTS:
Het gaat niet om gevoel. Met alle respect, meneer Cohen, in alle gebouwen van
voor 1970 kun je asbest verwachten. Dat betekent dus ook dat als er gesloopt
gaat worden er eerst onderzocht wordt of er asbest aanwezig is. Dan ga je niet
eerst zagen en dan pas tot de ontdekking komen dat er inderdaad asbest aanwezig
is. Dan stel je mensen bloot aan gevaar.)
De Politie was zich ervan bewust dat zij op asbest zou kunnen stuiten. En zodra
de Politie het idee had dat dit hier het geval zou kunnen zijn, zijn ze
onmiddellijk opgehouden en is er geen asbest vrijgekomen die tot gevaarzetting
heeft geleid. (De heer HAFFMANS:
Het was bij de gemeente bekend waar asbest aanwezig was. Het gaat niet om
zou kunnen. Het was gewoon bekend.)
Ik vertel u wat de positie van de Politie was op het moment dat die daar
binnentrad. (Mevr. ALBERTS:
Dat wordt een leuke rechtszaak lijkt mij. Bent u zich ervan bewust dat er een
bewust risico is genomen bij het op deze manier binnengaan van het pand?)
De Politie is zich ervan bewust dat dat in dergelijke panden het geval kan zijn
en heeft daartoe ook voorzorgsmaatregelen getroffen. Ik heb begrepen dat in
dit geval er wat de Politie betreft geen problemen zijn geweest.
Mevrouw Bruines vraagt of de eigenaar erbij betrokken is geweest. Ik wijs u
erop dat de gemeente eigenaar is van het pand, maar dat het in pacht is gegeven
aan Heijmans. Heijmans is bij de ontruiming niet betrokken. (Mevr.
VAN OUDENALLEN: Ik had ook een vraag over asbest.)
Ik ben nog niet klaar. U vraagt wat de normale procedure bij asbest is. Ik zal
u daar schriftelijk antwoord op geven. Ik weet niet precies uit mijn hoofd hoe
dat zit. Als u dat precies wilt weten, dan zal ik u dat laten weten.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Een tweede vraag was
) (De
VOORZITTER:
Ik geef u niet de gelegenheid om opnieuw een vraag te stellen want dan
sneakt u er een termijn in en dat doen we hier niet.) (Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Als de Burgemeester de vragen niet opschrijft en ook niet beantwoordt, dan heb
je maar één vraag.) (De VOORZITTER:
Ik heb bijgehouden hoeveel vragen iedereen gesteld heeft. U hebt
één vraag gesteld.)
De heer Bakker van Leefbaar Amsterdam vraagt of de Politie gecontroleerd heeft.
Nee, de Politie controleert niet. De Politie wordt ingeschakeld als er sprake
is van een noodbevel. Maar de Brandweer of de DMB controleert en de Politie is
daarbij aanwezig als het noodzakelijk is, bijvoorbeeld als er sprake is van een
noodbevel. (De heer H.H.G. BAKKER:
Ik begrijp uw verhaal niet helemaal meer. Aan de ene kant hebt u het over het
betreden van het pand. Dat gebeurt door de Politie. Dan zegt u dat u de
procedure niet kent, maar tegelijkertijd geeft u wel antwoord op de vragen.
Maar als u niet weet hoe de procedure betreffende de benadering van asbest in
elkaar zit, hoe kunt u dan zeggen dat alles volgens de procedure is verlopen?)
Ik heb antwoord gegeven op de vraag wie er bekend was met de mogelijkheid dat
daar asbest aanwezig was. Ik heb u verteld hoe de Politie heeft gereageerd toen
ze daar binnen was. Die was zich ervan bewust dat daar asbest aanwezig zou
kunnen zijn. Dat is het antwoord dat ik op de vraag heb gegeven. Op de vraag
van mevrouw Van Oudenallen hoe de procedure is, zeg ik dat ik dat niet uit mijn
hoofd weet. Daar zal ik schriftelijk antwoord op geven. (Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Voorzitter, ik heb u de tweede vraag gegeven die ik gesteld heb.) (De
VOORZITTER:
Ik herinner het me. Inderdaad vroeg mevrouw Van Oudenallen of de Politie het
van tevoren wist of dat ze het niet van tevoren wist zoals in de krant staat en
zoals de belangenvereniging zegt.)
Daar heb ik net al antwoord op gegeven. De Politie was zich ervan bewust dat ze
daar asbest zou kunnen aantreffen om de eenvoudige reden dat de Politie op
basis van wat er in het verleden is gebeurd een checklist bijhoudt. In dit
soort zaken vraag je je af of hier asbest aanwezig kan zijn. (Mevr.
VAN OUDENALLEN: Dus de krant heeft gelogen.)
Tenslotte wat de spullen betreft, je zou van mening kunnen verschillen over de
waarde van de spullen. Ik weet niet precies hoe de deurwaarder dat gedaan
heeft. Er is van tevoren niet afgesproken dat de spullen niet naar buiten
zouden worden gebracht. Gedurende een week kunnen goederen onder begeleiding
uit het pand worden gehaald door mensen die kunnen aantonen dat zij eigenaar of
rechthebbende zijn. Daarmee heb ik geloof ik de vragen beantwoord.
De VOORZITTER:
Daarmee sluit ik deze interpellatie af. Er is geen derde termijn. U kunt een
korte interruptie plaatsen. (De heer HAFFMANS:
Dat doe ik dan ter afsluiting. De conclusie van Amsterdam Anders/De Groenen is
in ieder geval dat de ontruiming een groter risico had voor ontruimers en
bewoners gezien het vóórkomen van asbest. De begane grond is
onterecht ook ontruimd. De rapportage van de Brandweer van 16 juni 2005 ademt
niet de sfeer van ernstige urgentie uit die het gebruik van een noodbevel op
basis van artikel 175 rechtvaardigt.)
Uw vraag heeft niet het karakter van een interruptie, uw vraag heeft het
karakter van een derde termijn. (De heer HAFFMANS:
Er is een paardenmiddel gebruikt dat je eerder zou verwachten bij een bewoond
pand bovenop een lekkende LPG-tank. Wij keuren de handelwijze van de
Burgemeester af en daarvoor heb ik een motie die ik bij dezen wil indienen.)
U kunt bij een interruptie geen motie indienen. Ik vraag aan de Raad of die
akkoord gaat met het indienen van een motie. (Mevr. BRUINES:
Ik verzoek u even in het reglement van orde na te gaan wat de mogelijkheden
zijn om een derde termijn bij een interpellatie te houden.)
Die kan ik bij wijze van uitzondering toestaan, maar daar moet de Raad dan om
vragen. (Mevr. BRUINES: Bij dezen.) (De heer ASSCHER:
Ik heb geen behoefte aan een derde termijn, maar ik zou het indienen van een
motie toch wel willen toestaan. Dat lijkt mij een goed idee.
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
27o
Motie van 21 juni 2005 van het raadslid Haffmans inzake de interpellatie over
de ontruiming van het pakhuis Afrika (Gemeenteblad afd. 1, nr. 353).
De VOORZITTER
: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen.
Ik kan mij voorstellen dat wij haar snel vermenigvuldigen en dat de
Burgemeester op grond van het gezegde al kan preadviseren. Dan zullen wij haar
in stemming brengen na de komende interpellatie. De
VOORZITTER geeft het woord aan Burgemeester Cohen. De
BURGEMEESTER:
Het mag op basis van wat ik gezegd heb duidelijk zijn dat ik de motie aan alle
kanten ontraad. De verdere behandeling van agendapunt
5B wordt even aangehouden. 5C
Interpellatie van het raadslid de heer Asscher inzake polarisatie op scholen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 346). De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Asscher. De heer ASSCHER:
School is oneindig veel meer dan alleen rekenen en taal. School gaat ook over
ontwikkeling, over kennis van de samenleving en over onze verhouding tot andere
mensen. School gaat over toekomst en over de opleiding van nieuwe
Amsterdammers. De vraag is: hoe gaat het in 2005 op onze Amsterdamse scholen?
Ik citeer de quickscan Interculturele verhoudingen. Op de meerderheid van
scholen is sprake van een verruwing van omgangsvormen, onder andere schelden
en intimidatie, die een negatieve invloed heeft op de verhouding tussen
leerlingen onderling en tussen leerlingen en leerkrachten. En vooral
vmbo-scholen ervaren dat de omgangsvormen en de veiligheid van school negatief
worden beïnvloed door zorgleerlingen met gedragsstoornissen en
grensoverschrijdend gedrag en door leerlingen met crimineel gedrag. Tweederde
van de bezochte scholen geeft aan onvoldoende in staat te zijn om de veiligheid
en de genoemde problemen het hoofd te bieden. Op de betreffende scholen wordt
het schoolklimaat als te onveilig beoordeeld en raakt een deel van de
leerkrachten gedemotiveerd. Geen prettige omgeving om op te groeien als
je dat zo hoort. En niet bevorderlijk voor de open en tolerante stad Amsterdam.
Want over die tolerantie zegt de quickscan het volgende: Vooral
Marokkaanse vmbo-leerlingen uiten steeds vaak anti-westerse denkbeelden. Niet
zozeer tegen andere leerlingen als wel tegen het systeem: docent, school,
politie, media, Nederlandse vrijheden, het westen et cetera. Marokkaanse
jongens op alle scholen uiten een sterker wordende betrokkenheid met
Palestijnen en doen negatieve uitlatingen over Israël en joden en
intolerante uitlatingen over onder andere homoseksuelen, te moderne
vrouwen, niet-gelovigen enzovoort. Op tenminste zes scholen zijn die
incidenteel ook gericht geweest tegen leerlingen of leerkrachten en heeft ook
dat geleid tot demotivatie van leerkrachten. Er is dus sprake van
polarisatie, intolerantie, agressie tussen etnische groepen, tegenover
leerkrachten en tegenover de samenleving als geheel. Hoe worden die kinderen in
vredesnaam opgevoed?, vraag je je af als je dit leest. En hoe zou het dan gaan
op de basisschool als dit de middelbare school is? Op de basisschool spelen
voor een deel dezelfde problemen, weten we uit een eerder onderzoek in opdracht
van de Burgemeester. Ook daar zijn spanningen tussen etnische groepen en
onaangepaste en onverdraagzame kinderen, op die leeftijd al. Groepen kinderen
waar de opvoeding te wensen overlaat. Blijkbaar zijn sommige ouders niet in
staat hun kinderen zo op te voeden dat
ze in de complexe stad Amsterdam op een normale manier hun weg kunnen vinden.
Dat betekent dat die kinderen minder kansen hebben om succesvol te zijn. Maar
het betekent ook dat de samenleving als geheel daar een prijs voor betaalt. Dat
is ook de reden dat wij bij de Voorjaarsnota met ons voorstel Kinderen
eerst zullen komen. Daarin bepleiten we extra aandacht voor opvoeding,
extra geld voor huiswerkklassenbegeleiding en extra inzet van
leerplichtambtenaren. Maar ook met dat voorstel is het acute probleem, dat door
dit rapport aan de orde is gesteld, op scholen niet opgelost. Een school staat
natuurlijk niet geïsoleerd van de rest van de stad en van de rest van de
samenleving. Integendeel, een school is veel eerder een spiegel van de
samenleving, een spiegel van de stad. De huidige problemen zijn dus ook terug
te voeren op de spanningen in de stad. Spanningen van na 11 september 2001, van
na en rond 2 november 2004. Groepen keren zich af van de samenleving en van
elkaar. En daarbij moet ook de autochtone jeugd genoemd worden die dreigt te
gaan verrechtsen. En het effect op jongeren van de aanvallen die op de islam
uitgevoerd worden door politiek en media. Ook het integratierapport van de
Dienst Onderzoek en Statistiek van april 2005 wijst in deze richting.
Polarisatie, concentraties van kansarmoede, bevolkingsgroepen die niet of
nauwelijks met elkaar in contact staan. Op die manier groeien teveel
Amsterdamse kinderen op in een samenleving waar achterstanden wel erfelijk
lijken en waar de deling sterk is. Waar die radicalisering en polarisering ook
vandaan komt, er zal leiderschap en moed voor nodig zijn om het tij te keren.
Niet de destructieve taal van de geblondeerde politicus onweersproken laten,
als het ware te tolereren. Wie suggereert dat door het afpakken van paspoorten
dit probleem kan worden opgelost, draagt zelf bij aan polarisatie, draagt zelf
bij aan radicalisering. Dat geldt ook voor een vrijwel gezichtsloze regering
die met lege handen staat bij dit probleem en eigenlijk geen moment
geloofwaardig en respectvol leiding geeft aan het binden van de samenleving.
Dit kabinet doet niet voldoende aan het bij elkaar brengen van groepen. Het
doet eerder aan balkenendisering. (De heer H.H.G. BAKKER:
U begint nu over dit kabinet, maar kunt u mij zeggen wie in de voorgaande
kabinetten zat en wat de Partij van de Arbeid daar al die jaren aan heeft
gedaan? Keer op keer heb ik hier in deze Raad de nadruk gelegd op de
verhoudingen tussen allochtonen onderling. Toen heb ik u en de rest van uw
partij niet één keer gehoord. Ik heb uw weblog gelezen en als ik
het goed heb gelezen dan bent u geschokt over de feiten die over het voortgezet
onderwijs naar buiten zijn gekomen. Keer op keer hebben wij erop gewezen en u
hebt er niets aan gedaan.)
Ik heb één vraag gehoord: of ik kan zeggen wie er in de vorige
kabinetten zat. Dat zou ik kunnen, maar dat ga ik nu niet doen. (De heer
H.H.G. BAKKER:
Daar heeft uw partij ook aan deelgenomen en ook uw partij heeft alle problemen
in de wijken onder tafel geschoven.)
Ik wilde net uitleggen wat ik bedoelde met balkenendisering
en waarom dat kan leiden tot verdere verdeeldheid. Dat heeft te maken met het
op een ongepaste manier de nadruk blijven leggen op ikke eerst. En onder het
mom van eigen verantwoordelijkheid problemen daar neerleggen waar groepen er
alleen maar last van hebben dat ze die eigen verantwoordelijkheid krijgen.
Morgen behandelt de Tweede Kamer de voorstellen van minister van Onderwijs Van
der Hoeven over de bezuinigingen op zwarte scholen. Naar ik heb begrepen, lijkt
het erop dat ze terugkrabbelt. Dat zou geweldig zijn, want het is een
buitengewoon slecht idee om juist nu, nu we deze problemen hebben, te gaan
bezuinigen op het onderwijsachterstandsbeleid in de grote stad, en dus ook in
Amsterdam. Maar we kunnen ons niet veroorloven om alleen naar Den Haag te
verwijzen. Amsterdams leiderschap is nodig en daarvoor kijk ik naar dit
College. We stuiten dan wel meteen op de beperkingen van onze bevoegdheden. Wat
de stad vermag, loopt niet parallel aan wat de stad verplicht is, namelijk het
nastreven van de ongedeelde stad. Wij roepen het College op om, voor het
gesprek met de scholen dat 5 juli 2005 zal plaatsvinden, een pakket mogelijke
maatregelen in kaart te brengen, om de scholen op 5 juli 2005 een concreet
hulpaanbod te doen. Maatwerk, zodat nog voor het nieuwe schooljaar 2005-2006
een aanpak per school mogelijk is om deze problemen te bestrijden. We vragen
het College om een bijeenkomst te organiseren met de leerkrachten zelf, die op
de eerste plaats met dit probleem geconfronteerd worden. Bied maatwerk,
organiseer een plek waar ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Zorg voor een
brede discussie met alle betrokkenen, dus ook met de leerlingen en de ouders.
Daarover gaat een motie die ik hierbij wil indienen. Ik heb de eer die motie
samen in te dienen met de heer Van der Burg van de VVD en mevrouw Spee-Rouppe
van der Voort van het CDA. (Mevr. MEIJER:
Ik heb een vraag aan de heer Asscher. Op zich klinkt het natuurlijk mooi, een
pakket maatregelen om dit soort toestanden tegen te gaan. Maar is hij het met
mij eens dat de problemen wel wat breder zijn? En dat je bijvoorbeeld zou
moeten werken aan het mengen van wijken en het mengen van scholen? En dat dit
niet zo makkelijk zomaar op te lossen is.)
Ik ben het met mevrouw Meijer eens dat het probleem breder is. Daarom heb ik
ook gewezen op het feit dat de school in wezen een spiegel van de samenleving
en van de stad is. Het gaat om bredere maatschappelijke problemen waar we nu op
school mee geconfronteerd worden. Voor die bredere maatschappelijke problemen
zijn allerlei oplossingen denkbaar. In deze motie concentreer ik me op het
zoeken naar een begin van het oplossen van de problemen van scholen. De andere
suggesties van mevrouw Meijer moeten we misschien op een ander moment
bespreken. Ik concentreer me nu hierop, maar ik ben het met haar eens dat het
gaat om een breder probleem. (De heer H.H.G. BAKKER:
Bent u het met de fractie van Leefbaar Amsterdam eens dat als je bepaalde
allochtone groepen in bepaalde delen van de stad blijft concentreren, je ook in
bepaalde delen van de stad overwegend zwarte scholen krijgt? En dat er van
menging geen sprake is?)
Als de heer Bakker denkt dat ik het nu puur over zwarte scholen heb, dan heeft
hij het mis. Juist op gemengde scholen spelen ook dit soort problemen, blijkt
uit het rapport. Het gaat om een meerderheid van de 25 onderzochte scholen, dus
het probleem is niet zo eenvoudig als u het doet voorkomen. (De heer
WEENINK:
Het kan natuurlijk ook zijn dat docenten op een gegeven moment zeggen dat ze
er niet zoveel zin meer in hebben en vertrekken. In andere landen hebben ze
daar een oplossing voor gevonden door het niet algemeen verbindend verklaren
van CAOs voor docenten, zodat je voor docenten in grote steden een ander
inkomen kunt creëren dan op het platteland. Bent u daar voor?)
Ik denk dat dat iets is dat buiten deze discussie valt, maar persoonlijk ben ik
er een voorstander van om na te denken over de vraag of je leraren in een
grote stad, die specifieke problemen tegenkomen, niet extra zou moeten kunnen
belonen. Maar ik wil me nu concentreren op de situatie waar we nu in zitten en
kijken wat we daar als gemeentebestuur aan kunnen doen. Daarbij is er eigenlijk
geen keus, want we moeten dit wel samen oplossen. Daarbij is ook oog nodig
voor de angsten en frustraties en de woede bij de verschillende groepen in onze
stad. Ik wil dit demonstreren aan de hand van twee geanonimiseerde e-mails. Op
de eerste plaats Samira A., die schrijft mij: Naar aanleiding van
krantenkoppen als Terreur teistert scholier en Marokkanen
dringen anti-westerse houding op vraag ik mij af of er eigenlijk iemand
stilstaat bij het effect van dit soort krantenkoppen op allochtone leerlingen?
Staat er ooit iemand stil bij het feit dat deze kinderen ook gevoelens van
pijn, verdriet en angst hebben? Of zijn deze onderzoeken juist erop uit om dat
tegen te spreken? En aan de andere kant Ron B.: Ik ben zeer
geschrokken door de toestanden op de scholen. Hoe moet dit nu verder? De
jongeren zijn toch niet meer voor rede vatbaar. Ik raak steeds meer mijn
identiteit kwijt. Dat is in een notendop de spanning die op dit moment in
de stad gevoeld wordt. Het is dus van het grootste belang dat we met elkaar
als Amsterdams bestuur een weg uit dit moeras van angst en polarisatie vinden.
Dit is volgens mij de echte kloof waar we ons als politici om moeten
bekommeren. En Amsterdam zou daarbij voorop moeten lopen. De
VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 28o
Motie van 22 juni 2005 van de raadsleden Asscher, Schaapman, Van der Burg en
Spee-Rouppe van der Voort inzake de toenemende polarisatie op scholen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 351). De VOORZITTER
: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen. De
VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Aboutaleb.
Wethouder ABOUTALEB:
Om te beginnen een kleine terugblik waarom wij tot deze quickscan besloten
hebben. De reden lag op de eerste plaats in de signalen die wij kregen op basis
van krantenberichten en op basis van andere signalen van de
Mozaïekschool. Het begon eigenlijk al bij het signaal uit het primair
onderwijs. Toen is besloten tot deze quickscan. Het woord zegt het al, het is
geen wetenschappelijk verantwoord document. Het geeft een globaal beeld waarbij
25 scholen betrokken zijn. Als u weet dat wij ongeveer 60 middelbare scholen
in Amsterdam hebben, dan weet u dat bijna de helft van de scholen heeft
gerapporteerd op basis van deze quickscan. De Burgemeester en ik hebben in een
eerste reactie gezegd dat we enigszins op deze ontwikkelingen waren voorbereid,
gezien de signalen die we hebben gekregen, en dat we de inhoud van de reacties
ook wel begrijpen. Dan is het opvallend dat anderen er dan al heel snel van
maken dat het stadsbestuur begrip heeft voor wat geconstateerd is. Ik geef toe
dat het Nederlands soms wat ingewikkeld is, maar iets begrijpen is nog niet
hetzelfde als ergens begrip voor hebben. Iemand als de heer Wilders componeert
een batterij vragen aan het adres van het kabinet, gebaseerd op de term
begrip die we nimmer hebben gebruikt. Wij hebben gezegd iets te
begrijpen. Ik begrijp het ook wel, want als je wat wij gezegd hebben letterlijk
neemt, dan is het haakje voor het stellen van die vragen weg en dus ligt het
voor de hand om eerst maar van begrijpen begrip te
maken en vervolgens kun je schelden. Ik denk dat wij onszelf als bestuurders
ernstig moeten tuchtigen, en dat geldt voor iedereen die bestuurlijke
verantwoordelijkheid heeft, en ons af moeten vragen of je door middel van dat
soort kanonnades niet nog meer bijdraagt aan polarisatie dan die polarisatie
weg te nemen. Ik ben het dan ook eens met de heer Asscher in zijn interventie
dat het woord polarisatie hierin een sleutelbegrip is. De twee
e-mails waar hij uit citeert, geven keurig de beide kampen weer waar we over
spreken. Als de samenleving verder gaat polariseren, en dat zie je, dan mag je
niet verwachten dat het binnen de school allemaal soepel gaat. Als de
samenleving polariseert, dan polariseert de school ook. Het is de spiegel waar
we over spreken. Dus denk ik dat het erg verstandig is dat we bij onszelf te
rade gaan wat onze eigen bijdrage is aan het klimaat waarin deze kinderen
leven. Als je zegt dat je die ontwikkeling begrijpt, dan heb je er nog geen
begrip voor. Het draait inderdaad om begrippen als tolerantie, het draait om
respect eisen voor jezelf, maar ook respect gunnen aan een ander. En dat is
heel lastig op al die scholen waar we met enige regelmaat als collegeleden
verschijnen en u waarschijnlijk ook. Het is een ingewikkeld thema. Iets wat je
niet met een Officier van Justitie oplost, en ook niet door een batterij mensen
van het OM de scholen in te sturen, noch door paspoorten af te pakken,
verblijfsvergunningen af te pakken, mensen het land uit te sturen. Mij dunkt,
dat is niet de weg. (De heer VAN POELGEEST:
Is er iemand in de Raad tot wie u zich in dit opzicht specifiek richt?)
Nee, ik sprak over de heer Wilders en zijn batterij vragen die gekoppeld is aan
de term begrip. Misverstand opgelost. (De heer
VAN POELGEEST:
Ik ben het wel met u eens, maar volgens mij heeft de heer Asscher u vragen
gesteld.)
Een aantal scholen heeft aangegeven met de handen in het haar te zitten. Een
aantal scholen heeft aangegeven te werken aan verbetering. En een aantal
scholen heeft aangegeven inmiddels een aanpak te hebben gekozen die werkt. Het
blijkt dus dat binnen het Amsterdamse onderwijs weinig wordt uitgewisseld. De
heer Asscher slaat de spijker op zijn kop. Iedereen die de schermutselingen
tussen de minister van Onderwijs en mij af en toe via de kranten leest, weet
waar we het over hebben. Wij, het gemeentebestuur, u en het College, hebben zo
weinig te zeggen over de gang van zaken binnen het onderwijs. Het gaat daarbij
om de autonomie van de onderwijsinstellingen en zaken die raken aan tolerantie
binnen het onderwijs zijn niet weggelegd voor interventies van buiten. Daar
wringt de schoen. Je wilt iets, maar je hebt niet de gelegenheid om daar zelf
volop mee aan de slag te gaan. Wij zijn aangewezen op overleg en wij zijn
aangewezen op discussie met schoolbesturen en dat gaan we ook doen. Dat hebben
we aangekondigd en 5 juli 2005 gaan we daarmee aan de slag. Ik denk dat het erg
belangrijk is om je te realiseren dat we hier te maken hebben met een zaak die
je niet morgen of overmorgen oplost. Zolang het klimaat in Nederland in het
algemeen ertoe leidt dat we virtueel in twee kampen zitten, de
wij/zij-discussie, zie ook alles wat wij op papier hebben gezet en de aanpak
die wij gekozen hebben in het kader van Wij Amsterdammers, zal het ook in het
onderwijs nog niet rustig zijn. Het is een illusie om te denken dat we in het
onderwijs een aanpak kunnen kiezen die een dergelijk effect sorteert, los van
de ontwikkelingen in de samenleving als geheel. Voor mij is 5 juli 2005
cruciaal voor het overleg met de schoolbesturen. Wij gaan niet voorstellen wat
de scholen moeten doen. We doen een hulpaanbod. En het is aan de scholen, aan
de schoolbesturen, aan de docenten om uit te maken wat ze van dat alles kunnen
en willen gebruiken. Het doet me deugd om te zien dat een aantal scholen
inmiddels uit eigen beweging 5 juli 2005 niet afgewacht heeft, maar al
voorstellen bij ons heeft ingediend. Ik denk dat het goed is om met de
schoolbesturen aan tafel te gaan zitten en te bekijken wat er binnen de school
kan gebeuren. Ik ben het ook met mevrouw Meijer eens, een belangrijk deel van
de interventies waar we het over hebben, ligt buiten de school. Deze dag is
niet de gelegenheid om daar uitgebreid op in te gaan. We moeten kijken naar de
samenhang in de school en buiten de school en bekijken hoe wij de kust op een
veilige manier kunnen bereiken, ook al realiseer ik mij dat dat niet
een-twee-drie in een paar jaar tijd gedaan kan worden. Het wegnemen van deze
hobbel zal een langere tijd vergen. De VOORZITTER
geeft het woord aan Burgemeester Cohen. De
BURGEMEESTER:
Ik wil daar nog een paar opmerkingen aan toevoegen. Ik heb het rapport
geïnitieerd en wethouder Aboutaleb heeft ook gezegd waarom ik dat heb
gedaan. Ik vind het een hard rapport. Er wordt terecht aandacht voor gevraagd.
Tegelijkertijd vind ik, en daar is niet op gewezen, dat er ook een paar
positieve elementen in zitten. Het is niet op alle scholen precies hetzelfde.
Het goede nieuws uit het rapport is dat je ook kunt aanwijzen op welke scholen
de situatie beter was. Dat biedt aanknopingspunten voor de vraag hoe je die
zaken moet aanpakken. Voor een deel zijn het dingen die we weten, maar
tegelijkertijd zijn het dingen waar je wat mee kunt. Op gemengde scholen, zowel
wat betreft leerlingen als docenten, gaat het over het algemeen beter. Op
scholen die strak geleid worden, waar veel aan veiligheid gedaan wordt, gaat
het goed. Scholen die veel contact onderhouden met ouders, dat zijn de scholen
waar het beter gaat. Dat duidt erop dat er instrumenten zijn om die problemen
op school aan te pakken. Tegelijkertijd ben ik het met de heer Asscher eens als
hij zegt dat de algemene verruwing die op de scholen plaatsvindt een spiegel
is van wat er in de samenleving gebeurt. Dat is niet nieuw voor ons, wij
begrijpen dat en we hebben het er hier in deze Raad het afgelopen jaar een
aantal keren terecht over gehad, vaak aan de hand van alle activiteiten die we
hebben opgezet in het kader van Wij Amsterdammers. Als ik zie wat er op dat
punt allemaal gebeurt, bij scholen, maar ook daarbuiten, dan is er een
range
aan activiteiten. Die leiden er wel degelijk toe dat we op een aantal punten
op de goede weg zijn, niet van vandaag op morgen, maar wel op een wat langere
termijn. Dat is geen reden om te zeggen: we zijn bezig, het is genoeg, het is
klaar, integendeel. Maar het is wel goed om dat een keer te signaleren. Ik vind
het logisch dat er aan dit harde rapport veel aandacht is besteed in de pers.
Ik was op zijn zachtst gezegd verwonderd toen ik in De Telegraaf woorden als
terreur en terroristisch aantrof. Als ik lees over
terreur en terrorisme, dan denk ik toch heel vaak aan iets anders. Als dat de
dingen zijn waarop is gereageerd in de mailtjes waar de heer Asscher het over
had, dan denk ik dat dergelijke artikelen niet bijdragen aan het terugdringen
van die polarisatie. De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Sargentini. Mevr.
SARGENTINI:
De heer Asscher en wethouder Aboutaleb zeiden beiden ongeveer hetzelfde en de
fractie van GroenLinks kan daar achter staan. Ook ons was opgevallen, en het is
prettig als we dat in Amsterdam een keer in een onderzoekje mogen vaststellen,
dat als politici grootspraak plegen, dat meteen consequenties heeft voor de
sfeer in een stad. Voor het gevoel om welkom te zijn, voor het idee of je je
leven hier wilt opbouwen of elders. Een van de voorbeelden in het onderzoek was
dat als je voor school stage moet lopen en je krijgt geen stageplaats, dat dat
een nieuw bewijs is dat je hier niet welkom bent. En dat je je toekomst elders
moet gaan opbouwen. Als je stage loopt en het is een doorslaand succes, dan is
er toekomst, dan ben je welkom, dan kun je je leven hier op gaan bouwen. Het
is wat schetsmatig, maar zo staat het wel in het rapport. Ik denk dat we ons
daar heel erg rekenschap van moeten geven. Onderwijs in deze stad kan inderdaad
niet alleen maar het leren schrijven, rekenen en aardrijkskunde zijn.
Onderwijs gaat steeds meer, en moet steeds meer gaan, over sociale
competenties. Daarmee bedoel ik niet alleen maar omgangsvormen van het soort
goedendag mevrouw, wat een mooi weertje is het vandaag, maar ook
hoe maak ik ruzie op een constructieve manier. En hoe leg ik die ruzie weer
bij. Dat is een sociale competentie. Dat horen ouders hun kinderen bij te
brengen, maar dat is ook wat wij in ons Amsterdamse onderwijs onze kinderen
moeten gaan aanbieden. Wij hebben het in het onderwijs in Amsterdam wel eens
gehad over sociale competenties. In het Lokaal Onderwijs- en Jeugdplan van 2002
stond een onderzoekje naar sociale competenties. Ik heb daar nooit iets van
teruggezien. Ik wil de wethouder dan ook vragen wanneer ik dat tegemoet kan
zien. Ik schat dat de motie van de heer Asscher wel wordt aangenomen. Als de
Raad vaststelt dat onderwijs zoveel meer is dan leren rekenen, dan moeten wij
werk maken van omgangsvormen en sociale competenties. Met of zonder steun van
mevrouw Van der Hoeven. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van der Burg. De heer
VAN DER BURG:
Voor de VVD had deze interpellatie op dit punt vandaag niet gehoeven. Wij gaan
ervan uit dat we dit rapport nog een keer goed gaan bespreken in de commissie.
De Burgemeester en ook de heer Aboutaleb zeiden al dat op deze quickscan nog
de nodige zaken af te dingen of anders te interpreteren zijn. Ook de
berichtgeving is op sommige punten eenzijdig. We moeten gaan kijken naar
bijvoorbeeld die voorbeeldscholen. Daar zou je in het kader van best
practice
het nodige mee kunnen doen. Wij pleiten in het kader van Wij Amsterdammers er
sowieso al voor om meer met het best-practice
model te gaan werken. Het lijkt ons dus goed om op deze quickscan nog een keer
terug te komen in de Commissie voor Werk en Inkomen, Educatie, Jeugd,
Diversiteit en Grotestedenbeleid en hem dan van alle kanten te bekijken. Waarom
zijn wij er dan toch door de PvdA van overtuigd om er vandaag over te spreken?
De heer Asscher legt een hele nadrukkelijke koppeling met de bijeenkomst die
op 5 juli 2005 gaat plaatsvinden. Daartoe heeft hij een voorstel gedaan dat
door de VVD-fractie is meeondertekend. Een voorstel dat de heer Asscher naar
mijn mening volstrekt verkeerd heeft ingeleid. Ik kan me geheel vinden in de
boosheid van de heer Bakker. De PvdA, en de heer Asscher voorop, heeft nogal
snel de neiging om de schuld te leggen bij alles wat in Den Haag gebeurt. Den
Haag, waar we de Partij van de Arbeid nooit zien en waar GroenLinks en de SP
het vuile werk mogen opknappen. De PvdA vergeet in die analyses regelmatig de
nog steeds veel te grote rol die zij speelt in de Gemeenteraad en de
stadsdeelraden, zeker als het gaat om onderwijs. (De heer ASSCHER:
Ik begrijp de reactie van de heer Van der Burg best. Ik heb niet geprobeerd de
schuld uitsluitend bij het kabinet-Balkenende te leggen, ik heb wel gewezen op
de rol die dit kabinet ook speelt en die wat mij betreft te weinig wordt
ingevuld bij het binden dan wel uit elkaar drijven van de samenleving. Daar
ging het mij om. En ik ben het volstrekt met u eens dat de Partij van de Arbeid
in de Gemeenteraad en overigens ook in de Tweede Kamer een belangrijke
verantwoordelijkheid heeft.)
Ik ben blij dat de heer Asscher wat inbindt. (De heer ASSCHER:
Uitlegt.)
Toch ben ik daar blij mee. Als hij dat niet had gedaan, had ik overigens de
motie nog steeds gesteund. Hoewel ik de inleiding niets vond, bevat de motie
een goed voorstel en daar gaat het tenslotte om. Maar nogmaals, wel met de
kanttekening dat dit voorstel niet het enige moet zijn wat we doen aan de hand
van dit rapport, maar dat we er later uitgebreid in de commissie op terugkomen.
De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Zafer Yurdakul. De heer
ZAFER YURDAKUL:
De in de quickscan genoemde problemen in het onderwijs zijn ernstig en
zorgelijk. Kinderen horen goed onderwijs te krijgen in een veilige omgeving. En
ook leerkrachten moeten kunnen lesgeven in een veilige omgeving waarin zij
niet zichzelf en de leerstof hoeven te verdedigen. Wij delen dus ook de zorgen
van de Partij van de Arbeid. D66 vraagt zich af hoe het zover heeft kunnen
komen. We praten hier over de derde generatie nieuwkomers. Daarvan zou je
zoiets niet gauw verwachten. Aan de andere kant trekken nu de scholen massaal
aan de bel. Ze hebben het niet zien aankomen. Hoe komt het dat de scholen niet
zijn voorbereid op deze problematiek? Wat is er misgegaan en waar is het
precies misgegaan? Dat moeten we proberen te achterhalen. D66 wil daarom een
verdergaande analyse van de oorzaken van de problematiek. Aan de hand daarvan
kan vervolgens samen met de scholen en instellingen een samenhangend actieplan
worden ontwikkeld. Er moeten niet alleen maar praatclubs, maar ook doeclubs
komen en het liefst niet ad hoc. Als we kijken naar de voorstellen in de
quickscan, dan spreekt een aantal zaken ons heel erg aan. Kleinere scholen en
kleinere klassen zijn daar een voorbeeld van. Ziet de wethouder mogelijkheden
om hiermee in de stad aan de slag te gaan? En kan de wethouder aangeven wat de
gemeentelijke investering daarin zou kunnen zijn? De projecten die intolerantie
en racisme tegengaan zijn belangrijk. We hebben hier pas geleden gesproken
over lesprogrammas die hierin zouden moeten bijdragen. Het programma dat
is ontwikkeld, zou worden aangepast voor vmbo-leerlingen. Mijn vraag aan de
wethouder is: hoe staat het daarmee? Leerkrachten dienen volgens ons toch meer
macht en middelen te hebben om krachtig te interveniëren in situaties waar
intolerantie de kop opsteekt. Hebben wij als gemeente mogelijkheden om
schoolbesturen zodanig aan te spreken dat zij de leerkrachten ook die
mogelijkheden bieden? Uit onderzoek blijkt dat de activiteiten die leerlingen
na schooltijd gezamenlijk doen ertoe leiden dat ze ook veel begrip krijgen voor
elkaars leefmilieu en achtergronden. Daarin zijn activiteiten als kunst- en
cultuureducatie erg belangrijk. Wij hebben vorig jaar b
ij de begrotingsbehandeling een motie ingediend om zoveel mogelijk activiteiten
vanuit de scholen of in samenwerking met de scholen aan te bieden op het
gebied van naschoolse activiteiten, kunst- en cultuureducatie en sport. Die
motie is aanvaard. Ik vraag me af in hoeverre het College daar ook werk van
gemaakt heeft, zodat leerlingen veelvuldiger na schooltijd met elkaar kunnen
optrekken. (De VOORZITTER:
Ik onderbreek u even. Ik wil u maar ook andere leden van de Raad erop wijzen
dat er een belangrijk verschil is tussen de behandeling van een agendapunt en
een interpellatie. Op dit moment dreigt de discussie het karakter te krijgen
van een commissiebehandeling. U beslist dat zelf, maar ik wijs u er wel op.)
Ik ben bijna klaar. 80% van de scholen doet het erg goed. Het is al eerder
gezegd, misschien kun je daarvan leren. Ik ben ook blij met de bijdrage van de
Burgemeester in dit opzicht. De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Spee-Rouppe van der Voort.
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT:
Ik dacht straks dat de heer Asscher al aan de Algemene Beschouwingen was
begonnen die pas voor over drie weken gepland staan, waar de gebruikelijke fles
azijn alvast uitgegoten werd om problemen in Amsterdam op te lossen. Den Haag
is niet de oorzaak van het probleem en bovendien gaat het daar ook niet om. Als
ik de algemene beschouwing van de heer Asscher zo hoor, dan signaleren wij een
gezamenlijk probleem in de quickscan. Een probleem van polarisatie, van
verdere verruwing op scholen en gaandeweg het betoog van de heer Asscher vroeg
ik mij met de heer Van der Burg af hoe wij toch gezamenlijk tot een zelfde
motie konden komen. (De heer ASSCHER:
Bent u het niet met mij eens dat het probleem dat wij nu op scholen
constateren, veroorzaakt wordt door een breder algemeen maatschappelijk
probleem van verruwing en verharding en polarisatie? En dat dat ook noopt tot
het besteden van aandacht aan dat algemene probleem?)
Daar wilde ik nu net verder mee gaan. Want als we dit signaleren, en gezien het
feit dat het College op 5 juli 2005 contact gaat leggen met schoolbesturen,
zeggen wij: laten wij als Raad het College, voor zover we er iets over mogen
zeggen, een opdracht meegeven. Daar ligt inderdaad onze taak wel. Zo zijn we
toch gezamenlijk tot deze motie gekomen. Niet in de laatste plaats omdat de
scholen uitdrukkelijk een oproep doen aan ons. De quickscan is geweest, dat was
een inventarisatieronde en de scholen hebben hulp nodig bij de aanpak. Dat is
de reden waarom wij samen met de heer Asscher en de heer Van der Burg deze
motie indienen. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Ik heb nog een vraag aan mevrouw Spee. Zegt u nu dat u dit niet zo goed
doorgepraat hebt met uw collegas, maar wel een motie hebt gemaakt? Of
zegt u: ik weet van tevoren niet wat ze hier gaan zeggen, maar ik sta helemaal
achter de motie?)
U slaat de spijker op zijn kop. De heer Asscher gaat over zijn eigen woorden,
maar ik sta geheel achter de tekst van de motie. De
VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Meijer. Mevr.
MEIJER:
Ook voor de SP hadden wij niet nu hierover hoeven praten. Dat had allemaal
prima in de commissie en in de Raad gekund, maar dat terzijde. Ik heb nog twee
vragen aan de wethouder. Ik las in de krant dat docenten ervan beticht worden
teveel stelling te nemen in plaats van met de leerlingen te discussiëren
en hen discussietechnieken aan te leren. Wat vindt u daarvan? Daarnaast wordt
er in het rapport nogal gehamerd op het aantal zorgleerlingen met crimineel
gedrag en de plaatsingsmogelijkheden in het speciaal onderwijs. Bent u met mij
van mening dat dit ook mede komt doordat wij op het moment aan het Weer samen
naar school-principe vasthouden en deze leerlingen juist op de gewone scholen
plaatsen? De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker. De heer
H.H.G. BAKKER:
Wij zullen vast een klein voorschotje nemen op de Algemene Beschouwingen. Ik
heb net de heer Asscher al gehoord over het balken van ellende, maar ik vind
dat je ook de hand in eigen boezem moet steken. De Partij van de Arbeid heeft
natuurlijk jarenlang in Den Haag de scepter gezwaaid en in Amsterdam nog veel
langer. Als je de kleinere partijen voor Sinterklaas gaat uitmaken, terwijl je
dat zelf ook jarenlang hebt gedaan waardoor er een hoop geld over de balk is
gesmeten, dan krijg je problemen met de verschillende bevolkingsgroepen. Was
het niet uw partij die nooit oog heeft gehad voor de problemen van allochtonen
in de wijken? Dat werd gewoon gebagatelliseerd, weggewuifd. Er was niets aan de
hand in de wijken en nu staat iedereen op zijn achterste benen. In
achterstandswijken waarvoor aandacht werd gevraagd, werden de problemen
gebagatelliseerd. In de Diamantbuurt moesten zelfs de ruiten sneuvelen en
mensen weggejaagd worden voordat u actie ondernam. Maar bij het gesprek over
Wij Amsterdammers heb ik u duidelijk gemaakt dat niet de relatie tussen
allochtonen en autochtonen verslechtert, maar dat vooral de relatie tussen
allochtonen onderling verslechterd is. Ook toen heb ik u niet meteen gehoord.
Alleen de heer Jamari begreep het donders goed. Waar is het fout gegaan? Wij
hebben achterstandswijken gecreëerd. Leefbaar Amsterdam heeft altijd
geroepen dat we moeten spreiden in de stad. Dat zou goed zijn voor de
integratie, het zou goed zijn voor de wijken. En zo is het op scholen ook. Wij
zijn tegen zwarte scholen. Niet vanwege de personen die op die scholen zitten,
maar omdat wij het gevoel hebben dat het de integratie niet ten goede komt. Net
zoals wij overwegend blanke scholen ook niet goed vinden voor de integratie.
Er wordt wederom een pakket maatregelen aangekondigd. Ik heb problemen met het
nut daarvan. Er is jarenlang in de jeugd geïnvesteerd door
hulporganisaties. En wat is er van terechtgekomen als je naar de resultaten
kijkt? Weinig. Volgens het dualisme moeten we de wijken in, we moeten ophouden
met het produceren van die pakken papier hier en met zijn allen, met 45 man, de
buurten ingaan, spreken met de mensen, wat wij ook elke dag op de markt doen.
We praten met de Turkse bevolking, met de Marokkaanse bevolking, wij weten
donders goed wat er leeft onder die bevolking. Maar a
ls de Gemeenteraad van Amsterdam de feiten niet onder ogen wil zien, dan hebben
we een groot probleem. Maar ga niet zeggen dat je tolerant bent en een tientje
in een fonds stopt en dan zeggen dat je goede bedoelingen hebt. (De heer
ASSCHER:
Ik heb een vraag aan collega Bakker in de hoop dat wij hem kunnen overtuigen
om voor de motie te stemmen. Er zitten twee elementen in waarvan ik hoop dat ze
u aanspreken en waar ik graag uw reactie op wil. Op de eerste plaats het
organiseren van een discussie met de direct betrokkenen.)
Dat had u eerder moeten doen, meneer Asscher. (De heer ASSCHER:
Zelfs als je dingen eerder had moeten doen, is dat nog geen reden om ze nu
niet alsnog te doen, dus ik hoop dat u daar toch voor zult stemmen. En het
tweede waarvan ik me afvraag hoe u daarover denkt, is om concreet, per school
aan te bieden om ze te helpen met een plan van aanpak van deze problemen. Bent
u daar tegen?)
Dan zal ik u een voorbeeld geven. Ik ken een geval op het ROC met betrekking
tot stageplaatsen en daar wil ik uw zienswijze wel over horen. Een leerling
heeft stage gelopen op een bedrijf en heeft zeer extreem gedrag vertoond bij
dat bedrijf. Die leerling is vervolgens weggestuurd. Het schoolbestuur heeft
daarop contact met het bedrijf opgenomen en gevraagd of het bedrijf geen
beoordeling wil geven over de bewuste stagiaire omdat dat wel eens nadelige
gevolgen voor zijn toekomst kan hebben. En dus gaat de school de stagiaire
beoordelen. Wat wordt er volgens u dan aan het probleem gedaan? (De heer
ASSCHER: Volgens mij hebt u mijn vraag helemaal niet begrepen.)
Ik begrijp u donders goed. (De heer ASSCHER:
Mijn vraag is wat u van de voorstellen in de motie vindt. U hebt het over een
pak papier, maar het zijn heel concrete zaken. Ik dacht: misschien doet de heer
Bakker wel met mij mee.)
Het is bij uw partij altijd zo dat als het kalf verdronken is, u dan de put pas
dempt. U moet veel voortvarender te werk gaan. U moet de wijken in. U moet met
de mensen praten. (De heer ASSCHER:
U weigert dus gewoon om op dit voorstel in te gaan.)
U hebt duidelijk gehoord hoe ik vorige keer over Wij Amsterdammers heb
gesproken en wat ik daarvan vind. Daar was u het volkomen mee eens, dus dan
kent u mijn standpunten hieromtrent. Ik vind het een heleboel papierwerk en het
geld komt in de hulpverlening terecht en ik wil de resultaten wel eens zien.
(De heer ASSCHER: Leest u nu eens wat er staat, meneer Bakker.)
Nee, u kunt beter eens begrijpen wat er in de wijken speelt. Aan dat papierwerk
heb ik niet zoveel. Ik wil de mensen op straat begrijpen. Die technische
verhalen op papier dragen niet bij aan de onderlinge cohesie in Amsterdam. U
zou eens een weekje met mij de wijken moeten ingaan. Misschien dat u daar wat
van kan leren. De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen. Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Mokum Mobiel heeft de motie gelezen, is ook blij dat er dingen voorgesteld
worden. Maar de scholen zeggen al de hele tijd dat ze zo overbelast zijn. En
dit is weer een actie waarvan wij zeggen: dat kost een heleboel energie van de
scholen zelf. Ik wil dus weten wat de haalbaarheid is. Er zijn scholen die het
zelf aangeven, maar voor de andere scholen die zeggen dat ze het aankunnen, is
de vraag of we die er meteen bij moeten betrekken. Of moeten we een soort
hulplijn bieden: als het nodig is, hebben wij een plan van aanpak. Ik kom
regelmatig op lagere scholen en daar wordt steeds gezegd dat ze al zoveel extra
moeten doen. (De heer ASSCHER:
U hebt gelijk dat we erg veel vragen van scholen en van leerkrachten. In dat
opzicht moet je inderdaad voorzichtig zijn met dingen daaraan toevoegen. Maar
wij hebben de indruk, en dat lees ik ook in dat rapport, dat scholen en
leerkrachten juist op dit punt echt behoefte hebben aan ondersteuning, aan het
uitwisselen van ideeën en aan hulp. Ik denk dat dit voor hen juist als
geroepen komt en niet als een extra belasting.) De
VOORZITTER:
Dan stel ik voor dat het College nu gaat antwoorden in de persoon van
wethouder Aboutaleb. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Aboutaleb. Wethouder
ABOUTALEB:
Mevrouw Sargentini borduurt eigenlijk voort op de inbreng van mevrouw Meijer
in haar bijdrage. Het gaat om veel meer zaken dan alleen maar de vraag of je
een ander mag en of je een andere cultuur mag. Heel vaak heeft dat te maken met
een gevoel van verongelijkt zijn. Dat hoeft niet waar te zijn. Maar het gevoel
te hebben dat je niet meedoet, dat je niet meetelt. Dat je inderdaad afgewezen
wordt voor een stageplek. En dat je veel mensen om je heen ziet die wel een
diploma hebben, maar een buitenlandse naam hebben en dus geen baan krijgen. Dat
soort omgevingsfactoren leidt ertoe dat die kinderen een bepaalde houding
aannemen. De vraag van mevrouw Sargentini over sociale competenties zal wat mij
betreft worden beantwoord in het Lokaal Onderwijs- en Jeugdplan dat wij met de
schoolbesturen gaan maken. Dat is in de maak en ik krijg signalen van
schoolbesturen om daar volop aan mee te werken, ook omdat het betekent dat zij
vanaf augustus 2005 voor een belangrijk deel over centen gaan beschikken die
wij in het verleden zelf beheerden. Ik merk dat er een grote belangstelling bij
schoolbesturen bestaat om toch op dat gebied zaken met ons te gaan doen. Ik
vind het prima om de quickscan weer in de commissie te agenderen en daar
uitgebreid over te gaan discussiëren. Misschien dat dat samen met het
Onderwijs- en Jeugdplan kan worden gedaan. De heer Yurdakul vraagt welke
mogelijkheden er zijn voor kleine klassen. Kleine klassen hangen zeer nauw
samen met de formatieruimte die de minister aan de scholen aanbiedt. Wij kunnen
dat dus niet beïnvloeden en daarbij kom ik terug op de vraag van de heer
Asscher. Als de plannen van de minister doorgaan, en daar wordt vanavond in de
Tweede kamer over gesproken, dan betekent dat dat deze scholen in de komende
tijd een nog kleinere formatie krijgen. Wij hebben uitgerekend dat de korting
die het gevolg van het nieuwe beleid zou zijn, voor Amsterdam meer dan honderd
leerkrachten zou betekenen. Schrik niet: meer dan honderd leerkrachten minder.
Omdat veel van deze scholen het geld hebben
ingezet voor het verkleinen van de klassen, betekent dat automatisch dat zij
waarschijnlijk gedwongen zullen worden de klassen weer te vergroten. Onze
beleidsruimte als gemeente daarbij is nihil. (De heer ZAFER YURDAKUL:
Ik had dit antwoord wel verwacht, maar ik dacht: ik laat me verrassen,
misschien komt de wethouder toch met een andere invalshoek. Ik heb gevraagd wat
we zelf kunnen doen om daarin iets te ondernemen.)
Ik dacht aan het eind van mijn antwoord te hebben gezegd dat onze beleidsruimte
daarin nihil is. Wij kunnen dus zelf niets doen. Dat zou betekenen dat wij de
formatieruimte van de scholen zouden moeten aanvullen, want alleen op die
manier kunnen de klassen worden verkleind. En ik denk in alle oprechtheid dat
dat niet het beleidsdomein van de gemeente is. (Mevr. BRUINES:
Ik heb een korte aanvulling. Het ging ons ook om het verkleinen van scholen.
Iets waar D66 al jaren over praat. Het beheer van gebouwen voor het voortgezet
onderwijs is wel degelijk een rol van de gemeente Amsterdam. Ik weet dat het
allemaal heel duur en ingewikkeld is. Maar de schaalvergroting is indertijd
heel erg door de Partij van de Arbeid gepromoot. Daar moeten we echt van
terugkomen. Je kunt wel grote besturen hebben, maar wij vinden al heel lang dat
kleine leeromgevingen, waar mensen elkaar nog kennen, ontzettend kan helpen.
Onze vraag aan u is heel concreet: kunt u voor ons in kaart brengen wat wij
kunnen doen en hoeveel dat zou moeten kosten?)
Ik wil dat met alle plezier in kaart brengen, maar volgens mij is in het kader
van het integraal huisvestingsplan alles al bekend over onze plannen voor
onderwijshuisvesting in Amsterdam. Waar mogelijk, en waar schoolbesturen er
zelf ook voor kiezen, wordt gewerkt aan wat wij noemen klein binnen
groot. Dat wil zeggen een groot schoolgebouw, maar bijvoorbeeld onderbouw
separeren van de bovenbouw. Twee kantines, twee ingangen en toch de grote
voordelen van grootschaligheid. En dat leidt tot behapbare schoolgebouwen in
Amsterdam. Die lijn is inmiddels ingezet. Maar we kunnen daar altijd nog eens
met elkaar verder over praten. Maar wat de formatie betreft, denk ik oprecht
dat wij daar niet zo heel veel aan kunnen doen. Dan was er een vraag over kunst
en cultuur. Misschien is het handig als mevrouw Belliot daar wat over zegt.
De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Belliot. Wethouder
BELLIOT:
Ik stel voor dat wij daarover praten in de commissievergadering van 30 juni
2005. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Aboutaleb. Wethouder
ABOUTALEB:
Ik heb een paar korte opmerkingen. Ik spreek heel veel met kinderen op
scholen, mevrouw Spee. Er gaat geen week voorbij of ik ben op een school. De
opmerkingen van de kinderen hebben altijd te maken met het klimaat. Die hebben
altijd te maken met het landelijke klimaat en de landelijke discussie over
allerlei onderwerpen. We kunnen daar dus niet aan voorbijgaan als we daar zelf
over spreken. Het komt zelden voor dat kinderen zeggen: in de Gemeenteraad is
iets onaardigs over ons gezegd. Het gaat altijd over landelijke themas en
over de inbreng van vooral landelijke politici die hier opmerkingen over
maken. En ik vind dat wij dat best tegen elkaar mogen zeggen. In het landelijke
debat ligt uitdrukkelijk een verantwoordelijkheid voor het beïnvloeden
van het klimaat. (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT:
Natuurlijk, meneer Aboutaleb, dat ben ik ook geheel met u eens. Maar gaat u nu
vertellen dat die kinderen op scholen gezegd hebben dat de verruwing de schuld
is van mevrouw Van der Hoeven?) (De VOORZITTER:
Mevrouw Spee, en dat geldt ook voor de heer Aboutaleb en de gehele Raad, ik
stel voor dat u zich vooral concentreert op de beslispunten van de motie.)
Mevrouw Meijer zei dat docenten worden beticht van het innemen van stellingen.
Ik weet niet door wie, maar ik meen dat ik zelf in een artikel heb gezegd dat
mij in de discussies met docenten opvalt dat ze het moeilijk vinden om de
discussie te organiseren en dat ze het meer op prijs stellen om hun eigen
opinie centraal te stellen. En als ze geen gelijk krijgen van de kinderen, zijn
ze gedesillusioneerd. Dat constateer ik in de gesprekken met docenten en ik
denk dat het verstandig is om daar straks ook met de schoolbesturen over te
spreken. Over zorgleerlingen ben ik het uitdrukkelijk met u eens. De manier
waarop hier Samen weer naar school functioneert in het primair onderwijs, leidt
tot een groei van het aantal kinderen met speciale zorg in het voortgezet
onderwijs. Wij hebben al eens gesproken van een explosie van de toename in het
speciaal onderwijs op de middelbare scholen en in de gesprekken met het Rijk
proberen we daar een oplossing voor de vinden. De opmerking van mevrouw Van
Oudenallen over de overbelasting van scholen is juist. Scholen worden
geconfronteerd met tal van maatschappelijke themas waar ze aandacht aan
moeten besteden en dat kan niet altijd.
Dan de motie. Ik baseer mij op datgene wat ik van de heer Asscher heb gehoord
in zijn mondelinge versie. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij dit van een
positief advies voorzien. De VOORZITTER:
Dat gehoord hebbend, sluit ik daarmee de beraadslaging af.
De discussie wordt gesloten. De VOORZITTER
: Ik breng met uw goedvinden eerst motie nr. 351 in stemming en daarna gaan we
even terug naar de vorige interpellatie om over motie nr. 353 te stemmen. Wil
een van de leden een stemverklaring afleggen? De
VOORZITTER
geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker voor een stemverklaring.
De heer H.H.G. BAKKER
(stemverklaring): Wij vinden het een positief verhaal, een beetje laat. Wij
kunnen haar helaas niet steunen. Er worden hier allerlei zaken naar voren
gebracht, maar ik begrijp niet dat een discussie met mevrouw Van der Hoeven
invloed heeft op allochtonen onderling. Als iemand mij dat uit kan leggen:
graag. De VOORZITTER:
Een stemverklaring kan nimmer een vraag behelzen. Andere leden? Dat is niet
het geval. Aan de orde is de stemming over motie nr. 351.
De motie-Asscher c.s. (nr. 351) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER
constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de
fractie van Leefbaar Amsterdam zich tegen de motie hebben verklaard.
De interpellatie wordt gesloten.
Aan de orde is de v o o r t z e t t i n g van de behandeling van:
5B
Interpellatie van het raadslid de heer Haffmans van 21 juni 2005 inzake de
ontruiming van het pakhuis Afrika (Gemeenteblad afd. 1, nr. 345).
De VOORZITTER:
Aan de orde is de stemming over de motie-Haffmans (nr. 353) inzake de
interpellatie over de ontruiming van pakhuis Afrika. Wie van de leden wil een
stemverklaring afleggen? De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Bruines voor een stemverklaring.
Mevr. BRUINES
(stemverklaring): Met veel dank en waardering voor de wijze waarop de heer
Haffmans dit onderwerp ter bespreking heeft gebracht en de beantwoording van
het College zullen wij niet voor deze motie stemmen. Wij willen nog wel de
Burgemeester dringend verzoeken om voor die benedenverdieping nog eens heel
goed te kijken naar de mogelijkheden. De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Alberts voor een stemverklaring.
Mevr. ALBERTS
(stemverklaring): Wij zitten met hetzelfde dilemma. Wij hebben er voortdurend
op gehamerd dat de brandveiligheid in de stad in orde moet zijn. Maar de
voortvarendheid die de Burgemeester in deze kwestie heeft getoond, lijkt op het
schieten met een olifantengeweer op een muis. Wij vinden dat die
benedenverdieping anders had moeten worden behandeld en zullen om die reden de
motie wel steunen. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van Poelgeest voor een stemverklaring.
De heer VAN POELGEEST
(stemverklaring): Ik heb begrepen dat de Burgemeester nog eens naar die
benedenverdieping kijkt. Misschien komt dat nog goed. Dat wachten we af. De
motie in deze vorm kunnen wij niet steunen. Dat betekent niet dat wij instemmen
met de handelwijze van het College. Wij vinden dat op die donderdag ook het
alternatief bekeken had moeten worden. Misschien was er dan wel hetzelfde
oordeel uitgekomen, maar het alternatief is niet bekeken. Dat vinden wij niet
juist, maar dat betekent nog niet dat wij onze afkeuring uitspreken over het
gebruik van het noodbevel. Wij sluiten niet uit dat de Burgemeester dit middel
uiteindelijk ook had gebruikt. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker voor een stemverklaring.
De heer H.H.G. BAKKER
(stemverklaring): Ook wij vinden dat het optreden van de Burgemeester hierin
geen schoonheidsprijs verdient. Van de andere kant hebben wij de Burgemeester
keer op keer op diverse brandveiligheidsaspecten gewezen en daarom kunnen wij
de motie van de heer Haffmans dan ook niet steunen.
Aan de orde is de stemming over motie nr. 353.
De motie-Haffmans (nr. 353) wordt bij zitten en opstaan verworpen.
De VOORZITTER
constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de
fracties van Amsterdam Anders/De Groenen en de SP zich voor de motie hebben
verklaard. De interpellatie wordt gesloten.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
De VOORZITTER
heropent de vergadering en stelt aan de orde: 15
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake beleidsvereenvoudiging particuliere woonbestemmingen (Gemeenteblad afd.
1, nr. 331). De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Buurma-Haitsma. Mevr.
BUURMA-HAITSMA:
Deze voordracht gaat over een beleidsvereenvoudiging van het erfpachtstelsel
voor particulieren. Bewoners kunnen sneller hun huis verbouwen. Ze hoeven zich
niet te verdiepen in het zeer ingewikkelde erfpachtstelsel. En bovendien
betalen ze geen extra canon tot hun erfpachtcontract verloopt. Gunstig voor
bewoners die graag willen uitbreiden. De VVD is dan ook zeer verheugd dat het
College met dit voorstel is gekomen. Maar volgens de voordracht geldt de
vereenvoudiging niet voor niet-woonbestemmingen, zoals bijvoorbeeld de
winkelier in een van de oude winkelstraten in Amsterdam die zijn pand wil
uitbreiden om zo meer omzet te kunnen krijgen. Die valt nog onder het oude
systeem. Volgens de voordracht zullen hij en andere commerciële
erfpachters geen gebruik van kunnen maken van deze beleidsvereenvoudiging.
Volgens de voordracht kunnen zij het erfpachtsysteem beter begrijpen. Waarom
zij dat beter kunnen begrijpen, wordt niet gezegd. De VVD ziet eigenlijk niet
veel verschil tussen een bewoner en zon winkelier. Hetzelfde geldt voor
alle andere niet-woonbestemmingen, zoals voorzieningen, bedrijven enzovoorts.
De VVD wil dat wordt onderzocht of deze vereenvoudiging ook kan gelden voor
deze commerciële erfpachters. Als dat ook voor deze categorieën gaat
gelden, dan heeft dat natuurlijk gevolgen voor de canoninkomsten van de stad.
Maar dat weegt volgens ons niet op tegen de stimulering van het midden- en
kleinbedrijf (MKB) en daarmee de motor van de Amsterdamse economie. Die is van
groot belang voor de stad. Tevens voldoen we aan de algemene beleidswens dat we
vergroting van de bebouwing in de stad willen: de compacte stad. Hiertoe
zullen wij een motie indienen en we zijn benieuwd naar het antwoord van het
College in eerste termijn. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Olij. De heer OLIJ:
Dank u wel. (De heer VAN DER MEER:
Moet u de motie niet even voorlezen?) De VOORZITTER:
Ik zie dat de heer Olij het eens is met uw ordeverzoek. De
VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 29o
Motie van 22 juni 2005 van de raadsleden Buurma-Haitsma en Goring inzake de
vereenvoudiging erfpachtbeleid voor niet-woonbestemmingen (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 352). De VOORZITTER
: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen. De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Olij. De heer
OLIJ:
Wij kunnen instemmen met de voordracht van het College voor de vereenvoudiging
van de erfpacht. Te meer omdat het bijzonder weinig geld kost. Volgens de
voordracht 15.000 euro structureel en 240.000 euro afkoopsom. Het gaat dus over
heel weinig geld en waarschijnlijk levert het heel veel geld op doordat je
veel minder allerlei kleine erfpachtherzieninkjes hebt. Er is wat voor te
zeggen dat het bedrijfsleven daar ook van moet kunnen profiteren. Als zich daar
van die kleine dingen voordoen, dan zou het ook daarvoor kunnen gelden. Maar
mijn fractie is bang dat het dan meteen over veel geld gaat, en dat kan niet de
bedoeling zijn. In ieder geval niet van de PvdA, want wij willen niet zomaar
voor Sinterklaas spelen, ook niet hartje zomer. De VVD vraagt in haar motie of
we dat nog eens willen bekijken en onderzoeken. Daar zijn wij niet tegen, dus
wij zullen de motie wel steunen, maar wij denken dat het financieel slecht
uitpakt. (Mevr. BUURMA-HAITSMA:
Op pagina 15 en 16 van het stuk staat onder andere dat grote particuliere
beleggers zoals pensioenfondsen ook onder de beleidsvereenvoudiging vallen. En
ook andere ontwikkelaars die meer gaan bouwen, mogen gebruik maken van deze
vereenvoudiging van het erfpachtstelsel. Dat staat al in het stuk en daar stemt
u dan ook mee in, ongeacht de financiële gevolgen ervan.)
Nee, ik ga af op de financiële toelichting waarin staat dat het
structureel 15.000 euro kost. Als dat meer is, dan klopt de voordracht niet.
(De heer VAN POELGEEST:
Moet ik nu begrijpen dat de Partij van de Arbeid akkoord gaat met een
onderzoek waar ze het nut niet van inziet?)
Als je het zo duidelijk stelt, dan zou dat wel eens het geval kunnen zijn, maar
soms moet je wel eens wat voor de lieve vrede. De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Haffmans.
De heer HAFFMANS:
Wij zullen tegen de voordracht stemmen, want wij zien niet in waarom wij,
weliswaar voor een klein bedrag, huiseigenaren moeten subsidiëren. Wij
zullen dus ook tegen de motie van de VVD stemmen. De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Manuel.
De heer MANUEL:
Wij vinden het een buitengewoon sympathiek voorstel in het kader van de Grote
Vereenvoudiging en wij kunnen leven met de motie van de VVD. Dat behelst in
eerste instantie een onderzoek en wij krijgen nog te horen hoeveel ons dat
eventueel gaat kosten. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer De Graaf. De heer
DE GRAAF:
De CDA-fractie sluit zich ook aan bij de motie van de VVD en steunt ook het
voorstel. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Stadig. Wethouder
STADIG:
Ik wil de argumenten van mevrouw Buurma aanvullen. Er is het argument genoemd
dat commerciële partijen geacht worden de bijzonderheden van het
erfpachtstelsel beter te begrijpen. U zegt overigens terecht dat ook grote
particuliere verhuurders onder deze wijziging vallen. Daarvoor geldt dit
argument natuurlijk niet. Maar het tweede argument is minstens zo belangrijk.
In dit geval zullen de opbrengsten ongeveer opwegen tegen de perceptiekosten of
zelfs lager zijn. Dat is die 15.000 euro waar de heer Olij het over heeft. Het
gaat om heel weinig geld wat je ontvangt en waar je een heleboel gedoe om
hebt. Dat zou ik willen vasthouden bij de vraag of we dat ook bij
niet-woonbestemmingen gaan doen. En als u het hebt over het in kaart brengen
van de financiële gevolgen en het bevorderen van het midden- en
kleinbedrijf, dan raakt u mij kwijt, zoals collega Belliot dat zegt. Dan hebben
we het over iets anders. Maar in de oorspronkelijke stukken die in de
commissie aan de orde zijn geweest, stond al dat wij ook voor de
niet-woonbestemmingen een werkgroep willen oprichten om te bekijken in hoeverre
we daar iets gelijksoortigs zouden kunnen doen. Dat staat niet in de stukken
van de Raad zoals ik gezien heb. Deze motie is niet overbodig, maar het College
heeft er ook geen bezwaar tegen. En daarmee is alles wel gezegd.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Buurma-Haitsma.
Mevr. BUURMA-HAITSMA:
Ik dank de wethouder. Als we het over argumenten hebben, kan ik er ook nog aan
toevoegen dat duidelijk in het stuk staat dat u het draagvlak van het
erfpachtsysteem wilt vergroten. Dat zou ook onder MKB'ers en andere bedrijven
kunnen. Ik heb nog wel een punt over de bewoners in Nieuw-Sloten. Die worden in
het stuk uitdrukkelijk genoemd. Ik wil ze geen klokkenluiders noemen, maar het
lijkt er wel een beetje op dat zij dit punt onder de aandacht hebben gebracht.
En ik heb begrepen dat de rechter hen in het gelijk heeft gesteld. Ik weet
niet wat het College gaat doen, maar ik wil eigenlijk een beroep op het College
doen om hen tegemoet te komen en een gebaar naar deze bewoners te maken.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
Wethouder STADIG:
De term klokkenluider gaat mij wat te ver, maar het is wel zo dat die
geschiedenis voor mij aanleiding is geweest om te bekijken of het wel zo
verstandig is wat we hier doen. En dat heeft tot deze beleidswijziging geleid.
Ik heb ook begrepen dat er een uitspraak van de rechter is en zoals u van de
gemeente gewend bent, zal de gemeente de uitspraak van de rechter netjes
uitvoeren. De VOORZITTER:
Ik stel voor de beraadslaging af te ronden en te gaan stemmen. Ik breng in
stemming motie C. (Wethouder STADIG:
Neem me niet kwalijk, ik heb vergeten één ding te melden. De
ingangsdatum is een maand opgeschoven omdat het eerst in de Raad moest worden
besproken.) Daar neemt de Raad kennis van. (Mevr. BUURMA-HAITSMA:
Wat is de nieuwe datum nu?) (Wethouder STADIG:
In plaats van 1 juli 2005 wordt het 1 augustus 2005.)
Daarmee is de beraadslaging nu definitief afgerond. Ik verzoek de leden hun
plaatsen in te nemen. De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over motie nr. 352.
De motie-Buurma-Haitsma c.s. (nr. 352) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER
constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de
fracties van Amsterdam Anders/De Groenen, GroenLinks en de SP zich tegen de
motie hebben verklaard. De VOORZITTER
: Wilt u de voordracht in stemming brengen? Dan kan ik aannemen dat de
voordracht is aangenomen. (De heer GORING:
Sorry dat ik me ermee bemoei, maar ik dacht dat de heer Haffmans tegen de
voordracht was.
Dat had hij al aangegeven en daarvan is al akte genomen in de notulen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 331 van afd. 1 van het Gemeenteblad,
met inachtneming van de stemverklaring van het raadslid Haffmans.
18
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake Amsterdams Hoogbouwbeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 334).
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer J.L. Bakker.
De heer J.L. BAKKER:
Gaat de Grote Vereenvoudiging niet tot een grote verslechtering leiden? Dat
gevoel roept deze voordracht een beetje bij ons op. Waar zit nu immers de grote
versnelling? De wethouder zei het zelf ook, bij het bestemmingsplan komen die
verschillende hoogbouweffecten toch aan de orde. Ze moeten dus in kaart
gebracht worden. U kunt ze dus net zo goed bij elkaar rapen, er een nietje
doorslaan en je hebt je Hoogbouweffectrapportage (HER). Bovendien staat er in
het stuk dat het nut van de HER in de voorliggende periode voldoende bewezen is
en dat het uitvoeren van een HER dringend wordt aanbevolen. Je kunt mensen
natuurlijk ook een hoop denkwerk besparen door het gewoon verplicht te laten.
Dat scheelt misschien ook weer een vergadering of wat. Erg overtuigend vind ik
het verhaal dus niet. Het maakt juist voor bewoners en ook voor bestuurders
heel inzichtelijk wat de effecten zullen zijn van hoogbouwplannen. Een ander
verhaal is of de centrale stad die HER moet krijgen. En hierbij kan ik het
College wel volgen dat het gedeelte over de impact op het stadslandschap, de
skyline zal ik maar zeggen, voldoet voor de centrale Gemeenteraad. Dus in die
zin kunnen we het College wel volgen. Maar als je toch die impact moet maken,
dan kun je net zo goed de rest van die HER maken, want dat werk moet toch
allemaal gebeuren. Dus de grote tijdwinst die de Grote Vereenvoudiging op dit
gebied moet opleveren, zie ik niet. Wat ons betreft wordt die gewoon
gehandhaafd bij de stadsdelen, met uitzondering van het onderdeel impact op de
skyline. Mijn laatste vraag is: hoe gezellig gaat de wethouder het nu met de
minister van VROM in Dublin hebben na afgelopen week? De
VOORZITTER:
Ik stel wel voor om de vragen en antwoorden binnen de orde van het onderwerp
te houden. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Manuel. De heer MANUEL:
Dit is ook weer een voorstel in het kader van de Grote Vereenvoudiging, maar
in tegenstelling tot het vorige punt hebben we hier wat meer problemen mee. De
Hoogbouweffectrapportage heeft zijn nut bewezen. Dat stelt het stuk ook. De
feiten komen op tafel en burgers kunnen kijken wat het effect is van een
hoogbouwproject in een stadsdeel. Wat hier voorgesteld wordt, is om dat ten
dele los te gaan laten, de stadsdelen niet langer te verplichten een HER uit te
voeren. En dan kun je wel zeggen: we blijven daar op aandringen, we blijven de
stadsdelen vertellen hoe belangrijk zon HER kan zijn, maar je loopt het
gevaar dat stadsdelen denken: laten we dat maar niet meer doen, dan gaat het
misschien voor ons in het stadsdeel ook wat sneller. Dan hebben de bewoners wat
minder punten om zich druk over te maken. Dat gevaar loop je als je dit
voorstel aanneemt. Het voordeel voor de centrale stad op het gebied van de
snelheid van de processen zien wij ook niet zozeer. Ik ben het helemaal eens
met de heer Bakker dat wij niet zo nodig die HER of een deel van die HER in de
commissie hoeven te behandelen, maar wij vinden wel dat het stadsdeel een HER
moet blijven uitvoeren. Dus als de wethouder daar een compromis in kan vinden
en kan garanderen dat de stadsdelen die HER toch blijven uitvoeren in geval van
hoogbouw, dan kunnen wij met het voorstel instemmen en anders niet.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Olij.
De heer OLIJ:
Wij kunnen met het voorstel instemmen en wij denken dat de stadsdelen mans
genoeg zijn om zelf te beslissen of ze wel of geen HER doen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Stadig.
Wethouder STADIG:
Wat is de versnelling? Die is procedureel. Als je een procedure hebt waarin
een bepaald document van het stadsdeel naar de centrale stad moet, naar de
commissie moet, die ernaar moet kijken en vervolgens een advies moet geven, of
dat stilzwijgend doet, dan is dat een hele grote procedurele lus. Die heeft in
het onderhavige geval ook helemaal geen zin, dus vandaar het voorstel om dat
achterwege te laten. En dan duurt het dus korter. Zullen stadsdelen die HER wel
doen? Dat is een beetje de zorg van de heer Bakker en vooral van de heer
Manuel. Die discussie hebben we in de commissie ook al gevoerd. Eerlijk gezegd
moet ik u zeggen dat het mij ondenkbaar lijkt dat een stadsdeel een
bestemmingsplan of een stedenbouwkundig plan met daarin een toren van 60 m
midden in een stadsdeel in procedure brengt en zegt: een HER doen we maar niet
meer. Dat zou misschien nog kunnen. Maar dat de bewoners daaromheen dat
allemaal voor zoete koek aannemen en daar niet tegen protesteren, dat lijkt mij
ondenkbaar. En ook dat de stadsdeelraad vervolgens niet tegen het dagelijks
bestuur zou zeggen: Zou je dat toch maar niet doen? Met andere
woorden: ook hier is weer de kunst van het loslaten aan de orde. Laat u het nu
gewoon los en laat u het nu over aan het lokale krachtenspel van
stadsdeelbestuur en stadsdeelraad en stadsdeelbevolking. En ook nu is het geen
verplichting. Wij doen wel alsof die HER een verplichting is. Dat is helemaal
niet zo. In de Verordening op de stadsdelen staat niet dat stadsdelen verplicht
zijn een HER te maken en dat wij daar op toezien. In die zin verandert er
formeel helemaal niets en schaffen we een vooral papieren procedure af in het
belang van de Grote Vereenvoudiging. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Manuel. De heer MANUEL:
Ik heb een vraag aan de wethouder. U vraagt of wij het willen loslaten. In
principe willen we dat ook wel, maar kan ik dan met u afspreken dat u of uw
opvolger een keer rapporteert hoe dat gaat in de stadsdelen in geval van
hoogbouw en of er nog steeds een HER wordt uitgevoerd? Over twee jaar is een
aantal projecten afgerond. Kunt u aan uw eventuele opvolger doorgeven dat we in
ieder geval in de gaten houden of het inderdaad zo is als u zich dat voorstelt
en dat die HER uitgevoerd blijft worden? De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer J.L. Bakker. De heer
J.L. BAKKER:
Nu bekruipt met toch de vraag of er een Grote Vereenvoudiging aan de hand is
als we iets afschaffen wat eigenlijk niet verplicht is. Het is in wezen dan een
loos gebaar. De wethouder zegt: we raken een procedurele lus kwijt, maar we
schrijven nu op dat we de impact op het stadslandschap in bepaalde gevallen
langs moet komen. Dus voor de stadsdelen blijft de procedurele lus in stand. En
zon stadsdeel gaat dan toch weer vergaderen over wat ze al dan niet met
zon HER moeten. Dus ik vind die tijdwinst zeer bescheiden. Wat levert een
overbodige regel afschaffen voor winst op? De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Goring.
De heer GORING:
Om te beginnen steunen wij de voordracht. Ik heb echter één
vraag voor de wethouder. Als ik een beetje tussen de regels door lees, ademt
het stuk toch de sfeer uit dat hoogbouw gestimuleerd wordt. Is de wethouder het
met ons eens dat dat niet zo expliciet tot uitdrukking komt in het stuk. Het
gaat slechts om een vereenvoudiging en niet zozeer het stimuleren van hoogbouw.
De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Haffmans. De heer
HAFFMANS:
Wij voelen mee met de bezwaren van Hans Bakker van de SP en wij zullen tegen
stemmen. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Stadig. Wethouder
STADIG:
Ik dacht dat u van de anarchisten was? De tijdwinst is bescheiden, zegt de
heer Bakker, maar vele kleintjes maken een grote en dat proberen we met die
Grote Vereenvoudiging juist te doen. Als dit het enige is, dan is dat inderdaad
een beetje weinig, maar we doen ook nog een heleboel andere dingen. En dat is
geen reden om deze kleine niet te willen scoren. Ik kan u alles toezeggen wat
ik wil, meneer Manuel, want ik ben er over twee jaar toch niet meer, maar u
wel. Waarom gaat u dat zelf niet als mooi punt in uw volgende ambtsperiode
oppakken en daar mijn opvolger over lastig vallen? Is dat ook voor u eigenlijk
niet veel fijner? Het stimuleren van hoogbouw is een heel ander verhaal, meneer
Goring. Dit haalt belemmeringen weg, maar willen die paddestoelen echt
opschieten, dan moet je ook hele andere dingen doen. Dan moet je vooral
ontwikkelaars vinden die interesse hebben in het neerzetten van hoogbouw. Dat
durft niet iedereen aan. Maar dat is een ander hoofdstuk, daar hebt u gelijk
in. (De heer GORING:
De wethouder begint daar de laatste vergaderingen regelmatig over. Het valt
een beetje buiten de orde van dit onderwerp, maar ik heb in de krant gelezen
dat u beschikbaar bent als mogelijk vierde PvdA-wethouder na de volgende
verkiezingen. Wat is er waar van dat bericht?)
Dat moet u aan de heer Wiegman vragen. Die gaat daarover.
De VOORZITTER:
Daarmee is de beraadslaging voltooid en stel ik voor dat wij gaan stemmen over
de voordracht. De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over de voordracht. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Manuel voor een stemverklaring.
De heer MANUEL
(stemverklaring): Wij zullen voorstemmen en wij zullen inderdaad in de gaten
blijven houden of in de komende jaren in de stadsdelen een HER uitgevoerd
blijft worden. En zo niet, dan zullen wij de HER herinvoeren.
De VOORZITTER:
Dan verzoek ik de tegenstanders van deze voordracht te gaan staan.
De voordracht wordt bij zitten en opstaan aangenomen; de Raad neemt mitsdien
het besluit, vermeld onder nr. 334 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
De VOORZITTER
constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de
fracties van Amsterdam Anders/De Groenen en de SP zich tegen de voordracht
hebben verklaard. 20
Preadvies van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005 op de
notitie van de raadsleden de heer H. Bakker en de heer H.H.G Bakker inzake de
bepaling voor het werken op hoogte in het Convenant Arbeidsomstandigheden
Glazenwassersbranche (nr. 42 van 2003) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 336).
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker.
De heer H.H.G. BAKKER:
Wij hebben kennisgenomen van de brief van het College. Maar we willen er toch
bij het College op aandringen om te kijken of er een mogelijkheid is om hier
toch een uitweg in te vinden. Wij merken in veel buurten dat voornamelijk
ouderen moeite hebben om hun ramen gewassen te krijgen. Als oudere heb je het
tegenwoordig in de maatschappij al heel moeilijk. In bepaalde omstandigheden
kan het wel gebeuren, maar dan moet er een extreem duur glazenwassersbedrijf
ingehuurd worden. U begrijpt natuurlijk dat mensen die een AOW'tje hebben, niet
genoeg verdienen om regelmatig vrij zicht naar buiten te hebben. Ik wil er
daarom nogmaals bij het College op aandringen om te kijken hoe we met die
problematiek om kunnen gaan. Op driehoog kan niet gelapt worden, en je kunt
iemand van 85 of 90 jaar niet op driehoog uit het raam laten hangen. Graag een
reactie dus. De VOORZITTER
geeft het woord aan wethouder Stadig. Wethouder
STADIG:
De kern van wat het College u geschreven heeft, is dat wij daar helemaal niet
over gaan, dus dan moet u mij ook niet vragen om daar iets aan te doen.
(De heer H. BAKKER:
Dan ligt het bij mevrouw Belliot, want het is wel een zorg. Je kunt een vrouw
niet uit het raam laten hangen want dan kan ze beter bij Circus Elleboog gaan
werken. Dan levert het nog wat op. Wij zijn natuurlijk wel verantwoordelijk
voor die mensen. Het is verschrikkelijk als je twee jaar niet naar buiten kunt
kijken omdat je ramen niet gewassen zijn.)
Als het zo erg is, dan lijkt me dat inderdaad wel iets voor de portefeuille
Zorg. Maar nogmaals, deze hele regelgeving is helemaal buiten de gemeente
Amsterdam om totstandgekomen. Ik heb daar overigens mijn eigen ideeën
over, maar die zal ik voor mij houden. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker. De heer
H.H.G. BAKKER:
Het is ons duidelijk dat de heer Stadig weinig oog heeft voor de ouderen in de
maatschappij. Dat is jammer. De VOORZITTER:
Dan stel ik voor dat wij het preadvies voor kennisgeving aannemen en ronden
wij dit onderwerp af. Wij wensen de heer Stadig een goede reis naar Dublin.
De discussie wordt gesloten.
Het preadvies wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 336 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
9A
Verslag van de Rekeningencommissie van 25 mei 2005 over de jaarrekening over
2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 325). 9B
Reactie van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 op het
verslag van de Rekeningencommissie over de gemeenterekening over 2004 en op het
Generaal Verslag over de controle van de gemeenterekening over 2004
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 323). 9C
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 tot
vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening over 2004 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 322). 9D
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 tot
vaststelling van de jaarrekeningen over 2004 van de stadsdelen (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 324). De VOORZITTER:
Dit agendapunt is onderverdeeld in A, B, C, D en E. Ik stel voor de eerste
vier agendapunten gezamenlijk te behandelen en daarvoor doe ik u het volgende
behandelvoorstel. Wij geven zodadelijk eerst het woord aan de voorzitter van de
Rekeningencommissie, die zich tot de Raad wendt. Daarna geef ik de gelegenheid
aan de Raad om te reageren op de bijdrage van de Rekeningencommissie en, als u
daar behoefte aan hebt, op de jaarrekening en de elementen die voor dit punt
zijn bijgedragen door het College. Ik denk dat het verstandig is om de
beantwoording daarvan aan het begin van de avond te houden. Het oorspronkelijke
plan was dat de Rekeningencommissie gezamenlijk in de binnenste cirkel zou
gaan zitten, maar gelet op het gevorderde uur heeft de voorzitter mij gevraagd
om de leden van de Rekeningencommissie op hun eigen plaats te laten zitten.
(Mevr. BRUINES:
Mijn fractie kan instemmen met uw voorstel, maar wilt u wel om 16.30 uur
stoppen, of niet? Want dan kunnen wij nooit de eerste termijn van de Raad gehad
hebben plus de voorzitter van de Rekeningencommissie.) Denkt u dat?
(Mevr. BRUINES: Ik heb zelf al bijna tien minuten.)
Wat is dan uw voorstel? Even door te gaan na 16.30 uur tot wij de eerste
termijn van de Raad hebben voltooid? (Mevr. BRUINES:
Dat lijkt mij het verstandigst, tenzij het echt uit de hand loopt.)
Dat zien wij om 16.20 uur en dan komen wij op dit ordevoorstel weer terug. Met
genoegen geef ik nu het woord aan de voorzitter van de Rekeningencommissie,
mevrouw Codrington, die nu gaat spreken in technische tijd.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Codrington.
Mevr. CODRINGTON:
De Rekeningencommissie begint met het maken van een compliment. Dat doen we
niet elke keer. De Gemeenteraad voert het raadsdebat vóór het
zomerreces en dat is verheugend. Het is nog niet zo lang geleden, in de
beginjaren negentig, dat de Gemeenteraad jaren achterliep met de vaststelling
van de gemeenterekening. Het gaat echter niet alleen om de tijdigheid, maar ook
om de kwaliteit. Daar is nog heel wat aan te verbeteren. De
Rekeningencommissie deed onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid van
het gevoerde financiële beheer van het College. Wij hebben onderzoeken
verricht, werkbezoeken afgelegd, gesprekken gevoerd met Collegeleden en dit
alles heeft geresulteerd in het advies wat nu voor u ligt. Het College legt bij
de rekening 2004 verantwoording af aan de Raad. Daar zijn we nu mee bezig. Het
is een onderdeel van uw controlerende functie. De controlerende functie van de
Raad is erg belangrijk en wij kunnen vandaag praten over de gedane
toezeggingen van het College. Zijn die waargemaakt? En wat is ervan
terechtgekomen? De commissie stelt voor het financiële beheer voor 2004
goed te keuren, te besluiten tot vaststelling van de gemeenterekening 2004 en
Burgemeester en Wethouders decharge te verlenen voor het gevoerde
financiële beleid en beheer. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Ik heb een punt van orde. Waar zijn de andere twee wethouders?) (De
VOORZITTER: Ik vraag dat aan de voorzitter van het College.)
De wethouder voor Financiën en de anderen luisteren denk ik heel goed. Ik
stel voor dat we doorgaan. De Rekeningencommissie kijkt in financieel-technisch
opzicht terug naar het gevoerde beheer en financiële beleid en wij vragen
nadrukkelijk aandacht voor een aantal punten. Op 7 juni 2005 is dit verslag
behandeld in het College, 15 juni 2005 hebben we het antwoord weer besproken in
de Rekeningencommissie en we constateren vandaag dat er een aantal wijzigingen
zijn aangebracht in het antwoord van het College aan de Rekeningencommissie.
Het bevreemdt de Rekeningencommissie dat daarover niet aan ons is
gerapporteerd. Wij vinden dat weinig elegant. Een van de wijzigingen betreft de
operatie Kwaliteitsslag. Het lijkt erop dat operatie Kwaliteitsslag een teer
punt is voor dit College. U zegt in uw antwoord: Het is met succes
afgerond. De Rekeningencommissie geeft de Raad in overweging of het
succes niet groter had moeten zijn. Dat is het enige wat de Rekeningencommissie
doet. De Rekeningencommissie v
erzoekt het College ons te informeren hoe die aangebrachte wijzigingen tot
stand zijn gekomen, wie ervoor verantwoordelijk is en hoe dat zo gekomen is.
Daar willen we graag een antwoord op hebben.
Dan een terugblik. Bij het rekeningendebat over de rekening van 2004
rapporteert de commissie voor de laatste keer in deze samenstelling tijdens
deze periode aan de Raad. Met betrekking tot de rechtmatigheid heeft de
Rekeningencommissie vastgesteld dat de gemeente onvoldoende de Europese
aanbestedingsregels, en in mindere mate ook de regels voor verslaglegging,
heeft nageleefd. Hoe staat het met de onderwerpen die bij het rekeningendebat
de afgelopen jaren hier steeds weer aan de orde zijn geweest? Ik noem u een
aantal onderwerpen. Het gaat over de beheersing van de bedrijfsvoering, de
informatiebeveiliging, de Europese aanbesteding, de Sociale Dienst, projecten
zoals bijvoorbeeld de Noord-Zuidlijn, het ontwikkelingsbedrijf, de stadsdelen
en de Vastgoedregistratie Amsterdam. Gelukkig kan de Rekeningencommissie ook
wijzen op een aantal positieve ontwikkelingen. In de afgelopen jaren is het
afstemmen van de binnengemeentelijke vorderingen en schulden goed afgerond en
zijn er verbeteringen opgetreden bij de Belastingdienst, de GGD en het GVB. De
Rekeningencommissie constateert voor de zoveelste keer de terughoudende
beantwoording van het College in plaats van een stimulans om verdere
verbeteringen te realiseren. We hebben al geconstateerd dat de bedrijfsvoering
niet op orde is. Dat blijkt ook uit de beantwoording van het College over de
vertragingen van definitieve jaarrekeningen die te laat zijn. Ik wijs u hierbij
op punt 2 in de reactie van het College aan de Rekeningencommissie. Daaruit
blijkt dat bij verschillende diensten pas echt wordt nagedacht wanneer de
jaarrekening wordt gemaakt. Dat is dan inderdaad vaak te laat. Het is wel heel
menselijk dat het op die manier gebeurt, maar niet pro-actief en eigenlijk
onvoldoende professioneel. Ik geef u een voorbeeld. In februari 2005 moesten de
jaarrekeningen klaar zijn en er is een aantal diensten dat dus op het laatste
moment, nog in mei 2005, verbeteringen moest aanbrengen. Een voorbeeld daarvan
is het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA), waarvan wij nu de
toezegging hebben gehad dat de volgende Rekeningencommissie de jaarrekening kan
vaststellen en bespreken.
Bij punt 2, bij de reactie van het College op het verslag van de
Rekeningencommissie op het gebied van de beheersing van de bedrijfsvoering,
zegt het College: Wat de bedrijfsvoering betreft zijn wij op langere
termijn op de goede weg. Ik vind het leuk dat het er staat, u moet het
eigenlijk even nalezen. Volgens mij moet je die zin een paar keer lezen om hem
een beetje te begrijpen. De Raad zal van het College willen vernemen hoe goed
en afzienbaar die weg is. De Rekeningencommissie heeft wat betreft de
informatiebeveiliging het gevoel tegen de stroom in te roeien. Er moet eerst
kennelijk een kalf verdrinken alvorens de put wordt gedempt en de
concernverantwoordelijkheid voor de informatiebeveiliging daadwerkelijk wordt
ingevuld. Bij punt 3, de informatiebeveiliging, meldt het College in reactie op
het verslag van de Rekeningencommissie dat in de toekomst diensten een
bedrijfsvoeringsverklaring moeten invullen waarin ze rapporteren over de
informatiebeveiligingsnormen. De Rekeningencommissie brengt hier haar zorg bij
u naar voren dat hiermee een controle-instrument verloren gaat. We kunnen het
niet meer controleren, het is een beheersinstrument. De Raad verliest het zicht
op de controle van de informatiebeveiliging, want dat wordt overgelaten aan
diensten en bedrijven, gedecentraliseerd naar de stadsdelen, terwijl de
opsomming die de Rekeningencommissie maakt, heel duidelijk aangeeft dat de
informatiebeveiliging nog niet voldoende op orde is.
Dan de Europese aanbestedingsregels. Daarvan merkt de commissie op dat
verbetering in de naleving daarvan gewenst is. Het College is tot het besef
gekomen dat de gemeentelijke inkopen in de toekomst zorgvuldiger moeten
plaatsvinden. Maar niet alleen het niet-voldoen aan Europese
aanbestedingsregels heeft geleid tot de niet-goedkeurende accountantsverklaring
op het gebied van rechtmatigheid. Er moet in de organisatie ook kennis over
dit onderdeel zijn en het is belangrijk dat het College nu toezegt dat de
regels strikt zullen worden toegepast. Toch nodigt de Rekeningencommissie de
Raad uit om het belang van de naleving van Europese aanbestedingsregels opnieuw
te bevestigen en goed na te leven.
Dan kom ik bij de rechtmatigheidtoets. Het Auditcomité onder
voorzitterschap van Ruud Nederveen en met als leden de leden van de
Rekeningencommissie heeft het initiatief genomen om de rechtmatigheidstoets en
alles wat daarmee samenhangt, vast te stellen. Dit komt hierna op de agenda van
de Raad. Als het goed is, zullen wij die vandaag ook vaststellen. Waarom heeft
het College zo lang geaarzeld voordat dat onderdeel goed uitgewerkt bij de
Raad lag? Toetsing van datgene wat in de bedrijfsvoeringsverklaring wordt
gesteld, vindt met ingang van 2005 plaats. Het antwoord van het College op onze
vraag over de Lokatiegebonden Subsidies komt in een latere fase terug. Dat
gaat over de eindverantwoordelijkheid voor het aantal te bouwen woningen, en de
terugkoppeling aan het Rijk en wat het Rijk ons weer gaat vertellen. De
Rekeningencommissie geeft u hier mee dat de financiële verantwoording en
ook de risicos die het College loopt, op dit moment nog niet bekend zijn
en dat we daar in de toekomst kennis van zullen nemen.
Dan de Noord-Zuidlijn, punt 12 van de reactie van het College. De commissie
vraagt de Raad zich uit te spreken over het opstellen van de prognose
Noord-Zuidlijn over 2004. Daarin zijn meevallers in de kostensfeer op een
andere wijze berekend zijn dan in de voorgaande jaren. Indien de Raad dit ook
vindt, vraagt de commissie aan de Raad zich uit te spreken of dit ook wenselijk
is. Het is aan de Gemeenteraad om hier een mening over te formuleren en wij
hebben gemeend om dit ook onder uw aandacht te brengen. Is de Gemeenteraad het
met de reactie van het College eens? In ieder geval is voor de
Rekeningencommissie duidelijk geworden dat bij dit onderdeel transparantie in
de informatie die hierover aan de Raad gegeven wordt goed gelukt is. Dat is
pure winst. Wij danken het College ook voor de openheid die het heeft betracht
in de gesprekken die we daar over hadden.
Dan de Vastgoedregistratie. In de gemeenterekening 2003 werd al gezegd dat die
in 2004 operationeel zou zijn. Het antwoord van het College, zoals opgenomen
onder punt 18 van de reactie van het College, is nu een belofte. Dat is voor de
zoveelste keer, en eentje die zo langzamerhand schuld maakt. Wat vindt de Raad
daarvan?
Daarmee kom ik aan het slot van mijn betoog met een aantal korte opmerkingen.
Daar waar het rekeningendebat in 2002 door een PvdA-raadslid, ik meen de heer
Asscher, getypeerd werd als het ballet der niet nagekomen toezeggingen, stelt
de commissie nu vast dat bij het College het besef begint door te dringen dat
waar het resultaat telt, dat in hoge mate ook geldt voor een goede beheersing
van de bedrijfsvoering en de rechtmatigheid. De Raad heeft steeds meer aandacht
gekregen voor de behandeling van de rekening en kijkt ook heel scherp naar de
vraag of goed beheer over de toevertrouwde middelen is gevoerd door het College
en de stadsdelen. De Rekeningencommissie vraagt bijzondere aandacht voor de
punten die ik net genoemd heb en ik herhaal ze hierbij: beheersing
bedrijfsvoering, informatiebeveiliging, Europese aanbesteding, het gewijzigde
systeem bij het project Noord-Zuidlijn, Vastgoedregistratie en verantwoording
Lokatiegebonden Subsidie.
Bij de behandeling van de rekening 2004 past een bijzonder woord van dank aan
de directie en staf van de ACAM, die op een integere en deskundige wijze de
Rekeningencommissie hebben ondersteund. Ik dank hen daarvoor. Ook de leden van
de Rekeningencommissie hebben de afgelopen drie jaar op zeer betrokken en
gedreven wijze hun werk in de Rekeningencommissie gedaan. Ik heb het over de
heer H.H.G. Bakker, de heer Weenink, de heer Zafer Yurdakul, de heer Paquay,
mevrouw Van Oudenallen, de voorzitter van de Rekenkamercommissie, de heer De
Wolf, en de voorzitter van het Audit Committee, de heer Nederveen. Het woord is
aan de Raad. De VOORZITTER:
Ik verzoek de Raad in deze termijn zowel in te gaan op het verslag van de
Rekeningencommissie, de reactie van het College van Burgemeester en Wethouders
op het verslag van de Rekeningencommissie, de voordracht tot vaststelling van
het jaarverslag en de jaarrekening over 2004 en de voordracht tot vaststelling
van de jaarrekeningen over 2004 van de stadsdelen. De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Reuten.
De heer REUTEN:
Dit is een uniek moment omdat wij voor het eerst vóór de zomer
in één vergadering de rekening inhoudelijk en op
technisch-financieel gebied bespreken. Namens onze fractie wil ik beginnen met
het complimenteren van de Rekeningencommissie, de medewerkers en de mensen van
de ACAM. En complimenten voor de overzichtelijkheid van de jaarrekening. De
derde woensdag in juni is wat onze fractie betreft Resultatendag. Maar nu dus
ook de dag van integrale controle en beoordeling van de kwaliteit van de
administratie. De voorzitter van de Rekeningencommissie heeft aan de Raad
voorgesteld om decharge voor het gevoerde beleid te verlenen en de rekening
goed te keuren. Ik kan u zeggen dat ik nog niet zover ben. Eerst moeten er wat
mij betreft nog wat vragen door het College goed worden beantwoord. Ik wil
beginnen met de techniek en de rechtmatigheid. De lijst met op- en aanmerkingen
is iets korter geworden. De voorzitter van de Rekeningencommissie heeft het al
gememoreerd. Dat is goed nieuws. Maar er is nog altijd stevige kritiek en een
aantal nieuwe punten duikt op. Complimenten voor de verbeteringen, aan alle
Collegeleden en ook aan de medewerkers van de betrokken diensten. Er is een
flink aantal diensten waar een verbetering is opgetreden. Nieuw met stip op 1
is de vertraging in de oplevering van de jaarrekening. Dat is toch een ernstig
punt. De voorzitter van de Rekeningencommissie wees daar ook al op. Ook
diensten die niet meer apart genoemd worden, komen hier wel weer in beeld.
Zeventien diensten na 1 april 2005, twaalf na midden april. Het College zegt
dat het toepassen van de nieuwe regels volgend jaar vlotter zal verlopen.
Hetzelfde geldt naar verwachting voor de rechtmatigheidscontrole. Ik vraag aan
het College: is dit punt van kritiek nu verleden tijd? Het is aardig dat de
Rekeningencommissie aan het College heeft gevraagd of de opgetreden vertraging
verband houdt met de kwaliteitsslag. Mevrouw Codrington sprak daar ook al over.
Het College licht dan nogmaals de resultaten op hoofdlijnen toe van deze met
succes afgeronde operatie. Toch komt het College met een financieel
toezichtsinstrumentarium. Dat lijkt er op zijn minst op dat de successen van de
operatie Kwaliteitsslag behoorlijk gerelativeerd zouden moeten worden. Wat is
uw reactie daarop, collegeleden?
Zes terugkerende punten. U weet zich ongetwijfeld nog van vorig jaar te
herinneren dat ik niet zo blij ben met telkens terugkerende punten.
Bedrijfsvoering, informatiebeveiliging, Europese aanbestedingsregels, de
Sociale Dienst, het OGA en de stadsdelen, ze staan er weer op. Welke
toezeggingen zijn vorig jaar gedaan en op welke punten is de reactie van het
College onbevredigend? Ik begin met de informatiebeveiliging. Wij beperken ons
in onze kritiek tot de diensten waar nauwelijks of geen verbetering is
opgetreden en waar het oordeel nog steeds onvoldoende is. 10 van de 32 scoren
voldoende, waarvan de helft dat vorig jaar ook al deed. Daar waar verbetering
is opgetreden, maar nog niet voldoende, hopen we dat die goede lijn zich
doorzet. Sommige diensten verdienen hier ook een compliment voor een sterke
verbetering, de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) en het OGA. Maar ronduit
ernstig is de situatie bij de Dienst Amsterdam Beheer (DAB), de Dienst
Economische Zaken (EZ), de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO), het Food
Center en het Gemeentevervoerbedrijf (GVB). Maatwerk en Rokin Groep spannen de
kroon: onvoldoende en geen verbetering. Het College is van mening dat het hier
om een
decentrale verantwoordelijkheid gaat. De voorzitter van de Rekeningencommissie
wees ook al op die reactie van het College. Zon decentrale
verantwoordelijkheid is prima, maar ik houd het College verantwoordelijk voor
de overzichtelijkheid. Ik houd het College verantwoordelijk als er inderdaad
een kalf zou verdrinken, zoals mevrouw Codrington zei. Ik wil dus een iets
beter verhaal van de wethouders die verantwoordelijk zijn voor de zeven
slechtst scorende diensten en bedrijven.
Wat betreft rechtmatigheid wil ik ook graag uitleg over overschrijdingen. Hoe
moeten wij als Gemeenteraad nu weten wat er allemaal precies gebeurt? Een
voorbeeld: de forse overschrijding bij de Bestuursdienst, post 002.01.02. Het
bedrag in de kolom begroting blijkt inclusief wijzigingen 44
miljoen euro te zijn. Er is 50,2 miljoen euro uitgegeven. Wat is hier aan de
hand? Er is misschien wel een goede uitleg voor, maar hoe kan ik nu als
raadslid achterhalen hoe dat allemaal precies loopt? Bij andere
begrotingsposten kun je zien dat aan de inkomstenkant bijvoorbeeld
subsidieregelingen inkomsten zijn die rechtstreeks worden doorgegeven. Bij
andere resultaatgebieden staan daar vaak duidelijke baten tegenover. Misschien
is het een goed idee om dit soort grote overschrijdingen van de uitgaven even
goed toe te lichten, ook met tekst. Met alleen maar cijfertjes is er voor de
Raad geen touw meer aan vast te knopen.
Dan kom ik bij de resultaten, de inhoud, Resultatendag. Ik wil het College
complimenteren met een heleboel gerealiseerde resultaten. Het is allemaal
tamelijk goed opgeschreven en ook uit deze rekeningen blijkt dat inderdaad veel
is gerealiseerd op het gebied van de uitvoering van het programma-akkoord.
Daarvoor past een compliment. Het College was al een flink eind op weg en dat
is in 2004 goed doorgezet. Maar waarom staat er dan bijvoorbeeld in de rekening
niet dat er te weinig aan milieubeleid is gedaan? Dat hoor ik de wethouder
voor Milieu op televisie zeggen. De vraag is of er binnen de portefeuille van
de wethouder wel een goed evenwicht zit tussen de verschillende
aandachtsvelden. En anders zou ik daar graag in de rekening iets over
terugzien, in plaats van op AT5 vrij onverwacht ineens een schuldbekentenis te
horen. Er zijn ook andere punten waaraan het College naar onze smaak
onvoldoende aandacht heeft besteed, hoewel dat wel het plan was omdat dat in de
begroting 2004 stond of anderszins van het College verwacht mocht worden. Bij
de komende Voorjaarsnota wordt bijvoorbeeld de prioriteit vmbo-scholen niet
opgenomen. Dat wordt verklaard doordat er nog geld op de plank ligt. Hoe is dat
dan zo gekomen? Daar zou een uitleg voor gegeven moeten worden. De wijze
waarop de ombuigingen worden ingevuld, begint voor de PvdA zo langzamerhand een
punt van zorg te worden. Het lijkt er sterk op dat we binnenkort in een
situatie terechtkomen waarin de Raad ofwel een ombuigingsdoelstelling moet
laten vallen, ofwel een flinke reeks business cases voorgelegd krijgt waarvan
op zijn minst niet bikkelhard vast te stellen is dat die het gewenste resul
taat zullen hebben. Het lijkt erop alsof alles op alles wordt gezet om
bezuinigingen te realiseren door allerlei processen efficiënter te gaan
doen. Daar is niets mis mee, maar loopt dit wel goed af? Ik hoop toch niet dat
wij bij een volgende rekening in de volgende periode op dat punt ernstige
kritiek op het College moeten leveren. Kan het College, en dan met name de
wethouder voor Financiën, nog eens uitleggen hoe het zit met dat
rekeningresultaat? Kan de wethouder voor Financiën aangeven waarom ze
akkoord is gegaan met het dekken van een aantal beleidsmatige prioriteiten uit
het rekeningresultaat? Ik heb ze ook in de commissiebehandeling genoemd, ik
doel daarbij op de 10 miljoen euro voor het Gemeentearchief, de 1 miljoen euro
voor Wij Amsterdammers, het geld voor Basisregistratie en Infrastructuur (BRI)
en het Servicecenter ICT en de 5,1 miljoen euro voor de beveiliging van het
stadhuis? Wat mij betreft moet het nu afgelopen zijn met het gehannes rond het
rekeningresultaat. Er moet voortaan duidelijk beargumenteerd worden waarom een
post niet volgens de normale procedure kan en moet worden aangevraagd en waarom
hier een niet te vermijden of beleidsmatig politiek te beïnvloeden
tegenvaller of reservering voor een risico aan de orde is. Daar wil ik graag
een reactie op.
Dan kom ik bij mijn laatste punt en dat is ook een vraag aan de wethouder voor
Financiën omdat die gaat over de inrichting van de begroting. Ten eerste
hebben wij een vraag over het resultaatgebied ICT. Daar is al vaker over
gesproken. Dat vinden wij nog steeds niet apart in de begroting of in de
rekening terug. Ik zou toch wel eens willen weten hoe het daarmee staat. En ten
slotte kent de wethouder uit haar vorige functie vast het buitengewoon handige
overzicht wat in alle begrotingen van de departementen staat met aangenomen
moties en amendementen en wat de stand van zaken daarbij is. Mijn vraag is
wanneer we zon overzicht ook in deze stad van het College bij de
begroting of bij de rekening krijgen, zodat ook daarover op een goede manier
verantwoording kan worden afgelegd. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van Straaten. De heer
VAN STRAATEN:
Ook de VVD-fractie is blij met de snelle oplevering van de stukken die nu voor
ons liggen. Daar is door velen hard aan gewerkt en daarvoor hebben wij veel
waardering, ondanks het feit dat een enkele jaarrekening wel wat voeten in de
aarde had om opgeleverd te worden. De Rekeningencommissie constateert op basis
van de rapporten van de ACAM en eigen waarnemingen dat er sprake is van
verbeteringen wat betreft de bedrijfsvoering en de informatiebeveiliging. Daar
staat echter tegenover dat op deze gebieden toch nog vele gebreken kunnen
worden geconstateerd. Wij delen deze waarneming en roepen het College dan ook
op om daaraan de nodige aandacht te blijven schenken. Wat de
informatiebeveiliging betreft, en ik sluit een beetje aan op het betoog van
mevrouw Codrington, wil ik benadrukken dat mijn fractie grote waarde hecht aan
het blijven monitoren van vorderingen op dit punt. Mijn fractie vindt het van
belang dat binnen het contact met ACAM ruimte beschikbaar blijft voor deze
monitoring. Ik heb begrepen dat dat nu niet het geval is en ik neem aan dat dit
samenhangt met de decentralisatie die is aangekondigd. Dan het punt van de
Europese aanbesteding. Ik lees in de reactie van het College dat het bang is om
de Europese Commissie een duidelijke uitspraak te vragen over de status van
zelfstandig aanbestedende diensten voor stadsdelen, diensten en bedrijven. Ik
lees dat op bladzijde 11 van de reactie van het College. Dat vond ik een wat
curieuze formulering, dus ik wil daar graag duidelijkheid over. Is dat
inderdaad het geval? Het College zegt in eerste instantie dat het juridisch
uitgezocht is en dat zeker is dat het allemaal goed is, maar vervolgens wil het
dat niet aan de Europese Commissie ter toetsing voorleggen. Vervolgens het
voorzichtigheidsbeginsel ten aanzien van de opbrengst van de verkoop van
parkeergarages Noord-Zuidlijn. De Rekeningencommissie maakt daar ook
opmerkingen over. Ze vraagt zich af of er sprake is van een stelselwijziging.
De VVD onderschrijft ook in antwoord op het verzoek van de Rekeningencommissie
dat de boekwaarde in plaats van de marktwaarde als basis voor de prognose wordt
opgenomen. Daarin wordt door het College bovendien zeer voorzichtig geraamd en
daarmee is naar onze mening ook aan het voorzichtigheidsbeginsel voldaan.
Overigens gebeurt datzelfde ook binnen de grondexploitaties van de gemeente.
Daar worden baten vaak ook op wat onduidelijke gronden geraamd.
Dan de jaarrekening zelf. Het is natuurlijk een mooi resultaat dat er 60
miljoen euro overblijft. Ik hoop dat dit niet het resultaat is van het niet of
later uitvoeren van voorgenomen activiteiten. (De heer VAN DER MEER:
Begrijp ik het goed dat u zegt dat u het voorzichtigheidsbeginsel net als het
College wilt loslaten en dat u overgaat tot het nemen van winst waar winst nog
niet is gemaakt? Dat is toch een principe waar de VVD zich in voorgaande jaren
zwaar tegen heeft verzet.)
Wij kunnen ons vinden in het principe van de marktwaarde als uitgangspunt voor
de waardering. (De heer VAN DER MEER: Dat is dus nemen van winst.)
(De heer VAN POELGEEST:
U doet het voorkomen alsof dit hetzelfde is als in het Vereveningsfonds. Maar
u bent er toch mee bekend dat de baten in het Vereveningsfonds pas genomen
worden als dat geld op de bankrekening binnen is? En dan ook pas mag worden
uitgegeven.)
Het principe van het Vereveningsfonds is sowieso dat baten en lasten in balans
zijn. (De heer VAN POELGEEST:
Dan moet u dat toch echt een keer beter bestuderen. Die baten worden niet
geboekt. Die worden misschien wel geraamd, maar die zijn verder niet relevant.
Voor de kosten worden er reserveringen gemaakt. Die baten worden ook nog niet
uitgegeven. Moet ik het nu zo opvatten dat u die baten bij het Vereveningsfonds
wil loslaten?)
De uitgaven worden wel degelijk gedaan binnen de grondexploitaties. Anders zou
er geen project meer tot stand komen. Het is voor mij een beetje de vraag of
het gehele bedrag van 60 miljoen euro moet worden toegevoegd aan de incidentele
middelen die in het kader van de Voorjaarsnota aan de orde zijn. Dat vraag ik
mij vooral af tegen de achtergrond van het gelijk houden van het
weerstandsfonds. Mijns inziens is een bezinning op het weerstandsfonds gewenst
vanwege de wijziging van het risicoprofiel van de gemeente. Dat is een
belangrijk criterium bij de bepaling van de hoogte van het fonds. Ik denk dat
er belangrijke risicoveranderingen zijn opgetreden ten aanzien van de
grondexploitaties en de inzichten daarin. De Wet maatschappelijke
ondersteuning, die per 1 januari van kracht wordt, de Noord-Zuidlijn, zie ook
het rapport van de commissie-Sorgdrager en de uitspraken daarover, het
Zuidasproject en het BTW-compensatiefonds. Ook het College concludeert in het
jaarverslag dat het goed zou zijn om de huidige omvang van het
weerstandsvermogen nog eens kritisch tegen het licht te houden.
Dan heb ik nog enkele opmerkingen bij de jaarrekeningen van de stadsdelen. Ik
zal daar niet heel erg inhoudelijk op ingaan, maar ik wil wel verzoeken om een
finale check op de overname van cijfers in de tabellen zoals die aan ons
gepresenteerd zijn, voordat deze verder verspreid zullen worden. Ik constateer
onder meer dat in de batenoverzichten bijvoorbeeld de kolomomschrijvingen niet
kloppen. Er worden verkeerde jaartallen in genoemd. In de balans van stadsdeel
Zuideramstel zijn de jaartallen verwisseld. En ik tref ook niet altijd een
aansluiting aan tussen het resultaat volgens de resultatenrekening en het
resultaat volgens de balans. De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer Van der Meer. De heer
VAN DER MEER:
Allereerst wil ik namens mijn fractie beginnen met een dankwoord aan het
College en alle ambtenaren, ACAM en de Rekeningencommissie voor het verrichte
werk en het op tijd voltooien van deze jaarrekening. Zij is op veel punten ook
goed leesbaar, dus alle lof op dat punt. Wat betreft de kritiekpunten op de
jaarrekening en het resultaat wil ik graag in brede zin aansluiten bij de
woorden van de heer Reuten. Ik ga dat niet allemaal herhalen, dat lijkt mij een
beetje overdreven, maar in grote lijnen zijn we het op veel punten wel met hem
eens. Ik wil er wel een punt aan toevoegen en dat is het onderdeel kosten
beveiliging stadhuis. Wij begrijpen dat dit een beetje een apart geval is en
dat er al kosten in 2005 moeten worden gemaakt. Wij willen dus graag
duidelijkheid over de noodzakelijke uitgaven in 2005 die nu bij deze
jaarrekening al worden ingeboekt. Wij hebben begrepen dat er later nog een plan
komt, maar het is wel goed om duidelijk te hebben wat er dit jaar nog moet
gebeuren aan noodzakelijke handelingen in het stadhuis. Over mijn tweede punt
hebben we net de VVD al gehoord. Het College stelt voor om 26 miljoen euro
winst in te boeken voor de toekomstige verkoop van twee parkeergarages in de
binnenstad. Ook mevrouw Codrington sprak daar namens de Rekeningencommissie al
over. Deze winst wordt gebruikt om nieuwe tekorten te dekken. Dit is een breuk
met het voorzichtigheidsprincipe. Net als bij de grondopbrengsten zijn wij
gewend om winsten p
as te nemen als zij concreet zijn. Wethouder voor Financiën, en ik richt
me speciaal tot u, waarom bent u akkoord gegaan met deze breuk met het
voorzichtigheidsprincipe? U bent binnen dit College toch de hoeder van het
voorzichtigheidsprincipe. Wij verwachten dat wat minder van de andere
wethouders, maar wel speciaal van u. Dat is uw taak. Een tweede inhoudelijk
argument is dat het College een voorschot neemt op de vraag wat voor soort
garage het zal worden. Maar u incasseert alleen als er voldoende bezoekers
zullen komen. Het wordt dan dus een bezoekersgarage. Wij vinden dat in een
overbezet Centrum niet wenselijk. U begrijpt waarschijnlijk wel wat ik bedoel.
Om dit geld binnen te halen, hebt u heel veel bezoekers nodig die daar hun auto
parkeren. Dus meer verkeer in de stad. Ik verbaas me op dit punt zeer over de
bijdrage van de VVD. Het is dat wethouder Stadig net vertrokken is, anders had
hij u haarfijn kunnen uitleggen dat het toch echt anders zit met het
Vereveningsfonds. Misschien is het goed om daar op een later tijdstip op terug
te komen als hij niet met minister Dekker op pad moet. Het is jammer. Op twee
punten, want het is, zoals de heer Bakker al zei, op dit moment niet zo leuk om
met mevrouw Dekker op pad te gaan.
Wij onderschrijven de kritiek van de Rekeningencommissie. Het lijstje wat ook
al door de heer Reuten werd opgesomd, staat er nog steeds. Ten aanzien van de
Europese aanbesteding wil ik wel speciaal iets naar voren brengen. De
Rekeningencommissie merkt op dat verbetering van de naleving daarvan gewenst is
en dat het besef is ontstaan dat gemeentelijke inkopen in de toekomst
zorgvuldiger moeten plaatsvinden. Het niet altijd voldoen aan de Europese
aanbestedingsregels heeft geleid tot een niet-goedkeurende
accountantsverklaring op het gebied van de rechtmatigheid. Hoewel het College
de Rekeningencommissie heeft toegezegd de regels strikt te zullen toepassen,
onderschrijft GroenLinks de oproep van de Rekeningencommissie om het belang van
naleving van de Europese aanbestedingsregels opnieuw te bevestigen. Verder
wachten wij op de reactie van het College op bovengenoemde punten en speciaal
van de wethouder voor Financiën op het punt van de garages. En wij danken
de Rekeningencommissie voor haar gedegen studie van deze jaarrekening.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer De Graaf.
De heer DE GRAAF:
Binnenkomen met een cadeautje is altijd goed en is ook precies zoals het
hoort. Nog maar net aangesteld als wethouder voor Financiën en nu al geeft
u een behoorlijk cadeau aan deze stad. Geen bosje bloemen, geen doosje
bonbons, maar een flinke cadeaubon ter waarde van maar liefst 60 miljoen euro.
Alstublieft. Wij kennen u nog niet, maar u maakt een goede indruk en dat
belooft wat voor de toekomst. Dus wat dat betreft: complimenten aan de
wethouder en ook haar voorganger. Maar het CDA kijkt verder. Alleen het
resultaat telt. Dat is de naam van het programmakkoord en zo hebben wij ook
naar de jaarrekening over 2004 gekeken. Wat valt er dan op? Wij zullen op een
aantal resultaatgebieden speciaal ingaan en daarna willen we onze bezorgdheid
uitspreken over een aantal gemeentelijke diensten. En wij sluiten af met de
bevindingen over de aanbevelingen van de ACAM en het Generaal Verslag.
Er is al veel gezegd over rechtmatigheid. Ook omwille van de tijd zal ik
voornamelijk ingaan op de resultaatgebieden. Openbare orde en veiligheid: in
het jaarverslag van de jaarrekening 2004 staat dat de veiligheid is verbeterd.
Het CDA merkt hier nog onvoldoende van. Er is nog steeds sprake van veel
drugsoverlast, huiselijk geweld en overlast van groepen jongeren. Het
percentage onveiligheidsgevoelens is weliswaar licht gedaald, maar ligt nog
steeds ruim boven de 30% en dat is nog steeds tegen het zere been van mijn
fractie. Bovendien, zo staat in het verslag, is de wijze waarop de
onveiligheidsgevoelens worden gemeten, sterk verbeterd. Dank je de koekoek, zou
je kunnen zeggen, want in hoeverre is het resultaat totstandgekomen juist door
deze meting of door de bureaucratie en in hoeverre is het echt een afname van
het onveiligheidsgevoel?
Dan kom ik bij werk en inkomen. Iedereen is zeer te spreken over de enorme
meevaller van de Gemeentelijke Sociale Dienst. Het CDA is blij dat men hier
eindelijk de goede weg lijkt in te slaan. Maar het CDA maakt zich grote zorgen
over de nieuwe Dienst Werk en Inkomen. De signalen maken onze bange vermoedens
waar. Uit het ACAM-rapport blijkt dat twee van de 150 opgevraagde dossiers niet
te vinden waren. Het is voor het CDA en de wethouder een redelijk groot
probleem. De wethouder heeft namelijk bij de begrotingsbehandeling in december
toegezegd aan zowel het CDA als de VVD dat hij met cijfers zou komen over
hoeveel dossiers op orde zijn en hoeveel dossiers niet op orde zijn. Waarom
duurt dit zo lang? En waar blijft dit College met de cijfers over dit dossier?
Dat het zo lang duurt, bezorgt het CDA een slecht voorgevoel. Het CDA is
verheugd over de opvang van verwarde mensen en dak- en thuislozen. Die is sterk
verbeterd, lezen wij in het jaarverslag en de jaarrekening 2004. Maar nog lang
niet alles wat gebeuren moest, is ook gebeurd. Voor het CDA staat de
ketenbenadering centraal. Daarin wordt per individu gekeken naar een integrale
oplossing. Dus: schuldhulpverlening, ziektezorg en reïntegratietrajecten.
Uit een recent werkbezoek van de CDA-fractie aan het combinatiegebouw aan de
Flierbosdreef blijkt hoe goed dit kan werken en wat voor verschil het kan
maken. Ook is onlangs de proef met de medische heroïneverstrekking
uitgebreid van 75 naar 150 personen. Daar heeft het CDA zich altijd sterk voor
gemaakt. Wij spreken nog wel onze zorg uit over de overschrijding van 0,8
miljoen euro bij Stadsmobiel. Hierbij is verdere groei voorzien. Het College
heeft toegezegd in september 2005 met een structurele oplossing te komen. Het
CDA gaat er in ieder geval van uit dat de toegankelijkheid voor de aangewezen
personen hierbij gewaarborgd blijft.
Educatie, jeugd en diversiteit: de jeugd heeft de toekomst, zo wordt beweerd.
Maar als ik naar de uitvalcijfers van onze schoolgaande jeugd kijk, durf ik dit
voor wat Amsterdam betreft enigszins te betwijfelen. De aantallen zijn nu in
beeld gebracht, 13,8% van de gehele populatie, en het is zaak om dit aan te
pakken. Het CDA wil hierbij resultaat zien. In 2004 is de nota Ruimte voor
talent aangenomen en de CDA-fractie kijkt kritisch naar de eerste resultaten.
Ook wil het CDA aandacht vragen voor de in de jaarrekening gesignaleerde
opkomende vacatureproblemen in het primair en voortgezet onderwijs. Er wordt de
komende jaren door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
een groot tekort verwacht, vooral in de grote steden. En daarnaast vraagt het
CDA aandacht voor het inhalen van taalachterstanden. Het CDA kijkt met genoegen
naar de initiatieven die het College thans voor zowel nieuwkomers als
oudkomers onderneemt. Maar de heer Aboutaleb zou ook het aantal mensen met een
taalachterstand tellen en hoeveel mensen op een cursus zitten. Ook hier tot nu
toe nul op het rekest. Het CDA wil weten wanneer de wethouder denkt met de
cijfers te komen. (De heer VAN POELGEEST:
U had het net over de taalachterstand en de inburgering waarmee snel moet
worden verder gegaan. Maar vindt u ook dat het Rijk daarbij zijn verplichtingen
moet nakomen?)
Zeer zeker. Ik meen dat door het Rijk verschillende geldstromen beschikbaar
worden gesteld en de wethouder neemt dat goed ter harte.
Milieu en water: het CDA constateert dat de tarieven van het Amsterdamse
drinkwater en de afvalverwerking omlaag zijn gegaan. Zo kan het dus ook.
Lastenverlichting voor de Amsterdammer; in deze tijden vindt het CDA dat geen
sinecure. Het zal er dan ook op toezien hoe dit verder uitgebouwd kan worden en
zal hier op terugkomen bij de Voorjaarsnota. Vanzelfsprekend zal in het kader
van de duurzaamheid het CDA de normen voor luchtkwaliteit kritisch blijven
volgen. Het mag geen belemmering voor de bebouwing en de bereikbaarheid
betekenen, maar het College zal met vergaande maatregelen op de proppen moeten
komen om dit voor Amsterdam hardnekkige probleem op te lossen. Het CDA zal niet
schromen om daar op te blijven hameren.
Economie en haven. Gezien de economische cijfers is er helemaal nog geen sprake
van een jubelstemming. Over het geheel genomen bleef Amsterdam nog ver achter.
Dit stemt de CDA-fractie ongerust. Als redenen worden genoemd: het uitblijven
van voldoende investeringen en een voor verbetering vatbare bereikbaarheid van
stad en regio. Internationaal zijn we ook geen koploper meer. Wel wat betreft
de duurte van onze leefomgeving. Ook wordt het aan een imagoprobleem geweten.
Het CDA wenst de kersverse wethouder dan ook veel succes met het verder
uitbouwen van het reeds door Huffnagel opgezette paradepaardje, de I
Amsterdam-campagne. Er hebben zich in 2004 60 nieuwe buitenlandse bedrijven
gevestigd met in totaal 700 arbeidsplaatsen, terwijl de doelstelling toch echt
1000 plaatsen was. Het CDA is verheugd met de begeleiding van startende
ondernemers in Amsterdam: 1167. Hier is de doelstelling van 750 wel ruimschoots
gehaald. Het CDA hecht hier veel waarde aan en zal zich ook hard maken voor
het verder stimuleren van deze plannen. Ook over het Havenbedrijf zijn
positieve geluiden te melden. De overslag is gestegen, er is fors meer winst
gemaakt en er is eindelijk aansluiting gevonden bij de Ceres-terminals. Het CDA
verwacht van het College dat deze lijn wordt voortgezet en gaat ervan uit dat
volgend jaar om deze tijd meer goed nieuws te melden valt over de Amsterdamse
haven.
Stedelijke ontwikkeling: In het afgelopen jaar zijn 4940 woningen gerealiseerd.
Dit is positief te noemen, ware het niet dat het woningbouwbeleid sterk
achterliep en er een inhaalslag gemaakt moet worden om de beloofde 16.000
woningen uit het programakkoord alsnog te bereiken. Het CDA zal hier als een
klein waakhondje optreden en het College op de voet blijven volgen. Daarnaast
blijft het CDA voor verdere deregulering van onder andere bestemmingsplannen
pleiten. Het is verheugd over de uitbreiding van actie Zoeklicht. Immers,
woonfraude dient volgens het CDA keihard te worden aangepakt. Het CDA is echter
verontrust over de toename van de leegstand op de kantorenmarkt. Het vraagt
wat de visie van het College hierop is. Het CDA is enigszins verrast over de
harde woorden in de jaarrekening over het woningbeleid. Dit schiet zowel in
kwantitatief als in kwalitatief opzicht tekort. Men kan moeilijk een woning van
zijn gading vinden en men moet lang wachten. Bovendien is het een
voedingsbodem voor illegale verhuurpraktijken. Het CDA is blij met zulke
openhartigheid, maar vraagt daarbij ook om maatregelen.
Dan kom ik bij het punt van de gemeentelijke diensten. Een flink aantal
diensten is niet op orde. Ik noem het OGA: problemen met de administratie, de
Dienst Wonen: een afkeurend oordeel over de rechtmatigheid, de Dienst Advies en
Beheer: onvoldoende functioneren van de interne controle. En zo kan ik nog wel
even doorgaan. Een belangrijk punt daarbij is de informatiebeveiliging. Een
toenemend aantal scoort een voldoende, maar voor een groot aantal diensten,
achttien, is de kwalificatie matig. Matig is niet voldoende en dient dus te
worden aangepakt. Daarnaast zijn er ook nog twee onvoldoendes: Maatwerk en de
Rokin Groep. Wat gaat het College hieraan doen? Dit hebben we hier vorig jaar
ook besproken.
Als laatste wil ik enkele conclusies van de ACAM onder uw aandacht brengen. De
Europese aanbestedingen. In het kader van de navolging van de Europese regels
op het gebied van aanbesteden is geconstateerd dat een bedrag van ruim 132
miljoen euro niet correct is aanbesteed. Het College heeft daarop gereageerd,
maar we vragen toch om de aanbevelingen die zijn gegeven, over te nemen. Vanaf
2005 zal er in de rechtmatigheidscontrole gelet moeten worden op de controle
van staatssteun. Het verschaffen van steunmaatregelen zal moeten voldoen aan
regels voor staatssteun uit het Europees verdrag. Daarvoor is het nodig om
concernbrede maatregelen te treffen. Het College heeft, als ik het goed heb
begrepen, aangegeven dat te doen, maar wellicht dat het College die ambitie nog
iets kan verduidelijken. Inkoopregelgeving. Bijna geen enkele gemeentelijke
instelling heeft een vertaling gemaakt van de meerjarenraming naar de te nemen
strategische inkoopbeslissingen. Het CDA verzoekt het College de aanbevelingen
hieromtrent integraal over te nemen. Naleving van de BTW-regelgeving. De
naleving van de fiscale wetgeving zal beter gewaarborgd moeten worden om aan de
bestuurlijk relevante zaken te kunnen voldoen.
Het CDA neemt de conclusies van het rapport ter harte en nodigt het College uit
hetzelfde te doen. Een groot aantal zaken dient aangepakt te worden en de
wethouder heeft terecht bij haar aantreden gezegd dat ze gewoon door zou werken
tijdens het zomerreces. Gezien de stand van zaken verwacht het CDA niet anders
en wenst ze haar daar heel veel succes bij. Onder dankzegging voor de
inspanningen van de Rekeningencommissie eindig ik hierbij mijn betoog.
De VOORZITTER:
Ik wil de Raad erop wijzen dat het 16.35 uur is. Er komen nog vijf partijen
aan het woord in deze eerste termijn en ik vraag daarvoor uw instemming. Bent u
het ermee eens om dat te doen? Dan zorgen we samen ervoor dat we in ieder
geval om 17.00 uur kunnen schorsen. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Ik stel voor om vanavond verder te gaan.)
Ik stel vast dat daar geen draagvlak voor is. De
VOORZITTER geeft het woord aan de heer Paquay.
De heer PAQUAY:
Dat hebt u snel vastgesteld. Ik spreek nu namens de SP-fractie, dat had u
waarschijnlijk al begrepen, en niet als lid van de Rekeningencommissie. Veel
zaken zijn al door anderen aangekaart. Ik wil op vier punten nog kort ingaan.
Allereerst wil ik aan het College iets vragen over de informatiebeveiliging.
Hoe kunnen wij de informatiebeveiliging veiligstellen, terwijl we weten dat het
daar nu nog aan schort, als dat straks de verantwoordelijkheid van de
deelraden is? Het tweede punt betreft de Dienst Werk en Inkomen. In de stukken
wordt gezegd dat de Dienst Werk en Inkomen weliswaar in het eerste deel van
2004 op de goede weg was maar daarna een soort dieptepunt doormaakte. Nu is dat
een verschijnsel wat wel vaker voorkomt bij organisaties die aan het
reorganiseren zijn. Maar tegelijkertijd moet dat tot zorg leiden. Bij mij leidt
dat in ieder geval tot zorg. We doen een poging om hier een dienst op te
zetten waar vele tienduizenden mensen in Amsterdam van afhankelijk zijn en die
zowat de grootste omzet heeft van alle diensten en onderdelen die we in
Amsterdam hebben. Ik wil het College vragen om ons toe te zeggen dat daar de
grootste aandacht naar toegaat en om te zorgen dat wij daar geen problemen
zullen krijgen in de naaste toekomst. Een derde punt betreft de Noord-Zuidlijn
en het voorzichtigheidsprincipe. Ik wil het College vragen om ons nog eens uit
te leggen waarom het van mening is dat de manier waarop hier wordt omgegaan met
het inboeken van opbrengsten van een garage die nog gebouwd moet worden goed
en voorzichtig is. Ik heb daar ernstige twijfels bij. Het laatste punt betreft
de kwestie van de kwaliteitsslag. Het College schrijft dat deze operatie met
succes is afgerond. De heer Reuten heeft er ook al vraagtekens bij gezet. Als
het College een cijfer moet geven voor de o
peratie Kwaliteitsslag, welk cijfer zou het daaraan geven op een schaal van 1
tot 10? De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Bruines. Mevr. BRUINES:
Ik zal namens D66 het woord voeren bij dit onderwerp omdat de heer Yurdakul
als financieel woordvoerder deel uitmaakt van de Rekeningencommissie. Namens
D66 dank voor de rekening en het jaarverslag. Dank aan de afdeling
Financiën voor de beantwoording van vragen van onze fractie. En zeker ook
dank aan de Rekeningencommissie en de ACAM die zich weer uitstekend van hun
taak gekweten hebben. Dit is de laatste behandeling van de rekening in deze
raadsperiode en dat roept dan ook de vraag op of dit College zijn
doelstellingen heeft bereikt, of dat daar dit jaar uitzicht op is. We hebben
uiteindelijk nog een paar maanden te gaan. Als wij spreken over Het
resultaat telt, is natuurlijk de eerste vraag: wat is nu precies een
resultaat? Het uitgetrokken geld is en wordt uitgegeven. In de verantwoording
van de verschillende resultaatgebieden zien we soms als resultaat dat een plan
van aanpak gereed is, dat er een aantal trajecten is opgestart en dat met het
beschikbaar stellen van de in het programakkoord opgenomen bedragen daarmee dat
akkoord is afgerond. In het algemeen kunnen we constateren dat de rekening
steeds inzichtelijker wordt. Dat is positief. De reserves en voorzieningen
worden ook steeds overzichtelijker gepresenteerd en daar zijn wij ook heel blij
om. Wij zien dat ook als een deel van de uitvoering van de in oktober 2003
aangenomen motie van D66. Toch is D66 van mening dat we er nog niet zijn met
wat we nu hebben. We willen natuurlijk uiteindelijk ook weten of het veiliger
wordt. Is de Amsterdamse economie weerbaarder en vitaler? Gaat de arbeidsmarkt
beter functioneren? Raken oud- en nieuwkomers ingeburgerd? Daar zijn
uiteindelijk de inspanningen op gericht. Wij zijn dan ook blij met instrumenten
en monitors als de Staat van de stad, die ons daar inzicht in kunnen geven.
Met de invoering van het dualisme is in het kader van de uitwerking van de
controlefunctie van de Raad het controle-instrumentarium in de Gemeentewet
aangepast. We hebben een onafhankelijke Rekenkamer die voor de Raad inzicht
geeft in doeltreffendheid en doelmatigheid van het gemeentelijke beleid en
functioneren. De eerste onderzoeken zullen ons binnenkort bereiken. De evenknie
van het College op dit terrein is vastgelegd in artikel 213a van de
Gemeentewet. Dat heeft geleid tot een verordening die door de Raad in 2004 is
vastgesteld. De Gemeentewet en die verordening zeggen dat het College zelf
verantwoordelijk is voor het toetsen van de doeltreffendheid en de
doelmatigheid en ten behoeve van die toetsing en onderzoek een meerjarig
programma prestatiemeting dient op te stellen en daarover de Raad informeert
bij de rekening en begroting. De bedoeling daarvan is natuurlijk dat we niet
alleen kijken of het geld is uitgegeven waarvoor het bedoeld was, maar ook:
heeft het effect gehad? En, en dat is eigenlijk het belangrijkste, hebben we
dat op de meest verstandige manier georganiseerd? En daar
bij gaat het om de bedrijfsvoering en de uitvoering van het beleid. Dit
onderdeel missen wij nog in de rekening en we hebben dat ook in de begroting
voor 2006 niet gezien. Dat heeft uiteindelijk te maken met een lerende
organisatie zijn. Kunt u ons aangeven wanneer u uitvoering aan die verordening
gaat geven? En de vraag aan de Rekeningencommissie is: hoe kijkt de
Rekeningencommissie hier tegenaan? Het grappige is dat er volgens ons een
voorbeeld is waar u in feite al uitvoering hebt gegeven aan die wet, namelijk
ten aanzien van het woningbouwbeleid. De Grote Vereenvoudiging is een
uitstekend voorbeeld van aanpassen van de manier van werken om het gewenste
resultaat op een betere manier te bereiken. En wellicht zou ook het Shared
Service Center, wat we straks bespreken, in deze categorie kunnen vallen. Als
het om leren gaat, acht D66 ook nog verbetering mogelijk door het gebruik van
aanbevelingen uit gedane onderzoeken. Dat zijn er veel, de afgelopen jaren, ook
vóór deze raadsperiode. Die hebben allemaal geleid tot
conclusies van Raad en College dat we daarvan moeten leren en de aanbevelingen
moeten gebruiken in beleid en werkwijze. Tot nu toe zie ik eigenlijk alleen de
aanbevelingen van de commissie-Herweijer nog wel eens voorbijkomen. Het College
constateert in zijn reactie op het Generaal Verslag dat een werkbaar register
van verordeningen en wet- en regelgeving de komende tijd een belangrijk
aandachtspunt is en gemaakt moet worden. Wat ons betreft is ook hier actie
nodig. Bent u bereid de leerpunten uit gedaan onderzoek nog eens te formuleren
en ook te gebruiken?
Er is een aantal resultaten dat volgens ons niet gehaald zal worden en waar wij
teleurgesteld over zijn. Het splitsingsbeleid. We hadden die Grote
Vereenvoudiging misschien eerder moeten doen, maar het is goed dat zij bestaat.
De aandacht voor het groen in de stad is verminderd. De Hoofdgroenstructuur is
nauwelijks meer heilig en wordt slechts achteraf door de stadsdelen getoetst.
Het is doodzonde dat het fonds Openbare ruimte met allure onderuitputting heeft
vertoond. Ik meen dat 1,7 miljoen euro terugvloeit naar de Algemene Middelen,
terwijl iedereen dit zo belangrijk vindt. Wethouder voor Groen, hoe heeft dit
kunnen gebeuren? Iets over de relatie tussen centrale stad en stadsdelen: in de
reactie van het College op het verslag van de Rekeningencommissie zien we op
een aantal punten dat het College vaak niet verder komt dan de constatering:
tja dat is nu eenmaal de verdeling van de bevoegdheden, we zullen het er nog
wel eens over hebben. Dit geldt met name bij de informatiebeveiliging waar
anderen het ook al over hebben gehad, maar we merken dat ook bij onderwerpen
als de bestedingen aan onderwijshuisvesting, het oudkomersbeleid, de uitwerking
van het bestuursakkoord op bepaalde punten. Ook in deze Raad moeten we af en
toe constateren dat we deels met lege handen staan. D66 vindt dat niet
bevredigend. We begrijpen dat er binnenkort een rapport komt met een evaluatie
over de verhoudingen tussen stad en stadsdelen. Daar wachten we op, maar op
deze manie
r, en ook de manier waarop dat in de rekening staat opgenomen, vinden we het
niet bevredigend. Wij willen wel wijzen op de successen die dit College bij de
Sociale Dienst heeft behaald. Het rekeningresultaat laat zien dat Amsterdam
door een goede invulling van het kabinetsbeleid miljoenen bij de Sociale Dienst
bespaard heeft. D66 is blij dat de wethouder voor Werk en Inkomen op een
positieve manier gebruikmaakt van deze nieuwe wetgeving. En het laat ook zien
dat het aantal ontvangers van bijstand flink is gedaald.
Ik heb nog een paar korte punten waar wij graag de reactie van het College op
horen. Wat betreft het voorzichtigheidsprincipe sluit ik mij aan bij anderen
die daar opmerkingen over gemaakt hebben, met uitzondering van de VVD. De
kosten ten laste van het rekeningresultaat. De heer Reuten heeft er ook het een
en ander over gezegd. Het College doet voorstellen om een aantal zaken ten
laste te brengen van het rekeningresultaat. Wij vinden dat daar zeer
terughoudend mee moet worden omgegaan. Wij stellen in ieder geval voor om de 1
miljoen euro van Wij Amsterdammers, zeker ook gezien de afspraken in het
raadsdebat van drie weken geleden, op dit moment niet in de rekening te
bestemmen. Dat moeten we bij de behandeling van de Voorjaarsnota doen. Wat ons
betreft kunnen we dan alsnog besluiten om een deel daarvan ook dit jaar uit te
geven, maar gezien de eerdere besluiten in deze Raad, is dit geen goed punt.
Een ander punt is de dotatie risico voor de Wet werk en bijstand.
(De heer VAN STRAATEN:
Zij stelt voor om die 1 miljoen euro via de Voorjaarsnota beschikbaar te laten
komen, eventueel in 2005, maar dat lijkt mij in strijd met de systematiek van
de Voorjaarsnota.)
Dat ben ik met u eens. Het rare is dat het ook in strijd met de systematiek is
dat wij hebben gezegd om in alle raadscommissies te gaan bekijken of de
bestedingen die vastzitten aan die 1 miljoen euro ook in het actieplan Wij
Amsterdammers thuishoren. Dan lijkt het mij niet meer dan logisch dat wij op
dit moment niet kunnen besluiten dat toe te voegen aan Wij Amsterdammers.
Desnoods stellen we dit deel van de rekening uit tot de behandeling van de
Voorjaarsnota. Ik snap uw bezwaar wel, maar het is ook niet ordelijk om het nu
wel vast te stellen, gezien de eerdere besluitvorming. (De heer
VAN STRAATEN:
Maar als wij zouden besluiten om dat bij de Voorjaarsnota te behandelen, dan
kunnen die uitgaven niet gedaan worden dit jaar. Een alternatief is om dit geld
via de jaarrekening beschikbaar te houden en het feitelijke besluit over de
aanwending af te laten hangen van de bespreking van het programma Wij
Amsterdammers.)
Misschien is dat een betere oplossing. Het gaat ons erom dat we nu niet in de
rekening willen besluiten dat die 1 miljoen euro naar Wij Amsterdammers gaat,
gezien het besluit dat de Raad vorige keer heeft genomen. Als uw oplossing
beter is, dan heb ik daar geen enkel bezwaar tegen. (De heer REUTEN:
Ik ben het met mevrouw Bruines eens dat de rekening niet bedoeld is als een
tweede verdeelmoment met prioriteiten die een bestuurlijke accordering vereisen
of waar een politieke of beleidsmatige afweging nodig is. Maar vindt u dan
niet, gezien uw opmerking over Wij Amsterdammers, dat ook de andere drie door
mij genoemde posten daar onder vallen?) Ja, in principe wel.
(De heer REUTEN:
Dus een amendement in die richting zou u wellicht ondersteunen?)
Dat zou heel goed kunnen, ja. Waarbij ik me wel kan voorstellen dat je bij een
aantal van die posten nu wel het besluit zou moeten nemen om in 2005 dat geld
ook te kunnen uitgeven. Daar wil ik dan ook de reactie van het College op
horen. (De heer VAN DER MEER:
Dat betekent dan dat je het uit de lopende rekening van 2005 moet doen en dan
moet je dus kiezen om iets anders niet te doen. Dat is de afweging die u maakt.
U kunt niet zeggen: we doen dat in de Voorjaarsnota 2006 en vervolgens geven
we het in 2005 uit.)
Nee dat ben ik met u eens. Dus in die zin moet het ook niet onder de
systematiek van de Voorjaarsnota vallen, omdat het gaat om een eerste aanzet
naar de begroting voor 2006. Dat ben ik met u eens. Maar over Wij Amsterdammers
hebben wij in de vorige raadsvergadering besluiten genomen en volgens ons is
het besluit wat hier voorligt in die zin onordelijk. En wat betreft de punten
die de heer Reuten aanhaalt: het kan. Het is ook niet voor het eerst dat dit
gebeurt. Als we een overschot op de rekening hebben dat we kunnen gebruiken
voor iets dat dit jaar opgekomen is en wat we dit jaar nog willen dekken, dan
vind ik dat we dit als Raad in overweging moeten kunnen nemen. Ik wacht uw
amendement even af, maar wij zijn het eens met de systematiek die u aangeeft.
Ik was bezig met de dotatie voor de Wet werk en bijstand. Het College stelt
voor, 75% van het maximale risico dit jaar te dekken en de rest eventueel
volgend jaar. D66 is eigenlijk van mening dat die nieuwe werkwijze en de Wet
werk en bijstand aantonen dat het eigenlijk heel goed gaat in Amsterdam en nog
beter zal gaan de komende tijd als het systeem goed op orde is. Daarom zien wij
de noodzaak voor die risicodekking van 75% op dit moment eerlijk gezegd niet
zo. U stelt voor om 15 miljoen euro extra toe te voegen en wij stellen voor om
dat maar even niet te doen. Daar heb ik straks een amendement voor. Het saldo
terugvorderingen van de Sociale Dienst is opnieuw gestegen, maar de voorziening
voor die vordering is ook verhoogd met 15 miljoen euro. Kan de wethouder dit
toelichten? Of verwacht u op korte termijn nog heel veel extra oninbare
vorderingen? Over de aanbestedingen is het nodige gezegd. Wij delen de zorgen
en de opmerkingen die daar over gemaakt zijn. In het algemeen hebben wij grote
zorgen over het achterblijven van de Amsterdamse economie in nationaal en
internationaal perspectief. Dat heeft aandacht gehad. Het gaat al iets beter.
Door het College is volgens ons terecht veel aandacht besteed aan het belang
van de creatieve en kennisstad voor de ontwikkeling van de Amsterdamse
economie. Wij zien daar weinig van terug in de rekening. Wij komen daar bij de
Voorjaarsnota nog wel aan toe. Wat ons betreft wordt het rekeningresultaat 76,1
dan wel 77,1
miljoen euro, al naar gelang wat wij over Wij Amsterdammers besluiten. Dat
komt dus ook bij de Voorjaarsnota aan de orde en daar zal van ons een aantal
voorstellen komen op het gebied van kennis, creativiteit, groen en onderwijs.
De VOORZITTER
geeft het woord aan de heer H.H.G. Bakker. De heer
H.H.G. BAKKER:
Er is natuurlijk al een heleboel gezegd en ook wij kunnen in grote lijnen
ondersteunen wat andere partijen gezegd hebben, maar voornamelijk ook wat de
Rekeningencommissie vandaag verwoord heeft. Ik wil er toch een punt uitlichten.
De stadsdelen natuurlijk, de favoriet van de Burgemeester. Er is een onderzoek
van PricewaterhouseCoopers over het bestuurlijk stelsel. Daar zijn we
uiteraard erg blij mee. Wij zullen de uitkomsten daarvan afwachten. Er is
echter één punt dat ons ernstig zorgen baart en dat zijn de
Europese aanbestedingen, ook binnen de stadsdelen. Het lijkt erop dat de
laatste tijd vaak opdrachten die aanbesteed moeten worden, in kleinere stukjes
opgedeeld worden om zodoende de Europese aanbesteding te ontlopen. Ik heb
begrepen dat dat volgens de wet niet kan. Toch blijkt dat dit binnen de
stadsdelen vaker voorkomt. Volgens ons is in de stadsdelen te weinig juridische
kennis aanwezig wat betreft de Europese aanbestedingen. Pas geleden hebben
bijvoorbeeld De Baarsjes, Oud-West en Geuzenveld/Slotermeer besloten om
gezamenlijk de drie stadsdelen te laten reinigen. Maar volgens ons is de
opdracht zo groot dat die Europees aanbesteed moet worden. Uiteindelijk is
natuurlijk de centrale stad verantwoordelijk voor de claims die binnen gaan
komen. Ik wil het College opdragen vooral de Europese aanbesteding iets beter
onder de loep te nemen, want wij zijn bang dat we in de toekomst geconfronteerd
worden met tamelijk hoge boetes. Ik wil daar graag de mening van het College
over horen. Mevrouw Bruines had het net al over de Hoofdgroenstructuur. We
praten regelmatig over de luchtkwaliteit in Amsterdam. Wij denken dat het
openbare groen belangrijk is voor Amsterdam, vooral de bomen. Wij vinden dat
groengebieden zoveel mogelijk gespaard moeten worden. Wij vinden het jammer dat
dat deels in handen van de stadsdelen is. Wij hadden liever gezien dat dat
onder de centrale stad zou vallen. Bomen hebben een grote invloed op de
luchtkwaliteit, daar moeten we ook eens aan denken. We moeten niet alleen oog
hebben voor torenflats, maar ook aan de natuur denken. Wij hebben het kort
gehouden, ik denk dat het duidelijk is en wij wachten de reactie van het
College af. De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
30o
Amendement van 22 juni 2005 van het raadslid Zafer Yurdakul inzake de
jaarrekening over 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 348). De
VOORZITTER: Het amendement maakt deel uit van de beraadslagingen.
De VOORZITTER
geeft het woord aan mevrouw Van Oudenallen. Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Na zeven jaar lid te zijn geweest van de Rekeningencommissie moet ik u zeggen
dat het heel bijzonder is om aan de andere kant te staan. Wij zijn als kleine
fractie de afgelopen tijd door de ACAM onder de loep genomen en wij hebben daar
een heleboel van geleerd. Wij hebben op onze grondvesten geschud. Je vraagt je
af waarom een College en alle diensten die daar achter zitten ook niet op hun
grondvesten schudden als ze de rapporten van de Rekeningencommissie zien. Elk
jaar hoor je weer: volgend jaar gaat het beter. Wij hopen natuurlijk dat wij
volgend jaar kunnen zeggen dat het allemaal in orde is. Ik lees hier dingen die
ik elk jaar weer in de ene functie heb gezien en waarover ik nu in die andere
functie opmerkingen moet maken omdat wij nog niet zo groot zijn. Twee dingen
vind ik heel belangrijk. De informatiebeveiliging van een aantal diensten
betrek ik even op onze eigen fractie. Wij hebben ook meegemaakt wat er kan
gebeuren als je kas niet op slot zit en mensen met spullen weg kunnen lopen. Ik
hoop dat deze wethouder en ook de wethouder voor P&O volgend jaar bij al
die diensten kan zeggen dat de informatiebeveiliging van personele gegevens van
de gemeente Amsterdam bijna allemaal perfect is. Dat is toch je basis als
gemeente Amsterdam. Op de tweede plaats de Europese regels. Als je logisch
denkt dan kun je op een bepaalde manier met die regels omgaan. Als je het
strikt bekijkt dan moet je er anders mee omgaan. Ik denk dat wij de komende
tijd met het College moeten praten over hoe je omgaat met Europese regels en
wat in de toekomst de mogelijkheden voor de gemeente zijn. Veel andere vragen
zijn al gesteld. Ik wil nog even alle collegas in de Rekeningencommissie
bedanken, zeker omdat ik het afgelopen jaar door letsel af en toe verhinderd
was. De VOORZITTER:
Daarmee is de eerste termijn van de punten 9A tot en met 9D voltooid voor de
Raad. Ik stel voor dat wij nu schorsen tot 19.30 uur.
De vergadering wordt van 17.00 uur tot 19.30 uur geschorst.
INDEX
319 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake de kredietaanvraag t.b.v. de aankoop van het terrein Crompton aan de
Mainhavenweg 2
320 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
tot het verlenen van ontslag van een lid van de Algemene Programma Raad (APR)
2
322 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005
tot vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening over 2004 39
323 Reactie van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005 op
het verslag van de Rekeningencommissie over de gemeenterekening over 2004 en
op het Generaal Verslag over de controle van de gemeenterekening over 2004
39
324 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 7 juni 2005
tot vaststelling van de jaarrekeningen over 2004 van de stadsdelen 39
325 Verslag van de Rekeningencommissie van 25 mei 2005 over de jaarrekening
over 2004 39
326 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake besluitvorming Stichting CIAO-STAMPEI: toekenning subsidie 2006
2
330 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
tot beschikbaarstelling van een krediet voor de renovatie van snelfilters van
de voorzuiveringsinstallatie Loenderveen 2
331 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake beleidsvereenvoudiging particuliere woonbestemmingen 33
332 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake besteding van het erfpachtdeel van het Stimuleringsfonds
Volkshuisvesting en nadere invulling Aanvullend Convenant Erfpacht 3
333 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake de herziene grondexploitatie 1e fase Czaar Peterstraat en Conradstraat
3
334 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
inzake Amsterdams Hoogbouwbeleid 35
335 Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
betreffende een voorbereidingsbesluit partiële herziening van het
Algemeen Uitbreidingsplan Amsterdam (AUP) en het bestemmingsplan Buitengebied
Diemen t.b.v. de tweede fase IJburg 3
336 Preadvies van het College van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2005
op de notitie van de raadsleden de heer H.Bakker en de heer H.H.G Bakker inzake
de bepaling voor het werken op hoogte in het Convenant Arbeidsomstandigheden
Glazenwassersbranche (nr. 42 van 2003) 38
337 Notitie van de raadsleden mevr. Asante en mevr. Schaapman van 2 juni
2005, getiteld: Het onzichtbare zichtbaar gemaakt, Prostitutie in Amsterdam
3
338 Notitie van het raadslid mevr. Alberts van 2 juni 2005, getiteld:
EU-dienstenrichtlijn ondermijnt lokale autonomie 3
339 Notitie van het raadslid de heer Van Poelgeest van 2 juni 2005 inzake een
plan voor coalitieverkiezingen in Amsterdam 3
340 Notitie van de raadsleden mevr. Alberts, de heer Van Poelgeest en mevr.
Bruines van 2 juni 2005, getiteld: een Centrale Ondernemingsraad (COR) per
omgaande 4
344 Interpellatie van de raadsleden dhr. H. Bakker, dhr. H.H.G. Bakker van
maandag 20 juni 2005 inzake: Interpellatie H.H.G. Bakker en H. Bakker over de
politieke invloeden en de onafhankelijke positie van de gesubsidieerde
televisie als Salto en AT5 9
345 Interpellatie van het raadslid de heer Haffmans van 21 juni 2005 inzake
de ontruiming van het pakhuis Afrika 12, 32
346 Interpellatie van het raadslid de heer Asscher inzake polarisatie op
scholen 21
Amendement van 22 juni 2005 van het raadslid Zafer Yurdakul inzake jaarrekening
2004 52
Bezwaarschrift van Van Doorne van 25 mei 2005 betreffende het gemeentelijk
voorkeursrecht gevestigd op een perceel op de locatie Overamstelzone 6
Mondeling vragenuurtje 8
Motie van 21 juni 2005 van het raadslid Haffmans inzake de interpellatie over
de ontruiming van het pakhuis Afrika 21
Motie van 22 juni 2005 van de raadsleden Asscher, Schaapman, Van der Burg en
Spee-Rouppe van der Voort inzake de toenemende polarisatie op scholen 23
Motie van 22 juni 2005 van de raadsleden Buurma-Haitsma en Goring inzake de
raadsvoordracht Vereenvoudiging erfpachtbeleid 33
Raadsadres van Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling (ARS) van 30 mei 2005
inzake de nota Hoogbouw, beleid en instrument 6
Raadsadres van bewonersvereniging Oud West van 18 mei 2005 over De Hallen
4
Raadsadres van C.M. Schimmelpennink van 26 mei 2005 inzake de verkoop van
sociale huurwoningen door woonstichting De Key 7
Raadsadres van de stadsdeelvoorzitters van de stadsdelen Slotervaart, Bos en
Lommer, Osdorp en Geuzenveld/Slotermeer van 2 juni 2005 inzake ISV-budget
Stedelijke Vernieuwing 7
Raadsadres van de Stichting Vrije Recreatie van mei 2005 inzake de voorgenomen
afschaffing van de Wet op Openluchtrecreatie 4
Raadsadres van drs. R.F. Dwars, adjunct-directeur van de Kamer van Koophandel
Amsterdam, van 20 juni 2005 inzake de beleidsvereenvoudiging van het
erfpachtbeleid 8
Raadsadres van E.P. Blaauw van 9 mei 2005 inzake discrepantie in het huidige
woon-botenbeleid. 7
Raadsadres van FNV Bondgenoten van 13 mei 2005 inzake de verbouwing van het
Rijksmuseum 6
Raadsadres van H. Plemper van 20 april 2005 inzake ziektekostenverordening
7
Raadsadres van I.M.R. van Ootmarsum en J.B.J. Truyens, namens de Vereniging van
Huis Eigenaren (V.V.E.) Biesbosch nummers 1 tot en met 79, van 2 juni 2005
over het voornemen om lijn 5 op te heffen 7
Raadsadres van J. Harinck, namens het Comité Stop de Afbraak van de
Sociale Huisvesting, van 11 mei 2005 inzake de gevolgen van de plannen van
minister Dekker voor de stad Amsterdam 4
Raadsadres van K. Lakerveld van 29 mei 2005 over de IJtram 6
Raadsadres van mevr. N. Eijgenraam van 17 maart 2005 inzake de Combino versus
gemeentebelastingen en raadsverkiezingen 7
Raadsadres van R.J. Lindhout van 31 mei 2005 inzake planschade Westpoort
7
Raadsadres van S. Altink, beleidsmedewerker van de Rode Draad, van 24 mei 2005
houdende een reactie op de notitie van het raadslid mevr. Schaapman over
wantoestanden in de prostitutie 6
Raadsadres van T. Stobbe van 30 mei 2005 inzake een klacht over de Dienst
Persoonsgegevens 6
Raadsadres van V. Feith, A. Nieuwenhuis en M. Ponte, namens Damoclash, van 4
mei 2005 inzake bestuurlijke dwang 4
Raadsadres van vereniging stadsvervoerbelang van 10 juni 2005 inzake handhaving
tramlijn 5 7
Raadsadres van vereniging Vrienden van de Amsterdamse binnenstad van 13 juni
2005 inzake concept-beleidsnota hoogbouw beleid en instrument
hoogbouweffectrapportage 7
Schrijven van de voorzitter van het Presidium, mevrouw W.I. Codrington, van 20
juni 2005 betreffende de stand van zaken rond de uitvoering van de
motie-Asscher c.s. (nr. 250 van 2005) 8
Schrijven van het raadslid de heer Haffmans van 24 mei 2005 inzake benoeming in
twee raadscommissies 8
Vraag van het raadslid de heer J.L. Bakker inzake de verplichting tot
aanbesteding van het openbaar vervoer. 8
Opmerking:
De nummers 319 e.v. die in deze index vermeld staan, corresponderen met de
nummers van afdeling 1 van het Gemeenteblad.
|