Aan de Gemeenteraad De raadsleden de heer H.H.G. Bakker en de heer H. Bakker hebben op 4 februari 2005, op grond van artikel 18 van het Reglement van Orde voor de Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen tot het College van Burgemeester en Wethouders gericht: Inleiding. "Als u in staat bent uzelf de vraag te stellen: "Ben ik verantwoordelijk voor mijn daden of niet?" bent u verantwoordelijk." Fjodor M. Dostojewski " En verantwoording is samen met transparantie, onderdeel van de bestuurlijke verplichtingen die het College van Burgemeester en Wethouders heeft aan de direct verkozen volksvertegenwoordigers, de gemeenteraadsleden, kortweg de Raad. Met nog slechts een jaar te gaan, drukt op dit College van Burgemeester de zware verantwoordelijkheid om nog iets te maken van het bij het aantreden gesloten collegeakkoord, en invulling te geven aan zijn eigen slogan, "alleen het resultaat telt". En met de resultaten wil het niet zo lukken, als je kijkt naar een aantal belangrijke onderdelen van zijn beleid, terwijl daarnaast een aantal dossiers tot typische hoofdpijndossiers verworden zijn. Zo is het dossier van de Noord-Zuidlijn, letterlijk en figuurlijk een nagenoeg bodemloze put, waar de Gemeenteraad steeds controle op dient uit te oefenen, omdat het College van Burgemeester en Wethouders op dit punt de informatieplicht verzaakt, en waar het deze zelfde Gemeenteraad telkens dwingt tot het stellen van vraag op vraag, deels doordat de antwoorden nieuwe vragen oproepen, maar zeker ook omdat bij elke vragenset een niet onbelangrijk deel onbeantwoord blijft. Miljoenen euro's zijn inmiddels rond de Noord-Zuidlijn uitgegeven aan het positief masseren van de pers en het informeren van belanghebbenden, maar op essentiële punten is de waarheid nog aan het zicht onttrokken. Werd in de inleiding op onlangs door de fractie van Leefbaar Amsterdam gestelde vragen (Gemeenteblad 2005, afd. 1, nr. 31), getiteld: Beantwoording schriftelijke vragen inzake het risicomanagement rondom het project Noord-Zuidlijn, nog ingegaan op het veelvuldig toepassen van de ambtelijke ontsnappingsclausule voor lastige vragen, het geheim verklaren van het onderliggende, dan wordt bij de beantwoording het duidelijk dat het nog steeds in zwang is. Want de antwoorden geven onder andere geen zicht op een notabene door de vorige verantwoordelijke wethouder voor de Noord-Zuidlijn toegezegde rapportage, nu weer onder het mom dat de aansprakelijkheid voor de gemeente hiermede negatief beïnvloed zou kunnen worden. Een ontoelaatbare methode om zich te onttrekken aan de noodzakelijke controle, en zeker om lering te trekken om een toekomstig incident te voorkomen en daarom in de ogen van de fractie van Leefbaar Amsterdam verwerpelijk. Of moet men meer zoeken achter het achterhouden van deze informatie, evenals dat men dat zou moeten doen bij het bestuderen van de onbeantwoorde vragen. Spreekt hier de angst van de huidige wethouder, die kennelijk minder dan zijn illustere voorganger in staat is een deugdelijk verhaal te bedenken en de toets der kritiek te doorstaan. Of zoekt men naar de ruimte om toekomstige financiële tegenvallers te verklaren, en wil men zich derhalve op basis van de voorliggende feiten niet confirmeren aan de zich opstapelende problemen, en schuift men deze vooruit naar een nieuwe collegeperiode. Wellicht is het geen opzet van de wethouder en of het College van Burgemeester en Wethouders als totaal, maar is het slechts een voorbeeld van de slecht werkende ambtelijke organisatie, die naar Rotterdams voorbeeld, een aantal aanjagers zou dienen te krijgen, die de ambtelijke organisatie weer eens zouden wijzen op hun plichten en prestatieverplichtingen. Kortom wederom moet de fractie van leefbaar Amsterdam, op zoek naar de antwoorden op de niet gegeven vragen, in samenhang met inmiddels weer nieuw opgedoken feiten. Op grond van het vorenstaande stellen vragenstellers de volgende vragen. 1. Als er zoals uit de beantwoording van het College van Burgemeester en Wethouders blijkt risico's verbonden zijn aan het openbaar maken van het rapport over het gaslek bij de bouw van de Noord-Zuidlijn, waarom heeft het College dan niet gekozen voor het vertrouwelijk beschikbaar stellen van de onderzoeksgegevens? Bovendien wil de fractie van Leefbaar Amsterdam van het college weten, wie het onderzoek heeft verricht, teneinde in ieder geval te kunnen beoordelen of er wel voldoende professionele afstand was ten opzichte van de betrokken partijen, en er derhalve sprake is van een verantwoord onafhankelijk rapport? 2. Kennelijk zijn er derhalve nog steeds niet bepaalde en afgewikkelde claims betrokken bij dit incident. Om hoeveel claims gaat het, en om welk bedrag? Zijn deze claims opgenomen in de recente cijfers van het schadebureau, die ook ver boven de gebudgetteerde bedragen uitgekomen zijn? 3. Mag de fractie van Leefbaar Amsterdam afleiden uit het feit dat nu het bezwaar bij het Europese Hof door de Vereniging de Bovengrondse is afgewezen, er geen belemmeringen meer zijn voor de bouw van het station Rokin, en de zaak definitief is geworden? Zo ja, geldt dit dan ook voor de andere stations, en is er derhalve vanuit de vergunningenhoek geen verdere vertraging meer mogelijk? 4. Bij de eerdere vragen (Gemeenteblad 2005, afd. 1, nr. 31) vroeg de fractie van leefbaar Amsterdam bij vraag 3 een nadere specificatie van de oplopende kosten bij de bouw van het station Ceintuurbaan/Ferdinand Bolstraat, op basis van voorliggende informatie. Daarbij legde zij geen koppeling met de vergunningen rond het station Rokin, zodat de beantwoording van het College dat de vertraging in de bouw van het station Ceintuurbaan/Ferdinand Bolstraat niet door de vergunningen is veroorzaakt, ziet als extra ongevraagde informatie, waarvoor dank, maar dat de volledige vraagstelling open liet. Derhalve wil zij dan ook alsnog een volledig antwoord van het College op deze oorspronkelijke vraag 3, zeker nu er steeds meer informatie naar buiten lekt dat er binnenkort op basis van nieuwe berekeningen extra geld noodzakelijk is? 5. Derhalve vraagt de fractie van Leefbaar Amsterdam dan ook heel expliciet aan de wethouder, of er sprake is van nieuwe berekeningen en of een herberekening van de eerder gepresenteerde rekenmethode. Zo ja, zijn hier reeds eerste resultaten bekend? 6. Kan de wethouder garanderen, dat er in deze Collegeperiode geen nieuwe voordracht zal komen voor het beschikbaar stellen van extra gelden ten behoeve van de bouw van de Noord-Zuidlijn? 7. Uit de kwartaalrapportages valt af te leiden dat de grootste problemen zich bij de bouw van de Noord-Zuidlijn momenteel voordoen rond en vooral onder het Centraal Station. Kan het College van Burgemeester en Wethouders de Gemeenteraad op dit punt informeren of hier binnen de planning van zowel tijd als budget wordt gewerkt? Zo neen, op welke punten denkt men dan dat er afwijkingen ontstaan? 8. Tot slot wil de fractie van leefbaar Amsterdam nog van het College van Burgemeester en Wethouders nadere informatie ontvangen over de cryptische beantwoording van haar eerdere vraag over het eindpunt van de Noord-Zuidlijn en de route hiernaar toe, gezien de nog steeds niet afgesloten discussie over de Zuidas en de daar mogelijke planologische modellen. Waar gaat men thans vanuit, een bovengrondse verbinding of gaat men daar straks samen met het andere verkeer wellicht ook ondergronds en welke extra kosten brengt dit met zich? Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld. 1. Bij de eerdere beantwoording van een gelijkluidende vraag van uw kant hebben wij geantwoord dat zolang de aansprakelijkheidskwesties nog in behandeling zijn bij juridische adviseurs en verzekeringen wij het niet in het belang van de gemeente achten hierover mededelingen te doen. Dit antwoord is heden ook nog van toepassing. 2. Zie vraag 1. 3. De bouw van station Rokin kan definitief doorgaan; bij station Vijzelgracht is een voor de gemeente negatieve uitspraak gedaan, die echter te repareren is. Deze reparatie vindt thans plaats. Per brief van 11 februari 2005 heeft de portefeuillehouder voor de Noord/Zuidlijn de gemeenteraad hierover geïnformeerd. Bij station Ceintuurbaan heeft nog geen rechterlijke toets plaatsgehad. Zolang rechterlijke uitspraken niet in hoogste instantie hebben plaatsgevonden, blijft er een risico in de uitvoering bestaan. Bij de aanvraag van de vergunningen voor de stations van de Noord/Zuidlijn is er een ruime marge genomen in tijd, waardoor dit risico kleiner is geworden. 4. Per schrijven van 24 maart 2005 hebben wij u op de hoogte gebracht van de cijfers en de voortgang van het gehele project. Er is voor dit jaar geen extra geld nodig voor de Noord/Zuidlijn. 5. Zie vraag 4. 6. Zie vraag 4. 7. Zie de brief van 24 maart 2005. 8. Dit punt wordt besproken in de commissievergadering van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur van 6 april 2005 en daarna in de gemeenteraad van 11 mei 2005.
Verschenen 6 april 2005. |