OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG EN DONDERDAG 24 EN 25 NOVEMBER 2004.
 
Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer J.L. Bakker (SP), de heer Brinkman (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), de heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Haffmans (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), de heer Klerks (PvdA), de heer Manuel (D66), de heer Marres (PvdA), de heer Van der Meer (GroenLinks), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer Olmer (CDA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel ’99), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), de heer Van Straaten (VVD), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66), de heer Zati Yurdakul (PvdA) en de heer Zwart (GroenLinks).
Afwezig : geen der leden.
 
Aanwezig : de wethouders de heer Aboutaleb (PvdA), mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der Horst (VVD), de heer Huffnagel (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Stadig (PvdA).
 Afwezig: geen der wethouders.
 
 



Middagzitting op woensdag 24 november 2004.

 
Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede het raadslid mevr. Codrington, plaatsvervangend voorzitter.
 
Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 
 Verslaglegging : de heer E.R. Wierda (Notuleerservice Nederland).
 
 
De VOORZITTER : Hierbij open ik de vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam. Ik verzoek u allen uw plaats in te nemen.
.......................................................................
...................................................................
................................................................

18°   Adres van E. Bos e.a. van 23 oktober 2004 inzake de aanleg van de Noord-Zuidlijn door de Ferdinand Bolstraat.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de behandeling van de voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders, nr. 628 van 2004, punt 18 van de agenda.
....................................................................................
...........................................................................................
............................................................................................
.......................................................................................
...................................................................

18
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 2004 inzake leefbaarheidsmaatregelen rond de bouwlocaties van de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 628).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 628 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
......................................................................................
.........................................................................................
...................................................................................
..........................................................................................
.......................................................................

6
Algemene en Financiële Beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2005.
 
Hierbij worden betrokken:
 
-   Adres van D. Terpstra, voorzitter van de vakcentrale CNV, van 27 januari 2004 inzake de stijging van de gemeentelijke lasten in 2005;
-   Adres van de stadsdeelraad Westerpark van 30 september 2004 ten geleide van de door hem op 28 september 2004 aangenomen motie, houdende verzoek aan de Gemeenteraad, de voorgenomen bezuinigingen die opheffing van het Distelwegveer tot gevolg zullen hebben, te schrappen.
 
 De VOORZITTER : Dan gaan wij nu beginnen met de Algemene Beschouwingen. Ik geef het woord aan de heer Asscher.
 
De heer ASSCHER : Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Ik hoop dat u na mij het woord wilt geven aan de heer Reuten. We wachten het even af.
Mijnheer de Voorzitter. Drie weken terug werd filmer Theo van Gogh vermoord. Een schok ging door de stad. We waren onvoorbereid op zo een soort moord. We waren niet voorbereid op terrorisme in een Amsterdamse straat. Tot die moord kende onze stad een bepaald soort onbezorgdheid. Die was typerend voor Amsterdam. Ik voelde die ook en koesterde die. Maar was “onbezorgd” niet ook “naïef”? Was “onbezorgd” niet ook vaak “slordig en onverschillig”? Hoe ziet de samenleving van 2004 er nu werkelijk uit? Volgens een recent rapport geven veel burgers de samenleving, de maatschappij een onvoldoende. Tegelijk heeft 90% van de bevolking wel vertrouwen in de eigen toekomst. Maar het vertrouwen in de overheid is dramatisch laag, en het gevoel overheerst dat “de politiek” niet reageert op de wensen van mensen. We zijn blijkbaar bang en gelukkig tegelijk: de schizofrene samenleving van 2004. En wij moeten als politici in zo een periode juist iets extra’s te bieden hebben om vertrouwen terug te winnen en om iedereen bij de stad en bij de samenleving te betrekken. Laten we vandaag de stad eens bekijken als door het oog van de camera, in de hoop richting te vinden, in de hoop te zien, wat voor wijzigingen in de regie dan nodig zijn.
In Duitsland wordt op dit moment gewerkt aan een uitvergroting van het Big Brother-concept. Er wordt een stad nagebouwd die zal worden bewoond door zo’n tweeduizend werklozen. Overal zijn camera’s opgehangen en het moet en het zal spectaculaire televisie gaan opleveren. Dit alles naar een idee van Endemol uiteraard. Dankzij de mooie, ja bijna briljante film The Truman Show uit 1998 weten we al bijna hoe zo een wereld eruit ziet. Truman Burbank, in die film gespeeld door Jim Carrey, komt erachter dat zijn leven in werkelijkheid een realityshow is, met slimme product placement -reclame voor koffie. In die film is er een vriendelijk groetende buurman, die iedere morgen “Goedemorgen, Truman” zegt. In die film wordt reclame verstopt bij alles wat Truman doet. “Kijk eens, Truman, dit mes kan schillen, snijden en hakken tegelijk!” En tot zijn ontzetting komt Truman er tijdens het verhaal achter dat het allemaal nep is, dat er regie is, dat het kunstmatig is.
En stelt u zich nu eens voor dat wij allemaal een rol spelen in een nog extremere reality soap . Dat we allemaal uitgekozen zijn om hier een rol te spelen. Dat Amsterdam als serie iedere avond een miljoenenpubliek trekt onder de noemer “ Soap City ”. Plotseling vallen de schellen je van de ogen. Natuurlijk is het wat al te mooi dat een vrolijke flierefluiter als Frits Huffnagel in deze stad wethouder is, voor Financiën. Jongens, dat gelooft niemand. Een studentenleider als Maarten van Poelgeest is in deze serie uiteraard een links raadslid. Jongens, wat een cliché. En dan zo een krijtstreepsocialist als Asscher. Potsierlijk, overacting.
Kijkt u eens om zich heen en zoekt u de camera. Vraagt u zich wel eens af welke rol u speelt? En of u die rol wel goed genoeg speelt? Wordt het misschien niet tijd om weer eens een rondje mensen weg te stemmen? Sms dan “A” voor Asscher, “B” voor Van der Burg, en “C” voor Cohen. Uitslag volgt bij het begin van de avondraad.
Maar mijnheer de Voorzitter, het maakt natuurlijk wel heel veel uit welke rol je krijgt toebedeeld in Soap City . Het populairst zijn de rollen als stadsleider, opinion leaders . Dat zijn mensen die permanent en overal meninkjes geven. Ze komen ook in de serie zelf al heel veel camera’s tegen. Het zijn meninkjes zonder consequenties. Die mensen wonen in de betere wijken van het decor. De allerbelangrijksten wonen zelfs in villa’s buiten de stad. Die komen per dienstauto. En die stadsleiders krijgen allerlei extra’s, in de vorm van liefde, in de vorm van aandacht, of beduidend minder regen. Veel minder populair is de rol van Marokkaanse puber. Het is een veeleisende rol die ook fysiek heel veel vraagt van de acteur, en die bovendien weinig perspectiefrijk is.
Een rechtvaardige stad is een stad die de meeste kansen biedt aan iedereen, voordat je weet welke rol je krijgt. Rawls noemt dat de “veil of ignorance”, de sluier van onwetendheid. Hij pleit voor de opvatting dat de samenleving zo is ingericht dat iedereen maximaal kan meedoen, zonder dat je van tevoren weet welke rol je krijgt. En ik geloof dat het nuttig is om Amsterdam soms eens te bekijken vanuit die sluier van onwetendheid. De stad is lang niet rechtvaardig genoeg.
In het televisieseizoen van 2004 was er erg veel aandacht voor het thema “eigen verantwoordelijkheid”, een kabinetsthema. Het mantra van de eigen verantwoordelijkheid werd op de bevolking losgelaten om te kijken hoe men zou reageren. Het lijkt een beetje op de bekende wrede onderzoekjes naar stress bij muizen: met knipperlichten en gebrek aan voedsel worden muizen in de war gebracht, permanent ontregeld, om uiteindelijk bang en agressief elkaar maar aan te vallen. Om het spannender te maken laat onze Haagse overheid zelf iedere verantwoordelijkheid uit de handen kletteren. Voorbeelden: u mag voortaan zelf onderhandelen over uw ziektekostenpremie. Fijn hè? Eigen verantwoordelijkheid! U mag voortaan zelf uw pensioen regelen. Fijn hè? Eigen verantwoordelijkheid! U mag voortaan met de huisbaas onderhandelen over de hoogte van de huur. Fijn hè? Eigen verantwoordelijkheid! Die laatste variant is ook het “spook van Dekker” genoemd. Om ideologische redenen wordt de huurmarkt fijn geliberaliseerd. Zodra een huurhuis vrijkomt, wordt de huur enorm verhoogd, en daardoor zullen mensen straks niet meer verhuizen. En in de jaren tot en met 2009 worden de huren van heel veel Amsterdammers ieder jaar drastisch verhoogd. Hier jaagt de VVD de middenklasse de stad uit. Hier is liberaal ásociaal. En toch: in de serie werkt het. Ademloos zagen miljoenen televisiekijkers van over de hele wereld hoe de Soap City ’ers zich gedwee voor de gek lieten houden. En murw gebeukt tegen elkaar mompelden: “Eigen verantwoordelijkheid.”
Maar waar is de eigen verantwoordelijkheid van de overheid? Waarom blijft ze zo vaak in gebreke? Laat de camera’s even inzoomen op Amsterdam. Wat te denken van de ellende op de Overtoom? Schoolgebouwen die maar niet worden opgeknapt? Of neem de Diamantbuurt. Een echtpaar wordt weggepest en de overheid laat weten: “Het is een nederlaag, wij kunnen niets doen.” Het kan toch niet waar zijn? Zo verneder je je eigen inwoners. Een fatsoenlijke overheid beschermt die eigen inwoners.
Door de aanslag op Van Gogh en door de dreiging tegen Hirsi Ali, Wilders, Cohen en Aboutaleb, leek Soap City de afgelopen weken veranderd te zijn in een film noir . Een sombere stad in de ban van dreiging en geweld. Internationale voorpagina’s over Amsterdam gingen niet over tulpen, niet over softdrugs, maar over geweld, over angst en over terreur. Tolerantie blijkt een kwetsbaar goed. Dat is door de terreurdaad spijkerhard aangetoond. En dat terwijl verdraagzaamheid sinds de zestiende eeuw een van onze kenmerken is, een van onze succesfactoren. Verdraagzaamheid was en is de kracht van de stad. Maar integratie van mensen uit andere culturen blijft een enorme opgave. Het is belangrijk een ideaal daarbij niet te verwarren met de werkelijkheid van iedere dag. Het ideaal blijft de multiculturele samenleving op basis van respect en gelijkwaardigheid. Maar de werkelijkheid is nog te vaak anders. Grote groepen doen niet mee, mensen spreken niet met elkaar, begrijpen elkaar te weinig. Moeten we dan ons ideaal maar opgeven? Nee. Maar uitsluiting dreigt en moet met kracht bestreden worden. De scheiding tussen kerk en staat -dus ook tussen moskee en staat-, moet duidelijk zijn. Harde en duidelijke grenzen vormen een voorwaarde voor echte tolerantie. Je mag geloven en denken wat je wilt, maar onverdraagzaamheid tegenover anderen, of dat nu joden, Marokkanen, vrouwen of christenen zijn, wordt in Amsterdam niet getolereerd.
Angst lijkt in opkomst in de stad. Angst voor terreur, angst voor de islam, angst voor de toekomst en angst voor elkaar. De angst is ook: je durft niet meer vrijuit te spreken. We raken het Nederland kwijt waar we zo trots op zijn. Het is onze taak als politici om die angst niet alles te laten overheersen. Maar we mogen hem niet bagatelliseren. De angst voor terrorisme is helaas terecht gebleken. We moeten daar lessen uit trekken. We moeten ons zoveel mogelijk beschermen, waakzamer zijn, alerter. Maar we zijn een open samenleving, en dus zijn we altijd kwetsbaar. We moeten vooral zorgen dat er weinig nieuwe potentiële rekruten komen. Voorkomen dat meer jongeren de doodlopende weg kiezen, de weg van Mohammed B.
Als je nu de gevaren die Amsterdam bedreigen zou samenvatten, zeker na de moord, dan is het toch dit: de stad loopt risico om uit elkaar te vallen. De ongedeelde stad staat onder druk. Tegenstellingen tussen arm en rijk, tussen allochtoon en autochtoon, tussen moslim en niet-moslim worden verscherpt. Daar ligt de werkelijke opgave voor de politiek.
Aan het einde van The Truman Show breekt Truman Burbank letterlijk uit het decor en ontsnapt hij aan de camera. Hij is gekomen aan het einde van zijn eigen schijnwereld en zal ontsnappen in de werkelijkheid. Ook voor ons is het tijd om de metafoor te verlaten. Maar we moeten wel weten wat er op het spel staat en de lessen trekken uit Soap City . De stad moet veilig zijn, wil ze tolerant zijn. De stad moet werken, wil ze sociaal zijn. En de stad moet van iedereen zijn, wil ze van jou of van mij zijn. Het gaat om de ongedeelde stad. En het is, mijnheer de Voorzitter, als u mij toestaat, toch onbeschrijflijk dat wij politici ons in deze tijd druk maken over het graven van grachten terwijl er dit soort problemen spelen? Hoe kan het dat we die urgentie niet voelen? Afgelopen donderdag wandelde ik met Hans Luijten door Bos en Lommer. We liepen door de straat waar op 10 november Mohamed Fahmi B. gearresteerd is. Dat is de vriend van Samir A. die voor hem een tas met bomingrediënten bewaarde. (Hij ging een tuin aanleggen, vandaar die kunstmest.) De grijze, beschotelde gevels en de wetenschap dat de werkloosheid daar op zijn hoogst is, geven een onheilspellend gevoel. Zo’n wandeling door de Kolenkitbuurt zegt ons meer over de urgentie van onze politiek dan het mooie begrotingsboek dat vandaag voorligt. We moeten onze ogen openen: de soap is afgelopen, en het is óf de oude wijken opknappen en hoop geven, óf vrezen voor een verdeelde toekomst.
Mijnheer de Voorzitter, niet alles is somber, gelukkig niet. Natuurlijk niet. Amsterdammers laten zich niet zomaar gek maken. We moeten vooral doorgaan op de weg van emancipatie, van integratie. Via huisvesting, via werk, via onderwijs. Er moet wel een schepje bovenop. Wat er concreet moet gebeuren? Een paar onderwerpen noem ik. Ik heb er ook een motie over.
(Mevr. VAN OUDENALLEN : Als er niets gebeurd was, als er niet zo’n dreiging was als wat er nu bij Van Gogh is gebeurd, zou u dan ditzelfde verhaal hebben gehouden?)
Voor een deel wel en voor een deel niet.
Wat moet er concreet gebeuren? Een paar zaken die ook voor een deel in de notitie staan die we maandag van het College hebben gekregen. We moeten daarover verder praten, maar ik geef toch een paar urgenties aan, een paar prioriteiten.
We moeten meer kennis krijgen over extremisme. Er moet iets zijn als een loket of een telefoonnummer, waar mensen die te maken krijgen met extremisme hun verhaal kwijt kunnen, waar ze informatie krijgen over hoe je daarmee om moet gaan. Er moeten verregaande afspraken komen met het bedrijfsleven over de arbeidsparticipatie van allochtone jongeren. Het beleid tegen discriminatie, met name in het uitgaansleven, moet strenger. In de hele stad moet snel en hard worden opgetreden tegen beginnende normloosheid en tegen overlast. Op scholen moet worden gesproken over verdraagzaamheid, over wat democatie betekent. Maar belangrijker dan deze losse maatregelen is dat we duidelijk maken wie wij zijn en wie zij zijn. “Wij” zijn alle Amsterdammers -of we nu goed of slecht geïntegreerd zijn, of we Nederlands spreken of Arabisch, of we moslim zijn of ongelovige-, die willen leven in een democratie. Wij horen bij elkaar. En “zij” zijn diegenen die deze samenleving willen vernietigen.
John F. Kennedy zei in 1962: “ We choose to go to the moon in this decade ”, “We gaan dit decennium nog naar de maan.” Dat was een formidabele en bijna krankzinnige ambitie. Maar onze maan is veel abstracter: een ongedeelde, sociale, solidaire en welvarende stad. Maar we moeten er wel naar toe. En we gáán daar ook naar toe. Díe ambitie is minstens even groot. We moeten ons dus niet te veel laten verblinden door de camera vlak voor onze neus, maar meer denken aan de camera die ergens boven in het decor hangt. Niet of we vandaag scoren is maatstaf, maar of we als stad als geheel slagen. Samen, als Amsterdammers, sociaal en succesvol. Het alternatief is een verdeelde stad, en dan wordt soap vanzelf horror. Falen is geen optie, want dit is Amsterdam. Dank u wel.
(Mevr. BRUINES : Mijnheer Asscher, mijn vraag slaat terug op iets wat u ongeveer halverwege uw betoog zei. U had het over eigen verantwoordelijkheid. U heeft daar een aantal voorbeelden genoemd waar ik verder inhoudelijk niet op inga, maar daar kan ik me ook best wat bij voorstellen. Maar waar staat de PvdA-fractie als het gaat om eigen verantwoordelijkheid? Want u zegt aan de andere kant: “Iedereen heeft een rol in de tolerantie bij het samenleven met elkaar.” Hoe ziet u daar dan eigen verantwoordelijkheid in?)
Eigen verantwoordelijkheid is cruciaal in een samenleving als de onze. Alleen moet je wel eerlijk oversteken. Een overheid die onder het mom van eigen verantwoordelijkheid in wezen verantwoordelijkheid laat vallen, en zegt: “Burger, zoek het maar uit”, tegen een burger die vaak in een ongelijke positie staat ten opzichte van die verzekeringsmaatschappij, die huisbaas of die pensioenverzekeraar, daarvan vind ik dat ze de burger onrecht aandoet, en dat ze hem wegstuurt met iets wat op zichzelf goed is (namelijk het nemen van je eigen verantwoordelijkheid), maar in wezen die burger voor de gek houdt. Daarom probeerde ik dat zo scherp aan te zetten.
(De heer H.H.G. BAKKER : Mijnheer Asscher, in uw betoog zegt u: “We moeten dit, we moeten dat.” Het behoeft geen betoog dat wij diverse malen, bijvoorbeeld in de commissie Algemene zaken, en ook het verleden jaar tijdens de Algemene Beschouwingen, gewaarschuwd hebben voor een verharding in de Amsterdamse samenleving. Uw partij en ook andere partijen hebben deze problemen altijd gebagatelliseerd. Ik denk, en dat heb ik u ook in het verleden gezegd, dat de reacties op de moord van Van Gogh nooit zo erg waren geweest, ook niet in Amsterdam, als er geen andere problemen speelden in de stadsdelen. U weet heel goed waar het over gaat. U bent hier als partij jarenlang met twee banken vertegenwoordigd; u had als partij uw verantwoordelijkheid moeten nemen en moeten luisteren naar de Amsterdamse burger, toen die aangaf dat er problemen in de wijk speelden. Waarom hebt u nooit iets aan de problemen in die wijken gedaan, in plaats van hier nu een mooiweerverhaal af te steken?)
Mijnheer de Voorzitter, dit lijkt mij geen interruptie, maar de termijn van de heer Bakker.
Om op die laatste vraag in te gaan: ik heb geprobeerd heel concreet te maken waarom die stedelijke vernieuwing zo ontzettend belangrijk is. Het gaat erom dat je stukje bij beetje die moeilijke wijken opknapt. Dat gaat met heel veel pijn, het kost heel veel geld, maar het is wel het recept om onze wijken te beschermen, om daar hoop te creëren, in plaats van de situatie langzaam te laten afglijden.
 
 
De VOORZITTER : Dank u wel, dan is het woord nu aan de heer Reuten.
 
De heer REUTEN: Dank u, Voorzitter.
Mijnheer de voorzitter. “Is het nog wel leuk om je met zo’n begroting bezig te houden?” Dat is mij de laatste weken een aantal keren gevraagd. “Er is toch nergens geld voor. Overal moet worden bezuinigd,” werd er nog aan toegevoegd, “en de echte problemen kunnen jullie toch niet oplossen.” Natuurlijk is de situatie anders dan de afgelopen jaren, en dan heb ik het over de financiën. Lodewijk Asscher is al ingegaan op de meest recente veranderingen. We hadden de afgelopen jaren, zeker incidenteel, vrij veel ruimte. Ik ben nogal geschrokken van wethouder Maij, die zich in een programma van AT5 beklaagde over haar baan in deze financieel krappe tijden. Dat vind ik jammer. In financieel moeilijke tijden verwachten we ook van het College scherpe keuzes en collegialiteit, en dus heb ik voor alle leden van het College de vraag of ze het ook niet meer zo leuk vinden om te besturen, nu er minder geld is, en er zelfs stevig gekozen moet worden.
Door de bank genomen heeft het College het overigens lang niet slecht gedaan. Er ligt een sluitende begroting op tafel, ondanks tegenvallers, die voornamelijk worden veroorzaakt door draconische bezuinigingen uit Den Haag. Maar wat moeten we, wethouder Huffnagel, met het artikel in De Volkskrant waarin staat dat Amsterdam feitelijk een tekort van 88 miljoen euro heeft? Ik neem aan dat u zich daar naar aanleiding van dat artikel ook in verdiept heeft, en dat dus hopelijk ook in een of twee zinnen even kunt uitleggen.
Zonder meer positief vindt de PvdA-fractie het geld voor jeugd, in lijn met onze bestedingsrichting Jeugd van de Voorjaarsnota. Ook het overeind houden van armoedebeleid en stimulering van de bouwproductie, weliswaar voor een deel gehonoreerd, stemt ons tevreden. En nu ik toch met complimenten bezig ben: de wethouder Financiën wil vast, in de persoon van de directeur Financiën, ook alle medewerkers van de dienst bedanken voor hun hulp bij het doorgronden van de begroting en het maken van het boek.
Zelf, mijnheer de Voorzitter, vind ik het overigens nog steeds leuk. Maar het is wel wennen, zeg ik er eerlijk bij, na al die jaren van veel geld eind december bij de vaststelling van de begroting. Gelukkig is er dankzij de inzet van de Gemeenteraad bij de Voorjaarsnota in 2005 onder andere wél extra geld voor jeugd en onderwijs, en is er bijvoorbeeld wel geld voor de toegankelijkheid van openbare gebouwen, mobiliteit voor gehandicaptenopvangvoorzieningen, en veiligheid.
(De heer H.H.G. BAKKER : Mijnheer Reuten, u plaatst nu de aanval bij mevrouw Maij, en dat is een vrouw, en als u een vrouw geen geld geeft zal ze zich ook niet zo prettig voelen. Ik denk dat het een gegeven voor vrouwen is om geld uit te geven. Dus ik denk dat u de verkeerde logica hanteert, want ik heb u nog niet gehoord over mevrouw Belliot, en ik heb u nog niet gehoord over de heer Stadig. Ik vind wel dat u de goede logica hier neer moet leggen. Want anders komt de bevolking er dadelijk ook niet meer uit.)
Ik heb geen vraag gehoord en ik denk dat mevrouw Maij uitstekend in staat is om zelf te reageren op allerlei opmerkingen.
(De heer H.H.G. BAKKER : Ze heeft het wel goed begrepen hoor, mijnheer Reuten.)
Ik ga verder met mijn betoog.
“Maar niet alles is even elegant opgelost door het College. Het is vreemd dat er vaak is gevraagd of we met de Voorjaarsnota de grootste klappen echt in beeld hadden. Dat blijkt dan toch weer niet zo te zijn. Want laten we eerlijk zijn, College, de begroting sluit, ondanks de tegenvallers, omdat u onder andere voor 16 miljoen euro aan wensen van de Raad niet honoreert in de begroting. Het is vreemd dat het College met budgettair neutrale bedragen, zoals dat dan genoemd wordt, het niet uitvoeren van een aantal moties, en niet de tegenvallers opvangt, maar de eigen opduikende prioriteiten invult. Daarnaast moet er dan ook nog eens extra bezuinigd worden. Vreemd is ook dat de mogelijkheden voor budgettair neutraal oplossen van financiële problemen groter lijken dan in juli.
De Haagse bezuinigingen treffen Amsterdam hard en het lijstje is helaas behoorlijk lang: tientallen miljoenen minder via het gemeentefonds, het grotestedenbeleid, stedelijke vernieuwing ruim 60 miljoen euro, en zo kan ik nog wel even doorgaan. De plannen met de huren van minister Dekker zijn daarnaast de bijl aan de wortel van de ongedeelde stad, zoals de heer Asscher al zei.
In Amsterdam vangen we een deel van de rijksbezuinigingen op. Maar de unaniem door de Raad aanvaarde ISV (Investeringsbudget stedelijke vernieuwing) motie -ook daarover heeft de heer Asscher dingen gezegd- wordt bijvoorbeeld terzijde geschoven ten gunste van extra geld voor een “mooi en groot” (om de wethouder te citeren) nieuw dierenasiel, ten gunste van bijvoorbeeld topsport, city marketing , een call center. Als daar ook allemaal niets van af kan, dan is wat de PvdA betreft, gezien de budgettaire situatie van de gemeente (om maar weer het College te citeren) een kleine extra verhoging van de OZB (onroerendezaakbelasting) bespreekbaar. Wij denken bijvoorbeeld aan 0,5%. Graag hoor ik van bijvoorbeeld de VVD-fractie, die daar in de commissie niet op in is gegaan, wat de inhoudelijke redenen zijn waarom men daar niet eens over wil nadenken. De situatie is, lijkt mij, toch fundamenteel anders dan bij de vaststelling van het programakkoord. Of is het misschien beter om de verlaging van het watergeld niet door te laten gaan? Minder eerlijk, maar dat is ook een mogelijkheid.
Het gaat ons er -voor de helderheid- niet om, dat alle overige prioriteiten van het College niet goed of nuttig zouden zijn en direct weer zouden moeten worden afgevoerd. Integendeel, er zitten flink wat goede dingen tussen.
(De heer ZAFER YURDAKUL : Ik heb een vraag aan de Partij van de Arbeid-fractie. U vraagt om een uitspraak over OZB-verhoging. Hoe denkt u daar zelf over?)
Ik heb in de commissie en ook zojuist al gezegd wat wij daarvan vinden. Maar wij hebben een programakkoord, en wij hebben daar afspraken over gemaakt. En wij stáán voor onze handtekening, dus wij willen dat debat ook met de coalitiepartijen graag open voeren.
(De heer VAN POELGEEST : U noemde net de mogelijkheid van een OZB-verhoging in relatie tot een tekort aan ISV-middelen, aan gelden voor de stedelijke vernieuwing. Nu weet u ook dat er bij de Voorjaarsnota een motie is aangenomen van uw partijgenoot, de heer Olij, om er 10 miljoen euro bij te doen. Komen we er met die 0,5% waar u het net over had? Krijgen we zo die 10 miljoen euro erbij?)
Nou, mijnheer Van Poelgeest weet precies hoeveel 0,5% oplevert, want hij heeft zelf ook voorstellen voor een hoger percentage ingediend, dus dat is niet precies genoeg voor die 10 miljoen euro. Bovendien zijn er ook nog andere zaken die je daarmee zou kunnen financieren. Maar op het moment discussiëren wij hier gewoon open en op basis van inhoudelijke argumenten met elkaar over. Dat heb ik ook in de commissie gezegd: ik wil iets meer horen dan “onbespreekbaar”, zowel van de collegepartijen als ook van andere fracties. Want dat zeggen wij ook nooit als de 30% sociaal bijvoorbeeld ter discussie gehouden wordt, om maar eens een afspraak over het programakkoord te noemen.
(De heer VAN POELGEEST : Over dat laatste hoeft u zich geen zorgen te maken, want daar heeft u gewoon een meerderheid voor in de Raad; dus als ik die ruil kon doen, dan zou ik het doen als ik u was. Maar even snel gerekend: u noemt wel die 10 miljoen, maar u weet ook dat 0,5% ongeveer 0,75 miljoen euro opbrengt. Dus moet u niet gewoon eerlijker zijn en zeggen: “Nou, het is een zwaar offer dat je vraagt aan mensen, een forse verhoging van de OZB, maar het is wel zo eerlijk, want er staat wel wat tegenover”?)
Ja, maar bij 0,5% gaat het om ongeveer 8 ton, en dat is structureel geld, dus als je dat incidenteel maakt kom je toch al vrij dicht in de buurt van de 10 miljoen euro.
(De heer FLOS : In het kader van open en eerlijk praten over zaken: is de Partij van de Arbeid ook bereid om te praten over de Opstapper die bijvoorbeeld 1 miljoen euro per jaar kost, in het rijtje van zaken die ter discussie zouden mogen komen als u over de OZB begint?)
Ja, heel goed. Daar kunnen we allemaal over praten, en we hebben ook een alternatief voorstel ingediend waarbij we ook een keuze maken om een aantal andere dingen niet te doen. Integendeel, er zitten flink wat goede dingen tussen, zei ik over die incidentele prioriteiten die het College nu opvoert voor een bedrag van 24 miljoen euro. Maar zeg dan niet bij de Voorjaarsnota dat we de grote klappen nu wel gehad hebben, en geef gewoon in juli toe dat er iets doorheen is geglipt wat eigenlijk eerst aan de Raad had moeten worden voorgelegd, en dat er waarschijnlijk nog een aantal grote zaken komt.
Wat betreft een aantal van de door ons niet als hoogste prioriteit bestempelde voorstellen, hebben we in de commissies reeds voorstellen gedaan. Maar, mijnheer de Voorzitter, er wordt dus niet overal bezuinigd, en de kille wind uit Den Haag wordt ook door dit College deels opgevangen, want dit is Amsterdam. Naast het overeind houden van het armoedebeleid vinden we het project 39.080 een uitstekend initiatief om armoede onder de jeugd tegen te gaan. Want dit is Amsterdam. Onze topprioriteiten voor een ongedeeld Amsterdam waren en zijn: investeren in de toekomst van onze jeugd, woningen, doorgaan met het verbeteren van de wijken, en werk en activering.
Wat betreft jeugd en onderwijs, is door wethouder Aboutaleb heel precies uitgewerkt wat er met de motie op dat punt is gedaan. Zo moet dat. Niet met de natte vinger, en niet zeggen: “Die motie voeren we gewoon helemaal niet uit.” Maar weten we nu zeker dat er bijvoorbeeld voldoende geld is voor opvang van tienermoeders? De berichten daarover verontrusten ons nog steeds, en we gaan er wel van uit dat ook de zeer breed ondersteunde aanpak van loverboysproblematiek niet op financiële belemmeringen zal stuiten.
Wat wonen betreft wordt weliswaar 7 miljoen euro vrijgemaakt voor “Van koop naar huur”, maar in het laatste jaar dat dit tot nu toe meest effectieve instrument om de woningbouw vlot te trekken nog werkt, wordt 3 miljoen euro niet aangewend voor dit doel. En de compensatie van de ISV-middelen, ik had het er al over, wordt door het College niet overgenomen. Dat is jammer. Op het gebied van wonen heeft de PvdA in de commissie Stedelijke ontwikkeling in ieder geval een aantal voorstellen ingediend om straks ook goed tegenwicht te kunnen bieden aan de asociale plannen van het Rijk op het gebied van huren.
De derde hoofdinzet. Voor wat betreft werk en activering hebben ook wij nog steeds zorgen over ID-banen. Ook uit de provincie en de stadsdelen komen initiatieven om de ID-banen te redden en wellicht kan daarbij aangehaakt worden. Met betrekking tot werk en kleine bedrijven hebben wij inmiddels begrepen dat het meldpunt Strijdige regels alsnog binnen de bestaande formatie van Economische zaken geregeld kan worden. Dus onder het motto “Mensen eerst” zouden wij liever nog wat extra geld zien voor onze jeugd en voor de volkshuisvesting en stedelijke vernieuwing, dan voor een “honden-Hilton” of twee sportevenementen.
Mijnheer de Voorzitter. Tot slot, en het klinkt een beetje als een boodschappenlijstje, heb ik nog een aantal algemene puntjes, die ik toch eventjes moet noemen.
Ter afwisseling een klein technisch puntje: we zijn niet tevreden over de tekst in de begrotingsmissive met betrekking tot Schiphol, in het bijzonder op pagina 296. Daarom een zeer eenvoudige motie, waarmee wij aan twee zaken willen herinneren en daarna, om nieuwe misverstanden te voorkomen, uitspreken dat we ons aan die tekst in ieder geval niet gebonden achten en ervan uitgaan dat tot nader order ook niet iets concreets met die tekst zal gebeuren.
Dan de ombuigingen Apparaatskosten. De taakstelling Apparaatskosten moet, en dat hebben we ook al met een motie in de commissie Financiën aangegeven, tot nader order aantoonbaar gerealiseerd worden door bezuinigingen op de apparaatskosten. Zaken die daar niet expliciet onder vallen, tellen wat ons betreft niet mee. En ook hier geldt weer, mijnheer de Voorzitter: meld het ons gewoon als het niet lukt of als het anders moet.
Nog even over de vacatures in de gemeente: afgelopen week werd er geworven in de krant voor een aantal zeer, ja, laat ik zeggen “aansprekende” functies. Als we toch bezig zijn om te kijken waar de mensen nu ingezet moeten worden, is het dan niet mogelijk om daar ook binnen de bestuursdienst zelf ruimte voor te vinden, binnen de grote kwaliteit die daar aanwezig is? En ook een willekeurig vacatureoverzicht van de afgelopen weken laat zien dat er medewerkers Servicedesk, een facilitair assistent en een medewerker personeels- en salarisadministratie worden gevraagd. Dat zijn toch allemaal functies binnen het gemeentelijk concern waarvan ik denk: als er op plekken mensen weg moeten, zijn dat functies die ook door die mensen kunnen worden ingevuld. Dat zijn geen functies waarbij je heel specifieke kennis, van buiten de organisatie wellicht, binnen hoeft te halen. Dus misschien dat daar toch nog eens even kritisch naar gekeken kan worden.
Dan enkele opmerkingen over ICT en dienstverlening. Voor wat betreft het hele pakket ICT en dienstverlening zijn de resultaten tot nu toe wat de PvdA betreft toch te mager. We begrijpen dat er gewerkt wordt en dat het ingewikkeld is, maar we willen dat er in de rekening 2004 en de begroting 2006 echt zichtbaar veranderingen worden geboekt op het gebied van planning en control en de weergave van ICT-uitgaven conform de aangenomen moties op dat terrein.
Ik kom op het punt call center, ook veelbesproken tot nu toe, en na vragen daarover kregen we alsnog wat meer informatie. Maar gezien het grote bedrag zijn we nog niet helemaal tevreden. Voor de helderheid: de Partij van de Arbeid is voorstander van zo een functie. Maar we wachten nog op antwoorden op nadere vragen, en bovendien willen we van het College graag de toezegging dat zo snel mogelijk een uitvoeringsplan wordt overlegd, voordat vanaf 1 januari gestart wordt met het uitgeven van geld. Verder willen we dat er van het geld ook een substantieel deel wordt geïnvesteerd in de back-office- en front-officefunctie bij de stadsdelen, dat de stadsdelen nadrukkelijk worden betrokken bij verdere ontwikkeling en uitbouw van die functie. En als het College dat niet kan toezeggen, dan komen wij wellicht alsnog met aanvullende voorstellen op dit onderwerp.
Het op één na laatste puntje, mijnheer de Voorzitter, betreft de ombuigingen, en daarvan de subsidies. Voordat ik inga op de beslissing over die laatste tranche wil ik eerst nog even melden dat wat ons betreft volstrekt helder moet zijn dat de motie die aangenomen is bij de Voorjaarsnota D, voor de homo- en vrouwenorganisaties betekent dat er 200.000 euro extra beschikbaar is. Dat is niet goed in de begroting opgenomen. De Partij van de Arbeid heeft een voorstel over hoe om te gaan met de verdere invulling van de ombuigingstaakstelling op dit punt, en in de motie die ik nu wil indienen, kunt u zien dat we een flinke lijst aan organisaties overeind willen houden. Eén organisatie die we wél willen ontzien, het Zeemanswelvaren, staat daar niet bij, maar daarin steunen we -met enkele kanttekeningen- de inzet die er door Leefbaar Amsterdam al aan is gegeven.
(De heer H.H.G.  BAKKER: Kunt u mij de kanttekeningen even aangeven dan?)
Nou, in die motie die ik heb gezien, stond een bedrag dat volgens onze informatie niet helemaal het juiste was, en we willen dekking doen. Maar dat was een van uw suggesties, geloof ik, uit de begroting van het havenbedrijf.
(De heer H.H.G. BAKKER : Ik begrijp inmiddels dat u nog moet overleggen. Dank u wel.)
Ik geloof dat u de steun niet helemaal kunt waarderen, maar...
(De heer H.H.G. BAKKER : Jawel hoor, ik ben juist blij met uw steun, mijnheer Reuten.)
O, dat is mooi. Dat is mooi.
Goed. En dan ten slotte van dit toch een beetje saaie gedeelte van mijn bijdrage, nog een korte vraag over de taakstelling die ook aan de griffie en de ombudsman is opgelegd. Ik heb daar al eerder even over gesproken, en ik vraag me toch af of bij de volgens het College noodzakelijke verhuizing van de ombudsman toch niet even echt kritisch gekeken moet worden naar de vraag of de ombudsman ook in de nieuwe situatie in staat gesteld wordt om op een goede manier het werk uit te voeren. En bij de taakstelling die alsnog is opgelegd aan de griffie, stellen we ook vraagtekens, vooral vanwege de hoogte van het bedrag dat daarin betrokken wordt. Maar dat is typisch iets wat de wethouder Financiën ons wellicht even kan toelichten. Dank in ieder geval, mijnheer de Voorzitter.
(De heer H.H.G. BAKKER : Mijnheer Reuten, ik probeerde het net al, maar het werd niet opgemerkt. U sprak net over de verhoging van de OZB en u drong er onder andere bij de VVD op aan om over mogelijke bezuinigingen te praten et cetera. Maar begrijp ik dan ook uit uw financiële verhaal (daar u het toch, en dat vind ik alleen maar een goede zaak, over bezuinigingen heeft en over de vraag waar we mogelijk geld kunnen verdienen) het volgende: er ligt bijvoorbeeld een rapport van Economische zaken, waarin staat dat we per jaar ruim 200 miljoen euro kunnen besparen alleen op het item “aanbesteden”. Houdt het dan ook in dat we met u daarover kunnen praten? En dat we met u ook kunnen praten over bijvoorbeeld de nota Inkoop betreffende de stadsdelen, waar ook een hoop geld te besparen is? Want het is natuurlijk makkelijk, te verwijten dat iemand met u bepaalde onderwerpen niet wil bespreken...)
(De VOORZITTER : U moet het wel kort houden, mijnheer Bakker.)
(De heer H.H.G. BAKKER : Ja hoor, ik weet dat het bij u ook gevoelig ligt.
Dus mijnheer Reuten, gaarne uw reactie daarop.)
Nou, mijnheer de Voorzitter, zoals ik eerder al zei: met ons is over alles te praten, en zeker als het gaat om dingen die efficiënter kunnen. Dus wat dat betreft: bij ons in ieder geval geen blokkades vooraf, en mijn opmerkingen waren inderdaad bedoeld om daarover, maar ook over die OZB-verhoging, een inhoudelijk debat te voeren.
 
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
32o   Motie van 24 november 2004 van het raadslid de heer Asscher inzake een veilige, ongedeelde stad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 787).
 
33o   Amendement van 24 november 2004 van het raadslid de heer Reuten inzake de subsidietaakstelling 2006 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 788).
 
34 o   Motie van 24 november 2004 van de raadsleden Marres en Olij inzake Schiphol (Gemeenteblad afd. 1, nr. 789).
 
De heer ASSCHER (orde): Mijnheer de Voorzitter, mijn motie kan wat mij betreft ook in stemming worden gebracht bij de Slotbeschouwingen op 15 en 16 december, zodat er misschien nog preadvies kan komen.
 
De VOORZITTER : Dat geldt ook voor de andere twee stukken, denk ik.
 
De heer ASSCHER: Exact.
 
De stemming over de ingediende moties nrs. 787 en 789 en het amendement nr. 788 wordt uitgesteld tot de Slotbeschouwingen op 15 en 16 december 2004.
 
De heer VAN POELGEEST : Mijnheer de Voorzitter, ik kende de tekst van die moties niet, maar naar aanleiding van de eerste motie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 787) heb ik nog een korte vraag aan de PvdA. Het gaat over het tweede dictum, waarin u vraagt of het College met financiële consequenties komt voor de Voorjaarsnota. Dat begrijp ik niet helemaal, omdat in dat stuk van maandag, Wij Amsterdammers , paragraaf 4.2, heel uitdrukkelijk staat: “Besluit: het College van Burgemeester en Wethouders stemt in met het in beeld brengen van de financiële en personele consequenties voor het concern Amsterdam van bovenstaande voorstellen.” Die gaan dus allemaal over de zaak die u ook noemt. Waarom vindt u het nodig om bovenop dit besluit toch nog dít in die motie te zetten?
 
De heer REUTEN : Zoals ik in mijn betoog ook al aangaf, heb ik nog niet goed genoeg het stuk van maandag naast mijn stuk kunnen leggen. Ik heb de indruk dat wat wij voorstellen hier en daar wat breder is, en ik vraag in algemene zin in om het tweede dictum uit te werken en om aan te geven wat de financiën daarbij zijn. Als dat in één operatie mee kan, is het mij ook best. Maar het zit er vooral in opdat we daar op korte termijn wat meer duidelijkheid over kunnen krijgen.
 
 
De VOORZITTER : Mijnheer Van der Burg, u hebt het woord namens de VVD.
 
De heer VAN DER BURG: Dank u, mijnheer de Voorzitter.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren. De grote liberale filosoof John Locke publiceerde in 1690 zijn bekende werk Two Treatises on Government . Hierin betoogt Locke dat politiek bestuur moet berusten op een overeenkomst tussen de overheid en haar burgers, waarin de overheid tot taak heeft de rechten van de mensen op leven, vrijheid en eigendom te waarborgen. Vervult de overheid deze opdracht niet of onvoldoende, of overschrijdt zij haar bevoegdheden, dan verliest zij haar legitimiteit en zijn burgers gerechtigd een bestuur aan te stellen dat beter aan de plichten van het sociaal contract voldoet.
Deze visie van Locke op de overheid is nog altijd een zeer waardevolle. Vooral omdat we met Locke in de hand tot een kritische beoordeling van de Amsterdamse overheid moeten komen. Zowel feitelijk als in de beleving van veel burgers voldoet het Amsterdamse gemeentebestuur immers niet of onvoldoende aan misschien wel het belangrijkste punt uit het sociaal contract: het garanderen van de veiligheid van de Amsterdammer. Dat leidt tot afnemend vertrouwen in de overheid en daar willen wij ons niet bij neerleggen.
Afnemend vertrouwen in de overheid is overigens niet alleen een Amsterdams probleem. Wie het Sociaal en cultureel rapport 2004 leest, ziet een voortzetting van de trend van afnemend vertrouwen in de overheid in heel Nederland, en vooral grote zorgen over de veiligheid. Dat zien we ook terug in het onderzoek Amsterdam in cijfers 2004 van het onderzoeksbureau Onderzoek en Statistiek (O+S). Slechts 38% vindt het gemeentebestuur goed functioneren. Van de Amsterdammers voelt 35% zich wel eens onveilig in de buurt, en 7% voelt zich vaak onveilig. Dat is, toegegeven, een daling met 2% ten opzichte van 2001, maar ik vermoed dat, wanneer wij het onderzoek nu, na de problemen in de Diamantbuurt en vooral na de brute aanslag op Theo van Gogh, opnieuw zouden uitvoeren, die cijfers er heel anders uit zouden zien.
Een ander schokkend gegeven is dat de aangiftebereidheid in Amsterdam verder is gedaald tot 24%. Dat plaatst niet alleen de daling van criminaliteit in Amsterdam in een ander daglicht, maar toont vooral aan dat mensen te weinig vertrouwen hebben in de overheid om hun belangrijkste problemen op te lossen.
Mijnheer de Voorzitter. Het wordt tijd voor een nieuw sociaal contract tussen de Amsterdammers en het gemeentebestuur. De VVD wil de stad teruggeven aan de Amsterdammers en hen het vertrouwen geven dat de gemeente er is voor hun belang. Dat is de belangrijkste opdracht voor het gemeentebestuur voor de komende jaren. In dat nieuwe sociaal contract moet de gemeente de verplichting aangaan, de veiligheid van haar inwoners beter te waarborgen, hun vrijheden te beschermen en zelf efficiënt en krachtdadig te functioneren. De overheid moet daarbij vooral in woord en gebaar laten zien dat zij aan de kant staat van de goedwillende burger in Amsterdam. Dat moet gebeuren met een beleid dat zich uitstrekt van harde aanpak van zowel kleine criminaliteit als overlast tot een antiterrorismebeleid dat vertrouwen wekt.
Om met dat laatste te beginnen: ik weet heel goed dat we hier met een internationaal fenomeen te maken hebben, dat Amsterdam geen eiland is en dat Amsterdam die problemen niet alleen kan oplossen. Maar Amsterdam moet wel alles uit de kast halen.
(De heer VAN POELGEEST : Mijnheer de Voorzitter, let u niet op? Want ik wilde de heer Van der Burg interrumperen voordat hij begon over terrorismebestrijding. Daarin schetst hij eigenlijk een heel somber beeld: dat het bestuur het de laatste tientallen jaren zo slecht heeft gedaan, dat de bestuurders het vertrouwen kwijt zijn geraakt. Mijn vraag aan de heer Van der Burg is nu: heeft u zich ook wel eens de vraag gesteld in hoeverre dat ook de verantwoordelijkheid is van úw partij, die tenslotte al veertien jaar deel uitmaakt van het Amsterdamse stadsbestuur?)
Als ik mijn tekst even teruglees heb ik nergens “PvdA” of “GroenLinks” gezegd. Ik heb gesproken over het gemeentebestuur van Amsterdam, en gelukkig maakt de VVD daar een zeer belangrijk deel van uit. Dus als ik het heb over het gemeentebestuur van Amsterdam, en we hebben het over verantwoordelijkheid, dan zie ik die verantwoordelijkheid bij alle 45 raadsleden, nu en in het verleden.
(De heer VAN POELGEEST : Ik dacht even dat u, als u over het gemeentebestuur spreekt, over het bestuur en niet over de Raad spreekt, en dat u in die zin tégen uzelf sprak. Maar dat heb ik dus goed gehoord.)
Ik stel hier nadrukkelijk dat het gaat om het gemeentebestuur van Amsterdam, waarbij u terecht het onderscheid maakt, maar ik vraag me af of de gemiddelde burger het onderscheid maakt tussen de Gemeenteraad en het College. Wij, 45 raadsleden en één College, zoals we hier zitten, zijn verantwoordelijk voor datgene wat er in de stad speelt. En als ik dus ons daarop aanspreek, spreek ik óns daarop aan. “Wij” is iedereen hier. En dus in die zin geen wij/zij-termen.
(De heer H.H.G. BAKKER : Mijnheer Van der Burg: ik wou dat u zich ook iets meer uit zou laten over die deelraden, want daar hoor ik u zo weinig over. U praat over “wij samen”, ja, maar er komen steeds anderen bij. Dus daarvan wil ik graag even horen hoe u erover denkt, hoe u Amsterdam op wilt zetten met al die deelraden, ofwel dat u zegt: “We zullen ons nu eens duidelijk profileren door te zeggen dat er wat van die deelraden af moet.” Dat is ook goed voor uw verkiezingswijzer, hè? Dus denkt u daar ook een beetje aan?)
Nou, mijnheer Bakker, even voor de duidelijkheid: als ik zeg dat de burger het vertrouwen kwijt is in de overheid, dan maken stadsdelen daar ook een onderdeel van uit, en dat betekent dus ook dat wij als Amsterdamse overheid, inclusief de stadsdelen, dat vertrouwen moeten zien terug te winnen. Maar met uw welnemen ga ik door met mijn verhaal.
“En daarmee gaf ik dus aan, om even terug te komen waar ik gebleven was, dat terrorisme internationaal een punt is waarin wij als Amsterdam onze verantwoordelijkheid moeten nemen. Het College heeft afgelopen maandag het actieplan Wij Amsterdammers doen uitgaan en daarin een pakket aan maatregelen voorgesteld om het terrorisme in onze stad te bestrijden. De VVD steunt dit plan, maar vindt het tegelijkertijd triest, te moeten constateren dat er een moord voor nodig was om met dit actieplan te komen, terwijl de dreiging al jaren evident was.
(De heer VAN POELGEEST : Mijnheer de Voorzitter, bij interruptie. Dit is echt te makkelijk. Als het voor u zo evident was dat die dreiging er al jarenlang was, waarom bent u dan zelf niet eerder met het plan gekomen?)
Mijnheer Van Poelgeest, u kunt de VVD medeverantwoordelijk houden voor alles wat er in deze stad speelt, maar u kunt de VVD niet verwijten dat wij niet de afgelopen tijd, niet de afgelopen jaren, ik zou bijna zeggen: niet de afgelopen decennia hebben ingezet op veiligheidsbeleid, en als u kijkt naar de meeste voorstellen die het College nu doet, dan bent u die al eens tegengekomen van de kant van de VVD. Alleen werden we toen weggehoond door de heer Van Poelgeest of zijn voorgangers.
(De heer VAN POELGEEST : U had het net heel specifiek over die terroristische dreiging. Dat was de aanleiding. Ik heb u anders niet eerder horen zeggen dat zo’n aanslag elk moment kon gebeuren in Amsterdam. Ik heb dat misschien gemist; dan moet u mij maar de tijd en de datum noemen. Dus ik vind het iets te gemakkelijk om nu te zeggen: “Wij wisten al jarenlang dat dat makkelijk kon gebeuren, en wij verwijten het College nu eigenlijk laksheid, omdat het nu pas met dat plan komt.” Dat is echt te gemakkelijk.)
Nee, mijnheer Van Poelgeest, één, het is niet te gemakkelijk, en twee, u geeft een boeiende uitleg aan mijn woorden. De VVD pleit zowel landelijk als lokaal voor een sterke overheid die met name inzet op veiligheid. Dat zien we echt als één van de kerntaken van de overheid. Daarvoor hebben wij in het verleden de nodige voorstellen gedaan, die ook nu in het voorstel van het College terugkomen. Voorstellen die raken aan terrorismebestrijding, maar die vooral ook gaan over het bestrijden van intolerantie. Die voorstellen hebben wij al jaren gedaan, en wij werden er jarenlang onvoldoende in gehoord. Ik zeg hier niet (en ik leg er ook geen beschuldigende vinger bij) dat dit College zijn werk niet heeft gedaan. Ik constateer wel dat het jammer is dat er een bepaald besef heeft moeten doordringen, onder andere bij ons –ons, mijnheer Van Poelgeest-, en dat nu pas deze plannen hier liggen. Dus ik wijs niet met die vinger naar u terwijl ik de verantwoordelijkheid bij mezelf vandaan houd. Althans, nu nog niet, die punten komen wel weer.
(De heer VAN POELGEEST : Het leek er net in uw eerste reactie op dat u dat wel deed, maar dat is blijkbaar niet zo.)
Nee. Nou, ik ben blij dat ik dan uw foute interpretatie heb kunnen rechtzetten.
“Het collegeplan zien wij slechts als een eerste, nog niet volledig stuk. Belangrijk voor de VVD is in ieder geval, dat er snel een concrete uitwerking komt van de plannen. De heer Asscher heeft er zelfs een motie voor ingediend, waarin wordt gerept over begin 2005, maar wij verwachten dat voor het einde van dit jaar de eerste acties van het College zullen plaatsvinden. Natuurlijk, sommige maatregelen zullen meer tijd kosten, en die komen dan wellicht terug bij de uitvoering van de motie-Asscher, mocht die aangenomen worden. Maar we kunnen nu al aan de slag gaan, als Raad en als College, met bijvoorbeeld het bestrijden van intolerantie. Wat ons betreft -en daarin verschillen we met de burgemeester van mening- geen gescheiden schoolzwemmen meer. Sluit moskeeën waar continu intolerantie wordt gepredikt, pik het niet als Nederlandse docenten geen les kunnen geven over de Holocaust, treed hard op tegen discriminatie in discotheken en op de werkvloer. Die intolerantie moet keihard worden bestreden. Maak duidelijk waar wij in Nederland voor staan en marchandeer daar op geen enkele wijze mee.
(De heer ASSCHER : Mijnheer de Voorzitter, ik kan me op zich in grote lijnen vinden in het verhaal van de heer Van der Burg dat je intolerantie moet bestrijden, maar ik wil toch even precies weten waar dan voor hem als liberaal de grens ligt, voordat hij ingrijpt in een kerk of een moskee of een andere plek waar intolerante gedachten worden geuit, en voordat hij tot een beslissing komt om te sluiten. Dat luistert ontzettend nauw, en ik zou daar van de heer Van der Burg een preciezer criterium voor willen krijgen dan alleen maar “intolerantie”, want helaas is intolerantie in de vrije meningsuiting niet alleen beperkt tot een moskee.)
Nee, dat ben ik met u eens. En ik vind ook dat je op moet treden tegen iedere vorm van intolerantie. Maar als ik dan in het AIVD-rapport van 24 september dat wij hebben gekregen bij de brief van de ministers, lees dat de preken die in de El-Tawheedmoskee worden gehouden, mee hebben gewerkt aan de voedingsbodem waarin Mohammed B. kon floreren, dan denk ik: daar is duidelijk een grens overschreden. Daar is duidelijk de lijn overschreden. Maar ik ben het meteen met u eens. Je kunt spreken over die El-Tawheedmoskee, maar je kunt ook spreken over iedere andere organisatie die zodanig oproept tot intolerantie dat daarmee de samenleving ondermijnd wordt. En natuurlijk ligt daar het zeer moeilijke grensvlak tussen vrijheid van meningsuiting en het punt, waarop men echt de grens over gaat. Maar op sommige momenten gá je de grens over, en dan moeten we die grens ook duidelijk stellen en hard optreden als hij wordt overschreden.
(De heer H.H.G. BAKKER : Ja, mijnheer Van der Burg, een prachtig betoog, de tranen staan in mijn ogen. Maar houdt dat dan ook in dat u bijvoorbeeld in het geval van voetbalwedstrijden, waar ook dingen geroepen worden die niet door de beugel kunnen, en waar we inmiddels al twee jaar over praten, het stadion op slot wilt gooien?)
Niet gedogen is niet gedogen, hard optreden is hard optreden, en dat geldt dus net zo goed als men zich in de Arena of op een andere plek niet kan beheersen met zijn taalgebruik. Optreden daartegen!
(De heer H.H.G. BAKKER : Ik wacht uw voorstel af. Want het is makkelijk, te praten, maar we hebben liever daden.)
Nou, we hebben daar volgens mij niet zozeer voorstellen voor nodig, want de wetgeving is gewoon duidelijk. Het probleem is dat wij in dit land en ook in deze stad de regels wel hebben, maar ze niet consequent wensen toe te passen. En dáárin zeg ik: treed consequent en duidelijk op.
(De heer ASSCHER : U zegt hier: “De wetgeving is duidelijk”, maar dan wordt het tegenstrijdig. Als u het heeft over het sluiten van zo’n moskee, omdat daar intolerant gepreekt wordt: ik ben daar ook geen voorstander van. Maar voor de wetgeving om zo’n moskee te sluiten, heeft u meer nodig dan er tot nu toe is. Dus u moet eigenlijk kiezen: óf u wilt de wet aanscherpen en meer intolerante meningen gaan verbieden, en dat dan niet gedogen, óf u zegt: “We moeten de wet strenger handhaven”, en daar heeft u voor een groot deel gelijk in.)
Ik wil geen intolerante meningen verbieden, ik wil ze bestrijden. Verbieden van meningen heeft geen enkele zin.
(De heer ASSCHER : Maar u wilt sluiten, toch?)
Ja, precies. Maar waar het om gaat, is dit: ik ga hier niet met u het debat aan over het aanscherpen van wetgeving. Op het moment dat het in Den Haag plaatsvindt, vindt het in Den Haag plaats, en dan doen uw en mijn collega’s het daar. Wat ik wél vind, is dat de regels die er zijn, moeten worden toegepast, en wat ik wél vind, is dat wat mij betreft de grens overschreden is als het bijvoorbeeld gaat om de El-Tawheedmoskee, en dat dus wat mij betreft die moskee gesloten zou mogen worden. Dat doe ík niet, dat doet u niet, dat hebben anderen voor u moeten doen, maar ik geef wel aan wat in ieder geval de Amsterdamse VVD daarvan vindt. En dat kunt u ook doen. En dat kan bijdragen aan besluitvorming.
(Mevr. BRUINES:   Zou de heer Van der Burg namens de VVD ook eens hierop in kunnen gaan, of is hij het met mij eens -laat ik het zo zeggen- dat de wijze waarop politici zich uiten, of het nu hier in Amsterdam of in Den Haag of waar dan ook is, ook van groot belang is voor de manier waarop met deze kwestie omgegaan wordt? En dat het dus ook niet aan de orde kan zijn om stoere taal uit te slaan zonder daarbij hard te kunnen maken of iets wettelijk wel of niet mogelijk is, dan wel hoe daarmee om te gaan? Vindt u dat ook?)
Ja.
Dan ga ik nu door met mijn verhaal.
(De VOORZITTER : Mijnheer Van Poelgeest wou ook nog interrumperen.)
(De heer VAN POELGEEST : Overigens, mijn vervolgvraag is: waarom doet het dan toch?)
Onzin, dat doe ik dus helemaal niet. Nee!
(De heer VAN POELGEEST : Maar dat was niet mijn vraag. Het gaat even om de casus, want stel: er is een kerkgenootschap dat homoseksualiteit verwerpelijk vindt, en dat wordt in de kerk gezegd. Vindt u dat reden om die kerk te sluiten?)
Toen het kamerlid Leendert van Dijke (meen ik dat het was) een aantal zaken zei en vergelijkingen trok tussen homoseksualiteit en diefstal, is hij daarvoor vervolgd. Toen is hij daarvoor vervólgd (en weliswaar vervolgens door de rechter vrijgesproken, maar ik ga niet over de uitspraken van de rechter). Op het moment dat mensen dus dingen doen die niet kunnen, dan kun je ze daarin vervolgen. Op het moment dat je bestuursrechtelijke mogelijkheden hebt om op te treden, moet je dat dus vooral doen. Waar het míj om gaat, mijnheer Van Poelgeest en alle anderen hier, is het volgende. Wij moeten in deze stad “de boel bij elkaar houden”, ja oké, maar alleen op die manier dat de Nederlandse grondbeginselen maximaal gerespecteerd worden. En op het moment dat díe in het geding komen, dan treden we daar wat mij betreft keihard en eenduidig tegen op. Voor intolerantie is wat ons betreft in Amsterdam geen plek, en om wethouder Aboutaleb te citeren: “Bevalt je dat niet, dan pak je je koffers maar.” Doe dat maar buiten Amsterdam.
(De heer ZAFER YURDAKUL : Uit uw woorden begrijp ik dat u hard wilt optreden tegen intolerantie in de stad. Dat is op zichzelf een prima idee, maar ik ben ook heel erg benieuwd naar uw ideeën over wat er moet gebeuren om te zorgen dat de intolerantie in Amsterdam geen vrij baan krijgt, zal ik maar zeggen, om zich te ontwikkelen.)
Ik snap helemaal niets van wat u aan mij vraagt, dus kan ik u ook geen antwoord daarop geven.
(De heer ZAFER YURDAKUL : Wat zijn uw ideeën om te voorkomen dat intolerantie in Amsterdam een gebeurtenis op zichzelf wordt, dus dat er groepen mensen ontstaan die intolerantie ontwikkelen?)
Ik probeer uw vraag te begrijpen...
(De heer ZAFER YURDAKUL : Meer beleidsmatig geformuleerd zou de vraag dan kunnen zijn: welke preventieve maatregelen zou u willen nemen om te zorgen dat intolerantie in Amsterdam geen plaats vindt?)
Nou, om te beginnen moet je als overheid kaders stellen, dat is één. Ten tweede kan onderwijs daar nog een belangrijke rol in spelen, om mensen gewoon duidelijk te maken wat de normen en waarden zijn. Even voor de duidelijkheid, die normen en waarden zijn dan: je blijft met je handen van een ander af; maar net zo hard: je steekt geen school in de fik zodra je denkt het ergens niet mee eens te zijn. Dat soort normen en waarden moet je heel duidelijk stellen. En dat doe je via onderwijs, dat doe je via opvoeding, maar dat doe je ook als overheid, door regels te stellen en die vervolgens ook duidelijk te handhaven. En daarin gaat intolerantie bestrijden veel verder dan het specifieke punt van terrorisme, dan heeft het ook te maken met zaken als homoseksualiteit, om een willekeurig punt te noemen.
(De heer HAFFMANS : Ik kan heel kort zijn, denk ik. De heer Van Poelgeest legt u een casus voor van een kerk waarin wordt gezegd dat homoseksueel zijn niet goed is. Ik begreep uit uw antwoord, dat overigens wat lang was, dat u zo’n kerk inderdaad wilt sluiten. Mijn vraag daarbij zou zijn...)
Nee.
(De heer HAFFMANS : O, dan heb ik het verkeerd begrepen.)
Nee, kijk: of in een moskee of in een kerk...
(De heer HAFFMANS : Nee, u zei: “Bestuursrechtelijke maatregelen náást vervolgen.”)
Ik vind dat de overheid niet moet optreden tegen iedere onwelgevallige uitspraak die wordt gedaan in een moskee, of in een synagoge, of in een kerk. En als ik kijk naar de manier waarop men in sommige delen van Nederland aankijkt tegen de positie van de vrouw -met name, zeg maar, op de Veluwe, maar we hebben ze ongetwijfeld ook hier-, dan weerspiegelt dat absoluut niet mijn mening, en ik vind het ook niet de wijze waarop wij als Nederlanders horen aan te kijken tegen de positie van de vrouw. Hetzelfde kan gelden voor homoseksualiteit: wat mij betreft is artikel 1 van de Grondwet een heel helder en duidelijk principe dat je dient te respecteren. Ik zeg niet dat je zodra iemand er vanuit geloofsovertuiging een andere opvatting over heeft, meteen moet zeggen: “We sluiten de tent.” Op het moment dat het verder gaat, op het moment dat direct of indirect wordt opgeroepen tot geweld -en dan vind ik een tekst over homoseksuelen en flatgebouwen véél meer die grens naderen dan: “Volgens mijn geloof mag homoseksualiteit niet” (waar ik het niet mee eens ben, maar wat geuit moet kunnen worden), op het moment dat dat soort grenzen aan bod komt, dan vind ik ook dat je als overheid die norm helder en duidelijk moet stellen: “Tot hier en niet verder, en als u over die grens heen gaat, dan treden we tegen u op met alle middelen die de overheid heeft.” En dan maakt het mij niet uit of het om een kerk gaat, of het gaat om de Ajaxsupporters, dan wel of het gaat over de supporters van ADO Den Haag. Dat maakt mij niet uit.
(De heer H.H.G. BAKKER : Mijnheer de Voorzitter?)
(De VOORZITTER : Ik stel voor -dat heb ik net ook gezegd- dat de heer Van der Burg zijn betoog voortzet.)
Ja, dank u, mijnheer de Voorzitter.
“Het College kondigt aan dat een financiële uitwerking van het actieplan Wij Amsterdammers nog volgt. De VVD ziet die plannen met belangstelling tegemoet en kan nu al aangeven dat zij u zal steunen wanneer u die middelen nodig heeft. Het lijkt ons in ieder geval verstandig om de 500.000 euro van het jubileum van de Koningin nu niet uit te geven, en, om collega Lodewijk Asscher te citeren, wat is een mooier cadeau voor de Koningin dan een veilige stad? Dat lijkt ons dan in ieder geval een goede inzet.
Maar voor een stad waar Amsterdammers zich veilig voelen, is meer nodig dan terrorismebestrijding. Na de problemen in de Diamantbuurt, waar de overheid met lede ogen heeft moeten aanzien hoe een stel rotjochies (die de overheid bovendien exact bleek te kunnen identificeren) mensen uit hun buurt weet te verjagen, blijken er maar liefst tachtig plekken in de stad te zijn waar soortgelijke problemen spelen. De heer Asscher heeft daar ook zeer harde, duidelijke woorden over gesproken die ik kan onderschrijven. Een herhaling van de Diamantbuurt kan de gemeente zich niet veroorloven en mág ze zich niet veroorloven, en daarom moeten alle registers open om dat te voorkomen. Maak gebruik van cameratoezicht, koppel bestanden aan elkaar, zorg voor meer agenten op straat, spreek ouders aan op wangedrag van hun kinderen en koppel daar ook sancties aan, en maak gebruik van stevige maatregelen als een samenscholings- of straatverbod. Het recht op privacy en vrijheid achten wij hoog, maar dat van de bewoners van die buurten gaat vóór het recht op privacy van herrieschoppers en onruststokers. En bovenal: kom niet aan met nog meer hulpverleners of buurthuizen. Slecht gedrag moet bestraft worden, niet beloond. Zeker wanneer je de burger het gevoel wilt geven dat je als gemeentebestuur aan zijn kant staat en niet aan de kant van de hufters.
In dit alles, mijnheer de Voorzitter, speelt de burgemeester een cruciale rol. Hij is niet alleen hoofdverantwoordelijke voor veiligheid, maar vooral ook het gezicht van de gemeente. En als we kijken naar de reacties van vele Amsterdammers op onder meer de gebeurtenissen in de Diamantbuurt, dan straalt dat gezicht nog te weinig uit dat Amsterdam wangedrag niet pikt en er alles aan doet om dat aan te pakken. De communicatie van de Burgemeester rond de Diamantbuurt (dat gaf hij zelf ook ruiterlijk toe) was daar een pijnlijk voorbeeld van. Niet zeggen: “Dit pik ik niet”, maar eerst zeggen wat allemaal wel of niet kan. Dat is niet aan de Amsterdammers uit te leggen. In woord en gebaar moet de Burgemeester opkomen voor de gewone Amsterdammer, en als hij het gevoel heeft dat er daarvoor te weinig bevoegdheden of financiële middelen aanwezig zijn, dan weet hij de VVD aan zijn zijde om daar wat aan te doen.
Ik nam net het woord “hufters” in de mond en dat deed ik niet voor niks. Want bestrijding van de hufterigheid in de stad, daar wil de VVD een nieuwe prioriteit in het veiligheidsbeleid van maken. Niet alleen de “verkeershufterigheid” van de heer Van Poelgeest...
(Er klinkt gelach in de zaal.)
Voordat hier een misverstand over ontstaat, dames en heren: de heer Van Poelgeest heeft vorig jaar een motie ingediend om verkeershufterigheid een prioriteit te geven. Ik zag dat sommige mensen daar verkeerde conclusies uit trekken, en dat zou toch erg zonde zijn.
“Dus niet de verkeershufterigheid zoals GroenLinks heeft voorgesteld om die aan te pakken, maar juist ook hen, die het als kleine groep voor veel Amsterdammers verpesten. En bovendien, zo is ook de overtuiging van de VVD: wanneer je hufterigheid gedoogt, kweek je criminelen.
Wat houdt dan die aanpak van hufterigheid in? Kort gezegd: zero tolerance . Te lang heeft de overheid de andere kant op gekeken bij kleine overtredingen of asociaal gedrag. De VVD steunt het College in haar beleid om in 2005 8 miljoen euro extra uit te trekken voor veiligheid en wil een groot deel van die 8 miljoen euro besteden aan het realiseren van dat zero tolerance -beleid. Van het zomaar op straat gooien van je afval tot burengerucht, van graffiti tot zwartrijden, vooral ook hangjongeren die buurtbewoners uitschelden, bespuwen, of anderszins het leven zuur maken: wij dienen dat als Amsterdam niet te pikken. Niet gedogen, niet de andere kant op kijken, maar de problemen aanpakken die de leefbaarheid van de stad zwaar ondermijnen. Wat wij willen als VVD, is een Job Giuliani.
Veiligheid dient in het eerste onderdeel van het sociaal contract met de Amsterdammers ruime aandacht te krijgen. Maar een efficiënt werkende overheid dient een tweede te zijn. Enkele initiatieven daartoe heeft het College reeds genomen. Een mooi voorbeeld, ook al genoemd door de PvdA, is het callcenter van wethouder Huffnagel, dat ervoor zorgt dat Amsterdammers snel, duidelijk en makkelijk met de gemeente kunnen communiceren. Een ander voorbeeld is De grote vereenvoudiging (Gemeenteblad, afd. 1, nr. 736) van wethouder Stadig, die -gehoord de woorden van wethouder Van der Horst over bestuurlijke spaghetti- begonnen is de spaghetti op zijn beleidsterrein aan te snijden. De VVD ziet graag dat het voltallige College de woorden van de heer Van der Horst volgt en op ieders beleidsterrein gaat werken aan die Grote vereenvoudiging . Wij zullen daarover ook een motie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 790) indienen, net zoals we dat zullen doen over het maken van hufterigheid tot prioriteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 791). De bestuurlijke en ambtelijke spaghetti in de stad -let u even op, mijnheer Bakker?- moet verder ontward worden, en dat betekent voor de VVD: minder ambtenaren, minder stadsdelen, en minder politici.
  Mijnheer de Voorzitter. Ondanks het feit dat voor 2005 veel minder geld beschikbaar is dan waarop gerekend was, zet wethouder Huffnagel het beleid van de VVD-wethouders De Grave, Peer, Groen en Dales voort, en presenteert hij hier een degelijke, sluitende begroting. En ondanks noodzakelijke bezuinigingen wordt er toch vooral geïnvesteerd in de stad. En dat is een hele prestatie. En daarbij moet het me overigens toch van het hart...
(De heer VAN POELGEEST : Kunt u mij één voorbeeld noemen van een wethouder Financiën sinds de Tweede Wereldoorlog die een niet-sluitende begroting heeft gepresenteerd?)
Nee, ik heb gesproken over een dégelijke sluitende begroting, en degelijkheid heeft onder andere ook te maken met de ínhoud van het beleid, en daar herken je toch echt wel de verschillen tussen de VVD-wethouders voor Financiën en bijvoorbeeld GroenLinks-wethouders voor Financiën...
(Mev. BRUINES : Mijnheer de Voorzitter, is het niet zo dat we gewoon een collegiaal bestuur hebben? Dus het College presenteert een begroting, en niet de wethouder Financiën in zijn eentje.)
  Mevrouw Bruines, u heeft staatsrechtelijk helemaal gelijk.
(Mevr. BRUINES : U zegt dat het in dit College dus zo niet gebeurt. Dat vind ik heel interessant om te weten.)
(De heer VAN POELGEEST : Mijnheer de Voorzitter, dan toch nog even mijn vraag over...)
  Wij zullen nooit meer spreken over een van de wethouders, maar zullen continu, consequent gaan spreken, mevrouw Bruines, en daar zal ik u ook aan houden, over het héle College, want de wethouders handelen collegiaal.
Mijnheer Van Poelgeest.
   (De heer VAN POELGEEST : Kunt u mij nou noemen...)
   (De VOORZITTER : Zeker: mijnheer Van Poelgeest.
   (De heer VAN POELGEEST : Dank u wel.)
 Sorry, mijnheer de Voorzitter.
(De heer VAN POELGEEST : U moet dat ook niet tolereren hoor, dat gedrag van Van der Burg.)
   (Gelach in de zaal.)
   (De VOORZITTER : U merkt het, ik zit er ook bovenop.)
  Ik steun hier in ieder geval de heer Van Poelgeest volledig in. Keihard optreden, burgemeester.
   (De VOORZITTER : Ja, maar u had het woord niet.)
(De heer VAN POELGEEST : Maar kunt u me dan een naam noemen van een wethouder Financiën sinds de oorlog die een wel sluitende, maar niet degelijke begroting heeft gepresenteerd?)
  Ik wil graag die discussie met u aangaan, en daar ga ik nog namen bij noemen ook, in Amsterdam en daarbuiten, maar dat doe ik eventjes buiten het debat van nu.
(Mevr. VAN OUDENALLEN : Ik vind het heel fijn dat u mijnheer Dales aanhaalt, maar was er niet een Noord-Zuidlijn met een “klein” verschil van zo’n 80 miljoen euro..?)
 Ik mis de context tot hetgeen ik net gezegd heb, maar...
(Mevr. VAN OUDENALLEN:  Nou, omdat u “sluitende begroting” zegt, en dan blijkt achteraf dat het College weet dat het duurder wordt. Zo kan ik ook een sluitende begroting maken.)
  Nee, die onzin is de wereld in geholpen door de heer Halbertsma, dat het College daar al van op de hoogte was. Het College heeft daar een andere mening over gehad (gesteund overigens door, naar ik meen, de hele Raad) dan de heer Halbertsma: blijkbaar heeft u nu toch zijn boodschap verkeerd begrepen.
Ik wilde doorgaan en bijna tot een afronding komen van mijn verhaal, met het verzoek dat u daarna dan het woord geeft aan de heer Van Straaten. En daarbij moet me toch iets van het hart -en ik kijk ook eventjes speciaal naar de heer Reuten, omdat hij toevallig de eerste was die gesproken had na de heer Asscher; maar ongetwijfeld zou het vandaag nog wel eens meer aan de orde kunnen komen- over al dat geweeklaag over het kabinet, en de relatie met de bezuinigingen in Amsterdam. Het merendeel van de bezuinigingen waar wij mee te maken hebben in deze stad is een gevolg van een besluit van de Gemeenteraad van Amsterdam. En de twee grote effecten van het landelijk beleid op de bezuinigingen in Amsterdam -volgens mij, mijnheer Asscher, hebben wij toch vorig jaar voorstellen aangenomen met uw steun en met mijn steun, en de oppositie was iets meer tegen...
   (De heer ASSCHER : En weet u nog waaróm...)
Daar kom ik nog op. Voorstellen die grote effecten hebben op de stad; dat zijn bezuinigingen waartoe wij hebben besloten, opdat wij nieuw beleid kunnen inzetten. Maar daarnaast speelt dat de twee grootste klappen waar wij nu mee te maken krijgen vanuit het landelijk beleid, namelijk de daling vanuit het gemeentefonds en de herverdeling van de middelen DWI, besluiten zijn waar landelijk zeer brede steun voor is. Het gemeentefonds is puur het gevolg van “samen de trap op, samen de trap af”, gedeeld van PvdA tot en met VVD, en het besluit over de verdeling van de socialedienstgelden was zelfs een kamerbreed besluit in juli vorig jaar. De effecten daarvan zijn voor Amsterdam nadelig, maar leg dat niet neer bij het kabinet.
(Wethouder STADIG : Hoe is het met de halvering van het ISV, mijnheer Van der Burg?)
  Ik zei: “Een groot deel van de besluiten is het gevolg van kamerbreed gesteunde overwegingen”, mijnheer Stadig, ik zei niet “álle besluiten”. Er komt veel goeds vanuit Den Haag, er komt ook minder goeds vanuit Den Haag, en hier zou u een punt kunnen noemen.
(De heer REUTEN : Mijnheer de Voorzitter, ik wil het nog één keer proberen. De bezuinigingen die het kabinet doet óp het ISV, een halvering voor Amsterdam, terwijl het kabinet met de andere mond belijdt dat die wijken opgeknapt moeten worden, dat is niet te verkopen, dat is slecht voor het land en slecht voor de stad. Het zou u sieren als u gewoon, ondanks het feit dat uw partijgenoten verantwoordelijk zijn voor dit beleid, zou zeggen: “Daar ben ik ook niet blij mee.”)
  Nee, maar laat daar geen misverstand over bestaan, mijnheer Reuten. Op het moment dat het kabinet besluiten moet nemen en bezuinigingen moet doen ter waarde van 16 à 17 miljard euro, het maakt even niet uit welk bedrag u kiest. Misschien was het bedrag als u in het kabinet had gezeten iets lager geweest dan bij ons. Maar op het moment dat er zulke enorme bedragen bezuinigd moeten worden, dan treft dat de burgers, dan treft dat de steden, dan treft het ook Amsterdam. En toch moet het kabinet in onze ogen die besluiten nemen. Wat we alleen zeggen, en dat is het punt waar het hier om gaat, is: schrijf niet alles heel makkelijk weg op hen, die het fout doen -of hen, die hun verantwoordelijkheid nemen, het is maar net hoe je het bekijkt-, maar kijk ook welke rol je daar als lokale overheid zelf in hebt te vervullen. En een groot deel van de bezuinigingen waar we nu mee te maken hebben, en die nu geëffectueerd worden, en die nu morgen de eerste organisaties treffen die te maken krijgen met een subsidieverlaging, komt gewoon door besluiten die u en ik vorig jaar bij de hoofdlijnen hebben genomen.
(De heer REUTEN : Mijnheer de Voorzitter, het is gewoon niet waar dat dat het grootste deel van het bedrag betreft. De 60 miljoen ISV en de tientallen miljoenen op het gemeentefonds, dat zijn de grote bedragen, en ik ben blij dat u dus ook meedoet aan het geweeklaag dat u mij net verwijt, het geweeklaag dat dit slecht is voor het land en slecht is voor de stad, en dat andere keuzes mogelijk zijn. En die andere keuzes wórden ook dagelijks besproken in de Tweede Kamer, maar niet door uw partij.)
  Het kabinetsbeleid gericht op het gezond maken van de Nederlandse economie is uitstekend voor het land. Dat daaraan soms negatieve gevolgen kunnen zitten is waar, maar het is helaas nodig om dit land weer gezond te maken.
(De heer REUTEN : Mijnheer de Voorzitter, dan constateer ik toch dat u de verantwoordelijkheid neemt voor het niet voortgaan met de stedelijke verneuwing in het tempo dat eigenlijk nodig is.)
Maar zoals gezegd, mijnheer de Voorzitter, ondanks die bezuinigingen wordt er vooral geïnvestéérd in de stad. Ik wil een paar voorbeelden...
(De heer VAN POELGEEST : Mijnheer de Voorzitter, mag ik daar nog één interruptie over maken?)
(De VOORZITTER: Eén.)
(De heer VAN POELGEEST : Het valt me op dat die opmerking van u over die bezuinigingen alleen gaat over het huishoudboekje van de gemeente. Maar heeft u zich ook wel eens afgevraagd wat het voor de individuele Amsterdammer kan betekenen, wiens kinderen in een grotere klas komen door de bezuiniging op de...)
Ja, ik heb het me afgevraagd.
(De heer VAN POELGEEST : Door alle bezuinigingen op de ziektekosten. Doordat een persoon misschien herkeurd moet worden en strak in de WW komt en uiteindelijk met bijstand overblijft, terwijl hij eerst een WAO-uitkering had, dát zijn natuurlijk de bezuinigingen die men voelt.)
Ja.
(De heer VAN POELGEEST : En die zijn groter, mijnheer Van der Burg, dan waar wij ons in deze zaal mee bezighouden.)
  Mijnheer Van Poelgeest, dat heb ik me niet alleen al afgevraagd, daar ben ik ook mee bezig, net zo goed als ik kan bedenken dat diezelfde mensen die getroffen worden door die bezuinigingen -en soms hard getroffen worden door die bezuinigingen- er belang bij hebben dat de Nederlandse overheid nu en in de toekomst sterk is. En dat is de andere kant van het verhaal, alleen voer ik die discussie voor een groot deel niet hier met u, want daar hebben we onze Haagse collega’s voor; maar ik vind het al te gemakkelijk als je je als plaatselijke collega’s maar continu in de slachtofferrol positioneert, zo van: “Beste Amsterdammers, het komt niet door ons, het komt door een ander.” Neem je verantwoordelijkheid ook daar, waar je besluiten genomen hebt.
“Mijnheer de Voorzitter, komend tot de afronding. Er zitten ook heel veel investeringen in deze begroting. En ik pik er een paar uit: 14,5 miljoen euro voor de bestrijding van armoede. Uitermate goed, waarbij de VVD met name blij is met het project 39.080, en hoopt dat we het zo snel mogelijk kunnen halveren wat betreft de naam. Het College stelt duidelijke prioriteiten en daar steunen wij het in, bijvoorbeeld waar het gaat om de al eerder genoemde 8 miljoen euro op het gebied van veiligheid. Ook daar is er steun vanuit de VVD. Maar ook als ik kijk naar de ontwikkelingen rondom de verslaafdenzorg en de manier waarop wethouder Belliot daarmee bezig is: overlastbestrijding aan de ene kant, dwang en drang, maar tegelijkertijd ook de zachte hand, daar, waar die echt nodig is. Dat alles levert een bijdrage aan de leefbaarheid en het gevoel van veiligheid in deze stad. En ook op andere sporen ligt het College wat ons betreft goed op koers, en de wisselingen in het College die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, hebben wat betreft de VVD geen negatieve gevolgen gehad voor de slagkracht. En dat is een hele prestatie. En die slagkracht moet het College nu vooral gebruiken om in te zetten op een veilige en leefbare stad, voor een sociaal contract met de Amsterdammers, dat het vertrouwen in de overheid herstelt.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter. Ik ben mijn bijdrage begonnen met het sociaal contract van John Locke. En naast zijn bespiegelingen over de overheid was Locke vooral ook bekend om zijn pleidooien voor religieuze tolerantie. En ook dat is helaas weer een zeer actuele zaak geworden. Ik had in mijn bangste dromen niet gedacht dat bestuurders van deze stad en politici in Den Haag met lijfwachten over straat moesten gaan omdat religieuze fanatici de democratie in ons land letterlijk naar het leven staan. Dat kan niet en dat mag niet. Ons belangrijkste wapen tegen deze mensen is om juist ook in deze dagen vooral door te gaan met ons werk als volksvertegenwoordiger, waarbij we kritisch op elkaar mogen zijn en felle debatten met elkaar mogen aangaan, juist om te laten zien dat de macht van het woord groter is dan de macht van het zwaard. Dank u wel.
 
 
De VOORZITTER: Mijnheer Van Straaten.
 
De heer VAN STRAATEN: Dank u, mijnheer de Voorzitter.
Mijnheer de Voorzitter. In mijn bijdrage aan deze beschouwingen zal ik mij vooral richten op het voorliggende jaarplan en de voorliggende begroting van de gemeente Amsterdam. Alvorens in te gaan op het financieel perspectief voor 2005, nog enkele opmerkingen over het jaar 2004.
Uit de actualisatie van de begroting 2004, die ook in deze stukken is opgenomen, komt een tekort naar voren van in totaal 59 miljoen euro. Dat is een niet gering bedrag. Het College geeft ter relativering van het tekort aan dat de actualisatie is gebaseerd op de inzichten op 1 juni, en dat het cijfer daarom nog flink kan veranderen. Ook meldt het College dat budgethouders veelal de neiging zullen hebben nog niet alle meevallers te melden. Normaal gesproken zou een dergelijke redenering voor mij nog weinig overtuigend zijn. Voorbeelden van niet in de actualisatie meegenomen meevallers geven echter aan dat een aanzienlijke verandering van het beeld nog te verwachten is. Ik denk daarbij aan de ESF-subsidie op de Megabanenmarkt, 22 miljoen euro, de vrijval van de reserve Besluit woninggebonden subsidies (een aantal miljoenen, dat wordt niet exact gekwantificeerd) en, niet genoemd in de stukken, maar wel een meevaller voor de jaarrekening 2004: de vrijval van de voorziening Dubieuze debiteuren bij de Sociale dienst Amsterdam, die niet meer in de jaarrekening 2003 van de gemeente kon worden verwerkt. Daar gaat het om 15 miljoen euro. Deze drie posten samen werken het gemelde tekort van 59 miljoen euro voor meer dan tweederde weg. Daardoor wordt aannemelijk dat in 2004 geen al te grote problemen meer zullen ontstaan.
Mijnheer de Voorzitter, dan de begroting 2005. Vooraf was ons ingepeperd dat het financiële beeld voor de gemeente drievoudig somber was. Als we dan de inhoud van de begrotingsstukken hebben gelezen, kunnen we constateren dat inderdaad een aantal wensen van de Gemeenteraad -zie de aangenomen moties bij de behandeling van de Voorjaarsnota- niet kan worden gehonoreerd of slechts ten dele is uit te voeren. Ten tweede wordt er ten opzichte van eerder door deze Raad genomen besluiten, doorgevoerde besparingen van 30 miljoen euro, aanvullend nog eens voor 17 miljoen euro aan bezuinigingen doorgevoerd. Daar staat echter tegenover dat ook voor ruim 100 miljoen aan prioriteiten in deze begroting is verwerkt. De VVD-fractie is daarom uiteindelijk zeer content met deze begroting. Belangrijk is bovendien dat het College erin is geslaagd om de stijging van de lokale lasten zeer beperkt te houden. Dit laatste geldt overigens met uitzondering van de hondenbelasting, die opnieuw met 25% is verhoogd. In de raadscommissie Financiën en economie is daar al het nodige over gezegd. Ik zal dat hier niet herhalen.
Mijnheer de Voorzitter, voor een drietal zaken vraag ik nog uw aandacht. Het College wijdt –en dat is volkomen terecht- een belangrijk deel van de Financiële Beschouwingen in de voorliggende stukken aan de verdeling van de stad- en deelfondsmiddelen en de “Schoon door de poort”-operatie voor het stadsdeel Centrum. De VVD-fractie, en zij niet alleen, is van oordeel dat de discussie over de financiële middelen voor dit stadsdeel snel tot een afronding moet komen. Financiële problematiek voor de centrale stad zelf is op dit moment voldoende reden om zeer terughoudend of zelfs áfhoudend te zijn bij het ingaan op de wens van het stadsdeel om extra middelen. De door het College aangevoerde argumentaties in deze stukken zijn voor mijn fractie aanvullende redenen om hierin zeer terughoudend te zijn. We ondersteunen dus in grote lijnen het betoog van het College in de begrotingsstukken. Dit neemt echter niet weg dat naar ons oordeel bij het in de toekomst beschikbaar komen van incidentele begrotingsmiddelen moet worden bezien of daarvan mede leefbaarheidsinitiatieven in de openbare ruimte van dit stadsdeel kunnen worden gerealiseerd. Nu dus geen extra middelen, maar in de toekomst zien of er ruimte komt voor het uitvoeren van leefbaarheidsinitiatieven in dit gebied van de stad.
Voor een oordeel over de verdeling van de middelen van het stadsdeelfonds, en dus over de structurele middelen van het stadsdeel, zijn voor mijn fractie de uitkomsten van de evaluatie van het fonds door de Raad voor de stadsdeelfinanciën van belang. Voor het College geldt overigens hetzelfde.
De bezuiniging op het ambtelijk apparaat van de gemeente wordt voor het jaar 2005 geheel gezocht in besparingen op inkoop. Daarbij wordt echter al opgemerkt dat pas vanaf 2006 of 2007 deze inkoopbesparingen volledig kunnen zijn. De VVD vraagt zich dan ook af of het niet wijs zou zijn geweest om de afgesproken besparing ook al voor een deel te zoeken in daadwerkelijke afslanking van het ambtelijk apparaat, wat dan met name zou moeten leiden tot minder regels, minder bureaucratie, minder nota’s en dergelijke.
Als laatste punt constateer ik dat door de directeur van de rekenkamer een begroting is ingediend die het beschikbare budget volgens de voorliggende begroting ruim overstijgt, met zo’n drie ton structureel. Aan de begroting van de directeur van de rekenkamer liggen een jaarplan en een schets van de opbouw van de organisatie ten grondslag, die zicht bieden op het ontstaan van een robuuste, slagvaardige en efficiënt ingerichte organisatie. De VVD is van oordeel dat binnen de voorliggende begroting een oplossing moet worden gevonden voor het probleem dat er er te weinig middelen beschikbaar zijn voor de rekenkamer. Ik constateer ook dat er op dat punt moties zijn ingediend op amendementen die in de Slotbeschouwing in december aan de orde zullen komen.
Wat de door mijn fractie ingediende amendementen en moties betreft, merk ik op dat de VVD zich uiterst terughoudend opstelt. Behalve de reeds door de heer Van der Burg aangekondigde moties over de aanpak van “hufterigheid” (Gemeenteblad afd. 1, nr. 791) en “bestuurlijke spaghetti” (Gemeenteblad afd. 1, nr. 790) heeft de VVD zich beperkt tot het indienen van een motie en een amendement inzake een illuminatie van de stad (Gemeenteblad afd. 1, nrs. 767 en 768).
Ik wil ten slotte nog even reageren op de vraag van de heer Reuten met betrekking tot de OZB. De VVD is van oordeel dat daar duidelijke afspraken over zijn gemaakt in de coalitiebesprekingen. Voor ons is een belangrijk punt dat de OZB niet bovenmatig stijgt. Dat zal sowieso voor ons een belangrijk punt blijven, en we zien op dit moment ook niet echt aanleiding om wat bij de de coalitiebespreking is afgesproken, ook over andere punten van het akkoord, nu weer ter discussie te stellen. Dus we blijven bij onze voorkeur zoals is verwoord in het programakkoord.
(De heer VAN POELGEEST : Uw collega de heer Flos leek net (tijdens de termijn van de heer Reuten ) te suggereren dat op het moment dat de Partij van de Arbeid bereid is te praten over het miljoen voor de Opstapper, u van harte bereid bent te praten over die OZB. Maar dat heb ik dan verkeerd begrepen.)
Discussie voeren over posten is wat ons betreft geen probleem. Maar ik geef wel aan dat het voor ons een belangijk punt is dat de OZB niet bovenmatig stijgt.
(De heer VAN POELGEEST : Nee, maar u houdt dus niet per se vast aan die afspraken in het programakkoord, zolang dan inderdaad maar alles besproken mag worden. Dat zou dus politieke winst zijn vandaag.)
Op zich staan wij open voor discussie op alle terreinen, maar duidelijk is dat dit voor ons een belangrijk punt is, waarop wij niet zomaar zullen toegeven.
(De heer VAN POELGEEST : Een belangrijk punt, maar het is niet onbespreekbaar.)
Niets is voor ons onbespreekbaar.
   (De heer VAN POELGEEST : Nou, dank u wel.)
(De heer REUTEN : Nou, mijnheer de Voorzitter, dat is in ieder geval dan winst, maar ik hoor toch nog niet veel meer dan “het is voor ons een belangrijk punt”. En in de commissie hebben we wel van gedachten gewisseld, en mijnheer De Graaf is er toen wél op ingegaan. We hebben toen een debatje gevoerd, en gezegd: “Zo’n verhoging van 0,5%, dat komt voor de gemiddelde betaler van OZB in Amsterdam, de gemiddelde huurder, neer op twee kwartjes extra per jaar. Dat is dus eigenlijk voor de gemiddelde Amsterdamse betaler een te verwaarlozen bedrag, en bovendien, de OZB is een heel eerlijke belasting. En waar u niet op ingaat, is dat de situatie natuurlijk wel fundamenteel veranderd is ten opzichte van het moment waarop we het programakkoord vaststelden. Dus waarom gaat u nou niet in op die inhoudelijke argumenten?)
Wij zien op zich geen aanleidingen om die OZB te verhogen. We vinden OZB sowieso al een onwenselijke belasting en zijn dus geen voorstander van verhoging.
 Dit was mijn hele betoog, mijnheer de Voorzitter. Dank u.
 
De VOORZITTER : Dank u wel. Dan stel ik voor dat wij nu de vergadering schorsen tot 15.00 uur, en dan krijgt daarna de heer Van Poelgeest het woord.
 
 Schorsing van de vergadering tot 15.00 uur.
 
 
 
 De VOORZITTER heropent de vergadering om 15.00 uur.
 
De VOORZITTER : Ik geef nu eerst het woord aan mevrouw Van Oudenallen.
 
Mevr. VAN OUDENALLEN : Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Er moet heel wat gebeuren als je als kleine oppositiepartij naar voren mag in het vastgestelde programma. Door een kleine handicap van mij, helaas, wordt mij dat toegestaan door mijn collega’s. Met dank aan iedereen.
Ja, iedereen heeft zijn eigen inbreng, en het viel mij op dat de grootste partij daarnet begon door te zeggen: “Stel je voor, het is een soap opera , en stel je voor..”, et cetera, et cetera. Toen dacht ik: is het nou niet juist de soap opera , en is het niet omdat de camera’s en de journalisten hier zijn, dat de PvdA, die jarenlang de regerende partij is hier, iets zegt waarvan ik me afvraag of ze dit nu niet te laat zegt? Gelukkig, er is altijd inkeer mogelijk, en als je een fout ziet, dan moet je er wat aan doen. Maar ik vind het iets te gemakkelijk als iedereen nu roept: “Ja, er moet iets gedaan worden!”, terwijl er jaren geld geïnvesteerd is in projecten die niet liepen, in integratie die niet gelukt is. Gelukkig dat bij iedereen de ogen nu geopend zijn. We hopen daarom dat we op het gebied van openbare orde en veiligheid in de toekomst niet alleen worden geïnformeerd in de media, zoals bij wat er gebeurde in de Diamantbuurt, maar dat de Driehoek ook de Gemeenteraad informeert. We hopen ook dat de politie en het College daadkrachtig op zullen treden, zoals al eerder gezegd is, en niet alleen de oplossing zoeken in het neerzetten van een jeugdhonk. Wij als Gemeenteraad snappen dat u bekeuringen moet uitdelen, zoals de politie dat doet. Maar omgekeerd menen wij dat de Driehoek rekening moet houden met de wensen van búrgers.
Kortgeleden nog bleek bij de commissie in New York dat daar zo ongeveer elke districtschef wekelijks verantwoording moet afleggen over wat er in zijn wijk of district gebeurt. Dan moet hij zeggen wat hij aan die problemen gaat doen. Als dat niet gaat lukken, heeft die chef een probleem. Wij menen dan ook, en we hebben daar ook een motie op (Gemeenteblad afd. 1, nr. 780), dat de burgemeester dít in de Driehoek moet gaan bespreken, want je kunt niet alleen maar zeggen dat je er iets aan gaat doen. Als wij dan als Gemeenteraad horen dat er al maanden of misschien al een jaar geëtterd wordt, dan zijn we te laat, en dan had daar waarschijnlijk een districtschef in samenwerking met de Driehoek allang wat meer aan kunnen doen. Dus wij verwachten dat de problemen ook opgelost gaan worden.
Recentelijk vernamen we ook dat de mogelijkheid bestaat om lastige jongeren, voor wie de ouders verantwoordelijk zijn, met het hele gezin van de ene naar de andere stad te verplaatsen. Om gettovorming tegen te gaan en ook weer om mensen kansen te geven. Daarnaast vernamen we dat kosten van vandalisme geheel teruggevorderd kunnen worden op datzelfde gezin. Ook dat lijkt ons heel reëel. Want als ouders ben je ook verantwoordelijk voor je kinderen.
Zaken die in verband met de politie ook een rol spelen, zijn aangiftebereidheid en cijfers van aangifte. Uit de cijfers die wij recentelijk hebben gekregen uit een O+S-onderzoek dat door Mokum Mobiel ‘99 was opgezet, bleek dat 31% van de mensen die iets met criminaliteit te maken hadden, in de afgelopen twee jaar geen aangifte heeft gedaan. Ook heeft 56% van de mensen wier fiets gestolen is, geen aangifte gedaan. Dat betekent dat als wij volgend jaar voor de zoveelste keer de getallen krijgen, we tegen de politie zeggen (zoals Mokum Mobiel ’99 dat al zo vaak heeft gezegd) dat er, met deze getallen erbij, heel anders naar moet worden gekeken. Wij vinden dus dat het onderzoek nog een keer gedaan moet worden, samen met de getallen van de politie, en dan kun je vragen: “Hoeveel aangiftebereidheid hebben we en wat komt er uit de cijfers van de politie?”
Dan over veiligheid en het openbaar vervoer. Kortgeleden, toen iedereen zei: “Ga nou eens weg”, ben ik naar Mexico City geweest, of all places . Ik moet u zeggen: het was erg interessant om daar eens te proberen auto te rijden. Maar bij de metro was het beter geregeld. Bij de metro daar zijn altijd de eerste twee wagens gereserveerd voor oudere vrouwen en kinderen onder de twaalf jaar. Zo’n simpele oplossing zou je dus ook hier in Amsterdam in de metro in de avonduren en op de stille uren kunnen bedenken. Hetzelfde geldt voor parkeergarages. Al jaren is het in veel steden in Duitsland zo –en ik meen me te herinneren dat in het verleden ook de VVD daar wel eens iets over gezegd heeft- dat bij de uitgang parkeerplekken worden gereserveerd, niet alleen voor ouderen en voor invaliden, maar ook voor dames. Wij willen het College oproepen om ook zoiets te doen. Omwille van de veiligheid zouden we willen dat het College met Den Haag contact opneemt om te zorgen dat taxichauffeurs die in Amsterdam rijden op hun taxibonnetjes ook een herkenningsteken gaan zetten. Toen ik laatst weer eens wat vergeten was en mijn jasje in een taxi had laten liggen, dacht ik: ik heb het bonnetje. Ik keek op het bonnetj e, en daar stond keurig het bedrag en de BTW. Maar er stond niet bij in welke taxi en met wie ik had gereden. Dat zijn dus maar heel kleine dingen, waarmee je toch veiligheid en controleerbaarheid kunt creëren.
Verder hebben we gelezen dat de gemeente en de politie gaan bezuinigen op de controle op overlast te water. En dan pas gaat het goed fout. Mokum Mobiel ’99 denkt dat overlast op de gracht kan worden tegengegaan door bijvoorbeeld meer belasting te heffen op het hebben van een boot. Van de opbrengst kunnen meer toezicht, dus minder overlast, en meer controle in de avonduren worden bekostigd. Een andere methodiek zou kunnen zijn dat de boetes op het water fors verhoogd worden. Wij wijzen op de notitie van Mokum Mobiel ’99 die over dit onderwerp is uitgekomen.
Financiën. Vorig jaar werd met grote bombarie door onze collega van het CDA gezegd: “Laten wij de 100% belasting terugbrengen naar 25%.” Uitstekend. Nu zit datzelfde CDA in het College en roept het plotseling uit (tenminste, we denken dat het dat zo gaat doen): “College, wat doe je nu?” Wij hebben vorig jaar al gezegd dat we dat 25% willlen houden. En wij hopen dus ook dat u dadelijk mee gaat stemmen in onze motie om die verhoging niet door te laten gaan. Maar ik vind het natuurlijk wel schandalig dat de PvdA met een motie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 683) komt waarin ze voorstelt dat het Handtheater wordt gefinancierd uit de verhoging van de hondenbelasting. Nou kan ik me dat nog voorstellen als het voor blindengeleidehonden was of iets dergelijks. Maar de gebarentaal- of gebarenhond, daar heb ik nog nooit van gehoord. Wij willen dus wel graag dat het gefinancierd wordt, maar niet uit de hondenbelasting.
Wellicht is de huidige methodiek van het innen van gemeentebelastingen niet de meest optimale. Bij gedeeltelijke kwijtschelding zal een vast belastingsbedrag per bepaalde inkomenstariefcategorie enorme berekeningen geven, wethouder voor Financiën, dus veel tijd en arbeidskracht. Dus hebben wij als voorstel dat er eens naar gekeken wordt of het niet makkelijker kan.
Zorg. Het toegewezen budget om de toegankelijkheid van openbare gebouwen voor mensen met een handicap te vergroten is in onze ogen te klein. Wanneer hebben alle gemeentelijke en openbare gebouwen nu een voorziening, wethouder? Bovendien begrijpt Mokum Mobiel ’99 niet dat er tot nu toe geen geld uitgetrokken wordt voor slachtoffers van zogenaamde loverboys. Wij volgen de PvdA-motie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 686) en vinden dat het budget misschien wel onder andere bij Openbare orde en veiligheid moet worden gezocht, waar de veroorzakers namelijk vandaan komen.
Werk en inkomen. Mokum Mobiel ’99 maakt zich zorgen over de getallen die de wethouder hanteert om mensen aan het werk te helpen. Staan die nog wel in verhouding met de Europese en mondiale verhalen over de slechte economie?
Educatie, jeugd en diversiteit. We weten dat de Gemeente Amsterdam weliswaar heeft meegetekend een minimale score van het aantal gehandicapten in gemeentedienst van 5% te halen, maar hoe kan het dan dat er over het jaar 2003 geen getallen bekend zijn over de manier waarop dit per dienst tot uiting komt? Ik herinner me dat ik toen vragen heb gesteld in allerlei deelraden en mensen op hoge poten uitriepen: “Mogen ze dit soort vragen wel aan ons stellen?” Nee, dat zou allemaal gemeentelijk geregeld worden. Over 2003 willen wij dan ook graag van de gemeentesecretaris zijn beloofde cijferoverzicht krijgen.
Verkeer en infrastructuur. Verkeersprojecten als de Opstapper worden extra duur omdat de Nederlandse wet voorschrijft dat chauffeurs een groot rijbewijs moeten hebben. Wij pleiten voor een onderzoek om te kijken of dat in Nederlands of Europees verband aangepast kan worden, omdat dit mondiaal en Europees verschillend is.
In de begroting wordt keurig gemeld welke onderhoudswerkzaamheden er in 2005 zullen zijn. Tijdens de opbrekingen zouden bepaalde straten die nu verplicht éénrichtingsverkeer zijn, moeten worden opengesteld voor verkeer vanuit beide richtingen. De wethouder Verkeer, die nu helaas even niet op zijn plek zit, is daarmee bezig. Wij vinden echter dat er niet alleen op aanraden van de stadsregisseur moet worden gewerkt, maar dat er een standaardbeleid moet komen binnen de Gemeenteraad en het College. Want anders is het hapsnapbeleid: je weet helemaal niet welke kant je uit moet gaan, bezoekers van Amsterdam hebben problemen om nog ergens te komen, en als je dan een ambtenaar belt, dan zegt die rustig: “Ja, maar we hebben een brief naar de ondernemers gestuurd. Ze begrijpen het wel.” Misschien, maar het betekent wel een heleboel inkomsten minder.
Mokum Mobiel ’99 pleit ervoor dat onder andere bij black spots, die voor veel geld worden opgeknapt, misschien zelfs ook via betere politiecontroles jaarlijks wordt gemeten. Dit om te kijken of het aantal verkeersongelukken, als deze op die black spots worden gemeten, misschien herleid kan worden, en of er misschien uit kan worden afgeleid dat verkeersovertredingen juist ervoor zorgen dat het black spots worden. Weliswaar hebben we geen geld om de black spots in één keer te verbeteren, maar misschien hebben we wel geld om af en toe de politie op die punten in te zetten.
We vinden dat er nog steeds te weinig parkeergarages worden gebouwd en dat er te weinig uit parkeergarages wordt gehaald. Dit komt ofwel door hoge tarieven of door ontoegankelijkheid, bijvoorbeeld de PTA-terminal, waarop op dit moment veel vrachtauto’s en andere dingen staan, en die hebben er toch mee te maken dat de inkomsten verminderen, dat scheelt toch weer op onze begroting.
Zo hebben we ook de fietsparkeergarages. Daarvan is gebleken dat ze weinig bekendheid genieten. We hebben dat stuk al vorige week op de commissie geagendeerd, en dan blijkt dat er meer bekendheid moet worden gegeven aan de fietsparkeergarages als je die mensen duidelijk wilt maken. Ik zag het vanmiddag op het Leidseplein: overal staan bordjes die waarschuwen dat je daar je fiets volgens de APV niet aan het hek mag vastmaken. Uitstekend. Er stonden ongeveer vijftig fietsen aan dat stukje hek vastgemaakt en ik dacht: ach, die bordjes maken ook niets uit. En dat terwijl er aan de overkant voor twee kwartjes een fietsenstalling is. En als dan hier de wethouder zegt dat twee kwartjes niets is dan zou ik zeggen: haal dan die fiets een keer af, en kijk wat de mensen zeggen als u dat fietsslot doorknipt en zegt: “Voor twee kwartjes staat ‘ie gratis aan de overkant.” Het is maar een idee.
Parkeren, dat is ook de Parkeermenukaart. We zullen dat onderwerp nu even laten liggen en komen er morgen op terug. Maar na zes jaar aandringen zijn we gelukkig dat in stadsdeel Amsterdam-Centrum met de kerst en op nieuwjaarsdag 2005 vrij geparkeerd mag worden voor de bewoners en bezoekers, net als in de overige stadsdelen. Je ziet maar weer, je moet gewoon zes jaar flink aan de bel hangen, dan gebeurt er tenminste wat.
Openbare ruimte en groen. Mokum Mobiel ’99 vraagt aan de wethouder wat er gebeurd is naar aanleiding van onze notitie De parkeerplaats voor de stadsmus van september 2002. Hoe is de inschrijving van geremigreerde of nieuwe Amsterdamse stadsmussen in de stadsdelen eigenlijk verlopen? Of is de Asielwet voor mussen wellicht te streng en moet de wethouder daar toch eens wat aan gaan doen?
Cultuur en monumenten. De tijdelijke lokatie van het Stedelijk Museum bij het Centraal Station is zeer slecht bereikbaar. Weliswaar vinden wij een museumbezoek betaalbaar, maar een taxi nemen daarheen is een dure zaak. Waarom wordt er niet een alternatief vervoer bedacht? Een klein busje, zoiets als de Opstapper, fietstaxi’s of golfkarretjes, zoals men zelfs bij een van die restaurants gebruikt, omdat oudere minder validen heel vaak naar zo een soort museum willen en het nogal een tippel is om daarheen te lopen.
Wethouder Belliot doet goed haar best en verdient een pluim voor haar inzet voor onder andere de afwikkeling van het Van den Ende Theater en van de gemeentelijke panden-fondsenwerving voor het Stedelijk Museum, bijvoorbeeld. Mokum Mobiel ’99 spreekt speciaal daar haar dank voor uit. Maar: recentralisatie van gemeentelijke panden moet onder te brengen zijn bij de Gemeenteraad. Want de deelraden doen iets heel raars. Die geven daar enorme huurverhogingen op en ondertussen komt dat ons inziens wel uit de cultuurpot. Want daaruit wordt het betaald. Dus wij hopen dat daar ook iets aan gedaan gaat worden.
Wat betreft sport en recreatie zijn wij verheugd dat het oude koffiehuisje in het Amsterdamse Bos blijft bestaan, mede dankzij de inzet van de familie en de gebroeders Stuy. We zijn ook blij dat het Amsterdamse Bos nog geen betaald parkeren kent. Indien het nodig is, begrijpen wij dat we de gebroeders Stuy in moeten zetten bij eventuele wijzigingen in het beleid, hoewel we ook hebben begrepen dat je ze vooral geen vergunningen ergens in de gemeente Amsterdam moet laten aanvragen, want die vergunningen blijken altijd zoek te raken als de naam “Stuy” erop staat.
Economie en haven. Zijn de financiën die de Gemeente Amsterdam moet uittrekken voor de PTA, de Passagiers Terminal Amsterdam, en andere projecten in de haven, wel toereikend? Wederom in New York hoorden wij tijdens een werkbezoek dat er mogelijkheden zijn om de zaken per geval te bekijken, en dat het niet nodig is alle regels voor alles te laten gelden, dus wethouder, grijp uw kans.
Mokum Mobiel ’99 is blij dat er een tweede sluis komt.
We vinden ook dat economie en toerisme over de hele stad verdeeld moeten worden; ook daar hebben wij een aanvullende notitie over geschreven. Wel moet ons het volgende van het hart, College, en we hebben daar nu ook een motie voor (Gemeenteblad afd. 1, nr. 779): doe nou eens een keer iets aan het feit dat buitenlandse auto’s toch nog steeds geklemd of bekeurd worden. Het is toch economisch totaal absurd dat als je een hele straat ziet, je meteen ziet dat vijf van de zes auto’s die geklemd zijn, buitenlanders zijn? Ja, zo kan ik mijn werk ook doen! Het College moet denken: dat is de economie, dat zijn buitenlanders die geld naar ons land toe brengen, en wat kunnen we eraan doen? In Luxemburg hebben ze daar een systeem voor: je krijgt een waarschuwing, en binnen 24 uur mag je niet weer fout geparkeerd staan, anders krijg je een forse boete. En je krijgt een leuke uitleg op een papiertje waarop staat: “Welkom in onze stad. We hebben hier blijkbaar andere verkeersregels dan bij u.”
Stadstoezicht is een van de bedrijven die we als Gemeenteraad in de gaten moeten houden. We moeten opletten of we niet te veel mensen in dienst hebben. Of we niet te veel materiaal in bezit hebben of vervangen moeten. Op allerlei gebied. En dit jaar hebben we met z’n allen gezegd: “Laten we er niet te dicht op gaan zitten, maar laten we wel de vinger aan de pols houden.” Ik neem aan dat deze wethouder dat met veel inzet blijft doen, maar we hopen ook wel dat er gekeken wordt of het bedrijf misschien niet te groot is.
Terwijl we kleine bedrijven hebben die goed functioneren, is het ook belangrijk je te realiseren dat er soms Europese aanbestedingen moeten worden gedaan in Amsterdam. En dan blijkt dat kleine bedrijven, zoals onder andere een beveiligingsbedrijf in Oud-West, volgens de huidige Europese normen niet eens mee mogen doen. Dat kan toch nooit het idee achter Europese regelgeving zijn geweest? Dat betekent dat alle kleine ondernemers de mist ingaan als wij Europees aanbesteden. Dus daar ligt een punt voor de wethouder. Laat hij eens kijken wat hij daaraan zou kunnen doen.
Bij stedelijke ontwikkeling hebben wij één punt. Wij denken dat de doelstelling van 16.000 nieuwe woningen echt niet gehaald zal kunnen worden in 2006. We zien het somber in. Ook de bouw van wibo-woningen, woningen in beschermde omgeving, blijft achter. Maar wel willen we het compliment uitdelen dat de input in studentenwoningen door het College behoorlijk is geweest. En daarmee zijn we op de goede weg. Maar wordt het misschien niet tijd dat het College eens gaat kijken wat het kan doen bij de financiering van de bouw van woningen, die soms achterblijft omdat de projectontwikkelaars zeggen: “Ja, maar we hebben nog geen woningen verkocht”, in plaats van te zeggen: “Wij doen dat niet”, zoals ik de wethouder her en der heb horen zeggen? Misschien moeten we juist creatief omgaan en als stad dan iets anders gaan doen.
Stadstoezicht, dat heb ik al besproken. Een van de opmerkingen die ik wel wil maken gaat over de oprichting en uitvoering van de Rokin Groep. Daar zijn vele miljoenen de mist in gegaan. Ambtenaren die op wachtgeld zaten, zouden misschien uitgeplaatst worden binnen de gemeente. Tegen de nieuwe rekenkamer zouden wij toch willen zeggen dat hier een prachtige mogelijkheid voor een onderzoek ligt, en we hopen dat u dat gaat uitvoeren. Want hoe heeft het kunnen gebeuren dat wij er geld, geld en nog eens geld in hebben gestoken, en uiteindelijk dan zo’n dienst opheffen? (Hoewel het uiteindelijk al bijna geen gemeentelijke dienst meer was.)
Tot slot wil ik tegen het College zeggen: complimenten in deze moeilijke tijden voor iedereen, voor de inzet van het College, van de burgemeester, van de loco-burgemeerster, van wethouder Aboutaleb. Daarbuiten hebben twee wethouders volgens ons een extra pluim verdiend: wethouder Belliot voor haar cultuurinzet (alleen verzoeken we haar in theatertermen: kunt u wat minder konijnen uit uw hoge hoed halen en wat meer met de commissie overleggen?), en wethouder Van der Horst, die een van de moeilijkste andersoortige portefeuilles heeft. Tegen hem willen we zeggen dat hij uitstekend zijn best doet. Met de slogan bij de bereikbaarheid van deze stad, “Gemakkelijker kunnen we het u niet maken”, verwachten wij dat deze wethouder door goede stadsregie in het jaar 2005 Amsterdam weer goed bereikbaar weet te maken. Dank u wel.
 
Mevr. Van Oudenallen overhandigt een kleine attentie aan wethouder mevr. Belliot.
 
 
De VOORZITTER : Dank u wel, dan is het woord nu aan de heer Van Poelgeest.
 
De heer VAN POELGEEST: Dank u wel.
Mijnheer de Voorzitter. Ik wilde vanmiddag eigenlijk niks over de begroting zeggen, behalve dan dat die wederom sluitend en degelijk is. Want daarover is het meeste gezegd in de commissies de afgelopen drie weken, niet in de laatste plaats ook door de commissie Financiën. Ik wil nog wel even kort memoreren dat wij op twee punten een grote inzet hebben. (We gaan daar nog allemaal over discussiëren en stemmen in de volgende raadsvergadering.) Dat gaat over het structureel maken van de armoedegelden, ervoor zorgen dat er wel extra geld komt voor de stedelijke vernieuwing, en ervoor zorgen dat er ook extra geld komt voor het omzetten van kopen naar huur. En dat betalen wij vanuit een verhoging van de OZB. Dat is het ene grote voorstel.
Het andere grote voorstel is: ervoor zorgen dat er flink wat geld komt om voor de problemen voor mensen en instellingen in de gesubsidieerde arbeid extra budget vrij te maken, zodat we daar iets aan kunnen doen. Het gaat om een bedrag van 5 miljoen euro. Dat heeft ermee te maken dat wij vinden dat je bij de korting op het gemeentefonds uit zou moeten gaan van junicirculairen. Daar gaan wij nog even over spreken, maar ik wou dat hier toch memoreren omdat anderen ook aandacht hebben besteed aan de financiën.
Mijnheer de Voorzitter, anderhalve week geleden had de rubriek De republiek Amsterdam in Het Parool een treffende kop: “Het roer moet om, maar waar is het roer?” Treffend, omdat het stuk laat zien hoe iedereen het even niet weet, zonder dat cynisch wordt geconcludeerd dat de politiek met lege handen staat. De vraag is: staan wij inderdaad met lege handen?
Wel als verwacht wordt dat wij volksvertegenwoordigers nu even een dozijn praktische oplossingen en maatregelen uit de mouw schudden om de dreiging van extremistisch geweld het hoofd te bieden. Die oplossingen, de pretentie op het hebben van die oplossingen, die hebben we nu even niet, en het publiek begrijpt dat in dit geval ook best.
Dat laatste is overigens winst, want het is niet vanzelfsprekend dat het publiek dat begrijpt. Hoewel in woord en geschrift de laatste jaren steeds weer de stelling wordt verkondigd dat de overheid en de politiek zich dienen terug te trekken, hebben wij tegelijk met ons typische politieke gedrag de verwachting gewekt dat voor elk probleem een praktische en eenvoudige oplossing bestaat. Dat die praktische en eenvoudige ideetjes niet eerder bedacht en uitgevoerd zijn, komt in deze redenering altijd door de bureaucratie, die bevolkt wordt door domme ambtenaren, die op hun beurt maar niet aan het veelgeprezen wondermiddel van de integrale benadering willen. De politiek heeft zich op deze manier feitelijk verplaatst. Hijgend proberen we elkaar af te troefen met weer een volgend plannetje, ontdaan van elke ideologische lading. Er wordt geen tijd en ruimte genomen om met elkaar te debatteren over hoe verschillend wij een probleem analyseren en begrijpen. En ik heb de overtuiging dat wij nu eerst de tijd en ruimte moeten nemen om het fenomeen van extremistische terreur te ontleden en te begrijpen. En in dat opzicht staan wij zeker niet met lege handen. De moord op Van Gogh is een terroristische daad, gepleegd door een kleine kern van extremisten die erop uit is de samenleving te ontwrichten. Het is een aanslag op onze rechtsstaat, en daarmee een aanslag op ons allen, ongeacht onze politieke, religieuze of etnische achtergond.
Dit gezegd hebbende blijft er een ongemakkelijke vraag liggen. Los van de internationale vertakkingen van het extremisme is dit extremisme ook van Nederlandse makelij. Mohammed B. is hier geboren, hier opgegroeid en hier geradicaliseerd. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Hoe kan het dat in onze samenleving mensen verleid kunnen worden tot extremistisch geweld? Mogelijke antwoorden op deze vraag kunnen nooit gelden als excuus, maar zijn wel zeer relevant om het extremisme te isoleren en uit te bannen.
In de verschillende commentaren die de laatste weken over elkaar zijn heengebuiteld, is gesteld dat het bestaan van islamistisch extremisme onderstreept dat de integratie van immigranten is mislukt. Dat is niet waar. Er zijn genoeg succesverhalen te vertellen over migranten die het uitstekend doen, en van Nederlanders die als vanzelfsprekend de nieuwe Nederlanders hebben opgenomen. Er is echter de laatste jaren ook sprake van polarisatie, van het op scherp zetten van verhoudingen. Van een verharding, die maakt dat enerzijds een groeiende groep migranten zich heeft afgewend van de rest van de samenleving, en dat anderzijds de dominante culltuur op een hoge toon is gaan eisen dat “zij” zich nu eindelijk eens moeten aanpasen.
De dominante cultuur vindt dat in Nederland de zaken over het algemeen goed geregeld zijn. Van uitsluiting, van discriminatie wil de dominante cultuur niet horen. De dominante cultuur vindt zichzelf superieur. “Zij”, die zich afgewend hebben, die zich buitengesloten voelen, zich gekwetst weten, grijpen steeds meer terug op wat vertrouwd is. Zij blijven met één been in het land van herkomst staan, voeden hun kinderen op met de boodschap dat men hier eigenlijk niet thuishoort, en zijn ook niet overtuigd van de superioriteit van de Westerse cultuur. Ze zijn geschokt wanneer in de AKO de pornobladen naast de serieuze opinieweekbladen in de schappen liggen. Ze kunnen maar niet begrijpen dat ouderen weggestopt worden in bejaardenhuizen omdat de eigen carrière voorgaat. Ze zien hoe de Westerse cultuur gewapenderhand haar hegemonie op wereldschaal lijkt te willen bevestigen.
Wie deze groep wil insluiten, en daarmee het extremisme haar voedingsbodem wil ontnemen en isoleren, moet dit klimaat van polarisatie doorbreken. Dat kan mede door de vraag van de botsende culturen niet langer voorop te stellen in het integratiebeleid. Je kunt eenvoudigweg niet van iemand eisen zijn of haar culturele kernwaarden op te geven op straffe van het terugsturen naar een land waar velen inmiddels ook buitenlanders zijn. Dat stoot mensen juist af en zorgt ervoor dat ze juist nog verkrampter zulen vasthouden aan wat vertrouwd is. Ruimte voor een verlichte benadering van de eigen cultuur, van het eigen geloof, ruimte voor relativering van de eigen wortels, ontstaat pas wanneer iemand zich veilig en opgenomen voelt –en dat geldt overigens voor ons allemaal. Let wel, ik pleit niet voor vrijblijvendheid. Over veel normen en waarden mogen en moeten we van mening verschillen. Dat is al zo, en gelukkig ook dwars door etnische grenzen heen. Maar de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn ononderhandelbaar. Deze beginselen zijn uitdrukkelijk niet de weerslag van een dominante overtuiging over het “goede” leven. We mogen alleen proberen het samenleven van mensen met totaal verschillende opvattingen en culturen mogelijk te maken. Het zijn een soort verkeersregels die voor iedereen gelden. Het geweldsmonopolie berust bij de overheid, en er is vrijheid van meningsuiting, vereniging en religieuze overtuiging.
In plaats van het vooropstellen van het probleem van botsende culturen moeten wij ons richten op de gebrekkige participatie van een deel van de migranten. Dat houdt een aanval in op de grote werkloosheid onder de nieuwkomers en het actief aanpakken van discriminatie op de arbeidsmarkt. Een onderwijssysteem dat ieders talenten stimuleert en uitval tot een minimum beperkt. Maar wat misschien op korte termijn nog belangrijker is, is dat eenieder zich gerepresenteerd weet in het publieke debat en in de politiek. Nederland ontbeert een publiek persoon en een politieke partij die stem geeft aan meer traditionele orthodoxe opvattingen die leven binnen een deel van de moslimgemeenschap. Daar zou verandering in moeten komen. Representatie is een eerste stap om mensen te betrekken bij een democratische rechtsstaat.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil nu een geheel ander onderwerp aansnijden. In de berichtgeving over de politiek domineren steeds meer de relletjes, de incidentjes en de schandaaltjes. Wij hebben daar begin dit jaar in Amsterdam het nodige van meegekregen. Het is moeilijk om deze ontwikkeling louter op het conto van de media te schrijven. Dat gaat voorbij aan de rol die politici hierin zelf spelen. Het gaat ook voorbij aan een meer strucutreel onderliggend proces, waarbij oude politieke concepten niet meer volstaan om politieke verschillen te duiden. Het nu volgende verhaal heb ik geheel ontleend aan een bijdrage die Siep Stuurman leverde aan een debat dat onlangs, enkele weken geleden, door GroenLinks werd georganiseerd.
In traditionele termen gesteld is rechts voor de markt en links voor de overheid. Dit schema verliest in de bestuurlijke realiteit steeds meer zijn relevantie. Per beleidsveld verschillen partijen nog wel degelijk over de juiste mix tussen concurrentie en overheidsingrijpen, maar het komt maar al te vaak voor dat een partij in het ene domein kiest voor veel concurrentie, terwijl men in het andere domein juist een sterk overheidsingrijpen bepleit. Zo kiest GroenLinks bijvoorbeeld voor een sterk overheidsingrijpen tot behoud van onderlinge solidariteit in de zorg, terwijl volgens ons het bij wet verbieden en door overheidsoptreden onmogelijk maken van tippelprostitutie tot allerlei ongewenste effecten leidt, die groter zijn dan de veronderstelde voordelen. Voor bijvoorbeeld de VVD ligt dit precies andersom. Hierdoor zijn partijen steeds minder te vangen in de traditionele schema’s van markt en overheid en ontstaat er een diffuus en verbrokkeld beeld. Partijen krijgen het steeds moeilijker om zich van elkaar te onderscheiden. Niet omdat ze niet meer van elkaar verschillen -mijn voorbeeld gaf dat al aan-, maar omdat die verschillen moeilijk uit te leggen zijn. Het is mijn voorspelling dat de door politici maar al te vaak gebezigde clichés over markt en overheid steeds vaker door het publiek zullen worden gezien als lege woorden.
Partijen zullen steeds meer hun identiteit, hun profiel ontlenen aan hun opstelling in zaken die plotseling “heet” worden. Springend van incident naar incident wordt op die manier een imago opgebouwd of afgebroken. Personen zullen hierin een steeds crucialere rol spelen. Het gaat er bijvoorbeeld niet langer om wat de PvdA vindt van integratie, maar om wat Job Cohen doet als op 4 mei een groep Marokkaanse jongens in West gaat voetballen met kransen. Als de persoon meer centraal komt te staan, dan willen we ook meer weten over die persoon. Het vertrouwen, een belangrijke grondstof van politiek, wordt immers niet meer gegeven aan een partij, maar aan een persoon. En dan is het opeens relevant te weten wat een Amerikaanse president nu wel of niet heeft gehad met een stagiaire. De voorstellen van het kabinet om de burgemeester rechtstreeks te gaan kiezen in combinatie met een districtenstelsel zullen deze trend niet keren, maar juist versnellen. Met deze voorstellen maken wij een overgang van een partijendemocratie naar een personendemocratie.
De vraag is of je dat wilt. Zo niet, wat is dan het alternatief? Hoe kan men politieke partijen vernieuwen zodat zij weer vertrouwen genieten en niet langer affhankelijk zijn van de populariteit van één persoon? Het credo “de wijk in “ of de platitude “luisteren” volstaan hier niet. Partijen moeten zorgen dat zij er weer toe doen. Dat geëngageerde burgers er ook iets kunnen halen. Dat kan door leden meer rechtstreekse invloed te geven op de koers van de partij. Het interne partijreferendum van de PvdA over de gekozen burgemeester is daarvan een goed voorbeeld. De inhoud stond centraal en de methode was laagdrempelig. Op deze manier kunnen partijen weer een platform worden waar geëngageerde burgers met elkaar spreken over inderdaad soms ingewikkelde dilemma’s van het openbaar bestuur.
(De heer VAN DER BURG : Mijnheer de Voorzitter, mag ik een vraag stellen aan de heer Van Poelgeest? Ik vind het een heel interessante discussie die u nu opwerpt, en de analyse deel ik ook, dat zal u niet verbazen. Maar u zegt: “De partijen moeten door het debat binnen de partijen te organiseren door middel van interne referenda, en zo kom je terug naar het oude partijenstelsel.” Die link zie ik niet helemaal. Waarmee onderscheidt de ene partij zich dan nog van de andere door gewoon meer mensen direct te betrekken?)
Nou, ik denk dat partijen zich wel degelijk onderscheiden, maar dat het iets ingewikkelder ligt. Maar ik ben ervan overtuigd dat het beter is om een partijendemocratie te hebben dan een personendemocratie, omdat ik denk dat in een personendemocratie het op een gegeven moment alleen nog maar over incidentjes, schandaaltjes et cetera zal gaan. Maar dan ligt daar wel een uitdaging voor de politieke partijen, en dat geldt voor alle partijen in deze Raad, om ervoor te zorgen dat zij ook gerevitaliseerd worden. En dat zal lastig genoeg zijn.
(De heer VAN DER BURG : Ja precies, en u zegt: dat kun je doen door de interne partijendemocratie te verbeteren. Mijn vraag is: denkt u nu echt dat dat zo gaat?)
Nou ja, je moet je bijvoorbeeld wel aan een uitslag van een referendum houden, natuurlijk. Maar goed, dat lijkt me meer een discussie binnen de PvdA.
“Dan over Amsterdam en het College. Het is een beetje stil geworden rond het College. Het was Duco Stadig die in Het Parool constateerde dat er sinds het vertrek van Geert Dales en Rob Oudkerk een eind is gekomen aan het eeuwige gelek uit het College. Net als hij zou ik overigens niet durven suggereren dat hier sprake is van een oorzakelijk verband. Hoewel het daardoor minder vrij schieten is voor de oppositie, is deze stilte goed voor het bestuur en het aanzien van de politiek.
Bovendien geeft het wegvallen van de slagschaduw van de mediagiganten Dales en Oudkerk ook anderen binnen de coalitiepartijen ruimte om wat meer profiel op te bouwen. Neem de heer Van der Burg. De Jozias van Aartsen van de hoofdstedelijke VVD steekt nog een beetje bleekjes af bij de Gerrit Zalm van Amsterdam, de eeuwig somberende, neerslachtige doemdenker Frits Huffnagel. De vraag wie nu eigenlijk de politiek leider is van de hoodstedelijke VVD wordt jammer genoeg voor de heer Van der Burg nog te weinig gesteld. Maar als zich een kans voordoet moet je hem ook grijpen. Dus toen AT5 er achter was gekomen dat het aantal ambtenaren bij de stadsdelen was gegroeid met maar liefst 17%, elleboogde Van der Burg zich naar voren. Leuk geprobeerd, maar echt sterk was het niet. Was het immers niet de heer Van der Burg, die ons eerder nog voorhield dat we ons niet moesten bemoeien met zaken waar we niet over gaan? Dan de heer Asscher. Deze John F. Kennedy van de Amsterdamse sociaal-democratie had ook een wat ongelukkige start. Hij liet zich ontvallen een voorkeur te hebben voor een coalitie van PvdA, VVD en GroenLinks. Een open deur, dacht ik eerst. Welke sociaal-democraat wil nou niet in het College gerieflijk in het midden zitten? Maar dankzij een zorgvuldig insteken bij de pers wist de heer Asscher de voorpagina van Het Parool te halen met deze dooddoener. Dat krijg je ervan als er niet meer uit het College wordt gelekt.
Maar eerlijk is eerlijk, de heer Asscher herstelde zich uitstekend door de strijd aan te binden met de burgemeester over de invloed van de Raad op het politiebeleid. Hij kon dat overigens alleen maar, omdat hij dankzij de steun van GroenLinks, SP en Amsterdam Anders/De Groenen kon dreigen met een raadsmeerderheid. Zal dit patroon zich het komende jaar gaan herhalen? De heer Asscher die profiel opbouwt door het over links te spelen? De Telegraaf weet daar wel weg mee. Voor je het weet is Lodewijk Asscher niet meer de JFK, maar de Kim Il Sung van Amsterdam.
(Gelach in de zaal.)
De verkiezingen liggen nog anderhalf jaar voor ons. De PvdA stemt straks, en dat is een verrassing voor VVD en CDA, vóór ons voorstel om de armoedegelden structureel te maken door de OZB te verhogen. De VVD is des duivels en ook het CDA pruttelt wat. Men dreigt met een coalitiecrisis, maar blijft uiteindelijk natuurlijk zitten. Dit herhaalt zich in 2005 een paar maal. Lodewijk Asscher gaat over links, of dreigt daarmee, en bouwt intussen aan een stevig profiel. Hij wordt het beste raadslid in het jaar 2005. De VVD krijgt tabak van de PvdA, met wie je nooit afspraken kunt maken, wil dat steeds meer delen met GroenLinks, en wijst steeds vaker naar het stadsdeel Oud-Zuid als lichtend voorbeeld dat het ook anders kan. Intussen krijgt de PvdA de smaak te pakken: met GroenLinks en de SP blijkt zaken te doen.
Voor het geval dat dit scenario zich ontrolt, wil ik een winstwaarschuwing geven. GroenLinks heeft ook eigen wensen. Ik geef u enkele voorbeelden: het afschaffen van preventief fouilleren, ervoor zorgen dat mensen die in de bijstand werk verrichten er ook iets extra’s aan overhouden, het niet langer centraal stellen van sloop/nieuwbouw bij stedelijke vernieuwing, geen uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in de binnenstad. Natuurlijk zal er over die zaken onderhandeld moeten worden. Maar weet wel dat we ons niet laten afschepen met een appel en een ei. Kortom, mijnheer de Voorzitter, vooralsnog steekt de wellicht gewilde bruid nog even haar neus nuffig in de lucht. Dank u wel.
(De heer H.H.G. BAKKER : Eén ding viel me toch eigenlijk een beetje op in uw verhaal, en dat vond ik toch wel jammer. Dat was toen u over het “superieure volk” begon, over mensen in bejaardentehuizen, en over boekjes die verkeerd lagen, kortom, een “voedingsbodem voor extremisme”. Maar ik zou u dan toch de vraag willen stellen: hoe kan het dan dat extremisme in andere landen ontstaan is? Worden daar ook mensen in bejaardentehuizen gestopt, of hoe moet ik dat zien, mijnheer van Poelgeest?)
Ik denk dat datgene waar ik het over heb gehad, zich niet alleen beperkt tot Nederland, maar ook in andere West-Europese landen speelt. Er zijn in Duitsland vergelijkbare problemen. Het is daar nog niet tot ontlading gekomen. Er zijn in Engeland ook vergelijkbare problemen, er zijn in Frankrijk vergelijkbare problemen. Het heeft natuurlijk altijd wel weer een wat andere specifieke context, maar daar waar het gaat om de Westerse cultuur die zich superieur en dominant acht, gaat het verhaal, denk ik, deels ook op in die landen.
(De heer H.H.G. BAKKER : En als we dan bijvoorbeeld eens een land nemen als Turkije, waar ook extremisme voorkomt, en waar men danig met het probleem in de maag zit, dan kunt u toch niet zeggen dat één volk zich superieur voelt ten opzichte van de medebevolking? Vindt u dat niet wat kort door de bocht?)
Nou, ik heb dat volgens mij niet gezegd, dus leest u nog even die tekst goed na, dan ziet u wat ik bedoeld heb.
(De heer H.H.G. BAKKER : Nou, ik heb goed geluisterd, en ik neem aan dat u wat u zegt, ook bedoelt.)
Leest u de tekst nog maar even goed na. Volgens mij heeft u het niet helemaal begrepen.
(De heer H.H.G. BAKKER : Nou, ik heb het donders goed begrepen.)
(Mevr. BRUINES : Mijnheer de Voorzitter. De heer Van Poelgeest heeft het gehad over het structureel maken van armoedegelden. Daar heeft hij ook een motie over ingediend en daar komen we natuurlijk nog wel uitgebreid op terug de komende tijd, maar ik wil daar graag één vraag bij stellen: gaat u er daarbij van uit, of legt u zich erbij neer, dat bij een dergelijke omvang van het bedrag ook structureel armoede in Amsterdam zal blijven bestaan?)
Nee, ik mag hopen dat het minder wordt, maar ik ben niet optimistisch gestemd, gezien het beleid dat vanuit Den Haag komt.
(De heer JAMARI : Ik wil wel opmerken dat de Raad al een motie heeft aangenomen waarin wordt bepaald dat in ieder geval dat armoedegeld structureel moet blijven.)
Ja, en dat zou accorderen, want u was de inbrenger van die motie, en dat zou dus een reden moeten zijn om voor onze motie te stemmen.
(De heer JAMARI : Ja.)
Dat geldt trouwens ook voor de heer Olij, want al zijn moties, over ISV en Van koop naar huur (Gemeenteblad afd. 1, nr. 652), zitten in het pakket, dus dat is een offer you can’t refuse , zou ik tegen de sociaal-democratie willen zeggen.
(De heer DE GRAAF : Mijnheer Van Poelgeest, heeft u ook het memorandum van de wethouder van Financiën gelezen waarin staat dat er onderbesteding op armoedegeld is in Amsterdam? En vindt u dan niet een beetje raar om met een voorstel te komen om structureel meer armoedegeld vrij te maken?)
Ik begrijp dat het CDA nu met de motie gaat komen om dat incidentele bedrag te verlagen.
(De heer DE GRAAF : Nee, dat was niet de vraag, dus u moet die niet beantwoorden met een wedervraag.)
Maar ik ga over het antwoord. Wat is het antwoord op mijn vraag?
(De heer DE GRAAF : Nou, zal ik zometeen mijn inbreng doen? Maar wat was het antwoord dan op mijn vraag?)
Als het echt zo is dat er minder geld nodig is, dan moeten we er ook minder geld voor reserveren. Maar volgens mij is er nog wel wat af te dingen op dat memorandum.
(De heer DE GRAAF : Dan zijn wij het daarover eens, over dat eerste deel. Dank u wel.)
 
 
De VOORZITTER : Ik dank u wel, dan is nu het woord aan mevrouw Spee-Rouppe van der Voort.
 
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT : Dank u, mijnheer de Voorzitter. Van mijn kant ook het verzoek dat ik het houd bij een algemeen deel en de heer De Graaf na mij het woord mag krijgen.
Mijnheer de Voorzitter. Amsterdam, de stad waar alles kan. De stad die over de hele wereld in één adem genoemd wordt met vrijheid, tolerantie en eigenzinnigheid. Een veilige haven voor iedereen, ook voor andersdenkenden. Maar sinds 2 november heeft dit plaatsgemaakt voor een heel ander beeld. Internationale media spreken zelfs over een stad die aan dezelfde idealen die zij zo hoog acht, nu ten onder dreigt te gaan.
Mijnheer de Voorzitter, met de moord op Theo van Gogh is ook Nederland en in het bijzonder Amsterdam geconfronteerd met wereldwijd terrorisme. Met fundamentalisten die zich beroepen op de islam. Het is dan ook goed dat zoveel moslims in Nederland hun afschuw hebben uitgesproken over wat er in naam van hun godsdienst is gebeurd. Het signaal ervan was onmiskenbaar: “Wij verwerpen het islamitisch fundamentalisme.” Met andere woorden: “Wij pikken dit niet.” Het heeft er zeker toe bijgedragen dat de maatschapelijke onrust in Amsterdam tot een minimum beperkt is gelebleven. Maar ook het College, vooral wethouder Aboutaleb en de burgemeester, hebben hier een daadkrachtige rol in gespeeld.
Maar voor welke taak ziet de overheid zich nu gesteld? Voorop staat dat de primaire taak van de overheid erop gericht is om de veiligheid in een samenleving te waarborgen. Het is de plicht van de overheid om burgers te beschermen, om alle middelen uit de kast te halen om aanslagen te voorkomen, zonder de illusie te hebben dat je elke aanslag kunt voorkomen. Het College erkent deze taak uitdrukkelijk in haar actieplan Wij Amsterdammers. De opgave ligt vervolgens ook in het isoleren van hen die onze rechtsstaat omver willen werpen. Maar isoleren betekent ook de voedingsbodem wegnemen die jongeren vatbaar maakt voor extremisme. Namelijk ontevredenheid en frustratie over hun eigen maatschappelijke positite. En die ontstaat bijvoorbeeld zodra allochtone jongeren worden uitgesloten van de arbeidsmarkt en horecagelegenheden. Dat is namelijk ook strijdig met onze kernwaarden.
Mijnheer de Voorzitter. De politiek moet nu antwoord geven op vragen die zij voorheen niet hoefde of misschien niet durfde te stellen. Hardop de vraag stellen of er een grens is aan de vrijheid van meningsuiting. In Amsterdam nota bene leek dat tot voor kort ondenkbaar. En hoever reikt de vrijheid van godsdienst? Godsdienstvrijheid is niet een vluchtheuvel die mensen gelegenheid biedt om zich af te sluiten van de wereld om hen heem. Deze vrijheid gedijt alleen als er rekenschap wordt gegeven van de gedeelde Nederlandse kernwaarden.
Het CDA koestert echter niet de illusie dat dit met een raadsdebat of twee is opgelost, maar wel de ambitie om de stad niet uiteen te laten vallen in één van moslims en één van niet-moslims, of zij die geloven en zij die niet geloven. Extremisme en fundamentalisme moeten dan ook niet één op één vertaald worden met geloofsbeleving. Ook Volkert van der G. is immers een extremist, net als Mohammed B. een extremist is. Zij bevinden zich in ondergrondse netwerken die zich onzichtbaar als een schimmel verbreiden en pas grijpbaar worden als ze als een paddestoel uit de grond schieten. Anonieme voedingsbronnen als het internet maken de taak van de overheid er niet gemakkelijker op. Alle instituties als moskeeën, sportverenigingen, scholen, dienen dan ook extra oplettend te zijn.
De notitie van het College Wij Amsterdammers biedt in elk geval handvatten. Ongetwijfeld zullen we over de concrete uitwerking ervan nog een debat voeren. Toch wil ik nu al een voorstel doen en het College vragen om moskeeën op te roepen hun preken voortaan in het Nederlands te voeren. Hiermee aansluitend op een ook door moslims vaak geuite wens om imams in Nederland op te leiden. Deze discussie wil ik nu al op gang brengen. Daar waar de kloof van “onbekend maakt onbemind” diep is, moeten bruggen worden geslagen. Want die kloof dreigt zich op dit moment te verwijden. En juist een moskee of een kerk heeft een enorm bereik naar de achterban. De maatschappelijke functie die deze vervullen is cruciaal in emancipatie en integratie van islamitische Nederlanders. Volgens het CDA zal dit ook de sociale cohesie in de samenleving bevorderen.
Maar Amsterdam moet hoe dan ook door. Voor ons ligt ook de begroting van 2005. Ook hier moet invulling gevonden worden voor de taken die ik net genoemd heb, maar daar kom ik later nog op terug. Allereerst: voor de begroting van 2005 zijn complimenten op hun plaats. Niet alleen vanwege de grote mate van openheid, maar ook voor het gepresenteerde beleid. Amsterdam moet flinke bezuinigingen het hoofd bieden nu de winter is aangebroken. Vlak voor de zomer bespraken we bij de jaarrekening de Voorjaarsnota en de mid-year review. Het College is goed op dreef, maar richting geven aan de begroting 2005 liet zich samenvatten in drie woorden: somber, somber, somber.
(De heer REUTEN : Mijnheer de Voorzitter, ik ben toch wel een beetje teleurgesteld dat dat mevrouw Spee-Rouppe van der Voort nu de retoriek van mijnheer Huffnagel overneemt, want we weten uit Den Haag waar dat soort gesomber toe leidt: miljarden aan minder inkomsten alleen door de negatieve toonzetting van het kabinet. En waarom hoor ik u geen stelling nemen tegen die bezuiniging op het ISV zoals uw collega De Graaf al deed? Waarom zegt u niet dat u dat een grote klap voor de stad vindt in een tijd, waarin het eigenlijk nodig is om juist extra te investeren in die wijken?)
Omdat ik denk dat ik over mijn eigen tekst ga.
En ik vind dat wél een antwoord op uw vraag, omdat ik ook al eerder heb aangegeven dat het natuurlijk pijn doet in Amsterdam als er bezuinigingen moeten worden doorgevoerd. Maar het kan toch niet zo zijn dat een rijksoverheid, waar hoe dan ook Amsterdam ergens onderdeel van is, moet bezuinigen, en dan Amsterdam niet treft? En we hebben wel degelijk daar, waar het Amsterdam harder treft dan wenselijk is, berichten naar Den Haag gestuurd, maar daar zal ik straks nog even op terugkomen.
(De heer REUTEN : U gaat absoluut over uw eigen tekst, dat gaat natuurlijk ook heel goed, maar even iets preciezer: wat vindt u nu van die bezuiniging op stedelijke vernieuwing, waarmee we die wijken opknappen? Vindt u dat nu een goede, of een slechte zaak?)
Ik vind wat ik net al heb gezegd, dat bezuinigingen eveneens Amsterdam treffen, maar dat Amsterdam ook de hand in eigen boezem moet steken en keuzes moet maken.
(De heer REUTEN: U vindt het dus een goede zaak.)
Ik heb niet gezegd dat ik het een goede zaak vind. Ik vind dat Amsterdam zelf haar keuzes moet maken. Bezuinigingen zijn nodig in deze economische tijden.
(De heer H.H.G. BAKKER : Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Spee-Rouppe van der Voort, dan komen we weer op het onderwerp: u wilt ook graag bezuinigen en ik heb u ook wel eens horen zeggen dat u ook graag van de deelraden af wilt. Er zouden wat moties bij u in de kast liggen, die inhouden dat u ook vindt dat we daarop moeten bezuinigen. Dus de weg ligt open. We hebben nu drie politieke partijen gehad. Ik geloof dat de heer Asscher het de vorige keer ook al licht door heeft laten klinken: zullen we daar nu eens mee gaan beginnen, en daar wat geld weghalen? Want als we de kranten zo eens bekijken, dan gaat er nog heel wat geld de verkeerde kant op. Het zou dus erg goed zijn om daar eens te beginnen, zodat die graaicultuur afgelopen is. Dank u wel, mijnheer de Voorzitter.)
Op de financiële consequenties en eventuele bezuinigingen komt mijn collega De Graaf straks nog even terug in de Financiële Beschouwingen. De begroting toont ambitie om de rijkskorting op het gemeentefonds, het GSB-fonds en armoedebeleid op te vangen. Leg daarnaast de concept-nota “Wat Amsterdam beweegt”, en u mag zelf constateren dat er een heuse cultuuromslag is in Amsterdam. Want, mijnheer de Voorzitter, de genoemde concept-nota straalt lef uit. Bovendien legt deze een visie aan de dag waar we het College nog niet eerder zo concreet over hebben horen praten. Een citaat: “Omdat Amsterdam jarenlang vooral sociale huurwoningen heeft gebouwd, is er op de huidige woningmarkt sprake van een slechte afstemming tussen vraag en aanbod.” Ook wordt er geconstateerd dat er in het verleden een te grote mate van paternalisme gold ten opzichte van nieuwkomers. Er bestaat een tekort aan woningen voor politieagenten, onderwijzers en verpleegsters, en zelfs is er een oproep tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Als ik dan ook nog lees dat de Nota Amsterdams burgerschap een moreel beroep doet op de Amsterdammer in de openbare ruimte, dan lijkt het wel of het College het verkiezingsrogramma van het CDA integraal overneemt.
Mijnheer de Voorzitter, wanneer de middelen schaarser worden, moeten keuzes worden gemaakt. Voor de CDA-fractie lag het accent op zorg en onderwijs, dat hebben we bij de Voorjaarsnota al aangegeven.
Maar eerst nog even terug naar veiligheid. In een eerder debat over de Diamantbuurt heeft de burgemeester aangegeven over voldoende instrumenten te beschikken om de veiligheid te waarborgen. Bij de begrotingsbehandeling voor het resultaatsgebied Openbare orde en veiligheid is ruimschoots aandacht voor veiligheid. Dat beleid heeft ook volledig onze steun. En het heeft ook geen zin om nu hals over kop meer geld beschikbaar te stellen voor veiligheid, als we nog niet precies weten waar we het moeten inzetten. Maar natuurlijk gaan we er graag met het College over in debat als deze voorstellen concreter worden. In dat kader willen wij ook aandacht vragen voor het inzetten van middelen als een samenscholingsverbod of wellicht het instellen van een avondklok voor jongeren die stelselmatig overlast veroorzaken. Dat klinkt hard, maar ik denk dat het in deze onrust belangrijk is dat je alle middelen bespreekbaar maakt die mogelijk zijn om de veiligheid in Amsterdam te waarborgen. Geen middel mag onbesproken blijven.
Dan de zorg. Amsterdam kent nog steeds 1500 dakloze inwoners. De oorzaak hiervan ligt echter niet in een falend huisvestingsbeleid, maar in een falend zorgbeleid. Waar voorheen psychische patiënten werden opgevangen in psychiatrische ziekenhuizen, lopen ze nu vaak gewoon verward door de stad, en vaak ook nog eens verslaafd. Iedere Amsterdammer weet welke personen ik hiermee bedoel. Verwaarloosde personen, zorgmijders: vakjargon waarin wij hen proberen te vangen in kille statistieken. Dat veel Amsterdammers de omvang van deze problematiek niet kennen is te danken aan het uitstekende werk van verschilllende opvanginstellingen, zoals de stichting Inloophuizen Amsterdam, de Regenboog en het Leger des Heils. Als overheid kunnen we er op zijn minst voor zorgen dat deze instellingen voldoende zijn geëquipeerd. Wij zijn ook tevreden dat deze instellingen in navolging van onze Voorjaarsnota met extra middelen zullen worden toegerust. In het kader van de Bijstandswet kunnen wij drugs- en drankverslaafden uitkeringen in natura verstrekken in de vorm van bed, brood en bad. Het CDA heeft hier vorig jaar een motie voor ingediend en die is aangenomen door deze Raad. Graag horen wi j van het College hoe het staat met de uitvoering hiervan.
Op het terrein van de zorg staat ons ook nog nieuw rijksbeleid te wachten, de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning. Daarbij zal een enorm beroep worden gedaan op het organisatietalent van de gemeente, want de verantwoordelijkheid voor de uitvoering zal daar komen te liggen. De Raad zal per verordening moeten aangeven wat zij daaronder wil vastleggen. Het is zinnig en noodzakelijk hierover tijdig een raadsdebat te voeren om bijvoorbeeld vast te stellen wat we nu verstaan onder minimale zorg. En hoe groot zijn de problemen hier in Amsterdam niet, als je kijkt naar een term als civil society?
Op het gebied van de zorg hebben we nog een laatste opmerking, namelijk het voorstel om in het kader van de Wet werk en bijstand tijdelijke of gedeeltelijke vrijstelling te geven van de sollicitatieplicht aan hen die mantelzorg verrichten. Mantelzorgers nemen belangeloos de zorg voor hun naaste op zich en leveren daarmee een waardevolle bijdrage aan de samenleving. Ik zou graag een reactie van het College hierop hebben. We hebben er een motie voor ingediend. Ik kan me ook voorstellen dat het in de preadvisering terugkomt.
  Dan het onderwijs in Amsterdam: 39.080 is een nummer, maar helaas ook een aantal, namelijk het aantal kinderen dat leeft op of onder de armoedegrens. Met recht een zorgpunt van deze Raad. Onderwijs is immers het middel om ervoor te zorgen dat kinderen hun armoede niet van generatie op generatie doorgeven Maar dan moet dat onderwijs wel aansluiten op de toekomstige arbeidsmarkt. De taak van de lokale overheid is dan ook het adequaat uitrusten van schoolgebouwen en hun onderwijzers. Laten wij daarnaast zorgen dat het extra geld dat voor onderwijs wordt gereserveerd, ook daar terechtkomt waar het hoort, en dat het niet wordt besteed aan bijvoorbeeld werkbezoeken aan onder andere Turkije en Marokko, zoals bij het extraatje van Oudkerk voor Amsterdamse onderwijzers bleek.
Mijnheer de Voorzitter, tot slot. Van een geheel andere orde, maar in het kader van de begroting zeer van belang is de lobby naar Den Haag. Temeer daar we geen eigen lobbyist meer hebben. Uit ervaring kan het CDA zeggen dat een goed gesprek een advies of notitie naar Grote Broer in Den Haag wel degelijk vruchten afwerpt. Het onder medisch toezicht verstrekken van heroïne aan langdurig harddrugsverslaafden, maar ook het verruimen van het Generaal Pardon onder de Verdonk-regeling en de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, hebben ruim aandacht van ons gekregen. En zelfs met bescheiden succes tot gevolg. Het is in het belang van Amsterdam dat dit gebeurt, en we zijn dan ook verontrust door de uitspraken van mevrouw Halsema en de heer Dittrich in Het Parool. Zij zeggen verwonderd te zijn over het gebrek aan feedback uit Amsterdam. Volgens hen komen de problemen van de hoofdstad nauwelijks voor het voetlicht bij de Tweede Kamer. Dat is zorgwekkend. En ook al is het College in G4-verband actief, het lijkt erop dat verschillende raadsfracties nog heel wat proactief werk te verrichten hebben.
Ik kom tot een afronding. Ik wil graag voor de financiële beschouwingen het woord geven aan mijn collega, de heer De Graaf. Dank u wel.
 
 
De VOORZITTER : Ik dank u wel. Het woord is aan de heer De Graaf.
 
De heer DE GRAAF : Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Laat ik maar even beginnen met de opmerking van de heer Reuten, over het ISV, daar kom ik straks in de tekst nog wel uitvoerig op terug. Mijnheer Reuten, de CDA-fractie spreekt in tegenstelling tot andere fracties wel uit één mond, en wat dat betreft is het gewoon heel duidelijk hoe wij tegenover het ISV staan, en dat dat punt ook voor ons nog steeds op het verlanglijstje staat. Dus maakt u zich daar in elk geval geen zorgen over.
(De heer ASSCHER : Dus mevrouw Spee-Rouppe van der Voort had gewoon moeten zeggen dat ze tegen die bezuiniging is, bedoelt u.)
  Mevrouw Spee-Rouppe van der Voort heeft gezegd dat ik daarop terugkom en dat doe ik bij deze, en zometeen kom ik er nog eens op terug.
(De heer ASSCHER : U komt erop terug, maar ik hoor nog steeds geen duidelijk geluid uit één mond.)
In de CDA-fractie hoort u altijd maar één geluid, in tegenstelling tot andere fracties.
(De heer ASSCHER : Dat geluid is alleen niet duidelijk.
U bent dus tegen die bezuiniging, mijnheer De Graaf, met die ene mond?)
Ik heb het net uitgelegd; ik zal het zometeen nog een keer uitleggen, wanneer we erop terugkomen. Dan is het diezelfde mond die u hoort.
Mijnheer de Voorzitter, bij alle investeringen is het zo dat de kost uitgaat voor de baat, en dit is ook breed geschreven. U hebt een tekst die iedereen kan waarnemen als hij over het Rokin onze stad binnnenloopt. Het is deze wijsheid die Amsterdamse kooplieden nooit uit het oog hebben verloren, en Nederland en Amsterdam hebben er wél bij gevaren. Deze filosofie is de laatste tien jaar wel naar de achtergond getreden. Immers, met deze filosofie hadden politici de afgelopen tien jaar een vergezicht moeten maken van onze economie, demografische opbouw en verzorgingsstaat. Dan was de conclusie onherroepelijk geweest dat wij ons moeten beraden op een grondige aanpak. Helaas, uitstel heeft geleid tot hardere maatregelen nu.
Tegelijkertijd bieden jaren van schaarste ook kansen, zoals gemeentesecretaris Gerritsen onlangs in een interview opmerkte. Juist nu moet je als bestuurder laten zien wat je waard bent. Creatief zijn, en niet alleen maar in het nieuws willen komen door Den Haag de schuld te geven van alle problemen. Juist nu moeten de schouders eronder. Wat geef je anders de Amsterdammer voor moraal mee, als je alleen maar een negatieve grondhouding hanteert? De veranderingen moeten we positief, met optimisme tegemoet treden. We moeten ze niet tegenwerken door krampachtig vast te houden aan alles wat we hebben en kennen. Heilige Amsterdamse politieke huisjes moeten bespreekbaar zijn en ruimte geven voor vernieuwing en verandering.
Hierbij past een belangrijk ”mits”. Want er zijn zaken die we wel overeind willen houden, omdat ze absolute voorwaarde zijn voor een goed leven in onze mooie stad. Dan heb ik het over solidariteit. Tussen rijk en arm, tussen gezond en ziek. Solidariteit tussen jong en oud, solidariteit tussen autochtoon en allochtoon. Zonder die solidariteit vallen verbanden in onze stad weg. We moeten voorkomen dat Amsterdam uit balans raakt doordat we belangrijke doelgroepen de stad uit jagen. Want een survival of the fittest , dat ziet mijn fractie niet zitten.
Mijnheer de Voorzitter, we moeten in Amsterdam werken aan een balans tussen solidariteit en economische weerbaarheid. Aan economische weerbaarheid om specifieke doelgroepen, zoals middeninkomens, gezinnen en starters voor Amsterdam vast te houden. En ja, hiervoor zijn in Amsterdam veranderingen nodig. Er zijn Amsterdamse politieke partijen die beweren dat het niet nodig is, dat we gewoon vast kunnen houden aan de huidige bestaande arrangementen en voorzieningen voor deze doelgroepen, sterker nog, dat het asociaal is om daaraan te tornen. Ik vraag me hardop af welk perspectief deze partijen Amsterdam dan hebben te bieden. Een stad van de allerrijksten in de binnenstad en Oud-Zuid, en de armere huishoudens eromheen?
Het CDA wil de Pavlovreactie van deze Raad doorbreken. U kent het wel: bij elk incident een nieuwe regel. Bij elk probleem een zak geld. Bij elk thema een sturingsfilosofie. Bij elk signaal een aanpassing van het bestuursakkoord of het progamakkoord. En bij elke uitdaging een vliegende brigade. Mijnheer de Voorzitter, de gemeente moet niet altijd aan de knoppen willen draaien. Het is ook niet de markt die de dienst moet uitmaken. Het zijn onze ínwoners die vorm geven aan hun leven en daarmee aan onze stad. Spreek hen aan, wijs hen al dan niet met de sterke arm op hun verantwoordelijkheid, en geef de mensen kansen. Immers, wij hebben geen pan-socialistische meerderheid in deze stad. Althans, dat mag ik hopen.
Mijnheer de Voorzitter, tijdens de Voorjaarsnota stelde het CDA zich op het standpunt dat er keuzes moeten worden gemaakt. Welnu, dat is dan ook gebeurd. Met instemming van het CDA is die keuze gemaakt, om de meest ingrijpende kabinetsmaatregelen te compenseren, vooral waar dit de minima betreft. We zijn tevreden over het opnemen in de begroting van door de Raad aangenomen moties. Structureel geld voor de maatschappelijke opvang zoals het CDA wilde, extra middelen voor gehandicapten, en aanvulling van gelden voor de opvang van in procedure zijnde asielzoekers, zoals GroenLinks heeft voorgesteld. Helaas is er geen ruimte gevonden voor het ISV. Dit blijft dan ook uitdrukkelijk op ons verlanglijstje staan.
(De heer VAN POELGEEST : Die ruimte is er natuurlijk wel, dan moet u gewoon onze motie steunen.)
Ja, maar uw motie heeft een dekking en vooralsnog...
(De heer VAN POELGEEST: En die dekking is voor u een heilig huisje.)
Nee, die dekking staat mij niet aan. Eens kijken, over de heilige huisjes. We hebben het al eerder in de discussie gehad, in ieder geval ook over de WOZ (waardering onroerende zaken) en de OZB. En bij dat OZB-punt is het de vraag of je moet zeggen dat je daar nu aan wilt tornen. Temeer daar een afspraak is gemaakt in het bestuursakkoord, en mijn fractie is in ieder geval thans nog niet zover om daaraan te sleutelen. En zolang uw voorstel de OZB als dekking aanlevert, vind ik dat het in ieder geval niet deugdelijk is, althans niet voor mijn fractie. En het zou het ook niet voor de coalitie moeten zijn. Maar als u een andere goede dekking heeft, mijnheer Van Poelgeest (bijvoorbeeld de dekking die u in de armoedegelden doet, want volgens mij houdt u daar ook wel wat geld aan over), dan kunnen we daarover praten, en dan denk ik dat we heel ver op weg zijn.
(De heer VAN POELGEEST : Maar mijnheer de Voorzitter, waarom grijpt de heer De Graaf - nu ja, misschien is hij dat gewend - terug op een geschrift om zich te verdedigen en gaat hij er niet gewoon inhoudelijk op in? Het is namelijk geld dat je bij relatief wat welvarender mensen weghaalt en dat je geeft aan degenen die het nodig hebben. Dat zou u toch moeten aanspreken, mijnheer De Graaf.)
Ja, maar geschriften bieden altijd een vaste waarde en een houvast, en het is goed dat je een ijklijn hebt om even weer terug te komen op de afspraken die er gemaakt zijn. En u dan, mijnheer Van Poelgeest? Als ik een afspraak met u maak kom ik hem na, en wat dat betreft hebben we ook een afspraak gemaakt, en daar houden we ons ook even aan.
(De heer REUTEN : Met permissie, de heer De Graaf heeft in tegenstelling tot de VVD dus wel een grote financiële wens, en dat betekent dus ook dat ik me afvraag: als u een dekking afwijst die onder anderen al door de heer Van Poelgeest werd genoemd, en waarvan we zelf ook hebben gezegd dat het voor ons bespreekbaar is, een zeer kleine extra verhoging van die OZB, wat is dan uw dekking voor dit belangrijke punt voor Amsterdam?)
We hebben geconstateerd dat wij een wensenlijst in de Voorjaarsnota met elkaar hebben gepresenteerd. We dachten daarbij dekking te hebben. Daarmee hebben we het College op een missie gestuurd. Het heeft daarover een wel-doorwrocht stuk geleverd, en daarin staat op dit moment dat de prioriteiten in Amsterdam anders zijn dan hoe ze in eerste instantie door ons zijn voorgesteld. En dan moet ik concluderen dat ik voor de rest geen ruimte zie die voor die dekking kan worden gevonden. En als er een andere dekking is waar ik wel sympathie voor zou hebben, en het zou een andere zijn dan een OZB-verhoging, dan kunnen we echt gaan praten.
(De heer REUTEN : Maar mijnheer de Voorzitter, de prioriteiten worden door ons bepaald in deze Raad, en ik heb open die discussie over die OZB willen voeren. Mijnheer De Graaf, sluit u zich aan bij de heer Van Straaten, dat ook een dekking uit de OZB in ieder geval bespreekbaar is, ook voor u?)
Kijk, vooralsnog is het zo dat je prioriteiten stelt, en zo’n tweeëneenhalf à drie jaar geleden hebben we met elkaar prioriteiten gesteld in dat programakkoord, en een van die prioriteiten was dat de OZB constant zou blijven minus de correctiefactor vanwege de inflatie. Welnu, daar hebben we ons aan gehouden. En als we met elkaar gaan kijken naar prioriteiten, en dan is het een zaak van de coalitie, dan moet je erover praten. Maar in de volle breedte en over alle punten.
(De heer REUTEN : De heer Van Straaten is helder, die zegt: “Het is voor mij wel bespreekbaar, maar ik heb geen financiële wensen, dus ik zie de noodzaak niet.” U heeft wel financiële wensen, u wilt ook prioriteiten stellen met ons voor het opknappen van die wijken, maar u bent niet bereid om te spreken over een afspraak die gemaakt is in een tijd waarin de financiële omstandigheden heel erg verschilden van die van nu. Waarom bent u niet bereid om erover te praten?)
(De VOORZITTER : Dat was de laatste keer, mijnheer Reuten.)
Ik heb anders wel gezegd dat wij in de volle breedte over alles willen praten, en dat er in de Amsterdamse politiek geen heilige huisjes zijn, mijnheer Reuten. Het is alleen een feit dat de begroting daar nu ligt met de prioriteiten die daarin worden gesteld, en die prevaleert, in ieder geval bij mijn fractie, boven het kunnen vinden van extra dekking, al dan niet via een ophoging van de OZB en van het ISV. Maar andere dekkingen zijn welkom en daar houd ik mij voor aanbevolen.
“Mijnheer de Voorzitter, geld dáár leggen waar de nood het grootst is, dat is wat deze Raad het College tijdens de Voorjaarsnota mee gaf, ook al zijn er verschillen in prioriteiten. Zo wil het CDA een bezuiniging van 4 miljoen op de kunstsector doorgevoerd zien, om zo meer geld vrij te maken voor onder andere zorg. Dit is geheel in lijn met de besluitvorming tijdens de Voorjaarsnota. En dat terwijl de PvdA bij monde van woordvoerder mevrouw Riem Vis de dag na de Voorjaarsnota tot onze verbazing bekendmaakte de cultuursector juist te willen ontzien. Terwijl in de begroting wordt opgemerkt dat tussen nu en 2009 1 miljard euro wordt geïnvesteerd in de Amsterdamse cultuursector. Mijnheer de Voorzitter, ik durf bijna niet achterom en rechts van mij te kijken, maar vrolijk zullen de cultuurwoordvoerders van andere fracties hier niet van worden. Zoals bekend is het CDA bijzonder kritisch zodra de cultuurportefeuille ter sprake komt. Maar het TNO-rapport rond de creatieve industrie in Amsterdam maakt wel duidelijk dat het rendement uit de cultuursector minder groot is dan aanvankelijk in deze Raad door verschillende fracties werd gesteld. Desalniettemin blijft cultuur een belangrijke positie in onze Amsterdamse recreatieve industrie innemen. Maar de hand op de knip is wel geboden en dus dient goed gedrag beloond te worden. Zeker als het cultuurhistorische waarden bevat, zoals onder andere het Verzetsmuseum. Maar hierop komen wij bij het Kunstenplan uitgebreid terug.
Mijnheer de Voorzitter, in de begroting 2005 kiest het CDA ook voor doorpakken, het bestaande beleid intensiveren en geen nodeloos nieuw beleid voeren. Toch heb ik nog een drietal kleine noten.
Ten eerste de ingezette taakstelling van 50 miljoen die wij in het gemeentelijk apparaat aan elkaar hebben opgelegd. Een dergelijke bezuiniging dient naar onze mening primair gericht te zijn op het apparaat zelf en dient niet, zoals 2005 ons laat zien, voornamelijk behaald te worden op inkoopbesparingen. Amsterdam lijkt het in de benchmark bij andere Nederlandse gemeenten goed te doen wat kosten voor overheid betreft. Maar moet je dan tevreden achterover leunen? De CDA-fractie denkt van niet. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de gemeente Amsterdam ruim in haar jas zit met 13.000 formatieplaatsen, en na een snelle rekensom goed blijkt te zijn voor zeker 400 miljoen euro. En het gemeentelijk inkoopbeleid beslaat nog eens een miljard. Tegen dat licht lijkt een extra kritische blik gerechtvaardigd, of men de taakstelling financieel nu wel of niet haalt. Sterker nog, een taakstelling is kennelijk nodig om een gemeente efficiënt in te laten kopen.
Dan het tweede punt. Zorgwekkend is ook de prioriteitsaanvraag voor de implementatie Aanbeveling AKON. Deze zorg betreft niet zozeer het bedrag van 200.000 euro op zich, maar vooral het feit dat een dergelijk bedrag nodig is om de administratieve en financiële organisatie op orde te krijgen. Projectbeheersing blijft een continue zorg. Dit komt nogal eens bij grote projecten voor en we vragen het College ook uitdrukkelijk om op die zorg in ieder geval adequaat toe te zien. Want wij als CDA willen ervoor pleiten dat bij de bezuinigingsnoodzaak niet alleen maar naar de Amsterdammer wordt gekeken, en deze dus extra op hem wordt afgewenteld, maar dat de gemeente Amsterdam in deze tijden extra kritisch naar haar eigen organisatie kijkt. Een extra investering om organisatorische problemen op te lossen is absoluut noodzakelijk. Maar of daar een prioriteitsaanvraag tegenover moet staan, is maar zeer de vraag.
Dan het derde punt, als laatste, het ter elfder ure aanwenden van ISV-middelen van 11,3 miljoen euro. In de begroting wordt opgemerkt dat de extra middelen halsoverkop moesten worden besteed, omdat ze anders terug zouden vloeien naar het Rijk. De eerlijkheid wordt gewaardeerd, maar de door het College aangehaalde “belangrijke pijler” is wat vreemd, als daar niet meteen een doel voor is gevonden. Wat dat betreft dus ook attentie voor deze middelen.
Mijnheer de Voorzitter, ik ben bijna aan het einde gekomen van mijn betoog. Ik wil daarbij datgene aanhalen waarmee ik net begon, dat de huidige economische omstandigheden ook kansen bieden. Zo is de ambitie om de Cito-scores van de Amsterdamse kinderen in 2005 te verbeteren een goed voorbeeld. Evenzeer is de beleidskeuze voor extra middelen voor het oudkomersbeleid een goede. Verontrustend zijn echter wel de geluiden dat we niet in staat zijn om de huidige beschikbare middelen tijdig te besteden aan deze doelstellingen. En dat terwijl we vragen om meer middelen hiervoor bij het Rijk. Ook hierop graag een reactie van het College.
Mijnheer de Voorzitter, het CDA kijkt uit naar de start van de rekenkamer. En wij verwachten hier veel van. Tot slot spreekt mijn fractie haar waardering uit voor de ambtenaren en de complimenten voor het geleverde werk en het inzichtelijke boekwerk. Dank u wel.
 
 
De VOORZITTER : Ik dank u wel. Voordat ik mevrouw Alberts het woord geef wil ik even met u afspreken of wij er na haar betoog mee stoppen, danwel doorgaan tot 17.00 uur, wat ik mij ook nog kan voorstellen, omdat we dan meer fracties de gelegenheid bieden om in deze eerste termijn voor de avondpauze te stoppen. Is dat een goed plan, doorgaan tot 17.00 uur? We gaan door tot 17.00 uur.
Mevrouw Alberts, gaat uw gang.
 
Mevr. ALBERTS: Dank u.
Mijnheer de Voorzitter. Ik zit hier met gemengde gevoelens. Aan de ene kant wil de SP het College kritisch volgen en wordt dat ook van de SP verwacht, aan de andere kant is de stad op 2 november ondersteboven gehaald door de moord op Theo van Gogh, waardoor de kritische houding van de SP verkeerd kan worden uitgelegd. Dat zij zo.
De moord op Theo van Gogh is ons niet in de koude kleren gaan zitten. De eerste dagen liepen de emoties hoog op. Nu, drie weken later, komt de bezinning boven drijven, en dat is goed. Het duiden van een dergelijke schokkende geberutenis is noodzakelijk. Ik ben daarom blij dat er zoveel gesproken wordt. Dat gaat van jong tot oud en van links tot rechts. Ik ben ook positief over de uitkomst van al die gesprekken. En dat moet ook, want we moeten wel met zijn allen verder.
In de eerste dagen na de moord werd om harde, concrete maatregelen geroepen. Dat heb ik kunnen begrijpen. Uit veel reacties werd al snel duidelijk dat mensen bang waren. Daarom heeft de burgemeester op de juiste wijze gehandeld. Het was een snelle eerste reactie, met onmiddelllijk daarop een fiks aantal maatregelen rond informatievorziening, openbare orde, en noem maar op. Daar was niets “softs” aan.
Ik heb me in die dagen -en het is nog niet helemaal over- behoorlijk gestoord aan sommige media. Ik ga geen namen noemen, maar wie de schoen past, trekke hem aan. De verschillende redacties moeten maar eens bij zichzelf te rade gaan in hoeverre zij zich hebben beziggehouden met het verslag doen van de angst onder de bevolking, of zelf hebben meegewerkt aan het creëren van die angst. Angst is de allerslechtste raadgever en kan er bovendien voor zorgen dat de ongenuanceerde roep om harde maatregelen de overhand krijgt.
Daarnet heb ik al gezegd dat het College de juiste beslissingen nam in de eerste weken na de moord, hoewel zich daar nog wel een merkwaardig voorval voordeed. Bij de eerste persconferentie werd aan raadsleden de toegang ontzegd. Dat is later rechtgezet en daar val ik verder niet over, want dat had met de hectiek van het moment te maken.
Maar hoe staat het nu met het informeren van de Raad in het algemeen? Is het elke keer wel goed gegaan? Hoe doe je dat? Mondjesmaat, in kleine porties die het overzicht wegnemen? Achteraf? Of pas als de Raad erom vraagt? In onze ervaring doet het College het op die manier. Voor de SP heeft dat een uitstraling alsof u de Raad maar lastig vindt, een blok aan het been. En inderdaad, democratie is lastig voor bewindvoerders. Maar daar is nu juist een democratie voor in het leven geroepen. Controle van de macht, omdat de macht de neiging heeft rustig de eigen gang te gaan.
Ik heb helaas moeten constateren dat uw houding op dit punt ronduit arrogant te noemen is. Raadsbreed aangenomen moties voert u niet uit. Denk maar eens aan de motie over een seniorenraad. Het antwoord van wethouder Belliot op dit specifieke punt was dat de Raad maar een motie moest indienen. Een motie indienen om een motie te laten uitvoeren? Veel gekker moet het toch niet worden.
Mijnheer de Voorzitter, er waart een spook door Nederland: het spook van Dekker. Een spook dat een spoor van vernieling zal aanrichten in Amsterdam. Een spook dat gruwelijk genoeg innig samen walst met de Amsterdamse corporaties, waarbij de asociale profielen van de danspartners zich scherp aftekenen. Een spook dat het streven van Amsterdam naar een ongedeelde stad als iets verachtelijks van tafel veegt. Het spook van Dekker, dat het spook van de segregatie nestwarmte geeft om in Amsterdam op te bloeien. Buurten met nu nog een gedifferentieerde opbouw zullen slechts bewoonbaar blijven voor mensen met een dikke portemonnee, terwijl lagerbetaalden zullen samenklonteren buiten de ring. Is dat wat het CDA wil? Is dat wat de VVD wil? Is dat wat D66 wil? Segregatie? Ooit waren deze partijen ook voor “Amsterdam, ongedeelde stad”. En als ze dat nu nog zijn, verwacht de SP een scherpe reactie van deze partijen richting Den Haag. En niet alleen een reactie van wethouder Stadig, want die heeft zijn werk wat dat betreft gedaan. Maar als deze partijen achter de plannen van Dekker staan, moeten ze dat nu ook duidelijk uitspreken.
Mijnheer de Voorzitter, als het beleid is om de positie van de huurder steeds verder te verzwakken en te marginaliseren is het aan ons om die huurder juist te ondersteunen, en zijn positie te verstevigen. Daarover hebben wij een motie ingediend.
Mijnheer de Voorzitter. Het spook van Dekker overschaduwt een andere oude bekende, de klassenstrijd. Deze is ook alweer enige jaren terug van weggeweest en wel in de vorm van de strijd om de middenklasse. En hoewel niemand precies weet welke mensen daar nu toe behoren, worden er welhaast mythische krachten aan die groep toegekend. Als je sommige partijen mag geloven, is bijna elke vrijwillliger in Amsterdam afkomstig uit de middenklasse en draait de buurtsuper geheel en al op de bestedingen van die middenklasse. Er is echter geen enkel onderzoek dat deze beweringen onderschrijft. De middenklasse in de wijk als wonder-elixer voor alle kwalen van de stad? Het lijkt meer een excuus om goedkope woningen te slopen zodat de armere bewoners de buurt uit moeten. Trouwens, en dat hebben sommmige middenklasse-propagandisten waarschijnlijk niet in de gaten, minister Dekker wil wonderwel ook dat die middenklassers de buurt uit gaan.
Ik ga over tot de begroting. Eerst een algemene indruk. Hoewel er maatregelen in staan die pretenderen de bezuinigingsdrift uit Den Haag op te vangen, vindt de SP de houding van het College toch veel te lijdzaam. In plaats van als een tijger te vechten voor alle Amsterdammers buigt men het hoofd en zegt: “We kunnen niet anders.” Dat noemen wij een doorgeefluikhouding. U bent aan het redderen gegaan. Dat legt u uit als nobel, en misschien is het dat ook wel een beetje, maar je kunt het net zo goed uitleggen als heimelijke goedkeuring.
Dan de toon in het begrotingsboek. Alles is “resultaatgebied”, vanuit “het beestje moet een naam hebben”. Maar bij de term “product” had de voltallige SP-fractie een afhaakmoment. Het “product” ouderen, het “product” gehandicapten. Geachte wethouders, het gaat hier wel om mensen.
Wij worden niet vrolijk van het resultaatgebied Onderwijs, jeugd en diversiteit. U blijft maar vasthouden aan die Cito-score. Ik kan me voorstellen dat u nog enig houvast wilt hebben, nadat nagenoeg alle invloed op het onderwijs uit handen is gegeven. Maar dat de Cito-score u zand in de ogen strooit wil er bij u maar niet in. Er wordt namelijk gerotzooid met het cijfer. Er zijn kinderen die niet hoeven mee te doen, omdat ze de score zouden kunnen drukken. Er zijn kinderen die om die reden doubleren in groep 7. En scholen die aan dat spelletje niet meedoen worden gestraft voor hun eerlijkheid. Ouders zullen namelijk hun kind dan niet naar een dergelijke school laten gaan, omdat ze denken dat een lage score ook automatisch een slechter onderwijskundig klimaat betekent. De SP hecht veel meer waarde aan de rapporten van de Onderwijsinspectie. Nog steeds krijgen basisscholen de gelegenheid om te blijven doordraaien en kinderen onvoorbereid aan het voortgezet onderwijs af te leveren, terwijl ze een negatief rapport van de Onderwijsinspectie hebben.
Een ander punt van zorg in het onderwijs is het verschijnsel van de verdwenen kinderen. U kunt het zich echt niet langer veroorloven dat deze situatie voortduurt. Daar moet toch echt veel meer sturing komen. Dan maar gemopper van de scholen en de stadsdelen. Maar je mag nu toch wel zo langzamerhand ervan uitgaan dat het LAS, het Leerlingadministratiesysteem, eindelijk eens werkt.
Echt alarmerend is de berichtgeving over de tweedeling, over de segregatie in het onderwijs. Het College verschuilt zich achter de stagnerende woningbouw. Uw voorstel is om onderzoek te doen, dan te praten met scholen, dan te praten met stadsdelen en dan oplossingen te zoeken. Nou, dan bent u te laat. Wij hebben daar niet op kunnen wachten en hebben een notitie ingediend die juist die segregatie tegengaat.
Verder hebben we voorstellen ingediend voor het behoud van het Distelwegveer, de Opstapper, een voorstel op het gebied van armoedebeleid, van patiëntenorganisaties, van behoud van cultuureducatie - ik ga ze niet allemaal noemen, u kunt ze samenvatten onder de noemer “sociaal herstelbeleid”.
Mijnheer de Voorzitter, de SP heeft bij haar moties niet overal een financiering vermeld. We doen dat om principiële redenen. In de politiek maak je namelijk politieke keuzes. Is die keuze gemaakt, dan wordt vervolgens de financiering gezocht, en zo zou het altijd moeten gaan. Niet omgekeerd, zoals het College doet: eerst kijken hoeveel geld je hebt en dan kijken wat je daarmee kunt. Om jullie tegemoet te komen hebben we niettemin toch een paar potjes gevonden. Deze kunnen als financiering voor onze moties dienen. Ik ga ze noemen.
1. De jaarlijkse winstafdracht van het GVB. Door de fluctuaties in de winst te middelen en die dan op te vangen in de eigen reserve kan dit jaar 1,8 miljoen euro extra aan algemene middelen worden toegevoegd.
2. Verzekeringsbedrijf Groot-Amsterdam. Wij hebben bij de Voorjaarsnota vragen gesteld over die enorme reserve bij het VGA. De wethouder heeft ons toen met een kluitje in het riet gestuurd. Maar inmiddels is wel duidelijk geworden dat niets de gemeente verplicht die reserve bij het VGA zo groot te houden. Wij willen die reserve terugbrengen naar 4 miljoen euro, en die kan dan als incidenteel geld kan worden ingezet.
Dan de feestpot van koningin Beatrix. In Amsterdam groeien 40.000 kinderen in armoede op, en dan zou de stad wel geld hebben voor een feestje voor de rijkste vrouw van Nederland? Het bewonderenswaardige is trouwens dat diezelfde rijkste vrouw wel heeft aangedrongen op soberheid bij dat jubileum. Dus waarom zouden we die wens niet honoreren?
Dan de lobbyist. Geen nieuwe aanstellen, zou ik zeggen. De hele functie opheffen lijkt me beter.
Over de stemcomputer is heel wat te doen geweest. In de VS hebben we kunnen zien wat computers niet kunnen en wat handmatig wel kan. Wij houden vast aan het rode potlood. Beter iets langzamer en secuur, dan snel en met honderden fouten.
Het onderzoek naar Schiphol, daar is de SP niet vóór. Wij hopen overigens dat niemand dat is, want dat betekent dat er 77.000 euro in de gemeentekas kan blijven.
En tot slot het callcenter. Wij vinden het er nog niet de tijd voor. Dat betekent incidenteel 4,5 miljoen euro extra bewegingsruimte.
Samengevat betekent dat dus zo’n 10 miljoen euro incidenteel en zo’n 2 miljoen euro structureel. Dat moet voldoende zijn om onze voorstellen te kunnen betalen.
Mijnheer de Voorzitter, ik ben begonnen met de gebeurtenissen rond de moord op Theo van Gogh. Ik heb daar gerefereerd aan de rol van de media en de roep om harde maatregelen. Wat verwachten wij nu van het College? Om te beginnen dat het zich de kop niet gek laat maken. We moeten op het gebied van veiligheid eerst maar eens goed doorlichten wat er tot nu toe gedaan werd, en of dat succesvol was. Pas dan is het mogelijk om te beslissen wat voor maatregelen er misschien nog genomen moeten worden. Zomaar overgaan tot straatverboden, samenscholingsverboden, ideeeënpolitie, uitbreiding cameratoezicht, en noem de hele handel maar op die zo onlangs de revue is gepasseerd, daar zijn wij tegen. Hier geldt niet het argument van pragmatisme, van: “Ach, als het nu werkt?” Pragmatisme is veel te mager om te tornen aan de kwetsbare rechtsstaat. Duitsland heeft terugkijkend op de problematiek rond de Bader-Meinhofgroep ingezien dat er al te snel veel te veel wordt gedaan. In Duitsland heeft men daar spijt van, en laten wij er vooral van leren.
Volgens de mid-term review is 80% van het programakkoord gerealiseerd. Zelfgenoegzaamheid was u niet vreemd in dat glimmende boekje. Maar dat waren wel de laaghangende appels aan de boom. Nu komt dus het moeilijkste deel, en het is van tweeën een: of je laat het bij die zelfgenoegzaamheid, of je gaat aan de slag. Voor een sociale, geïntegreerde stad, waar tweedeling, ondanks dit malle kabinet, wordt bestreden. Dank u wel.
 
 
De VOORZITTER : Ik dank u wel, mevrouw Alberts. Dan is nu het woord aan mevrouw Bruines.
 
Mevr. BRUINES: Dank u wel.
Mijnheer de Voorzitter. Vorig jaar constateerde ik in de Algemene Beschouwingen van de D66-fractie dat het leven voor iedereen verwarrender is geworden. De zekerheden van vroeger bestaan niet meer, de wereldproblematiek dringt zich op in het dagelijks leven, de Midden-Oostenproblematiek wordt hier op straat uitgevochten.
Deze constatering van vorig jaar is nu actueler dan ooit. De verschikkelijke moord op Theo van Gogh en de informatiestroom die ons de afgelopen weken daarover bereikt heeft laten ons zien dat de tentakels van het fundamentalistisch terrorisme tot in alle hoeken en gaten reiken en ook onze samenleving raken. Naast die terroristische daad is er in het geval van Mohammed B. wellicht zelfs ook sprake van een groot persoonlijk drama, en ik zeg dat zonder het vergoelijkend te bedoelen. Maar wat ligt eraan ten grondslag dat een op het eerste gezicht goed geïntegreerde en maatschappelijk betrokken jongere uiteindelijk een dergelijke afschuwelijke keuze maakt? En het lijkt geen geval op zichzelf; er wordt gespoken over veel meer personen die worden gebracht tot radicalisering. Er is ook in onze samenleving een voedingsbodem voor. En hier een antwoord op te geven vergt een uitgebreide en zorgvuldige analyse, ook ten aanzien van de in te zetten instrumenten en het beleid om dit tegen te gaan en om dit te voorkomen. Het College heeft ons begin deze week per brief laten weten wat er zou mogen en kunnen gebeuren. We spreken daarover verder in de commissie Algemene zaken en wij kiezen ervoor op dit moment geen motie met verdere concrete adviezen en voorstellen in te dienen.
Naast de aanpak van dat terrorisme met het internationale aspect is het van belang om die wortel tot terreur zoals die zich in onze stad bevindt, weg te krijgen. Haarden moeten worden aangepakt. Het beleid moet gericht zijn op het verminderen van de angst en onzekerheid die bij iedereen leven. En dat betekent: absolute helderheid over normen en wetten die in dit land gelden. Die gelden voor iedereen, iedereen moet zich daaraan houden, en ze moeten door de overheid worden gehandhaafd. D66 vindt dat we ervoor moeten waken om niet te vervallen in groepsdenken. Een gesprek met imams betekent niet dat de hele moslimgemeenschap bereikt wordt. Spreek met iedereen.
Mijnheer de Voorzitter, integratie en inburgering zijn woorden waar we inmiddels allemaal aan gewend zijn, maar die ook steeds maar ter discussie staan. Wat bedoelen we daar nou precies mee en wat betekent dat nu? Dat blijft deels onduidelijk. Wat D66 betreft is het beleid er vooral op gericht om kansen te geven. Geef ook meer aandacht aan rolmodellen, aan voorlopers, aan goede voorbeelden, en zorg ervoor dat deze ook niet vastlopen in hun carrière vanwege discriminatie op de arbeidsmarkt.
Mijnheer de Voorzitter, in alle gevallen, ook als Van Gogh niet vermoord was, is het van het grootste belang dat elk mens zich in deze stad kan ontwikkelen en het beste uit zichzelf kan halen. Goed onderwijs is en blijft daarin het allerbelangrijkst. Opheffen van taalachterstanden, ruimte om eigen talent te ontwikkelen, leren keuzes te maken en in vrijheid te kunnen denken, en daarmee ook leren verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Wij blijven pleiten voor kleinere scholen, met aandacht voor onze democratische rechtsstaat en alles wat dat met zich meebrengt in het onderwijs. Dat is belangrijk, niet alleen voor allochtonen maar zeker ook voor de autochtone Nederlandse bevolking. Het streven is om van de tolerantie waar we in Amsterdam zo trots op zijn en die lijkt te verworden tot een soort onverschilligheid, weer de échte tolerantie te maken.
Mijnheer de Voorzitter, de gemeente Amsterdam en haar stadsbestuur dienen een grote ambitie voor de toekomst te hebben. D66 vindt het jammer dat in de begrotingsteksten steeds wordt gesproken over het bijstellen van ambities. Onze ambitie is het dat Amsterdam erin slaagt om de werkgelegenheid in de toekomst in de vaste sectoren kennis, creativiteit en dienstverlening te laten groeien. In een stad die leeft en waar mensen uit binnen- en buitenland langere of kortere tijd wonen, werken en leven. Een stad met kwaliteit. Dat houdt in: op het gebied van wonen, een woningmarkt die niet meer op slot zit. Van recreëren: open ruimte en sportfaciliteiten binnen handbereik. Kwaliteit in het uitgaansleven. Maar ook op het gebied van leren: goed basis- en hoger onderwijs. Van persoonlijke ontwikkeling. Goede en bereikbare voorzieningen, toegespitst op wat een dynamische bevolking wenst en nodig heeft. En Amsterdam moet een stad zijn met een uitgesproken kwaliteit op het gebied van kunst, cultuur, kennis en wetenschap. Een stad, kortom, waar je iets kunt vinden wat je elders niet kunt vinden. D66 vindt het een publieke taak om te zorgen, dat deze ambitie waargemaakt wordt, want ondanks die grote zorgen -en die vergen, terecht, op dit moment ook de meeste aandacht- is Amsterdam een fantastische stad, en we zullen de komende jaren op dit gebied nog een aantal flinke slagen moeten maken.
Mijnheer de Voorzitter, u herkent wellicht in datgene wat ik het laatst zei onze bijdrage in het debat over de creatieve kennisstad. Een debat dat voor ons in die zin een slechte uitkomst had, dat deze Raad niet bereid was de uitspraak te doen dat het concept “creatieve kennistad” uitgangspunt voor beleid zou moeten zijn. Ondertussen zien we meer en meer om ons heen de bevestiging van het belang om wel die keuze te maken. Ik noem het rapport van TNO (de gemeente was medeopdrachtgever), de conferentie van O+S, de uitgebreide bijdrage in Het Financieele Dagblad onlangs, maar ook, en daar zijn wij heel blij mee, een keur aan gemeentelijke nota’s en uitingen, of het nu city marketing , Hermez, of het onlangs uitgebreide concept-Socialestructuurplan is; een voortreffelijk staaltje werk.
Hoe moeten we dat nu met elkaar rijmen? En dat vraag ik in het bijzonder aan de leden van de in onderzoek zijnde linkse coalitie. (Hoewel ik net van de heer Van Poelgeest hoorde dat dat mischien toch weer anders lag, maar dat horen we wel.) Ik bedoel in elk geval degenen die vonden dat het niet verstandig was die uitspraak te doen. In de bijdragen in het publieke debat over de creatieve kennisstad horen we vaak dat de Nederlandse wetgeving op het gebied van arbeids- en ontslagrecht voor veel bedrijven en ondernemers een belemmering vormt om echt in de stad te willen investeren. Ik zou graag van het College weten hoe men hiertegen aankijkt. Want als dat zo is, wordt ook aan veel mensen in deze stad een interessante baan onthouden. Maar laten we wel wezen, het moet voordeel zijn om iets te veranderen voor beide partijen, en niet voor de een interessanter zijn dan voor de ander.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil iets zeggen over dienstverlening en service. Wat mijn fractie betreft is de verbetering van de gemeentelijke dienst- en serviceverlening een zeer belangrijk punt. We zijn nog niet waar we wezen moeten, en mijn fractie maakt zich zorgen over het bestaande wantrouwen in de gemeentelijke overheid bij mensen in de stad. En dat hangt samen met het gevoel bij mensen dat wij, de gemeente, de overheid, niet altijd doen waarvoor we zijn aangesteld. Ergernis over verschillen in regelgeving, termijnen et cetera, zowel bij de centrale stad als de stadsdelen, is groot. Vergunningverstrekking duurt soms nog veel te lang. Bedrijven klagen nog steeds over gemeentelijke bureaucratie en regeltjes. Op dit punt vinden wij dat iedereen in deze stad van alle stadsdelen en de centrale stad eenzelfde serviceniveau en eenduidigheid moet kunnen verwachten, evenals een dienstverlenende houding. Het uitgangspunt moet zijn: wat kunnen wij zo snel mogelijk voor u doen? En niet: wat kan er niet? Het in de begroting voorgestelde contact center moet er wat ons betreft dus wel komen. Maar wel als zeker is dat de stadsdelen meedoen. Daartoe zou ik graag een motie willen indienen.
(De heer VAN DER BURG : Betekent dat dat u feitelijk een vetorecht wilt neerleggen bij de stadsdelen? Want u zegt: “Het moet er alleen komen als alle stadsdelen meedoen.” Maar: óf u verplicht de stadsdelen, óf een van die dertien, veertien stadsdelen kan het geheel in uw ogen dus tegenhouden.)
Waar het ons om gaat is dat elke burger in deze stad, of hij in Noord, in Zuid-Oost of in het centrum woont, hetzelfde recht heeft op dienstverlening en dezelfde service heeft. En wij zien het niet gebeuren dat we voor een hoop geld een centrum oprichten terwijl er mensen in stadsdelen zijn die daar niet op die manier gebruik van kunnen maken. Het lijkt ons niet zinvol. Dat is de bedoeling achter die motie.
(De heer VAN DER BURG : Ik snap de bedoeling achter de motie, maar toch blijft de vraag staan. Het is van tweeën een: óf het wordt alle stadsdelen verplicht, óf u zegt: we doen het pas als alle veertien stadsdelen de Gemeenteraad van Amsterdam toestemming geven om dit op te starten. En welke lijn kiest u dan?)
Dat laatste, en ik zou dus vanaf deze plek dan ook alle stadsdelen willen oproepen: (A) u bent gek als u niet meedoet, en (B) schrijf dat dan snel op, zodat we dan aan de slag kunnen.
(De heer MARRES : Steunt u dan ook mijnheer Reuten, die het daar ook over had en die eigenlijk zei: “Dat plan moet meer geïntegreerd worden met het oorspronkelijke plan dat wij reeds hebben aangenomen in de Raad”? Dus dat de dienstverlening bij de stadsdelen ligt? We hebben in 2002 een plan aangenomen over dienstverlening vanuit de stadsdelen. Wilt u dat dit plan geïntegreerd wordt, of wilt u het echt alleen maar op díe manier?)
Ik ken de concrete uitwerking van dit plan nog niet, maar het is op burgers gericht, backoffice, dat zijn stadsdelen, dat is organisatie. Het is op burgers gericht, en ik wil dat elke burger in deze stad hetzelfde niveau van dienstverlening heeft, en dat betekent volgens ons dat alle stadsdelen er ook aan mee moeten doen. Als dat niet zo is, hoor ik het graag van dit College. Maar dat is hoe wij erover denken.
Mijnheer de Voorzitter. Nu ja, uiteindelijk zeg ik daarmee dat centralisatie op het gebied van dienstverlening en vergunningverlening een bijbehorend beleid is, en als het niet anders kan voor D66 niet onbespreekbaar is. Zoals we dat ook nu doen op het gebied van de hoofdnetten.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Dat klinkt me als muziek in de oren.)
Mijnheer de Voorzitter, het zou u verbazen als wij geen woord zouden wijden aan kunst en cultuur. In de financiële paragraaf in de begroting spreekt het College erover dat verminderde financiële ruimte voor veel beleidsonderdelen te duiden is als “minder meer”, kortom, er is de afgelopen jaren heel veel bijgekomen, en nu gaat er wat van af: dat moet zo kunnen. Dat moge in het algemeen zo zijn, maar dat is bij de kunst- en cultuurbegroting, als we spreken over de beschikbare structurele ruimte ten behoeve van exploitatieprogrammering, wel anders. In de vorige kunstenplanperiode is mede door grote inspanningen van PvdA en VVD deze structurele ruimte wel met 600.000 gulden toegenomen. Dit College, met deze wethouder voorop, is er bijna trots op dat het nu met 4 miljoen euro minder moet kunnen. En dat kan niet. Ettelijke gewaardeerde instellingen en gezelschappen in deze stad zullen de komende jaren afbouwen of geheel ophouden te bestaan. En voor het terechte speerpunt kunsteducatie is structureel 1 miljoen euro minder beschikbaar, en daar kan wat ons betreft geen aandeelhouderschap tegenop. Hoe kan een College met droge ogen nationaal en internationaal het hoge culturele niveau van deze stad prijzen, de enorme inspanningen van het Amsterdamse kunstleven gebruiken voor de eigen city marketing, als er geen boter bij de vis wordt geleverd? Het had deze coalitie gesierd om in navolging van de landelijke coalitiepartners, en inmiddels ook de PvdA, een serieuze poging te doen enige herstelwerkzaamheden te verrichten. U heeft nog even tijd.
Ik zou u willen verzoeken om het woord nu aan de heer Yurdakul te geven voor financiële opmerkingen.
(De VOORZITTER : Eerst de heer Van der Burg.)
(De heer VAN DER BURG : Mevrouw Bruines, dat u ervoor pleit om extra gelden te geven aan de kunst is in ieder geval consequent, maar wat ik nu jammer vind is dat u hier iets essentieels weglaat wat u in commissie Zorg en welzijn wel aan de orde stelde, namelijk dat u die miljoen extra wilt halen bij de gehandicapten en ouderen in deze stad. Dat is wat ik u in de commissie Zorg heb horen zeggen: de prioriteiten van ouderen en gehandicapten schrappen ten behoeve van dit verhaal. En dat miste ik hier.)
Ik heb die vraag gesteld omdat we de hele begroting hebben doorgeplooid, op de vraag wat nu dingen zijn waarvan je je moet afvragen: ligt daar nou direct een taak van de overheid, of is dat iets wat eigenlijk op een andere plek in de stad bij derden thuishoort? Wij waren het al met zijn allen eens, ook uw fractie, dat die voorzieningen in openbare gebouwen voor gehandicapten en die toegankelijkheid eigenlijk moeten liggen op de plek waar ze horen. Want dat soort dingen hoort gewoon in de normale bouwvoorschriften meegenomen te zijn en gebruikers horen dat door te voeren. We hebben er toen voor gekozen dat het misschien toch prettig was daar nog tijdelijk een potje voor te houden en dat te betalen. Het enige wat ik vraag, is of het nu op dit moment mogelijk is om dat alvast eerder af te bouwen dan we voorzien hadden. De wethouder heeft me uitgelegd dat dat onverantwoord is op dit moment, dus daarom zal D66 dat ook niet als dekking gebruiken.
 
 
De VOORZITTER : Dank u wel. Mijnheer Yurdakul.
 
De heer ZAFER  YURDAKUL: Dank u wel.
Mijnheer de Voorzitter. Amsterdam is voor D66 een stad van grote rijkdom. Amsterdam is rijk aan hoogwaardige kennisinstituten, Amsterdam is rijk aan grote stukken grond, die tegen een goede prijs in erfpacht zijn uitgegeven. Amsterdam is rijk aan cultuur, rijk aan vele internationale bedrijven en toeristen. Een stad die zo rijk is past het niet om somber te zijn en negatief te doen. Het past Amsterdam ook niet om met geld te strooien. Zeker niet als het financieel niet meezit en er sprake is van een financiële tegenwind.
Uit de begroting van 2005 blijkt dat er 5 miljard 176 miljoen euro zal worden uitgegeven. Vorig jaar was dit bedrag een fractie hoger, namelijk 44 miljoen. Met andere woorden, we hebben in het jaar 2005 44 miljoen euro minder uit te geven voor het gemeentelijk beleid. We zijn er niet van overtuigd dat er in 2005 uiteindelijk minder geld beschikbaar zou zijn voor gemeentelijk beleid. We noemen ook nog geldstromen die kunnen worden gebruikt voor nieuw beleid dan wel voor het compenseren van bezuinigingen en/of ombuigingen.
Het Rijk betaalt 2,1 miljoen euro voor armoedebeleid. Het College betrekt van dit bedrag maar 1 miljoen euro bij de begroting en houdt 1,1 miljoen euro aan armoedegeld nog in de zak.
De 8 miljoen euro uit het gemeentefonds als gevolg van verhoging van accres voor 2004 is een incidenteel bedrag, dat ligt er nog.
Verder 22 miljoen euro vrijvalreservering, declaratierisico’s, ESF-gelden voor de Megabanenmarkt.
Dan 7 miljoen euro voordeel voor het aanbesteden van de Openbare Bibliotheek Amsterdam.
Het College heeft al een bezuiniging ingeboekt van 10 miljoen voor GOA-middelen (Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid), terwijl op deze middelen in het geheel niet is bezuinigd door het Rijk.
Er is een reservering van 1,2 miljoen euro voor de kosten van het jubileumfeest van koningin Beatrix. Daar is inmiddels iets van afgegaan. Er wordt voorgesteld een en ander te declareren bij het Rijk. Dus ook dat komt vrij. En van deze 1,2 miljoen euro zou je ook nog meer af kunnen halen.
Dan iets over OZB, over het al dan niet verhogen van tarieven. Wat ons betreft moet daarover gesproken worden. Je zou onderwerpen niet categorisch terzijde moeten schuiven. Maar de eventuele besteding van die gelden, als de Raad daarmee instemt, moet wel ergens op slaan, en het moet niet zo zijn dat we Amsterdam gaan belasten voor franjes, zogezegd.
Alles overziend denken wij dat de rekenresultaten 2004 niet echt negatief zullen gaan uitpakken. Waarom denken wij dat deze budgetten kunnen worden betrokken bij de begroting van 2005, ook al past het niet in de begrotingssystematiek die wij als gemeente Amsterdam liever willen hanteren? Het College doet dat ook, dat betrekt eventuele meevallers uit het lopende begrotingsjaar bij de begroting van 2005. De benodigde reservering van 8,8 miljoen euro voor klantmanagement wordt nu betrokken bij de begroting 2005, terwijl het begrotingsjaar nog niet is voltooid. Verder zien we ook dat men dat doet als het gaat om vrijval gemeentelijke bijdrage Grotestedenbeleid-2, voor een bedrag van 11,3 miljoen euro.
(Wethouder HUFFNAGEL : Mag ik daar meteen een misverstand uit de wereld helpen? Ik weet niet of u daar verder het vervolg van uw betoog op hebt gebouwd, maar je neemt de bedragen mee zoals je ze weet op het moment dat je de begrotingsvoorstellen opstelt. Dus het is niet gezegd dat je helemaal geen meevaller in dit jaar mag meenemen. Als je die nu al weet op het moment dat je de begroting opstelt, dan doe je dat wel. Daarna sluit je de boeken, en meevallers en tegenvallers daarna laat je dan voor volgend jaar.)
In ieder geval maakt hij zelf een selectie wat hij wel en niet meeneemt.
(Wethouder HUFFNAGEL : Nee, nee, mijnheer de Voorzitter, hier protesteer ik tegen, dat doe ik dus niet. We hebben een ordentelijk financieel beleid, dat hebben we als Raad en College met elkaar afgesproken, dus ik laat ons als College niet zeggen dat we daar willekeurig een keuze maken. Dat is echt gewoon niet waar.)
Maar als u dat wilt volhouden, wil ik toch wel van u horen wat u denkt over klantmanagement en die 8,8 miljoen euro die nu wordt betrokken bij de begroting van 2005.
(Wethouder HUFFNAGEL : Dat probeer ik u net uit te leggen, dat was dus al bekend bij het opstellen van de begroting. Als je die begroting op een gegeven moment hebt opgesteld, dan sluit je verder de boeken, en meevallers en tegenvallers die er dan nog komen, tel je niet meer mee. Anders wordt het namelijk een chaos.)
Mijn betoog is dat u zelf een opvatting daarover heeft, en wij hebben daar ook een opvatting over; we denken dat je dus ook een aantal andere dingen mee kunt nemen.
(De heer VAN DER BURG : Maar mijnheer Yurdakul... Mijnheer de Voorzitter!)
(De VOORZITTER : Het lijkt me niet zinvol om nog een keer te wisselen. Wat dat betreft geef ik nog één keer hier de heer Van der Burg het woord, en daarna gaat het over feiten of opvattingen; nou, dat zij dan verder zo. Mijnheer Van der Burg, u krijgt één keer de gelegenheid.)
(De heer VAN DER BURG : Ja, en dat gaat dan wel over dit punt. Ik heb toch het College duidelijk horen zeggen dat het niets te maken heeft met keuze, maar met het weten van gegevens. Daar kun je toch geen verschil van beleid op hebben? Dus ik snap niet waar u nu afwijkt van het College, of moet het rekening houden met zaken die het niet kan weten?)
Nee, dat zeg ik ook helemaal niet, dus wat mij betreft: als de wethouder inderdaad kan aantonen dat op alle fronten op die manier is gehandeld, prima, en ik weet wel dat we bijvoorbeeld bij ESF-declaratierisico’s waar een bedrag voor wordt gereserveerd, van Europa wisten dat we dat geld nu wel zouden krijgen. Dus dat zou dan ook vrij kunnen vallen, en dat heeft dit College niet gedaan. Het een wel, het ander niet.
(De VOORZITTER : Mijnheer Van Dijk, mijnheer Van der Meer mag nou even. Op dit punt, mijnheer Van der Meer? Dank u wel.)
(De heer VAN DER MEER : Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik begrijp uw stellingname wel een beetje, maar u legt het volgens mij enigszins verkeerd uit. Het punt is dat het College bij de juni- en septembercirculaire, waar u ook op doelde, enigszins een uitspraak heeft gedaan voor een extra reservering van gelden bij dat accres van 8 miljoen euro waar u het over heeft, dat uiteindelijk dus nu over is en volgens het College in de jaarrekening 2004 moet gaan vallen; dat bedrag is op basis van een verwachting gereserveerd. Dat was eerst 20 miljoen euro en is bijgesteld naar 25 miljoen euro. Het punt is dat je kunt stellen dat je niet op basis van een verwachting een begroting moet opstellen, maar op basis van feitelijke cijfers, reden waarom wij dan ook een motie hebben van 5 miljoen euro, omdat we uitgaan van de junicirculaire. Dat is alleen het punt waar het hier om gaat, en wat u doet is: u sluist op basis van nieuwe gegevens, die in de septembercirculaire naar boven zijn gekomen, 8 miljoen euro door naar deze begroting in plaats van naar de jaarrekening. En daar zit denk ik het verschil op dit moment, ook met de wethouder, over de vraag of je keuzes maakt of niet.)
Als u het goed vindt, zou ik willen verdergaan.
De gure rechtse wind uit Den Haag, zoals de PvdA dat noemt, zorgt voor schrikeffecten in Amsterdam. In sommige gevallen terecht, en D66 heeft dan ook initiatieven genomen om dat bij te buigen. De instandhouding van GOA-gelden is een direct resultaat hiervan. De gemeente moet echter ook goed naar zichzelf kijken als het gaat over rijksmiddelen. Het terugstorten van meer dan 8 miljoen euro aan middelen voor GOA, Voorschool en OAT is puur verlies.
Nu even iets over de subsidies. Vele gesubsidieerde organisaties zijn een speelbal geworden van dit College. De ene keer komt men met een lijstje “te bezuinigen”, vervolgens komen de coalitiepartijen met moties om dat te herstellen, en dat getuigt niet van consistent beleid.
Reserves en voorzieningen. Een motie van D66 in 2002 om een overzicht hiervan te geven is unaniem aangenomen. De toelichting in de begroting is al sterk verbeterd, maar er blijft veel onduidelijk. De vrijval aan voorzieningen en renterisico’s begin dit jaar voor de dekking van de tekorten bij de Noord-Zuidlijn was een voorbeeld hiervan. Opeens konden deze en andere reserveringen vrijvallen zonder dat de Raad daar inzicht in had. Laten we hopen dat in Amsterdam geen actie van de Raad nodig is zoals in Almere. Hier hebben de raadsleden de boel nog eens tegen het licht gehouden en nagekeken, en toen bleek dat er wel 32 miljoen euro aan reserveringen en voorzieningen kon vrijvallen. Binnen een half jaar verloor Amsterdam 36 miljoen euro als gevolg van rekensystematiek Wet werk en bijstand. Dat geeft aan hoe groot de risico’s en kansen kunnen zijn omtrent de betreffende wet. D66 wijst er graag nog eens op dat de behaalde winsten opnieuw moeten worden geïnvesteerd voor het naar werk toe leiden van mensen. De gemeente moet bezuinigen en het zijn sombere tijden. De Pavlovreactie is dan: bezuinigen of ombuigen. Het is echter ook een reden om de eigen organisatie en de bedrijfsvoering nog eens goed te bekijken. En waar nodig ook te verbeteren. Keer op keer heeft de rekencommissie hierop gewezen. Een slechte bedrijfsvoering leidt tot verspilling van geld. Geld dat we hard nodig hebben voor bedrijvigheid in de stad, verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, verdere diversificatie van woningaaanbod, voor het ontspannen in de stad middels kunst en cultuur. Financiële missers zoals Overtoom, Shellterein, Noord-Zuidlijn en de Combino kunnen wij niet dulden. Daarom willen wij dat alle diensten en bedrijven van de gemeente hun bedrijfsvoering op orde krijgen.
Dank u wel.
(De heer REUTEN : Mijnheer de Voorzitter, mag ik aan het einde van de bijdrage van de heer Yurdakul nog even om opheldering vragen, want hij doet een heel straffe beschuldiging dat de coalitiepartijen met lijstjes strooien om subsidies in te trekken en dan weer terug te ploegen. Dat is dus gewoon niet het geval, en ik wil even weten waar hij nu aan refereert, want er is geen sprake van lijstjes. Wij hebben bij de Voorjaarsnota een aantal subsidies uit de inventarisatie van het College gedaan en doen dat nu weer voor 2006. Daar is niks mistigs aan, dat is heel helder.)
Ik breng in herinnering dat de coalitiepartijen hier middels een motie hebben vastgesteld dat er moest worden bezuinigd op de subsidies. Daarmee is het College aan het werk gegaan, en dat komt terecht bij te bezuinigen organisaties. En wat gebeurt er: vervolgens krijg je een discussie in de Raad, en u zegt op grond van de voorstellen: “Dit mag wel, dit mag niet.” Dat is uw recht, moet ik er wel meteen bij zeggen, maar dat was onze inzet niet; wat ons betreft had dat niet gehoeven, want het gaat niet om groot geld, het is maar een heel klein beetje geld dat in de stad voor goede dingen wordt uitgegeven.
(De heer REUTEN : U voelt zich niet verantwoordelijk voor het realiseren van die ombuiging, daar kan ik me nog iets bij voorstellen; wij wel en we proberen zo goed mogelijk een keuze te maken. Ik nodig u van harte uit om mee te praten over de keuzes die wij maken.)
Wat mij betreft niet, want dat zijn uw keuzes.
 (De heer REUTEN: Jaja, dat is makkelijk.)
 
 
De VOORZITTER : Het is 17.00, ik schors de vergadering tot 19.30 uur. Daarna krijgen we Leefbaar Amsterdam en Amsterdam Anders/De Groenen, dan zal het College antwoorden. Ik schors de vergadering tot 19.30 uur.
 
De vergadering wordt tot 19.30 uur geschorst.


\