OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG EN DONDERDAG 24 EN 25 NOVEMBER 2004.
Aanwezig
: de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de
heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer J.L. Bakker (SP), de
heer Brinkman (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr.
Buurma-Haitsma (VVD), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), de
heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer
Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Haffmans (Amsterdam Anders/De
Groenen), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), de heer Klerks (PvdA), de
heer Manuel (D66), de heer Marres (PvdA), de heer Van der Meer (GroenLinks),
mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer
Olmer (CDA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel 99),
de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer Van Poelgeest
(GroenLinks), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini
(GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), de
heer Van Straaten (VVD), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw
(VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66), de heer Zati
Yurdakul (PvdA) en de heer Zwart (GroenLinks). Afwezig
: geen der leden. Aanwezig
: de wethouders de heer Aboutaleb (PvdA), mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der
Horst (VVD), de heer Huffnagel (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Stadig
(PvdA). Afwezig: geen der wethouders.
Middagzitting op woensdag 24 november 2004.
Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester
, alsmede het raadslid mevr. Codrington, plaatsvervangend voorzitter.
Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
Verslaglegging
: de heer E.R. Wierda (Notuleerservice Nederland). De
VOORZITTER
: Hierbij open ik de vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam. Ik verzoek
u allen uw plaats in te nemen.
.......................................................................
...................................................................
................................................................
18°
Adres van E. Bos e.a. van 23 oktober 2004 inzake de aanleg van de
Noord-Zuidlijn door de Ferdinand Bolstraat.
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de behandeling van de voordracht van
het College van Burgemeester en Wethouders, nr. 628 van 2004, punt 18 van de
agenda.
....................................................................................
...........................................................................................
............................................................................................
.......................................................................................
...................................................................
18
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 2004
inzake leefbaarheidsmaatregelen rond de bouwlocaties van de Noord-Zuidlijn
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 628).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 628 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
......................................................................................
.........................................................................................
...................................................................................
..........................................................................................
.......................................................................
6
Algemene en Financiële Beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2005.
Hierbij worden betrokken: -
Adres van D. Terpstra, voorzitter van de vakcentrale CNV, van 27 januari 2004
inzake de stijging van de gemeentelijke lasten in 2005; -
Adres van de stadsdeelraad Westerpark van 30 september 2004 ten geleide van de
door hem op 28 september 2004 aangenomen motie, houdende verzoek aan de
Gemeenteraad, de voorgenomen bezuinigingen die opheffing van het Distelwegveer
tot gevolg zullen hebben, te schrappen. De VOORZITTER
: Dan gaan wij nu beginnen met de Algemene Beschouwingen. Ik geef het woord aan
de heer Asscher. De heer ASSCHER
: Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Ik hoop dat u na mij het woord wilt geven
aan de heer Reuten. We wachten het even af.
Mijnheer de Voorzitter. Drie weken terug werd filmer Theo van Gogh vermoord.
Een schok ging door de stad. We waren onvoorbereid op zo een soort moord. We
waren niet voorbereid op terrorisme in een Amsterdamse straat. Tot die moord
kende onze stad een bepaald soort onbezorgdheid. Die was typerend voor
Amsterdam. Ik voelde die ook en koesterde die. Maar was onbezorgd
niet ook naïef? Was onbezorgd niet ook vaak
slordig en onverschillig? Hoe ziet de samenleving van 2004 er nu
werkelijk uit? Volgens een recent rapport geven veel burgers de samenleving, de
maatschappij een onvoldoende. Tegelijk heeft 90% van de bevolking wel
vertrouwen in de eigen toekomst. Maar het vertrouwen in de overheid is
dramatisch laag, en het gevoel overheerst dat de politiek niet
reageert op de wensen van mensen. We zijn blijkbaar bang en gelukkig tegelijk:
de schizofrene samenleving van 2004. En wij moeten als politici in zo een
periode juist iets extras te bieden hebben om vertrouwen terug te winnen
en om iedereen bij de stad en bij de samenleving te betrekken. Laten we vandaag
de stad eens bekijken als door het oog van de camera, in de hoop richting te
vinden, in de hoop te zien, wat voor wijzigingen in de regie dan nodig zijn.
In Duitsland wordt op dit moment gewerkt aan een uitvergroting van het Big
Brother-concept. Er wordt een stad nagebouwd die zal worden bewoond door
zon tweeduizend werklozen. Overal zijn cameras opgehangen en het
moet en het zal spectaculaire televisie gaan opleveren. Dit alles naar een idee
van Endemol uiteraard. Dankzij de mooie, ja bijna briljante film The Truman
Show uit 1998 weten we al bijna hoe zo een wereld eruit ziet. Truman Burbank,
in die film gespeeld door Jim Carrey, komt erachter dat zijn leven in
werkelijkheid een realityshow is, met slimme product placement
-reclame voor koffie. In die film is er een vriendelijk groetende buurman, die
iedere morgen Goedemorgen, Truman zegt. In die film wordt reclame
verstopt bij alles wat Truman doet. Kijk eens, Truman, dit mes kan
schillen, snijden en hakken tegelijk! En tot zijn ontzetting komt Truman
er tijdens het verhaal achter dat het allemaal nep is, dat er regie is, dat het
kunstmatig is.
En stelt u zich nu eens voor dat wij allemaal een rol spelen in een nog
extremere reality soap
. Dat we allemaal uitgekozen zijn om hier een rol te spelen. Dat Amsterdam als
serie iedere avond een miljoenenpubliek trekt onder de noemer
Soap City
. Plotseling vallen de schellen je van de ogen. Natuurlijk is het wat al
te mooi dat een vrolijke flierefluiter als Frits Huffnagel in deze stad
wethouder is, voor Financiën. Jongens, dat gelooft niemand. Een
studentenleider als Maarten van Poelgeest is in deze serie uiteraard een links
raadslid. Jongens, wat een cliché. En dan zo een krijtstreepsocialist
als Asscher. Potsierlijk, overacting.
Kijkt u eens om zich heen en zoekt u de camera. Vraagt u zich wel eens af welke
rol u speelt? En of u die rol wel goed genoeg speelt? Wordt het misschien niet
tijd om weer eens een rondje mensen weg te stemmen? Sms dan A voor
Asscher, B voor Van der Burg, en C voor Cohen. Uitslag
volgt bij het begin van de avondraad.
Maar mijnheer de Voorzitter, het maakt natuurlijk wel heel veel uit welke rol
je krijgt toebedeeld in Soap City
. Het populairst zijn de rollen als stadsleider, opinion leaders
. Dat zijn mensen die permanent en overal meninkjes geven. Ze komen ook in de
serie zelf al heel veel cameras tegen. Het zijn meninkjes zonder
consequenties. Die mensen wonen in de betere wijken van het decor. De
allerbelangrijksten wonen zelfs in villas buiten de stad. Die komen per
dienstauto. En die stadsleiders krijgen allerlei extras, in de vorm van
liefde, in de vorm van aandacht, of beduidend minder regen. Veel minder
populair is de rol van Marokkaanse puber. Het is een veeleisende rol die ook
fysiek heel veel vraagt van de acteur, en die bovendien weinig perspectiefrijk
is.
Een rechtvaardige stad is een stad die de meeste kansen biedt aan iedereen,
voordat je weet welke rol je krijgt. Rawls noemt dat de veil of
ignorance, de sluier van onwetendheid. Hij pleit voor de opvatting dat de
samenleving zo is ingericht dat iedereen maximaal kan meedoen, zonder dat je
van tevoren weet welke rol je krijgt. En ik geloof dat het nuttig is om
Amsterdam soms eens te bekijken vanuit die sluier van onwetendheid. De stad is
lang niet rechtvaardig genoeg.
In het televisieseizoen van 2004 was er erg veel aandacht voor het thema
eigen verantwoordelijkheid, een kabinetsthema. Het mantra van de
eigen verantwoordelijkheid werd op de bevolking losgelaten om te kijken hoe men
zou reageren. Het lijkt een beetje op de bekende wrede onderzoekjes naar
stress bij muizen: met knipperlichten en gebrek aan voedsel worden muizen in de
war gebracht, permanent ontregeld, om uiteindelijk bang en agressief elkaar
maar aan te vallen. Om het spannender te maken laat onze Haagse overheid zelf
iedere verantwoordelijkheid uit de handen kletteren. Voorbeelden: u mag
voortaan zelf onderhandelen over uw ziektekostenpremie. Fijn hè? Eigen
verantwoordelijkheid! U mag voortaan zelf uw pensioen regelen. Fijn hè?
Eigen verantwoordelijkheid! U mag voortaan met de huisbaas onderhandelen over
de hoogte van de huur. Fijn hè? Eigen verantwoordelijkheid! Die laatste
variant is ook het spook van Dekker genoemd. Om ideologische
redenen wordt de huurmarkt fijn geliberaliseerd. Zodra een huurhuis vrijkomt,
wordt de huur enorm verhoogd, en daardoor zullen mensen straks niet meer
verhuizen. En in de jaren tot en met 2009 worden de huren van heel veel
Amsterdammers ieder jaar drastisch verhoogd. Hier jaagt de VVD de middenklasse
de stad uit. Hier is liberaal ásociaal. En toch: in de serie werkt het.
Ademloos zagen miljoenen televisiekijkers van over de hele wereld hoe de
Soap City
ers zich gedwee voor de gek lieten houden. En murw gebeukt tegen elkaar
mompelden: Eigen verantwoordelijkheid.
Maar waar is de eigen verantwoordelijkheid van de overheid? Waarom blijft ze zo
vaak in gebreke? Laat de cameras even inzoomen op Amsterdam. Wat te
denken van de ellende op de Overtoom? Schoolgebouwen die maar niet worden
opgeknapt? Of neem de Diamantbuurt. Een echtpaar wordt weggepest en de overheid
laat weten: Het is een nederlaag, wij kunnen niets doen. Het kan
toch niet waar zijn? Zo verneder je je eigen inwoners. Een fatsoenlijke
overheid beschermt die eigen inwoners.
Door de aanslag op Van Gogh en door de dreiging tegen Hirsi Ali, Wilders, Cohen
en Aboutaleb, leek Soap City
de afgelopen weken veranderd te zijn in een film noir
. Een sombere stad in de ban van dreiging en geweld. Internationale
voorpaginas over Amsterdam gingen niet over tulpen, niet over softdrugs,
maar over geweld, over angst en over terreur. Tolerantie blijkt een kwetsbaar
goed. Dat is door de terreurdaad spijkerhard aangetoond. En dat terwijl
verdraagzaamheid sinds de zestiende eeuw een van onze kenmerken is, een van
onze succesfactoren. Verdraagzaamheid was en is de kracht van de stad. Maar
integratie van mensen uit andere culturen blijft een enorme opgave. Het is
belangrijk een ideaal daarbij niet te verwarren met de werkelijkheid van iedere
dag. Het ideaal blijft de multiculturele samenleving op basis van respect en
gelijkwaardigheid. Maar de werkelijkheid is nog te vaak anders. Grote groepen
doen niet mee, mensen spreken niet met elkaar, begrijpen elkaar te weinig.
Moeten we dan ons ideaal maar opgeven? Nee. Maar uitsluiting dreigt en moet met
kracht bestreden worden. De scheiding
tussen kerk en staat -dus ook tussen moskee en staat-, moet duidelijk zijn.
Harde en duidelijke grenzen vormen een voorwaarde voor echte tolerantie. Je mag
geloven en denken wat je wilt, maar onverdraagzaamheid tegenover anderen, of
dat nu joden, Marokkanen, vrouwen of christenen zijn, wordt in Amsterdam niet
getolereerd.
Angst lijkt in opkomst in de stad. Angst voor terreur, angst voor de islam,
angst voor de toekomst en angst voor elkaar. De angst is ook: je durft niet
meer vrijuit te spreken. We raken het Nederland kwijt waar we zo trots op zijn.
Het is onze taak als politici om die angst niet alles te laten overheersen.
Maar we mogen hem niet bagatelliseren. De angst voor terrorisme is helaas
terecht gebleken. We moeten daar lessen uit trekken. We moeten ons zoveel
mogelijk beschermen, waakzamer zijn, alerter. Maar we zijn een open
samenleving, en dus zijn we altijd kwetsbaar. We moeten vooral zorgen dat er
weinig nieuwe potentiële rekruten komen. Voorkomen dat meer jongeren de
doodlopende weg kiezen, de weg van Mohammed B.
Als je nu de gevaren die Amsterdam bedreigen zou samenvatten, zeker na de
moord, dan is het toch dit: de stad loopt risico om uit elkaar te vallen. De
ongedeelde stad staat onder druk. Tegenstellingen tussen arm en rijk, tussen
allochtoon en autochtoon, tussen moslim en niet-moslim worden verscherpt. Daar
ligt de werkelijke opgave voor de politiek. Aan het einde van
The Truman Show
breekt Truman Burbank letterlijk uit het decor en ontsnapt hij aan de camera.
Hij is gekomen aan het einde van zijn eigen schijnwereld en zal ontsnappen in
de werkelijkheid. Ook voor ons is het tijd om de metafoor te verlaten. Maar we
moeten wel weten wat er op het spel staat en de lessen trekken uit
Soap City
. De stad moet veilig zijn, wil ze tolerant zijn. De stad moet werken, wil ze
sociaal zijn. En de stad moet van iedereen zijn, wil ze van jou of van mij
zijn. Het gaat om de ongedeelde stad. En het is, mijnheer de Voorzitter, als u
mij toestaat, toch onbeschrijflijk dat wij politici ons in deze tijd druk maken
over het graven van grachten terwijl er dit soort problemen spelen? Hoe kan
het dat we die urgentie niet voelen? Afgelopen donderdag wandelde ik met Hans
Luijten door Bos en Lommer. We liepen door de straat waar op 10 november
Mohamed Fahmi B. gearresteerd is. Dat is de vriend van Samir A. die voor hem
een tas met bomingrediënten bewaarde. (Hij ging een tuin aanleggen,
vandaar die kunstmest.) De grijze, beschotelde gevels en de wetenschap dat de
werkloosheid daar op zijn hoogst is, geven een onheilspellend gevoel. Zon
wandeling door de Kolenkitbuurt zegt ons meer over de urgentie van onze
politiek dan het mooie begrotingsboek dat vandaag voorligt. We moeten onze ogen
openen: de soap is afgelopen, en het is óf de oude wijken opknappen en
hoop geven, óf vrezen voor een verdeelde toekomst.
Mijnheer de Voorzitter, niet alles is somber, gelukkig niet. Natuurlijk niet.
Amsterdammers laten zich niet zomaar gek maken. We moeten vooral doorgaan op de
weg van emancipatie, van integratie. Via huisvesting, via werk, via onderwijs.
Er moet wel een schepje bovenop. Wat er concreet moet gebeuren? Een paar
onderwerpen noem ik. Ik heb er ook een motie over. (Mevr. VAN OUDENALLEN
: Als er niets gebeurd was, als er niet zon dreiging was als wat er nu
bij Van Gogh is gebeurd, zou u dan ditzelfde verhaal hebben gehouden?)
Voor een deel wel en voor een deel niet.
Wat moet er concreet gebeuren? Een paar zaken die ook voor een deel in de
notitie staan die we maandag van het College hebben gekregen. We moeten
daarover verder praten, maar ik geef toch een paar urgenties aan, een paar
prioriteiten.
We moeten meer kennis krijgen over extremisme. Er moet iets zijn als een loket
of een telefoonnummer, waar mensen die te maken krijgen met extremisme hun
verhaal kwijt kunnen, waar ze informatie krijgen over hoe je daarmee om moet
gaan. Er moeten verregaande afspraken komen met het bedrijfsleven over de
arbeidsparticipatie van allochtone jongeren. Het beleid tegen discriminatie,
met name in het uitgaansleven, moet strenger. In de hele stad moet snel en hard
worden opgetreden tegen beginnende normloosheid en tegen overlast. Op scholen
moet worden gesproken over verdraagzaamheid, over wat democatie betekent. Maar
belangrijker dan deze losse maatregelen is dat we duidelijk maken wie wij zijn
en wie zij zijn. Wij zijn alle Amsterdammers -of we nu goed of
slecht geïntegreerd zijn, of we Nederlands spreken of Arabisch, of we
moslim zijn of ongelovige-, die willen leven in een democratie. Wij horen bij
elkaar. En zij zijn diegenen die deze samenleving willen
vernietigen. John F. Kennedy zei in 1962:
We choose to go to the moon in this decade
, We gaan dit decennium nog naar de maan. Dat was een
formidabele en bijna krankzinnige ambitie. Maar onze maan is veel abstracter:
een ongedeelde, sociale, solidaire en welvarende stad. Maar we moeten er wel
naar toe. En we gáán daar ook naar toe. Díe ambitie is
minstens even groot. We moeten ons dus niet te veel laten verblinden door de
camera vlak voor onze neus, maar meer denken aan de camera die ergens boven in
het decor hangt. Niet of we vandaag scoren is maatstaf, maar of we als stad als
geheel slagen. Samen, als Amsterdammers, sociaal en succesvol. Het alternatief
is een verdeelde stad, en dan wordt soap vanzelf horror. Falen is geen optie,
want dit is Amsterdam. Dank u wel. (Mevr. BRUINES
: Mijnheer Asscher, mijn vraag slaat terug op iets wat u ongeveer halverwege uw
betoog zei. U had het over eigen verantwoordelijkheid. U heeft daar een aantal
voorbeelden genoemd waar ik verder inhoudelijk niet op inga, maar daar kan ik
me ook best wat bij voorstellen. Maar waar staat de PvdA-fractie als het gaat
om eigen verantwoordelijkheid? Want u zegt aan de andere kant: Iedereen
heeft een rol in de tolerantie bij het samenleven met elkaar. Hoe ziet u
daar dan eigen verantwoordelijkheid in?)
Eigen verantwoordelijkheid is cruciaal in een samenleving als de onze. Alleen
moet je wel eerlijk oversteken. Een overheid die onder het mom van eigen
verantwoordelijkheid in wezen verantwoordelijkheid laat vallen, en zegt:
Burger, zoek het maar uit, tegen een burger die vaak in een
ongelijke positie staat ten opzichte van die verzekeringsmaatschappij, die
huisbaas of die pensioenverzekeraar, daarvan vind ik dat ze de burger onrecht
aandoet, en dat ze hem wegstuurt met iets wat op zichzelf goed is (namelijk het
nemen van je eigen verantwoordelijkheid), maar in wezen die burger voor de gek
houdt. Daarom probeerde ik dat zo scherp aan te zetten. (De heer
H.H.G. BAKKER
: Mijnheer Asscher, in uw betoog zegt u: We moeten dit, we moeten
dat. Het behoeft geen betoog dat wij diverse malen, bijvoorbeeld in de
commissie Algemene zaken, en ook het verleden jaar tijdens de Algemene
Beschouwingen, gewaarschuwd hebben voor een verharding in de Amsterdamse
samenleving. Uw partij en ook andere partijen hebben deze problemen altijd
gebagatelliseerd. Ik denk, en dat heb ik u ook in het verleden gezegd, dat de
reacties op de moord van Van Gogh nooit zo erg waren geweest, ook niet in
Amsterdam, als er geen andere problemen speelden in de stadsdelen. U weet heel
goed waar het over gaat. U bent hier als partij jarenlang met twee banken
vertegenwoordigd; u had als partij uw verantwoordelijkheid moeten nemen en
moeten luisteren naar de Amsterdamse burger, toen die aangaf dat er problemen
in de wijk speelden. Waarom hebt u nooit iets aan de problemen in die wijken
gedaan, in plaats van hier nu een mooiweerverhaal af te steken?)
Mijnheer de Voorzitter, dit lijkt mij geen interruptie, maar de termijn van de
heer Bakker.
Om op die laatste vraag in te gaan: ik heb geprobeerd heel concreet te maken
waarom die stedelijke vernieuwing zo ontzettend belangrijk is. Het gaat erom
dat je stukje bij beetje die moeilijke wijken opknapt. Dat gaat met heel veel
pijn, het kost heel veel geld, maar het is wel het recept om onze wijken te
beschermen, om daar hoop te creëren, in plaats van de situatie langzaam te
laten afglijden. De VOORZITTER
: Dank u wel, dan is het woord nu aan de heer Reuten. De heer
REUTEN: Dank u, Voorzitter.
Mijnheer de voorzitter. Is het nog wel leuk om je met zon begroting
bezig te houden? Dat is mij de laatste weken een aantal keren gevraagd.
Er is toch nergens geld voor. Overal moet worden bezuinigd, werd er
nog aan toegevoegd, en de echte problemen kunnen jullie toch niet
oplossen. Natuurlijk is de situatie anders dan de afgelopen jaren, en dan
heb ik het over de financiën. Lodewijk Asscher is al ingegaan op de meest
recente veranderingen. We hadden de afgelopen jaren, zeker incidenteel, vrij
veel ruimte. Ik ben nogal geschrokken van wethouder Maij, die zich in een
programma van AT5 beklaagde over haar baan in deze financieel krappe tijden.
Dat vind ik jammer. In financieel moeilijke tijden verwachten we ook van het
College scherpe keuzes en collegialiteit, en dus heb ik voor alle leden van het
College de vraag of ze het ook niet meer zo leuk vinden om te besturen, nu er
minder geld is, en er zelfs stevig gekozen moet worden.
Door de bank genomen heeft het College het overigens lang niet slecht gedaan.
Er ligt een sluitende begroting op tafel, ondanks tegenvallers, die
voornamelijk worden veroorzaakt door draconische bezuinigingen uit Den Haag.
Maar wat moeten we, wethouder Huffnagel, met het artikel in De Volkskrant
waarin staat dat Amsterdam feitelijk een tekort van 88 miljoen euro heeft? Ik
neem aan dat u zich daar naar aanleiding van dat artikel ook in verdiept heeft,
en dat dus hopelijk ook in een of twee zinnen even kunt uitleggen.
Zonder meer positief vindt de PvdA-fractie het geld voor jeugd, in lijn met
onze bestedingsrichting Jeugd van de Voorjaarsnota. Ook het overeind houden van
armoedebeleid en stimulering van de bouwproductie, weliswaar voor een deel
gehonoreerd, stemt ons tevreden. En nu ik toch met complimenten bezig ben: de
wethouder Financiën wil vast, in de persoon van de directeur
Financiën, ook alle medewerkers van de dienst bedanken voor hun hulp bij
het doorgronden van de begroting en het maken van het boek.
Zelf, mijnheer de Voorzitter, vind ik het overigens nog steeds leuk. Maar het
is wel wennen, zeg ik er eerlijk bij, na al die jaren van veel geld eind
december bij de vaststelling van de begroting. Gelukkig is er dankzij de inzet
van de Gemeenteraad bij de Voorjaarsnota in 2005 onder andere wél extra
geld voor jeugd en onderwijs, en is er bijvoorbeeld wel geld voor de
toegankelijkheid van openbare gebouwen, mobiliteit voor
gehandicaptenopvangvoorzieningen, en veiligheid. (De heer H.H.G. BAKKER
: Mijnheer Reuten, u plaatst nu de aanval bij mevrouw Maij, en dat is een
vrouw, en als u een vrouw geen geld geeft zal ze zich ook niet zo prettig
voelen. Ik denk dat het een gegeven voor vrouwen is om geld uit te geven. Dus
ik denk dat u de verkeerde logica hanteert, want ik heb u nog niet gehoord over
mevrouw Belliot, en ik heb u nog niet gehoord over de heer Stadig. Ik vind wel
dat u de goede logica hier neer moet leggen. Want anders komt de bevolking er
dadelijk ook niet meer uit.)
Ik heb geen vraag gehoord en ik denk dat mevrouw Maij uitstekend in staat is om
zelf te reageren op allerlei opmerkingen. (De heer H.H.G. BAKKER
: Ze heeft het wel goed begrepen hoor, mijnheer Reuten.)
Ik ga verder met mijn betoog.
Maar niet alles is even elegant opgelost door het College. Het is vreemd
dat er vaak is gevraagd of we met de Voorjaarsnota de grootste klappen echt in
beeld hadden. Dat blijkt dan toch weer niet zo te zijn. Want laten we eerlijk
zijn, College, de begroting sluit, ondanks de tegenvallers, omdat u onder
andere voor 16 miljoen euro aan wensen van de Raad niet honoreert in de
begroting. Het is vreemd dat het College met budgettair neutrale bedragen,
zoals dat dan genoemd wordt, het niet uitvoeren van een aantal moties, en niet
de tegenvallers opvangt, maar de eigen opduikende prioriteiten invult.
Daarnaast moet er dan ook nog eens extra bezuinigd worden. Vreemd is ook dat de
mogelijkheden voor budgettair neutraal oplossen van financiële problemen
groter lijken dan in juli.
De Haagse bezuinigingen treffen Amsterdam hard en het lijstje is helaas
behoorlijk lang: tientallen miljoenen minder via het gemeentefonds, het
grotestedenbeleid, stedelijke vernieuwing ruim 60 miljoen euro, en zo kan ik
nog wel even doorgaan. De plannen met de huren van minister Dekker zijn
daarnaast de bijl aan de wortel van de ongedeelde stad, zoals de heer Asscher
al zei.
In Amsterdam vangen we een deel van de rijksbezuinigingen op. Maar de unaniem
door de Raad aanvaarde ISV (Investeringsbudget stedelijke vernieuwing) motie
-ook daarover heeft de heer Asscher dingen gezegd- wordt bijvoorbeeld terzijde
geschoven ten gunste van extra geld voor een mooi en groot (om de
wethouder te citeren) nieuw dierenasiel, ten gunste van bijvoorbeeld topsport,
city marketing
, een call center. Als daar ook allemaal niets van af kan, dan is wat de PvdA
betreft, gezien de budgettaire situatie van de gemeente (om maar weer het
College te citeren) een kleine extra verhoging van de OZB
(onroerendezaakbelasting) bespreekbaar. Wij denken bijvoorbeeld aan 0,5%. Graag
hoor ik van bijvoorbeeld de VVD-fractie, die daar in de commissie niet op in
is gegaan, wat de inhoudelijke redenen zijn waarom men daar niet eens over wil
nadenken. De situatie is, lijkt mij, toch fundamenteel anders dan bij de
vaststelling van het programakkoord. Of is het misschien beter om de verlaging
van het watergeld niet door te laten gaan? Minder eerlijk, maar dat is ook een
mogelijkheid.
Het gaat ons er -voor de helderheid- niet om, dat alle overige prioriteiten van
het College niet goed of nuttig zouden zijn en direct weer zouden moeten
worden afgevoerd. Integendeel, er zitten flink wat goede dingen tussen.
(De heer ZAFER YURDAKUL
: Ik heb een vraag aan de Partij van de Arbeid-fractie. U vraagt om een
uitspraak over OZB-verhoging. Hoe denkt u daar zelf over?)
Ik heb in de commissie en ook zojuist al gezegd wat wij daarvan vinden. Maar
wij hebben een programakkoord, en wij hebben daar afspraken over gemaakt. En
wij stáán voor onze handtekening, dus wij willen dat debat ook
met de coalitiepartijen graag open voeren. (De heer VAN POELGEEST
: U noemde net de mogelijkheid van een OZB-verhoging in relatie tot een tekort
aan ISV-middelen, aan gelden voor de stedelijke vernieuwing. Nu weet u ook dat
er bij de Voorjaarsnota een motie is aangenomen van uw partijgenoot, de heer
Olij, om er 10 miljoen euro bij te doen. Komen we er met die 0,5% waar u het
net over had? Krijgen we zo die 10 miljoen euro erbij?)
Nou, mijnheer Van Poelgeest weet precies hoeveel 0,5% oplevert, want hij heeft
zelf ook voorstellen voor een hoger percentage ingediend, dus dat is niet
precies genoeg voor die 10 miljoen euro. Bovendien zijn er ook nog andere zaken
die je daarmee zou kunnen financieren. Maar op het moment discussiëren
wij hier gewoon open en op basis van inhoudelijke argumenten met elkaar over.
Dat heb ik ook in de commissie gezegd: ik wil iets meer horen dan
onbespreekbaar, zowel van de collegepartijen als ook van andere
fracties. Want dat zeggen wij ook nooit als de 30% sociaal bijvoorbeeld ter
discussie gehouden wordt, om maar eens een afspraak over het programakkoord te
noemen. (De heer VAN POELGEEST
: Over dat laatste hoeft u zich geen zorgen te maken, want daar heeft u gewoon
een meerderheid voor in de Raad; dus als ik die ruil kon doen, dan zou ik het
doen als ik u was. Maar even snel gerekend: u noemt wel die 10 miljoen, maar u
weet ook dat 0,5% ongeveer 0,75 miljoen euro opbrengt. Dus moet u niet gewoon
eerlijker zijn en zeggen: Nou, het is een zwaar offer dat je vraagt aan
mensen, een forse verhoging van de OZB, maar het is wel zo eerlijk, want er
staat wel wat tegenover?)
Ja, maar bij 0,5% gaat het om ongeveer 8 ton, en dat is structureel geld, dus
als je dat incidenteel maakt kom je toch al vrij dicht in de buurt van de 10
miljoen euro. (De heer FLOS
: In het kader van open en eerlijk praten over zaken: is de Partij van de
Arbeid ook bereid om te praten over de Opstapper die bijvoorbeeld 1 miljoen
euro per jaar kost, in het rijtje van zaken die ter discussie zouden mogen
komen als u over de OZB begint?)
Ja, heel goed. Daar kunnen we allemaal over praten, en we hebben ook een
alternatief voorstel ingediend waarbij we ook een keuze maken om een aantal
andere dingen niet te doen. Integendeel, er zitten flink wat goede dingen
tussen, zei ik over die incidentele prioriteiten die het College nu opvoert
voor een bedrag van 24 miljoen euro. Maar zeg dan niet bij de Voorjaarsnota dat
we de grote klappen nu wel gehad hebben, en geef gewoon in juli toe dat er
iets doorheen is geglipt wat eigenlijk eerst aan de Raad had moeten worden
voorgelegd, en dat er waarschijnlijk nog een aantal grote zaken komt.
Wat betreft een aantal van de door ons niet als hoogste prioriteit bestempelde
voorstellen, hebben we in de commissies reeds voorstellen gedaan. Maar,
mijnheer de Voorzitter, er wordt dus niet overal bezuinigd, en de kille wind
uit Den Haag wordt ook door dit College deels opgevangen, want dit is
Amsterdam. Naast het overeind houden van het armoedebeleid vinden we het
project 39.080 een uitstekend initiatief om armoede onder de jeugd tegen te
gaan. Want dit is Amsterdam. Onze topprioriteiten voor een ongedeeld Amsterdam
waren en zijn: investeren in de toekomst van onze jeugd, woningen, doorgaan met
het verbeteren van de wijken, en werk en activering.
Wat betreft jeugd en onderwijs, is door wethouder Aboutaleb heel precies
uitgewerkt wat er met de motie op dat punt is gedaan. Zo moet dat. Niet met de
natte vinger, en niet zeggen: Die motie voeren we gewoon helemaal niet
uit. Maar weten we nu zeker dat er bijvoorbeeld voldoende geld is voor
opvang van tienermoeders? De berichten daarover verontrusten ons nog steeds, en
we gaan er wel van uit dat ook de zeer breed ondersteunde aanpak van
loverboysproblematiek niet op financiële belemmeringen zal stuiten.
Wat wonen betreft wordt weliswaar 7 miljoen euro vrijgemaakt voor Van
koop naar huur, maar in het laatste jaar dat dit tot nu toe meest
effectieve instrument om de woningbouw vlot te trekken nog werkt, wordt 3
miljoen euro niet aangewend voor dit doel. En de compensatie van de
ISV-middelen, ik had het er al over, wordt door het College niet overgenomen.
Dat is jammer. Op het gebied van wonen heeft de PvdA in de commissie Stedelijke
ontwikkeling in ieder geval een aantal voorstellen ingediend om straks ook
goed tegenwicht te kunnen bieden aan de asociale plannen van het Rijk op het
gebied van huren.
De derde hoofdinzet. Voor wat betreft werk en activering hebben ook wij nog
steeds zorgen over ID-banen. Ook uit de provincie en de stadsdelen komen
initiatieven om de ID-banen te redden en wellicht kan daarbij aangehaakt
worden. Met betrekking tot werk en kleine bedrijven hebben wij inmiddels
begrepen dat het meldpunt Strijdige regels alsnog binnen de bestaande formatie
van Economische zaken geregeld kan worden. Dus onder het motto Mensen
eerst zouden wij liever nog wat extra geld zien voor onze jeugd en voor
de volkshuisvesting en stedelijke vernieuwing, dan voor een
honden-Hilton of twee sportevenementen.
Mijnheer de Voorzitter. Tot slot, en het klinkt een beetje als een
boodschappenlijstje, heb ik nog een aantal algemene puntjes, die ik toch
eventjes moet noemen.
Ter afwisseling een klein technisch puntje: we zijn niet tevreden over de tekst
in de begrotingsmissive met betrekking tot Schiphol, in het bijzonder op
pagina 296. Daarom een zeer eenvoudige motie, waarmee wij aan twee zaken willen
herinneren en daarna, om nieuwe misverstanden te voorkomen, uitspreken dat we
ons aan die tekst in ieder geval niet gebonden achten en ervan uitgaan dat tot
nader order ook niet iets concreets met die tekst zal gebeuren.
Dan de ombuigingen Apparaatskosten. De taakstelling Apparaatskosten moet, en
dat hebben we ook al met een motie in de commissie Financiën aangegeven,
tot nader order aantoonbaar gerealiseerd worden door bezuinigingen op de
apparaatskosten. Zaken die daar niet expliciet onder vallen, tellen wat ons
betreft niet mee. En ook hier geldt weer, mijnheer de Voorzitter: meld het ons
gewoon als het niet lukt of als het anders moet.
Nog even over de vacatures in de gemeente: afgelopen week werd er geworven in
de krant voor een aantal zeer, ja, laat ik zeggen aansprekende
functies. Als we toch bezig zijn om te kijken waar de mensen nu ingezet moeten
worden, is het dan niet mogelijk om daar ook binnen de bestuursdienst zelf
ruimte voor te vinden, binnen de grote kwaliteit die daar aanwezig is? En ook
een willekeurig vacatureoverzicht van de afgelopen weken laat zien dat er
medewerkers Servicedesk, een facilitair assistent en een medewerker personeels-
en salarisadministratie worden gevraagd. Dat zijn toch allemaal functies
binnen het gemeentelijk concern waarvan ik denk: als er op plekken mensen weg
moeten, zijn dat functies die ook door die mensen kunnen worden ingevuld. Dat
zijn geen functies waarbij je heel specifieke kennis, van buiten de organisatie
wellicht, binnen hoeft te halen. Dus misschien dat daar toch nog eens even
kritisch naar gekeken kan worden.
Dan enkele opmerkingen over ICT en dienstverlening. Voor wat betreft het hele
pakket ICT en dienstverlening zijn de resultaten tot nu toe wat de PvdA betreft
toch te mager. We begrijpen dat er gewerkt wordt en dat het ingewikkeld is,
maar we willen dat er in de rekening 2004 en de begroting 2006 echt zichtbaar
veranderingen worden geboekt op het gebied van planning en control en de
weergave van ICT-uitgaven conform de aangenomen moties op dat terrein.
Ik kom op het punt call center, ook veelbesproken tot nu toe, en na vragen
daarover kregen we alsnog wat meer informatie. Maar gezien het grote bedrag
zijn we nog niet helemaal tevreden. Voor de helderheid: de Partij van de Arbeid
is voorstander van zo een functie. Maar we wachten nog op antwoorden op nadere
vragen, en bovendien willen we van het College graag de toezegging dat zo snel
mogelijk een uitvoeringsplan wordt overlegd, voordat vanaf 1 januari gestart
wordt met het uitgeven van geld. Verder willen we dat er van het geld ook een
substantieel deel wordt geïnvesteerd in de back-office- en
front-officefunctie bij de stadsdelen, dat de stadsdelen nadrukkelijk worden
betrokken bij verdere ontwikkeling en uitbouw van die functie. En als het
College dat niet kan toezeggen, dan komen wij wellicht alsnog met aanvullende
voorstellen op dit onderwerp.
Het op één na laatste puntje, mijnheer de Voorzitter, betreft de
ombuigingen, en daarvan de subsidies. Voordat ik inga op de beslissing over die
laatste tranche wil ik eerst nog even melden dat wat ons betreft volstrekt
helder moet zijn dat de motie die aangenomen is bij de Voorjaarsnota D, voor de
homo- en vrouwenorganisaties betekent dat er 200.000 euro extra beschikbaar
is. Dat is niet goed in de begroting opgenomen. De Partij van de Arbeid heeft
een voorstel over hoe om te gaan met de verdere invulling van de
ombuigingstaakstelling op dit punt, en in de motie die ik nu wil indienen, kunt
u zien dat we een flinke lijst aan organisaties overeind willen houden.
Eén organisatie die we wél willen ontzien, het Zeemanswelvaren,
staat daar niet bij, maar daarin steunen we -met enkele kanttekeningen- de
inzet die er door Leefbaar Amsterdam al aan is gegeven. (De heer H.H.G.
BAKKER: Kunt u mij de kanttekeningen even aangeven dan?)
Nou, in die motie die ik heb gezien, stond een bedrag dat volgens onze
informatie niet helemaal het juiste was, en we willen dekking doen. Maar dat
was een van uw suggesties, geloof ik, uit de begroting van het havenbedrijf.
(De heer H.H.G. BAKKER
: Ik begrijp inmiddels dat u nog moet overleggen. Dank u wel.)
Ik geloof dat u de steun niet helemaal kunt waarderen, maar... (De heer
H.H.G. BAKKER
: Jawel hoor, ik ben juist blij met uw steun, mijnheer Reuten.)
O, dat is mooi. Dat is mooi.
Goed. En dan ten slotte van dit toch een beetje saaie gedeelte van mijn
bijdrage, nog een korte vraag over de taakstelling die ook aan de griffie en de
ombudsman is opgelegd. Ik heb daar al eerder even over gesproken, en ik vraag
me toch af of bij de volgens het College noodzakelijke verhuizing van de
ombudsman toch niet even echt kritisch gekeken moet worden naar de vraag of de
ombudsman ook in de nieuwe situatie in staat gesteld wordt om op een goede
manier het werk uit te voeren. En bij de taakstelling die alsnog is opgelegd
aan de griffie, stellen we ook vraagtekens, vooral vanwege de hoogte van het
bedrag dat daarin betrokken wordt. Maar dat is typisch iets wat de wethouder
Financiën ons wellicht even kan toelichten. Dank in ieder geval, mijnheer
de Voorzitter. (De heer H.H.G. BAKKER
: Mijnheer Reuten, ik probeerde het net al, maar het werd niet opgemerkt. U
sprak net over de verhoging van de OZB en u drong er onder andere bij de VVD op
aan om over mogelijke bezuinigingen te praten et cetera. Maar begrijp ik dan
ook uit uw financiële verhaal (daar u het toch, en dat vind ik alleen maar
een goede zaak, over bezuinigingen heeft en over de vraag waar we mogelijk
geld kunnen verdienen) het volgende: er ligt bijvoorbeeld een rapport van
Economische zaken, waarin staat dat we per jaar ruim 200 miljoen euro kunnen
besparen alleen op het item aanbesteden. Houdt het dan ook in dat
we met u daarover kunnen praten? En dat we met u ook kunnen praten over
bijvoorbeeld de nota Inkoop betreffende de stadsdelen, waar ook een hoop geld
te besparen is? Want het is natuurlijk makkelijk, te verwijten dat iemand met u
bepaalde onderwerpen niet wil bespreken...) (De VOORZITTER
: U moet het wel kort houden, mijnheer Bakker.) (De heer H.H.G. BAKKER
: Ja hoor, ik weet dat het bij u ook gevoelig ligt.
Dus mijnheer Reuten, gaarne uw reactie daarop.)
Nou, mijnheer de Voorzitter, zoals ik eerder al zei: met ons is over alles te
praten, en zeker als het gaat om dingen die efficiënter kunnen. Dus wat
dat betreft: bij ons in ieder geval geen blokkades vooraf, en mijn opmerkingen
waren inderdaad bedoeld om daarover, maar ook over die OZB-verhoging, een
inhoudelijk debat te voeren. De VOORZITTER
deelt mede dat zijn ingekomen: 32o
Motie van 24 november 2004 van het raadslid de heer Asscher inzake een veilige,
ongedeelde stad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 787). 33o
Amendement van 24 november 2004 van het raadslid de heer Reuten inzake de
subsidietaakstelling 2006 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 788). 34
o
Motie van 24 november 2004 van de raadsleden Marres en Olij inzake Schiphol
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 789). De heer ASSCHER
(orde): Mijnheer de Voorzitter, mijn motie kan wat mij betreft ook in stemming
worden gebracht bij de Slotbeschouwingen op 15 en 16 december, zodat er
misschien nog preadvies kan komen. De VOORZITTER
: Dat geldt ook voor de andere twee stukken, denk ik. De heer
ASSCHER: Exact.
De stemming over de ingediende moties nrs. 787 en 789 en het amendement nr. 788
wordt uitgesteld tot de Slotbeschouwingen op 15 en 16 december 2004.
De heer VAN POELGEEST
: Mijnheer de Voorzitter, ik kende de tekst van die moties niet, maar naar
aanleiding van de eerste motie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 787) heb ik nog een
korte vraag aan de PvdA. Het gaat over het tweede dictum, waarin u vraagt of
het College met financiële consequenties komt voor de Voorjaarsnota. Dat
begrijp ik niet helemaal, omdat in dat stuk van maandag, Wij Amsterdammers
, paragraaf 4.2, heel uitdrukkelijk staat: Besluit: het College van
Burgemeester en Wethouders stemt in met het in beeld brengen van de
financiële en personele consequenties voor het concern Amsterdam van
bovenstaande voorstellen. Die gaan dus allemaal over de zaak die u ook
noemt. Waarom vindt u het nodig om bovenop dit besluit toch nog dít in
die motie te zetten? De heer REUTEN
: Zoals ik in mijn betoog ook al aangaf, heb ik nog niet goed genoeg het stuk
van maandag naast mijn stuk kunnen leggen. Ik heb de indruk dat wat wij
voorstellen hier en daar wat breder is, en ik vraag in algemene zin in om het
tweede dictum uit te werken en om aan te geven wat de financiën daarbij
zijn. Als dat in één operatie mee kan, is het mij ook best. Maar
het zit er vooral in opdat we daar op korte termijn wat meer duidelijkheid over
kunnen krijgen. De VOORZITTER
: Mijnheer Van der Burg, u hebt het woord namens de VVD.
De heer VAN DER BURG: Dank u, mijnheer de Voorzitter.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren. De grote liberale filosoof John Locke
publiceerde in 1690 zijn bekende werk Two Treatises on Government
. Hierin betoogt Locke dat politiek bestuur moet berusten op een overeenkomst
tussen de overheid en haar burgers, waarin de overheid tot taak heeft de
rechten van de mensen op leven, vrijheid en eigendom te waarborgen. Vervult de
overheid deze opdracht niet of onvoldoende, of overschrijdt zij haar
bevoegdheden, dan verliest zij haar legitimiteit en zijn burgers gerechtigd een
bestuur aan te stellen dat beter aan de plichten van het sociaal contract
voldoet.
Deze visie van Locke op de overheid is nog altijd een zeer waardevolle. Vooral
omdat we met Locke in de hand tot een kritische beoordeling van de Amsterdamse
overheid moeten komen. Zowel feitelijk als in de beleving van veel burgers
voldoet het Amsterdamse gemeentebestuur immers niet of onvoldoende aan
misschien wel het belangrijkste punt uit het sociaal contract: het garanderen
van de veiligheid van de Amsterdammer. Dat leidt tot afnemend vertrouwen in de
overheid en daar willen wij ons niet bij neerleggen.
Afnemend vertrouwen in de overheid is overigens niet alleen een Amsterdams
probleem. Wie het Sociaal en cultureel rapport 2004 leest, ziet een
voortzetting van de trend van afnemend vertrouwen in de overheid in heel
Nederland, en vooral grote zorgen over de veiligheid. Dat zien we ook terug in
het onderzoek Amsterdam in cijfers 2004
van het onderzoeksbureau Onderzoek en Statistiek (O+S). Slechts 38% vindt het
gemeentebestuur goed functioneren. Van de Amsterdammers voelt 35% zich wel eens
onveilig in de buurt, en 7% voelt zich vaak onveilig. Dat is, toegegeven, een
daling met 2% ten opzichte van 2001, maar ik vermoed dat, wanneer wij het
onderzoek nu, na de problemen in de Diamantbuurt en vooral na de brute aanslag
op Theo van Gogh, opnieuw zouden uitvoeren, die cijfers er heel anders uit
zouden zien.
Een ander schokkend gegeven is dat de aangiftebereidheid in Amsterdam verder is
gedaald tot 24%. Dat plaatst niet alleen de daling van criminaliteit in
Amsterdam in een ander daglicht, maar toont vooral aan dat mensen te weinig
vertrouwen hebben in de overheid om hun belangrijkste problemen op te lossen.
Mijnheer de Voorzitter. Het wordt tijd voor een nieuw sociaal contract tussen
de Amsterdammers en het gemeentebestuur. De VVD wil de stad teruggeven aan de
Amsterdammers en hen het vertrouwen geven dat de gemeente er is voor hun
belang. Dat is de belangrijkste opdracht voor het gemeentebestuur voor de
komende jaren. In dat nieuwe sociaal contract moet de gemeente de verplichting
aangaan, de veiligheid van haar inwoners beter te waarborgen, hun vrijheden te
beschermen en zelf efficiënt en krachtdadig te functioneren. De overheid
moet daarbij vooral in woord en gebaar laten zien dat zij aan de kant staat van
de goedwillende burger in Amsterdam. Dat moet gebeuren met een beleid dat zich
uitstrekt van harde aanpak van zowel kleine criminaliteit als overlast tot een
antiterrorismebeleid dat vertrouwen wekt.
Om met dat laatste te beginnen: ik weet heel goed dat we hier met een
internationaal fenomeen te maken hebben, dat Amsterdam geen eiland is en dat
Amsterdam die problemen niet alleen kan oplossen. Maar Amsterdam moet wel alles
uit de kast halen. (De heer VAN POELGEEST
: Mijnheer de Voorzitter, let u niet op? Want ik wilde de heer Van der Burg
interrumperen voordat hij begon over terrorismebestrijding. Daarin schetst hij
eigenlijk een heel somber beeld: dat het bestuur het de laatste tientallen
jaren zo slecht heeft gedaan, dat de bestuurders het vertrouwen kwijt zijn
geraakt. Mijn vraag aan de heer Van der Burg is nu: heeft u zich ook wel eens
de vraag gesteld in hoeverre dat ook de verantwoordelijkheid is van úw
partij, die tenslotte al veertien jaar deel uitmaakt van het Amsterdamse
stadsbestuur?)
Als ik mijn tekst even teruglees heb ik nergens PvdA of
GroenLinks gezegd. Ik heb gesproken over het gemeentebestuur van
Amsterdam, en gelukkig maakt de VVD daar een zeer belangrijk deel van uit. Dus
als ik het heb over het gemeentebestuur van Amsterdam, en we hebben het over
verantwoordelijkheid, dan zie ik die verantwoordelijkheid bij alle 45
raadsleden, nu en in het verleden. (De heer VAN POELGEEST
: Ik dacht even dat u, als u over het gemeentebestuur spreekt, over het bestuur
en niet over de Raad spreekt, en dat u in die zin tégen uzelf sprak.
Maar dat heb ik dus goed gehoord.)
Ik stel hier nadrukkelijk dat het gaat om het gemeentebestuur van Amsterdam,
waarbij u terecht het onderscheid maakt, maar ik vraag me af of de gemiddelde
burger het onderscheid maakt tussen de Gemeenteraad en het College. Wij, 45
raadsleden en één College, zoals we hier zitten, zijn
verantwoordelijk voor datgene wat er in de stad speelt. En als ik dus ons
daarop aanspreek, spreek ik óns daarop aan. Wij is iedereen
hier. En dus in die zin geen wij/zij-termen. (De heer H.H.G. BAKKER
: Mijnheer Van der Burg: ik wou dat u zich ook iets meer uit zou laten over die
deelraden, want daar hoor ik u zo weinig over. U praat over wij
samen, ja, maar er komen steeds anderen bij. Dus daarvan wil ik graag
even horen hoe u erover denkt, hoe u Amsterdam op wilt zetten met al die
deelraden, ofwel dat u zegt: We zullen ons nu eens duidelijk profileren
door te zeggen dat er wat van die deelraden af moet. Dat is ook goed voor
uw verkiezingswijzer, hè? Dus denkt u daar ook een beetje aan?)
Nou, mijnheer Bakker, even voor de duidelijkheid: als ik zeg dat de burger het
vertrouwen kwijt is in de overheid, dan maken stadsdelen daar ook een onderdeel
van uit, en dat betekent dus ook dat wij als Amsterdamse overheid, inclusief
de stadsdelen, dat vertrouwen moeten zien terug te winnen. Maar met uw welnemen
ga ik door met mijn verhaal.
En daarmee gaf ik dus aan, om even terug te komen waar ik gebleven was,
dat terrorisme internationaal een punt is waarin wij als Amsterdam onze
verantwoordelijkheid moeten nemen. Het College heeft afgelopen maandag het
actieplan Wij Amsterdammers doen uitgaan en daarin een pakket aan maatregelen
voorgesteld om het terrorisme in onze stad te bestrijden. De VVD steunt dit
plan, maar vindt het tegelijkertijd triest, te moeten constateren dat er een
moord voor nodig was om met dit actieplan te komen, terwijl de dreiging al
jaren evident was. (De heer VAN POELGEEST
: Mijnheer de Voorzitter, bij interruptie. Dit is echt te makkelijk. Als het
voor u zo evident was dat die dreiging er al jarenlang was, waarom bent u dan
zelf niet eerder met het plan gekomen?)
Mijnheer Van Poelgeest, u kunt de VVD medeverantwoordelijk houden voor alles
wat er in deze stad speelt, maar u kunt de VVD niet verwijten dat wij niet de
afgelopen tijd, niet de afgelopen jaren, ik zou bijna zeggen: niet de afgelopen
decennia hebben ingezet op veiligheidsbeleid, en als u kijkt naar de meeste
voorstellen die het College nu doet, dan bent u die al eens tegengekomen van de
kant van de VVD. Alleen werden we toen weggehoond door de heer Van Poelgeest
of zijn voorgangers. (De heer VAN POELGEEST
: U had het net heel specifiek over die terroristische dreiging. Dat was de
aanleiding. Ik heb u anders niet eerder horen zeggen dat zon aanslag elk
moment kon gebeuren in Amsterdam. Ik heb dat misschien gemist; dan moet u mij
maar de tijd en de datum noemen. Dus ik vind het iets te gemakkelijk om nu te
zeggen: Wij wisten al jarenlang dat dat makkelijk kon gebeuren, en wij
verwijten het College nu eigenlijk laksheid, omdat het nu pas met dat plan
komt. Dat is echt te gemakkelijk.)
Nee, mijnheer Van Poelgeest, één, het is niet te gemakkelijk, en
twee, u geeft een boeiende uitleg aan mijn woorden. De VVD pleit zowel
landelijk als lokaal voor een sterke overheid die met name inzet op veiligheid.
Dat zien we echt als één van de kerntaken van de overheid.
Daarvoor hebben wij in het verleden de nodige voorstellen gedaan, die ook nu in
het voorstel van het College terugkomen. Voorstellen die raken aan
terrorismebestrijding, maar die vooral ook gaan over het bestrijden van
intolerantie. Die voorstellen hebben wij al jaren gedaan, en wij werden er
jarenlang onvoldoende in gehoord. Ik zeg hier niet (en ik leg er ook geen
beschuldigende vinger bij) dat dit College zijn werk niet heeft gedaan. Ik
constateer wel dat het jammer is dat er een bepaald besef heeft moeten
doordringen, onder andere bij ons ons, mijnheer Van Poelgeest-, en dat nu
pas deze plannen hier liggen. Dus ik wijs niet met die vinger naar u terwijl
ik de verantwoordelijkheid bij mezelf vandaan houd. Althans, nu nog niet, die
punten komen wel weer. (De heer VAN POELGEEST
: Het leek er net in uw eerste reactie op dat u dat wel deed, maar dat is
blijkbaar niet zo.)
Nee. Nou, ik ben blij dat ik dan uw foute interpretatie heb kunnen rechtzetten.
Het collegeplan zien wij slechts als een eerste, nog niet volledig stuk.
Belangrijk voor de VVD is in ieder geval, dat er snel een concrete uitwerking
komt van de plannen. De heer Asscher heeft er zelfs een motie voor ingediend,
waarin wordt gerept over begin 2005, maar wij verwachten dat voor het einde van
dit jaar de eerste acties van het College zullen plaatsvinden. Natuurlijk,
sommige maatregelen zullen meer tijd kosten, en die komen dan wellicht terug
bij de uitvoering van de motie-Asscher, mocht die aangenomen worden. Maar we
kunnen nu al aan de slag gaan, als Raad en als College, met bijvoorbeeld het
bestrijden van intolerantie. Wat ons betreft -en daarin verschillen we met de
burgemeester van mening- geen gescheiden schoolzwemmen meer. Sluit
moskeeën waar continu intolerantie wordt gepredikt, pik het niet als
Nederlandse docenten geen les kunnen geven over de Holocaust, treed hard op
tegen discriminatie in discotheken en op de werkvloer. Die intolerantie moet
keihard worden bestreden. Maak duidelijk waar wij in Nederland voor staan en
marchandeer daar op geen enkele wijze mee. (De heer ASSCHER
: Mijnheer de Voorzitter, ik kan me op zich in grote lijnen vinden in het
verhaal van de heer Van der Burg dat je intolerantie moet bestrijden, maar ik
wil toch even precies weten waar dan voor hem als liberaal de grens ligt,
voordat hij ingrijpt in een kerk of een moskee of een andere plek waar
intolerante gedachten worden geuit, en voordat hij tot een beslissing komt om
te sluiten. Dat luistert ontzettend nauw, en ik zou daar van de heer Van der
Burg een preciezer criterium voor willen krijgen dan alleen maar
intolerantie, want helaas is intolerantie in de vrije meningsuiting
niet alleen beperkt tot een moskee.)
Nee, dat ben ik met u eens. En ik vind ook dat je op moet treden tegen iedere
vorm van intolerantie. Maar als ik dan in het AIVD-rapport van 24 september dat
wij hebben gekregen bij de brief van de ministers, lees dat de preken die in
de El-Tawheedmoskee worden gehouden, mee hebben gewerkt aan de voedingsbodem
waarin Mohammed B. kon floreren, dan denk ik: daar is duidelijk een grens
overschreden. Daar is duidelijk de lijn overschreden. Maar ik ben het meteen
met u eens. Je kunt spreken over die El-Tawheedmoskee, maar je kunt ook spreken
over iedere andere organisatie die zodanig oproept tot intolerantie dat
daarmee de samenleving ondermijnd wordt. En natuurlijk ligt daar het zeer
moeilijke grensvlak tussen vrijheid van meningsuiting en het punt, waarop men
echt de grens over gaat. Maar op sommige momenten gá je de grens over,
en dan moeten we die grens ook duidelijk stellen en hard optreden als hij wordt
overschreden. (De heer H.H.G. BAKKER
: Ja, mijnheer Van der Burg, een prachtig betoog, de tranen staan in mijn ogen.
Maar houdt dat dan ook in dat u bijvoorbeeld in het geval van
voetbalwedstrijden, waar ook dingen geroepen worden die niet door de beugel
kunnen, en waar we inmiddels al twee jaar over praten, het stadion op slot wilt
gooien?)
Niet gedogen is niet gedogen, hard optreden is hard optreden, en dat geldt dus
net zo goed als men zich in de Arena of op een andere plek niet kan beheersen
met zijn taalgebruik. Optreden daartegen! (De heer H.H.G. BAKKER
: Ik wacht uw voorstel af. Want het is makkelijk, te praten, maar we hebben
liever daden.)
Nou, we hebben daar volgens mij niet zozeer voorstellen voor nodig, want de
wetgeving is gewoon duidelijk. Het probleem is dat wij in dit land en ook in
deze stad de regels wel hebben, maar ze niet consequent wensen toe te passen.
En dáárin zeg ik: treed consequent en duidelijk op. (De heer
ASSCHER
: U zegt hier: De wetgeving is duidelijk, maar dan wordt het
tegenstrijdig. Als u het heeft over het sluiten van zon moskee, omdat
daar intolerant gepreekt wordt: ik ben daar ook geen voorstander van. Maar voor
de wetgeving om zon moskee te sluiten, heeft u meer nodig dan er tot nu
toe is. Dus u moet eigenlijk kiezen: óf u wilt de wet aanscherpen en
meer intolerante meningen gaan verbieden, en dat dan niet gedogen, óf u
zegt: We moeten de wet strenger handhaven, en daar heeft u voor een
groot deel gelijk in.)
Ik wil geen intolerante meningen verbieden, ik wil ze bestrijden. Verbieden van
meningen heeft geen enkele zin. (De heer ASSCHER
: Maar u wilt sluiten, toch?)
Ja, precies. Maar waar het om gaat, is dit: ik ga hier niet met u het debat aan
over het aanscherpen van wetgeving. Op het moment dat het in Den Haag
plaatsvindt, vindt het in Den Haag plaats, en dan doen uw en mijn
collegas het daar. Wat ik wél vind, is dat de regels die er zijn,
moeten worden toegepast, en wat ik wél vind, is dat wat mij betreft de
grens overschreden is als het bijvoorbeeld gaat om de El-Tawheedmoskee, en dat
dus wat mij betreft die moskee gesloten zou mogen worden. Dat doe ík
niet, dat doet u niet, dat hebben anderen voor u moeten doen, maar ik geef wel
aan wat in ieder geval de Amsterdamse VVD daarvan vindt. En dat kunt u ook
doen. En dat kan bijdragen aan besluitvorming. (Mevr. BRUINES:
Zou de heer Van der Burg namens de VVD ook eens hierop in kunnen gaan, of is
hij het met mij eens -laat ik het zo zeggen- dat de wijze waarop politici zich
uiten, of het nu hier in Amsterdam of in Den Haag of waar dan ook is, ook van
groot belang is voor de manier waarop met deze kwestie omgegaan wordt? En dat
het dus ook niet aan de orde kan zijn om stoere taal uit te slaan zonder
daarbij hard te kunnen maken of iets wettelijk wel of niet mogelijk is, dan wel
hoe daarmee om te gaan? Vindt u dat ook?) Ja.
Dan ga ik nu door met mijn verhaal. (De VOORZITTER
: Mijnheer Van Poelgeest wou ook nog interrumperen.) (De heer
VAN POELGEEST
: Overigens, mijn vervolgvraag is: waarom doet het dan toch?)
Onzin, dat doe ik dus helemaal niet. Nee! (De heer VAN POELGEEST
: Maar dat was niet mijn vraag. Het gaat even om de casus, want stel: er is een
kerkgenootschap dat homoseksualiteit verwerpelijk vindt, en dat wordt in de
kerk gezegd. Vindt u dat reden om die kerk te sluiten?)
Toen het kamerlid Leendert van Dijke (meen ik dat het was) een aantal zaken zei
en vergelijkingen trok tussen homoseksualiteit en diefstal, is hij daarvoor
vervolgd. Toen is hij daarvoor vervólgd (en weliswaar vervolgens door de
rechter vrijgesproken, maar ik ga niet over de uitspraken van de rechter). Op
het moment dat mensen dus dingen doen die niet kunnen, dan kun je ze daarin
vervolgen. Op het moment dat je bestuursrechtelijke mogelijkheden hebt om op te
treden, moet je dat dus vooral doen. Waar het míj om gaat, mijnheer Van
Poelgeest en alle anderen hier, is het volgende. Wij moeten in deze stad
de boel bij elkaar houden, ja oké, maar alleen op die manier
dat de Nederlandse grondbeginselen maximaal gerespecteerd worden. En op het
moment dat díe in het geding komen, dan treden we daar wat mij betreft
keihard en eenduidig tegen op. Voor intolerantie is wat ons betreft in
Amsterdam geen plek, en om wethouder Aboutaleb te citeren: Bevalt je dat
niet, dan pak je je koffers maar. Doe dat maar buiten Amsterdam.
(De heer ZAFER YURDAKUL
: Uit uw woorden begrijp ik dat u hard wilt optreden tegen intolerantie in de
stad. Dat is op zichzelf een prima idee, maar ik ben ook heel erg benieuwd naar
uw ideeën over wat er moet gebeuren om te zorgen dat de intolerantie in
Amsterdam geen vrij baan krijgt, zal ik maar zeggen, om zich te ontwikkelen.)
Ik snap helemaal niets van wat u aan mij vraagt, dus kan ik u ook geen antwoord
daarop geven. (De heer ZAFER YURDAKUL
: Wat zijn uw ideeën om te voorkomen dat intolerantie in Amsterdam een
gebeurtenis op zichzelf wordt, dus dat er groepen mensen ontstaan die
intolerantie ontwikkelen?) Ik probeer uw vraag te begrijpen... (De heer
ZAFER YURDAKUL
: Meer beleidsmatig geformuleerd zou de vraag dan kunnen zijn: welke
preventieve maatregelen zou u willen nemen om te zorgen dat intolerantie in
Amsterdam geen plaats vindt?)
Nou, om te beginnen moet je als overheid kaders stellen, dat is
één. Ten tweede kan onderwijs daar nog een belangrijke rol in
spelen, om mensen gewoon duidelijk te maken wat de normen en waarden zijn. Even
voor de duidelijkheid, die normen en waarden zijn dan: je blijft met je handen
van een ander af; maar net zo hard: je steekt geen school in de fik zodra je
denkt het ergens niet mee eens te zijn. Dat soort normen en waarden moet je
heel duidelijk stellen. En dat doe je via onderwijs, dat doe je via opvoeding,
maar dat doe je ook als overheid, door regels te stellen en die vervolgens ook
duidelijk te handhaven. En daarin gaat intolerantie bestrijden veel verder dan
het specifieke punt van terrorisme, dan heeft het ook te maken met zaken als
homoseksualiteit, om een willekeurig punt te noemen. (De heer HAFFMANS
: Ik kan heel kort zijn, denk ik. De heer Van Poelgeest legt u een casus voor
van een kerk waarin wordt gezegd dat homoseksueel zijn niet goed is. Ik begreep
uit uw antwoord, dat overigens wat lang was, dat u zon kerk inderdaad
wilt sluiten. Mijn vraag daarbij zou zijn...) Nee. (De heer HAFFMANS
: O, dan heb ik het verkeerd begrepen.)
Nee, kijk: of in een moskee of in een kerk... (De heer HAFFMANS
: Nee, u zei: Bestuursrechtelijke maatregelen náást
vervolgen.)
Ik vind dat de overheid niet moet optreden tegen iedere onwelgevallige
uitspraak die wordt gedaan in een moskee, of in een synagoge, of in een kerk.
En als ik kijk naar de manier waarop men in sommige delen van Nederland
aankijkt tegen de positie van de vrouw -met name, zeg maar, op de Veluwe, maar
we hebben ze ongetwijfeld ook hier-, dan weerspiegelt dat absoluut niet mijn
mening, en ik vind het ook niet de wijze waarop wij als Nederlanders horen aan
te kijken tegen de positie van de vrouw. Hetzelfde kan gelden voor
homoseksualiteit: wat mij betreft is artikel 1 van de Grondwet een heel helder
en duidelijk principe dat je dient te respecteren. Ik zeg niet dat je zodra
iemand er vanuit geloofsovertuiging een andere opvatting over heeft, meteen
moet zeggen: We sluiten de tent. Op het moment dat het verder gaat,
op het moment dat direct of indirect wordt opgeroepen tot geweld -en dan vind
ik een tekst over homoseksuelen en flatgebouwen véél meer die
grens naderen dan: Volgens mijn geloof mag homoseksualiteit niet
(waar ik het niet mee eens ben, maar wat geuit moet kunnen worden), op het
moment dat dat soort grenzen aan bod komt, dan vind ik ook dat je als overheid
die norm helder en duidelijk moet stellen: Tot hier en niet verder, en
als u over die grens heen gaat, dan treden we tegen u op met alle middelen die
de overheid heeft. En dan maakt het mij niet uit of het om een kerk gaat,
of het gaat om de Ajaxsupporters, dan wel of het gaat over de supporters van
ADO Den Haag. Dat maakt mij niet uit. (De heer H.H.G. BAKKER
: Mijnheer de Voorzitter?) (De VOORZITTER
: Ik stel voor -dat heb ik net ook gezegd- dat de heer Van der Burg zijn betoog
voortzet.) Ja, dank u, mijnheer de Voorzitter.
Het College kondigt aan dat een financiële uitwerking van het
actieplan Wij Amsterdammers nog volgt. De VVD ziet die plannen met
belangstelling tegemoet en kan nu al aangeven dat zij u zal steunen wanneer u
die middelen nodig heeft. Het lijkt ons in ieder geval verstandig om de 500.000
euro van het jubileum van de Koningin nu niet uit te geven, en, om collega
Lodewijk Asscher te citeren, wat is een mooier cadeau voor de Koningin dan een
veilige stad? Dat lijkt ons dan in ieder geval een goede inzet.
Maar voor een stad waar Amsterdammers zich veilig voelen, is meer nodig dan
terrorismebestrijding. Na de problemen in de Diamantbuurt, waar de overheid met
lede ogen heeft moeten aanzien hoe een stel rotjochies (die de overheid
bovendien exact bleek te kunnen identificeren) mensen uit hun buurt weet te
verjagen, blijken er maar liefst tachtig plekken in de stad te zijn waar
soortgelijke problemen spelen. De heer Asscher heeft daar ook zeer harde,
duidelijke woorden over gesproken die ik kan onderschrijven. Een herhaling van
de Diamantbuurt kan de gemeente zich niet veroorloven en mág ze zich
niet veroorloven, en daarom moeten alle registers open om dat te voorkomen.
Maak gebruik van cameratoezicht, koppel bestanden aan elkaar, zorg voor meer
agenten op straat, spreek ouders aan op wangedrag van hun kinderen en koppel
daar ook sancties aan, en maak gebruik van stevige maatregelen als een
samenscholings- of straatverbod. Het recht op privacy en vrijheid achten wij
hoog, maar dat van de bewoners van die buurten gaat vóór het
recht op privacy van herrieschoppers en onruststokers. En bovenal: kom niet aan
met nog meer hulpverleners of buurthuizen. Slecht gedrag moet bestraft worden,
niet beloond. Zeker wanneer je de burger het gevoel wilt geven dat je als
gemeentebestuur aan zijn kant staat en niet aan de kant van de hufters.
In dit alles, mijnheer de Voorzitter, speelt de burgemeester een cruciale rol.
Hij is niet alleen hoofdverantwoordelijke voor veiligheid, maar vooral ook het
gezicht van de gemeente. En als we kijken naar de reacties van vele
Amsterdammers op onder meer de gebeurtenissen in de Diamantbuurt, dan straalt
dat gezicht nog te weinig uit dat Amsterdam wangedrag niet pikt en er alles aan
doet om dat aan te pakken. De communicatie van de Burgemeester rond de
Diamantbuurt (dat gaf hij zelf ook ruiterlijk toe) was daar een pijnlijk
voorbeeld van. Niet zeggen: Dit pik ik niet, maar eerst zeggen wat
allemaal wel of niet kan. Dat is niet aan de Amsterdammers uit te leggen. In
woord en gebaar moet de Burgemeester opkomen voor de gewone Amsterdammer, en
als hij het gevoel heeft dat er daarvoor te weinig bevoegdheden of
financiële middelen aanwezig zijn, dan weet hij de VVD aan zijn zijde om
daar wat aan te doen.
Ik nam net het woord hufters in de mond en dat deed ik niet voor
niks. Want bestrijding van de hufterigheid in de stad, daar wil de VVD een
nieuwe prioriteit in het veiligheidsbeleid van maken. Niet alleen de
verkeershufterigheid van de heer Van Poelgeest...
(Er klinkt gelach in de zaal.)
Voordat hier een misverstand over ontstaat, dames en heren: de heer Van
Poelgeest heeft vorig jaar een motie ingediend om verkeershufterigheid een
prioriteit te geven. Ik zag dat sommige mensen daar verkeerde conclusies uit
trekken, en dat zou toch erg zonde zijn.
Dus niet de verkeershufterigheid zoals GroenLinks heeft voorgesteld om
die aan te pakken, maar juist ook hen, die het als kleine groep voor veel
Amsterdammers verpesten. En bovendien, zo is ook de overtuiging van de VVD:
wanneer je hufterigheid gedoogt, kweek je criminelen.
Wat houdt dan die aanpak van hufterigheid in? Kort gezegd: zero tolerance
. Te lang heeft de overheid de andere kant op gekeken bij kleine overtredingen
of asociaal gedrag. De VVD steunt het College in haar beleid om in 2005 8
miljoen euro extra uit te trekken voor veiligheid en wil een groot deel van die
8 miljoen euro besteden aan het realiseren van dat zero tolerance
-beleid. Van het zomaar op straat gooien van je afval tot burengerucht, van
graffiti tot zwartrijden, vooral ook hangjongeren die buurtbewoners
uitschelden, bespuwen, of anderszins het leven zuur maken: wij dienen dat als
Amsterdam niet te pikken. Niet gedogen, niet de andere kant op kijken, maar de
problemen aanpakken die de leefbaarheid van de stad zwaar ondermijnen. Wat wij
willen als VVD, is een Job Giuliani.
Veiligheid dient in het eerste onderdeel van het sociaal contract met de
Amsterdammers ruime aandacht te krijgen. Maar een efficiënt werkende
overheid dient een tweede te zijn. Enkele initiatieven daartoe heeft het
College reeds genomen. Een mooi voorbeeld, ook al genoemd door de PvdA, is het
callcenter van wethouder Huffnagel, dat ervoor zorgt dat Amsterdammers snel,
duidelijk en makkelijk met de gemeente kunnen communiceren. Een ander voorbeeld
is De grote vereenvoudiging
(Gemeenteblad, afd. 1, nr. 736) van wethouder Stadig, die -gehoord de woorden
van wethouder Van der Horst over bestuurlijke spaghetti- begonnen is de
spaghetti op zijn beleidsterrein aan te snijden. De VVD ziet graag dat het
voltallige College de woorden van de heer Van der Horst volgt en op ieders
beleidsterrein gaat werken aan die Grote vereenvoudiging
. Wij zullen daarover ook een motie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 790) indienen,
net zoals we dat zullen doen over het maken van hufterigheid tot prioriteit
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 791). De bestuurlijke en ambtelijke spaghetti in de
stad -let u even op, mijnheer Bakker?- moet verder ontward worden, en dat
betekent voor de VVD: minder ambtenaren, minder stadsdelen, en minder politici.
Mijnheer de Voorzitter. Ondanks het feit dat voor 2005 veel minder geld
beschikbaar is dan waarop gerekend was, zet wethouder Huffnagel het beleid van
de VVD-wethouders De Grave, Peer, Groen en Dales voort, en presenteert hij hier
een degelijke, sluitende begroting. En ondanks noodzakelijke bezuinigingen
wordt er toch vooral geïnvesteerd in de stad. En dat is een hele
prestatie. En daarbij moet het me overigens toch van het hart... (De heer
VAN POELGEEST
: Kunt u mij één voorbeeld noemen van een wethouder
Financiën sinds de Tweede Wereldoorlog die een niet-sluitende begroting
heeft gepresenteerd?)
Nee, ik heb gesproken over een dégelijke sluitende begroting, en
degelijkheid heeft onder andere ook te maken met de ínhoud van het
beleid, en daar herken je toch echt wel de verschillen tussen de VVD-wethouders
voor Financiën en bijvoorbeeld GroenLinks-wethouders voor
Financiën... (Mev. BRUINES
: Mijnheer de Voorzitter, is het niet zo dat we gewoon een collegiaal bestuur
hebben? Dus het College presenteert een begroting, en niet de wethouder
Financiën in zijn eentje.)
Mevrouw Bruines, u heeft staatsrechtelijk helemaal gelijk. (Mevr.
BRUINES
: U zegt dat het in dit College dus zo niet gebeurt. Dat vind ik heel
interessant om te weten.) (De heer VAN POELGEEST
: Mijnheer de Voorzitter, dan toch nog even mijn vraag over...)
Wij zullen nooit meer spreken over een van de wethouders, maar zullen continu,
consequent gaan spreken, mevrouw Bruines, en daar zal ik u ook aan houden, over
het héle College, want de wethouders handelen collegiaal.
Mijnheer Van Poelgeest. (De heer VAN POELGEEST
: Kunt u mij nou noemen...) (De VOORZITTER
: Zeker: mijnheer Van Poelgeest. (De heer VAN POELGEEST
: Dank u wel.) Sorry, mijnheer de Voorzitter. (De heer
VAN POELGEEST
: U moet dat ook niet tolereren hoor, dat gedrag van Van der Burg.)
(Gelach in de zaal.) (De VOORZITTER
: U merkt het, ik zit er ook bovenop.)
Ik steun hier in ieder geval de heer Van Poelgeest volledig in. Keihard
optreden, burgemeester. (De VOORZITTER
: Ja, maar u had het woord niet.) (De heer VAN POELGEEST
: Maar kunt u me dan een naam noemen van een wethouder Financiën sinds de
oorlog die een wel sluitende, maar niet degelijke begroting heeft
gepresenteerd?)
Ik wil graag die discussie met u aangaan, en daar ga ik nog namen bij noemen
ook, in Amsterdam en daarbuiten, maar dat doe ik eventjes buiten het debat van
nu. (Mevr. VAN OUDENALLEN
: Ik vind het heel fijn dat u mijnheer Dales aanhaalt, maar was er niet een
Noord-Zuidlijn met een klein verschil van zon 80 miljoen
euro..?) Ik mis de context tot hetgeen ik net gezegd heb, maar...
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
Nou, omdat u sluitende begroting zegt, en dan blijkt achteraf dat
het College weet dat het duurder wordt. Zo kan ik ook een sluitende begroting
maken.)
Nee, die onzin is de wereld in geholpen door de heer Halbertsma, dat het
College daar al van op de hoogte was. Het College heeft daar een andere mening
over gehad (gesteund overigens door, naar ik meen, de hele Raad) dan de heer
Halbertsma: blijkbaar heeft u nu toch zijn boodschap verkeerd begrepen.
Ik wilde doorgaan en bijna tot een afronding komen van mijn verhaal, met het
verzoek dat u daarna dan het woord geeft aan de heer Van Straaten. En daarbij
moet me toch iets van het hart -en ik kijk ook eventjes speciaal naar de heer
Reuten, omdat hij toevallig de eerste was die gesproken had na de heer Asscher;
maar ongetwijfeld zou het vandaag nog wel eens meer aan de orde kunnen komen-
over al dat geweeklaag over het kabinet, en de relatie met de bezuinigingen in
Amsterdam. Het merendeel van de bezuinigingen waar wij mee te maken hebben in
deze stad is een gevolg van een besluit van de Gemeenteraad van Amsterdam. En
de twee grote effecten van het landelijk beleid op de bezuinigingen in
Amsterdam -volgens mij, mijnheer Asscher, hebben wij toch vorig jaar
voorstellen aangenomen met uw steun en met mijn steun, en de oppositie was iets
meer tegen... (De heer ASSCHER
: En weet u nog waaróm...)
Daar kom ik nog op. Voorstellen die grote effecten hebben op de stad; dat zijn
bezuinigingen waartoe wij hebben besloten, opdat wij nieuw beleid kunnen
inzetten. Maar daarnaast speelt dat de twee grootste klappen waar wij nu mee te
maken krijgen vanuit het landelijk beleid, namelijk de daling vanuit het
gemeentefonds en de herverdeling van de middelen DWI, besluiten zijn waar
landelijk zeer brede steun voor is. Het gemeentefonds is puur het gevolg van
samen de trap op, samen de trap af, gedeeld van PvdA tot en met
VVD, en het besluit over de verdeling van de socialedienstgelden was zelfs een
kamerbreed besluit in juli vorig jaar. De effecten daarvan zijn voor Amsterdam
nadelig, maar leg dat niet neer bij het kabinet. (Wethouder STADIG
: Hoe is het met de halvering van het ISV, mijnheer Van der Burg?)
Ik zei: Een groot deel van de besluiten is het gevolg van kamerbreed
gesteunde overwegingen, mijnheer Stadig, ik zei niet álle
besluiten. Er komt veel goeds vanuit Den Haag, er komt ook minder goeds
vanuit Den Haag, en hier zou u een punt kunnen noemen. (De heer REUTEN
: Mijnheer de Voorzitter, ik wil het nog één keer proberen. De
bezuinigingen die het kabinet doet óp het ISV, een halvering voor
Amsterdam, terwijl het kabinet met de andere mond belijdt dat die wijken
opgeknapt moeten worden, dat is niet te verkopen, dat is slecht voor het land
en slecht voor de stad. Het zou u sieren als u gewoon, ondanks het feit dat uw
partijgenoten verantwoordelijk zijn voor dit beleid, zou zeggen: Daar ben
ik ook niet blij mee.)
Nee, maar laat daar geen misverstand over bestaan, mijnheer Reuten. Op het
moment dat het kabinet besluiten moet nemen en bezuinigingen moet doen ter
waarde van 16 à 17 miljard euro, het maakt even niet uit welk bedrag u
kiest. Misschien was het bedrag als u in het kabinet had gezeten iets lager
geweest dan bij ons. Maar op het moment dat er zulke enorme bedragen bezuinigd
moeten worden, dan treft dat de burgers, dan treft dat de steden, dan treft het
ook Amsterdam. En toch moet het kabinet in onze ogen die besluiten nemen. Wat
we alleen zeggen, en dat is het punt waar het hier om gaat, is: schrijf niet
alles heel makkelijk weg op hen, die het fout doen -of hen, die hun
verantwoordelijkheid nemen, het is maar net hoe je het bekijkt-, maar kijk ook
welke rol je daar als lokale overheid zelf in hebt te vervullen. En een groot
deel van de bezuinigingen waar we nu mee te maken hebben, en die nu
geëffectueerd worden, en die nu morgen de eerste organisaties treffen die
te maken krijgen met een subsidieverlaging, komt gewoon door besluiten die u en
ik vorig jaar bij de hoofdlijnen hebben genomen. (De heer REUTEN
: Mijnheer de Voorzitter, het is gewoon niet waar dat dat het grootste deel van
het bedrag betreft. De 60 miljoen ISV en de tientallen miljoenen op het
gemeentefonds, dat zijn de grote bedragen, en ik ben blij dat u dus ook meedoet
aan het geweeklaag dat u mij net verwijt, het geweeklaag dat dit slecht is
voor het land en slecht is voor de stad, en dat andere keuzes mogelijk zijn. En
die andere keuzes wórden ook dagelijks besproken in de Tweede Kamer,
maar niet door uw partij.)
Het kabinetsbeleid gericht op het gezond maken van de Nederlandse economie is
uitstekend voor het land. Dat daaraan soms negatieve gevolgen kunnen zitten is
waar, maar het is helaas nodig om dit land weer gezond te maken. (De heer
REUTEN
: Mijnheer de Voorzitter, dan constateer ik toch dat u de verantwoordelijkheid
neemt voor het niet voortgaan met de stedelijke verneuwing in het tempo dat
eigenlijk nodig is.)
Maar zoals gezegd, mijnheer de Voorzitter, ondanks die bezuinigingen wordt er
vooral geïnvestéérd in de stad. Ik wil een paar
voorbeelden... (De heer VAN POELGEEST
: Mijnheer de Voorzitter, mag ik daar nog één interruptie over
maken?) (De VOORZITTER: Eén.) (De heer VAN POELGEEST
: Het valt me op dat die opmerking van u over die bezuinigingen alleen gaat
over het huishoudboekje van de gemeente. Maar heeft u zich ook wel eens
afgevraagd wat het voor de individuele Amsterdammer kan betekenen, wiens
kinderen in een grotere klas komen door de bezuiniging op de...)
Ja, ik heb het me afgevraagd. (De heer VAN POELGEEST
: Door alle bezuinigingen op de ziektekosten. Doordat een persoon misschien
herkeurd moet worden en strak in de WW komt en uiteindelijk met bijstand
overblijft, terwijl hij eerst een WAO-uitkering had, dát zijn natuurlijk
de bezuinigingen die men voelt.) Ja. (De heer VAN POELGEEST
: En die zijn groter, mijnheer Van der Burg, dan waar wij ons in deze zaal mee
bezighouden.)
Mijnheer Van Poelgeest, dat heb ik me niet alleen al afgevraagd, daar ben ik
ook mee bezig, net zo goed als ik kan bedenken dat diezelfde mensen die
getroffen worden door die bezuinigingen -en soms hard getroffen worden door die
bezuinigingen- er belang bij hebben dat de Nederlandse overheid nu en in de
toekomst sterk is. En dat is de andere kant van het verhaal, alleen voer ik die
discussie voor een groot deel niet hier met u, want daar hebben we onze Haagse
collegas voor; maar ik vind het al te gemakkelijk als je je als
plaatselijke collegas maar continu in de slachtofferrol positioneert, zo
van: Beste Amsterdammers, het komt niet door ons, het komt door een
ander. Neem je verantwoordelijkheid ook daar, waar je besluiten genomen
hebt.
Mijnheer de Voorzitter, komend tot de afronding. Er zitten ook heel veel
investeringen in deze begroting. En ik pik er een paar uit: 14,5 miljoen euro
voor de bestrijding van armoede. Uitermate goed, waarbij de VVD met name blij
is met het project 39.080, en hoopt dat we het zo snel mogelijk kunnen halveren
wat betreft de naam. Het College stelt duidelijke prioriteiten en daar steunen
wij het in, bijvoorbeeld waar het gaat om de al eerder genoemde 8 miljoen euro
op het gebied van veiligheid. Ook daar is er steun vanuit de VVD. Maar ook als
ik kijk naar de ontwikkelingen rondom de verslaafdenzorg en de manier waarop
wethouder Belliot daarmee bezig is: overlastbestrijding aan de ene kant, dwang
en drang, maar tegelijkertijd ook de zachte hand, daar, waar die echt nodig is.
Dat alles levert een bijdrage aan de leefbaarheid en het gevoel van veiligheid
in deze stad. En ook op andere sporen ligt het College wat ons betreft goed op
koers, en de wisselingen in het College die de afgelopen jaren hebben
plaatsgevonden, hebben wat betreft de VVD geen negatieve gevolgen gehad voor de
slagkracht. En dat is een hele prestatie. En die slagkracht moet het College
nu vooral gebruiken om in te zetten op een veilige en leefbare stad, voor een
sociaal contract met de Amsterdammers, dat het vertrouwen in de overheid
herstelt.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter. Ik ben mijn bijdrage begonnen met het sociaal
contract van John Locke. En naast zijn bespiegelingen over de overheid was
Locke vooral ook bekend om zijn pleidooien voor religieuze tolerantie. En ook
dat is helaas weer een zeer actuele zaak geworden. Ik had in mijn bangste
dromen niet gedacht dat bestuurders van deze stad en politici in Den Haag met
lijfwachten over straat moesten gaan omdat religieuze fanatici de democratie in
ons land letterlijk naar het leven staan. Dat kan niet en dat mag niet. Ons
belangrijkste wapen tegen deze mensen is om juist ook in deze dagen vooral door
te gaan met ons werk als volksvertegenwoordiger, waarbij we kritisch op elkaar
mogen zijn en felle debatten met elkaar mogen aangaan, juist om te laten zien
dat de macht van het woord groter is dan de macht van het zwaard. Dank u wel.
De VOORZITTER: Mijnheer Van Straaten.
De heer VAN STRAATEN: Dank u, mijnheer de Voorzitter.
Mijnheer de Voorzitter. In mijn bijdrage aan deze beschouwingen zal ik mij
vooral richten op het voorliggende jaarplan en de voorliggende begroting van de
gemeente Amsterdam. Alvorens in te gaan op het financieel perspectief voor
2005, nog enkele opmerkingen over het jaar 2004.
Uit de actualisatie van de begroting 2004, die ook in deze stukken is
opgenomen, komt een tekort naar voren van in totaal 59 miljoen euro. Dat is een
niet gering bedrag. Het College geeft ter relativering van het tekort aan dat
de actualisatie is gebaseerd op de inzichten op 1 juni, en dat het cijfer
daarom nog flink kan veranderen. Ook meldt het College dat budgethouders veelal
de neiging zullen hebben nog niet alle meevallers te melden. Normaal gesproken
zou een dergelijke redenering voor mij nog weinig overtuigend zijn.
Voorbeelden van niet in de actualisatie meegenomen meevallers geven echter aan
dat een aanzienlijke verandering van het beeld nog te verwachten is. Ik denk
daarbij aan de ESF-subsidie op de Megabanenmarkt, 22 miljoen euro, de vrijval
van de reserve Besluit woninggebonden subsidies (een aantal miljoenen, dat
wordt niet exact gekwantificeerd) en, niet genoemd in de stukken, maar wel een
meevaller voor de jaarrekening 2004: de vrijval van de voorziening Dubieuze
debiteuren bij de Sociale dienst Amsterdam, die niet meer in de jaarrekening
2003 van de gemeente kon worden verwerkt. Daar gaat het om 15 miljoen euro.
Deze drie posten samen werken het gemelde tekort van 59 miljoen euro voor meer
dan tweederde weg. Daardoor wordt aannemelijk dat in 2004 geen al te grote
problemen meer zullen ontstaan.
Mijnheer de Voorzitter, dan de begroting 2005. Vooraf was ons ingepeperd dat
het financiële beeld voor de gemeente drievoudig somber was. Als we dan de
inhoud van de begrotingsstukken hebben gelezen, kunnen we constateren dat
inderdaad een aantal wensen van de Gemeenteraad -zie de aangenomen moties bij
de behandeling van de Voorjaarsnota- niet kan worden gehonoreerd of slechts ten
dele is uit te voeren. Ten tweede wordt er ten opzichte van eerder door deze
Raad genomen besluiten, doorgevoerde besparingen van 30 miljoen euro,
aanvullend nog eens voor 17 miljoen euro aan bezuinigingen doorgevoerd. Daar
staat echter tegenover dat ook voor ruim 100 miljoen aan prioriteiten in deze
begroting is verwerkt. De VVD-fractie is daarom uiteindelijk zeer content met
deze begroting. Belangrijk is bovendien dat het College erin is geslaagd om de
stijging van de lokale lasten zeer beperkt te houden. Dit laatste geldt
overigens met uitzondering van de hondenbelasting, die opnieuw met 25% is
verhoogd. In de raadscommissie Financiën en economie is daar al het nodige
over gezegd. Ik zal dat hier niet herhalen.
Mijnheer de Voorzitter, voor een drietal zaken vraag ik nog uw aandacht. Het
College wijdt en dat is volkomen terecht- een belangrijk deel van de
Financiële Beschouwingen in de voorliggende stukken aan de verdeling van
de stad- en deelfondsmiddelen en de Schoon door de poort-operatie
voor het stadsdeel Centrum. De VVD-fractie, en zij niet alleen, is van oordeel
dat de discussie over de financiële middelen voor dit stadsdeel snel tot
een afronding moet komen. Financiële problematiek voor de centrale stad
zelf is op dit moment voldoende reden om zeer terughoudend of zelfs
áfhoudend te zijn bij het ingaan op de wens van het stadsdeel om extra
middelen. De door het College aangevoerde argumentaties in deze stukken zijn
voor mijn fractie aanvullende redenen om hierin zeer terughoudend te zijn. We
ondersteunen dus in grote lijnen het betoog van het College in de
begrotingsstukken. Dit neemt echter niet weg dat naar ons oordeel bij het in de
toekomst beschikbaar komen van incidentele begrotingsmiddelen moet worden
bezien of daarvan mede leefbaarheidsinitiatieven in de openbare ruimte van dit
stadsdeel kunnen worden gerealiseerd. Nu dus geen extra middelen, maar in de
toekomst zien of er ruimte komt voor het uitvoeren van
leefbaarheidsinitiatieven in dit gebied van de stad.
Voor een oordeel over de verdeling van de middelen van het stadsdeelfonds, en
dus over de structurele middelen van het stadsdeel, zijn voor mijn fractie de
uitkomsten van de evaluatie van het fonds door de Raad voor de
stadsdeelfinanciën van belang. Voor het College geldt overigens hetzelfde.
De bezuiniging op het ambtelijk apparaat van de gemeente wordt voor het jaar
2005 geheel gezocht in besparingen op inkoop. Daarbij wordt echter al opgemerkt
dat pas vanaf 2006 of 2007 deze inkoopbesparingen volledig kunnen zijn. De VVD
vraagt zich dan ook af of het niet wijs zou zijn geweest om de afgesproken
besparing ook al voor een deel te zoeken in daadwerkelijke afslanking van het
ambtelijk apparaat, wat dan met name zou moeten leiden tot minder regels,
minder bureaucratie, minder notas en dergelijke.
Als laatste punt constateer ik dat door de directeur van de rekenkamer een
begroting is ingediend die het beschikbare budget volgens de voorliggende
begroting ruim overstijgt, met zon drie ton structureel. Aan de begroting
van de directeur van de rekenkamer liggen een jaarplan en een schets van de
opbouw van de organisatie ten grondslag, die zicht bieden op het ontstaan van
een robuuste, slagvaardige en efficiënt ingerichte organisatie. De VVD is
van oordeel dat binnen de voorliggende begroting een oplossing moet worden
gevonden voor het probleem dat er er te weinig middelen beschikbaar zijn voor
de rekenkamer. Ik constateer ook dat er op dat punt moties zijn ingediend op
amendementen die in de Slotbeschouwing in december aan de orde zullen komen.
Wat de door mijn fractie ingediende amendementen en moties betreft, merk ik op
dat de VVD zich uiterst terughoudend opstelt. Behalve de reeds door de heer Van
der Burg aangekondigde moties over de aanpak van hufterigheid
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 791) en bestuurlijke spaghetti
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 790) heeft de VVD zich beperkt tot het indienen van
een motie en een amendement inzake een illuminatie van de stad (Gemeenteblad
afd. 1, nrs. 767 en 768).
Ik wil ten slotte nog even reageren op de vraag van de heer Reuten met
betrekking tot de OZB. De VVD is van oordeel dat daar duidelijke afspraken over
zijn gemaakt in de coalitiebesprekingen. Voor ons is een belangrijk punt dat
de OZB niet bovenmatig stijgt. Dat zal sowieso voor ons een belangrijk punt
blijven, en we zien op dit moment ook niet echt aanleiding om wat bij de de
coalitiebespreking is afgesproken, ook over andere punten van het akkoord, nu
weer ter discussie te stellen. Dus we blijven bij onze voorkeur zoals is
verwoord in het programakkoord. (De heer VAN POELGEEST
: Uw collega de heer Flos leek net (tijdens de termijn van de heer Reuten
) te suggereren dat op het moment dat de Partij van de Arbeid bereid is te
praten over het miljoen voor de Opstapper, u van harte bereid bent te praten
over die OZB. Maar dat heb ik dan verkeerd begrepen.)
Discussie voeren over posten is wat ons betreft geen probleem. Maar ik geef wel
aan dat het voor ons een belangijk punt is dat de OZB niet bovenmatig stijgt.
(De heer VAN POELGEEST
: Nee, maar u houdt dus niet per se vast aan die afspraken in het
programakkoord, zolang dan inderdaad maar alles besproken mag worden. Dat zou
dus politieke winst zijn vandaag.)
Op zich staan wij open voor discussie op alle terreinen, maar duidelijk is dat
dit voor ons een belangrijk punt is, waarop wij niet zomaar zullen toegeven.
(De heer VAN POELGEEST
: Een belangrijk punt, maar het is niet onbespreekbaar.)
Niets is voor ons onbespreekbaar. (De heer VAN POELGEEST
: Nou, dank u wel.) (De heer REUTEN
: Nou, mijnheer de Voorzitter, dat is in ieder geval dan winst, maar ik hoor
toch nog niet veel meer dan het is voor ons een belangrijk punt. En
in de commissie hebben we wel van gedachten gewisseld, en mijnheer De Graaf is
er toen wél op ingegaan. We hebben toen een debatje gevoerd, en gezegd:
Zon verhoging van 0,5%, dat komt voor de gemiddelde betaler van
OZB in Amsterdam, de gemiddelde huurder, neer op twee kwartjes extra per jaar.
Dat is dus eigenlijk voor de gemiddelde Amsterdamse betaler een te verwaarlozen
bedrag, en bovendien, de OZB is een heel eerlijke belasting. En waar u niet op
ingaat, is dat de situatie natuurlijk wel fundamenteel veranderd is ten
opzichte van het moment waarop we het programakkoord vaststelden. Dus waarom
gaat u nou niet in op die inhoudelijke argumenten?)
Wij zien op zich geen aanleidingen om die OZB te verhogen. We vinden OZB
sowieso al een onwenselijke belasting en zijn dus geen voorstander van
verhoging. Dit was mijn hele betoog, mijnheer de Voorzitter. Dank u.
De VOORZITTER
: Dank u wel. Dan stel ik voor dat wij nu de vergadering schorsen tot 15.00
uur, en dan krijgt daarna de heer Van Poelgeest het woord.
Schorsing van de vergadering tot 15.00 uur.
De VOORZITTER heropent de vergadering om 15.00 uur.
De VOORZITTER
: Ik geef nu eerst het woord aan mevrouw Van Oudenallen. Mevr.
VAN OUDENALLEN
: Mijnheer de Voorzitter, dames en heren. Er moet heel wat gebeuren als je als
kleine oppositiepartij naar voren mag in het vastgestelde programma. Door een
kleine handicap van mij, helaas, wordt mij dat toegestaan door mijn
collegas. Met dank aan iedereen.
Ja, iedereen heeft zijn eigen inbreng, en het viel mij op dat de grootste
partij daarnet begon door te zeggen: Stel je voor, het is een
soap opera
, en stel je voor.., et cetera, et cetera. Toen dacht ik: is het nou niet
juist de soap opera
, en is het niet omdat de cameras en de journalisten hier zijn, dat de
PvdA, die jarenlang de regerende partij is hier, iets zegt waarvan ik me
afvraag of ze dit nu niet te laat zegt? Gelukkig, er is altijd inkeer mogelijk,
en als je een fout ziet, dan moet je er wat aan doen. Maar ik vind het iets te
gemakkelijk als iedereen nu roept: Ja, er moet iets gedaan
worden!, terwijl er jaren geld geïnvesteerd is in projecten die niet
liepen, in integratie die niet gelukt is. Gelukkig dat bij iedereen de ogen nu
geopend zijn. We hopen daarom dat we op het gebied van openbare orde en
veiligheid in de toekomst niet alleen worden geïnformeerd in de media,
zoals bij wat er gebeurde in de Diamantbuurt, maar dat de Driehoek ook de
Gemeenteraad informeert. We hopen ook dat de politie en het College
daadkrachtig op zullen treden, zoals al eerder gezegd is, en niet alleen de
oplossing zoeken in het neerzetten van een jeugdhonk. Wij als Gemeenteraad
snappen dat u bekeuringen moet uitdelen, zoals de politie dat doet. Maar
omgekeerd menen wij dat de Driehoek rekening moet houden met de wensen van
búrgers.
Kortgeleden nog bleek bij de commissie in New York dat daar zo ongeveer elke
districtschef wekelijks verantwoording moet afleggen over wat er in zijn wijk
of district gebeurt. Dan moet hij zeggen wat hij aan die problemen gaat doen.
Als dat niet gaat lukken, heeft die chef een probleem. Wij menen dan ook, en we
hebben daar ook een motie op (Gemeenteblad afd. 1, nr. 780), dat de
burgemeester dít in de Driehoek moet gaan bespreken, want je kunt niet
alleen maar zeggen dat je er iets aan gaat doen. Als wij dan als Gemeenteraad
horen dat er al maanden of misschien al een jaar geëtterd wordt, dan zijn
we te laat, en dan had daar waarschijnlijk een districtschef in samenwerking
met de Driehoek allang wat meer aan kunnen doen. Dus wij verwachten dat de
problemen ook opgelost gaan worden.
Recentelijk vernamen we ook dat de mogelijkheid bestaat om lastige jongeren,
voor wie de ouders verantwoordelijk zijn, met het hele gezin van de ene naar de
andere stad te verplaatsen. Om gettovorming tegen te gaan en ook weer om
mensen kansen te geven. Daarnaast vernamen we dat kosten van vandalisme geheel
teruggevorderd kunnen worden op datzelfde gezin. Ook dat lijkt ons heel
reëel. Want als ouders ben je ook verantwoordelijk voor je kinderen.
Zaken die in verband met de politie ook een rol spelen, zijn aangiftebereidheid
en cijfers van aangifte. Uit de cijfers die wij recentelijk hebben gekregen
uit een O+S-onderzoek dat door Mokum Mobiel 99 was opgezet, bleek dat 31%
van de mensen die iets met criminaliteit te maken hadden, in de afgelopen twee
jaar geen aangifte heeft gedaan. Ook heeft 56% van de mensen wier fiets
gestolen is, geen aangifte gedaan. Dat betekent dat als wij volgend jaar voor
de zoveelste keer de getallen krijgen, we tegen de politie zeggen (zoals Mokum
Mobiel 99 dat al zo vaak heeft gezegd) dat er, met deze getallen erbij,
heel anders naar moet worden gekeken. Wij vinden dus dat het onderzoek nog een
keer gedaan moet worden, samen met de getallen van de politie, en dan kun je
vragen: Hoeveel aangiftebereidheid hebben we en wat komt er uit de
cijfers van de politie?
Dan over veiligheid en het openbaar vervoer. Kortgeleden, toen iedereen zei:
Ga nou eens weg, ben ik naar Mexico City geweest, of all places
. Ik moet u zeggen: het was erg interessant om daar eens te proberen auto te
rijden. Maar bij de metro was het beter geregeld. Bij de metro daar zijn altijd
de eerste twee wagens gereserveerd voor oudere vrouwen en kinderen onder de
twaalf jaar. Zon simpele oplossing zou je dus ook hier in Amsterdam in de
metro in de avonduren en op de stille uren kunnen bedenken. Hetzelfde geldt
voor parkeergarages. Al jaren is het in veel steden in Duitsland zo en ik
meen me te herinneren dat in het verleden ook de VVD daar wel eens iets over
gezegd heeft- dat bij de uitgang parkeerplekken worden gereserveerd, niet
alleen voor ouderen en voor invaliden, maar ook voor dames. Wij willen het
College oproepen om ook zoiets te doen. Omwille van de veiligheid zouden we
willen dat het College met Den Haag contact opneemt om te zorgen dat
taxichauffeurs die in Amsterdam rijden op hun taxibonnetjes ook een
herkenningsteken gaan zetten. Toen ik laatst weer eens wat vergeten was en mijn
jasje in een taxi had laten liggen, dacht ik: ik heb het bonnetje. Ik keek op
het bonnetj
e, en daar stond keurig het bedrag en de BTW. Maar er stond niet bij in welke
taxi en met wie ik had gereden. Dat zijn dus maar heel kleine dingen, waarmee
je toch veiligheid en controleerbaarheid kunt creëren.
Verder hebben we gelezen dat de gemeente en de politie gaan bezuinigen op de
controle op overlast te water. En dan pas gaat het goed fout. Mokum Mobiel
99 denkt dat overlast op de gracht kan worden tegengegaan door
bijvoorbeeld meer belasting te heffen op het hebben van een boot. Van de
opbrengst kunnen meer toezicht, dus minder overlast, en meer controle in de
avonduren worden bekostigd. Een andere methodiek zou kunnen zijn dat de boetes
op het water fors verhoogd worden. Wij wijzen op de notitie van Mokum Mobiel
99 die over dit onderwerp is uitgekomen.
Financiën. Vorig jaar werd met grote bombarie door onze collega van het
CDA gezegd: Laten wij de 100% belasting terugbrengen naar 25%.
Uitstekend. Nu zit datzelfde CDA in het College en roept het plotseling uit
(tenminste, we denken dat het dat zo gaat doen): College, wat doe je
nu? Wij hebben vorig jaar al gezegd dat we dat 25% willlen houden. En wij
hopen dus ook dat u dadelijk mee gaat stemmen in onze motie om die verhoging
niet door te laten gaan. Maar ik vind het natuurlijk wel schandalig dat de PvdA
met een motie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 683) komt waarin ze voorstelt dat het
Handtheater wordt gefinancierd uit de verhoging van de hondenbelasting. Nou kan
ik me dat nog voorstellen als het voor blindengeleidehonden was of iets
dergelijks. Maar de gebarentaal- of gebarenhond, daar heb ik nog nooit van
gehoord. Wij willen dus wel graag dat het gefinancierd wordt, maar niet uit de
hondenbelasting.
Wellicht is de huidige methodiek van het innen van gemeentebelastingen niet de
meest optimale. Bij gedeeltelijke kwijtschelding zal een vast belastingsbedrag
per bepaalde inkomenstariefcategorie enorme berekeningen geven, wethouder voor
Financiën, dus veel tijd en arbeidskracht. Dus hebben wij als voorstel dat
er eens naar gekeken wordt of het niet makkelijker kan.
Zorg. Het toegewezen budget om de toegankelijkheid van openbare gebouwen voor
mensen met een handicap te vergroten is in onze ogen te klein. Wanneer hebben
alle gemeentelijke en openbare gebouwen nu een voorziening, wethouder?
Bovendien begrijpt Mokum Mobiel 99 niet dat er tot nu toe geen geld
uitgetrokken wordt voor slachtoffers van zogenaamde loverboys. Wij volgen de
PvdA-motie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 686) en vinden dat het budget misschien
wel onder andere bij Openbare orde en veiligheid moet worden gezocht, waar de
veroorzakers namelijk vandaan komen.
Werk en inkomen. Mokum Mobiel 99 maakt zich zorgen over de getallen die
de wethouder hanteert om mensen aan het werk te helpen. Staan die nog wel in
verhouding met de Europese en mondiale verhalen over de slechte economie?
Educatie, jeugd en diversiteit. We weten dat de Gemeente Amsterdam weliswaar
heeft meegetekend een minimale score van het aantal gehandicapten in
gemeentedienst van 5% te halen, maar hoe kan het dan dat er over het jaar 2003
geen getallen bekend zijn over de manier waarop dit per dienst tot uiting komt?
Ik herinner me dat ik toen vragen heb gesteld in allerlei deelraden en mensen
op hoge poten uitriepen: Mogen ze dit soort vragen wel aan ons
stellen? Nee, dat zou allemaal gemeentelijk geregeld worden. Over 2003
willen wij dan ook graag van de gemeentesecretaris zijn beloofde
cijferoverzicht krijgen.
Verkeer en infrastructuur. Verkeersprojecten als de Opstapper worden extra duur
omdat de Nederlandse wet voorschrijft dat chauffeurs een groot rijbewijs
moeten hebben. Wij pleiten voor een onderzoek om te kijken of dat in Nederlands
of Europees verband aangepast kan worden, omdat dit mondiaal en Europees
verschillend is.
In de begroting wordt keurig gemeld welke onderhoudswerkzaamheden er in 2005
zullen zijn. Tijdens de opbrekingen zouden bepaalde straten die nu verplicht
éénrichtingsverkeer zijn, moeten worden opengesteld voor verkeer
vanuit beide richtingen. De wethouder Verkeer, die nu helaas even niet op zijn
plek zit, is daarmee bezig. Wij vinden echter dat er niet alleen op aanraden
van de stadsregisseur moet worden gewerkt, maar dat er een standaardbeleid moet
komen binnen de Gemeenteraad en het College. Want anders is het hapsnapbeleid:
je weet helemaal niet welke kant je uit moet gaan, bezoekers van Amsterdam
hebben problemen om nog ergens te komen, en als je dan een ambtenaar belt, dan
zegt die rustig: Ja, maar we hebben een brief naar de ondernemers
gestuurd. Ze begrijpen het wel. Misschien, maar het betekent wel een
heleboel inkomsten minder.
Mokum Mobiel 99 pleit ervoor dat onder andere bij black spots, die voor
veel geld worden opgeknapt, misschien zelfs ook via betere politiecontroles
jaarlijks wordt gemeten. Dit om te kijken of het aantal verkeersongelukken, als
deze op die black spots worden gemeten, misschien herleid kan worden, en of er
misschien uit kan worden afgeleid dat verkeersovertredingen juist ervoor
zorgen dat het black spots worden. Weliswaar hebben we geen geld om de black
spots in één keer te verbeteren, maar misschien hebben we wel
geld om af en toe de politie op die punten in te zetten.
We vinden dat er nog steeds te weinig parkeergarages worden gebouwd en dat er
te weinig uit parkeergarages wordt gehaald. Dit komt ofwel door hoge tarieven
of door ontoegankelijkheid, bijvoorbeeld de PTA-terminal, waarop op dit moment
veel vrachtautos en andere dingen staan, en die hebben er toch mee te
maken dat de inkomsten verminderen, dat scheelt toch weer op onze begroting.
Zo hebben we ook de fietsparkeergarages. Daarvan is gebleken dat ze weinig
bekendheid genieten. We hebben dat stuk al vorige week op de commissie
geagendeerd, en dan blijkt dat er meer bekendheid moet worden gegeven aan de
fietsparkeergarages als je die mensen duidelijk wilt maken. Ik zag het
vanmiddag op het Leidseplein: overal staan bordjes die waarschuwen dat je daar
je fiets volgens de APV niet aan het hek mag vastmaken. Uitstekend. Er stonden
ongeveer vijftig fietsen aan dat stukje hek vastgemaakt en ik dacht: ach, die
bordjes maken ook niets uit. En dat terwijl er aan de overkant voor twee
kwartjes een fietsenstalling is. En als dan hier de wethouder zegt dat twee
kwartjes niets is dan zou ik zeggen: haal dan die fiets een keer af, en kijk
wat de mensen zeggen als u dat fietsslot doorknipt en zegt: Voor twee
kwartjes staat ie gratis aan de overkant. Het is maar een idee.
Parkeren, dat is ook de Parkeermenukaart. We zullen dat onderwerp nu even laten
liggen en komen er morgen op terug. Maar na zes jaar aandringen zijn we
gelukkig dat in stadsdeel Amsterdam-Centrum met de kerst en op nieuwjaarsdag
2005 vrij geparkeerd mag worden voor de bewoners en bezoekers, net als in de
overige stadsdelen. Je ziet maar weer, je moet gewoon zes jaar flink aan de bel
hangen, dan gebeurt er tenminste wat.
Openbare ruimte en groen. Mokum Mobiel 99 vraagt aan de wethouder wat er
gebeurd is naar aanleiding van onze notitie
De parkeerplaats voor de stadsmus
van september 2002. Hoe is de inschrijving van geremigreerde of nieuwe
Amsterdamse stadsmussen in de stadsdelen eigenlijk verlopen? Of is de Asielwet
voor mussen wellicht te streng en moet de wethouder daar toch eens wat aan gaan
doen?
Cultuur en monumenten. De tijdelijke lokatie van het Stedelijk Museum bij het
Centraal Station is zeer slecht bereikbaar. Weliswaar vinden wij een
museumbezoek betaalbaar, maar een taxi nemen daarheen is een dure zaak. Waarom
wordt er niet een alternatief vervoer bedacht? Een klein busje, zoiets als de
Opstapper, fietstaxis of golfkarretjes, zoals men zelfs bij een van die
restaurants gebruikt, omdat oudere minder validen heel vaak naar zo een soort
museum willen en het nogal een tippel is om daarheen te lopen.
Wethouder Belliot doet goed haar best en verdient een pluim voor haar inzet
voor onder andere de afwikkeling van het Van den Ende Theater en van de
gemeentelijke panden-fondsenwerving voor het Stedelijk Museum, bijvoorbeeld.
Mokum Mobiel 99 spreekt speciaal daar haar dank voor uit. Maar:
recentralisatie van gemeentelijke panden moet onder te brengen zijn bij de
Gemeenteraad. Want de deelraden doen iets heel raars. Die geven daar enorme
huurverhogingen op en ondertussen komt dat ons inziens wel uit de cultuurpot.
Want daaruit wordt het betaald. Dus wij hopen dat daar ook iets aan gedaan gaat
worden.
Wat betreft sport en recreatie zijn wij verheugd dat het oude koffiehuisje in
het Amsterdamse Bos blijft bestaan, mede dankzij de inzet van de familie en de
gebroeders Stuy. We zijn ook blij dat het Amsterdamse Bos nog geen betaald
parkeren kent. Indien het nodig is, begrijpen wij dat we de gebroeders Stuy in
moeten zetten bij eventuele wijzigingen in het beleid, hoewel we ook hebben
begrepen dat je ze vooral geen vergunningen ergens in de gemeente Amsterdam
moet laten aanvragen, want die vergunningen blijken altijd zoek te raken als de
naam Stuy erop staat.
Economie en haven. Zijn de financiën die de Gemeente Amsterdam moet
uittrekken voor de PTA, de Passagiers Terminal Amsterdam, en andere projecten
in de haven, wel toereikend? Wederom in New York hoorden wij tijdens een
werkbezoek dat er mogelijkheden zijn om de zaken per geval te bekijken, en dat
het niet nodig is alle regels voor alles te laten gelden, dus wethouder, grijp
uw kans. Mokum Mobiel 99 is blij dat er een tweede sluis komt.
We vinden ook dat economie en toerisme over de hele stad verdeeld moeten
worden; ook daar hebben wij een aanvullende notitie over geschreven. Wel moet
ons het volgende van het hart, College, en we hebben daar nu ook een motie voor
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 779): doe nou eens een keer iets aan het feit dat
buitenlandse autos toch nog steeds geklemd of bekeurd worden. Het is toch
economisch totaal absurd dat als je een hele straat ziet, je meteen ziet dat
vijf van de zes autos die geklemd zijn, buitenlanders zijn? Ja, zo kan ik
mijn werk ook doen! Het College moet denken: dat is de economie, dat zijn
buitenlanders die geld naar ons land toe brengen, en wat kunnen we eraan doen?
In Luxemburg hebben ze daar een systeem voor: je krijgt een waarschuwing, en
binnen 24 uur mag je niet weer fout geparkeerd staan, anders krijg je een forse
boete. En je krijgt een leuke uitleg op een papiertje waarop staat:
Welkom in onze stad. We hebben hier blijkbaar andere verkeersregels dan
bij u.
Stadstoezicht is een van de bedrijven die we als Gemeenteraad in de gaten
moeten houden. We moeten opletten of we niet te veel mensen in dienst hebben.
Of we niet te veel materiaal in bezit hebben of vervangen moeten. Op allerlei
gebied. En dit jaar hebben we met zn allen gezegd: Laten we er niet
te dicht op gaan zitten, maar laten we wel de vinger aan de pols houden.
Ik neem aan dat deze wethouder dat met veel inzet blijft doen, maar we hopen
ook wel dat er gekeken wordt of het bedrijf misschien niet te groot is.
Terwijl we kleine bedrijven hebben die goed functioneren, is het ook belangrijk
je te realiseren dat er soms Europese aanbestedingen moeten worden gedaan in
Amsterdam. En dan blijkt dat kleine bedrijven, zoals onder andere een
beveiligingsbedrijf in Oud-West, volgens de huidige Europese normen niet eens
mee mogen doen. Dat kan toch nooit het idee achter Europese regelgeving zijn
geweest? Dat betekent dat alle kleine ondernemers de mist ingaan als wij
Europees aanbesteden. Dus daar ligt een punt voor de wethouder. Laat hij eens
kijken wat hij daaraan zou kunnen doen.
Bij stedelijke ontwikkeling hebben wij één punt. Wij denken dat
de doelstelling van 16.000 nieuwe woningen echt niet gehaald zal kunnen worden
in 2006. We zien het somber in. Ook de bouw van wibo-woningen, woningen in
beschermde omgeving, blijft achter. Maar wel willen we het compliment uitdelen
dat de input in studentenwoningen door het College behoorlijk is geweest. En
daarmee zijn we op de goede weg. Maar wordt het misschien niet tijd dat het
College eens gaat kijken wat het kan doen bij de financiering van de bouw van
woningen, die soms achterblijft omdat de projectontwikkelaars zeggen: Ja,
maar we hebben nog geen woningen verkocht, in plaats van te zeggen:
Wij doen dat niet, zoals ik de wethouder her en der heb horen
zeggen? Misschien moeten we juist creatief omgaan en als stad dan iets anders
gaan doen.
Stadstoezicht, dat heb ik al besproken. Een van de opmerkingen die ik wel wil
maken gaat over de oprichting en uitvoering van de Rokin Groep. Daar zijn vele
miljoenen de mist in gegaan. Ambtenaren die op wachtgeld zaten, zouden
misschien uitgeplaatst worden binnen de gemeente. Tegen de nieuwe rekenkamer
zouden wij toch willen zeggen dat hier een prachtige mogelijkheid voor een
onderzoek ligt, en we hopen dat u dat gaat uitvoeren. Want hoe heeft het kunnen
gebeuren dat wij er geld, geld en nog eens geld in hebben gestoken, en
uiteindelijk dan zon dienst opheffen? (Hoewel het uiteindelijk al bijna
geen gemeentelijke dienst meer was.)
Tot slot wil ik tegen het College zeggen: complimenten in deze moeilijke tijden
voor iedereen, voor de inzet van het College, van de burgemeester, van de
loco-burgemeerster, van wethouder Aboutaleb. Daarbuiten hebben twee wethouders
volgens ons een extra pluim verdiend: wethouder Belliot voor haar cultuurinzet
(alleen verzoeken we haar in theatertermen: kunt u wat minder konijnen uit uw
hoge hoed halen en wat meer met de commissie overleggen?), en wethouder Van der
Horst, die een van de moeilijkste andersoortige portefeuilles heeft. Tegen hem
willen we zeggen dat hij uitstekend zijn best doet. Met de slogan bij de
bereikbaarheid van deze stad, Gemakkelijker kunnen we het u niet
maken, verwachten wij dat deze wethouder door goede stadsregie in het
jaar 2005 Amsterdam weer goed bereikbaar weet te maken. Dank u wel.
Mevr. Van Oudenallen overhandigt een kleine attentie aan wethouder mevr.
Belliot. De VOORZITTER
: Dank u wel, dan is het woord nu aan de heer Van Poelgeest.
De heer VAN POELGEEST: Dank u wel.
Mijnheer de Voorzitter. Ik wilde vanmiddag eigenlijk niks over de begroting
zeggen, behalve dan dat die wederom sluitend en degelijk is. Want daarover is
het meeste gezegd in de commissies de afgelopen drie weken, niet in de laatste
plaats ook door de commissie Financiën. Ik wil nog wel even kort memoreren
dat wij op twee punten een grote inzet hebben. (We gaan daar nog allemaal over
discussiëren en stemmen in de volgende raadsvergadering.) Dat gaat over
het structureel maken van de armoedegelden, ervoor zorgen dat er wel extra geld
komt voor de stedelijke vernieuwing, en ervoor zorgen dat er ook extra geld
komt voor het omzetten van kopen naar huur. En dat betalen wij vanuit een
verhoging van de OZB. Dat is het ene grote voorstel.
Het andere grote voorstel is: ervoor zorgen dat er flink wat geld komt om voor
de problemen voor mensen en instellingen in de gesubsidieerde arbeid extra
budget vrij te maken, zodat we daar iets aan kunnen doen. Het gaat om een
bedrag van 5 miljoen euro. Dat heeft ermee te maken dat wij vinden dat je bij
de korting op het gemeentefonds uit zou moeten gaan van junicirculairen. Daar
gaan wij nog even over spreken, maar ik wou dat hier toch memoreren omdat
anderen ook aandacht hebben besteed aan de financiën.
Mijnheer de Voorzitter, anderhalve week geleden had de rubriek
De republiek Amsterdam
in Het Parool een treffende kop: Het roer moet om, maar waar is het
roer? Treffend, omdat het stuk laat zien hoe iedereen het even niet weet,
zonder dat cynisch wordt geconcludeerd dat de politiek met lege handen staat.
De vraag is: staan wij inderdaad met lege handen?
Wel als verwacht wordt dat wij volksvertegenwoordigers nu even een dozijn
praktische oplossingen en maatregelen uit de mouw schudden om de dreiging van
extremistisch geweld het hoofd te bieden. Die oplossingen, de pretentie op het
hebben van die oplossingen, die hebben we nu even niet, en het publiek begrijpt
dat in dit geval ook best.
Dat laatste is overigens winst, want het is niet vanzelfsprekend dat het
publiek dat begrijpt. Hoewel in woord en geschrift de laatste jaren steeds weer
de stelling wordt verkondigd dat de overheid en de politiek zich dienen terug
te trekken, hebben wij tegelijk met ons typische politieke gedrag de
verwachting gewekt dat voor elk probleem een praktische en eenvoudige oplossing
bestaat. Dat die praktische en eenvoudige ideetjes niet eerder bedacht en
uitgevoerd zijn, komt in deze redenering altijd door de bureaucratie, die
bevolkt wordt door domme ambtenaren, die op hun beurt maar niet aan het
veelgeprezen wondermiddel van de integrale benadering willen. De politiek heeft
zich op deze manier feitelijk verplaatst. Hijgend proberen we elkaar af te
troefen met weer een volgend plannetje, ontdaan van elke ideologische lading.
Er wordt geen tijd en ruimte genomen om met elkaar te debatteren over hoe
verschillend wij een probleem analyseren en begrijpen. En ik heb de overtuiging
dat wij nu eerst de tijd en ruimte moeten nemen om het fenomeen van
extremistische terreur te ontleden en te begrijpen. En in dat opzicht staan wij
zeker niet met lege handen. De moord op Van Gogh is een terroristische daad,
gepleegd door een kleine kern van extremisten die erop uit is de samenleving te
ontwrichten. Het is een aanslag op onze rechtsstaat, en daarmee een aanslag op
ons allen, ongeacht onze politieke, religieuze of etnische achtergond.
Dit gezegd hebbende blijft er een ongemakkelijke vraag liggen. Los van de
internationale vertakkingen van het extremisme is dit extremisme ook van
Nederlandse makelij. Mohammed B. is hier geboren, hier opgegroeid en hier
geradicaliseerd. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Hoe kan het dat in onze
samenleving mensen verleid kunnen worden tot extremistisch geweld? Mogelijke
antwoorden op deze vraag kunnen nooit gelden als excuus, maar zijn wel zeer
relevant om het extremisme te isoleren en uit te bannen.
In de verschillende commentaren die de laatste weken over elkaar zijn
heengebuiteld, is gesteld dat het bestaan van islamistisch extremisme
onderstreept dat de integratie van immigranten is mislukt. Dat is niet waar. Er
zijn genoeg succesverhalen te vertellen over migranten die het uitstekend
doen, en van Nederlanders die als vanzelfsprekend de nieuwe Nederlanders hebben
opgenomen. Er is echter de laatste jaren ook sprake van polarisatie, van het
op scherp zetten van verhoudingen. Van een verharding, die maakt dat enerzijds
een groeiende groep migranten zich heeft afgewend van de rest van de
samenleving, en dat anderzijds de dominante culltuur op een hoge toon is gaan
eisen dat zij zich nu eindelijk eens moeten aanpasen.
De dominante cultuur vindt dat in Nederland de zaken over het algemeen goed
geregeld zijn. Van uitsluiting, van discriminatie wil de dominante cultuur niet
horen. De dominante cultuur vindt zichzelf superieur. Zij, die
zich afgewend hebben, die zich buitengesloten voelen, zich gekwetst weten,
grijpen steeds meer terug op wat vertrouwd is. Zij blijven met
één been in het land van herkomst staan, voeden hun kinderen op
met de boodschap dat men hier eigenlijk niet thuishoort, en zijn ook niet
overtuigd van de superioriteit van de Westerse cultuur. Ze zijn geschokt
wanneer in de AKO de pornobladen naast de serieuze opinieweekbladen in de
schappen liggen. Ze kunnen maar niet begrijpen dat ouderen weggestopt worden in
bejaardenhuizen omdat de eigen carrière voorgaat. Ze zien hoe de
Westerse cultuur gewapenderhand haar hegemonie op wereldschaal lijkt te willen
bevestigen.
Wie deze groep wil insluiten, en daarmee het extremisme haar voedingsbodem wil
ontnemen en isoleren, moet dit klimaat van polarisatie doorbreken. Dat kan mede
door de vraag van de botsende culturen niet langer voorop te stellen in het
integratiebeleid. Je kunt eenvoudigweg niet van iemand eisen zijn of haar
culturele kernwaarden op te geven op straffe van het terugsturen naar een land
waar velen inmiddels ook buitenlanders zijn. Dat stoot mensen juist af en zorgt
ervoor dat ze juist nog verkrampter zulen vasthouden aan wat vertrouwd is.
Ruimte voor een verlichte benadering van de eigen cultuur, van het eigen
geloof, ruimte voor relativering van de eigen wortels, ontstaat pas wanneer
iemand zich veilig en opgenomen voelt en dat geldt overigens voor ons
allemaal. Let wel, ik pleit niet voor vrijblijvendheid. Over veel normen en
waarden mogen en moeten we van mening verschillen. Dat is al zo, en gelukkig
ook dwars door etnische grenzen heen. Maar de grondbeginselen van de
rechtsstaat zijn ononderhandelbaar. Deze beginselen zijn uitdrukkelijk niet de
weerslag van een dominante overtuiging over het goede leven. We
mogen alleen proberen het samenleven van mensen met totaal verschillende
opvattingen en culturen mogelijk te maken. Het zijn een soort verkeersregels
die voor iedereen gelden. Het geweldsmonopolie berust bij de overheid, en er is
vrijheid van meningsuiting, vereniging en religieuze overtuiging.
In plaats van het vooropstellen van het probleem van botsende culturen moeten
wij ons richten op de gebrekkige participatie van een deel van de migranten.
Dat houdt een aanval in op de grote werkloosheid onder de nieuwkomers en het
actief aanpakken van discriminatie op de arbeidsmarkt. Een onderwijssysteem dat
ieders talenten stimuleert en uitval tot een minimum beperkt. Maar wat
misschien op korte termijn nog belangrijker is, is dat eenieder zich
gerepresenteerd weet in het publieke debat en in de politiek. Nederland
ontbeert een publiek persoon en een politieke partij die stem geeft aan meer
traditionele orthodoxe opvattingen die leven binnen een deel van de
moslimgemeenschap. Daar zou verandering in moeten komen. Representatie is een
eerste stap om mensen te betrekken bij een democratische rechtsstaat.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil nu een geheel ander onderwerp aansnijden. In de
berichtgeving over de politiek domineren steeds meer de relletjes, de
incidentjes en de schandaaltjes. Wij hebben daar begin dit jaar in Amsterdam
het nodige van meegekregen. Het is moeilijk om deze ontwikkeling louter op het
conto van de media te schrijven. Dat gaat voorbij aan de rol die politici
hierin zelf spelen. Het gaat ook voorbij aan een meer strucutreel onderliggend
proces, waarbij oude politieke concepten niet meer volstaan om politieke
verschillen te duiden. Het nu volgende verhaal heb ik geheel ontleend aan een
bijdrage die Siep Stuurman leverde aan een debat dat onlangs, enkele weken
geleden, door GroenLinks werd georganiseerd.
In traditionele termen gesteld is rechts voor de markt en links voor de
overheid. Dit schema verliest in de bestuurlijke realiteit steeds meer zijn
relevantie. Per beleidsveld verschillen partijen nog wel degelijk over de
juiste mix tussen concurrentie en overheidsingrijpen, maar het komt maar al te
vaak voor dat een partij in het ene domein kiest voor veel concurrentie,
terwijl men in het andere domein juist een sterk overheidsingrijpen bepleit. Zo
kiest GroenLinks bijvoorbeeld voor een sterk overheidsingrijpen tot behoud van
onderlinge solidariteit in de zorg, terwijl volgens ons het bij wet verbieden
en door overheidsoptreden onmogelijk maken van tippelprostitutie tot allerlei
ongewenste effecten leidt, die groter zijn dan de veronderstelde voordelen.
Voor bijvoorbeeld de VVD ligt dit precies andersom. Hierdoor zijn partijen
steeds minder te vangen in de traditionele schemas van markt en overheid
en ontstaat er een diffuus en verbrokkeld beeld. Partijen krijgen het steeds
moeilijker om zich van elkaar te onderscheiden. Niet omdat ze niet meer van
elkaar verschillen -mijn voorbeeld gaf dat al aan-, maar omdat die verschillen
moeilijk uit te leggen zijn. Het is mijn voorspelling dat de door politici maar
al te vaak gebezigde clichés over markt en overheid steeds vaker door
het publiek zullen worden gezien als lege woorden.
Partijen zullen steeds meer hun identiteit, hun profiel ontlenen aan hun
opstelling in zaken die plotseling heet worden. Springend van
incident naar incident wordt op die manier een imago opgebouwd of afgebroken.
Personen zullen hierin een steeds crucialere rol spelen. Het gaat er
bijvoorbeeld niet langer om wat de PvdA vindt van integratie, maar om wat Job
Cohen doet als op 4 mei een groep Marokkaanse jongens in West gaat voetballen
met kransen. Als de persoon meer centraal komt te staan, dan willen we ook meer
weten over die persoon. Het vertrouwen, een belangrijke grondstof van
politiek, wordt immers niet meer gegeven aan een partij, maar aan een persoon.
En dan is het opeens relevant te weten wat een Amerikaanse president nu wel of
niet heeft gehad met een stagiaire. De voorstellen van het kabinet om de
burgemeester rechtstreeks te gaan kiezen in combinatie met een
districtenstelsel zullen deze trend niet keren, maar juist versnellen. Met deze
voorstellen maken wij een overgang van een partijendemocratie naar een
personendemocratie.
De vraag is of je dat wilt. Zo niet, wat is dan het alternatief? Hoe kan men
politieke partijen vernieuwen zodat zij weer vertrouwen genieten en niet langer
affhankelijk zijn van de populariteit van één persoon? Het credo
de wijk in of de platitude luisteren volstaan hier
niet. Partijen moeten zorgen dat zij er weer toe doen. Dat geëngageerde
burgers er ook iets kunnen halen. Dat kan door leden meer rechtstreekse invloed
te geven op de koers van de partij. Het interne partijreferendum van de PvdA
over de gekozen burgemeester is daarvan een goed voorbeeld. De inhoud stond
centraal en de methode was laagdrempelig. Op deze manier kunnen partijen weer
een platform worden waar geëngageerde burgers met elkaar spreken over
inderdaad soms ingewikkelde dilemmas van het openbaar bestuur.
(De heer VAN DER BURG
: Mijnheer de Voorzitter, mag ik een vraag stellen aan de heer Van Poelgeest?
Ik vind het een heel interessante discussie die u nu opwerpt, en de analyse
deel ik ook, dat zal u niet verbazen. Maar u zegt: De partijen moeten
door het debat binnen de partijen te organiseren door middel van interne
referenda, en zo kom je terug naar het oude partijenstelsel. Die link zie
ik niet helemaal. Waarmee onderscheidt de ene partij zich dan nog van de
andere door gewoon meer mensen direct te betrekken?)
Nou, ik denk dat partijen zich wel degelijk onderscheiden, maar dat het iets
ingewikkelder ligt. Maar ik ben ervan overtuigd dat het beter is om een
partijendemocratie te hebben dan een personendemocratie, omdat ik denk dat in
een personendemocratie het op een gegeven moment alleen nog maar over
incidentjes, schandaaltjes et cetera zal gaan. Maar dan ligt daar wel een
uitdaging voor de politieke partijen, en dat geldt voor alle partijen in deze
Raad, om ervoor te zorgen dat zij ook gerevitaliseerd worden. En dat zal lastig
genoeg zijn. (De heer VAN DER BURG
: Ja precies, en u zegt: dat kun je doen door de interne partijendemocratie te
verbeteren. Mijn vraag is: denkt u nu echt dat dat zo gaat?)
Nou ja, je moet je bijvoorbeeld wel aan een uitslag van een referendum houden,
natuurlijk. Maar goed, dat lijkt me meer een discussie binnen de PvdA.
Dan over Amsterdam en het College. Het is een beetje stil geworden rond
het College. Het was Duco Stadig die in Het Parool constateerde dat er sinds
het vertrek van Geert Dales en Rob Oudkerk een eind is gekomen aan het eeuwige
gelek uit het College. Net als hij zou ik overigens niet durven suggereren dat
hier sprake is van een oorzakelijk verband. Hoewel het daardoor minder vrij
schieten is voor de oppositie, is deze stilte goed voor het bestuur en het
aanzien van de politiek.
Bovendien geeft het wegvallen van de slagschaduw van de mediagiganten Dales en
Oudkerk ook anderen binnen de coalitiepartijen ruimte om wat meer profiel op te
bouwen. Neem de heer Van der Burg. De Jozias van Aartsen van de
hoofdstedelijke VVD steekt nog een beetje bleekjes af bij de Gerrit Zalm van
Amsterdam, de eeuwig somberende, neerslachtige doemdenker Frits Huffnagel. De
vraag wie nu eigenlijk de politiek leider is van de hoodstedelijke VVD wordt
jammer genoeg voor de heer Van der Burg nog te weinig gesteld. Maar als zich
een kans voordoet moet je hem ook grijpen. Dus toen AT5 er achter was gekomen
dat het aantal ambtenaren bij de stadsdelen was gegroeid met maar liefst 17%,
elleboogde Van der Burg zich naar voren. Leuk geprobeerd, maar echt sterk was
het niet. Was het immers niet de heer Van der Burg, die ons eerder nog
voorhield dat we ons niet moesten bemoeien met zaken waar we niet over gaan?
Dan de heer Asscher. Deze John F. Kennedy van de Amsterdamse sociaal-democratie
had ook een wat ongelukkige start. Hij liet zich ontvallen een voorkeur te
hebben voor een coalitie van PvdA, VVD en GroenLinks. Een open deur, dacht ik
eerst. Welke sociaal-democraat wil nou niet in het College gerieflijk in het
midden zitten? Maar dankzij een zorgvuldig insteken bij de pers wist de heer
Asscher de voorpagina van Het Parool te halen met deze dooddoener. Dat krijg je
ervan als er niet meer uit het College wordt gelekt.
Maar eerlijk is eerlijk, de heer Asscher herstelde zich uitstekend door de
strijd aan te binden met de burgemeester over de invloed van de Raad op het
politiebeleid. Hij kon dat overigens alleen maar, omdat hij dankzij de steun
van GroenLinks, SP en Amsterdam Anders/De Groenen kon dreigen met een
raadsmeerderheid. Zal dit patroon zich het komende jaar gaan herhalen? De heer
Asscher die profiel opbouwt door het over links te spelen? De Telegraaf weet
daar wel weg mee. Voor je het weet is Lodewijk Asscher niet meer de JFK, maar
de Kim Il Sung van Amsterdam. (Gelach in de zaal.)
De verkiezingen liggen nog anderhalf jaar voor ons. De PvdA stemt straks, en
dat is een verrassing voor VVD en CDA, vóór ons voorstel om de
armoedegelden structureel te maken door de OZB te verhogen. De VVD is des
duivels en ook het CDA pruttelt wat. Men dreigt met een coalitiecrisis, maar
blijft uiteindelijk natuurlijk zitten. Dit herhaalt zich in 2005 een paar maal.
Lodewijk Asscher gaat over links, of dreigt daarmee, en bouwt intussen aan een
stevig profiel. Hij wordt het beste raadslid in het jaar 2005. De VVD krijgt
tabak van de PvdA, met wie je nooit afspraken kunt maken, wil dat steeds meer
delen met GroenLinks, en wijst steeds vaker naar het stadsdeel Oud-Zuid als
lichtend voorbeeld dat het ook anders kan. Intussen krijgt de PvdA de smaak te
pakken: met GroenLinks en de SP blijkt zaken te doen.
Voor het geval dat dit scenario zich ontrolt, wil ik een winstwaarschuwing
geven. GroenLinks heeft ook eigen wensen. Ik geef u enkele voorbeelden: het
afschaffen van preventief fouilleren, ervoor zorgen dat mensen die in de
bijstand werk verrichten er ook iets extras aan overhouden, het niet
langer centraal stellen van sloop/nieuwbouw bij stedelijke vernieuwing, geen
uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in de binnenstad. Natuurlijk zal er
over die zaken onderhandeld moeten worden. Maar weet wel dat we ons niet laten
afschepen met een appel en een ei. Kortom, mijnheer de Voorzitter, vooralsnog
steekt de wellicht gewilde bruid nog even haar neus nuffig in de lucht. Dank u
wel. (De heer H.H.G. BAKKER
: Eén ding viel me toch eigenlijk een beetje op in uw verhaal, en dat
vond ik toch wel jammer. Dat was toen u over het superieure volk
begon, over mensen in bejaardentehuizen, en over boekjes die verkeerd lagen,
kortom, een voedingsbodem voor extremisme. Maar ik zou u dan toch
de vraag willen stellen: hoe kan het dan dat extremisme in andere landen
ontstaan is? Worden daar ook mensen in bejaardentehuizen gestopt, of hoe moet
ik dat zien, mijnheer van Poelgeest?)
Ik denk dat datgene waar ik het over heb gehad, zich niet alleen beperkt tot
Nederland, maar ook in andere West-Europese landen speelt. Er zijn in Duitsland
vergelijkbare problemen. Het is daar nog niet tot ontlading gekomen. Er zijn
in Engeland ook vergelijkbare problemen, er zijn in Frankrijk vergelijkbare
problemen. Het heeft natuurlijk altijd wel weer een wat andere specifieke
context, maar daar waar het gaat om de Westerse cultuur die zich superieur en
dominant acht, gaat het verhaal, denk ik, deels ook op in die landen.
(De heer H.H.G. BAKKER
: En als we dan bijvoorbeeld eens een land nemen als Turkije, waar ook
extremisme voorkomt, en waar men danig met het probleem in de maag zit, dan
kunt u toch niet zeggen dat één volk zich superieur voelt ten
opzichte van de medebevolking? Vindt u dat niet wat kort door de bocht?)
Nou, ik heb dat volgens mij niet gezegd, dus leest u nog even die tekst goed
na, dan ziet u wat ik bedoeld heb. (De heer H.H.G. BAKKER
: Nou, ik heb goed geluisterd, en ik neem aan dat u wat u zegt, ook bedoelt.)
Leest u de tekst nog maar even goed na. Volgens mij heeft u het niet helemaal
begrepen. (De heer H.H.G. BAKKER
: Nou, ik heb het donders goed begrepen.) (Mevr. BRUINES
: Mijnheer de Voorzitter. De heer Van Poelgeest heeft het gehad over het
structureel maken van armoedegelden. Daar heeft hij ook een motie over
ingediend en daar komen we natuurlijk nog wel uitgebreid op terug de komende
tijd, maar ik wil daar graag één vraag bij stellen: gaat u er
daarbij van uit, of legt u zich erbij neer, dat bij een dergelijke omvang van
het bedrag ook structureel armoede in Amsterdam zal blijven bestaan?)
Nee, ik mag hopen dat het minder wordt, maar ik ben niet optimistisch gestemd,
gezien het beleid dat vanuit Den Haag komt. (De heer JAMARI
: Ik wil wel opmerken dat de Raad al een motie heeft aangenomen waarin wordt
bepaald dat in ieder geval dat armoedegeld structureel moet blijven.)
Ja, en dat zou accorderen, want u was de inbrenger van die motie, en dat zou
dus een reden moeten zijn om voor onze motie te stemmen. (De heer JAMARI
: Ja.)
Dat geldt trouwens ook voor de heer Olij, want al zijn moties, over ISV en
Van koop naar huur
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 652), zitten in het pakket, dus dat is een
offer you cant refuse
, zou ik tegen de sociaal-democratie willen zeggen. (De heer DE GRAAF
: Mijnheer Van Poelgeest, heeft u ook het memorandum van de wethouder van
Financiën gelezen waarin staat dat er onderbesteding op armoedegeld is in
Amsterdam? En vindt u dan niet een beetje raar om met een voorstel te komen om
structureel meer armoedegeld vrij te maken?)
Ik begrijp dat het CDA nu met de motie gaat komen om dat incidentele bedrag te
verlagen. (De heer DE GRAAF
: Nee, dat was niet de vraag, dus u moet die niet beantwoorden met een
wedervraag.)
Maar ik ga over het antwoord. Wat is het antwoord op mijn vraag? (De heer
DE GRAAF
: Nou, zal ik zometeen mijn inbreng doen? Maar wat was het antwoord dan op mijn
vraag?)
Als het echt zo is dat er minder geld nodig is, dan moeten we er ook minder
geld voor reserveren. Maar volgens mij is er nog wel wat af te dingen op dat
memorandum. (De heer DE GRAAF
: Dan zijn wij het daarover eens, over dat eerste deel. Dank u wel.)
De VOORZITTER
: Ik dank u wel, dan is nu het woord aan mevrouw Spee-Rouppe van der Voort.
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT
: Dank u, mijnheer de Voorzitter. Van mijn kant ook het verzoek dat ik het houd
bij een algemeen deel en de heer De Graaf na mij het woord mag krijgen.
Mijnheer de Voorzitter. Amsterdam, de stad waar alles kan. De stad die over de
hele wereld in één adem genoemd wordt met vrijheid, tolerantie en
eigenzinnigheid. Een veilige haven voor iedereen, ook voor andersdenkenden.
Maar sinds 2 november heeft dit plaatsgemaakt voor een heel ander beeld.
Internationale media spreken zelfs over een stad die aan dezelfde idealen die
zij zo hoog acht, nu ten onder dreigt te gaan.
Mijnheer de Voorzitter, met de moord op Theo van Gogh is ook Nederland en in
het bijzonder Amsterdam geconfronteerd met wereldwijd terrorisme. Met
fundamentalisten die zich beroepen op de islam. Het is dan ook goed dat zoveel
moslims in Nederland hun afschuw hebben uitgesproken over wat er in naam van
hun godsdienst is gebeurd. Het signaal ervan was onmiskenbaar: Wij
verwerpen het islamitisch fundamentalisme. Met andere woorden: Wij
pikken dit niet. Het heeft er zeker toe bijgedragen dat de
maatschapelijke onrust in Amsterdam tot een minimum beperkt is gelebleven. Maar
ook het College, vooral wethouder Aboutaleb en de burgemeester, hebben hier
een daadkrachtige rol in gespeeld.
Maar voor welke taak ziet de overheid zich nu gesteld? Voorop staat dat de
primaire taak van de overheid erop gericht is om de veiligheid in een
samenleving te waarborgen. Het is de plicht van de overheid om burgers te
beschermen, om alle middelen uit de kast te halen om aanslagen te voorkomen,
zonder de illusie te hebben dat je elke aanslag kunt voorkomen. Het College
erkent deze taak uitdrukkelijk in haar actieplan Wij Amsterdammers. De opgave
ligt vervolgens ook in het isoleren van hen die onze rechtsstaat omver willen
werpen. Maar isoleren betekent ook de voedingsbodem wegnemen die jongeren
vatbaar maakt voor extremisme. Namelijk ontevredenheid en frustratie over hun
eigen maatschappelijke positite. En die ontstaat bijvoorbeeld zodra allochtone
jongeren worden uitgesloten van de arbeidsmarkt en horecagelegenheden. Dat is
namelijk ook strijdig met onze kernwaarden.
Mijnheer de Voorzitter. De politiek moet nu antwoord geven op vragen die zij
voorheen niet hoefde of misschien niet durfde te stellen. Hardop de vraag
stellen of er een grens is aan de vrijheid van meningsuiting. In Amsterdam nota
bene leek dat tot voor kort ondenkbaar. En hoever reikt de vrijheid van
godsdienst? Godsdienstvrijheid is niet een vluchtheuvel die mensen gelegenheid
biedt om zich af te sluiten van de wereld om hen heem. Deze vrijheid gedijt
alleen als er rekenschap wordt gegeven van de gedeelde Nederlandse kernwaarden.
Het CDA koestert echter niet de illusie dat dit met een raadsdebat of twee is
opgelost, maar wel de ambitie om de stad niet uiteen te laten vallen in
één van moslims en één van niet-moslims, of zij die
geloven en zij die niet geloven. Extremisme en fundamentalisme moeten dan ook
niet één op één vertaald worden met
geloofsbeleving. Ook Volkert van der G. is immers een extremist, net als
Mohammed B. een extremist is. Zij bevinden zich in ondergrondse netwerken die
zich onzichtbaar als een schimmel verbreiden en pas grijpbaar worden als ze als
een paddestoel uit de grond schieten. Anonieme voedingsbronnen als het
internet maken de taak van de overheid er niet gemakkelijker op. Alle
instituties als moskeeën, sportverenigingen, scholen, dienen dan ook extra
oplettend te zijn. De notitie van het College Wij Amsterdammers
biedt in elk geval handvatten. Ongetwijfeld zullen we over de concrete
uitwerking ervan nog een debat voeren. Toch wil ik nu al een voorstel doen en
het College vragen om moskeeën op te roepen hun preken voortaan in het
Nederlands te voeren. Hiermee aansluitend op een ook door moslims vaak geuite
wens om imams in Nederland op te leiden. Deze discussie wil ik nu al op gang
brengen. Daar waar de kloof van onbekend maakt onbemind diep is,
moeten bruggen worden geslagen. Want die kloof dreigt zich op dit moment te
verwijden. En juist een moskee of een kerk heeft een enorm bereik naar de
achterban. De maatschappelijke functie die deze vervullen is cruciaal in
emancipatie en integratie van islamitische Nederlanders. Volgens het CDA zal
dit ook de sociale cohesie in de samenleving bevorderen.
Maar Amsterdam moet hoe dan ook door. Voor ons ligt ook de begroting van 2005.
Ook hier moet invulling gevonden worden voor de taken die ik net genoemd heb,
maar daar kom ik later nog op terug. Allereerst: voor de begroting van 2005
zijn complimenten op hun plaats. Niet alleen vanwege de grote mate van
openheid, maar ook voor het gepresenteerde beleid. Amsterdam moet flinke
bezuinigingen het hoofd bieden nu de winter is aangebroken. Vlak voor de zomer
bespraken we bij de jaarrekening de Voorjaarsnota en de mid-year review. Het
College is goed op dreef, maar richting geven aan de begroting 2005 liet zich
samenvatten in drie woorden: somber, somber, somber. (De heer REUTEN
: Mijnheer de Voorzitter, ik ben toch wel een beetje teleurgesteld dat dat
mevrouw Spee-Rouppe van der Voort nu de retoriek van mijnheer Huffnagel
overneemt, want we weten uit Den Haag waar dat soort gesomber toe leidt:
miljarden aan minder inkomsten alleen door de negatieve toonzetting van het
kabinet. En waarom hoor ik u geen stelling nemen tegen die bezuiniging op het
ISV zoals uw collega De Graaf al deed? Waarom zegt u niet dat u dat een grote
klap voor de stad vindt in een tijd, waarin het eigenlijk nodig is om juist
extra te investeren in die wijken?)
Omdat ik denk dat ik over mijn eigen tekst ga.
En ik vind dat wél een antwoord op uw vraag, omdat ik ook al eerder heb
aangegeven dat het natuurlijk pijn doet in Amsterdam als er bezuinigingen
moeten worden doorgevoerd. Maar het kan toch niet zo zijn dat een
rijksoverheid, waar hoe dan ook Amsterdam ergens onderdeel van is, moet
bezuinigen, en dan Amsterdam niet treft? En we hebben wel degelijk daar, waar
het Amsterdam harder treft dan wenselijk is, berichten naar Den Haag gestuurd,
maar daar zal ik straks nog even op terugkomen. (De heer REUTEN
: U gaat absoluut over uw eigen tekst, dat gaat natuurlijk ook heel goed, maar
even iets preciezer: wat vindt u nu van die bezuiniging op stedelijke
vernieuwing, waarmee we die wijken opknappen? Vindt u dat nu een goede, of een
slechte zaak?)
Ik vind wat ik net al heb gezegd, dat bezuinigingen eveneens Amsterdam treffen,
maar dat Amsterdam ook de hand in eigen boezem moet steken en keuzes moet
maken. (De heer REUTEN: U vindt het dus een goede zaak.)
Ik heb niet gezegd dat ik het een goede zaak vind. Ik vind dat Amsterdam zelf
haar keuzes moet maken. Bezuinigingen zijn nodig in deze economische tijden.
(De heer H.H.G. BAKKER
: Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Spee-Rouppe van der Voort, dan komen we weer
op het onderwerp: u wilt ook graag bezuinigen en ik heb u ook wel eens horen
zeggen dat u ook graag van de deelraden af wilt. Er zouden wat moties bij u in
de kast liggen, die inhouden dat u ook vindt dat we daarop moeten bezuinigen.
Dus de weg ligt open. We hebben nu drie politieke partijen gehad. Ik geloof dat
de heer Asscher het de vorige keer ook al licht door heeft laten klinken:
zullen we daar nu eens mee gaan beginnen, en daar wat geld weghalen? Want als
we de kranten zo eens bekijken, dan gaat er nog heel wat geld de verkeerde kant
op. Het zou dus erg goed zijn om daar eens te beginnen, zodat die graaicultuur
afgelopen is. Dank u wel, mijnheer de Voorzitter.)
Op de financiële consequenties en eventuele bezuinigingen komt mijn
collega De Graaf straks nog even terug in de Financiële Beschouwingen. De
begroting toont ambitie om de rijkskorting op het gemeentefonds, het GSB-fonds
en armoedebeleid op te vangen. Leg daarnaast de concept-nota Wat
Amsterdam beweegt, en u mag zelf constateren dat er een heuse
cultuuromslag is in Amsterdam. Want, mijnheer de Voorzitter, de genoemde
concept-nota straalt lef uit. Bovendien legt deze een visie aan de dag waar we
het College nog niet eerder zo concreet over hebben horen praten. Een citaat:
Omdat Amsterdam jarenlang vooral sociale huurwoningen heeft gebouwd, is
er op de huidige woningmarkt sprake van een slechte afstemming tussen vraag en
aanbod. Ook wordt er geconstateerd dat er in het verleden een te grote
mate van paternalisme gold ten opzichte van nieuwkomers. Er bestaat een tekort
aan woningen voor politieagenten, onderwijzers en verpleegsters, en zelfs is er
een oproep tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Als ik dan ook nog
lees dat de Nota Amsterdams burgerschap
een moreel beroep doet op de Amsterdammer in de openbare ruimte, dan lijkt het
wel of het College het verkiezingsrogramma van het CDA integraal overneemt.
Mijnheer de Voorzitter, wanneer de middelen schaarser worden, moeten keuzes
worden gemaakt. Voor de CDA-fractie lag het accent op zorg en onderwijs, dat
hebben we bij de Voorjaarsnota al aangegeven.
Maar eerst nog even terug naar veiligheid. In een eerder debat over de
Diamantbuurt heeft de burgemeester aangegeven over voldoende instrumenten te
beschikken om de veiligheid te waarborgen. Bij de begrotingsbehandeling voor
het resultaatsgebied Openbare orde en veiligheid is ruimschoots aandacht voor
veiligheid. Dat beleid heeft ook volledig onze steun. En het heeft ook geen zin
om nu hals over kop meer geld beschikbaar te stellen voor veiligheid, als we
nog niet precies weten waar we het moeten inzetten. Maar natuurlijk gaan we er
graag met het College over in debat als deze voorstellen concreter worden. In
dat kader willen wij ook aandacht vragen voor het inzetten van middelen als een
samenscholingsverbod of wellicht het instellen van een avondklok voor jongeren
die stelselmatig overlast veroorzaken. Dat klinkt hard, maar ik denk dat het
in deze onrust belangrijk is dat je alle middelen bespreekbaar maakt die
mogelijk zijn om de veiligheid in Amsterdam te waarborgen. Geen middel mag
onbesproken blijven.
Dan de zorg. Amsterdam kent nog steeds 1500 dakloze inwoners. De oorzaak
hiervan ligt echter niet in een falend huisvestingsbeleid, maar in een falend
zorgbeleid. Waar voorheen psychische patiënten werden opgevangen in
psychiatrische ziekenhuizen, lopen ze nu vaak gewoon verward door de stad, en
vaak ook nog eens verslaafd. Iedere Amsterdammer weet welke personen ik hiermee
bedoel. Verwaarloosde personen, zorgmijders: vakjargon waarin wij hen proberen
te vangen in kille statistieken. Dat veel Amsterdammers de omvang van deze
problematiek niet kennen is te danken aan het uitstekende werk van
verschilllende opvanginstellingen, zoals de stichting Inloophuizen Amsterdam,
de Regenboog en het Leger des Heils. Als overheid kunnen we er op zijn minst
voor zorgen dat deze instellingen voldoende zijn geëquipeerd. Wij zijn ook
tevreden dat deze instellingen in navolging van onze Voorjaarsnota met extra
middelen zullen worden toegerust. In het kader van de Bijstandswet kunnen wij
drugs- en drankverslaafden uitkeringen in natura verstrekken in de vorm van
bed, brood en bad. Het CDA heeft hier vorig jaar een motie voor ingediend en
die is aangenomen door deze Raad. Graag horen wi
j van het College hoe het staat met de uitvoering hiervan.
Op het terrein van de zorg staat ons ook nog nieuw rijksbeleid te wachten, de
nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning. Daarbij zal een enorm beroep worden
gedaan op het organisatietalent van de gemeente, want de verantwoordelijkheid
voor de uitvoering zal daar komen te liggen. De Raad zal per verordening moeten
aangeven wat zij daaronder wil vastleggen. Het is zinnig en noodzakelijk
hierover tijdig een raadsdebat te voeren om bijvoorbeeld vast te stellen wat we
nu verstaan onder minimale zorg. En hoe groot zijn de problemen hier in
Amsterdam niet, als je kijkt naar een term als civil society?
Op het gebied van de zorg hebben we nog een laatste opmerking, namelijk het
voorstel om in het kader van de Wet werk en bijstand tijdelijke of
gedeeltelijke vrijstelling te geven van de sollicitatieplicht aan hen die
mantelzorg verrichten. Mantelzorgers nemen belangeloos de zorg voor hun naaste
op zich en leveren daarmee een waardevolle bijdrage aan de samenleving. Ik zou
graag een reactie van het College hierop hebben. We hebben er een motie voor
ingediend. Ik kan me ook voorstellen dat het in de preadvisering terugkomt.
Dan het onderwijs in Amsterdam: 39.080 is een nummer, maar helaas ook een
aantal, namelijk het aantal kinderen dat leeft op of onder de armoedegrens. Met
recht een zorgpunt van deze Raad. Onderwijs is immers het middel om ervoor te
zorgen dat kinderen hun armoede niet van generatie op generatie doorgeven Maar
dan moet dat onderwijs wel aansluiten op de toekomstige arbeidsmarkt. De taak
van de lokale overheid is dan ook het adequaat uitrusten van schoolgebouwen en
hun onderwijzers. Laten wij daarnaast zorgen dat het extra geld dat voor
onderwijs wordt gereserveerd, ook daar terechtkomt waar het hoort, en dat het
niet wordt besteed aan bijvoorbeeld werkbezoeken aan onder andere Turkije en
Marokko, zoals bij het extraatje van Oudkerk voor Amsterdamse onderwijzers
bleek.
Mijnheer de Voorzitter, tot slot. Van een geheel andere orde, maar in het kader
van de begroting zeer van belang is de lobby naar Den Haag. Temeer daar we
geen eigen lobbyist meer hebben. Uit ervaring kan het CDA zeggen dat een goed
gesprek een advies of notitie naar Grote Broer in Den Haag wel degelijk
vruchten afwerpt. Het onder medisch toezicht verstrekken van heroïne aan
langdurig harddrugsverslaafden, maar ook het verruimen van het Generaal Pardon
onder de Verdonk-regeling en de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning,
hebben ruim aandacht van ons gekregen. En zelfs met bescheiden succes tot
gevolg. Het is in het belang van Amsterdam dat dit gebeurt, en we zijn dan ook
verontrust door de uitspraken van mevrouw Halsema en de heer Dittrich in Het
Parool. Zij zeggen verwonderd te zijn over het gebrek aan feedback uit
Amsterdam. Volgens hen komen de problemen van de hoofdstad nauwelijks voor het
voetlicht bij de Tweede Kamer. Dat is zorgwekkend. En ook al is het College in
G4-verband actief, het lijkt erop dat verschillende raadsfracties nog heel wat
proactief werk te verrichten hebben.
Ik kom tot een afronding. Ik wil graag voor de financiële beschouwingen
het woord geven aan mijn collega, de heer De Graaf. Dank u wel.
De VOORZITTER
: Ik dank u wel. Het woord is aan de heer De Graaf. De heer
DE GRAAF
: Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Laat ik maar even beginnen met de
opmerking van de heer Reuten, over het ISV, daar kom ik straks in de tekst nog
wel uitvoerig op terug. Mijnheer Reuten, de CDA-fractie spreekt in
tegenstelling tot andere fracties wel uit één mond, en wat dat
betreft is het gewoon heel duidelijk hoe wij tegenover het ISV staan, en dat
dat punt ook voor ons nog steeds op het verlanglijstje staat. Dus maakt u zich
daar in elk geval geen zorgen over. (De heer ASSCHER
: Dus mevrouw Spee-Rouppe van der Voort had gewoon moeten zeggen dat ze tegen
die bezuiniging is, bedoelt u.)
Mevrouw Spee-Rouppe van der Voort heeft gezegd dat ik daarop terugkom en dat
doe ik bij deze, en zometeen kom ik er nog eens op terug. (De heer
ASSCHER
: U komt erop terug, maar ik hoor nog steeds geen duidelijk geluid uit
één mond.)
In de CDA-fractie hoort u altijd maar één geluid, in
tegenstelling tot andere fracties. (De heer ASSCHER
: Dat geluid is alleen niet duidelijk.
U bent dus tegen die bezuiniging, mijnheer De Graaf, met die ene mond?)
Ik heb het net uitgelegd; ik zal het zometeen nog een keer uitleggen, wanneer
we erop terugkomen. Dan is het diezelfde mond die u hoort.
Mijnheer de Voorzitter, bij alle investeringen is het zo dat de kost uitgaat
voor de baat, en dit is ook breed geschreven. U hebt een tekst die iedereen kan
waarnemen als hij over het Rokin onze stad binnnenloopt. Het is deze wijsheid
die Amsterdamse kooplieden nooit uit het oog hebben verloren, en Nederland en
Amsterdam hebben er wél bij gevaren. Deze filosofie is de laatste tien
jaar wel naar de achtergond getreden. Immers, met deze filosofie hadden
politici de afgelopen tien jaar een vergezicht moeten maken van onze economie,
demografische opbouw en verzorgingsstaat. Dan was de conclusie onherroepelijk
geweest dat wij ons moeten beraden op een grondige aanpak. Helaas, uitstel
heeft geleid tot hardere maatregelen nu.
Tegelijkertijd bieden jaren van schaarste ook kansen, zoals gemeentesecretaris
Gerritsen onlangs in een interview opmerkte. Juist nu moet je als bestuurder
laten zien wat je waard bent. Creatief zijn, en niet alleen maar in het nieuws
willen komen door Den Haag de schuld te geven van alle problemen. Juist nu
moeten de schouders eronder. Wat geef je anders de Amsterdammer voor moraal
mee, als je alleen maar een negatieve grondhouding hanteert? De veranderingen
moeten we positief, met optimisme tegemoet treden. We moeten ze niet
tegenwerken door krampachtig vast te houden aan alles wat we hebben en kennen.
Heilige Amsterdamse politieke huisjes moeten bespreekbaar zijn en ruimte geven
voor vernieuwing en verandering.
Hierbij past een belangrijk mits. Want er zijn zaken die we wel
overeind willen houden, omdat ze absolute voorwaarde zijn voor een goed leven
in onze mooie stad. Dan heb ik het over solidariteit. Tussen rijk en arm,
tussen gezond en ziek. Solidariteit tussen jong en oud, solidariteit tussen
autochtoon en allochtoon. Zonder die solidariteit vallen verbanden in onze stad
weg. We moeten voorkomen dat Amsterdam uit balans raakt doordat we belangrijke
doelgroepen de stad uit jagen. Want een survival of the fittest
, dat ziet mijn fractie niet zitten.
Mijnheer de Voorzitter, we moeten in Amsterdam werken aan een balans tussen
solidariteit en economische weerbaarheid. Aan economische weerbaarheid om
specifieke doelgroepen, zoals middeninkomens, gezinnen en starters voor
Amsterdam vast te houden. En ja, hiervoor zijn in Amsterdam veranderingen
nodig. Er zijn Amsterdamse politieke partijen die beweren dat het niet nodig
is, dat we gewoon vast kunnen houden aan de huidige bestaande arrangementen en
voorzieningen voor deze doelgroepen, sterker nog, dat het asociaal is om
daaraan te tornen. Ik vraag me hardop af welk perspectief deze partijen
Amsterdam dan hebben te bieden. Een stad van de allerrijksten in de binnenstad
en Oud-Zuid, en de armere huishoudens eromheen?
Het CDA wil de Pavlovreactie van deze Raad doorbreken. U kent het wel: bij elk
incident een nieuwe regel. Bij elk probleem een zak geld. Bij elk thema een
sturingsfilosofie. Bij elk signaal een aanpassing van het bestuursakkoord of
het progamakkoord. En bij elke uitdaging een vliegende brigade. Mijnheer de
Voorzitter, de gemeente moet niet altijd aan de knoppen willen draaien. Het is
ook niet de markt die de dienst moet uitmaken. Het zijn onze ínwoners
die vorm geven aan hun leven en daarmee aan onze stad. Spreek hen aan, wijs hen
al dan niet met de sterke arm op hun verantwoordelijkheid, en geef de mensen
kansen. Immers, wij hebben geen pan-socialistische meerderheid in deze stad.
Althans, dat mag ik hopen.
Mijnheer de Voorzitter, tijdens de Voorjaarsnota stelde het CDA zich op het
standpunt dat er keuzes moeten worden gemaakt. Welnu, dat is dan ook gebeurd.
Met instemming van het CDA is die keuze gemaakt, om de meest ingrijpende
kabinetsmaatregelen te compenseren, vooral waar dit de minima betreft. We zijn
tevreden over het opnemen in de begroting van door de Raad aangenomen moties.
Structureel geld voor de maatschappelijke opvang zoals het CDA wilde, extra
middelen voor gehandicapten, en aanvulling van gelden voor de opvang van in
procedure zijnde asielzoekers, zoals GroenLinks heeft voorgesteld. Helaas is er
geen ruimte gevonden voor het ISV. Dit blijft dan ook uitdrukkelijk op ons
verlanglijstje staan. (De heer VAN POELGEEST
: Die ruimte is er natuurlijk wel, dan moet u gewoon onze motie steunen.)
Ja, maar uw motie heeft een dekking en vooralsnog... (De heer
VAN POELGEEST: En die dekking is voor u een heilig huisje.)
Nee, die dekking staat mij niet aan. Eens kijken, over de heilige huisjes. We
hebben het al eerder in de discussie gehad, in ieder geval ook over de WOZ
(waardering onroerende zaken) en de OZB. En bij dat OZB-punt is het de vraag of
je moet zeggen dat je daar nu aan wilt tornen. Temeer daar een afspraak is
gemaakt in het bestuursakkoord, en mijn fractie is in ieder geval thans nog
niet zover om daaraan te sleutelen. En zolang uw voorstel de OZB als dekking
aanlevert, vind ik dat het in ieder geval niet deugdelijk is, althans niet voor
mijn fractie. En het zou het ook niet voor de coalitie moeten zijn. Maar als u
een andere goede dekking heeft, mijnheer Van Poelgeest (bijvoorbeeld de
dekking die u in de armoedegelden doet, want volgens mij houdt u daar ook wel
wat geld aan over), dan kunnen we daarover praten, en dan denk ik dat we heel
ver op weg zijn. (De heer VAN POELGEEST
: Maar mijnheer de Voorzitter, waarom grijpt de heer De Graaf - nu ja,
misschien is hij dat gewend - terug op een geschrift om zich te verdedigen en
gaat hij er niet gewoon inhoudelijk op in? Het is namelijk geld dat je bij
relatief wat welvarender mensen weghaalt en dat je geeft aan degenen die het
nodig hebben. Dat zou u toch moeten aanspreken, mijnheer De Graaf.)
Ja, maar geschriften bieden altijd een vaste waarde en een houvast, en het is
goed dat je een ijklijn hebt om even weer terug te komen op de afspraken die er
gemaakt zijn. En u dan, mijnheer Van Poelgeest? Als ik een afspraak met u maak
kom ik hem na, en wat dat betreft hebben we ook een afspraak gemaakt, en daar
houden we ons ook even aan. (De heer REUTEN
: Met permissie, de heer De Graaf heeft in tegenstelling tot de VVD dus wel een
grote financiële wens, en dat betekent dus ook dat ik me afvraag: als u
een dekking afwijst die onder anderen al door de heer Van Poelgeest werd
genoemd, en waarvan we zelf ook hebben gezegd dat het voor ons bespreekbaar is,
een zeer kleine extra verhoging van die OZB, wat is dan uw dekking voor dit
belangrijke punt voor Amsterdam?)
We hebben geconstateerd dat wij een wensenlijst in de Voorjaarsnota met elkaar
hebben gepresenteerd. We dachten daarbij dekking te hebben. Daarmee hebben we
het College op een missie gestuurd. Het heeft daarover een wel-doorwrocht stuk
geleverd, en daarin staat op dit moment dat de prioriteiten in Amsterdam anders
zijn dan hoe ze in eerste instantie door ons zijn voorgesteld. En dan moet ik
concluderen dat ik voor de rest geen ruimte zie die voor die dekking kan worden
gevonden. En als er een andere dekking is waar ik wel sympathie voor zou
hebben, en het zou een andere zijn dan een OZB-verhoging, dan kunnen we echt
gaan praten. (De heer REUTEN
: Maar mijnheer de Voorzitter, de prioriteiten worden door ons bepaald in deze
Raad, en ik heb open die discussie over die OZB willen voeren. Mijnheer De
Graaf, sluit u zich aan bij de heer Van Straaten, dat ook een dekking uit de
OZB in ieder geval bespreekbaar is, ook voor u?)
Kijk, vooralsnog is het zo dat je prioriteiten stelt, en zon
tweeëneenhalf à drie jaar geleden hebben we met elkaar prioriteiten
gesteld in dat programakkoord, en een van die prioriteiten was dat de OZB
constant zou blijven minus de correctiefactor vanwege de inflatie. Welnu, daar
hebben we ons aan gehouden. En als we met elkaar gaan kijken naar prioriteiten,
en dan is het een zaak van de coalitie, dan moet je erover praten. Maar in de
volle breedte en over alle punten. (De heer REUTEN
: De heer Van Straaten is helder, die zegt: Het is voor mij wel
bespreekbaar, maar ik heb geen financiële wensen, dus ik zie de noodzaak
niet. U heeft wel financiële wensen, u wilt ook prioriteiten stellen
met ons voor het opknappen van die wijken, maar u bent niet bereid om te
spreken over een afspraak die gemaakt is in een tijd waarin de financiële
omstandigheden heel erg verschilden van die van nu. Waarom bent u niet bereid
om erover te praten?) (De VOORZITTER
: Dat was de laatste keer, mijnheer Reuten.)
Ik heb anders wel gezegd dat wij in de volle breedte over alles willen praten,
en dat er in de Amsterdamse politiek geen heilige huisjes zijn, mijnheer
Reuten. Het is alleen een feit dat de begroting daar nu ligt met de
prioriteiten die daarin worden gesteld, en die prevaleert, in ieder geval bij
mijn
fractie, boven het kunnen vinden van extra dekking, al dan niet via een
ophoging van de OZB en van het ISV. Maar andere dekkingen zijn welkom en daar
houd ik mij voor aanbevolen.
Mijnheer de Voorzitter, geld dáár leggen waar de nood het
grootst is, dat is wat deze Raad het College tijdens de Voorjaarsnota mee gaf,
ook al zijn er verschillen in prioriteiten. Zo wil het CDA een bezuiniging van
4 miljoen op de kunstsector doorgevoerd zien, om zo meer geld vrij te maken
voor onder andere zorg. Dit is geheel in lijn met de besluitvorming tijdens de
Voorjaarsnota. En dat terwijl de PvdA bij monde van woordvoerder mevrouw Riem
Vis de dag na de Voorjaarsnota tot onze verbazing bekendmaakte de cultuursector
juist te willen ontzien. Terwijl in de begroting wordt opgemerkt dat tussen nu
en 2009 1 miljard euro wordt geïnvesteerd in de Amsterdamse
cultuursector. Mijnheer de Voorzitter, ik durf bijna niet achterom en rechts
van mij te kijken, maar vrolijk zullen de cultuurwoordvoerders van andere
fracties hier niet van worden. Zoals bekend is het CDA bijzonder kritisch zodra
de cultuurportefeuille ter sprake komt. Maar het TNO-rapport rond de creatieve
industrie in Amsterdam maakt wel duidelijk dat het rendement uit de
cultuursector minder groot is dan aanvankelijk in deze Raad door verschillende
fracties werd gesteld. Desalniettemin blijft cultuur een belangrijke positie in
onze Amsterdamse recreatieve industrie innemen. Maar de hand op de knip is wel
geboden en dus dient goed gedrag beloond te worden. Zeker als het
cultuurhistorische waarden bevat, zoals onder andere het Verzetsmuseum. Maar
hierop komen wij bij het Kunstenplan uitgebreid terug.
Mijnheer de Voorzitter, in de begroting 2005 kiest het CDA ook voor doorpakken,
het bestaande beleid intensiveren en geen nodeloos nieuw beleid voeren. Toch
heb ik nog een drietal kleine noten.
Ten eerste de ingezette taakstelling van 50 miljoen die wij in het gemeentelijk
apparaat aan elkaar hebben opgelegd. Een dergelijke bezuiniging dient naar
onze mening primair gericht te zijn op het apparaat zelf en dient niet, zoals
2005 ons laat zien, voornamelijk behaald te worden op inkoopbesparingen.
Amsterdam lijkt het in de benchmark bij andere Nederlandse gemeenten goed te
doen wat kosten voor overheid betreft. Maar moet je dan tevreden achterover
leunen? De CDA-fractie denkt van niet. Wij kunnen ons niet aan de indruk
onttrekken dat de gemeente Amsterdam ruim in haar jas zit met 13.000
formatieplaatsen, en na een snelle rekensom goed blijkt te zijn voor zeker 400
miljoen euro. En het gemeentelijk inkoopbeleid beslaat nog eens een miljard.
Tegen dat licht lijkt een extra kritische blik gerechtvaardigd, of men de
taakstelling financieel nu wel of niet haalt. Sterker nog, een taakstelling is
kennelijk nodig om een gemeente efficiënt in te laten kopen.
Dan het tweede punt. Zorgwekkend is ook de prioriteitsaanvraag voor de
implementatie Aanbeveling AKON. Deze zorg betreft niet zozeer het bedrag van
200.000 euro op zich, maar vooral het feit dat een dergelijk bedrag nodig is om
de administratieve en financiële organisatie op orde te krijgen.
Projectbeheersing blijft een continue zorg. Dit komt nogal eens bij grote
projecten voor en we vragen het College ook uitdrukkelijk om op die zorg in
ieder geval adequaat toe te zien. Want wij als CDA willen ervoor pleiten dat
bij de bezuinigingsnoodzaak niet alleen maar naar de Amsterdammer wordt
gekeken, en deze dus extra op hem wordt afgewenteld, maar dat de gemeente
Amsterdam in deze tijden extra kritisch naar haar eigen organisatie kijkt. Een
extra investering om organisatorische problemen op te lossen is absoluut
noodzakelijk. Maar of daar een prioriteitsaanvraag tegenover moet staan, is
maar zeer de vraag.
Dan het derde punt, als laatste, het ter elfder ure aanwenden van ISV-middelen
van 11,3 miljoen euro. In de begroting wordt opgemerkt dat de extra middelen
halsoverkop moesten worden besteed, omdat ze anders terug zouden vloeien naar
het Rijk. De eerlijkheid wordt gewaardeerd, maar de door het College
aangehaalde belangrijke pijler is wat vreemd, als daar niet meteen
een doel voor is gevonden. Wat dat betreft dus ook attentie voor deze middelen.
Mijnheer de Voorzitter, ik ben bijna aan het einde gekomen van mijn betoog. Ik
wil daarbij datgene aanhalen waarmee ik net begon, dat de huidige economische
omstandigheden ook kansen bieden. Zo is de ambitie om de Cito-scores van de
Amsterdamse kinderen in 2005 te verbeteren een goed voorbeeld. Evenzeer is de
beleidskeuze voor extra middelen voor het oudkomersbeleid een goede.
Verontrustend zijn echter wel de geluiden dat we niet in staat zijn om de
huidige beschikbare middelen tijdig te besteden aan deze doelstellingen. En dat
terwijl we vragen om meer middelen hiervoor bij het Rijk. Ook hierop graag een
reactie van het College.
Mijnheer de Voorzitter, het CDA kijkt uit naar de start van de rekenkamer. En
wij verwachten hier veel van. Tot slot spreekt mijn fractie haar waardering uit
voor de ambtenaren en de complimenten voor het geleverde werk en het
inzichtelijke boekwerk. Dank u wel. De VOORZITTER
: Ik dank u wel. Voordat ik mevrouw Alberts het woord geef wil ik even met u
afspreken of wij er na haar betoog mee stoppen, danwel doorgaan tot 17.00 uur,
wat ik mij ook nog kan voorstellen, omdat we dan meer fracties de gelegenheid
bieden om in deze eerste termijn voor de avondpauze te stoppen. Is dat een goed
plan, doorgaan tot 17.00 uur? We gaan door tot 17.00 uur.
Mevrouw Alberts, gaat uw gang. Mevr. ALBERTS: Dank u.
Mijnheer de Voorzitter. Ik zit hier met gemengde gevoelens. Aan de ene kant wil
de SP het College kritisch volgen en wordt dat ook van de SP verwacht, aan de
andere kant is de stad op 2 november ondersteboven gehaald door de moord op
Theo van Gogh, waardoor de kritische houding van de SP verkeerd kan worden
uitgelegd. Dat zij zo.
De moord op Theo van Gogh is ons niet in de koude kleren gaan zitten. De eerste
dagen liepen de emoties hoog op. Nu, drie weken later, komt de bezinning boven
drijven, en dat is goed. Het duiden van een dergelijke schokkende geberutenis
is noodzakelijk. Ik ben daarom blij dat er zoveel gesproken wordt. Dat gaat van
jong tot oud en van links tot rechts. Ik ben ook positief over de uitkomst van
al die gesprekken. En dat moet ook, want we moeten wel met zijn allen verder.
In de eerste dagen na de moord werd om harde, concrete maatregelen geroepen.
Dat heb ik kunnen begrijpen. Uit veel reacties werd al snel duidelijk dat
mensen bang waren. Daarom heeft de burgemeester op de juiste wijze gehandeld.
Het was een snelle eerste reactie, met onmiddelllijk daarop een fiks aantal
maatregelen rond informatievorziening, openbare orde, en noem maar op. Daar was
niets softs aan.
Ik heb me in die dagen -en het is nog niet helemaal over- behoorlijk gestoord
aan sommige media. Ik ga geen namen noemen, maar wie de schoen past, trekke hem
aan. De verschillende redacties moeten maar eens bij zichzelf te rade gaan in
hoeverre zij zich hebben beziggehouden met het verslag doen van de angst onder
de bevolking, of zelf hebben meegewerkt aan het creëren van die angst.
Angst is de allerslechtste raadgever en kan er bovendien voor zorgen dat de
ongenuanceerde roep om harde maatregelen de overhand krijgt.
Daarnet heb ik al gezegd dat het College de juiste beslissingen nam in de
eerste weken na de moord, hoewel zich daar nog wel een merkwaardig voorval
voordeed. Bij de eerste persconferentie werd aan raadsleden de toegang ontzegd.
Dat is later rechtgezet en daar val ik verder niet over, want dat had met de
hectiek van het moment te maken.
Maar hoe staat het nu met het informeren van de Raad in het algemeen? Is het
elke keer wel goed gegaan? Hoe doe je dat? Mondjesmaat, in kleine porties die
het overzicht wegnemen? Achteraf? Of pas als de Raad erom vraagt? In onze
ervaring doet het College het op die manier. Voor de SP heeft dat een
uitstraling alsof u de Raad maar lastig vindt, een blok aan het been. En
inderdaad, democratie is lastig voor bewindvoerders. Maar daar is nu juist een
democratie voor in het leven geroepen. Controle van de macht, omdat de macht de
neiging heeft rustig de eigen gang te gaan.
Ik heb helaas moeten constateren dat uw houding op dit punt ronduit arrogant te
noemen is. Raadsbreed aangenomen moties voert u niet uit. Denk maar eens aan
de motie over een seniorenraad. Het antwoord van wethouder Belliot op dit
specifieke punt was dat de Raad maar een motie moest indienen. Een motie
indienen om een motie te laten uitvoeren? Veel gekker moet het toch niet
worden.
Mijnheer de Voorzitter, er waart een spook door Nederland: het spook van
Dekker. Een spook dat een spoor van vernieling zal aanrichten in Amsterdam. Een
spook dat gruwelijk genoeg innig samen walst met de Amsterdamse corporaties,
waarbij de asociale profielen van de danspartners zich scherp aftekenen. Een
spook dat het streven van Amsterdam naar een ongedeelde stad als iets
verachtelijks van tafel veegt. Het spook van Dekker, dat het spook van de
segregatie nestwarmte geeft om in Amsterdam op te bloeien. Buurten met nu nog
een gedifferentieerde opbouw zullen slechts bewoonbaar blijven voor mensen met
een dikke portemonnee, terwijl lagerbetaalden zullen samenklonteren buiten de
ring. Is dat wat het CDA wil? Is dat wat de VVD wil? Is dat wat D66 wil?
Segregatie? Ooit waren deze partijen ook voor Amsterdam, ongedeelde
stad. En als ze dat nu nog zijn, verwacht de SP een scherpe reactie van
deze partijen richting Den Haag. En niet alleen een reactie van wethouder
Stadig, want die heeft zijn werk wat dat betreft gedaan. Maar als deze partijen
achter de plannen van Dekker staan, moeten ze dat nu ook duidelijk uitspreken.
Mijnheer de Voorzitter, als het beleid is om de positie van de huurder steeds
verder te verzwakken en te marginaliseren is het aan ons om die huurder juist
te ondersteunen, en zijn positie te verstevigen. Daarover hebben wij een motie
ingediend.
Mijnheer de Voorzitter. Het spook van Dekker overschaduwt een andere oude
bekende, de klassenstrijd. Deze is ook alweer enige jaren terug van weggeweest
en wel in de vorm van de strijd om de middenklasse. En hoewel niemand precies
weet welke mensen daar nu toe behoren, worden er welhaast mythische krachten
aan die groep toegekend. Als je sommige partijen mag geloven, is bijna elke
vrijwillliger in Amsterdam afkomstig uit de middenklasse en draait de
buurtsuper geheel en al op de bestedingen van die middenklasse. Er is echter
geen enkel onderzoek dat deze beweringen onderschrijft. De middenklasse in de
wijk als wonder-elixer voor alle kwalen van de stad? Het lijkt meer een excuus
om goedkope woningen te slopen zodat de armere bewoners de buurt uit moeten.
Trouwens, en dat hebben sommmige middenklasse-propagandisten waarschijnlijk
niet in de gaten, minister Dekker wil wonderwel ook dat die middenklassers de
buurt uit gaan.
Ik ga over tot de begroting. Eerst een algemene indruk. Hoewel er maatregelen
in staan die pretenderen de bezuinigingsdrift uit Den Haag op te vangen, vindt
de SP de houding van het College toch veel te lijdzaam. In plaats van als een
tijger te vechten voor alle Amsterdammers buigt men het hoofd en zegt: We
kunnen niet anders. Dat noemen wij een doorgeefluikhouding. U bent aan
het redderen gegaan. Dat legt u uit als nobel, en misschien is het dat ook wel
een beetje, maar je kunt het net zo goed uitleggen als heimelijke goedkeuring.
Dan de toon in het begrotingsboek. Alles is resultaatgebied, vanuit
het beestje moet een naam hebben. Maar bij de term
product had de voltallige SP-fractie een afhaakmoment. Het
product ouderen, het product gehandicapten. Geachte
wethouders, het gaat hier wel om mensen.
Wij worden niet vrolijk van het resultaatgebied Onderwijs, jeugd en
diversiteit. U blijft maar vasthouden aan die Cito-score. Ik kan me voorstellen
dat u nog enig houvast wilt hebben, nadat nagenoeg alle invloed op het
onderwijs uit handen is gegeven. Maar dat de Cito-score u zand in de ogen
strooit wil er bij u maar niet in. Er wordt namelijk gerotzooid met het cijfer.
Er zijn kinderen die niet hoeven mee te doen, omdat ze de score zouden kunnen
drukken. Er zijn kinderen die om die reden doubleren in groep 7. En scholen die
aan dat spelletje niet meedoen worden gestraft voor hun eerlijkheid. Ouders
zullen namelijk hun kind dan niet naar een dergelijke school laten gaan, omdat
ze denken dat een lage score ook automatisch een slechter onderwijskundig
klimaat betekent. De SP hecht veel meer waarde aan de rapporten van de
Onderwijsinspectie. Nog steeds krijgen basisscholen de gelegenheid om te
blijven doordraaien en kinderen onvoorbereid aan het voortgezet onderwijs af te
leveren, terwijl ze een negatief rapport van de Onderwijsinspectie hebben.
Een ander punt van zorg in het onderwijs is het verschijnsel van de verdwenen
kinderen. U kunt het zich echt niet langer veroorloven dat deze situatie
voortduurt. Daar moet toch echt veel meer sturing komen. Dan maar gemopper van
de scholen en de stadsdelen. Maar je mag nu toch wel zo langzamerhand ervan
uitgaan dat het LAS, het Leerlingadministratiesysteem, eindelijk eens werkt.
Echt alarmerend is de berichtgeving over de tweedeling, over de segregatie in
het onderwijs. Het College verschuilt zich achter de stagnerende woningbouw. Uw
voorstel is om onderzoek te doen, dan te praten met scholen, dan te praten met
stadsdelen en dan oplossingen te zoeken. Nou, dan bent u te laat. Wij hebben
daar niet op kunnen wachten en hebben een notitie ingediend die juist die
segregatie tegengaat.
Verder hebben we voorstellen ingediend voor het behoud van het Distelwegveer,
de Opstapper, een voorstel op het gebied van armoedebeleid, van
patiëntenorganisaties, van behoud van cultuureducatie - ik ga ze niet
allemaal noemen, u kunt ze samenvatten onder de noemer sociaal
herstelbeleid.
Mijnheer de Voorzitter, de SP heeft bij haar moties niet overal een
financiering vermeld. We doen dat om principiële redenen. In de politiek
maak je namelijk politieke keuzes. Is die keuze gemaakt, dan wordt vervolgens
de financiering gezocht, en zo zou het altijd moeten gaan. Niet omgekeerd,
zoals het College doet: eerst kijken hoeveel geld je hebt en dan kijken wat je
daarmee kunt. Om jullie tegemoet te komen hebben we niettemin toch een paar
potjes gevonden. Deze kunnen als financiering voor onze moties dienen. Ik ga ze
noemen.
1. De jaarlijkse winstafdracht van het GVB. Door de fluctuaties in de winst te
middelen en die dan op te vangen in de eigen reserve kan dit jaar 1,8 miljoen
euro extra aan algemene middelen worden toegevoegd.
2. Verzekeringsbedrijf Groot-Amsterdam. Wij hebben bij de Voorjaarsnota vragen
gesteld over die enorme reserve bij het VGA. De wethouder heeft ons toen met
een kluitje in het riet gestuurd. Maar inmiddels is wel duidelijk geworden dat
niets de gemeente verplicht die reserve bij het VGA zo groot te houden. Wij
willen die reserve terugbrengen naar 4 miljoen euro, en die kan dan als
incidenteel geld kan worden ingezet.
Dan de feestpot van koningin Beatrix. In Amsterdam groeien 40.000 kinderen in
armoede op, en dan zou de stad wel geld hebben voor een feestje voor de rijkste
vrouw van Nederland? Het bewonderenswaardige is trouwens dat diezelfde rijkste
vrouw wel heeft aangedrongen op soberheid bij dat jubileum. Dus waarom zouden
we die wens niet honoreren?
Dan de lobbyist. Geen nieuwe aanstellen, zou ik zeggen. De hele functie
opheffen lijkt me beter.
Over de stemcomputer is heel wat te doen geweest. In de VS hebben we kunnen
zien wat computers niet kunnen en wat handmatig wel kan. Wij houden vast aan
het rode potlood. Beter iets langzamer en secuur, dan snel en met honderden
fouten.
Het onderzoek naar Schiphol, daar is de SP niet vóór. Wij hopen
overigens dat niemand dat is, want dat betekent dat er 77.000 euro in de
gemeentekas kan blijven.
En tot slot het callcenter. Wij vinden het er nog niet de tijd voor. Dat
betekent incidenteel 4,5 miljoen euro extra bewegingsruimte.
Samengevat betekent dat dus zon 10 miljoen euro incidenteel en zon
2 miljoen euro structureel. Dat moet voldoende zijn om onze voorstellen te
kunnen betalen.
Mijnheer de Voorzitter, ik ben begonnen met de gebeurtenissen rond de moord op
Theo van Gogh. Ik heb daar gerefereerd aan de rol van de media en de roep om
harde maatregelen. Wat verwachten wij nu van het College? Om te beginnen dat
het zich de kop niet gek laat maken. We moeten op het gebied van veiligheid
eerst maar eens goed doorlichten wat er tot nu toe gedaan werd, en of dat
succesvol was. Pas dan is het mogelijk om te beslissen wat voor maatregelen er
misschien nog genomen moeten worden. Zomaar overgaan tot straatverboden,
samenscholingsverboden, ideeeënpolitie, uitbreiding cameratoezicht, en
noem de hele handel maar op die zo onlangs de revue is gepasseerd, daar zijn
wij tegen. Hier geldt niet het argument van pragmatisme, van: Ach, als
het nu werkt? Pragmatisme is veel te mager om te tornen aan de kwetsbare
rechtsstaat. Duitsland heeft terugkijkend op de problematiek rond de
Bader-Meinhofgroep ingezien dat er al te snel veel te veel wordt gedaan. In
Duitsland heeft men daar spijt van, en laten wij er vooral van leren.
Volgens de mid-term review is 80% van het programakkoord gerealiseerd.
Zelfgenoegzaamheid was u niet vreemd in dat glimmende boekje. Maar dat waren
wel de laaghangende appels aan de boom. Nu komt dus het moeilijkste deel, en
het is van tweeën een: of je laat het bij die zelfgenoegzaamheid, of je
gaat aan de slag. Voor een sociale, geïntegreerde stad, waar tweedeling,
ondanks dit malle kabinet, wordt bestreden. Dank u wel.
De VOORZITTER
: Ik dank u wel, mevrouw Alberts. Dan is nu het woord aan mevrouw Bruines.
Mevr. BRUINES: Dank u wel.
Mijnheer de Voorzitter. Vorig jaar constateerde ik in de Algemene Beschouwingen
van de D66-fractie dat het leven voor iedereen verwarrender is geworden. De
zekerheden van vroeger bestaan niet meer, de wereldproblematiek dringt zich op
in het dagelijks leven, de Midden-Oostenproblematiek wordt hier op straat
uitgevochten.
Deze constatering van vorig jaar is nu actueler dan ooit. De verschikkelijke
moord op Theo van Gogh en de informatiestroom die ons de afgelopen weken
daarover bereikt heeft laten ons zien dat de tentakels van het
fundamentalistisch terrorisme tot in alle hoeken en gaten reiken en ook onze
samenleving raken. Naast die terroristische daad is er in het geval van
Mohammed B. wellicht zelfs ook sprake van een groot persoonlijk drama, en ik
zeg dat zonder het vergoelijkend te bedoelen. Maar wat ligt eraan ten grondslag
dat een op het eerste gezicht goed geïntegreerde en maatschappelijk
betrokken jongere uiteindelijk een dergelijke afschuwelijke keuze maakt? En het
lijkt geen geval op zichzelf; er wordt gespoken over veel meer personen die
worden gebracht tot radicalisering. Er is ook in onze samenleving een
voedingsbodem voor. En hier een antwoord op te geven vergt een uitgebreide en
zorgvuldige analyse, ook ten aanzien van de in te zetten instrumenten en het
beleid om dit tegen te gaan en om dit te voorkomen. Het College heeft ons begin
deze week per brief laten weten wat er zou mogen en kunnen gebeuren. We
spreken daarover verder in de commissie Algemene zaken en wij kiezen ervoor op
dit moment geen motie met verdere concrete adviezen en voorstellen in te
dienen.
Naast de aanpak van dat terrorisme met het internationale aspect is het van
belang om die wortel tot terreur zoals die zich in onze stad bevindt, weg te
krijgen. Haarden moeten worden aangepakt. Het beleid moet gericht zijn op het
verminderen van de angst en onzekerheid die bij iedereen leven. En dat
betekent: absolute helderheid over normen en wetten die in dit land gelden. Die
gelden voor iedereen, iedereen moet zich daaraan houden, en ze moeten door de
overheid worden gehandhaafd. D66 vindt dat we ervoor moeten waken om niet te
vervallen in groepsdenken. Een gesprek met imams betekent niet dat de hele
moslimgemeenschap bereikt wordt. Spreek met iedereen.
Mijnheer de Voorzitter, integratie en inburgering zijn woorden waar we
inmiddels allemaal aan gewend zijn, maar die ook steeds maar ter discussie
staan. Wat bedoelen we daar nou precies mee en wat betekent dat nu? Dat blijft
deels onduidelijk. Wat D66 betreft is het beleid er vooral op gericht om kansen
te geven. Geef ook meer aandacht aan rolmodellen, aan voorlopers, aan goede
voorbeelden, en zorg ervoor dat deze ook niet vastlopen in hun carrière
vanwege discriminatie op de arbeidsmarkt.
Mijnheer de Voorzitter, in alle gevallen, ook als Van Gogh niet vermoord was,
is het van het grootste belang dat elk mens zich in deze stad kan ontwikkelen
en het beste uit zichzelf kan halen. Goed onderwijs is en blijft daarin het
allerbelangrijkst. Opheffen van taalachterstanden, ruimte om eigen talent te
ontwikkelen, leren keuzes te maken en in vrijheid te kunnen denken, en daarmee
ook leren verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Wij blijven pleiten voor
kleinere scholen, met aandacht voor onze democratische rechtsstaat en alles wat
dat met zich meebrengt in het onderwijs. Dat is belangrijk, niet alleen voor
allochtonen maar zeker ook voor de autochtone Nederlandse bevolking. Het
streven is om van de tolerantie waar we in Amsterdam zo trots op zijn en die
lijkt te verworden tot een soort onverschilligheid, weer de échte
tolerantie te maken.
Mijnheer de Voorzitter, de gemeente Amsterdam en haar stadsbestuur dienen een
grote ambitie voor de toekomst te hebben. D66 vindt het jammer dat in de
begrotingsteksten steeds wordt gesproken over het bijstellen van ambities. Onze
ambitie is het dat Amsterdam erin slaagt om de werkgelegenheid in de toekomst
in de vaste sectoren kennis, creativiteit en dienstverlening te laten groeien.
In een stad die leeft en waar mensen uit binnen- en buitenland langere of
kortere tijd wonen, werken en leven. Een stad met kwaliteit. Dat houdt in: op
het gebied van wonen, een woningmarkt die niet meer op slot zit. Van
recreëren: open ruimte en sportfaciliteiten binnen handbereik. Kwaliteit
in het uitgaansleven. Maar ook op het gebied van leren: goed basis- en hoger
onderwijs. Van persoonlijke ontwikkeling. Goede en bereikbare voorzieningen,
toegespitst op wat een dynamische bevolking wenst en nodig heeft. En Amsterdam
moet een stad zijn met een uitgesproken kwaliteit op het gebied van kunst,
cultuur, kennis en wetenschap. Een stad, kortom, waar je iets kunt vinden wat
je elders niet kunt vinden. D66 vindt het een publieke taak om te zorgen, dat
deze ambitie waargemaakt wordt, want ondanks die grote zorgen -en die vergen,
terecht, op dit moment ook de meeste aandacht- is Amsterdam een fantastische
stad, en we zullen de komende jaren op dit gebied nog een aantal flinke slagen
moeten maken.
Mijnheer de Voorzitter, u herkent wellicht in datgene wat ik het laatst zei
onze bijdrage in het debat over de creatieve kennisstad. Een debat dat voor ons
in die zin een slechte uitkomst had, dat deze Raad niet bereid was de
uitspraak te doen dat het concept creatieve kennistad uitgangspunt
voor beleid zou moeten zijn. Ondertussen zien we meer en meer om ons heen de
bevestiging van het belang om wel die keuze te maken. Ik noem het rapport van
TNO (de gemeente was medeopdrachtgever), de conferentie van O+S, de uitgebreide
bijdrage in Het Financieele Dagblad onlangs, maar ook, en daar zijn wij heel
blij mee, een keur aan gemeentelijke notas en uitingen, of het nu
city marketing
, Hermez, of het onlangs uitgebreide concept-Socialestructuurplan is; een
voortreffelijk staaltje werk.
Hoe moeten we dat nu met elkaar rijmen? En dat vraag ik in het bijzonder aan de
leden van de in onderzoek zijnde linkse coalitie. (Hoewel ik net van de heer
Van Poelgeest hoorde dat dat mischien toch weer anders lag, maar dat horen we
wel.) Ik bedoel in elk geval degenen die vonden dat het niet verstandig was die
uitspraak te doen. In de bijdragen in het publieke debat over de creatieve
kennisstad horen we vaak dat de Nederlandse wetgeving op het gebied van
arbeids- en ontslagrecht voor veel bedrijven en ondernemers een belemmering
vormt om echt in de stad te willen investeren. Ik zou graag van het College
weten hoe men hiertegen aankijkt. Want als dat zo is, wordt ook aan veel mensen
in deze stad een interessante baan onthouden. Maar laten we wel wezen, het
moet voordeel zijn om iets te veranderen voor beide partijen, en niet voor de
een interessanter zijn dan voor de ander.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil iets zeggen over dienstverlening en service. Wat
mijn fractie betreft is de verbetering van de gemeentelijke dienst- en
serviceverlening een zeer belangrijk punt. We zijn nog niet waar we wezen
moeten, en mijn fractie maakt zich zorgen over het bestaande wantrouwen in de
gemeentelijke overheid bij mensen in de stad. En dat hangt samen met het gevoel
bij mensen dat wij, de gemeente, de overheid, niet altijd doen waarvoor we
zijn aangesteld. Ergernis over verschillen in regelgeving, termijnen et cetera,
zowel bij de centrale stad als de stadsdelen, is groot. Vergunningverstrekking
duurt soms nog veel te lang. Bedrijven klagen nog steeds over gemeentelijke
bureaucratie en regeltjes. Op dit punt vinden wij dat iedereen in deze stad van
alle stadsdelen en de centrale stad eenzelfde serviceniveau en eenduidigheid
moet kunnen verwachten, evenals een dienstverlenende houding. Het uitgangspunt
moet zijn: wat kunnen wij zo snel mogelijk voor u doen? En niet: wat kan er
niet? Het in de begroting voorgestelde contact center moet er wat ons betreft
dus wel komen. Maar wel als zeker is dat de stadsdelen meedoen. Daartoe zou ik
graag een motie willen indienen. (De heer VAN DER BURG
: Betekent dat dat u feitelijk een vetorecht wilt neerleggen bij de stadsdelen?
Want u zegt: Het moet er alleen komen als alle stadsdelen meedoen.
Maar: óf u verplicht de stadsdelen, óf een van die dertien,
veertien stadsdelen kan het geheel in uw ogen dus tegenhouden.)
Waar het ons om gaat is dat elke burger in deze stad, of hij in Noord, in
Zuid-Oost of in het centrum woont, hetzelfde recht heeft op dienstverlening en
dezelfde service heeft. En wij zien het niet gebeuren dat we voor een hoop geld
een centrum oprichten terwijl er mensen in stadsdelen zijn die daar niet op
die manier gebruik van kunnen maken. Het lijkt ons niet zinvol. Dat is de
bedoeling achter die motie. (De heer VAN DER BURG
: Ik snap de bedoeling achter de motie, maar toch blijft de vraag staan. Het
is van tweeën een: óf het wordt alle stadsdelen verplicht,
óf u zegt: we doen het pas als alle veertien stadsdelen de Gemeenteraad
van Amsterdam toestemming geven om dit op te starten. En welke lijn kiest u
dan?)
Dat laatste, en ik zou dus vanaf deze plek dan ook alle stadsdelen willen
oproepen: (A) u bent gek als u niet meedoet, en (B) schrijf dat dan snel op,
zodat we dan aan de slag kunnen. (De heer MARRES
: Steunt u dan ook mijnheer Reuten, die het daar ook over had en die eigenlijk
zei: Dat plan moet meer geïntegreerd worden met het oorspronkelijke
plan dat wij reeds hebben aangenomen in de Raad? Dus dat de
dienstverlening bij de stadsdelen ligt? We hebben in 2002 een plan aangenomen
over dienstverlening vanuit de stadsdelen. Wilt u dat dit plan
geïntegreerd wordt, of wilt u het echt alleen maar op díe manier?)
Ik ken de concrete uitwerking van dit plan nog niet, maar het is op burgers
gericht, backoffice, dat zijn stadsdelen, dat is organisatie. Het is op burgers
gericht, en ik wil dat elke burger in deze stad hetzelfde niveau van
dienstverlening heeft, en dat betekent volgens ons dat alle stadsdelen er ook
aan mee moeten doen. Als dat niet zo is, hoor ik het graag van dit College.
Maar dat is hoe wij erover denken.
Mijnheer de Voorzitter. Nu ja, uiteindelijk zeg ik daarmee dat centralisatie op
het gebied van dienstverlening en vergunningverlening een bijbehorend beleid
is, en als het niet anders kan voor D66 niet onbespreekbaar is. Zoals we dat
ook nu doen op het gebied van de hoofdnetten. (De heer
H.H.G. BAKKER: Dat klinkt me als muziek in de oren.)
Mijnheer de Voorzitter, het zou u verbazen als wij geen woord zouden wijden aan
kunst en cultuur. In de financiële paragraaf in de begroting spreekt het
College erover dat verminderde financiële ruimte voor veel
beleidsonderdelen te duiden is als minder meer, kortom, er is de
afgelopen jaren heel veel bijgekomen, en nu gaat er wat van af: dat moet zo
kunnen. Dat moge in het algemeen zo zijn, maar dat is bij de kunst- en
cultuurbegroting, als we spreken over de beschikbare structurele ruimte ten
behoeve van exploitatieprogrammering, wel anders. In de vorige
kunstenplanperiode is mede door grote inspanningen van PvdA en VVD deze
structurele ruimte wel met 600.000 gulden toegenomen. Dit College, met deze
wethouder voorop, is er bijna trots op dat het nu met 4 miljoen euro minder
moet kunnen. En dat kan niet. Ettelijke gewaardeerde instellingen en
gezelschappen in deze stad zullen de komende jaren afbouwen of geheel ophouden
te bestaan. En voor het terechte speerpunt kunsteducatie is structureel 1
miljoen euro minder beschikbaar, en daar kan wat ons betreft geen
aandeelhouderschap tegenop. Hoe kan een College met droge ogen nationaal en
internationaal het hoge culturele niveau van deze stad prijzen, de enorme
inspanningen van het Amsterdamse kunstleven gebruiken voor de eigen city
marketing, als er geen boter bij de vis wordt geleverd? Het had deze coalitie
gesierd om in navolging van de landelijke coalitiepartners, en inmiddels ook de
PvdA, een serieuze poging te doen enige herstelwerkzaamheden te verrichten. U
heeft nog even tijd.
Ik zou u willen verzoeken om het woord nu aan de heer Yurdakul te geven voor
financiële opmerkingen. (De VOORZITTER
: Eerst de heer Van der Burg.) (De heer VAN DER BURG
: Mevrouw Bruines, dat u ervoor pleit om extra gelden te geven aan de kunst is
in ieder geval consequent, maar wat ik nu jammer vind is dat u hier iets
essentieels weglaat wat u in commissie Zorg en welzijn wel aan de orde stelde,
namelijk dat u die miljoen extra wilt halen bij de gehandicapten en ouderen in
deze stad. Dat is wat ik u in de commissie Zorg heb horen zeggen: de
prioriteiten van ouderen en gehandicapten schrappen ten behoeve van dit
verhaal. En dat miste ik hier.)
Ik heb die vraag gesteld omdat we de hele begroting hebben doorgeplooid, op de
vraag wat nu dingen zijn waarvan je je moet afvragen: ligt daar nou direct een
taak van de overheid, of is dat iets wat eigenlijk op een andere plek in de
stad bij derden thuishoort? Wij waren het al met zijn allen eens, ook uw
fractie, dat die voorzieningen in openbare gebouwen voor gehandicapten en die
toegankelijkheid eigenlijk moeten liggen op de plek waar ze horen. Want dat
soort dingen hoort gewoon in de normale bouwvoorschriften meegenomen te zijn en
gebruikers horen dat door te voeren. We hebben er toen voor gekozen dat het
misschien toch prettig was daar nog tijdelijk een potje voor te houden en dat
te betalen. Het enige wat ik vraag, is of het nu op dit moment mogelijk is om
dat alvast eerder af te bouwen dan we voorzien hadden. De wethouder heeft me
uitgelegd dat dat onverantwoord is op dit moment, dus daarom zal D66 dat ook
niet als dekking gebruiken. De VOORZITTER
: Dank u wel. Mijnheer Yurdakul. De heer ZAFER
YURDAKUL: Dank u wel.
Mijnheer de Voorzitter. Amsterdam is voor D66 een stad van grote rijkdom.
Amsterdam is rijk aan hoogwaardige kennisinstituten, Amsterdam is rijk aan
grote stukken grond, die tegen een goede prijs in erfpacht zijn uitgegeven.
Amsterdam is rijk aan cultuur, rijk aan vele internationale bedrijven en
toeristen. Een stad die zo rijk is past het niet om somber te zijn en negatief
te doen. Het past Amsterdam ook niet om met geld te strooien. Zeker niet als
het financieel niet meezit en er sprake is van een financiële tegenwind.
Uit de begroting van 2005 blijkt dat er 5 miljard 176 miljoen euro zal worden
uitgegeven. Vorig jaar was dit bedrag een fractie hoger, namelijk 44 miljoen.
Met andere woorden, we hebben in het jaar 2005 44 miljoen euro minder uit te
geven voor het gemeentelijk beleid. We zijn er niet van overtuigd dat er in
2005 uiteindelijk minder geld beschikbaar zou zijn voor gemeentelijk beleid. We
noemen ook nog geldstromen die kunnen worden gebruikt voor nieuw beleid dan
wel voor het compenseren van bezuinigingen en/of ombuigingen.
Het Rijk betaalt 2,1 miljoen euro voor armoedebeleid. Het College betrekt van
dit bedrag maar 1 miljoen euro bij de begroting en houdt 1,1 miljoen euro aan
armoedegeld nog in de zak.
De 8 miljoen euro uit het gemeentefonds als gevolg van verhoging van accres
voor 2004 is een incidenteel bedrag, dat ligt er nog.
Verder 22 miljoen euro vrijvalreservering, declaratierisicos, ESF-gelden
voor de Megabanenmarkt.
Dan 7 miljoen euro voordeel voor het aanbesteden van de Openbare Bibliotheek
Amsterdam.
Het College heeft al een bezuiniging ingeboekt van 10 miljoen voor GOA-middelen
(Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid), terwijl op deze middelen in het
geheel niet is bezuinigd door het Rijk.
Er is een reservering van 1,2 miljoen euro voor de kosten van het jubileumfeest
van koningin Beatrix. Daar is inmiddels iets van afgegaan. Er wordt
voorgesteld een en ander te declareren bij het Rijk. Dus ook dat komt vrij. En
van deze 1,2 miljoen euro zou je ook nog meer af kunnen halen.
Dan iets over OZB, over het al dan niet verhogen van tarieven. Wat ons betreft
moet daarover gesproken worden. Je zou onderwerpen niet categorisch terzijde
moeten schuiven. Maar de eventuele besteding van die gelden, als de Raad
daarmee instemt, moet wel ergens op slaan, en het moet niet zo zijn dat we
Amsterdam gaan belasten voor franjes, zogezegd.
Alles overziend denken wij dat de rekenresultaten 2004 niet echt negatief
zullen gaan uitpakken. Waarom denken wij dat deze budgetten kunnen worden
betrokken bij de begroting van 2005, ook al past het niet in de
begrotingssystematiek die wij als gemeente Amsterdam liever willen hanteren?
Het College doet dat ook, dat betrekt eventuele meevallers uit het lopende
begrotingsjaar bij de begroting van 2005. De benodigde reservering van 8,8
miljoen euro voor klantmanagement wordt nu betrokken bij de begroting 2005,
terwijl het begrotingsjaar nog niet is voltooid. Verder zien we ook dat men dat
doet als het gaat om vrijval gemeentelijke bijdrage Grotestedenbeleid-2, voor
een bedrag van 11,3 miljoen euro. (Wethouder HUFFNAGEL
: Mag ik daar meteen een misverstand uit de wereld helpen? Ik weet niet of u
daar verder het vervolg van uw betoog op hebt gebouwd, maar je neemt de
bedragen mee zoals je ze weet op het moment dat je de begrotingsvoorstellen
opstelt. Dus het is niet gezegd dat je helemaal geen meevaller in dit jaar mag
meenemen. Als je die nu al weet op het moment dat je de begroting opstelt, dan
doe je dat wel. Daarna sluit je de boeken, en meevallers en tegenvallers daarna
laat je dan voor volgend jaar.)
In ieder geval maakt hij zelf een selectie wat hij wel en niet meeneemt.
(Wethouder HUFFNAGEL
: Nee, nee, mijnheer de Voorzitter, hier protesteer ik tegen, dat doe ik dus
niet. We hebben een ordentelijk financieel beleid, dat hebben we als Raad en
College met elkaar afgesproken, dus ik laat ons als College niet zeggen dat we
daar willekeurig een keuze maken. Dat is echt gewoon niet waar.)
Maar als u dat wilt volhouden, wil ik toch wel van u horen wat u denkt over
klantmanagement en die 8,8 miljoen euro die nu wordt betrokken bij de begroting
van 2005. (Wethouder HUFFNAGEL
: Dat probeer ik u net uit te leggen, dat was dus al bekend bij het opstellen
van de begroting. Als je die begroting op een gegeven moment hebt opgesteld,
dan sluit je verder de boeken, en meevallers en tegenvallers die er dan nog
komen, tel je niet meer mee. Anders wordt het namelijk een chaos.)
Mijn betoog is dat u zelf een opvatting daarover heeft, en wij hebben daar ook
een opvatting over; we denken dat je dus ook een aantal andere dingen mee kunt
nemen. (De heer VAN DER BURG
: Maar mijnheer Yurdakul... Mijnheer de Voorzitter!) (De VOORZITTER
: Het lijkt me niet zinvol om nog een keer te wisselen. Wat dat betreft geef ik
nog één keer hier de heer Van der Burg het woord, en daarna gaat
het over feiten of opvattingen; nou, dat zij dan verder zo. Mijnheer Van der
Burg, u krijgt één keer de gelegenheid.) (De heer
VAN DER BURG
: Ja, en dat gaat dan wel over dit punt. Ik heb toch het College duidelijk
horen zeggen dat het niets te maken heeft met keuze, maar met het weten van
gegevens. Daar kun je toch geen verschil van beleid op hebben? Dus ik snap niet
waar u nu afwijkt van het College, of moet het rekening houden met zaken die
het niet kan weten?)
Nee, dat zeg ik ook helemaal niet, dus wat mij betreft: als de wethouder
inderdaad kan aantonen dat op alle fronten op die manier is gehandeld, prima,
en ik weet wel dat we bijvoorbeeld bij ESF-declaratierisicos waar een
bedrag voor wordt gereserveerd, van Europa wisten dat we dat geld nu wel zouden
krijgen. Dus dat zou dan ook vrij kunnen vallen, en dat heeft dit College niet
gedaan. Het een wel, het ander niet. (De VOORZITTER
: Mijnheer Van Dijk, mijnheer Van der Meer mag nou even. Op dit punt, mijnheer
Van der Meer? Dank u wel.) (De heer VAN DER MEER
: Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik begrijp uw stellingname wel een beetje,
maar u legt het volgens mij enigszins verkeerd uit. Het punt is dat het College
bij de juni- en septembercirculaire, waar u ook op doelde, enigszins een
uitspraak heeft gedaan voor een extra reservering van gelden bij dat accres van
8 miljoen euro waar u het over heeft, dat uiteindelijk dus nu over is en
volgens het College in de jaarrekening 2004 moet gaan vallen; dat bedrag is op
basis van een verwachting gereserveerd. Dat was eerst 20 miljoen euro en is
bijgesteld naar 25 miljoen euro. Het punt is dat je kunt stellen dat je niet op
basis van een verwachting een begroting moet opstellen, maar op basis van
feitelijke cijfers, reden waarom wij dan ook een motie hebben van 5 miljoen
euro, omdat we uitgaan van de junicirculaire. Dat is alleen het punt waar het
hier om gaat, en wat u doet is: u sluist op basis van nieuwe gegevens, die in
de septembercirculaire naar boven zijn gekomen, 8 miljoen euro door naar deze
begroting in plaats van naar de jaarrekening. En daar zit denk ik het verschil
op dit moment, ook met de wethouder, over de vraag of je keuzes maakt of niet.)
Als u het goed vindt, zou ik willen verdergaan.
De gure rechtse wind uit Den Haag, zoals de PvdA dat noemt, zorgt voor
schrikeffecten in Amsterdam. In sommige gevallen terecht, en D66 heeft dan ook
initiatieven genomen om dat bij te buigen. De instandhouding van GOA-gelden is
een direct resultaat hiervan. De gemeente moet echter ook goed naar zichzelf
kijken als het gaat over rijksmiddelen. Het terugstorten van meer dan 8 miljoen
euro aan middelen voor GOA, Voorschool en OAT is puur verlies.
Nu even iets over de subsidies. Vele gesubsidieerde organisaties zijn een
speelbal geworden van dit College. De ene keer komt men met een lijstje
te bezuinigen, vervolgens komen de coalitiepartijen met moties om
dat te herstellen, en dat getuigt niet van consistent beleid.
Reserves en voorzieningen. Een motie van D66 in 2002 om een overzicht hiervan
te geven is unaniem aangenomen. De toelichting in de begroting is al sterk
verbeterd, maar er blijft veel onduidelijk. De vrijval aan voorzieningen en
renterisicos begin dit jaar voor de dekking van de tekorten bij de
Noord-Zuidlijn was een voorbeeld hiervan. Opeens konden deze en andere
reserveringen vrijvallen zonder dat de Raad daar inzicht in had. Laten we hopen
dat in Amsterdam geen actie van de Raad nodig is zoals in Almere. Hier hebben
de raadsleden de boel nog eens tegen het licht gehouden en nagekeken, en toen
bleek dat er wel 32 miljoen euro aan reserveringen en voorzieningen kon
vrijvallen. Binnen een half jaar verloor Amsterdam 36 miljoen euro als gevolg
van rekensystematiek Wet werk en bijstand. Dat geeft aan hoe groot de
risicos en kansen kunnen zijn omtrent de betreffende wet. D66 wijst er
graag nog eens op dat de behaalde winsten opnieuw moeten worden
geïnvesteerd voor het naar werk toe leiden van mensen. De gemeente moet
bezuinigen en het zijn sombere tijden. De Pavlovreactie is dan: bezuinigen of
ombuigen. Het is echter ook een reden om de eigen organisatie en de
bedrijfsvoering nog eens goed te bekijken. En waar nodig ook te verbeteren.
Keer op keer heeft de rekencommissie hierop gewezen. Een slechte
bedrijfsvoering leidt tot verspilling van geld. Geld dat we hard nodig hebben
voor bedrijvigheid in de stad, verbetering van de kwaliteit van het onderwijs,
verdere diversificatie van woningaaanbod, voor het ontspannen in de stad
middels kunst en cultuur. Financiële missers zoals Overtoom, Shellterein,
Noord-Zuidlijn en de Combino kunnen wij niet dulden. Daarom willen wij dat alle
diensten en bedrijven van de gemeente hun bedrijfsvoering op orde krijgen.
Dank u wel. (De heer REUTEN
: Mijnheer de Voorzitter, mag ik aan het einde van de bijdrage van de heer
Yurdakul nog even om opheldering vragen, want hij doet een heel straffe
beschuldiging dat de coalitiepartijen met lijstjes strooien om subsidies in te
trekken en dan weer terug te ploegen. Dat is dus gewoon niet het geval, en ik
wil even weten waar hij nu aan refereert, want er is geen sprake van lijstjes.
Wij hebben bij de Voorjaarsnota een aantal subsidies uit de inventarisatie van
het College gedaan en doen dat nu weer voor 2006. Daar is niks mistigs aan, dat
is heel helder.)
Ik breng in herinnering dat de coalitiepartijen hier middels een motie hebben
vastgesteld dat er moest worden bezuinigd op de subsidies. Daarmee is het
College aan het werk gegaan, en dat komt terecht bij te bezuinigen
organisaties. En wat gebeurt er: vervolgens krijg je een discussie in de Raad,
en u zegt op grond van de voorstellen: Dit mag wel, dit mag niet.
Dat is uw recht, moet ik er wel meteen bij zeggen, maar dat was onze inzet
niet; wat ons betreft had dat niet gehoeven, want het gaat niet om groot geld,
het is maar een heel klein beetje geld dat in de stad voor goede dingen wordt
uitgegeven. (De heer REUTEN
: U voelt zich niet verantwoordelijk voor het realiseren van die ombuiging,
daar kan ik me nog iets bij voorstellen; wij wel en we proberen zo goed
mogelijk een keuze te maken. Ik nodig u van harte uit om mee te praten over de
keuzes die wij maken.) Wat mij betreft niet, want dat zijn uw keuzes.
(De heer REUTEN: Jaja, dat is makkelijk.)
De VOORZITTER
: Het is 17.00, ik schors de vergadering tot 19.30 uur. Daarna krijgen we
Leefbaar Amsterdam en Amsterdam Anders/De Groenen, dan zal het College
antwoorden. Ik schors de vergadering tot 19.30 uur.
De vergadering wordt tot 19.30 uur geschorst.
|