Gemeenteblad afd. 2




OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 1 SEPTEMBER 2004.
 
 Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer J.L. Bakker (SP), de heer Brinkman (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), de heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Haffmans (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), de heer Klerks (PvdA), de heer Manuel (D66), de heer Marres (PvdA), de heer Van der Meer (GroenLinks), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer Olij (PvdA), de heer Olmer (CDA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), de heer Van Straaten (VVD), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66), de heer Zati Yurdakul (PvdA) en de heer Zwart (GroenLinks).
 Afwezig: geen der leden.
 
 Aanwezig : de wethouders de heer Aboutaleb (PvdA), mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der Horst (VVD), de heer Huffnagel (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Stadig (PvdA).
 Afwezig: geen der wethouders.
 

 



Middagzitting op woensdag 1 september 2004.
 
 Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede de raadsleden Bruines en Bijlsma, plaatsvervangend voorzitters.
 

 Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 
De VOORZITTER: Hierbij open ik de vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam. Ik heet u van harte welkom en deel u mee dat de Commissie Werkwijze heeft besloten dat deze vergadering uit twee dagdelen zal bestaan.
 
Aan de orde is de agenda.
.....................................................................................
.......................................................
................................................................

  11° Adres van J. Haije van 20 juli 2004 inzake bedenkingen ten aanzien van het ontwerp van de tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn.
 
  Besloten wordt, dit adres voor kennisgeving aan te nemen.
....................................................................................
...........................................................................................
......................................................................................
.............................................................

 8
 A   Verslag van de Rekeningencommissie van 26 mei 2004 over de rekening over 2003 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 441).
 
 B   Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 19 augustus 2004 tot vaststelling van de jaarrekeningen over 2003 van de stadsdelen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 519).
 
 C   Reactie van het College van Burgemeester en Wethouders van 19 augustus 2004 op het verslag van de Rekeningencommissie van 26 mei 2004 over de Gemeenterekening 2003, tevens vaststelling van de Gemeenterekening 2003 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 520).
 
 Mevr. CODRINGTON: Mijnheer de Voorzitter. De Rekeningencommissie heeft haar werkwijze gewijzigd, omdat de wettelijke indieningtermijn met ingang van 2004 is vervroegd. De werkwijze was erop gericht eerder een reactie te ontvangen op het verslag van de Rekeningencommissie. In de tweede helft van juni jl. heeft de commissie gesprekken met het College gevoerd over het financieel beheer. De Rekeningencommissie heeft beide doelstellingen gerealiseerd en dankt het College voor zijn medewerking.
  Het debat over de Rekening is te beschouwen als een formeel moment waarop de Rekeningencommissie advies uitbrengt aan de Raad over het financieel beheer van 2003. Het gaat daarbij vooral om de rechtmatig- en doelmatigheid. De onderzoeken hebben aangetoond dat de Raad het College decharge kan verlenen voor het financieel beheer.
  Ik hecht eraan stil te staan bij een aantal belangrijke onderwerpen waarmee de Rekeningencommissie zich de afgelopen maanden heeft beziggehouden.
  Op de eerste plaats ga ik in op de behandeling van de Rekening 2003 in de Gemeenteraad. De Rekeningencommissie vroeg nadrukkelijk aandacht voor de behandeling van de gemeenterekening in de Raad en heeft de woorden “woensdag gehaktdag” gebruikt. Het verheugt haar dat de Gemeenteraad dit goed heeft opgepakt. Op 16 juli jl. spraken diverse fracties over de inhoud van de Gemeenterekening 2003. Ondanks dat er nog geen sprake is van Bijltjesdag of Gehaktdag, is de trend in ieder geval gezet. De Rekeningencommissie verwacht dat bij de behandeling van de gemeenterekening in de komende jaren aandacht zal zijn voor verantwoording door het College en controle door de Raad. Tijdens de behandeling staan drie vragen centraal, namelijk of bereikt is wat de Gemeenteraad wilde, wat het College daarvoor heeft gedaan en wat de kosten daarvoor zijn geweest.
  Op de tweede plaats ga ik in op de beheersing van de bedrijfsvoering. De Rekeningencommissie is kritisch en vraagt het College aandacht voor dit onderwerp. Het College geeft in zijn antwoord op de vraag van de Rekeningencommissie aan dat de beheersing van de bedrijfsvoering weliswaar belangrijk is, maar dat dit niet een doel op zichzelf is. Totale controle zou niet mogelijk zijn. In het verslag van de Rekeningencommissie staat echter niet dat zij dit verlangt. De Rekeningencommissie constateert dat bij 23 onderdelen van de gemeentelijke organisatie op het gebied van de beheersing van de bedrijfsvoering nog niet het gewenste niveau is bereikt. Ten aanzien van de bedrijfsvoering deed het College toezeggingen, maar de vraag is of daarmee een antwoord is gegeven op de vraag wat de operatie Kwaliteitsslag 2001 heeft opgeleverd. Elk jaar maakt de Rekeningencommissie kritische opmerkingen over het gebrek aan voortgang op het gebied van de verbetering van de bedrijfsvoering.
Ieder jaar doet het College toezeggingen en stelt het samen met de Rekeningencommissie vast dat het niet in orde is met de bedrijfsvoering, maar helaas moet zij daarvoor in dit debat opnieuw de aandacht vragen.
  Op de derde plaats stel ik de rechtmatigheid aan de orde. Het College deelt de zorg van de Rekeningencommissie ten aanzien van de kredietoverschrijdingen en het tijdstip waarop die worden gemeld. De commissie is verheugd dat het College een voorstel voorbereid met richtlijnen over de uitvoering van kredieten en de te volgen procedure in het geval dat er nogmaals overschrijdingen worden geconstateerd. Ik verzoek het College aan de Rekeningencommissie en de Raad te melden wanneer dit zal gebeuren. Het budgetrecht en de controlerende taak van de Raad in het geval van grote projecten staan door het ontbreken van duidelijke richtlijnen onder grote druk. Om herhaling te voorkomen, is het belangrijk de procedures ten behoeve van de budgetbewaking zo spoedig mogelijk te verbeteren.
  Op de vierde plaats ga ik in op de stadsdelen. De Rekeningencommissie volgt het financieel beheer van de stadsdelen op afstand en streeft verbetering na. Daarom voerde zij begin 2004 overleg met de rekeningencommissies en rekenkamercommissies van de stadsdelen.
Dat overleg was plezierig. Het verheugt de Rekeningencommissie dat de commissies die ontwikkelingen in de stadsdelen nauwlettend en kritisch volgen. Zij spraken de wens uit met haar in gesprek te blijven. Ook dit jaar zal daarom een bijeenkomst plaatsvinden met die commissies uit de verschillende stadsdelen.
  Op de vijfde plaats besteed ik aandacht aan de risico-inventarisatie en het weerstandsvermogen. Het weerstandsvermogen is bestemd voor het afdekken van onvoorziene zaken en risico’s. Een deel van het huidige weerstandsvermogen is daarvoor al gereserveerd. De Rekeningencommissie verzoekt het College de paragraaf over het weerstandsvermogen in de Gemeenterekening aan te vullen met een overzicht waaruit blijkt in hoeverre dat vermogen al is belegd en wat nog resteert voor dekking van de risico’s waarmee de gemeente Amsterdam nog kan worden geconfronteerd.
  Het zesde punt is de informatieverstrekking aan de Raad. De Rekeningencommissie heeft een controlerende taak. Zij bracht daarom op 24 maart jl. een werkbezoek aan de dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (dIVV). Het doel van dat bezoek was inzicht te krijgen in de wijze waarop in het kader van de realisatie van de Noord-Zuidlijn aan projectbeheersing wordt gedaan en informatie te verzamelen over de laatste stand van zaken op het gebied van de financiële risico’s en de mate waarin de beschikbare budgetten toereikend zijn. Door dat werkbezoek kreeg de commissie inderdaad een goed beeld. In het najaar volgt een gesprek over de vraag op welke manier wij ervoor kunnen zorgen dat de Raad de informatie ontvangt die hij nodig heeft voor het uitvoeren van zijn controlerende taak. Ik betreur het wel dat tijdens dat werkbezoek aan ons werd gemeld dat het niet mogelijk was de cijfers van 2003 te verstrekken. Ook de vraag over de risico’s in 2004 bleef onbeantwoord. Het werd ons niet duidelijk wat de reden daarvan was. Wij zijn van mening dat dit een ernstige zaak is en menen dat de Raad daarover zijn oordeel moet geven. De Rekeningencommissie is van mening dat dit niet nogmaals mag gebeuren.
 De Rekeningencommissie stelt vast dat de bestuurlijke reacties bij de accountantsverslagen nu en dan ontbraken, ondanks de door het College gedane toezeggingen. Ik noem het generaal verslag dat in de Commissie voor Financiën en Economische Zaken is behandeld. De Rekeningencommissie verwachtte een bestuurlijke reactie van het College. Het gaat vooral om heel belangrijke zaken die in het generaal verslag staan waarin informatie wordt gegeven aan de Gemeenteraad.
  Ik ga in op de informatiebeveiliging. P-net is een nieuw salaris- en personeelsinformatiesysteem waarin gegevens staan van meer dan 20.000 ambtenaren van de gemeente Amsterdam. Een aantal activiteiten op het gebied van verantwoording en de financiële administratie is naar de achtergrond verschoven. Ik wijs voor nadere informatie hierover op het generaal verslag. Wij vragen ons af of het niet nodig was geweest die beheersmaatregelen zo snel mogelijk te nemen. Misschien kan het College de commissie geruststellen door aan te geven wanneer het met een voorstel daarvoor komt en waarom niet is gekozen voor het zo snel mogelijk oplossen van dit probleem.
  Ik ga in op artikel 9 van de verordening op de Rekeningencommissie. Dat heeft betrekking op informatieverstrekking aan de Raad. Onderschrijft het College dit artikel, waarin duidelijke teksten staan over de informatieverstrekking aan de Raad. Ik citeer: “Burgemeester, wethouders en ambtenaren zijn verplicht de Rekeningencommissie alle informatie te verstrekken welke zij voor haar onderzoek noodzakelijk acht.”
  Is de Raad het met de Rekeningencommissie eens dat het een ernstige zaak is als informatie over informatiebeveiliging en grote projecten ontbreekt?
  De Rekeningencommissie zal over de informatieverstrekking over grote projecten aan de Raad een voorstel doen.
  Ik ga in op de toezeggingen van het College. De commissie voerde gesprekken met de collegeleden. Het College stelde een notitie in het vooruitzicht over de bedrijfsvoering. Het zegde toe daarin voorstellen te doen voor het op het gewenste niveau brengen van de bedrijfsvoering.
  Daarnaast kondigde het College structurele maatregelen aan met als doel het financieel beheer en de afbouw van gemeentelijke diensten goed te regelen.
  Een scherpere aansturing van het management is toegezegd. Dit had zowel betrekking op de beheersing van de bedrijfsvoering als op de informatiebeveiliging.
  Ik ga in op de post kunsthistorische voorwerpen van 20 miljoen euro. Die heeft betrekking op het Stedelijk Museum. De wethouder zegde toe de commissie daarover te informeren. Ik spreek de hoop uit dat de wethouder de commissie en de Raad daarover vandaag meer duidelijkheid kan geven.
  Wij zijn tevreden over de openheid van het College tijdens ons gesprek. Wat ons betreft is dit een belofte voor de toekomst.
  In het kort komt mijn betoog erop neer dat de nieuwe werkwijze goed beviel. De Rekeningencommissie gaat daarom op die wijze verder en zal ook de gesprekken met het College voortzetten. Het is misschien een goed idee die gesprekken in het vervolg in het openbaar te voeren, maar daarop kom ik op een ander moment terug. Zo nodig komt de Rekeningencommissie ook terug op toezeggingen die het College naar aanleiding van debatten heeft gedaan en nog zal doen.
  Bestuurlijke aandacht blijft gewenst op het gebied van de bedrijfsvoering.
  De zaken die verband houden met het P-net zijn nog niet volledig afgehandeld.
  Er moet aandacht zijn voor de regels op het gebied van kredietbeheer en overschrijdingen en de paragraaf over het weerstandsvermogen in de Gemeenterekening moet worden aangevuld.
  Ik richt een bijzonder woord van dank aan de accountant van de Dienst ACAM, de directie en de secretaris – de heer Van der Zon – die ons tijdens het onderzoek goed bijstond. Daarnaast richt ik een dankwoord tot de leden Buurma-Haitsma en Res die zich ook in deze periode volledig voor de Rekeningencommissie hebben ingezet. Een woord van dank ben ik tevens verschuldigd aan de leden die stevige kritiek uiten maar de Rekeningencommissie ook van werk voorzien en op zoek gaan naar oplossingen. Ik doel op de heer H.H.G. Bakker, mevrouw Van Oudenallen, de heer Paquay, de heer Zafer Yurdakul, de heer Weenink, de heer De Wolf en de heer Nederveen. Zij voorzagen de Rekeningencommissie op een voortreffelijke manier van informatie en deskundigheid. Mede daardoor is het mogelijk vandaag deze rekening aan de Gemeenteraad voor te leggen. Ik vraag de Raad hiermee zijn voordeel te doen.
 
 De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank mevrouw Codrington voor haar betoog namens de Rekeningencommissie. Ook dank ik de andere leden van de commissie en degenen die haar hebben geholpen bij al het werk dat zij dit jaar heeft verricht. Dat blijft namelijk nogal eens onopgemerkt.
  In juni jl. voerden wij een debat over de inhoud en vandaag spreken wij over de technische kwaliteit van de Rekening. In juni spraken wij over het al dan niet behalen van de resultaten. Vandaag is de vraag aan de orde of het beleid volgens de regels is uitgevoerd.
  Ik betreur het dat de wethouder voor Financiën in juni 2004 niet bereid was in te gaan op een aantal vragen van deze Raad. Daarmee probeerde de Raad namelijk een relatie te leggen tussen het verleden, het maken van nieuwe plannen bij de voorjaarsnota en de toekomst. Ik houd staande dat tijdig ingrijpen herhaling of het scoren van nieuwe onvoldoendes op het eindrapport – u herinnert zich vast en zeker nog de beeldspraak die ik indertijd gebruikte – kan voorkomen. Ik doel daarbij in het bijzonder op het koninklijk jubileum. Als er geld is, verneem ik graag waar dat is. Wij zouden nog een prioriteit krijgen, maar ik krijg steeds minder hoop na het lezen van de sombere brief van de wethouder. Hoe voorkomen wij dat wij het Koninklijk jubileum niet in het verslag van de Rekeningencommissie van 2004 of 2005 terugzien?
  Ik vraag mij af of het College de Rekeningencommissie serieus neemt.
  “Het antwoord van het College stemt optimistisch en vrolijk. Het geeft fouten ruiterlijk toe en zegt verbeteringen gul toe. Sportief neemt het aanbevelingen over.” Met die woorden begon de fractie van de PvdA haar betoog vorig jaar, nadat zij een woord van dank tot de Rekeningencommissie had gericht. Nu wordt de Raad helaas weer geconfronteerd met het niet nakomen van toezeggingen. Dat blijkt uit de punten waarop de Rekeningencommissie al in 2003 heeft gewezen. Het vastgoedregistratiesysteem is tot mijn vreugde van de ‘hitlijst’ verdwenen, maar mijn fractie is niet te spreken over het aantal punten van kritiek dat steeds terugkomt. De punten 2, 5, 6, 8, 13, 14, 15, 16 en 19 stonden ook in het verslag van 2002. Hoe moeten wij de goede voornemens en toezeggingen van dit jaar plaatsen?
  Het College heeft naar aanleiding van de punten van vorig jaar naar mijn idee niet een aanvraag gedaan voor extra geld of personeel, dus het moet mogelijk zijn met de huidige organisatie de toezeggingen na te komen.
  Een terugkerend punt, nummer 2, is de gebrekkige informatiebeveiliging. Dat punt speelt helaas een prominente rol in veel rapporten van de ACAM en in diverse deelrapporten bij de verschillende rekeningen. De Rekeningencommissie is kritisch. Het College schrijft in zijn reactie onder meer het volgende: “Anderzijds verwachten wij dat ook de raadscommissies hun steentje bijdragen door bij de behandeling van de desbetreffende jaarverslagen het grote belang van informatiebeveiliging te benadrukken.”
  Na het lezen van die reactie brak eerlijk gezegd mijn klomp, want dat is in veel commissies nadrukkelijk gebeurd. Ik vraag het College of het deze misplaatste en absoluut niet grappige opmerking aan het adres van de Raad staande houdt.
 
  De reactie van het College op de herhaalde kritiek van de Rekeningencommissie op het Gemeentevervoerbedrijf (GVB) wekt de indruk dat vanaf het moment van het verschijnen van de Rekening, waarop deze commissie zich baseert, tot aan de reactie van het College veel werk is verricht. Zaken zijn opeens aangepast. Er wordt gewerkt conform afspraken, er is gecentraliseerd of daaraan wordt nog gewerkt. Het GVB is ook op een ander gebied goed op weg en volgt daarbij het groeimodel. Het zou prachtig zijn als al die zaken opeens waren geregeld, maar ik heb er behoefte aan dat de wethouder een toelichting geeft. Op het moment dat de Rekening verscheen – dat is nauwelijks een halfjaar geleden – werd gesproken van een vreselijke situatie en opeens is alles goed.
  Er is ook een aantal nieuwe punten. Op bladzijde 10 van de reactie van het College staat een forse toezegging. Bij de Dienst Stadstoezicht zal alles eind 2004 in control zijn en de primaire processen bij de Bestuursdienst zullen per 1 januari 2005 beschreven zijn. Dat zijn harde toezeggingen en wij spreken de hoop uit dat het lukt die na te komen. Mocht deze wethouder of een ander collegelid er behoefte aan hebben terug te komen op de reactie, dan verzoeken wij hem dat nu te doen. Wij hebben namelijk geen behoefte aan toezeggingen die niet worden nagekomen – ik las overigens dat die ene wethouder die toezeggingen niet heeft gedaan – en evenmin aan allerlei vrolijke voornemens. Het is beter met elkaar in debat te gaan over de zaken die wij eerst willen aanpakken en vervolgens gezamenlijk keuzes te maken.
  Ik ga in op de kostenstijgingen en spreek dan van ‘bruggevallen’. Wij begrijpen dat achteraf onderzoek wordt gedaan naar forse kostenoverschrijdingen bij een project als de Overtoom, maar wij verzoeken de wethouder in het kader van dit debat aan te geven of hij overtuigd is van de rechtmatigheid van die uitgaven of dat hij daaraan twijfelt. Graag vernemen wij wat de overeenkomsten zijn met die brugkwestie.
  Mevrouw Codrington is al ingegaan op de informatieverstrekking aan de Raad. Daaraan voeg ik toe dat uit de onderzoeken van de Commissie-Duivensteijn in Den Haag blijkt waartoe dat kan leiden. Ambtenaren zouden de Tweede Kamer het liefst passeren en de informatie aan de borst houden. Dat is een waarschuwing.
  De wethouder voor Financiën moet naar het oordeel van mijn fractie nu de volgende stap zetten. De leesbaarheid en begrijpelijkheid van de begroting zijn behoorlijk verbeterd, maar nu is het belangrijk te werken aan de naleving van de regels op het gebied van de continuïteit en de rechtmatigheid. Ik doel dan met name op het verstrekken van de informatie daarover aan de Raad.
  Wij zijn van mening dat de lijst met kritische punten volgend jaar veel korter moet zijn en het is de bedoeling dat wij zo min mogelijk punten tegenkomen die steeds terugkomen. Toezeggingen en vrolijke voornemens moeten geen dode letters zijn. Ook hiervoor geldt dat voor ons alleen het resultaat telt.
 
 De heer VAN STRAATEN: Mijnheer de Voorzitter. Zoals gebruikelijk heeft de Rekeningencommissie goed werk verricht en een gedegen en veelomvattend advies aan ons uitgebracht. In het verslag van de commissie worden meer algemeen geldende uitspraken gedaan. Het verheugt mij dat men boven de individuele constateringen van de ACAM uitkomt en algemene conclusies trekt. Mij treft vooral de noodkreet van de commissie dat er weliswaar verbeteringen zijn te constateren, maar dat het heel langzaam gaat. De vorige sprekers wezen ook al op dat punt. Ik doel daarmee vooral op de tekortkomingen op het gebied van de beheersing van de bedrijfsvoering en op de stand van zaken die te maken hebben met de informatiebeveiliging. Het College reageert met een reactie waarin doorklinkt dat deze zaken niet een doel op zichzelf zijn en dat het gaat om doelmatigheid en rechtmatigheid. Dat is op zichzelf juist, maar informatiebeveiliging en regels voor de beheersing van de bedrijfsvoering zijn er juist op gericht effectief te kunnen sturen op het bereiken van doelmatigheid en rechtmatigheid. Dat zijn dus noodzakelijke voorwaarden om die doelen te bereiken. In de reactie van het College klinkt door dat dit in twijfel wordt getrokken.
 Uit de reactie van het College blijkt dat een aantal taakstellingen is geformuleerd, zoals het streven om de helft van het aantal onderdelen dat op het gebied van de informatievoorziening onvoldoende is in ieder geval in 2004/2005 aan de gestelde norm te laten voldoen. Daarbij komt dat met de komst van de Rekening 2004 normen ten aanzien van de integrale bedrijfsvoering verplicht worden gesteld. Ook zal het dan verplicht zijn daarover te rapporteren. Wij zullen het College op dat punt kritisch volgen en de Rekeningencommissie zal ongetwijfeld hetzelfde doen.
  Ik neem aan dat het College reageert op de opmerkingen van de commissie en vooral op de gedane toezeggingen die niet zijn nagekomen.
 
 De heer VAN DER MEER: Mijnheer de Voorzitter. De Rekeningencommissie heeft de Jaarrekening nauwkeurig behandeld. Daarvoor dank ik haar namens mijn fractie.
Ons wordt gevraagd in te stemmen met de reactie van het College van Burgemeester en Wethouders en de Gemeenterekening 2003 van de centrale stad vast te stellen. De voorzitter van de Rekeningencommissie lichtte het verslag zojuist toe. In het verslag wordt een aantal kernproblemen naar voren gehaald. Mijn fractie vraagt een nadere toelichting op de punten die ik nu aan de orde stel.
  Op de eerste plaats ga ik in op de beheersing van de bedrijfsvoering. Voor een groot deel van de onderdelen van de gemeentelijke organisatie geldt dat de beheersing van de bedrijfsvoering nog niet op het gewenste niveau is. Dat speelt al langere tijd. De Raad heeft middelen vrijgemaakt om dit beter op orde te krijgen. In het kader van de operatie Kwaliteitsslag is in 2001 een bedrag van 20 miljoen gulden beschikbaar gesteld om op dit terrein een grote stap te kunnen zetten. De fractie van GroenLinks sluit zich aan bij de conclusie van de Rekeningencommissie dat drie jaar na de operatie Kwaliteitsslag nog steeds wordt gewerkt aan achterstallig onderhoud. Het College heeft voor de Rekening 2004 wel verdere maatregelen genomen, maar het is onduidelijk in welke mate het verbetering verwacht. Ik verzoek het op dit punt verduidelijking te geven.
  Op de tweede plaats ga ik in op de informatiebeveiliging. Wij nemen de hartenkreet van het College ter harte en zullen de komende jaren blijven hameren op het belang van een goede informatiebeveiliging. Wij vertrouwen erop dat het College zijn belofte nakomt. Dat houdt in dat het dit belangrijke punt met grote inzet verder vormgeeft.
  Op de derde plaats stel ik de kredietoverschrijdingen aan de orde. Mijn fractie deelt de zorg van de Rekeningencommissie en het College op het gebied van de kredietoverschrijdingen. Zij vraagt waarom de nu aangekondigde maatregelen niet al gemeengoed zijn. Graag wenst zij meer duidelijkheid over de gevolgen die het niet melden hebben voor de bepaalde dienst. Ook voor de dienstoverschrijdende projecten sluiten wij ons aan bij de woorden van de Rekeningencommissie met als doel te komen tot een betere controle van deze projecten die financieel vaak gecompliceerd zijn.
  Ik ga in op de informatieverstrekking aan de Raad. Mijn fractie verzoekt de wethouder voor Verkeer opheldering te geven over de weigering tijdens het werkbezoek om alle informatie te verstrekken over de overschrijding van de kosten op de realisatie van de Noord-Zuidlijn. Ook de fractie van GroenLinks is van mening dat dit een ernstige zaak is, waarvoor de wethouder de Raad een verklaring is verschuldigd.
  Over het GVB merk ik op dat de taal mij enigszins verbaast. Hoelang duurde het voordat men erachter kwam dat de Hoge Raad de beslissing van het Hof over de aftrekbaarheid van de BTW had bekrachtigd? Dit lijkt mij een direct te volgen proces met een overduidelijke precedentwerking. Op welke manier zijn het College van Burgemeester en Wethouders en het GVB op de hoogte gesteld van deze uitspraak. Ter verduidelijking van dat wat ik zojuist heb gemeld, verwijs ik naar bladzijde 8.
  De situatie van het GEAM is inderdaad uitgebeid besproken in de Commissie voor Milieu, Openbare Ruimte en Groen, Sport en Recreatie en Sport en Bedrijven. Dat geeft het College in zijn schriftelijke reactie ook aan. Dat draagt er niet toe bij dat de situatie verbetert. Wij hebben behoefte aan een toelichting van het College op zijn wens om onder voorwaarden het vetorecht van de vakbonden af te nemen dat betrekking heeft op het vastleggen van sociale plannen.
  Mijn fractie constateerde tevreden dat het College op de meest belangrijke vragen van de Rekeningencommissie zorgvuldig antwoord gaf. Toch bekruipt mij ook na bestudering van deze rekening het gevoel dat het College beterschap belooft – dat doet het nu al jaren – maar dat later zal blijken dat lang niet altijd verbetering is opgetreden. Wij spreken de hoop uit dat het niet nodig is dat het College volgend jaar beterschap belooft en dat de aangehaalde problemen grotendeels zijn opgelost.
 
 De heer DE GRAAF: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de Rekeningencommissie voor het goede werk dat zij leverde. Ook dank ik voor de ondersteuning die zij van de accountants en de ambtenaren kreeg. Tevens complimenteer ik het College dat op veel punten medewerking verleende. Desondanks heb ik er behoefte aan namens mijn fractie vier punten onder de aandacht te brengen.
  De Rekeningencommissie is een belangrijk instrument voor de Gemeenteraad. Bij de bevoegdheid om te controleren past namelijk het afleggen van verantwoordelijkheid en rekenschap. Uit het verslag van de Rekeningencommissie en het antwoord van het College op de vragen over de beheersing van de bedrijfsvoering blijkt dat dit een sterk aandachtspunt is. Een goede beheersing is namelijk een voorwaarde voor een goede, adequate, efficiënte en dienstbare uitvoering. De fractie van het CDA is van mening dat daarover niet lichtzinnig mag worden gedacht. Vooral de tekortkomingen op de gebieden van financiële processen en belastingen vergen een voortvarende aanpak van het College. Dat is het minst wat de burgers van een betrouwbare overheid mogen verwachten.
  Ik noem met name de tekortkoming in de bedrijfsvoering door de Dienst Binnenwaterbeheer op het gebied van de inning van havengelden, door het Food Center Amsterdam op het gebied van erfpacht en het afsluiten van servicecontracten, door de dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (dIVV) op het gebied van financieel beheer, projectbeheersing, interne controle en zelfs kredietbeheer. Ook voor het Ontwikkelingsbedrijf Amsterdam is kredietbeheer een aandachtspunt. Daarnaast noem ik de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) en dan doel ik op de beheersing van de overdrachtsuitgaven.
  De fractie is van mening dat deze zaken volgend jaar op orde moeten zijn, maar de reactie van het College wekt bij haar niet de indruk dat dit inderdaad het geval zal zijn. Het is voor mijn fractie onbegrijpelijk dat het College schrijft dat het van mening is dat de beheersing van de bedrijfsvoering belangrijk is, maar dat dit niet een doel op zichzelf is. Het is mij niet duidelijk op welke manier wij onze gemeente in control moeten houden als een adequate bedrijfsvoering, met name ten gunste van financiële stromingen, niet een doelstelling op zichzelf is. Wij spreken in dit geval over gemeenschapsgeld en het is belangrijk daarover verantwoording te kunnen afleggen als dat nodig is. Het is voor mij niet duidelijk hoe de beheersing in de hand is te houden als de bedrijfsvoering niet meer een doel op zichzelf is. Ik verzoek het College aan te geven wat zijn ambitie is op het gebied van de beheersing van de bedrijfsvoering en ga uit van een stevige inzet. Ik pleit voor een behoorlijke verbetering volgend jaar.
  De Rekeningencommissie vroeg evenals vorig jaar aandacht voor de informatiebeveiliging. Ook de heer Reuten ging daarop in. Het College stelt zich ten doel de helft van de problemen – het spreekt van onvoldoendes – volgend jaar op te lossen. Ik ben van mening dat dit niet een sterke ambitie is als ik zie welke belangrijke diensten een onvoldoende scoren. Is iedere dienst verantwoordelijk voor zijn eigen beveiliging? Is het niet beter alles bij één systeem onder te brengen en het geheel adequaat te beveiligen?
  Ik ga in op de rechtmatigheid. De Rekeningencommissie geeft aan dat in 2003 sprake was van diverse kredietoverschrijdingen, terwijl het College daarvoor niet was gemandateerd. De commissie spreekt zelfs van onrechtmatige uitgaven. Dat zijn harde woorden. Voor het project Overtoom is een overschrijding geconstateerd van 5,5 miljoen euro. De uitgaven voor het Ontwikkelingsbedr ijf Gemeente Amsterdam (OGA) waren € 410.000. Voor het GVB Veren werd € 313.000 uitgegeven en voor de projectbrug nr. 41 bedroegen de uitgaven € 300.000.
  Ik ben van mening dat de Raad dit niet moet accepteren. In het dualistische stelsel is het budgetrech t van de raad namelijk een sterk verworven recht. Het oordeel van de commissie is milder en het past naar het oordeel van mijn fractie niet strenger te zijn dan de Rekeningencommissie. Ik hecht er wel aan te zeggen dat mijn fractie van mening is dat dit niet nogmaals mag gebeuren.
  Ik stel de dIVV aan de orde. Mijn fractie is tevreden met de gezette stappen ter verbetering van de planning en controle van grote projecten. Dat geldt voor ons in het bijzonder voor het grote project Noord-Zuidlijn en wij complimenteren de wethouder daarmee. Een probleem is dat de financiële administratie nog niet transparant is. Dat is een slechte zaak.
  De commissie uit haar zorgen over de in het accountantsverslag aangegeven tekortkomingen en de daarin afgegeven signalen. Erkent het College deze tekortkomingen en verwacht het dat zijn acties, zoals het aanbrengen van veranderingen in de structuur en de werkprocessen, afdoende zijn?
Als dat het geval is, is het volgend jaar niet meer nodig ons daarover zorgen te maken.
  De commissie merkte op dat het College de dIVV verbood cijfermatige informatie te verstrekken over de complete kosten. Dat is naar het oordeel van mijn fractie buiten de verhoudingen. De Rekeningencommissie, die door de Gemeenteraad is gemandateerd, moet te allen tijde inzage krijgen in de informatie. Mijn fractie meent dat dit niet mocht gebeuren en pleit ervoor dat dit niet nogmaals voorkomt.
  Mijn fractie is verheugd te vernemen dat de bedrijfsaansturing van de Dienst Werk en Inkomen nu onder controle is. Daarvoor verdienen het College en de dienst een grote pluim.
  Ik spreek nadrukkelijk de wens uit dat het College voortvarend aan de slag gaat met de genoemde verbeterpunten en de in zijn beantwoording aangegeven doelen.
  Ik vraag het College harde toezeggingen te doen op het gebied van de bedrijfsvoering en de rechtmatigheid.
  Mijn fractie dankt de Rekeningencommissie voor haar inzet en het geleverde werk. Haar taak is in het dualistisch stelsel, waarvan het budgetrecht van de Raad onderdeel uitmaakt, van groot belang.
  Mevrouw Codrington merkte over de informatievoorziening over het project Noord-Zuidlijn op dat herhaling van het gebeurde ongewenst is. Ik verzoek haar de Raad mee te delen of de Rekeningencommissie de gevraagde informatie inmiddels heeft ontvangen.
  Over de informatiebeveiliging staat in het verslag dat veel punten met een onvoldoende zijn beoordeeld. Ik vraag mevrouw Codrington aan te geven of het diepe onvoldoendes zijn.
  De commissie oordeelt tamelijk coulant over de onrechtmatigheid van de uitgaven. Waarom koos de commissie ervoor dat te doen en op welke manier is het naar haar oordeel mogelijk tot verbetering te komen?
 
  De heer MANUEL: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van D66 complimenteert de Rekeningencommissie met het vele werk dat zij heeft verricht en de uitvoerige rapportage.
 De hearings met de wethouders zijn nieuw. Dat heeft te maken met het duale stelstel. De fractie van D66 is van mening dat deze hearings openbaar moeten zijn, omdat daarin geen geheime zaken aan de orde komen. Mijn fractie vraagt het College daarop te reageren.
  De Rekeningencommissie bracht vertrouwelijke bezoeken aan de verschillende diensten en bedrijven. Mijn fractie is van mening de commissie tijdens die werkbezoeken de benodigde informatie moet krijgen. Tijdens een werkbezoek aan dIVV over de Noord-Zuidlijn gebeurde dat niet. Dat wordt gedeeltelijk afgewenteld op de ambtenaren, maar zij krijgen te maken met een loyaliteitsconflict. Enerzijds verbiedt het College hen namelijk bepaalde informatie te verstrekken en anderzijds zijn zij verplicht die gegevens aan de Rekeningencommissie te verstrekken. Ik vraag het College hoe wij hiermee in de toekomst kunnen omgaan en op welke manier wij ervoor kunnen zorgen dat de Rekeningencommissie de benodigde informatie krijgt op het moment dat zij een vertrouwelijk bezoek aan een bepaalde dienst brengt.
  De Rekeningencommissie concludeert dat de bedrijfsvoering en informatiebeveiliging bij veel bedrijven en diensten van de gemeente Amsterdam niet op orde is. In het verslag treffen wij daarvan een uitvoerige opsomming aan. De aanbevelingen die in de voorgaande jaren zijn gedaan, worden vaak niet of nauwelijks ter harte genomen. Het College belooft steeds beterschap, maar in de praktijk zijn niet of nauwelijks verbeteringen waarneembaar.
  In een ander stuk dat vandaag op de agenda staat, treffen wij een overzicht aan van de salarissen van directeuren van diensten en bedrijven die hoger zijn dan die van een wethouder. Die directeuren geven vaak leiding aan diensten of bedrijven die ieder jaar onvoldoende scoren op het punt van de bedrijfsvoering. Sommige directeuren verdienen veel en andere heel veel. Dat varieert. Daarbij komt dat hun salarissen jaarlijks 1 of 2 periodieken kunnen stijgen als blijkt dat zij goed functioneren. Als de Rekeningencommissie zegt dat bepaalde bedrijven ieder jaar onvoldoende presteren, verwacht niemand dat het salaris van die directeuren jaarlijks 1 of 2 periodieken stijgt. Ik vraag het College of dat wat ik zojuist schetste in overeenstemming is met de werkelijkheid.
  De Rekeningencommissie constateert dat er sprake was van een aantal krediet-overschrijdingen. De grootste overschrijding is geconstateerd bij het project Overtoom, namelijk 5,5 miljoen euro. De commissie spreekt van een onrechtmatige uitgave. Het College ontkent dat niet en stelt dat het een lastig project was, omdat de centrale stad, het stadsdeel en enkele diensten moesten samenwerken. Samenwerken is kennelijk een groot probleem voor deze gemeente. Ik citeer uit de reactie van het College: “Het College zegt toe nader onderzoek te doen en aan de hand van de uitkomst daarvan na te gaan of nadere richtlijnen voor de uitvoering van dergelijke projecten moeten worden ontwikkeld.”
  Daarmee is de kous af. Niemand is dus verantwoordelijk. Misschien formuleren wij nog enkele richtlijnen voor de toekomst en de burger mag betalen. Wij zitten erbij, kijken ernaar en gaan weer over tot de orde van de dag. Ik vind dat ongelooflijk.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Ook ik spreek waardering uit voor het vele werk dat de Rekeningencommissie heeft verricht. Als oude liefde kan ik die woorden eenvoudig uitspreken.
  Zowel de Rekeningencommissie als de Raad sprak over de beheersing van de bedrijfsvoering. Mevrouw Codrington merkte op dat het College antwoordde dat totale controle niet mogelijk is, maar dat de Rekeningencommissie niet aangaf dat zij dat verlangt. Daarin heeft zij gelijk.
Naar mijn idee gaat het met de bedrijfsvoering al veel beter dan in het verleden. Er zijn op dat gebied al grote slagen gemaakt, maar het kan nog beter en het is de bedoeling dat er verbetering optreedt. Het College is pas tevreden als op alle punten een voldoende wordt gescoord. Het meerjarig beleidskader dat per 2005 ingaat, gaat uit van twee sporen. Het eerste houdt in dat het College de normen vaststelt waaraan de bedrijfsvoering van de diensten moet voldoen. Het tweede spoor houdt in dat de directeuren bij de begroting en de rekening jaarlijks rapporteren over de stand van zaken. In de rapportages geven zij aan welke zaken niet op orde zijn en wat daaraan wordt gedaan.
  Om de vier à vijf jaar toetst de Bestuursdienst de stand van zaken door het uitvoeren van een integrale meting bedrijfsvoering. Daarnaast is er aandacht voor de aanpak van de meest actuele bedrijfsvoeringgebreken.
  De Rekeningencommissie heeft daarvoor een groslijst gemaakt. Ik stel voor aan de hand daarvan een prioriteitenlijst te maken en die door de dienstdirecteuren, eventueel met behulp van de Bestuursdienst, te laten afwerken. Dat lijkt mij een concrete manier van werken.
(Mevr. CODRINGTON: Wethouder Huffnagel herhaalt de toezegging die in de reactie van het College op het verslag van de Rekeningencommissie staat. Ik vraag mij af of de wethouder een eindtermijn in gedachten heeft. Hij spreekt nu over een periode van vier jaar.)
  Het is niet mijn bedoeling pas over vier jaar het resultaat te kennen. Wij streven ernaar dat het resultaat zo snel mogelijk bekend is. Als een dienst eenmaal op orde is, is het naar mijn idee belangrijk te blijven controleren of hij na vier jaar nog steeds een voldoende verdient.
(De heer PAQUAY: De wethouder zegt toe aan de hand van die groslijst een prioriteitenlijst op te stellen. Vervolgens wenst hij daarvan vast te stellen dat het op enig moment gereed moet zijn. Ik vind dat een merkwaardige toezegging, want die lijst is naar mijn idee niet voor het eerst opgesteld. Nu is een prachtige lijst gemaakt op alfabetische volgorde. Het is mogelijk dat het aantal problemen bij enkele diensten aanzienlijk groter is dan bij andere. Voor enkele diensten zal het daarom eenvoudiger zijn de situatie op een manier te verbeteren die ertoe bijdraagt dat het op korte termijn mogelijk is een voldoende te geven, maar het College maakte de Raad nooit duidelijk wat de argumenten zijn en waarom het voor de ene dienst wel lukt op deze wijze een voldoende te scoren en voor de andere niet. Ik neem aan dat de ene dienst niet langer bezig is dan de ander. De ene dienst is namelijk niet pas vorig jaar in het leven geroepen en de andere twintig jaar geleden. Er zullen argumenten zijn waarvan wij niet op de hoogte zijn. Daarbij komt dat het van belang is te weten welke criteria worden gehanteerd als wij prioriteiten willen aangeven. Het is goed dat de wethouder een toezegging doet, maar ik verzoek hem die concreet te maken zodat wij daarover iets kunnen zeggen.)
  De diensten hebben verschillende taken. Het is daarom voor de ene dienst inderdaad lastiger een voldoende te scoren dan voor de andere. De heer Paquay heeft gelijk als hij zegt dat de Rekeningencommissie al enkele jaren aandacht vraagt voor deze kwestie, maar hij moet niet doen alsof er niets is gebeurd. Er is al veel gebeurd, maar dat neemt niet weg dat ook ik van mening ben dat er nog wat slagen te maken zijn. Ik herhaal dat het mij goed lijkt een prioriteit aan te geven aan de hand van de groslijst van de Rekeningencommissie. Ik pleit ervoor niet langer de alfabetische volgorde te hanteren, maar te kiezen voor de belangrijkste dienst.
(De heer PAQUAY: Het is ook belangrijk ons de vraag te stellen waar wij de meeste risico’s lopen. Ik kan dat niet beoordelen, maar ik neem aan dat de wethouder dat wel kan.)
  Ik neem aan dat de heer Paquay de mening deelt dat het verstandig is een prioriteitenlijst op te stellen.
(De heer WEENINK: Ik begrijp niet waarom dat nodig is. Stelt u zich voor dat een chauffeur van een vrachtwagen te maken krijgt met het probleem dat zijn voertuig acht lekke banden heeft. Hij kan er dan toch voor kiezen al die banden gelijktijdig te laten plakken? Het is toch ook mogelijk de problemen in de verschillende diensten gelijktijdig aan te pakken, of kan het College slechts een beperkt aantal diensten aanpakken en laat het de overige aanklungelen?)
    Ik ga niet in op de vergelijking die de heer Weenink maakt. Vanzelfsprekend heeft het de voorkeur alle problemen gelijktijdig op te lossen en te gaan voor een tien in plaats van voor een voldoende, maar in de praktijk werkt dat niet. Zowel in het bedrijfsleven, waar de heer Weenink werkt, als bij de gemeente werkt dat anders.
(De heer WEENINK: Begrijp ik het goed dat de wethouder niet de Dienst Binnenwaterbeheer kan aanpakken op het moment dat hij de GSD aanpakt?)
    De heer Weenink moet mij geen woorden in de mond leggen. Ik probeer een serieus debat met de Raad te voeren.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Gelukkig probeert de wethouder dat.)
   (De heer WEENINK: Ik probeer ook een serieus debat te voeren.)
  Ik heb duidelijk aangegeven wat wij van plan zijn. De Rekeningencommissie stelde een groslijst op en hanteerde daarbij de alfabetische volgorde. Vanzelfsprekend begrijp ik dat zij pas tevreden is als de volledige groslijst is afgewerkt.
  Dat geldt ook voor het College, maar voor het proces lijkt het mij verstandig een prioriteit te stellen. Van de Rekeningencommissie begrijp ik dat zij daarmee tevreden is.
(De heer DE GRAAF: De wethouder wil prioriteiten stellen. Wij beschikken over een behoorlijke lijst van A tot W. Bij de belangrijkste diensten staat dat deze onvoldoende scoren. Dat zijn de diensten die de meeste risico’s lopen. Waarom maken wij van al die diensten eigen koninkrijkjes met een eigen beveiligingssysteem? Is het niet mogelijk alle diensten onder te brengen in een systeem, zodat het tot de mogelijkheden behoort die slag meteen te slaan?)
(De heer MANUEL: De wethouder stelt voor een prioriteitenlijst op te stellen met de diensten die als eerste de bedrijfsvoering op orde moeten hebben, maar dat is voor een organisatie een interne kwestie. Ik ben het dan ook met de heer Weenink eens dat het mogelijk moet zijn dat voor alle diensten tegelijkertijd te regelen. Ik begrijp het antwoord van de wethouder dus niet goed en verzoek hem dat te verduidelijken.)
  Uiteindelijk moet alles gebeuren. Het liefst doen wij alles gelijktijdig, maar als dat niet kan, is het verstandig een volgorde aan te geven. Daarom spreek ik over het aangeven van prioriteiten.
(De heer MANUEL: Waarom is het niet mogelijk alles gelijktijdig te doen. Het verbeteren van de bedrijfsvoering is namelijk een interne kwestie.)
  Als het mogelijk is alles gelijktijdig te doen, zullen wij dat niet nalaten. Dat geldt overigens voor alle onderwerpen.
(De heer MANUEL: De vraag is of dat kan. Als dat naar het oordeel van de wethouder niet mogelijk is, verzoek ik hem aan te geven wat daarvan de reden is. Hij suggereert namelijk dat het niet kan.)
  Ik houd er rekening mee dat het niet mogelijk is alles gelijktijdig te doen en daarom zeg ik niet toe dat wij ervoor zorgen dat de bedrijfsvoering van alle diensten zodanig wordt verbeterd dat zij op dat punt een tien scoren.
(De heer MANUEL: Ik begrijp dat de wethouder ons op dit moment dus ook niet een prioriteitenlijst behoeft toe te zeggen.)
  Ik heb de Rekeningencommissie een prioriteitenlijst toegezegd en meen dat zij daarmee meer tevreden is dan de heer Manuel.
(De heer DE WOLF: Ik begrijp dat de wethouder toezegde dat hij in overleg met de Rekeningencommissie nagaat welke zaken op de lijst staan en welke met het oog op de risico’s voor de gemeente Amsterdam het meest belangrijk zijn om aan te pakken. Ik begrijp ook dat wordt nagegaan wat verder nog mogelijk is en dat het de bedoeling is met de door de wethouder genoemde instrumenten tot een oplossing te komen. Dat lijkt mij een goede toezegging.)
  Ik dank de heer De Wolf voor zijn steun.
  Verschillende raadsleden spraken over de rechtmatigheid. Ook in accountantsland vond daarover een behoorlijke discussie plaats. Het was betrekkelijk lastig daarover duidelijkheid te verkrijgen. Zelfs de wetgever kon of wilde daarover geen duidelijkheid verschaffen. Dat laat ik in het midden. Inmiddels lijkt het erop dat aan die onduidelijkheid een eind is gekomen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bracht een notitie uit. Deloitte & Touche schreef daarover een boekje en de ACAM gaf zijn visie. Naar mijn idee is het nu van belang aan de hand van die informatie zo snel mogelijk te komen tot een besluit van de Gemeenteraad. Het is belangrijk vast te leggen op welke wijze in Amsterdam invulling wordt gegeven aan de rechtmatigheidcontrole. Daarnaast zijn bestuurlijk vastgestelde, concrete richtlijnen voor diensten nodig. Uiteraard is het nodig daarover intensief met die diensten te communiceren. Dat zal de komende weken of maanden gebeuren.
(De heer NEDERVEEN: De voorzitter van de Rekeningencommissie gaf aan dat de wethouder toezegde dat het College een voorstel zal voorbereiden met richtlijnen over de uitvoering van kredieten en de te volgen procedure in het geval van overschrijdingen. Doelt de wethouder met zijn toezegging expliciet op deze twee elementen?)
Naar mijn idee maken die twee elementen ook onderdeel uit van dat wat de VNG en de ACAM
hebben neergelegd.
(De heer DE GRAAF: De verhouding is dat het College de diensten aanstuurt. Het is dus de taak van het College met de diensten te communiceren. Er is een krediet beschikbaar gesteld en als dat wordt overschreden, raakt dat het budgetrecht van de Raad. Wij constateren dat op drie punten het budgetrecht van de Raad is aangetast, omdat het krediet is overschreden.
Het College wijt dat in zijn beantwoording aan onvoldoende communicatie door de diensten, maar het begrijpt dat dit voor de Raad niet een excuus mag zijn. Het College is belast met de dagelijkse uitvoering en legt wat dat betreft verantwoording af aan de Raad. Over de kwestie met brug nr. 41 voerden wij hier een heftig debat en uiteindelijk accepteerde de Raad dat, maar dat was een geval van eens maar nooit meer.)
  Ik heb geen idee hoe ik op de opmerkingen van de heer De Graaf moet reageren. Ik heb in feite al antwoord op zijn vraag gegeven voordat hij die heeft gesteld.
   (De heer DE GRAAF: De wethouder verschuilt zich achter zijn verantwoordelijkheid.)
  Ik verschuil mij absoluut niet. Wat krijgen wij nu?
(De heer DE GRAAF: De wethouder zegt dat hij dat zal communiceren met de diensten…)
  Ik leg uit wat er gaat gebeuren. Het doet er niet toe of de heer De Graaf van mening is of dit al dan niet moet gebeuren, want het gebeurt toch.
(De heer DE GRAAF: Wij zeggen niet dat dit niet moet gebeuren. Wij zeggen dat de wethouder hier rekenschap aflegt aan de Raad, maar dat dit niet een argument is. Het moet wel gebeuren, maar dat betekent ook dat dit nooit meer mag voorkomen.)
(De heer NEDERVEEN: Ik meen dat de Rekeningencommissie van de wethouder vernam dat het voorstel over de procedures voor de budgetbewaking onderweg is. Daarmee neemt de Rekeningencommissie genoegen.)
(De VOORZITTER: Dat neemt niet weg dat de heer De Graaf een vraag mag stellen waarop hij een antwoord kan krijgen.)
  Naar mijn idee weet de heer De Graaf precies wat de procedure is. Ook de andere raadsleden kennen die. Deels heeft de Gemeenteraad daarin een taak en deels het College. Het College heeft de taak dat te communiceren met de diensten.
(De heer MANUEL: De wethouder zal dus richtlijnen formuleren waaruit blijkt op welke wijze de centrale stad, diensten en stadsdelen in de toekomst met elkaar moeten samenwerken. Dat is een goede zaak. Ik vraag mij wel af wat er gebeurt met de onrechtmatige uitgaven die kennelijk al zijn gedaan. Wat doet de wethouder daaraan? Volgt daarop nog actie? De wethouder geeft toe dat onrechtmatige uitgaven zijn gedaan en dat dit niet mocht gebeuren, maar wat gebeurt daar verder mee? Passeert dat nu gewoon?)
  Ik meen dat dit per wethouder en per geval wordt nagegaan. Naar mijn idee ben ik niet de aangewezen persoon om daarover op dit moment algemene uitspraken te doen.
   (De heer MANUEL: Maar gaat de wethouder daarmee nog iets doen?)
  Ik zal daarover in ieder geval geen algemene uitspraken doen.
(De heer MANUEL: Kan de wethouder daarover wel een specifieke uitspraak doen?)
 Ik vermoed dat wethouder Van der Horst daarover iets wil zeggen.
(De heer PAQUAY: Ik wil de heer Manuel op gang helpen. Als is vastgesteld dat er onrechtmatige uitgaven zijn gedaan, blijft er voor een raadslid niets anders over dan het indienen van een motie van wantrouwen. Ik adviseer de heer Manuel dat te doen.)
  De informatiebeveiliging heeft een directe relatie met de portefeuille Informatie- en communicatietechnologie (ICT). Ik heb goed geluisterd naar de opmerkingen van de Rekeningencommissie daarover. In mijn hoedanigheid als wethouder voor ict ondernam ik direct actie. Alle wethouders ontvingen een brief met de opmerking erop te letten dat er diensten zijn die op het gebied van de informatiebeveiliging een onvoldoende scoren. Alle directeuren ontvingen een brief van de ACAM met aanbevelingen om hoger te kunnen scoren. Ik ben het ermee eens dat op de lijst teveel bedrijven staan met een onvoldoende. Er zijn slechts zes bedrijven met een voldoende. Het stadsdeel Amsterdam-Centrum is het enige van alle stadsdelen dat een voldoende scoort. Ik verzocht de wethouders de controle van de bescherming van persoonsgegevens op te nemen in de PMD’s van de directeuren, zodat er jaarlijks een moment is waarop duidelijke controle plaatsvindt. Ook adviseerde ik mijn collega’s tussentijds naar de stand van zaken te informeren en dit in de gaten te houden. Ik ben het op dit punt dus eens met de opmerkingen van de Rekeningencommissie en de Raad.
(De heer DE GRAAF: Heeft de wethouder als coördinerend verantwoordelijke overwogen alles integraal aan te pakken? Het is misschien praktisch te standaardiseren. Dat houdt in dat er één systeem komt voor alle diensten dat centraal wordt beveiligd. Ik kan mij voorstellen dat het eenvoudiger is op die wijze te werken dan met afzonderlijke koninkrijkjes. Was dat een optie?)
  Nee, dat was geen optie.
   (De heer DE GRAAF: Waarom was dat geen optie?)
  Wij hebben niet de indruk dat het op die manier sneller of beter werkt. Naar ons oordeel zijn de diensten daarvoor te verschillend. Ook de oorzaken die ten grondslag liggen aan de slechte score zijn verschillend. Het is niet mogelijk die diensten wat dat betreft over een kam te scheren.
  Naar mijn idee vroeg de heer Reuten naar het weerstandsvermogen.
(De heer REUTEN: Ik vroeg niet naar het weerstandsvermogen, maar ik heb er wel behoefte aan dat de wethouder ingaat op mijn opmerking over de informatiebeveiliging. Ik doel dan op de sneer die de wethouder aan de Raad uitdeelt. Ik verwijs naar bladzijde 5. Ik citeer: “Anderzijds verwachten wij dat de raadscommissie haar steentje zal bijdragen door bij de behandeling van de betreffende jaarverslagen het belang van informatiebeveiliging te benadrukken.” De wethouder wekt daarmee de indruk dat het helpt als de raadscommissie voortdurend op goed geluk het belang van zaken benadrukt.)
  Het is niet mijn intentie dat de heer Reuten dit als een sneer aan de Raad opvat. Hij kan zich voorstellen dat de wethouder voor ICT de Raad dankbaar is als hij aangeeft dat hij dit onderwerp belangrijk vindt. Het is dus eerder een dankbare aanmoediging van de wethouder dan een sneer. Ik hecht eraan dat de Raad mij niet verkeerd verstaat.
  Het weerstandsvermogen is een geheel in verband met alle risico’s. Splitsing is niet wenselijk. Wij maken hiervoor tot nu toe alleen een uitzondering voor de Noord-Zuidlijn en ik pleit ervoor daarin geen verandering aan te brengen.
  De heer Reuten stelde een vraag over het jubileum van de majesteit. Pas na de Voorjaarsnota werd bekend dat een beroep op Amsterdam zou worden gedaan. Het is gebruikelijk de prioriteiten die bekend worden na de voorjaarsnota te betrekken bij het opstellen van de definitieve begroting. Daar vindt de Raad die terug.
(De heer REUTEN: Ja, maar wij spreken vandaag over de rechtmatigheid van uitgaven. Op 3 juni jl. ontving ik informatie waaruit duidelijk blijkt dat alles al in gang is gezet. Er worden dus al uitgaven gedaan. Als dat niet het geval is, kan ik de betekenis van dit mapje niet verklaren. Uit de tekst blijkt ook dat de Gemeenteraad op een later tijdstip een voorstel krijgt. Ik begrijp nu van de wethouder dat de Raad bij de begroting een concreet voorstel met een bedrag krijgt voorgelegd. Ik vroeg meerdere malen waar dat bedrag in de begroting terechtkomt. Als namelijk blijkt dat er extra geld is voor dit soort zaken en het inhuren van dergelijke bureaus, ben ik benieuwd waar dat is. Dan kunnen wij op dat moment afwegen of wij dat de moeite waard vinden. Het gaat er nu om dat er blijkbaar al uitgaven worden gedaan die niet door de Gemeenteraad zijn geaccordeerd. Pas op een later tijdstip legt het College de Raad een voorstel voor.)
 Het is aan de Raad die afweging te maken.
(De heer REUTEN: Hoe kunnen wij die afweging maken als dat geld al is uitgegeven?)
  De heer Reuten is behoorlijk opgewonden. De Raad kan die afweging bij de begroting maken. Dan zal hij ook zien dat er inderdaad een prioriteit is aangevraagd om in Amsterdam de aftrap te doen voor het feest ter gelegenheid van het jubileum van Hare Majesteit de Koningin. Het College is vooralsnog van mening dat dit een goed plan is. Als de meerderheid van de Raad van mening is dat dit niet een goed plan is, hebben wij een slechte boodschap voor de majesteit.
(De heer REUTEN: Ik vraag mij af wat de kosten zijn die daarvoor tot nu toe zijn gemaakt, zonder dat de Raad dat als prioriteit heeft erkend?)
  Ik raad de heer Reuten aan dat in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel te vragen.
(De heer VAN DER MEER: Ik steun de heer Reuten in zijn opmerkingen. Ik heb mij mateloos geërgerd aan de advertenties die op de bureaus van de raadsleden werden gesmeten, maar dit is een rijdende trein. Het is zelfs nog sterker: het is de Betuwelijn.
Dit plan staat al lang op de rails. Daarvoor zijn al heel veel uitgaven gedaan. Het projectbureau is al lang bezig. De heer Reuten heeft gelijk als hij zegt dat de volgorde van het geven van informatie en het vragen van budgetten niet correct is. Dat kan de wethouder toch toegeven? Er is wel degelijk een fout gemaakt.)
  Ik herhaal dat dit een onderwerp is dat in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel aan de orde moet komen. De heer Reuten vroeg wanneer de Raad dat bedrag onder ogen krijgt en die afweging kan maken. Ik antwoordde op die vraag dat dit bij de begrotingsbehandeling het geval is.
(Mevrouw CODRINGTON: Ik heb er behoefte aan de wethouder een vraag te stellen over de rechtmatigheid. Het College zegde toe dat er een procedure komt voor het melden van nadere overschrijdingen en de manier om daarmee om te gaan. In een bijzin zegt de wethouder nu dat dit alleen geldt voor de Noord-Zuidlijn. Dat kan toch niet waar zijn?)
  Nee, dat is niet juist. Als mevrouw Codrington dat heeft begrepen, heb ik mij niet voldoende duidelijk uitgedrukt. De heer Reuten vroeg mij per onderdeel inzichtelijk te maken welke risico’s onder het weerstandsvermogen vallen. Het gaat erom dat het weerstandsvermogen een geheel is. Posten worden dus niet apart benoemd. Het College maakt daarop alleen een uitzondering voor het project Noord-Zuidlijn.
 
 Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. De heer De Graaf vroeg wat het College gaat doen met de kredietoverschrijdingen. Onder mijn portefeuille vallen vier kredietoverschrijdingen ten bedrage van 410.000 euro. In het najaar zullen wij die voor bestuurlijke besluitvorming voorleggen en daarmee dus witten. Het was dus een fout en die wordt op die manier hersteld.
  Ik ben de gelukkige eigenaar van het probleem dat van de lijst is verdwenen, namelijk de vastgoedadministratie. Dat is een riante positie. Ik hecht er waarde aan te zeggen dat dit soort problemen niet meteen is opgelost. In dit geval was het een proces van jaren en zijn door de Raad forse investeringen geaccordeerd. Dat is nu en dan nodig om zaken op orde te krijgen en in dit geval zijn wij er nog niet. Tot verbeteringen komen is dus soms een kwestie van lange adem.
  De voorzitter van de Rekeningencommissie gebruikte de benamingen “gehaktdag” of “bijltjesdag”. Ik geef de voorkeur aan de eerste benaming.
 
 Wethouder mevr. BELLIOT: Mijnheer de Voorzitter. Ik ga in op de post van 20 miljoen euro voor het Stedelijk Museum. Tijdens mijn bezoek aan de Rekeningencommissie heb ik daarover gesproken. Op grond van het besluit is het niet toegestaan voorwerpen van cultuurhistorische aard te activeren. Wij zijn bezig met de ACAM om na te gaan hoe wij daarvoor een oplossing kunnen vinden. Ik stel voor dat ik dit ter besluitvorming voorleg bij de Jaarrekening 2004. Tussentijds zal ik de Raad informeren over de stand van zaken.
 
Wethouder ABOUTALEB: Mijnheer de Voorzitter. Ik ga in het kort in op de gang van zaken bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI). Het gaat om een enorm bedrag van ongeveer 1 miljard euro. Wij hebben van de afgelopen jaren zoveel geleerd dat in overleg met de commissie is besloten te komen tot een vorm van semi-permanente monitoring van de gestelde doelen op het gebied van toeleiding naar werk, scholing, kinderopvang etc. en de financiële middelen die aan die doelstellingen zijn gekoppeld. De bedoeling is dat het College maandelijks aan monitoring doet en dat de Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid eenmaal per drie maanden een totaaloverzicht ontvangt van alle doelen die in de jaarplannen zijn gesteld met de daarbij behorende financiële middelen. Door op die manier te werk te gaan, kunnen wij gezamenlijk beter sturen.
 
Wethouder mevr. MAIJ: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van de PvdA vroeg waarom alle zaken bij het GVB nu wel op orde lijken en vorig jaar niet. De reden daarvan is dat het GVB vorig jaar nog met een verouderd administratiesysteem werkte. Op 1 januari 2004 is een nieuw systeem ingevoerd waardoor duidelijk wordt waar de gaten zitten.
Gevraagd is of de Dienst Stadstoezicht eind 2004 op orde zal zijn. In de aan de Raad gepresenteerde Rekening zijn geen afwijkingen geconstateerd. Vooralsnog verloopt alles volgens planning.
De heer Van der Meer vroeg over het BTW-compensatiefonds wanneer wij erachter kwamen. Dat gebeurde onlangs. De uitspraak was in 2003 in het kader van de discussie over de businfrastructuur. Ik schaam mij om te zeggen dat de uitspraak van de Hoge Raad op 23 juni 1999 was. De conclusie is dus dat een aantal mensen zat te slapen.
(De heer VAN DER MEER: Hoe is het mogelijk dat een aantal personen zat te slapen en dus de uitspraak van de Hoge Raad, die een precedent zal scheppen, niet heeft gevolgd? Ik neem aan dat die personen op de tribune zaten.)
  Het spijt mij, maar dat kan ik niet verklaren. Daarmee wordt nu overigens wel degelijk rekening gehouden. Dat geldt niet alleen voor de businfrastructuur, maar ook voor de railinfrastructuur en er zullen nog veel discussies volgen.
  In relatie tot het GVB is ook gevraagd naar een bedrag dat onrechtmatig is uitgegeven. Dat is juist. Het moest een kredietaanvraag zijn, maar het GVB deed alsof het een zelfstandig bedrijf was. Dat mag niet meer gebeuren, want het GVB is niet een zelfstandig bedrijf.
  Gevraagd is of ik de voorkeur geef aan een openbare hoorzitting. In antwoord op die vraag zeg ik dat ik het gesprek met de Rekeningencommissie kritisch maar wel prettig vond. Voor mij is het geen enkel probleem een openbare hoorzitting te houden.
   (De heer VAN DER MEER: Ik stelde een vraag over de vakbonden.)
  Ik ga niet over de vakbonden. Daarvoor moet de heer Van der Meer bij de wethouder voor Personeel en Organisatie zijn.
 
 Wethouder VAN DER HORST: Mijnheer de Voorzitter. De heren Van der Meer, De Graaf en Manuel stelden een vraag over de informatieverstrekking over de Noord-Zuidlijn aan de Rekeningencommissie. Ik hoorde de voorzitter van de Rekeningencommissie niet zeggen dat iets is verboden. Dat kan ik ook ontkrachten. Tijdens de hoorzitting deed ik dat ook. Het was eerder een praktisch probleem. Die informatie was op dat moment namelijk niet beschikbaar. Het betreurt mij dat ik tijdens de hoorzitting blijkbaar niet de indruk kon wegnemen dat informatie is achtergehouden en dat dit ook in de media aan de orde is geweest. Het is mogelijk een ingewikkelde discussie te voeren over de vraag wat het verschil is tussen gegevens en informatie. Gegevens zijn altijd beschikbaar, maar informatie niet. De Rekeningencommissie moet zich voorstellen dat de ambtenaren die zich bezighouden met het project Noord-Zuidlijn op dat moment druk bezig waren met het maken van berekeningen om tijdig gereed te zijn voor de jaarlijkse doorrekening. Ik herhaal dat die informatie op dat moment niet beschikbaar was. Als het brood nog in de oven staat, kan het niet over de toonbank gaan.
(Mevr. CODRINGTON: Ik heb er geen behoefte aan uit de school te klappen. Het is de wethouder bekend dat werkbezoeken een vertrouwelijk karakter hebben. Hetzelfde geldt voor de notulen van die bezoeken. Ik hecht er wel waarde aan te zeggen dat de beweringen van de wethouder niet juist zijn. Als de Rekeningencommissie op werkbezoek gaat, blikt zij terug op 2003 en stelt zij vragen over 2004 om inzicht te krijgen in de risico’s die te verwachten zijn. De wethouder moet niet om de zaak heen draaien. De Rekeningencommissie is kritisch, omdat het van essentieel belang is informatie aan de Raad te verstrekken. Ik kan nu niet meer zeggen dan dat. Als de wethouder dat niet kan weerspreken, vraag ik de voorzitter de vergadering enige tijd te schorsen. Dan moeten wij namelijk een afspraak maken om te kunnen aantonen dat de woorden van de wethouder niet correct zijn. De commissie vraagt inzage in de cijfers over 2003 en verneemt graag welke risico’s in 2004 worden verwacht. Het is niet correct dat een ambtenaar dan zegt dat hij die informatie niet mag verstrekken.)
  Er is niet iets wat geheimzinnig is. Dat heb ik ook tijdens de hoorzitting gezegd.
   (Mevr. CODRINGTON: De wethouder heeft ons tijdens de hoorzitting niet overtuigd.)
  Kennelijk heb ik dat niet gedaan.
(Mevr. CODRINGTON: Ik vraag de wethouder vandaag een duidelijk antwoord te geven. Als hij dat niet doet, moeten wij nagaan of wij de Raad op een andere manier kunnen aantonen dat het wel op die manier is gegaan.)
  Tijdens de hoorzitting merkte ik op dat ik het betreur dat wij niet persoonlijk contact met elkaar hebben gehad. Er mag geen misverstand over bestaan dat die informatie was geleverd als die beschikbaar was geweest. Het was naar mijn idee mogelijk geweest tijdens het werkbezoek twee deuren verder uitleg te krijgen over de gang van zaken, maar ik was er niet bij.
(Mevr. CODRINGTON: Het is de wethouder bekend dat het College niet gaat over het tijdstip waarop en het tempo waarin werkbezoeken worden afgelegd. De Rekeningencommissie vroeg niet veel meer dan informatie die nodig was om haar controlefunctie uit te oefenen. De wethouder kan niet bepalen wanneer de Rekeningencommissie een werkbezoek aflegt en of zij dat al dan niet moet doen.)
  Nee, ik heb daarin geen enkele rol gehad. Ik herhaal dat het mogelijk was geweest die informatie te geven als die beschikbaar was geweest. Mij is overigens niet duidelijk of wij over dezelfde informatie spreken. Pas een week of twee weken later ontvingen wij namelijk zelf de versie waarin de jaarlijkse doorrekening is opgenomen. Ik herhaal dat ik het vervelend vind dat nog steeds de indruk bestaat dat er iets is achtergehouden, want dat is naar mijn idee niet het geval. Tijdens de hoorzitting heb ik ook gezegd dat zowel de Rekeningencommissie als ieder raadslid toegang heeft tot alle gegevens die binnen een dienst of de gemeente beschikbaar zijn. Het maakt daarbij niet uit op welk niveau die zaken spelen, maar ik ga daar niet over. De dienst kan die stukken zelf leveren.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik hoorde de wethouder duidelijk zeggen dat het hem spijt dat het op deze manier is gegaan. Begrijp ik het goed dat wij hem meteen moeten bellen op het moment dat wij ons in een soortgelijke situatie bevinden en dat hij dan meteen met de informatie komt?)
  Naar mijn idee is dat een overbodige vraag, want dat is voor mij een vanzelfsprekendheid. Ik heb zelf ook aan de andere kant van de tafel gezeten. Misschien moeten de leden van de Rekeningencommissie mij inderdaad bellen als zich een soortgelijke situatie voordoet. Nu is het kennelijk verlopen op de manier zoals dat is geschetst.
(De heer H.H.G. BAKKER: Het wordt voor mij nu ietwat mistig. De wethouder merkte in eerste instantie op dat de informatie nog niet beschikbaar was en dat de ambtenaren druk bezig waren met het maken van berekeningen. Vervolgens zei hij dat de informatie op tafel zou zijn gekomen als hij aanwezig was geweest. De wethouder zei dat het brood niet over de toonbank kan als het nog in de oven staat, maar mij is wel duidelijk dat de bakker niet aanwezig hoeft te zijn om het brood te verkopen. Ik verzoek de wethouder antwoord te geven op de vraag of de ambtenaren inderdaad bezig waren met het maken van berekeningen en of het daardoor niet mogelijk was de gevraagde informatie te verstrekken, of dat het niet was toegestaan die te overhandigen. Graag verneem ik ook van de wethouder of het wel mogelijk was geweest die informatie te geven als hij aanwezig was.)
  Ik vermoed dat er sprake is van een spraakverwarring. De doorrekening van het project Noord-Zuidlijn tot oktober 2011 was op dat moment nog niet gereed. De ambtenaren waren inderdaad bezig met het maken van die berekening. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat niet alle gegevens beschikbaar zijn. De kasten bij die dienst staan namelijk vol met allerlei gegevens. Het was mogelijk geweest die te presenteren, maar op dat moment werd gewerkt aan de doorrekening van het project. Ik weet niet meer precies wanneer ik die doorrekening ontving, maar dat was ongeveer twee weken later.
(Mevr. CODRINGTON: Ik val in herhaling. Dat was namelijk niet de vraag van de Rekeningencommissie. De vraag was of het budget toereikend is en of in 2004 risico’s worden verwacht. Dat kan de wethouder teruglezen in alle notulen. Als een ambtenaar dan zegt dat hij die informatie niet mag verstrekken, is de conclusie dat de wethouder of de betreffende ambtenaar niet de waarheid spreekt. Ik ben van mening dat de wethouder de ambtenaar daarmee in een lastige positie brengt. De vraag had betrekking op het vierde kwartaal van 2004. Het is toegestaan dat de Rekeningencommissie daarnaar vraagt en de betreffende ambtenaar behoort het antwoord op die vraag te geven.)
  Ik heb de indruk dat wij langs elkaar heen praten. Het gaat naar mijn idee om verschillende zaken. Ik begrijp niet dat mevrouw Codrington spreekt over het vierde kwartaal van 2004.
(Mevr. CODRINGTON: Ik bedoelde te zeggen 2003, het vierde kwartaal. Neemt u mij niet kwalijk.)
  Ik meen dat die gegevens meteen beschikbaar zijn. Die gegevens kan mevrouw Codrington ook terugvinden in de kwartaalrapportages die wij maken, maar als zij spreekt over de doorrekening tot de eindstand in 2011 herhaal ik dat daaraan op dat moment hard werd gewerkt.
(De heer REUTEN: Een aantal leden van de Rekeningencommissie is vasthoudend en stelt de vraag een aantal malen. Voor de leden die geen zitting hebben in de Rekeningencommissie is het vervelend dat zij niet precies weten waarover het gaat. Ik meen dat het nodig is hierover te spreken, als de Rekeningencommissie staande houdt dat op een gegeven moment is verboden bepaalde informatie te verstrekken, terwijl die wel beschikbaar was en relevant voor de controle. De Burgemeester heeft wettelijk de zorgplicht voor de Raad. Daarmee doel ik op de informatieverstrekking. Ik roep hem op zich hiermee te bemoeien, want het is voor ons lastig op te treden en toch moet deze kwestie uit de wereld.)
 (De BURGEMEESTER: Ik bekijk dit van ongeveer dezelfde afstand als de heer Reuten. Ik begrijp uit de woorden van de wethouder dat de informatie die op dat moment beschikbaar is, moet worden verstrekt. Daarover bestaat geen misverstand. Hij zegt ook dat het niet mogelijk is de informatie te geven waaraan nog wordt gewerkt. In dit debat staat de vraag centraal of dat de casus was. Ik heb de indruk dat wij daarop op dit moment geen antwoord kunnen geven. De Rekeningencommissie zegt namelijk dat het over een andere kwestie gaat en de wethouder merkt op dat het hierover gaat. Als de Rekeningencommissie staande houdt dat het over iets anders gaat, begrijp ik uit de woorden van de wethouder dat niet juist is gehandeld. Dan is het namelijk informatie die beschikbaar is. Als echter de informatie wordt bedoeld waarop de wethouder doelt, houdt hij naar mijn idee staande dat die niet beschikbaar was.)
 (Mevr. CODRINGTON: Het probleem is dat ik niet kan reageren op de woorden van de wethouder, omdat de werkbezoeken van de Rekeningencommissie een vertrouwelijk karakter hebben en dat ook geldt voor de notulen daarvan. Wij raken het ongemakkelijke gevoel nu dus niet kwijt dat de Rekeningencommissie dit anders heeft beleefd dan de wethouder. Ik ben van mening dat de Raad zich over deze kwestie moet uitspreken en niet de Rekeningencommissie. De commissie geeft namelijk advies aan de Raad, maar dat kan zij niet op een goede manier doen als zij die informatie niet kan verstrekken.)
 (De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij dit punt isoleren en dat daarover contact is tussen de Rekeningencommissie en de wethouder om na te gaan wat er precies aan de hand is. Als dat contact er is geweest, stel ik mij voor dat de Rekeningencommissie met een rapportage daarover komt.)
  Als de Rekeningencommissie doelt op de doorrekening tot de eindstand herhaal ik dat daaraan op dat moment werd gewerkt en dat het daarom niet mogelijk was die informatie te verstrekken. Dat lijkt mij duidelijk. Als de commissie doelt op gegevens over het vierde kwartaal van 2003 en staande houdt dat zij die gegevens niet heeft ontvangen, vind ik dat een bijzonder kwalijke zaak. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest. Dan zal dat berusten op een misverstand. In dat geval ben ik de Rekeningencommissie excuses verschuldigd. Ik ben van mening dat het belangrijk is na te gaan of dat het geval is.
(De heer REUTEN: Ik verzoek de Burgemeester erop toe te zien dat dit gesprek plaatsvindt en goed afloopt. Het is namelijk een groot infrastructureel project en daarom is dat van groot belang. Ik wijs op het onderzoek dat nu door de Commissie-Duivensteijn in Den Haag wordt uitgevoerd.)
(De VOORZITTER: Er is geprobeerd duidelijk te maken waarover het gaat. Het lijkt mij ook duidelijk dat er op een bepaald moment contact is tussen de Rekeningencommissie en de wethouder. Ik twijfel er niet aan dat de Rekeningencommissie met een rapportage over deze kwestie komt. Het lijkt mij niet nodig dat ik wat dat betreft actie onderneem. Uit die rapportage kan blijken dat duidelijk is waarom een misverstand is ontstaan, dat de zaak is uitgesproken en wat het resultaat daarvan is. Een andere mogelijkheid is dat uit de rapportage blijkt dat er zich een probleem voordoet.)
(De heer H. BAKKER: Wij kunnen dit beschouwen als een dopingcontrole. De wethouder wil zijn plasje niet inleveren. Toch zal hij daarvoor moeten zorgen. Dat is precies hetzelfde.)
(De VOORZITTER: Wij moeten nagaan of dat werkelijk het geval is.)
  Ik ben de heer Reuten en anderen het antwoord verschuldigd op de vraag over de Overtoom. De belangrijkste vraag is naar mijn idee of er een overeenkomst is tussen brug nr. 41, de Overtoom en andere projecten. Naar mijn idee is er inderdaad een overeenkomst, namelijk dat de bestuurlijke informatievoorziening ernstig tekortschiet. Uit de brief die ik naar de raads- en de Rekeningencommissie stuurde, blijkt wat de plannen zijn om de dienst meer op orde te krijgen. Wij liggen goed op schema. Vandaag is de nieuwe sectorcontroller aangesteld. Daar is dus veel te doen.
Aan de hand van de kleine kredieten is de afspraak dat er kwartaalrapportages komen, zodat er een ritme is en wij niet meer met die problemen te maken krijgen. Het voordeel daarvan is dat het een automatisme wordt dat periodiek aan mij, het College en de Raad te melden. Ik meen dat wij dat duidelijk met elkaar hebben afgesproken.
  Over de Overtoom als dossier merk ik op dat het geen nieuws is dat het niet goed zit. Op het moment dat er werd gewerkt, was dat bij wijze van spreken al bekend. De vraag was wat er aan de hand is. In het voorjaar van 2003 is een quick scan gedaan – deel 1 – waarin de Overtoom als proces is beschreven. Ik raad de raadsleden aan die tekst nogmaals te lezen. Daaruit blijkt namelijk dat wij het in Amsterdam niet op die manier moeten doen. Ik gaf opdracht het laatste hoofdstuk – deel 2 – af te ronden. Dat had vooral betrekking op de diepere organisatorische aspecten en de financiële afwikkeling daarvan. Inmiddels is dat deel gereed. Dat heb ik de commissie schriftelijk gemeld. Ik vroeg de ACAM die tekst nog eens goed door te nemen. Ook het rapport van de ACAM is in ons bezit. Binnenkort kom ik bij de commissie om het dossier Overtoom voor te leggen. Naar mijn idee komen daarin drie vragen aan de orde. De eerste is hoe het precies is gegaan met de Overtoom. De tweede is hoe het staat met de financiële afwikkeling. De derde vraag is op welke wijze wij moeten voorkomen dat dit nogmaals op die manier gebeurt. Dit zal zeker ook een onderdeel zijn van de discussie tussen de centrale stad en de stadsdelen over het omgaan met de hoofdnetten. Ik ben van mening dat in dit geval onvoldoende is gemanaged. Dat heeft onder andere te maken met de wijze waarop wij het bestuurlijk stelsel van Amsterdam hebben vormgegeven.
De taken en bevoegdheden op het gebied van de hoofdnetten zijn namelijk verdeeld tussen de centrale stad en de stadsdelen. Er wordt zeker een aantal aanbevelingen gedaan om dat anders te doen.
(De heer DE GRAAF: De wethouder geeft aan dat behoorlijk wordt geïnvesteerd in de dIVV. Hij heeft actie ondernomen op het gebied van de werkprocessen en de structuur met als doel tot verandering te komen. Is hij van mening dat dit voldoende is en verwacht hij dat wij volgend jaar meer gerust kunnen zijn?)
  Ik geef hetzelfde antwoord als wethouder Stadig. Ik heb ervaring opgedaan als portefeuillehouder voor Financiën in de stadsdelen Amsterdam Zuid-Oost en De Baarsjes en kan de heer De Graaf op grond daarvan melden dat de jaarrekening voor volgend jaar niet veel rooskleuriger zal zijn dan die voor dit jaar. De reden daarvan is dat de verbeteringen in het jaar 2004 werden doorgevoerd. De controller is vandaag gestart. Zijn taak is alles te implementeren en door te voeren. Op 1 januari 2005 wordt gestart met het nieuwe financiële systeem. Het beeld van het jaar 2004 zal dus ongeveer hetzelfde zijn als dat van 2003. Relevanter is dat de Raad met behulp van de ACAM kan zien of er werkelijk vorderingen zijn gemaakt. Ik vermoed en ga ervan uit dat het beeld nog niet veel zal veranderen, omdat de implementatie dit jaar plaatsvindt. Toch vermoed ik dat de ontwikkelingen goed zijn en dat wij in 2005 uit de problemen zijn.
 
De heer VAN DER MEER: Mijnheer de Voorzitter. Bij punt 5 in de reactie van het College staat dat het gaat onderzoeken of en zo ja, onder welke voorwaarden het mogelijk is het vetorecht dat de vakbonden hebben op het gebied van het vaststellen van sociale plannen niet meer te laten gelden. Zolang de vakbonden dat recht hebben, zal het College meer gebruikmaken van de mogelijkheid dat de gemeente zich uit de onderhandelingen met de vakbonden terugtrekt als die teveel tijd in beslag nemen. Ik vraag mij af waarom het deze lijn volgt.
 
De BURGEMEESTER: Wij zijn bezig met een aantal trajecten waarvoor geldt dat het belangrijk is tempo te maken. Als op een bepaald moment blijkt dat het niet mogelijk is tot een akkoord te komen en er andere middelen zijn om dan verder te gaan, zijn wij van plan na te gaan of wij die kunnen gebruiken. Het gaat dus niet om nieuwe middelen, maar om bestaande.
Er is een vraag gesteld over het P-net. Ik geef een interessant voorbeeld waaruit blijkt waarom dat hier nog niet is gebeurd. Dat is ook uitvoerig in de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel aan de orde geweest. Wij hadden problemen om dat op poten te zetten en dat goed voor elkaar te krijgen. Op een gegeven moment is daaraan prioriteit gegeven en moesten wij ervoor zorgen dat het mogelijk was het P-net op 1 januari 2004 in te voeren. Het gevolg daarvan was dat een aantal zaken is uitgesteld. De vraag is wanneer wij op dit punt zover zijn. Ik kan dat nu niet zeggen, maar zeg toe dat ik dat de Raad binnenkort per brief meedeel.
De vraag over het jubileumfeest heeft naar mijn idee niet te maken met de Rekening. Het lijkt mij wel belangrijk daaraan aandacht te besteden en daarop samen met de wethouder voor Financiën terug te komen.
 
De heer ZAFER YURDAKUL: Mijnheer de Voorzitter. Ik kom terug op de onrechtmatige uitgaven. De heer De Graaf stelde een vraag aan de Rekeningencommissie over de onrechtmatige kredieten. De commissie constateert overschrijdingen, maar die maken geen onderdeel uit van de Rekening 2003. Die worden in de Jaarrekening 2004 gerapporteerd. Wethouder Stadig sprak zojuist over witten. De Raad kan daarover een oordeel vellen. Hij kan aangeven of hij die bedragen wil toekennen, of dat dit consequenties heeft.
 
Mevrouw CODRINGTON: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben de heer De Graaf antwoord verschuldigd op de vraag of de Rekeningencommissie cijfermatige oordelen geeft over het antwoord van het College. De Rekeningencommissie adviseert de Gemeenteraad en kan niet een oordeel geven over het antwoord van het College. Dat is de taak van de Raad. Naar mijn idee moet de Raad zijn mening geven over dit debat en de antwoorden van het College.
De heer De Graaf stelde een vraag over de ICT. Ik heb begrepen dat het College met een voorstel komt. De collegeleden worden naar mijn idee aangespoord tot het vinden van oplossingen. De Rekeningencommissie laat dat even los. Het is belangrijk volgend jaar na te gaan of de toezeggingen op het gebied van de informatiebeveiliging zijn nagekomen. Op dit moment kan de commissie daarover geen waardeoordeel geven.
Tijdens het gesprek dat de Rekeningencommissie met de wethouder voor Financiën voerde, deed hij duidelijke toezeggingen. Vandaag nuanceerde hij die enigszins. Ik kreeg daardoor de indruk dat hij daarop terugkomt. Dat is er de reden van dat ik die toezeggingen herhaal.
Op het gebied van de bedrijfsvoering stelde de wethouder een notitie in het vooruitzicht. Ik neem aan dat hij die toezegging staande houdt.
Verder deed hij de toezegging te zorgen voor een scherpere aansturing ten gunste van de bedrijfsvoering en de informatiebeveiliging. Ik neem aan dat hij die toezegging nakomt en dat ik daarop tijdens het rekeningendebat van volgend jaar niet moet terugkomen. Dat staat los van het al dan niet doornemen van het prioriteitenlijstje door de Rekeningencommissie en de wethouder
(Wethouder HUFFNAGEL: Ik ben een man die zich aan zijn woord houdt. Natuurlijk kom ik die toezeggingen na.)
Ik had eerlijk gezegd niet anders verwacht.
Ik ga in op de post van het Stedelijk Museum. Wethouder Belliot zegde toe zo snel mogelijk met een oplossing te komen. De Rekeningencommissie vergadert op 15 september en 6 oktober 2004. Ik spreek de hoop uit dat zij dan een oplossing heeft gevonden. Dit heeft namelijk ook gevolgen voor de begroting die daarna komt.
   (De VOORZITTER: De wethouder wordt geroepen. Zij zal een reactie geven.)
Vandaag deed het College weer een aantal toezeggingen. Ik neem uiteindelijk de handreiking van wethouder Van der Horst aan. Op 15 september vergadert de Rekeningencommissie en zij hoopt hem dan te begroeten. Zij zal hem daarover een brief sturen en hem op de hoogte stellen van de informatie waarover zij beschikt. Daaruit zal blijken dat de vraag van de Rekeningencommissie betrekking had op informatie van 2003 en 2004. Als hij het goed vindt, kunnen wij de rapportage uiteindelijk openbaar maken. Wij wachten eerst af of wij eruit komen, maar dat lijkt mij een goed moment om dit misverstand uit de wereld te helpen.
Ik begreep van wethouder Maij dat zij de hoorzittingen met de commissie prettig vond. Ik vermoed dat dit ook voor de andere collegeleden geldt. Het is mogelijk dat wij volgend jaar openbare hoorzittingen houden.
(De VOORZITTER: Ik verzoek mevrouw Codrington de opmerkingen voor wethouder Belliot te herhalen.)
  Wethouder Belliot merkte zojuist in haar beantwoording ten aanzien van het Stedelijk Museum op dat zij een voorstel voor een oplossing aan de Raad zal voorleggen voor de post van 20 miljoen euro. Van andere leden vernam ik dat zij iets anders hebben begrepen.
(Wethouder mevr. BELLIOT: Volgens het besluit dat nu voorligt, is het niet toegestaan voorwerpen van cultuurhistorische aard te activeren. Als mevrouw Codrington nu van mij een antwoord wenst, moet ik toezeggen dat ik het bedrag van 20 miljoen eurobinnen mijn eigen budget oplos. Dat kan ik niet doen, want dat heb ik niet. Op dit moment is de afdeling Financiën bezig samen met de ACAM na te gaan of het mogelijk is het alsnog af te boeken, maar daarover kan ik op dit moment geen zekerheid geven. Daarover moeten wij met de ACAM een stevige discussie voeren. Als mij dat niet lukt, kom ik met een alternatief, maar ik ga ervan uit dat de besluitvorming wordt betrokken bij de Jaarrekening 2004. Ik ben bereid tussentijds verslag uit te brengen over de stand van zaken.)
  Ik neem genoegen met de toezegging van de wethouder dat zij ons informeert op het moment voorafgaand aan de begroting.
  Ik wijs de Raad erop dat wij vandaag de Rekening vaststellen en dat wij waarschijnlijk de acties in het verslag van de Rekeningencommissie aannemen, maar dat het ACAM-verslag van het stadsdeel Amsterdam-Centrum nog niet gereed is. Ik weet niet hoe wij daarmee moeten omgaan.
 
 De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik complimenteer het College en de betrokken medewerkers met de zaken die naast het vastgoedregistratiesysteem van de lijst zijn geschrapt.
  Ik merkte op dat ik geen behoefte heb aan toezeggingen die niet worden nagekomen. Naar mijn idee heeft het College gedane toezeggingen niet ingetrokken en deed het niet veel nieuwe. Ik spreek de hoop uit dat alles goed gaat en neem het advies van de commissie over. Dat houdt in dat mijn fractie decharge verleent. Ik hoop dat duidelijk is geworden dat wij ervoor pleiten dat de lijst met punten van kritiek volgend jaar korter is en dat het College vooral actie onderneemt ten aanzien van de terugkerende punten. Daarbij wens ik hem succes.
 
 De heer VAN STRAATEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb geen behoefte meer aan het stellen van vragen over en het maken van opmerkingen op het verslag van de Rekeningencommissie.
  Over onderdeel B van de agenda merk ik op dat de vaststelling van de jaarrekeningen van de stadsdelen in de raadsvoordracht wordt beschreven als een louter formele daad. Ondanks dat, maak ik twee opmerkingen over de voorgelegde stukken.
  In de voordracht staat dat op het moment van het verschijnen van de Rekening nog niet alle jaarrekeningen van de stadsdelen door de stadsdeelraden zijn vastgesteld en dat de accountantscontroles nog niet in alle gevallen zijn afgerond. Wij zullen daarom op deze plaats andere jaarrekeningen goedkeuren dan de stadsdeelraden. In de voordracht staat dat mogelijke afwijkingen in de Gemeenterekening 2004 worden verwerkt. Dat lijkt mij een ongelukkige situatie. Wij kennen in Amsterdam een groot aantal stadsdelen. Mede vanwege de beperkte grootte is sprake van een geringe bezetting in de financiële kolom. Aangezien het de bedoeling is de rekeningen volgend jaar eerder in te dienen dan dit jaar, is het gevaar dat wij dan in nog grotere mate andere cijfers vaststellen dan de stadsdelen.
  In de analyse van de jaarrekeningen van de stadsdelen valt ons op dat de onderwijsreserves en -voorzieningen opnieuw sterk zijn toegenomen, namelijk met 16 procent. Mede in relatie tot de notitie van de fractie van de PvdA, stuk nr. 516, en de resultaten van de door het College geëntameerde onderzoeken, komen wij daarop in de raadscommissies terug.
 
 De heer VAN DER MEER: Mijnheer de Voorzitter. Ook wij nemen het advies van de Rekeningencommissie over en verlenen decharge. Wel kom ik terug op de uitspraak van de Hoge Raad, waarover ik een vraag stelde aan de wethouder voor Bedrijven. Die uitspraak was in 1999. Pas op een laat moment kwam er dus duidelijkheid over het feit dat dit effecten heeft voor de BTW-aftrek voor het GVB. Er wordt opnieuw nagegaan of het mogelijk is bij het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA) subsidie aan te vragen. Ik vraag mij af of de wethouder weet of het mogelijk is die subsidie op te rekken met dat bedrag dat in eerste instantie wordt beschouwd als BTW-aftrek. Als dat niet het geval is, vraag ik mij af wat de grootte is van dat bedrag. Dit is namelijk een risico.
 
  De Burgemeester draagt het presidium over aan mevrouw Bruines, plaatsvervangend voorzitter.
 
 De heer DE GRAAF: Mevrouw de Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ook de fractie van het CDA het advies van de Rekeningencommissie overneemt en dus decharge verleent.
  De wethouder voor Financiën heeft over de bedrijfsvoering gezegd welke richting hij op wil en hoe hij dit probleem wil aanpakken. Naar mijn idee moeten wij kritisch volgen of die aanpak effect heeft. Wij hebben geconstateerd dat bedrijfsvoering ook anders kan uitpakken. Ik doel dan op de kwestie in een andere havenstad. Wij moeten ervoor waken dat de gemeente Amsterdam met een vergelijkbaar geval wordt geconfronteerd. Ik dring er daarom op aan dat het College de hand aan de ploeg houdt en zijn toezeggingen nakomt.
  Het meest zware punt in het verslag van de Rekeningencommissie is naar mijn idee de chemie en de personele sfeer. Toen ik zojuist mijn gedachten liet gaan over dit debat, herinnerde ik mij de gedachtegang in het debat over de Voorjaarsnota dat wij voor het reces voerden. Aan dat debat hield ik een kater over en dat dreigt nu weer te gebeuren. Ik krijg de indruk dat het College meent dat wij het niet begrijpen of een irreële visie op zaken hebben. Uit de beargumentering van het College maak ik op dat het meent dat het de wijsheid in pacht heeft. Soms worden badinerende opmerkingen gemaakt in de trant van dat raadsleden opgewonden zijn. Met alle respect merk ik op dat ik van mening ben dat wij ten aanzien van de voorjaarsnota, de rekening en de begroting – dat zijn belangrijke stukken – meer compassie mogen tonen en meer op de inhoud kunnen inzetten.
 
  De VOORZITTER: Ik geef het woord aan wethouder Huffnagel.
 
  Wethouder HUFFNAGEL: Mevrouw de Voorzitter. De Raad stelde mij in tweede termijn geen vragen.
(Mevr. CODRINGTON: Ik merkte op dat alle ACAM-verslagen gereed zijn, behalve dat van het stadsdeel Amsterdam-Centrum. Ik vroeg hoe wij daarmee moeten omgaan.)
  Naar mijn idee moeten wij alles vaststellen, met uitzondering van het verslag van het stadsdeel Amsterdam-Centrum.
 
 Wethouder mevr. MAIJ: Mevrouw de Voorzitter. Mij is een vraag gesteld. Ik zeg toe dat ik in antwoord daarop een notitie stuur. Ik kan namelijk uit de losse pols niet alle cijfers van jaren noemen.
 
 De discussie wordt gesloten.
 
 De VOORZITTER: Ik merk op dat voor voordracht nr. 519 geldt dat het stadsdeel Amsterdam-Centrum daarvan is uitgezonderd.
 
  Aan de orde is de stemming over het verslag van de Rekeningencommissie (nr. 441).
 
  Het verslag wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 441 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
  De voordracht (nr. 519) wordt gewijzigd vastgesteld; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 519 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met dien verstande dat de jaarrekeningen worden goedgekeurd met uitzondering van die van het stadsdeel Amsterdam-Centrum.
 
  De reactie op het verslag van de Rekeningencommissie (nr. 520) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 520 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 
 
...........................................................................................
................................................................................................
..............................................................................................
.......................................................................

De Voorzitter sluit de vergadering om 23.05 uur, met de mededeling dat de punten 16 en 17 worden verschoven naar de volgende vergadering.