Gemeenteblad afd. 2


OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 7 JULI EN DONDERDAG 8 JULI 2004.
 
 Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer J.L. Bakker (SP), de heer Brinkman (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), de heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Klerks (PvdA), de heer Manuel (D66), de heer Marres (PvdA), de heer Van der Meer (GroenLinks), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer Olmer (CDA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), de heer Van Straaten (VVD), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66), de heer Zati Yurdakul (PvdA) en de heer Zwart (GroenLinks).
 
 Afwezig: geen der raadsleden.
 
 Aanwezig : de wethouders de heer Aboutaleb (PvdA), mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der Horst (VVD), de heer Huffnagel (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Stadig (PvdA).
 Afwezig: geen der wethouders.
 
 



Middagzitting op woensdag 7 juli 2004.
 
 Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede de raadsleden Bruines en Bijlsma, plaatsvervangend voorzitters.
 
 Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 
 
 De VOORZITTER: Hierbij open ik deze vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam.
 
...................................................................................
.......................................................................
.............................................................................
...................................

 7
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 25 mei 2004 inzake de
Voorjaarsnota 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 388).
  Hierbij worden betrokken:
–   de notitie van het raadslid de heer Van der Meer van 10 mei 2004, getiteld: Een alternatieve keuze voor de toekomst van Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 293);
–   de uitkomst van de financiële prognoses tot 2012 van het project Noord-Zuidlijn (zie Gemeenteblad 2004, afd. 1, nr. 282).
 
 8
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 17 juni 2004 inzake de Midterm Review (Gemeenteblad afd. 1, nr. 389).
 
  De agendapunten 7 en 8 worden gevoegd behandeld.
 
 De heer ASSCHER: Het blijft spannend en dankzij de technische opleiding van wethouder Aboutaleb kunnen we van start. Ik hoop dat u, nadat ik kort iets heb gezegd, mijn collega Reuten het woord wilt geven, die daden bij mijn woorden zal voegen. Tenminste, dat is de bedoeling.
  Mijnheer de Voorzitter, Amsterdam is een stad met twee gezichten. Aan de ene kant de ’capital of sports’, de creatieve stad, hoofdstad van Nederland, feeststad van Nederland. Dat is het allemaal en dat is prachtig. Het is helaas nog niet voor iedereen zo prachtig. Amsterdam is ook een stad met hoge en stijgende werkeloosheid, met bijna 40.000 jongeren die opgroeien in arme gezinnen. Er is sprake van te veel onderwijsachterstand en met wijken waar hier en daar een onderhoudsbeurt nodig is, soms een gehele make-over.
  De Amsterdamse Partij van de Arbeid kiest er bij deze Voorjaarsnota voor om – ondanks het feit dat er heel weinig geld is – te investeren in stad en inwoners. Wij willen dus extra geld voor onderwijs, voor jongeren, maar ook voor betaalbare wonen en voor het opknappen van de wijken, vooral Nieuw-West. Voor de toekomst van de stad, want dit is Amsterdam. Het Kabinet stelt ons voor een buitengewoon moeilijke uitdaging op dit moment. Er is geen veiligheidsbeleid, behalve twee in één cel. Er is geen armoedebeleid, behalve voor de bezitters van een lease-auto. Er zijn geen investeringen, behalve in asfalt. Er is geen sociaal beleid, behalve voor … Voor niemand eigenlijk. Maar dat is Den Haag en dit is Amsterdam.
  De Partij van de Arbeid wil dat Amsterdam wel investeert. In onderwijs, strijden tegen schooluitval, zorgen dat leerlingen met een diploma van school komen. Zorgen voor mooie, schone en veilige schoolgebouwen, want dat is Amsterdam. We moeten dus investeren om in Amsterdam gemengd te blijven bouwen. Betaalbaar wonen voor iedereen, dus geen getto’s voor de armen, ook niet voor de rijken.
  De PvdA wil investeren in het opknappen van wijken. De bezuinigingen willen wij proberen zoveel mogelijk op te vangen. Je kunt op dit moment in Frankrijk zien wat er gebeurt, als je dat niet doet. Het is levensgevaarlijk om oude wijken verder te laten verpauperen. Wij zeggen: we halen onze schouders niet op, maar we stropen de mouwen op en investeren wel in die wijken, want dit is Amsterdam. We moeten hier, als Amsterdamse Raad, laten zien dat solidariteit een modern begrip is. Dat we sociaal en succesvol beleid in plaats van conservatief beleid kunnen voeren en dat Amsterdam kan bloeien als een kansenstad. Geen vesting met een ophaalbrug, maar een open stad met een open geest. Geen Legoland, maar een dynamische stad met creatieve inwoners. Geen belerende stad, maar een lerende stad waar onderwijs op één staat, want dit is Amsterdam. Daarvoor staat de Partij van de Arbeid, bij deze Voorjaarsnota.
 
 De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter, wij zien de Voorjaarsnota als een instrument om richting te geven aan de voorstellen die het College bij de begroting voor 2005 zal doen. Wij doen dat bij voorkeur met enkele bestedingsrichtingen. Beleidsmoties passen daarbij – naar onze zin – niet zo goed.  
  De Voorjaarsnota moet geen tweede begrotingsronde worden. In de geest van de Voorjaarsnotasystematiek vragen wij het College, indien nodig, op basis van de bestedingsrichtingen, die de Raad straks hopelijk aangeeft, met uitvoeringsplannen te komen. Hoofdpunten voor de PvdA – de fractievoorzitter zei het net al – zijn het opknappen van wijken, het bouwen van woningen, investeren in jeugd en onderwijs. Daarvoor heb ik drie moties, die ik graag wil indienen. Een motie over het ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing), mede namens het CDA, de VVD en GroenLinks. Een motie voor extra geld voor de woningbouwproductie, mede namens de VVD, het CDA en GroenLinks, en een motie over de bestedingsrichting investeren in jeugd, onder andere onderwijs VMBO (Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs) GOA (Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid) en verbetering van taalscore namens mevr. Schaapman, mevr. Geerdink en de heer Weenink.
  De ombuigingen die in 2003 zijn afgesproken, worden in 2005 en 2006 steeds belangrijker. Het bedrag loopt op en het wordt – naarmate de lucht uit de organisatie is – uiteraard steeds moeilijker. Toch moet het, want de PvdA wil dat het geld in eerste instantie in de stad en de mensen wordt geïnvesteerd. En niet in nota’s en onnodig dubbel werk achter bureaus. Onderdeel van de ombuigingsvoorstellen was het bekijken van de structurele subsidierelaties. Een lastig punt. De meerderheid van de Raad heeft op dit punt gezegd een bedrag van 1,25 miljoen euro te willen besparen. Na veel overleg en vragen hebben wij – hopen we – nu eindelijk al die subsidies op tafel. Het is een beetje vervelend dat als je vraagt: geef ons alle subsidies, dat er dan toch weer een paar worden achtergehouden. Hoe komt dat? Wat vindt het College ervan dat we op het laatste moment een lijstje erbij krijgen, terwijl het duidelijk was gevraagd? De PvdA-fractie heeft eerder aangegeven inzake de criteria die het College heeft gehanteerd bij inventarisatie, veel belang te hechten aan organisaties die vrijwilligers betrekken bij de activiteiten en clubs waarbij – voor een relatief klein bedrag – veel mensen zijn betrokken.
  Daarnaast vinden we dat in Amsterdam geld beschikbaar moet blijven voor activiteiten speciaal gericht op vrouwen en homo’s en lesbo’s. Daarom komen we – na een zorgvuldige afweging – met een voorstel om de inventarisatie van het College over te nemen voor wat betreft 2005, met uitzondering van vier organisaties en de bezuiniging op Acantes voor 2005, bij de voorstellen voor 2006 en verder, te betrekken. Daarnaast – dat is een belangrijk punt uit de motie die ik hierbij wil indienen – willen wij 200.000 euro vrijmaken, in het bijzonder bedoeld voor samenwerkende homo- en vrouwenorganisaties. Wij zouden het toejuichen als krachten worden gebundeld, waardoor kan worden bespaard op de bureaukosten, zodat er meer geld overblijft voor activiteiten zelf. Deze motie dien ik in mede namens CDA en VVD. Het College schrijft zelf – dat heeft de wethouder in de commissievergadering van 27 mei jongstleden ook bevestigd – dat we met deze Voorjaarsnota de grote klappen wel hebben gehad. Dat is hoopgevend en betekent wat ons betreft, dat door het College voor de begrotingsbespreking apart gezette bedragen, voor een deel alvast zouden kunnen worden ingevuld door de Raad, met een bestedingsrichting. De PvdA vindt dat er een substantieel bedrag, structureel en incidenteel voor het College beschikbaar moet blijven. De voorstellen die onze steun hebben, beleggen dan ook niet alle ruimte. Onze voorstellen om uitgaven niet te doen, dragen wat dat betreft bij aan een grotere ruimte. Ons voorstel om AT5 400.000 euro extra te geven, wordt betaald uit de kabelgelden, als het aan ons ligt. Ook daarover heb ik een motie van mevr. Riem Vis, de heer Nederveen en de heer Weenink.
(De heer VAN DER BURG: Mijnheer de Voorzitter, kan de heer Reuten aangeven waar de kabelgelden staan? Volgens mij zijn de kabelgelden in de Algemene Middelen vrijgevallen.)
      Die kabelgelden zijn niet betrokken bij de ruimte van 2005, dus wij stellen voor om die extra 400.000 euro ook niet uit die ruimte te halen, maar uit de 2 miljoen euro UPC. Ik had het over zaken, waarmee wij de ruimte willen vergroten, door deze niet uit te voeren. Daarover heb ik een aantal amendementen. Wij zijn niet tegen stemmachines, maar wel als de open source software niet is geregeld. Daarvoor hebben wij een amendement, mede ingediend door de heer Klerks.
(Mevr. BRUINES: Kunt u mij uitleggen wat u precies bedoelt met de relatie tussen stemmachines en open source software?).
  Ik zal het kort uitleggen. Wij zijn niet tegen stemmachines. Ik hoop ook eerlijk gezegd, dat het College nog voor deze begrotingsbehandeling, maar dan toch zeker wellicht volgend jaar met een verhaal komt, waaruit glashelder blijkt dat het is geregeld. U weet dat de heer Klerks daarvan in de commissie een punt heeft gemaakt. Wij willen, dat staat ook in de motie toegelicht, dat het goed is geregeld. Als open source software bestaand beleid is van de gemeente Amsterdam, lijkt het ons vreemd dat er voor stemmachines – iets belangrijks in ons democratisch proces – wordt gezegd: laat maar zitten die open source. Ik ga verder met een aantal punten waarop wij geld willen besparen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter, ook in de commissie heb ik deze vraag aan de PvdA gesteld. Veel gemeenten in Nederland hebben het potlood van zich afgeworpen. Misschien door de kleur van het potlood, maar vindt het PvdA dat wij nog steeds moeten achterblijven? Stel dat er wordt gezegd: we vinden het wel voldoende, is dat een eis voor u om verder te gaan stemmachines?)
   Ik heb geloof ik net gezegd dat wij vóór stemmachines zijn, als het goed is geregeld met open source software. Ik denk dat dit voldoende is.
 
(Wethouder HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter, mag ik daarover een verhelderende vraag stellen, voordat wij hierover misverstanden krijgen? Er worden hier twee onderwerpen aan elkaar gekoppeld, wat nieuw voor mij is. Wat wilt u nu precies met die open source en hoe koppelt u dat – inhoudelijk gezien – aan die stemmachines? Ten tweede: denkt u nu werkelijk dat wij zo ongeveer als laatste in Nederland stemmachines invoerend, niet hebben gekeken hoe het elders is geregeld? Of denkt u dat het elders zo slecht is geregeld?)
  Wij zijn daarvoor inderdaad bang. De toelichting heeft die angst niet weg kunnen nemen.        (Wethouder HUFFNAGEL : Nee, het gaat nu om de stemmachines.)  
  Maar mijnheer Huffnagel, ik adviseer u om het amendement even te lezen, want die overwegingen maken veel duidelijk. Misschien dat u dan zelf wel zegt, dat het wel heel goed past binnen het bestaande beleid van de gemeente.
   (Wethouder HUFFNAGEL: Ik ben razend benieuwd.)
(De heer VAN POELGEEST: Nog even over die stemmachines, want u zegt dat u er in principe vóór bent. Wat u ook zou kunnen doen, is het budget vrijmaken. Het College moet dan wel met een plan komen hoe dat dan eruit gaat zien. Daarbij is voor ons heel belangrijk, dat het met open source software gebeurt. Als dat niet zo is, stemmen wij op dat moment tegen. U kiest dus voor de omgekeerde volgorde, als ik het goed begrijp?)
  Ja, exact. Ik denk dat het handig is om eerst het amendement te lezen. Daarin staat duidelijk dat het gaat om de open source, maar ook om zaken bij het stemmen, een soort paper trail. In het verleden – bij andere stemprocedures – is het belangrijk gebleken, dat je toch kunt nagaan wat iemand heeft gestemd. Dat vinden wij belangrijk en nogmaals, als het College erin slaagt om hiermee tijdig bij het begrotingsvoorstel te komen. Het lijkt me niet verstandig het geld zomaar beschikbaar te stellen, dus wij gaan die gelden niet aan iets anders besteden. Hiervoor zult u van ons geen voorstellen zien. Die gelden vallen terug in de structurele ruimte, zodat het College haar best zal doen om op die punten die wij hebben aangekaart - die wij belangrijk vinden en u misschien ook - met een beter voorstel te komen.
 (De heer VAN POELGEEST: Even voor mijn begrip, dat u in de commissie dit argument had, maar ook het argument dat het eigenlijk te veel zou zijn in relatie tot andere doelen die belangrijk zijn. Ik begrijp dat het laatste argument is vervallen voor de PvdA, sinds de commissiebehandeling?)
  Op het punt van het mogelijke aantal stemmingen dat wij in deze stad hebben, ook als wij misschien het Burgerinitiatief definitief implementeren, zijn wij overtuigd dat het goed is om van computers gebruik te maken als er veel stemmingen zijn. Ik heb al vier keer gezegd dat wij niet tegen stemmachines zijn.
 (De heer VAN POELGEEST: In de commissie klonk iets anders uit uw woorden door.) Door de argumenten die het College wel aan ons heeft gegeven, laten wij ons graag overtuigen.
Dat is onze stijl.
 (De heer NEDERVEEN: Mag ik nog een verhelderende vraag stellen? Is het nu zo dat u het nog steeds over geleaste stemmachines heeft?)
  Dat staat niet in ons amendement.
   (De heer NEDERVEEN: Daarom vraag ik het. Het amendement was wel verhelderend, maar dit wil ik even weten.)
 
 De VOORZITTER: Ik stel voor dat een ieder zo de tekst van het amendement leest, dan kan er desgewenst in de eigen termijn op worden ingegaan.
 
  De heer REUTEN: Wij willen een aantal, dat het College voorstelt, niet doen, waardoor de ruimte groter wordt. Het volgende hiervan is de financiering uit de incidentele middelen van de verkeerslus bij het Havenbedrijf. Daarvoor heb ik een amendement, dat ik mede namens mevr. Spee zal indienen.
  Dan hebben wij nog de ICT-middelen. Daarvan vinden wij, mede gezien de toelichting die in de Commissie is gegeven, dat dit middelen zouden moeten zijn die incidenteel en niet structureel worden ingezet en incidenteel moeten worden opgenomen in de voorstellen. Als het de bedoeling is dat die investeringen zichzelf gaan terugverdienen, moet het niet structureel worden opgenomen.
  Tenslotte heb ik nog een amendement voor de in de Voorjaarsnota opgenomen taakstelling dIVV (dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer). Wij vinden dat ombuigingen bij diensten, bij voorkeur moeten worden gerealiseerd door besparing op de apparaatskosten. We willen bij deze Voorjaarsnota dus terugdraaien, dat dIVV de opgelegde taakstelling realiseert uit de ruimte in het Mobiliteitsfonds. Dat is bij uitstek bedoeld om zaken in de stad te regelen en niet bezuinigingen – die eigenlijk op het apparaat moeten plaatsvinden – te dekken.
  Mijnheer de Voorzitter, wij hebben ook een motie om de 3,15 miljoen euro die het College voorstelt aan de Beurs van Berlage uit te geven, daarvoor nu niet te bestemmen. Wij willen dat de zogenaamde ‘Schoon door de poort’- discussie, die steeds weer op allerlei plekken opduikt, eens wordt beëindigd. Er is een discussie, of er is er geen. Als er geen discussie blijkt te zijn, moet het College helderheid verschaffen, geen telkens opduikende, zogenaamde halve of hele, grootstedelijke verantwoordelijkheden. Ik dien een motie in, om het College te vragen bij de begroting voor 2005 een plan te presenteren ter afronding van die discussie, zodat de voorgenomen extra uitgaven – bijvoorbeeld in het stadsdeel Amsterdam-Centrum, in de toekomst vergelijkbaar met andere stadsdelen – door de Gemeenteraad kunnen worden getoetst, zonder dat deze zijn belast met een ‘Schoon door de poort’-discussie.
  De PvdA wil – naast deze amendementen en moties – nog een aantal punten aanstippen, dat niet in de Voorjaarsnota staat, waarop we het College willen aanmoedigen, om de ingeslagen weg te blijven volgen. We vinden het goed dat het College het belang van werkgelegenheid voor jongeren onderkent. Gezien de plannen die het College onlangs bekendmaakte en de inzet van de wethouder, zien wij geen reden om daarvoor nu al extra geld vrij te maken. Het is duidelijk dat deze economische situatie op de werkgelegenheid voor jongeren verontrustende effecten heeft op bijvoorbeeld het beroep op schuldhulpverlening. Daarop moeten we alert zijn. Belangrijk is ook dat het College – zonder preadvies –heeft aangegeven iets aan de loverboysproblematiek te willen doen. Bij dit budget zullen wij, meer dan anders, toezien op het tot besteding komen van het geld.
  Het College is ook bezig met de uitvoering van de motie inzake eenheid ICT. Daarvan zijn wij overtuigd. Wij zouden hiervan graag de eerste resultaten bij de begroting voor 2005 willen zien. Mocht overleg met de Raad nog noodzakelijk zijn, dan zouden wij graag vóór de begrotingsbehandeling, op basis van een stuk van de wethouder, hierover praten. Ook zouden we graag willen weten welke van de softwarestandaarden 2005 in de planning zitten, wat in de begroting valt terug te zien. Ten slotte wil ik de wethouder voor Financiën vragen hoe hij de financiële situatie van de stadsdelen beoordeelt. Ons bereiken berichten – waar wij nog enige ruimte hebben voor volgend jaar – dat stadsdelen al op de lopende begroting voor 2004, structureel moeten bezuinigen. Neemt het College de positie van de uitvoeringsorganisatie bij uitstek – zoals u het zelf noemt – mee bij de begrotingsbesprekingen in augustus? Tot slot wil ik het College en de medewerkers veel succes wensen bij de voorbereiding van de begroting voor 2005.
 
 De VOORZITTER: Ik dank u wel.
 
 De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
23° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Reuten, De Graaf, Buurma-Haitsma en Van der Meer inzake de Voorjaarsnota 2004 (ISV) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 445).
 
24° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Olij, Goring, De Graaf en Van der Meer inzake de Voorjaarsnota 2004 (Woningbouwproductie “Van Koop naar Huur”) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446).
 
25° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Schaapman, Geerdink en Weenink inzake de Voorjaarsnota 2004 (bestedingsrichting investeren in jeugd) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 447).
 
26° Motie van 7 juli 2004 van de raadsleden Reuten, Van Straaten en De Graaf inzake de Voorjaarsnota 2004 (subsidies) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 448).
 
 
27° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Riem Vis, Nederveen en Weenink inzake de Voorjaarsnota 2004 (AT5) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 450).
 
28° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Klerks en Reuten inzake de Voorjaarsnota 2004 (elektronisch stemmen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 451).
 
29° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Reuten en Spee-Rouppe van der Voort inzake de Voorjaarsnota 2004 (PTA) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 452).
 
30° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Reuten, Van Straaten en De Graaf inzake de Voorjaarsnota 2004 (ICT) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 453).
 
31° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Reuten inzake de Voorjaarsnota 2004 (taakstelling dIVV) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 454).
 
32° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Reuten inzake de Voorjaarsnota 2004 (Beurs van Berlage/Schoon door de poort) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 455).
 
  De moties en amendementen worden terstond in behandeling genomen.
 
 De heer VAN DER BURG: Ik verzoek u na mij het woord te geven aan de heer Van Straaten, die zal ingaan op de financiële componenten. U ziet mij hier nu staan, dat is op twee manieren een breking met de traditie. Normaal deed de fractievoorzitter van de VVD het altijd vanaf daar en normaal begon de fractievoorzitter van de VVD met het citeren uit een Amsterdams lied. Ook dat laat ik nu aan anderen over. Ik begrijp dat dit nu in het College nog wel aan de orde kan zijn, maar zal het daarover nu niet met u gaan hebben. Met die traditie breek ik en waarom ga ik hier staan? Dat doe ik omdat ik hoop – zoals mijn voorganger Asscher al deed – dat ik een bijdrage kan leveren aan de verandering van de debatcultuur van deze Gemeenteraad, opdat de gemiddelde Amsterdammer meer kan gaan herkennen van datgene wat hier wordt gezegd, maar ook van de manier waarop. Als ik nu zie hoe de bijdrage van de heer Asscher net al werd neergezet – waarbij hij natuurlijk een hoop onzin verkoopt, maar wel op een zodanige manier dat ik denk dat dit het debat zal stimuleren – dan ben ik blij met de bijdrage van de heer Asscher.
  Onlangs is de Amsterdamse Burgermonitor verschenen en daarin is onderzoek gedaan naar de politieke betrokkenheid van de Amsterdammers. Goed nieuws is dat 47% van de Amsterdammers één van de collegeleden weet te noemen en 20% van de Amsterdammers één van de raadsleden. Dat is een stijgende lijn, maar dat was dan ook het goede nieuws. Je kunt er ook op een andere manier naar kijken, door te beredeneren dat meer dan de helft van de Amsterdammers geen wethouder weet te noemen en 80% van de Amsterdammers geen raadsleden. Het is een beetje de discussie of het glas half vol of half leeg is, maar in ieder geval kun je er op die manier naar kijken. Bovendien is het ook nog een keer zo, dat de stijgende lijn wordt veroorzaakt door het feit dat we langer zitten, dan dat we er veel extra aandacht aan hebben besteed. Het feit dat wij als raadsleden onbekend zijn bij de bevolking, is an sich nog geen probleem. We zijn geen idols, we hoeven geen populariteitswedstrijd te doen. Sommige leden zouden dat op zich nog aardig doen, maar het is niet onze taakstelling. Het is echter wel een probleem als je verder leest in de Burgermonitor, namelijk dat de Amsterdammer eerder ontevreden dan tevreden wordt over de politiek en dat het ons niet lukt, ondanks referenda en dualisering, om de politiek meer te laten leven bij de Amsterdammer. Dat is slecht voor de democratie. Overigens ben ik niet iemand die zegt dat wij niet weten wat er op de straat leeft. Bovendien vraag ik me af of dat hetgeen zou zijn wat de problemen zou oplossen, want zoveel Amsterdammers, zoveel meningen. Het lastige is echter dat als je naar de onderzoeken kijkt, je aan de ene kant een afnemend vertrouwen in de politiek ziet en tegelijkertijd een stijgende tevredenheid over de eigen leefomstandigheden onder Amsterdammers. Dat is toch een paradox die we moeten zien te doorbreken, om te voorkomen dat de bevolking zich afwendt van de overheid en daarmee ook van de democratie. Een eerste aanzet lijkt mij, dat we ervoor zorgen dat we als Raad de discussie politieker gaan maken, we niet altijd mailen in de mond nemen, duidelijk zeggen waar het opstaat, het vaker met elkaar oneens durven te zijn, discussiëren over de hoofdlijnen en bijvoorbeeld niet over softwareprogramma’s in computers en ons niet laten verleiden tot detaildiscussies. We moeten ervoor zorgen dat de publieke tribune – ik moet zeggen dat het vandaag redelijk is gelukt – elke drie weken volzit. Niet met ambtenaren en medewerkers – die zijn uiteraard ook van harte welkom, laat daarover geen enkel misverstand bestaan – maar juist met Amsterdammers die komen kijken hoe het gaat en die hun stem laten horen voor de Raad.  
 (De heer ASSCHER: Mijnheer de Voorzitter, bij interruptie, toch een vraag over die hoofdlijnen van de heer Van der Burg. Tot dat punt sprak uw betoog mij aan. Ik weet dat   hoofdlijnen bij de VVD toch vooral asfalt en bier zijn, maar vindt u de betrouwbaarheid   van het stemmen in de democratie niet een typische hoofdlijn, waarmee de Raad zich  zou moeten bezighouden?)
  Dat vind ik een absolute hoofdlijn met een discussie, waarbij u stelt dat het College de betrouwbaarheid moet hebben geregeld, net zoals in al die andere gemeenten, waar de PvdA in de coalitie zit. Dan was het klaar geweest. Maar we hebben het hier over open source technieken. Nee, dat snapt men! Ik snap het in ieder geval ook niet. Beperk het nu tot de hoofdlijnen, het moet betrouwbaar zijn, punt. Kom niet met detailuitwerkingen in de Raad.  
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik hoor de heer Van der Burg zeggen dat hij voor debat is, voor eerlijkheid. Vindt u dat fractiediscipline – als men verschillende standpunten heeft – dan ook per definitie overboord moet worden gegooid? Oftewel, dat als iemand het oneens is met zijn fractie, nee kan zeggen?) 
 Ik weet niet hoe dat in uw fractie is, maar in onze fractie …  
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijn fractie is heel simpel, wij volgen altijd de fractievoorzitter.)
  Ik heb een uitgesproken mening over de PvdA, maar ik laat het in eerste instantie aan de achterban over, om daarmee iets te doen. Wat ik belangrijk vind, is dat de Amsterdammer zijn of haar stem gehoord weet in de Gemeenteraad Amsterdam. Ik zal nu proberen, mijnheer de Voorzitter, om in ieder geval het liberale gedeelte van Amsterdam een stem te geven in de Raad. Ik weet dat ik namens meer mensen spreek dan alleen de VVD’ers, want Amsterdam is een liberale stad. Ik zie gegrinnik achter de collegetafel, hetgeen mij verbaast, want Amsterdam is een stad waar vrijheid en tolerantie uitermate belangrijk zijn, waar mensen zich kunnen ontplooien en ambities kunnen waarmaken. Daarmee is Amsterdam een nadrukkelijk liberale stad, maar Amsterdam en zeker het liberale in de stad Amsterdam, is niet af. De VVD is een partij van meedoen, die ambitie en talent de ruimte wil geven, die ondernemende mensen een kans wil geven en iedereen aanspoort om mee te doen.
  De VVD is ook een partij van duidelijke grenzen, van het nemen van de eigen verantwoordelijkheid om iets van het leven te maken. Niet de partij die zegt dat de overheid alles moet regelen. Dat kan niet en dat moeten we ook niet willen met zijn allen. Wel een partij die wil klaarstaan voor hen die niet in staat zijn het op eigen kracht te doen. Deze mensen moeten kunnen meedoen in Amsterdam. Zoals is al zei, mijnheer de Voorzitter, Amsterdam is in onze liberale visie nog niet af. Om te beginnen met het geven van ruimte aan talent. Onlangs verscheen de Nota Ruimte voor Talent waarin een sterkte-/zwakteanalyse van de stad werd gemaakt. We gaan het daarover – op verzoek van mevr. Bruines – nog uitgebreid hebben in september. Eén van de belangrijkste problemen die in de nota naar voren komt, is de huisvesting. Decennialang socialistisch huisvestingsbeleid is haar doel totaal voorbijgeschoten. Er zijn in Amsterdam meer huizen voor mensen met een laag inkomen dan er mensen zijn. Dat heeft desastreuze gevolgen gehad voor de stad en heeft het nog steeds. De middenklasse verlaat de stad en studenten kunnen nauwelijks in Amsterdam komen wonen. Als we niet uitkijken verandert de stad in een stad voor mensen met een uitkering en miljonairs.
(De heer VAN POELGEEST : Bij interruptie, de heer Van der Burg zegt nu heel stellig dat de middeninkomens de stad verlaten. Bent u ermee bekend dat er sinds de oorlog nog nooit zoveel middeninkomens in Amsterdam woonden als nu?)
  Dat is mij bekend. Tevens is mij bekend dat er nog nooit zo veel mensen met een middeninkomen buiten Amsterdam zijn gaan wonen, omdat ze hier niet die woning konden krijgen die ze graag zouden willen. Purmerend en alle slaapsteden om ons heen zitten vol met Amsterdammers, die dolgraag in Amsterdam hadden willen blijven wonen, maar door ons beleid zijn weggejaagd.
 (De heer VAN POELGEEST: Als u wat preciezer over het onderwerp wilt praten, die mensen, zoals zo velen, zijn veelal vertrokken omdat hun woonwensen zijn veranderd. Die wilden een groter huis tegen een betaalbare prijs, vaak met een tuin erbij. Als u dat wilt bieden, moet u ook de consequentie voor lief nemen en het geen probleem vinden dat de Amstelscheg en Waterland worden volgebouwd. Het gaat om enorme aantallen.)
  Wij vinden als VVD dat je duidelijke keuzes moet maken, als het gaat om de te bouwen woningen. U hoort de heer Goring namens de VVD daarvoor continu pleiten: wees consequent, streef naar meer middeninkomens. Het betekent, wat ons betreft, ook dat er moet worden gesplitst, moet worden verkocht. Dat je, met name voor deze groep, moet bouwen. Wat ons betreft, wij houden ons aan het Programma-akkoord, daarover mag geen misverstand bestaan. Wij zouden zelfs een keuze willen maken die verder gaat dan de vastgelegde 70-30-verdeling. Wij zeggen: zorg ervoor dat je die middeninkomens behoudt. Dat is namelijk absoluut sociaal beleid. Middeninkomens zijn de vrijwilligers, leraren, verpleegkundigen en politie in deze stad. Die zijn nu allemaal de stad uitgejaagd en dat is geen sociaal beleid, mijnheer Van Poelgeest.
  (De heer VAN POELGEEST : U heeft mijn vraag niet beantwoord. Het is allemaal retoriek en in die zin zeer duidelijk. Ik had het erover dat er veranderende woonwensen zijn. Wilt u daaraan ook tegemoetkomen?)
   Ja.  
(De heer VAN POELGEEST: Dan is de consequentie dat u groengebieden om deze stad wilt gaan volbouwen?)
    Ons beleid is heel nadrukkelijk, mijnheer Van Poelgeest, dat je mensen die ambities hebben, ook als het gaat om hun woonwensen, de kans geeft die ambities in de stad waar te maken en niet de stad uit te jagen. Wij kiezen er consequent voor – als mensen aangeven, dat zij een veranderende woonwens hebben – dat men deze in beginsel in Amsterdam moet kunnen realiseren. Dat zal gevolgen hebben, voor de ruimtelijke ordening, het aantal woningen en ook voor de plekken waar woningen gebouwd moeten worden. Als u me toestaat, ga ik nu verder.
   (De heer J.L. BAKKER: U blijft dus achter het principe van de ongedeelde stad staan? De       heer Asscher zei in zijn bijdrage niet de scheiding tussen rijke en arme wijken te willen. Uw      voorstel zal dat wel tot gevolg hebben.)
  Zoals u mij letterlijk heeft horen zeggen, we moeten ervoor uitkijken dat Amsterdam niet een stad voor bijstandsgerechtigden en miljonairs wordt. Dat is niet wat wij willen, wij willen dat Amsterdam een stad is voor iedereen van lage tot hoge inkomens en wij willen geen rijke of arme getto’s.
 (De heer J.L. BAKKER: Dus uiteindelijk steunt u de lijn om gemengd te bouwen, als uw retoriek is weggezakt?)
  Wij zeggen dat je bepaalde woningen meer zou moeten bouwen. Wat ons betreft moeten we in het volgende bestuur- of programakkoord, of hoe je het ook wilt noemen, afspraken maken over het bouwen van honderd procent middengroep woningen. Daar komen we vanzelf wel uit. Wat wij in ieder geval zeggen is, dat we er nadrukkelijk wat aan moeten doen. Amsterdam lijdt eronder en het lijkt te gaan over woningen, maar we hebben het ook over verzorgingshuizen, onderwijs en sportverenigingen die geen vrijwilligers meer kunnen krijgen. We hebben het niet alleen over volkshuisvesting als we het hebben over bouwen voor middeninkomens.
(De heer OLIJ: U zegt dat u de volgende periode meer woningen voor de middeninkomens wilt bouwen. Tot nu toe lukt dat niet; 4% van de productie is middensegment. Hoe gaat u dat dan doen? Want die woningen zijn marktwoningen. Dat juicht u toe. De prijs wordt bepaald door de markt en het lukt dus niet. Gaat u dan veel subsidie geven?)
  Ik heb geen idee welk instrument wij daarvoor moeten inzetten. Dat gaan wij de komende tijd bekijken. U weet wel dat we gezamenlijk in ieder geval een motie indienen, om ervoor te zorgen dat de heer Stadig alle instrumenten in handen krijgt om zoveel mogelijk de woningbouwproductie vlot te trekken. Meer woningen, en daarbinnen kiezen wij heel nadrukkelijk voor het middensegment. Bestaande woningbouw kan ook worden omgebouwd naar andersoortige woningen. Daarmee zijn we hard bezig. Wat ons betreft zou dat nog veel harder mogen. Zo kan bijvoorbeeld het wegnemen van regels helpen. We hebben het nu over de middeninkomens gehad, mijnheer de Voorzitter, maar hetzelfde geldt voor studenten. Dat komt in uw nota zeer nadrukkelijk terug. Voor de toekomst van Amsterdam is het uitermate belangrijk dat ook hoog opgeleid personeel of hen die hier willen studeren, naar de stad komen. Nu is het zo dat je eeuwig moet willen studeren, eer je als student een woning krijgt. Dan moet wel je ver door de studiefinancieringgrens heen gaan en dat kan toch niet de bedoeling zijn. De VVD hecht er niet alleen aan dat er voldoende woonruimte is voor alle groepen in de stad, maar ook dat mensen kunnen leven in een schone, veilige en leefbare stad. De VVD wil dat Amsterdam een stad is waarop je trots kunt zijn. Een stad met allure, waarin we een gezamenlijk gevoel hebben dat er sprake is van een mooie en schone stad. Daarom zullen wij – samen met andere partijen – voorstellen om 4,8 miljoen euro uit te trekken voor het versneld uitvoeren van die projecten die de openbare ruimte, veiligheid en leefbaarheid van de stad verder verbeteren. Liberalisme is natuurlijk meer dan alleen woningbouw. Ik gaf al aan dat woningbouw op veel andere punten betrekking heeft.
  Liberalisme is ook het ruimte geven aan ondernemers in de stad, de dragende kracht van de economie, met name het midden- en kleinbedrijf. Wij steunen wethouder Huffnagel dan ook volledig. Hij is terecht bezig met het bekijken van de regelgeving en hoe hij ondernemers in deze stad verder kan stimuleren. In dat kader moet mij dan ook van het hart – als ik kijk naar de discussies die wij de afgelopen tijd hebben gehad rondom de blauwe zones, en de strijd die wij daarover met de PvdA hebben moeten leveren – dan denk ik toch: hoe kan het dat we zo een belangrijke groep mensen voor deze stad, onvoldoende menen te steunen. Gelukkig is de PvdA op haar schreden teruggekomen, maar betreurenswaardig blijft het toch.  
(De heer OLIJ: Wij houden ons aan het programma-akkoord en dat zou u ook moeten doen.)  
  Nadat wij u inderdaad op het programakkoord hebben gewezen, heeft u zich eraan gehouden. Dat is absoluut waar.
  De VVD is er ook uitermate blij mee, mijnheer de Voorzitter, dat we ons tegenwoordig door de PvdA-wethouder van Sociale Zaken gesteund weten in de gedachte, dat iedereen die kan werken, ook moet werken. Zoals gezegd vinden liberalen dat mensen de ruimte moeten krijgen om zich te ontplooien, maar ze hebben ook de plicht om dit zelf te doen. Het is overigens niet onlogisch dat een sociaal-democraat deze gedachte onderschrijft, zoals hij vorige week aangaf in de commissie. Immers, er is niets sociaals aan frauderen met uitkeringen, evenmin dat er iets sociaals is aan een overheid die mensen thuis laat zitten en mensen afschrijft. Wij hopen dat de wethouder straks bij latere agendapuntende volledige steun van de volledige Raad krijgt, om de door hem ingeslagen weg op te gaan. Wij zijn vooral blij dat hij zich een goed leerling betoont van Gerrit Zalm, die ook aangeeft dat ook mensen met een uitkering wat mogen terugdoen voor de samenleving. Dat is liberaal, maar ook sociaal. We mogen mensen niet afschrijven en moeten iedereen op de eigen verantwoordelijkheid blijven wijzen. Een uitkering moet geen hangmat zijn, maar een trampoline, terug de samenleving in, de participatie in. Liberalen zetten zich in op meedoen, je best doen, je eigen verantwoordelijkheid nemen. Maar liberalen hebben ook oog voor hen die dat nog niet, niet meer of in zijn geheel niet kunnen. Ook zij moeten in staat worden gesteld, zoveel mogelijk mee te doen in onze stad.
  Het begint al bij zoiets eenvoudigs als mobiliteit. Het College stelt bij een later agendapunt voor, om bij de Stadsmobiel een maximum aantal ritten voor ouderen en gehandicapten vast te stellen en nog een aantal beperkende maatregelen, door financiële zaken ingegeven. De VVD kan daarin niet meegaan. Dat weet u ook, mevr. Belliot. Zonder mobiliteit wordt het deze mensen onmogelijk gemaakt om mee te doen aan de stad en aan de samenleving, en dreigt een sociaal isolement. Daarom zullen wij als VVD – samen met anderen – voorstellen om 2,5 miljoen euro vrij te maken. Ten eerste voor de mobiliteit van ouderen en gehandicapten en ten tweede om via het WVG-budget (Wet voorzieningen gehandicapten) gebouwen en openbare ruimten meer toegankelijk te maken voor mensen met een handicap.
(Mevr. CODRINGTON: Ik heb op dat onderwerp een verhelderende vraag. Betekent het dat u aan de WVG-reserve gaat zitten om dat te financieren of komt dat uit een ander budget?)
  Uiteraard niet, mevr. Codrington. Wij stellen voor om uit de vrije middelen van de Voorjaarsnota 1,5 miljoen euro toe te voegen, ten behoeve van het WVG-vervoer. Wij stellen voor om één miljoen euro toe te voegen aan het zojuist, tijdens de laatste commissie leeggeraakte budget, ten behoeve van toegankelijk-
heidsverbeteringen van de openbare ruimte. Dit alles uit de Algemene Middelen, niet uit de WVG-reserve. U zou toch moeten weten dat wij dat als VVD in ieder geval niet willen.
(Mevr. BRUINES: De discussie over het vervoer is nog niet geheel afgerond. Hierover is nog een discussie of het moet worden aanbesteed en, zo ja, hoe. Vindt u nu niet dat u een beetje op zaken vooruitloopt?)
  Nee, want de wethouder stelt bij agendapunt 38A van vandaag voor om het aantal ritten voor ouderen te beperken en op 750.000 vast te stellen. Door nu het geld ter beschikking te stellen, weet de wethouder dat zij aan de gang kan met het uitwerken van de beleidsvoorstellen, waardoor de nieuwe mobiliteit niet hoeft.)
  Nu ik toch bij wethouder Belliot ben, ook u ben ik weer verplicht, zou ik bijna zeggen, om te complimenteren. De manier waarop Hannah Belliot zich in de zorg inzet, is uitermate goed en uitermate belangrijk. Als ik kijk naar de verslaafdenzorg, doet ze dat op een zodanige manier dat het kan rekenen op de volledige steun van de VVD. Zij koppelt namelijk het zorgbeleid aan het verminderen van de overlast. Een lijn waarin wij ons als VVD niet alleen geheel kunnen vinden, maar die al jaren de onze is.
  Nu heb ik één PvdA-wethouder overgeslagen. Die zit nu ook te wachten op een compliment. Die krijg je ook, Duco, bij dezen. Je krijgt van ons een duidelijk liberale pluim voor het feit dat jij nu zo langzamerhand begint te pleiten voor 20% sociale woningbouw, in plaats van 30%. Daarin zullen we je de komende tijd hard gaan steunen en wij zullen het inzet maken, ook bij de volgende onderhandelingen.   Mijnheer de Voorzitter, mijn voorganger Asscher, begon met geweeklaag over Den Haag en ook de afgelopen tijd hebben wij veel gehoord over de bezuinigingen die vanuit Den Haag op ons afkomen. Maar het College, in dit geval onder leiding van Frits Huffnagel, is erin geslaagd om een voorjaarsnota te presenteren, waarin er – ondanks het slechte economische tij – ruimte is voor investeringen in de stad. Degelijk financieel beleid van – niet geheel toevallig – VVD-wethouders Financiën, werpt juist in deze tijd haar vruchten af. Laten we daaruit ook lessen leren en – in het kader van de Voorjaarsnota – niet al het te besteden geld, in één keer uit te geven. Mijn collega, de heer Van Straaten, zal hierop nog ingaan.
(De heer ASSCHER: Mijnheer de Voorzitter, ik vind dit toch intern tegenstrijdig. Ik heb voorstellen van u gezien om 40 miljoen euro toe te voegen aan het weerstandsvermogen. Dat voorstel is te elfder ure verdwenen en – ik geloof – 30 miljoen te ploegen naar het Rembrandtplein en andere zaken in het centrum. Hoe zit dat dan?)
   Even voor de duidelijkheid, alle moties waarover u het met ons de afgelopen tijd heeft gehad …
   (De heer ASSCHER: Nee, ik heb het uit de krant.)
 Als ik zeg u,  bedoel ik de PvdA. We hebben namelijk in de commissie gesproken over de Voorjaarsnota. We hebben ook moties ingediend, maar die moties overschrijden nergens het bedrag dat er nu vrij te besteden is. Dat is één. Twee: als we het hebben over het weerstandsvermogen, dan zeggen wij: daarin worden wij gesteund door het College en daarvoor liggen onafhankelijke rapporten, dat het weerstandvermogen voor de stad Amsterdam te laag is. We moeten er dan ook naar streven, om meer geld te hebben in het weerstandsvermogen. Dat is geen uitgave doen, dat is geld reserveren voor moeilijke tijden. Dus volgens mij geheel in de lijn die wij als VVD kiezen, om in goede tijden te sparen voor slechte en in slechte tijden behoudend te zijn met uitgaven, in ieder geval nooit meer dan je te besteden hebt.
(De heer ASSCHER: Dus als ik u goed begrijp, was het zomaar een pleidooi, zonder de bedoeling er concreet wat aan te doen, omdat u ook tot de conclusie kwam dat u allerlei andere dingen eerst wilde doen, voordat u het weerstandsvermogen wilde verhogen. Ik vind dat u uw opmerking dat u zich zo netjes gedraagt qua financieel kader, enigszins moet relativeren.)
   Ik vind dat wij als gemeente Amsterdam een goed financieel beleid moeten voeren. Daarbij hoort het voeden van de weerstandsreserve, zodat wij – als het misgaat – eruit kunnen putten. Wij vinden dat de huidige financiële positie niet voldoende is. Het betekent ook dat wij – op het moment dat het aan de orde kan komen – wat zullen gaan voorstellen. Het heeft geen enkele zin. Ik vind het prima dat u het mij vraagt, maar ik wil niet al te veel op mevr. Kalt gaan lijken. Ik ga geen motie indienen, waarvan ik zeker weet dat ik niet de steun van andere partijen krijg. Ik wil wel met u het debat aangaan over hoe wij het weerstandsvermogen kunnen vullen, want het is nu in ieder geval te laag.
 
(De heer VAN DER MEER: De retoriek die door uw woordvoerder is gevoerd, was enorm. U laat zich wel snel het bos insturen. Uw woordvoerder Financiën heeft tijdens de commissievergadering aangegeven dat het de prioriteit van de stad was, dat het weerstandsvermogen zou worden aangevuld. Nu komt u zo de bocht door?)
  Het is een belangrijke prioriteit om het weerstandvermogen te verhogen.
   (De heer VAN DER MEER: Het was de hoofdprioriteit.)
   Laat het duidelijk zijn, het weerstandsvermogen is voor de VVD geen doel. Het is een middel om ervoor te zorgen dat we de stad zo goed mogelijk kunnen besturen. Het betekent dat je voldoende financiële reserves moet hebben, vet op de botten, om die stad te kunnen besturen als het misgaat. Daarom blijven wij daarvoor voortdurend aandacht vragen, ook voortdurend blijven bekijken of het mogelijk is om de weerstandsvoorzieningen niet aan te tasten, maar juist te voeden. Nu wil ik toch echt gaan afronden, mijnheer de Voorzitter.
(De heer VAN POELGEEST: Nog een vraag over die financiële huishouding. U maakt daar een enorm nummer van dat het al jaren goed gaat, maar is het een toonbeeld van goed financieel beheer, als een project na een jaar tijd te maken krijgt met een overschrijding van 92 miljoen euro?)
   Wat mij betreft gaan we nu niet de discussie voeren over de Noord-Zuidlijn. Als u hem dan toch wil openen, het is in ieder geval geen goed financieel beheer om – als je zeker weet dat je 92 miljoen euro aan kosten maakt en zegt te weten, zoals sommigen in deze Raad, dat er mogelijk meer aankomt dan minder – dan te zeggen dat we daaruit nog een bepaald bedrag gaan halen. Dit is helaas de vorige keer gebeurd, tegen de zin van de VVD en een aantal anderen.  
(De heer VAN POELGEEST: Terwijl u er geen been in ziet om dat geld vervolgens vrolijk uit te geven aan allerlei ...) 
  Dan heeft u nog steeds niet opgelet. Want u zult zien dat wij geen voorstellen doen om dat bedrag in zijn geheel uit te geven, vandaar dat wij zeggen dat een deel van die 42 miljoen euro incidenteel niet moet worden uitgegeven. Op het moment dat de Raad besluit om geld uit te geven, heb ik liever dat het wordt gedaan aan projecten waarmee wij het als VVD eens kunnen zijn, dan dat het wordt bejubeld door allerlei linkse voorstellen.
(De heer VAN POELGEEST: Had u iets concreets op het oog toen u het net had over die voorstellen?)
  Daarbij heb ik iets zeer concreets voor het oog, maar dat ga ik nu niet meer doen, want dan sta ik hier tot morgenavond en voor die tijd heeft de voorzitter u afgefloten. Het College is nu halverwege de rit en de personele wissels die het College heeft ondergaan aan het begin van dit jaar, hebben de daadkracht van dit College niet aangetast. Sterker nog, er lijkt een net zo sterk of sterker team uit te zijn voortgekomen. Dat is maar goed ook, want het karwei is nog niet af. Ik denk dat we met de inruil van de heer Dales voor de heer Huffnagel ongeveer gelijk zijn gebleven en dat we er met de heer Aboutaleb fiks op zijn vooruitgegaan. Zoals ik al zei, mijnheer Van Poelgeest en anderen, het karwei is wat ons betreft nog niet af. Een flink aantal prioriteiten uit het akkoord is uitgevoerd en toch blijft ons motto: alleen het resultaat telt. Het resultaat telt voor een stad waarop we trots kunnen zijn, waarin iedereen kan meedoen en de overheid haar bescheiden plaats op een goede wijze invult. De VVD is ten volle bereid om daaraan mee te werken en heeft het volste vertrouwen in het College. Nu zou ik u willen verzoeken het woord te geven aan de heer Van Straaten.
(De heer VAN POELGEEST: U begon over de liberale stad en één vraag is daarbij op mijn lippen blijven branden. Een liberale stad is ook een open stad. Amsterdam is door de eeuwen heen altijd een open stad geweest en ik neem aan dat u dat ook belangrijk vindt. Hoe is het te rijmen met het rijksbeleid om mensen die hier al jaren zitten zo snel mogelijk de stad en eigenlijk het land uit te jagen? Ergert u zich daar ook niet aan?)
  Mijnheer Van Poelgeest, u en ik hebben het buiten deze raadsvergadering regelmatig gehad over landelijk beleid en u weet dat daarover binnen de VVD flink wordt nagedacht. Ik vind het hier niet de plaats – dat geldt ook voor anti-Irak- en anti-oorlogsbeleid of als het gaat om het vaststellen van datgene wat het Kabinet doet – om dat hier te bediscussiëren. Ik vind wel dat Amsterdam een gastvrije stad moet zijn voor iedereen die hier woont, leeft of op bezoek komt en dat we daarbij ook rekening moeten houden. Daarover zullen we het straks zeker hebben, want ik weet dat u met moties op dat punt komt.  
(De heer VAN POELGEEST: Het gaat misschien niet meteen over moties of voorstellen, maar dit is wel het meest publieke forum van deze stad. Als u daarover een mening heeft, is het iets wat in deze stad speelt. Dan moet u ook niet terughoudend zijn – als u een debat wilt in deze zaal – om daarover uw mening te geven.)
  Ik ben het met veel zaken van GroenLinks in de Tweede Kamer niet of wel eens. Ik wil daarover niet hier het debat voeren, dat doen mijn partijgenoten met de uwe in Den Haag. Ik houd me hier bezig met het Amsterdams beleid en daarin ben ik het geheel met u eens, dat Amsterdam een open en gastvrije stad moet zijn voor een ieder die hier woont en leeft.
 
 De heer VAN STRAATEN: Na dit meer algemene en enthousiaste betoog, één wat technischer. Het gaat over de inhoud van de Voorjaarsnota. Allereerst is de Voorjaarsnota die voor ons ligt een helder stuk. Er wordt een duidelijk beeld geschetst van het financieel perspectief voor de komende jaren, voor deze gemeente. De voorstellen worden to the point gepresenteerd. Wat de opzet van de nota betreft, heb ik wel enkele opmerkingen. Zo mis ik in de nota een passage over de eventuele noodzaak van een verhoging van het weerstandsvermogen van de gemeente. In de vorige raadsvergadering heb ik – naar aanleiding van de jaarrekening – daarover ook een uitvoerig betoog gehouden.
  Uit het applaus na afloop daarvan, mag ik concluderen dat het pleidooi in ieder geval helder is geweest voor de gehele raad. Ik zal het hier niet herhalen. Naar aanleiding van de zojuist gemaakte opmerkingen uit de interpellatie van de heer Van der Meer: in de commissie hebben we regelmatig gesproken over het weerstandsvermogen. Ik heb niet gezegd dat het de topprioriteit voor de VVD is. Het is wel een belangrijk zorgpunt voor ons en daarmee een belangrijk onderwerp. Als de mogelijkheden zich voordoen, zullen wij zeker voorstellen doen ter verruiming van het weerstandsvermogen. Als tweede opmerking bij de opzet van de nota – ik heb dat pleidooi ook al in eerdere commissievergaderingen gehouden en hetzelfde pleidooi is ook eerder vanuit de PvdA gevoerd – het lijkt mij wenselijk als de Voorjaarsnota wordt gezien als een gelegenheid om tussentijds een beeld te schetsen van de begrotingsuitvoering in het lopende jaar. In de huidige praktijk krijgen wij pas in het najaar inzicht, hoe uitgaven en inkomsten zich feitelijk ontwikkelen. Te laat derhalve, om nog iets te kunnen bijsturen. Ik stel mij bij een dergelijke tussentijdse, opgeleverde rapportage voor, dat het geen lange verhalen zijn, geen diepgravende analyses, maar vooral een kort overzicht van ontwikkelingen binnen de gemeente, met name van risicovolle onderdelen van de begroting: de toereikendheid van grote voorzieningen die zijn getroffen, inzichten met betrekking tot de grote projecten en de posten met een fondskarakter.
  Tot zover de opzet van de Voorjaarsnota. Ik zal nu verder gaan op de inhoud. De nota schetst als beeld dat er in 2005 sprake zal zijn van een structurele ruimte, inclusief de stelposten die het College heeft aangehouden van ruim 5 miljoen euro en een incidentele ruimte van 27 miljoen euro. In verband met de motie over de Noord-Zuidlijn, die in de vorige raadsvergadering is aangenomen, kan de incidentele ruimte inmiddels op 42 miljoen worden vastgesteld. Dat is dan inclusief de stelpost die ook het College had voorzien van 25 miljoen. Gelet op de financiële risico’s rond de Noord-Zuidlijn, de aangekondigde verlaging van de uitkeringen uit het Gemeentefonds en om het College enige ruimte te geven om knelpunten die nog zullen blijken tijdens het verdere begrotingsproces en ten aanzien daarvan voorstellen te doen en de ruimte te geven, zullen wij deze ruimte niet in het geheel willen invullen. Terughoudendheid bij het indienen van moties met een financiële impact is daarom geboden. Terughoudendheid is, als het aan de VVD ligt, het motto van dit debat. Toch is er vanuit mijn fractie een aantal voorstellen voor aanvullende uitgaven. Daaraan ontkomen wij niet en ik ga er in mijn verdere betoog op in. Erik van der Burg kondigde zojuist aan dat wij met een motie zullen komen om projecten in de openbare ruimte uit te voeren. Daarmee zal een bedrag van 4,8 miljoen euro incidenteel zijn gemoeid. Ook kondigde de heer Van der Burg de motie aan, gericht op mobiliteit en gehandicapten. Daarmee is structureel een bedrag van 1,5 miljoen euro gemoeid en incidenteel nog eens één miljoen. De derde financiële motie van de VVD, betreft het door de omroep SALTO (Stichting Amsterdamse Lokale Radio en Televisie Omroep) onder de aandacht brengen van onder andere programma’s, die vanuit specifieke etnische tradities zijn ontstaan. Om deze programma’s voor velen toegankelijk te maken, is het gewenst dat SALTO komt te beschikken over apparatuur waarmee deze programma’s van Nederlandse ondertiteling kunnen worden voorzien. Van de aanleverende organisaties
wordt gevraagd om bij de aanbieding van programma’s voor uitzending, tevens een vertaling in het Nederlands aan te bieden.
 (Mevr. CODRINGTON: Mijnheer de Voorzitter, ik heb daarover een verhelderende   vraag. Ik begrijp dat u de motie gaat indienen, maar zou u ook iets kunnen vertellen waar u het geld vandaan haalt om het te financieren? Is er de vertaling die plaatsvindt vanuit vreemde talen naar het Nederlands of is het ook omgekeerd mogelijk bij de apparatuur die gaat worden aangeschaft, van het Nederlands naar het Arabisch bijvoorbeeld?)
  Allereerst het financiële beslag. Het gaat hier om 100.000 euro voor de aanschaf van apparatuur. Het is een gering bedrag. Dat zult u willen halen uit de incidentele ruimte. Wat uw tweede vraag betreft over de vertaling van het Nederlands naar allochtone talen, dat is met deze apparatuur ook mogelijk. Er zullen echter afspraken met die organisaties moeten worden gemaakt, om bij de programma’s ook vertalingen aan te leveren.
(De heer REUTEN: Op het gevaar dat dit natuurlijk niet een hoofdlijn is. Ik zou het prettig vinden als de heer Van Straaten toelicht wat precies de achtergrond is van die motie. Wilt u uiteindelijk verplichten dat mensen hun programma’s gaan ondertitelen – wat gigantische kosten voor de programmamakers met zich meebrengt, terwijl SALTO juist laagdrempelig moet zijn – of zet u een machine neer en zeggen we dan: wie wil, mag ondertitelen, maar we kijken wel?)
  Het is vooral het beschikbaar stellen van apparatuur om de uitzending met ondertiteling mogelijk te maken. Wij zullen niet alle aanbieders verplichten om met vertaling te gaan leveren. We zullen streven naar afspraken daarover, opdat het in zoveel mogelijk gevallen wel gebeurt.
(De heer REUTEN: Maar, mijnheer de Voorzitter, bij afspraken kunt u op een gegeven moment wel gaan zeggen dat de ondertiteling moet worden aangeleverd. Wat ons betreft is dat geen goed idee, dan belemmer je de laagdrempeligheid van SALTO. Geen afspraken, geen verplichting.)
  We streven de afspraken na, maar leggen het niet op. We denken dat het zeker mogelijk moet zijn, om in veel gevallen tot die afspraken te komen. We willen de faciliteit in ieder geval beschikbaar stellen. Wat we vooral beogen met dit voorstel, is dat er vanuit etnische afkomst, programma’s kunnen worden beluisterd en dat op die wijze ook de integratie wordt bevorderd.
(De heer REUTEN: Daar draagt het dan toch niet toe bij? U levert geen vis en geen boter, er komt alleen een soort graat uit.)
(De heer DE GRAAF: Denkt u niet bij aanschaf van een machine zonder beleid, dat een dergelijke machine nutteloos in de kast blijft staan? Ik bedoel, er moet capaciteit vrijkomen om hem gereed te maken, het is misschien te vergelijken met stemmachines.)
 (De heer NEDERVEEN: Ik heb contact gezocht met verschillende aanbieders in andere talen, Turkse en Marokkaanse groeperingen, die verheugen zich op deze faciliteit. Die zien   het mogelijk om zonder extra kosten de vertaling te leveren bij de aan te bieden programma’s. Het zal geen NPS niveau behalen, maar dat hoeft ook niet. Bovendien, wat   dit apparaat nastreeft, is om op een praktische manier bij te dragen aan de samenhang in   de stad, omdat verschillende taalgroepen van hun boodschappen kunnen kennisnemen.)
(De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter, dit wordt echt een beetje te gortig. Ondertitelen van televisieprogramma’s is zeer specialistisch werk. Dat is niet één op één vertalen. Het kost euro’s per ondertitel. Gaat u het maar navragen bij NOB Vertaling en Ondertiteling. Het is niet te vertalen voor de programmamaker en het is niet te doen. Mensen moeten twee talen perfect spreken. Het is symboolpolitiek en ik heb het idee dat er veel meer achterzit dan even een machine neerzetten en we zien wel waar het uitkomt.)
  Wat ons betreft is het niet noodzakelijk om tot geautoriseerde vertalingen te komen. Het mag wat ons betreft wat eenvoudiger.
(De heer H. BAKKER: Mijnheer Reuten, denkt u dat er een bepaalde censuur is?)
(De VOORZITTER: De vraag is niet aan de heer Reuten.)
(De heer H. BAKKER: Mijnheer van de VVD, denkt u dat het bij sommige mensen de gedachte oproept dat het een bepaalde censuur is, een dergelijke machine? Ik vind het ook wel prettig om te weten wat er wordt gezegd. Als ik het heb opstaan, kan ik niet verstaan wat ze zeggen. Dus als er ondertiteling bij is, leer ik misschien wel Turks en Marokkaans.)
  Dank voor deze ondersteuning, mijnheer Bakker. Ik zou graag doorgaan met mijn betoog. Dat kan ik redelijk snel afronden. De VVD zal naast deze moties, die een financiële impact hebben, ook een aantal moties indienen die meer beleidsmatig van aard zijn. Ik zal ze noemen en aan de voorzitter overhandigen. Het gaat allereerst om uitbreiding van de door de gemeente Amsterdam gesubsidieerde bewonersondersteuning met een sociale huurvoorraad. Nu blijft deze ondersteuning beperkt tot de particuliere huursector en wij willen dat uitbreiden naar het aanbod vanuit de coöperaties. Ten tweede: de ombuigingstaakstelling op het ambtelijke apparaat van de gemeente in 2005. Die zouden wij voor 25% minimaal gerealiseerd willen zien met maatregelen, die beperking van de omvang van het beleidsapparaat van de gemeente, dus ambtelijke staf, inhouden. Door het College is voorgesteld deze taakstelling voor volgend jaar geheel met maatregelen op het terrein van inkoop van goederen en diensten te realiseren. Wij hebben wat aarzelingen bij het feit, of het gaat lukken om dat bedrag hieruit geheel te dekken. Ten tweede willen wij al een aanzet maken richting de beperking van het ambtelijke beleidsapparaat en daarmee het verminderen van de bureaucratie. De derde motie van beleidsmatige aard is het hanteren van een aangepaste grondprijs bij verkoop. Die prijzen moeten in de buurt liggen van de sociale en de commerciële prijs, zodat de productie van studentenwoningen ook voor commerciële partijen aantrekkelijk wordt. Vierde motie: samen met de georganiseerde veldsport in Amsterdam komen tot een inventarisatie van de consequenties van grootschaliger gebruik van kunstgras. Vervolgens een motie waarin het College wordt uitgenodigd om naar analogie van de nota te kijken, hoe 30% van de sociale woningen kunnen worden gerealiseerd, alsmede 40% middensegmentwoningen en om een dergelijke nota uit te brengen. Ten slotte merk ik nog op dat de VVD een aantal moties zal ondersteunen die door coalitiepartijen zijn en zullen worden ingediend. Uit de in te dienen moties zal blijken om welke moties het hier gaat. Dank u.
(De heer VAN POELGEEST: Bent u misschien ook nog van zins moties van de oppositie te steunen?)  
  Uiteraard, maar ik wacht op indiening van die moties.
 
 De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
33° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Nederveen inzake de Voorjaarsnota 2004 (SALTO) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 456).
 
34° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Goring inzake de Voorjaarsnota 2004 (gesubsidieerde bewonersondersteuning) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 457).
 
35° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Buurma-Haitsma en Van Straaten inzake de Voorjaarsnota 2004 (ombuigingstaakstelling ambtelijk apparaat) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 458).
 
36° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Buurma-Haitsma inzake de Voorjaarsnota 2004 (aangepaste grondprijs) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 459).
 
37° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Van der Burg inzake de Voorjaarsnota 2004 (mobiliteit ouderen en gehandicapten) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 460).
 
38° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Van der Burg, Zati Yurdakul en Weenink inzake de Voorjaarsnota 2004 (stimuleringsfonds toegankelijkheid gebouwen voor gehandicapten) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 462).
 
39° Motie van 20 juni 2004 van de raadsleden Goring en Isik inzake de Voorjaarsnota 2004 (kunstgras) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 463).
 
40° Motie van 20 juni 2004 van het raadslid Goring inzake de Voorjaarsnota 2004 (Nota middensegmentwoningen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 464).
41° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Flos, Spee-Rouppe van der Voort en Nijman inzake de Voorjaarsnota 2004 (openbare ruimte) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 465).
 
  De moties en amendementen worden terstond in behandeling genomen.
 
 De heer VAN DER MEER: Voor het eerst sta ik achter een enigszins lage katheder. Dat went nog wel. Voor ons ligt de behandeling van de Voorjaarsnota. De Voorjaarsnota legt de hoofdlijnen van de begroting voor 2005 vast en is zodoende zeer bepalend voor het functioneren van deze gemeente in het aankomende jaar. Daarom past het niet alleen om de beschouwingen te geven van onze reactie op de financiële voorstellen van het College, maar het is ook goed om te bekijken wat dit politiek betekent. Er zijn verschillende zaken waarneembaar. Terugkomend op de Jaarrekening 2003. De tekorten op de Noord-Zuidlijn hebben het ruime positieve resultaat grotendeels doen verdampen. We mogen nog in onze handen knijpen dat we een klein deel van het positieve resultaat hebben kunnen toevoegen aan de incidentele vrije ruimte. Want als het aan het College en aan twee van de drie coalitiepartijen had gelegen, was alles in één keer geofferd aan The Thing: het niets ontziende, onder de grond bewegende, alles opslokkende monster.
  De overgehevelde incidentele ruimte bedraagt 17 miljoen euro, waarbij ook de financiële ruimte van het College komt van 25 miljoen euro. Daarmee komen we op 42 miljoen euro. Niet genoeg voor wat wij echt nodig vinden, maar het is een substantieel bedrag. Laten we niet daaromheen draaien. Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst iets zeggen over de effecten van de rijksbezuinigingen op de stad. De stad krijgt harde klappen te verwerken door de verkondigde rijksbezuinigingen voor 2005 en daarna. Allereerst de kortingen op de stedelijke vernieuwing. Balkenende heeft zich altijd druk lopen maken over de kracht die uit de steden moet komen en het opknappen van de wijken en, op basis daarvan, prioriteit geven aan veiligheid. Dat kan met één slag teniet worden gedaan, door te korten op de stedelijke vernieuwing, die juist voor de oude wijken een belangrijke rol speelt. Amsterdam krijgt uiteindelijk 145 miljoen euro minder en dat terwijl we zo aan het rijk kunnen uitleggen hoe belangrijk deze stedelijke ontwikkeling is voor de vitalisering en ontwikkeling van de stad, voor het ontstaan van nieuwe stadsgebieden en vooral voor de ontwikkeling van de zojuist genoemde oude wijken. Stedelijke vernieuwing met haar sociale, fysieke, economische en wat mevr. Kalt betreft ook culturele pijler, is geen slechte gedachtegang. Zorgen voor de broodnodige impuls in deze stad die bijdragen aan de – ook door Den Haag gewenste – sociale cohesie. De regering weet dit, maar wil niet luisteren naar de contraire effecten van haar beleid. Het College zet in deze Voorjaarsnota vervolgens een verbazingwekkende stap. Het kiest ervoor een en ander gelaten te accepteren, in plaats van zelf extra te investeren in de stedelijke vernieuwing. Het College gaat enigszins als een makke hond op zijn rug liggen en laat een gedeelte van de stedelijke vernieuwing over aan zijn opvolgers. Niet dat het College niets doet. Dat is het niet, maar juist op dit punt, één van de speerpunten van dit College, hadden wij een toch meer daadkrachtig optreden verwacht. Al was het maar om een duidelijk signaal naar het rijk te geven over het doorgevoerde beleid. We hebben in onze alternatieve Voorjaarsnota al eerder ingediend, welke keuzes er volgens ons moeten worden gemaakt. Niet meteen gas terugnemen als het rijk niet meer wil meedoen, maar zelf het stokje overnemen om zo aan het rijk te laten zien, dat de voortgang van de stedelijke vernieuwing wat ons betreft onvermijdelijk en strikt noodzakelijk is. Wij hebben reeds bij de eerste termijn van de bespreking van de Voorjaarsnota in de raadscommissie voor Financiën enz. aangegeven, een amendement in te zullen dienen op dit punt en dan specifiek op de sleutelgelden voor de stadsdelen. De vraag is, gaan de stadsdelen nu wel of niet gelijk de trap af als het collegevoorstel wordt gevolgd? Wij hebben al in een vroeg stadium ons standpunt aangegeven. Samen de trap op, samen af betekent een verlaging van 20% en geen 40% voor de stadsdelen van stedelijke vernieuwingsgelden. Het punt is in de commissie uitgebreid behandeld. De andere partijen hebben het standpunt omarmd, hoewel voor sommige partijen een noodkreet vanuit de stadsdelen nodig was, om tot dit inzicht te komen. Wij zijn dan ook medeondertekenaars van de motie die eerder door de heer Reuten is ingediend. Er zit nog een ander belangrijk punt aan datgene wat het College aangeeft, namelijk dat er kan worden gesneden in het project Stenen voor Sociaal, en wel omdat er niet genoeg plannen door de stadsdelen zouden zijn ingediend. Wij hebben andere geluiden gehoord. Wij vernemen juist dat veel stadsdelen met noodzakelijke en goed onderbouwde plannen zijn gekomen, maar dat ze volgens de stadsdelen om slechte redenen worden afgekeurd. Wij zijn daarom op dit punt niet overtuigd van datgene wat het College zegt en wij vinden dat er kan worden gesneden. Ik zou graag van beide wethouders willen horen wat er van de verhalen klopt en of er inderdaad te weinig plannen zijn of dat het zo is dat die plannen zijn misschien nog niet genoeg zijn onderbouwd en in de toekomst wel met enige uitwerking, voortgang zouden kunnen krijgen. Als dat zo zou zijn, is het waarschijnlijk toch verstandig om vast te houden aan Stenen voor Sociaal, dat een vitaal onderdeel is van stedelijke ontwikkeling.
(Mevr. BRUINES: Kunt u aangeven waar het College voorstelt dat er in de stedelijke ontwikkeling gaat worden gesneden?) 
  Door een voorstel te doen voor 5 miljoen euro, terwijl er in principe voor 10 miljoen euro zou moeten worden gekozen. De bezuiniging op de gemeentelijke onderwijsachterstandgelden van het rijk is mijn volgende punt. Dit zal grote effecten hebben op het functioneren van de scholen voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) in Amsterdam. GroenLinks vindt dat de gemeente op dit punt haar verantwoordelijkheid moet willen nemen en middelen voor de vmbo’s in Amsterdam voor het onderwijsachterstandenbeleid, beschikbaar moet stellen. Wij zullen op dit punt een motie indienen.
(De heer VAN DER BURG: Heeft u ook in Het Parool gelezen dat juist deze gelden voor een groot deel op de plank blijven liggen? Wat vindt u daarvan en wat zou de wethouder daaraan moeten doen?) 
  Wij hebben totaal andere signalen gehoord, dus dat is wat de krant zegt. Ik ga niet in op krantenberichten, waar wij van de vmbo’s horen dat dit geheel niet het geval is.
(De heer VAN DER BURG: U zou ook niet van de wethouder willen weten of het onzin is wat de heer Wiegman heeft opgeschreven of dat het klopt?)
  Natuurlijk zal ik dat altijd willen weten. Het volgende punt: het voorstel om 3,5 miljoen euro extra te besteden voor het omzetten van koop- naar huurwoningen, ter stimulering van de woningbouw. Wij denken dat dit middel, om de woningbouwproductie verder op gang te krijgen, zeer effectief is gebleken het afgelopen jaar en zijn wij ook een groot voorstander van het voortzetten hiervan. Wij hebben in een eerder stadium voorgesteld om 10 miljoen euro extra toe te voegen. Wij kunnen ons schikken in het voorstel dat door de heer Reuten en namens de andere coalitiepartijen is gedaan, om daarvan 6,5 miljoen euro te maken.  
(Wethouder HUFFNAGEL: Kan de heer Van der Meer aangeven hoe groot die pot geld uiteindelijk moet worden? Er zit al heel veel geld in en nu wordt er nog meer gevraagd. Ik heb het de eerste twee keer laten gaan, maar verbaas me erover dat de Raad elke keer geld toevoegt aan een pot waar al veel inzit.)
   (De VOORZITTER: Mijnheer Huffnagel, u mag straks.)
 (Wethouder HUFFNAGEL: Ja, maar ik wil de Raad wel een beetje wakker houden bij al deze voorstellen. Er is geen geld, maar er wordt maar gesmeten.)
   (De VOORZITTER: Mijnheer Huffnagel, u heeft straks alle gelegenheid om te reageren.)   Het is een goed middel om de woningbouw op gang te brengen. Er is geen grote pot met geld die werd volgestort. Er was vorig jaar een voorstel bij het College, maar het is maar gedeeltelijk toegekomen aan het gewenste bedrag. Dat wordt nu aangevuld. Wij wilden zelfs in eerste instantie dat er een groter bedrag zou komen.
(De heer OLIJ: Mijnheer Van der Meer, weet u dat die 6,5 miljoen euro die wij voor dit jaar beschikbaar hebben gesteld, inmiddels op is? Ambtelijk wordt er al op vooruit gelopen dat er 3,5 miljoen euro bijkomt. Men wil graag nog 6,5 tot 10 miljoen euro erbij hebben, om voor de laatste keer die projecten los te trekken. Daarna is het over, het is dus op. Weet u dat?)
   Ik ben daarvan op de hoogte, de wethouder niet.
  Mijn volgende punt. Motie voor de compensatie van de gevolgen van de Vreemdelingenwet. Dat is een nogal lastig punt. Het gaat om het volgende: het fonds voor de Vreemdelingenwet is vrijwel leeg. Het zou tot dit jaar lopen. Wij denken dat het noodzakelijk is om het fonds ook in de toekomst te behouden. Wij zullen een motie indienen waarin wij voorstellen 500.000 euro te storten om dit fonds nog een periode te kunnen laten doorwerken en alle noodzakelijke taken daaruit te laten verrichten. De motie zal straks duidelijkheid verschaffen. Vervolgens komt nog het punt scholieren, cultuur en sportdag. Het is één van de punten die wij hebben voorgesteld in onze alternatieve Voorjaarsnota. De gedachte is als volgt: wij willen voor scholieren in Amsterdam een tweedaagse laten organiseren, waarbij de stad, cultuur en sport van de scholieren zijn. Het moet de verbroedering ten goede komen en wellicht de cultuurparticipatie en de sport. Wij hopen dat daarmee ook de scholieren het gevoel hebben dat zij werkelijk, volwaardige bewoners zijn van deze stad. Het voorstel is om dit als een pilot te presenteren, dus eenmalig in 2005 te bekijken of we een dergelijke tweedaagse kunnen organiseren. Deze pilot moet dan hopelijk leiden tot een stramien voor de toekomst, waarbij dit plan wordt voortgezet. We hopen natuurlijk dat het een groot succes is. Wij willen nu het voorstel doen om geld te reserveren voor dit fonds, zodat een organisatie kan uitzoeken – in samenhang met andere projecten die al gaande zijn in de stad – om te kijken of dit een haalbaar plan is, waarbij er hopelijk ook vanuit de ambtelijke organisatie en de wethouder kan worden meegedacht over de invulling.
  Het volgende punt is de kunstensector. Het is nog niet echt ter sprake geweest: bezuinigingen in de Kunstsector van deze stad. Het College zegt te willen kiezen voor de zogenaamde ‘creative city’. Los van de interpretatie van dit begrip – daarover zullen wij op een ander moment debatteren – is het wel relevant om aan te geven dat de kunstensector als geheel hard wordt geraakt door bezuinigingen in de volgende Kunstenplanperiode. Eén en ander is gebleken uit de commotie van de afgelopen weken, inmiddels al een paar maanden. Zeker als je ook nog eens bedenkt dat de kunstensector – samen met de zorgsector – de sector is die door de maatregelen het hardst wordt geraakt. Volgens ons is de kunstensector gebaat bij een impuls op het gebied van projectsubsidies. Die geven alle organisaties en groepen in de stad de kans om ondersteuning te krijgen, ongeacht of deze groepen ook structurele subsidie uit het Kunstenplan krijgen. GroenLinks wil hierbij aangeven, dat zij voorstander is van het oormerken van 30% van de extra middelen voor nieuwe en vernieuwende projecten, zodat niet alles wordt opgeslokt door de wat zwaardere, grotere organisaties. Punt zeven zijn de subsidies. Wat betreft het voorstel op de subsidiekorting het volgende. Hier waren en zijn wij tegen. Verder is zichtbaar dat in de huidige voorstellen alle kwetsbare organisaties worden geraakt, met name de vrouwenorganisaties, homo-organisaties, allochtone organisaties en organisaties die z ich richten op kinderen. Het gaat in begrotingstermen om kruimelwerk. We realiseren een bezuiniging van 2,5 miljoen euro op een totale bezuinigingsopdracht van 1,275 miljoen euro. Het gaat dus om een bedrag – in dat kader bezien – dat zeer laag is. De coalitiepartijen – in plaats van alsmaar te roepen dat als je eenmaal iets hebt afgesproken, je dat ook moet opvolgen en het dan maar moet realiseren – kunnen nu ook nog gewoon zeggen: we hebben het verkeerd ingeschat, het raakt de clubs het hardst. Dat is gebleken de afgelopen periode.
(De heer DE GRAAF: U zei 127 miljoen euro, maar ik neem aan dat u bedoelt 1.270.000 euro? Over de subsidies, vindt u ook niet dat je op een gegeven moment kritisch moet zijn in hoeverre een gemeente subsidies moet uitgeven en aan welk soort instellingen? Zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat u zegt belangenbehartigers en instituutssubsidiëring, daar moeten we kritisch over zijn, projectsubsidiëring eventueel wel. Is dat bespreekbaar voor u?)
   Ik vind dat iedereen altijd kritisch moet zijn op subsidies. Ik denk alleen dat daaraan nog een keuze vooraf gaat. U legt nu een keuze voor die niet de mijne is. Daar ligt waarschijnlijk het probleem. Wij vinden dat de huidige structuur en partijen die nu worden voorgelegd om te worden gekort, juist overeind moeten worden gehouden. U wilt daarin snijden. Wij hopen dat u ook met ons meegaat en dat u zich realiseert dat de gevolgen voor deze partijen veel te groot zijn.
 (De heer DE GRAAF: Ter verduidelijking, het CDA heeft wat dat betreft nog geen keuze gemaakt. Wij vragen of GroenLinks daarin met ons meegaat. Is het goed om kritisch af te wegen of je een instellingssubsidie voor een belangenbehartiger wilt doen of dat je het omzet naar projectsubsidie? Geeft u daarop eens antwoord.)
(De heer ASSCHER: Is het uw stelling dat, omdat het hier om subsidies gaat die bij elkaar geen groot bedrag vormen, er dus van geen van de organisaties die nu op die lijst staat, de subsidie zou moeten worden stopgezet?) 
  Dat zeggen wij niet, het gaat ons om het bedrag. Er is een bedrag aangegeven voor de bezuinigingen en dat is uw afspraak. U volgt uw afspraak. Dat heeft grote gevolgen voor een aantal instellingen. Ik heb een aantal voorbeelden van instellingen genoemd, dat hard wordt geraakt. Wij vinden dat niet verantwoord. Op dat punt moet ervoor worden gezorgd dat het kleine bedrag dat wordt bezuinigd, kan worden teruggedraaid.
 (De heer ASSCHER: Pleit u er dan voor om geen enkele van die subsidies stop te zetten?)
(De heer VAN POELGEEST: Vrouwen voor Vrede.)
   (De heer ASSCHER: Sorry, ik stel een vraag aan de heer Van der Meer.)
  Mijnheer Van Poelgeest mag namens mij antwoorden en hij heeft een goed en passend antwoord gegeven.
 (De heer ASSCHER: Dan heb ik dat niet gehoord, misschien kunt u dat nog een keer herhalen? Welke organisaties zou u wel voor stopzetting willen voordragen?)
(De heer VAN POELGEEST: Vrouwen voor Vrede voor 9000 euro. Het probleem is dat die procedure onzorgvuldig is geweest.)
(De heer ASSCHER: U komt op dat punt met een motie neem ik aan? We moeten hierover vandaag wel beslissen.)
  Ik heb geen motie liggen op dit punt. Wij stemmen tegen. Al enige maanden ben ik van de ene verbazing in de andere gevallen. Nadat het College met het voorstel kwam om het volledige tekort van de Noord-Zuidlijn te dekken, begon het al. Al snel werd duidelijk dat de VVD de kant van haar wethouders koos en de PvdA enige ruimte wilde creëren voor die van haar. Het CDA, zonder portefeuillebelang in deze, koos een semi-middenweg. Van het volledig toevoegen aan het weerstandsvermogen, hoorden wij signalen van de VVD. Hierin was niet echt een coalitielijn te vinden. Het proces wordt nu vervolgd met de Voorjaarsnota. De PvdA neemt gelukkig een belangrijk deel van de in onze alternatieve Voorjaarsnota reeds voorgestelde plannen over, al dan niet met steun van andere coalitiepartijen. Daar zijn wij gelukkig mee. De houding van de VVD verbaast mij enigszins. De bombarie rond het Rembrandtplein heeft tot niets geleid en de harde woorden over het weerstandsvermogen tijdens de vergadering van de raadscommissie voor Financiën enz., net enigszins genuanceerd door de heer Van Straaten, zijn tot stof verworden. Niets meer vernomen van die plannen. Het CDA is een interessant verhaal. Met veel tamtam werd door de grote partijen medegedeeld, dat het van groot belang was dat het CDA in de coalitie zou stappen, daar dit voordelen zou opleveren door het directe contact met het Kabinet. Het bleek te kloppen, sindsdien horen we, niet vanuit de krant of er bezuinigingen zijn, maar rechtstreeks van de fractie van het CDA. Een interessant stel. Ik zou zeggen: stad, tel je zegeningen. Ik wil nog terugkomen op twee punten die ik net heb overgeslagen. Het eerste is dat wij een motie zullen indienen om het volledige bedrag, dat bij het programma-akkoord is voorgesteld voor Openbare Ruimte en Groen, nu al aan te vullen. Een gedeelte komt uit de incidentele financiële ruimte en een gedeelte was al door het College vastgelegd. Het andere punt is de Seniorenraad, waar wij met een voorstel zullen komen. Een en ander is reeds gezegd door de VVD. Wethouder Belliot heeft in de commissie de toezegging gedaan dat zij – in het kader van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) – de Seniorenraad incidenteel voor het komende jaar zal behouden. Wij gaan ervan uit dat dit gaat lukken. Wij zullen in dit kader dus een motie uitbrengen.
 
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
42° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Van der Meer inzake de Voorjaarsnota 2004 (compensatie GOA) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 466).
 
43° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Van der Meer inzake de Voorjaarsnota 2004 (PTA, Fonds gevolgen Vreemdelingenwet en scholieren cultuur- en sportdag) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 467).
 
44° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Van der Meer inzake de Voorjaarsnota 2004 (Openbare Ruimte en Groen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 470).
 
45° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Van der Meer inzake de Voorjaarsnota 2004 (cultuursector) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 472).
46° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Codrington en Van der Meer inzake de Voorjaarsnota 2004 (Seniorenraad) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 473).
 
  De amendementen worden terstond in behandeling genomen.
 
.......................................................................................
...........................................................
.......................................................................................
.................................................................
..............................................................

 De VOORZITTER: Dan gaan wij nu verder met de Voorjaarsnota en de Midterm Review, punt 7 en punt 8. Ik geef het woord aan mevr. Spee.
 
  Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT : Dank u, mijnheer de Voorzitter. Evenals de voorgaande partijen hebben wij ons stuk ingedeeld in twee delen. Mijn deel zal algemeen worden en dat van mijn collega De Graaf het meer financiële. Allereerst wil ik u allen meenemen naar Amsterdam, 1725. Onder de naam Le Quattro Stagioni verschijnen de eerste vier concerten uit de reeks Ilcimento de l’harmonia il infintione. Als u nu vraagt, waar heeft ze het in Godsnaam over? Ik heb het over de Vier Jaargetijden van Vivaldi. Beroemd geworden vanwege de subtiliteit, waarmee de componist in staat bleek de karakteristieken van de seizoenen uit te drukken.
  Voor ons ligt de Voorjaarsnota 2004 van de gemeente Amsterdam en de Midterm Review. Een goed moment om te bepalen of wij ons werkelijk in het voorjaar van deze collegeperiode bevinden, in de hoop en verwachting van een bloeiende zomer of in de herfst met vallende bladeren en moeten wij ons opmaken voor een strenge winter? Welke keuzes moeten wij maken om maximaal te kunnen oogsten wat wij hebben gezaaid? Het gaat om het maken van keuzes bij de Voorjaarsnota en wie niet kiest, verliest. Politiek is keuzes maken. Toegegeven, het is een open deur mijnheer de Voorzitter, maar ik kies bewust ervoor. Want juist ten tijde van een recessie met bijkomende gevolgen van koopkracht vermindering, oplopende werkloosheid en zichtbare armoede, geldt deze politieke keuze des te sterker. Bespraken wij vorig jaar de Voorjaarsnota daadwerkelijk in het voorjaar, dit jaar is het inmiddels zomer. Zo heet en lang als deze vorig jaar was, zo wisselvallig en nat is hij nu. De parallel laat zich trekken met de gemeentelijke financiën en het economische klimaat. Laten wij ons daarbij niet verleiden om onszelf groter te maken dan we zijn. De invloed die politiek Amsterdam op het economische tij heeft, is nihil. Invloed die niet verder reikt dan onze bevoegdheden. Ongefundeerde kritiek op het Kabinetsbeleid dat nu eenmaal consequenties heeft voor onze gemeente, is niet waarmee wij moeten bezig zijn, mijnheer Asscher, aanwezig of niet. Kansen grijpen die aan gemeenten worden gegeven om daar waar mogelijk en nodig, in te grijpen. Daarbij denk ik op voorhand aan de nieuwe Wet werk en bijstand (Wwb), die allerlei handvaten biedt en de Wet maatschappelijke ondersteuning, die er ook aankomt. Terug naar Den Haag. Het verwijt is nog wel eens dat Den Haag allerlei sociale oplossingen met haar bezuinigingen in de weg staat. Zo las ik dat ook terug in de verschillende partijspeeches van voorgaande jaren. Opvallend. Vooral het verwijt dat dit Kabinet geen oog zou hebben voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. Ik kan het niet nalaten de ombuigingsoperatie van een jaar geleden in herinnering te roepen. De Raad stond voor de zware opgave op iedere portefeuille 10% in te leveren. Gek genoeg bleek de 6 milj oen euro op de zorgbegroting een hamerstuk en de ombuiging op de cultuurbegroting reden om deze gedeeltelijk terug te draaien. Hoezo anticyclisch beleid, mijnheer Asscher? Het morele gelijk dat sommigen van u zich hebben aangemeten, is niet conform de werkelijkheid. Ik wil hiermee alleen maar zeggen dat iedere volksvertegenwoordiger vroeg of laat voor zware beslissingen komt te staan en daarvoor niet moet weglopen.
  Opmerkelijk vinden wij ook het interview in het blad De MUG met wethouder Aboutaleb over de wenselijkheid van ID-banen. Had zijn voorganger, wethouder Oudkerk, nog het behoud van ID- banen tot spil gemaakt van zijn onvrede jegens het Kabinet, zijn opvolger is tot een ander oordeel gekomen. Wethouder Aboutaleb zegt letterlijk: “Die ID-banen zijn geen reële banen. Ik wil er absoluut van af” . Het moet pijnlijk zijn voor de PvdA die, bij monde van zijn fractievoorzitter, Lodewijk Asscher, precies een jaar geleden nog zei dat investeren in ID-ers, investeren in werk betekende. Iets wat het Kabinet Balkenende naliet. Maar wethouder Aboutaleb wil af van deze vorm van werk. Het CDA ook, maar vreemd is het wel dat wij voornamelijk door de PvdA voor dit beleid zijn aangeslagen. Graag zou ik een reactie hebben van wethouder Aboutaleb, als hij straks weer in het College achter de banken zit, of dit nog steeds zijn uitgangspunt is.  
(De heer ASSCHER : Ik heb een vraag aan u. U bent bezig met selectief winkelen, dat is uw goed recht. Maar u zult het toch met me eens zijn dat het een goed idee is om door middel van gesubsidieerde arbeid te investeren in werk en dat de vorm waarin dit wordt gedaan, uiteindelijk ondergeschikt is aan het resultaat.)
Laat ik dan zeggen dat het resultaat moet zijn dat het idee ook wordt ingevuld, de doorstroom. Dat gebeurt niet vaak, maar het worden banen op zich.
 (De heer ASSCHER:  Ja, maar bent u het mij eens dat er uiteindelijk zou moeten worden geïnvesteerd in activering van mensen in werk en dat daarbij verschillende instrumenten mogelijk zijn?)
  Daar vinden wij elkaar, maar niet op de manier waarop ID-banen tot een soort vaste banen op allerlei plekken worden gemaakt. Als het zulke belangrijke banen zijn, moet het een reële baan worden en niet gesubsidieerd.
(De heer ASSCHER: Dan begrijp ik uw probleem niet zo goed met de uitspraak: kijk, daar hebt u mijnheer Aboutaleb ook al. Uitspraken die door de PvdA zijn gedaan op dit punt; wij pleiten ervoor om mensen te activeren, werk te scheppen, daarin te investeren. Inderdaad, anticyclisch, maar u doet daaraan mee, in plaats van zo te piepen.)
    O nee hoor, ik piep helemaal niet. Ik ben het geheel eens met wethouder Aboutaleb. Ik vraag alleen aan de PvdA of zij ook van gedachte is veranderd. We weten natuurlijk wat de standpunten zijn. Ik ben alleen zeer verheugd dat wethouder Aboutaleb het heeft gezegd. Het is een CDA-lijn. Daarmee zijn we blij. Dat is het enige punt wat ik wil maken.
(De heer ASSCHER: Maar u maakt van die MUG wel een beetje een olifant. U kent onze standpunten, u kent die van de wethouder. Wij zijn ervoor om extra te investeren in werk, ook als je daarbij banen moet subsidiëren. Dus dan moet die mug nu ophouden met piepen.)
  Die mug is niet aan het piepen, die zoemt meestal. Het punt dat ik wil maken, is dat ID-banen moeten worden gebruikt – als ze er zijn – waarvoor ze zijn bedoeld en geen permanente banen moeten worden.
(De heer VAN POELGEEST: U maakt het doorstromingscriterium tot een absoluut punt. U weet ook dat er mensen zijn die op zichzelf nuttig werk doen, maar zonder een vorm van loonkostensubsidie niet aantrekkelijk zullen zijn voor een werkgever. Is de conclusie van uw verhaal dat u tegen die mensen zegt: jammer, maar er zijn geen banen voor u?)
  Nee, dat zeg ik helemaal niet. Ik denk dat er genoeg mogelijkheden zijn om mensen sociaal te activeren, al is het niet via de ID-banen. Ik denk dat een ID-baan is bedoeld om door te stromen. Er
 
komen binnenkort handvaten – dat zal de heer Weenink zo ook toelichten – om mensen als vrijwilliger aan het werk te laten gaan. Dat is ook sociale activering.
(De heer VAN POELGEEST: Maar er zijn nu mensen die met wat loonkostensubsidie nuttig werk doen, die er zelf iets extra’s aan overhouden. Ze verdienen iets meer dan een bijstandsuitkering. Wat zegt u tegen die mensen? Mogen die dat werk blijven doen, of zegt u tegen hen: jammer, het is voorbij, uw inkomen gaat naar beneden?)
  Ik begrijp dat de heer Weenink staat te popelen om uw vraag te beantwoorden.
(De heer WEENINK: Wat er mis was met de vorige ID-banen, was dat er veel mensen werden geparkeerd. Toen de regering Balkenende één zei: dit moet afgelopen zijn, we moeten met 15% bezuinigen, was dat een enorm probleem. Maar er zijn wel 1100 ID-ers gewit. Er waren mensen die een gewone baan aankonden, maar jarenlang in het reservoir van ID-ers zaten. Daarvoor is die regeling niet bedoeld. Je ziet dat die mensen allang naar werk hadden kunnen worden toegeleid, wat niet gebeurde. Neem bijvoorbeeld klassenassistenten een directeur van de basisschool neemt ze niet in dienst, omdat het hem geld kost.)
(De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter, mijn vraag is niet beantwoord. Er zijn op dit moment mensen die met een beetje loonkostensubsidie er iets extra’s aan overhouden en wat zegt u tegen die mensen? Wat moet er met die mensen gebeuren? Kunnen ze op de plek blijven waar ze nu zitten?)
Ja.
 (De heer VAN POELGEEST: Dank u wel. Dat is grote politieke winst. Daarover komen       we vanavond nog te praten.)
Goed. Keuzes maken, ik zei het al. Bij het maken van die keuzes is de visie zowel voor de korte als de lange termijn, leidend. Wat het CDA betreft, wij moeten voor de korte termijn vooral uitvoeren wat wij hebben beloofd: meer Wibo-woningen (Wonen in een Beschermde Omgeving), bouw van de Dienst Werk en Inkomen, de Noord-Zuidlijn is al gestart, de armoedegelden moeten nog van de plank, onderhoud van scholen. Niet alleen de winsten nemen toe in deze periode, maar ook de verliezen. Geen hypotheek op de toekomst nemen. De CDA-fractie wil dat deze raadsperiode niet eindigt als de achtste symfonie van Schubert: de onvoltooide! Dat brengt mij naar de langetermijnvisie; vaak wordt gesproken van een compacte stad; dat is Amsterdam ook. Maar het CDA staat voor een complete stad, met voldoende oog voor leefbaarheid en duurzaamheid.
Ten aanzien van de Midterm Review verdient het College een groot compliment. Veel van de beloften wordt ook daadwerkelijk uitgevoerd. Met enige trots kan het CDA vaststellen dat haar verkiezingsbelofte ten aanzien van parkeerplaatsen voor verpleegsters, onderwijzers en politieagenten wordt uitgevoerd. Het zijn deze beroepsgroepen die een cruciale positie bekleden in onze samenleving. Niet alleen als het gaat om onze kinderen, maar ook in het kader van veiligheid en gezondheidszorg. Dat het College hun ook voorrang wil geven op de woningmarkt, getuigt dan ook van waardering en erkenning voor deze beroepen. Wonen in zijn algemeenheid is één van de hete hangijzers van dit College. Een extra van 16.000 woningen in deze collegeperiode. Ook hierin past het stellen van prioriteiten. Het CDA legt het accent op grotere huur- en koopwoningen voor gezinnen. Er zijn per slot van rekening genoeg woningen in de sociale woonsector. Maar de doorstroming naar een grotere huurwoning, is waaraan het schort. Een gezin met twee of meer kinderen wil nu eenmaal niet naar woonruimte van 60 vierkante meter. De stad zou er dan ook goed aan doen om de prioriteit bij de grotere huur- en koopwoningen te leggen. Anders wordt de stad er straks één van de allerrijksten en allerarmsten. Ik geef u bovendien mee dat uit onderzoek van de Dienst O+S is gebleken dat 84% van de Amsterdammers het niets blijkt te vinden dat kunstenaars worden bevoordeeld in het toewijzen van woningen.
 
De heer VAN POELGEEST: Mevr. Spee, ik heb twee vragen voor u. Volgens mij worden kunstenaars niet bevoordeeld bij het toewijzen van woningen, het gaat om ateliers. Wie gaat dan in
 
hemelsnaam – dat kwam in het verhaal van de VVD ook al naar voren – die woningen betalen? Want we hebben nog steeds een sociale en een vrije sector.
 
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Het middensegment is al eerder aan de orde geweest.
 
De heer VAN POELGEEST: Waaronder valt dat dan, volgens u? Onder de sociale sector of is dat middensegment vrije sector?
 
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Niet voor niets is dat het middensegment. Het valt er tussenin, allebei.
 
De heer VAN POELGEEST: Ja, maar u zegt net dat we moeten kiezen en dat bestaat dus niet op dit moment.
 
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: We zijn niet bezig om de stad in hokjes te verdelen. We bouwen nu voor de allerarmsten en de allerrijksten.
De heer VAN POELGEEST: Dan moet u wel aangeven waar. Wie moeten dat doen, de corporaties, vanuit een sociale geldvoorraad, of is het een kwestie van de vrije markt?
 
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Allebei. Als we de Voorjaarsnota nader bekijken, is voorzichtigheid geboden, want volgend jaar wordt de spoeling dunner. Met de bestedingsvoorstellen van het College kan de Raad – door hiermee al dan niet in te stemmen – richting geven aan zijn keuzes. Natuurlijk zijn de prioriteiten voor een ieder verschillend. Toch is er vaak wel consensus te vinden. Zeker in een stad waarbij de nood voor sommige Amsterdammers zichtbaar het hoogst is. Maar wat vindt die Amsterdammer dan van belang? Hoe kan de gemeente die vertaalslag maken? We hebben het maar eens in de bekende O+S- vorm gegoten. Burger is immers koning. Dat is zelfs vastgelegd in het collegeakkoord. De Amsterdammer blijkt vooral de sociale vraagstukken van groot belang te achten, groter nog dan veiligheidsvraagstukken. Om precies te zijn: 46% tegen 29%. Van de Amsterdammers vindt 80% het een goed idee als alcoholisten en drugsverslaafden hun uitkering krijgen in de vorm van drie maaltijden per dag en een slaapplaats. Het zijn richtingen die wij als Gemeenteraad in concreet beleid kunnen vertalen.
Dan de Voorjaarsnota en de keuzes die het College maakt in zijn voorstellen. Belangrijkste investeringskeuze was een extra reservering van 92 miljoen euro voor de Noord-Zuidlijn, op basis van de meest recente prognose. De Raad heeft inmiddels besloten tot 15 miljoen euro minder. De CDA-fractie hecht eraan ook nu nog eens het belang van de Noord-Zuidlijn voor deze stad onder de aandacht te brengen, juist met het oog op de toekomst en in het kader van leefbaarheid en duurzaamheid. Dit belang rechtvaardigt de noodzaak van een dergelijke reservering. Het College zal de CDA-fractie niet op zijn weg vinden, als het gaat om de structurele financiële ruimte voor de derde tranche programakkoordprioriteiten, evenmin als het gaat om de financiële inbedding van eerdere besluitvorming, al dan niet door aangenomen moties. Hiervoor verdient het College – ook voor deze Voorjaarsnota – een compliment. Voor de incidentele stelpost van 25 miljoen euro die het College voor zichzelf in gedachten heeft, zal de CDA-fractie – in lijn met eerdere jaren – richtinggevende voorstellen doen tot ongeveer de helft van het bedrag. Een aantal van die voorstellen is gekoppeld aan moties met anderen een aantal volgt nog. De CDA-fractie sluit zich aan bij het betoog van de heer Reuten over de keerlus bij de PTA (Passengers Terminal Amsterdam). Wij hebben geen enkel probleem met de winstafdrachtregeling van het Gemeentelijk Havenbedrijf, maar de kosten voor de keertouringterminal zien wij niet als opportuun vanuit de gemeente Amsterdam. Wij vinden dat het Gemeentelijk Havenbedrijf dat zelf moet kunnen. Met de zojuist genoemde ruimte wil het CDA de accenten verschuiven naar zorg voor de meest kwetsbaren. De concrete uitwerking hiervan in moties en amendementen zal onze financieel woordvoerder De Graaf toelichten. De maatschappelijke opvang van mensen die tussen wal en schip dreigen te vallen, dient meer aandacht te krijgen. In Amsterdam zijn hiervoor veel instellingen aan de slag, die nauwelijks over middelen beschikken. Wij denken hierbij aan Stichting Inloophuizen Amsterdam en Kerk- en Buurtwerk en dat terwijl zij een taak vervullen, die ook door de gemeente als onmisbaar wordt erkend. Met andere woorden: als deze instellingen niet meer verder kunnen, heeft de gemeente Amsterdam een groot socia al probleem. Ook het Amsterdamse Dierenasiel verdient meer financiële ondersteuning. Gezien de wettelijke taak van de gemeente voor de opvang van zwerfdieren dient deze opvang nu exploitabel te worden gebouwd. Niet in de laatste plaats omdat deze verplaatsing is veroorzaakt door ontwikkelingsplannen van de gemeente Amsterdam. Dit vergt weliswaar een grotere bijdrage van de gemeente op dit moment, maar voorkomt losse einden in de toekomst. Dat is nu precies wat wij niet willen. Het is ook om die reden dat de CDA-fractie is verheugd, dat een aantal andere subsidierelaties nu hun definitieve vorm hebben gekregen. De afgelopen jaren was het drieluik Milieucentrum Amsterdam, Hortus en Artis een steeds terugkerend thema. Deze zijn alle drie – na lang aandringen van de Raad – met extra middelen toegerust. Over de financiële gezondmaking van Artis hebben wij weliswaar onze twijfels, maar we beschouwen dit als een voldoende basis voor dit moment.
Mijnheer de Voorzitter, ik kom tot een eind. Het College ligt goed op streek met de uitvoering van het programakkoord. Ook is Amsterdam in staat om uit te voeren wat zij heeft beloofd. De CDA-fractie constateert dat de gemeente Amsterdam al met al geniet van een zwoele nazomer. We kunnen volop oogsten wat wij hebben gezaaid, maar een strenge winter ligt op de loer. Het is zaak dat wij voldoende reserves aanleggen om deze door te komen. Denk aan de Noord-Zuidlijn, het investeren in de openbare ruimte, maatschappelijke opvang. Echter, een warme winterjas voor de meest kwetsbaren is onontbeerlijk in een strenge winter. Dank u wel.
 
De heer DE GRAAF: Mijnheer de Voorzitter, als we de Voorjaarsnota nader bekijken, dan is voorzichtigheid geboden, want volgend jaar wordt de spoeling nog dunner. Tegelijkertijd heeft het College voor dit jaar nog structurele en incidentele ruimte gevonden; 98,7 miljoen euro incidenteel en 12,6 euro structureel. Voor de puristen: pagina 21.
Tjalling Halbertsma zei het al in zijn afscheidsspeech: Amsterdam is een rijke stad. Bij een financiële beschouwing horen complimenten waar die zijn verdiend en bezorgdheid waar nodig. Laat ik beginnen met de complimenten. Die gaan als eerste naar mevr. Belliot voor de private constructie die zij heeft weten af te dwingen voor het Stedelijk Museum. Laat ik u dit zeggen, mevr. Belliot: deze constructie in de cultuursector ziet het CDA graag. Hulde voor het resultaat. De Raad heeft ondanks of dankzij de ombuigingsoperatie laten zien waar haar prioriteit ligt opschonen en investeren waar nodig. Investeren in onderhoud van scholen – de berichtgeving van Het Parool vandaag baart ons wat zorgen – investeren in veiligheid, sport, armoede, milieu, woningen en gehandicapten. Niet zonder succes: de veiligheid is significant verbeterd, er ligt een ambitieuze sportnota, met de AVI West hebben we de meest milieuvriendelijke afvalverbrandingsinstallatie van Europa, de gemeente maakt werk van het volledig participeren van gehandicapten in de samenleving en Amsterdam doet zijn best om de woningproductie te verhogen. Mede met het amendeme nt van mijnheer Reuten, met 6,5 miljoen euro voor het vlottrekken van de woningbouwproductie. Zelfs het hoofdpijndossier, de nieuwe Dienst Werk en Inkomen, krijgt duidelijke contouren. Helaas gaan dergelijke operaties altijd gepaard met grote veranderingen en, voor sommige mensen, met navenante pijnlijke beslissingen en uitkomsten.
Het College heeft het vizier zuiver gericht op zijn doel; een goed functionerende organisatie waarbij oog is voor de menselijke maat en oor voor een eigen verantwoordelijkheid. De klantmanagers krijgen hierbij een duidelijke taakomschrijving en het adagium luidt dat een uitkering niet meer vanzelfsprekend is. Zo hoort het ook. Het overschot van 44 miljoen euro die het College in 2005 verwacht te kunnen inboeken op het zogenaamde I-deel, getuigt van eenzelfde overtuiging. Het CDA kiest – vanuit haar grondbeginselen – voor een overheid die oog dient te hebben voor hen die niet mee kunnen komen en streng te zijn voor hen die niet mee willen komen. Tegelijkertijd moet de Dienst Werk en Inkomen zich in de praktijk bewijzen. Voor hen die een uitkering krijgen en in staat zijn tot werk, gaat het College vrijwilligerswerk vastleggen. Dat is iets anders dan gesubsidieerde arbeid, mijnheer Van Poelgeest en mijnheer Asscher. Het kan dan ook op onze steun rekenen.
   (De heer VAN POELGEEST: Dat is nu juist mijn bezwaar.)
  Daarover zullen we het meteen nog uitgebreid hebben, bij uw voornemens denk ik. Het kan in ieder geval op onze steun rekenen. Het laat zich het best omschrijven door de stelling dat het beter is om iemand een hengel aan te reiken, dan van vis te voorzien. Het past ons als CDA in ieder geval niet om mensen maatschappelijk af te schrijven, maar om ze in te zetten. Het is de verantwoordelijkheid die we met elkaar hebben. Dat geldt natuurlijk niet voor hen die niet voor zichzelf kunnen zorgen. Dat brengt mij bij de zorgbegroting. Specifieker gezegd, de maatschappelijke opvang.
Het College ziet het belang van langere openingstijden van de gebruikersruimten niet opwegen tegen de kosten. Het CDA denkt daarover anders en wij hopen dat de Raad met een uitspraak het CDA hierbij zal ondersteunen. Het CDA zal dan ook een motie indienen die pleit voor het verruimen van openingstijden. Sterker nog, wij willen de maatschappelijke opvang in brede zin voorzien van structureel meer middelen, om precies te zijn een half miljoen euro. Zo kunnen de verschillende opvangcentra langer, gedurende de dag, open blijven. Het bezorgt de cliënten rust en de stad een adempauze. Bovendien kunnen de verschillende centra dan ook hun ruimten en sanitaire voorzieningen opknappen, want aan deze basisbehoefte ontbreekt het nog wel eens. Zo hebben dak- en thuislozen afgelopen winter aan de Bilderdijkstraat geslapen in iets wat moest doorgaan voor een huis. Wat wij daar echter aantroffen kon nog niet eens doorgaan voor een fietsenstalling en dat voor een stad met 5 miljard euro op de begroting! We zijn een rijke stad. Kort en goed, het CDA legt het accent bij de maatschappelijke opvang.
 
Naast de structurele component vraagt het CDA 2,5 miljoen euro voor het opknappen van deze opvanghuizen en extra middelen voor de opvang van tienermoeders. 
Mijnheer de Voorzitter, dan nu onze bezorgdheid. In de Voorjaarsnota is te lezen dat de uitkering via het Gemeentefonds een nadeel van 11 miljoen euro oplevert. Dat geldt ook voor de GSB III-periode (Grotestedenbeleid), waarin de sociale pijler binnen het ISV-fonds de klap dient op te vangen.
Wij dienen samen met de PvdA dan ook een motie in, om voor 10 miljoen euro dit extra verlies te compenseren. Precies een jaar geleden hield de CDA-fractie een sterk pleidooi voor het verhogen van het aantal Wibo-woningen in Amsterdam. Inderdaad, mijnheer Stadig, daar ben ik weer, voor het derde achtereenvolgende jaar kom ik weer bij u aankloppen, waar de teller staat. U heeft deze Raad vorig jaar beloofd halfjaarlijks op de hoogte te houden van de tussenstand. Ik heb echter tot op heden nog niets gehoord. Dus ben ik zelf navraag gaan doen. Volgens uw Dienst Wonen staat de teller op nog geen 5400 woningen. Verrassend is dan ook te lezen dat volgens de Rekening 2003, het aantal 5720 betreft. Wellicht dat dit een toelichting van het College kan krijgen. Het College is zeer ver in de uitvoering van het collegeakkoord. Reden te meer om nieuwe ambities te stellen. Het CDA wil het College vandaag dan ook een nieuwe meegeven. Dat is de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning die ons in 2006 tegemoet komt. Wij hebben hierover veelvuldig contact met onze Tweede Kamerfractie. Naar verluidt heeft wethouder Belliot de commissie toegezegd dat zij vóór december 2005 met een notitie zal komen, waarin zij de gevolgen van deze nieuwe wet voor Amsterdam uitwerkt. Het CDA hecht vooral aan de sociale en financiële gevolgen die dit voor onze stad zal hebben. Ook wat het College onder minimale zorg verstaat. Graag nog een mondelinge toezegging van het College over deze notitie. Ook hechten wij eraan dat de Seniorenraad wordt omgebouwd in een nieuwe, complete zorgadviesraad. Deze raad kan bijvoorbeeld gevraagd en ongevraagd adviezen verstrekken over de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning en andere zaken, die de zorg in Amsterdam betreft. In deze nieuwe adviesraad moeten ook deskundigen worden opgenomen, die kunnen adviseren over de positie van patiënten en gehandicapten. Graag horen wij van het College hoe zij hier tegenaan kijkt.
(Mevr. CODRINGTON: Ik heb op dit punt een vraag aan de CDA-fractie. Hoe ziet u dat? De Seniorenraad wordt opgeheven op 1 januari 2005. U geeft nu aan dat er in de Wet maatschappelijke ondersteuning ruimte is om een nieuwe Seniorenraad op te zetten, maar wat moet er dan in de tussentijd gebeuren? Het financiële kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning is nog niet door de Tweede Kamer aangenomen en is op dit moment nog niet duidelijk. Hoe ziet u dat?)
  Het volgende is het geval; mijn vraag aan de wethouder is of zij dit wil meenemen, om te voorkomen dat we tussen de wal en het schip raken en geen Seniorenraad en derhalve geen adviesraad hebben, voordat de Wmo is ingesteld. Voor dat punt vraag ik nu een toezegging van de wethouder. De wethouder heeft in uw commissie daar al een vorm van een belofte gedaan. Die willen wij hier nog even hard horen. Anders begrijpen we dat u met een motie komt. De CDA-fractie zal die waarschijnlijk van harte ondersteunen.
Mijnheer de Voorzitter, ook hebben wij een ander verstrekkend voorstel besproken met onze Tweede Kamerfractie, namelijk om zichzelf verwaarlozende personen die bovendien een gevaar opleveren voor de samenleving, onder dwang te laten opnemen. Ook als dat tegen de wil van de persoon zelf is. Wij beseffen dat dit ver gaat, heel ver. Maar de tijd is gekomen dat patiënten en de samenleving in bescherming worden genomen tegen structureel overlastgevende en vaak psychisch verwarde personen. De hoeveelheid overlast en criminaliteit die bijvoorbeeld de 1500 chronische harddrugsverslaafden veroorzaken, zorgt voor een onevenwichtig grote druk op de samenleving als geheel. Wij hopen dat het College ons zal steunen met ons verzoek naar Den Haag. Graag verneem ik hierover een reactie van het College.
Mijnheer de Voorzitter, omwille van de tijd motiveer ik onze motie inzake Amsterdams Burgerschap ofwel Stadsetiquette, met de opmerking dat wij daaraan veel waarde hechten. Dat hebben wij uitvoerig aan de orde gebracht in de raadscommissie voor Algemene Zaken. Mijn fractie zal ook een motie indienen om 300.000 euro hiervoor beschikbaar te stellen, om het initiatief in ieder geval wat schwung te geven, iets wat wij samen met de VVD doen.
 
Mijnheer de Voorzitter, ik sluit af met de groep die onze aandacht meer dan verdient. Ook in het kader van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, namelijk de gehandicapte Amsterdammers. Vorig jaar maakte het CDA zich al zorgen over het toenemende beroep op de Wvg en de afnemende middelen hiervoor. Wij kwamen toen met de motie-Weenink, die zorgdroeg dat wethouder Belliot, in weerwil van toenmalig wethouder Dales, toch haar reserves mocht behouden. Het CDA komt dit jaar, samen met haar coalitiepartners, met een motie van 1,5 miljoen euro, aan te wenden voor het Stimuleringsfonds Gehandicapten. Het fonds zou anders aan haar eigen succes ten onder zijn gegaan, want de middelen hiervoor zijn bijna uitgeput. Net nu er steeds meer drempels in de stad worden weggenomen, is de noodzaak hiervan des te pregnanter.
Alleen door de stad gehandicaptvriendelijk te maken, is het mogelijk om hen blijvend bij de samenleving te betrekken. Dat moet niet alleen uit woorden, maar ook uit daden blijken. Dank u wel.
 
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
47° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden Spee-Rouppe van der Voort, Flos, Meijer, Van der Meer, Kalt, Manuel, H. Bakker en Van Oudenallen inzake de Voorjaarsnota 2004 (dierenasiel) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 474).
 
48° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden De Graaf, Zati Yurdakul en Van der Burg inzake de Voorjaarsnota 2004 (opvanginstellingen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 475).
 
49° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden De Graaf en Van der Wieken-de Leeuw inzake de Voorjaarsnota 2004 (Amsterdams Burgerschap) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 476).
 
De amendementen worden terstond in behandeling genomen.
 
Mevr. ALBERTS: Het was me het jaartje wel. Twee wethouders hingen de Amsterdamse viool aan de wilgen, drie collegepartijen zagen zich voor de opdracht gesteld om hun understudy tot sterspeler om te bouwen, maar daarbij bleef het niet. De wethouders- en fractievoorzitterswisselingen hadden ook hun effect op de samenstelling van de raadscommissies. Ik zou bij handopsteken willen zien wie van de raadsleden nog woordvoerder is op de portefeuille die hij of zij kort na de verkiezingen kreeg toebedeeld. Dat valt nog mee. Maar het toch al zo kwetsbare collectieve geheugen staat – door dat zappen – flink onder druk. Twee jaar geleden werd het dualisme ingevoerd. De bedoeling was dat de Raad onafhankelijk kwam te staan van het College. In theorie een nobel streven, in de praktijk onuitvoerbaar gemaakt door het kleven aan de macht. Vooral het eerst wel en later toch maar niet meer steunen van een motie, die het College van een wethouder zou kunnen verlossen, of Amsterdam van een College, is een regelmatig terugkerende exercitie geworden. Ik hoef alleen maar de kwestie rond Stadstoezicht te noemen, of UPC. Alleen het resultaat telt. Volgens de glossy folder die de naam Midterm Review meekreeg. Volgens één van mij collega’s moet ik dat anders uitspreken.
(De heer ASSCHER: Voordat u dat zegt, een vraag voor het collectieve geheugen: welke motie bedoelde u met UPC?) 
  Mij dunkt dat daar een motie lag. Ik dacht dat er nog even zou moeten worden gekeken naar het hele gedoe van wel of niet.
(De heer ASSCHER: U beweert allerlei dingen die ik probeer te begrijpen. U suggereert daarbij dat wij, of ik neem aan dat u het over ons had, eerst wel een motie steunen en dan niet, die de wethouder naar huis zou sturen bij UPC. Maar daarvan was toch echt geen sprake.)
Ik wil het nog wel uitleggen. U weet dat er een voorstel lag om te bespreken dat wij het niet wilden accepteren, hoe er werd omgegaan rond UPC en de prijsverhogingen die door die tent werden voorgesteld. Uiteindelijk is dat debat drie weken uitgesteld en vervolgens bleek dat het verhaal alleen een juridische kwestie was. Een principiële uitspraak hebben we daarover niet gedaan. Ik snap het wel, u wilt uw wethouder verdedigen. De kwestie Stadstoezicht wil ik nog wel toelichten.
(De heer ASSCHER: Het is prima dat u uw eigen interpretatie heeft, mevr. Alberts. Maar het is niet helemaal terecht. Het is niet juist wat u hier nu allemaal roept. Dit is de SP-versie op de werkelijkheid die ik nu hoor.)
Dan ben ik blij dat ik inderdaad de SP-visie helder heb laten overkomen en dat u voor uw eigen visie staat.
Naar Stadstoezicht hebben we een onderzoek gedaan, waar iedereen uiteindelijk achterstond. Toen puntje bij paaltje kwam dat de verantwoordelijke daarover op de vingers werd getikt, bleek dat iedereen onzichtbaar was geworden. Laten we nu wel zijn. Maar goed, het resultaat telt. Glossy folder, Midterm Review, daar was ik.
Ik vond het nogal overlopen van ronkende zelfgenoegzaamheid, maar toch heb ik stiekem met het College te doen. Want wat denk ik? Ik denk dat het er zelf misschien niet meer in gelooft of het nog wel eens goed zal komen, maar dat het dat niet durft toe te geven. Die Wibo’s worden niet gebouwd, de landelijk gemiddelde CITO-score wordt niet gehaald. Ik denk dat het schrijven van die Midterm Review de schijn moest hooghouden. In de trant van: wij hebben alles onder controle, we gaan het helemaal redden, we kunnen de ellende wel degelijk aan. Kom op jongens, we redden het. Waar is uiteindelijk het hechte team gebleven dat twee jaar geleden er vol overtuiging tegenaan ging? Nog slechts na te lezen in het boekje. Want hoe staat Amsterdam er nu werkelijk voor? De cijfers zijn niet rooskleurig. Structurele ruimte voor 2005: nog slechts een kwart van wat die in 2004 was. Het ISV-fonds is vrijwel gehalveerd. Mobiliteitsfonds wordt 12 miljoen euro lager begroot ten opzichte van het vorige Meerjarenperspectief. Tot slot kun je gevoegelijk aannemen dat de bezuiniging van drie miljoen die Zalm en zijn hazenclub wil doorvoeren, om binnen de Europese drieprocentnorm te blijven, het beeld er niet beter op zal maken. Elke Amsterdammer weet dat wanneer zijn inkomen halveert, hij niet een verre reis moet boeken, een nieuwe auto moet kopen of een gloednieuwe keuken moet laten aanleggen, zeker niet één met inbouwapparatuur. Die kosten wil hij niet maken, omdat hij weet dat nu ook zijn tweede naar de middelbare school gaat, dat de oudste nog op schoolreis moet, de wasmachine moet worden vervangen. Hij kiest niet voor luxe, maar voor noodzaak. Dit College doet het anders, het houdt de façade hoog, intern wordt er beknot, opdat de buitenwereld niet mag zien dat er stront aan de knikker is. Een door de Raad aangenomen motie over de uitbreiding van gebruikersruimtes wordt niet uitgevoerd, omdat het te duur zou zijn. De uitkeringen voor daklozen en jongeren kunnen wel omlaag. Die zijn het wettelijke minimum niet waard. De mensen met een uitkering worden nog harder aangepakt. Werken zullen ze. Maar hoe, waar en voor welk bedrag? Daarover hebben we het nog wel een keer, maar we beginnen alvast met het verhogen van de boetes als ze niet precies doen wat wij willen. De subsidies aan allerhande organisaties kunnen onderuit. Het armoedebeleid kan ook nog wel wat minder. Zelfs het realiseren van een fietsverkeertuin annex rolstoelcircuit op het braakliggende tippelzonegebied wordt afgewezen.
(Wethouder ABOUTALEB: Waar leest u dat het College het wettelijke minimum aanpakt, want dat is namelijk het wettelijke minimum. Wij zijn wethouders en dienen de wet te handhaven. Waar staat dat?)
  De uitkeringen voor daklozen en jongeren konden toch omlaag?
  (Wethouder ABOUTALEB: Waar leest u dat het wettelijke minimum wordt aangetast?)
Dat heb ik niet gezegd, ze zijn het wettelijke minimum niet waard.
  (Wethouder ABOUTALEB: Dat is impliciet.)
  U heeft dat toch voorgesteld of niet? Als dat niet zo is, dan neem ik het onmiddellijk terug. De wethouder wilde niets doen aan de uitkering voor daklozen en jongeren. Dat vind ik prima.
(Wethouder ABOUTALEB: Ik heb nimmer gezegd dat het wettelijke minimum zou worden aangetast. Dat kan ook niet, want het is het wettelijke minimum. Wij hebben in deze Raad gesproken over de toeslagen en die behoren niet tot het wettelijke minimum.)
Mijn collega beweert dat het niet waar is, die zal dus straks op het moment dat het ter sprake komt, nog wat langer erover doorgaan. De gevolgen voor de sociale cohesie van de stad, leefbaarheid, integratie; ach, dat zien we dan wel weer. Maar voor 400.000 euro gaan we wel een glimmende stemcomputer aanschaffen. In navolging – denk ik dan maar weer – van de Franse Lodewijken die onbetaalbare oorlogen voerden en even onbetaalbare paleizen lieten bouwen. Ze zeiden tot meerdere eer en glorie van Frankrijk: we bouwen de Noord-Zuidlijn tot meerdere eer en glorie van Amsterdam. Die Fransen die hebben daar nog wel wat achter toegevoegd: na ons de zondvloed. Op zijn Frans: après nous le d’eluge. Maar goed, dit College mag de oppositiepartijen dankbaar zijn. Zelf is het niet in staat gebleken de verkeerde zuinigheid overboord te zetten.
Overigens hoop ik van ganser harte dat de collegepartijen net zo geschrokken zijn van de cijfers en plannen en ik nodig ze dan ook uit om de oppositievoorstellen vooral te steunen. Ik kom dan bij de voorstellen die de SP doet. Het paste allemaal in één motie. Dat komt omdat wij op hoofdlijnen, dingen hebben aangegeven. Wij zijn van mening dat een betrokken overheid vooral moet investeren in de mensen die het hardst worden getroffen door de economische recessie. Wij stellen dan ook voor, om de vrije besteedbare bedragen uit de Voorjaarsnota voor dat doel in te zetten. Ik ga een paar voorbeelden noemen, maar die zijn niet uitputtelijk. Het afschaffen van de eigen bijdrage voor bijzondere bijstand, het terugdraaien van de verhoging van de hondenbelasting of het opvangen van het wegvallen van de ID-banen. Verder stellen wij voor – dat is een ander bedrag dan u eerder heeft gehoord – de onnodige bedrijfsreserves van de NV Verzekeringsbedrijf Groot Amsterdam aan de Amsterdammers te besteden en ze niet op de plank te laten liggen. Verder vinden wij dat de toeristenbelasting omhoog …
(Wethouder HUFFNAGEL: Daarover heeft u een brief gehad. Ik vind het  opmerkelijk dat u daarmee nu weer terugkomt.)
Ja, daarover hebben wij een brief gehad. Daar komen wij nu onmiddellijk op terug, om te zeggen dat wat er in die brief staat, klinkklare onzin was en degene die daarvan verstand had – de instanties die u citeert – rolden zo ongeveer onder de tafel van de lach dat u dit had opgeschreven. We zullen het toelichten, voor het geval u misschien te hoog van de toren blaast. Dan wil ik terugkomen op de vorige raadsvergadering, waarin is besloten om de adviesraden op te heffen. Bij dat debat heb ik onze motie ingetrokken, omdat de wethouder een toezegging had gedaan iets aan de Seniorenraad te doen. De brief van de wethouder naar aanleiding van het debat en de bespreking in de commissie, hebben mij doen besluiten om deze motie opnieuw in te dienen. Ik kan me voorstellen dat we – gaande de vergadering – nog even gaan kijken, want GroenLinks heeft ook een motie neergelegd. Tot slot wil ik uw aandacht vragen voor het volgende. Sommigen hebben er al iets over gezegd, de Wet op de maatschappelijke ondersteuning. Voor de niet ingewijden, de afkorting is Wmo. Die wet zal een ramp worden voor alle mensen die afhankelijk zijn van zorg, hulpmiddelen, woningaanpassing, vervoer, huishoudelijke hulp, noem maar op. Een deel van de vergoedingen die nu nog door de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) worden gedaan, de hele Wvg, de Welzijnswet wordt samengevoegd in één Wmo. Maar, pas op! Met die nieuwe wet verdwijnt het recht op zorg en wordt verdere privatisering van de zorg beoogd. Degenen die dat hebben bedacht: strafwerk, zou ik zeggen. Wij moeten ons met hand en tand ertegen verzetten dat die wet komt. Ik vraag aan de Raad daarover een uitspraak te doen, zodat het College namens Amsterdam aan zowel de Tweede Kamer als het Kabinet kan laten weten dat Amsterdam tegen de invoering van de Wmo is. Ik heb namelijk uit verschillende gesprekken begrepen, dat men er al vanuit gaat dat de wet er komt. Daarover wordt nog beslist in de Tweede Kamer en ik denk dat wij duidelijk kunnen maken, dat het een slecht idee is om die wet in te voeren. Dank u wel, mijnheer de Voorzitter.
 
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
50° Motie van 7 juli 2004 van de raadsleden Alberts, J.L. Bakker, Meijer en Paquay inzake de Voorjaarsnota 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 477).
 
51° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Alberts inzake de Voorjaarsnota 2004 (adviesraden) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 478).
 
52° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Alberts inzake de Voorjaarsnota 2004 (Wmo) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 479).
 
De moties worden terstond in behandeling genomen.
Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter, voor de goede orde, het blijkt dat drie keer controleren soms een probleem oplevert. In motie nr. 477 moet 2006 worden vervangen door 2005.
 
De VOORZITTER: Waarvan akte. Het woord is nu aan mevr. Bruines.
 
Mevr. BRUINES: Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. D66 wordt meer tevreden over de inrichting van de begrotingscyclus. In de vorige raadsvergadering is wat ons betreft een discussie gevoerd over het Rekeningsresultaat 2003, zowel inhoudelijk als financieel. Nu spreken wij over de beschikbare financiële ruimte, de mogelijk gewenste invulling daarvan. Op hoofdlijnen.
Vandaag zijn we aan motie nr. 476 bezig en zien we dat er moties worden ingediend die naar mijn smaak begrotingsmoties zijn, maar ik moet toegeven dat ik er misschien ook twee heb die van dien aard zijn. Ik zei net tegen de collega’s dat we ons erover moeten beraden of dit wel de hoofdlijnen zijn, zoals we erover willen spreken. Het is in ieder geval duaal. Vooral de coalitiepartijen hebben zich – qua aantallen – van hun beste kant laten zien. Ik zag het College ook af en toe een beetje verstoord kijken, dus met het dualisme gaat het, wat dat betreft, goed.
Mijnheer de Voorzitter, eerst heeft het ons verbaasd – want we hebben drie weken geleden over de rekening gesproken – dat de Voorjaarsnota zoals geagendeerd, niet in die zin was aangepast aan het door de Raad genomen besluit. Maar goed, met de motie erbij konden we zelf de berekeningen even maken. Voor de helderheid: we spreken over een beschikbare vrije ruimte van 2,5 miljoen euro structureel en 15,14 miljoen euro incidenteel, exclusief de door de het College voorgestelde posten die ten laste komen van de vrije ruimte, waaronder een deel vrij besteedbaar, of in te vullen richting begrotingsbehandeling. Wat ons betreft – met name waar het gaat om die 15 miljoen euro incidenteel, maar ook die 2,5 miljoen euro structureel wordt dat ook betrokken bij de voorstellen en de gedachten die bij de Raad leven. Nu is er dan de opgave om een mooi voorstel te maken, richting begroting. Ten tweede, mijnheer de Voorzitter, wordt de ruimte mede bepaald door het inboeken van voorgenomen bezuinigingen. Het College wijst erop dat de ruimte pas beschikbaar is, als de ombuigingen worden gerealiseerd. Wij gaan ervan uit dat dit gebeurt, anders kunnen we nu ophouden met praten. Waar – om welke reden dan ook – ombuigingen door de Raad als niet opportuun worden geacht, zal de Raad daarbij ook zelf dekking moeten geven. Dat zullen wij straks ook doen. Een derde punt is de onzekerheid ten aanzien van aankomende rijksbezuinigingen. Met alle onzekerheden die het met zich meebrengt, zijn wij van mening dat het College zo goed als mogelijk – op dit moment hiermee in de berekening, zoals u dat aan ons heeft gepresenteerd – rekening heeft gehouden. De wijze waarop de ombuigings-maatregelen op het apparaat momenteel worden ingezet, waarvan wij onlangs een presentatie hebben gekregen, vindt D66 een goed voorbeeld van een combinatie van vernieuwing, bezuiniging en efficiencyvergroting. Onze steun, bij het voortzetten van die voorgenomen lijn, heeft u. Wij zijn er niet tegen om, wanneer dat aan de orde is, ook de discussie over de taakverdeling tussen de centrale stad en stadsdelen te voeren. Alleen al omdat blijkt dat een vlotte besteding van de toegekende middelen wordt geblokkeerd door de wijze waarop het bestuurlijk stelsel is ingericht. We hebben voorbeelden daarvan bij de rekening gezien van onderwijsgebouwen, sportaccommodaties en zo zijn er nog wel een paar. We zullen ook binnenkort – ten aanzien van de komende Wmo – de discussie over het bestuurlijk stelsel moeten voeren, maar ook ten aanzien van de standaardisering die op sommige terreinen onontkoombaar is. In het algemeen geldt: je kunt geld niet uitgeven, voordat je het hebt of je het hebt verdiend. D66 vraagt het College binnen alle beleidsterreinen – maar zeker in de ruimtelijke sector – alle creativiteit en slimheid aan te wenden ten aanzien van planning en timing, maar ook oog te hebben voor het verdienende vermogen binnen bestaande begrotingen.
Mijnheer de Voorzitter, D66 kan zich goed vinden in de activiteiten die het College vaak samen met andere grote steden onderneemt, om Kabinet en Kamer duidelijk te maken dat sommige rijksbezuinigingen in grote steden dubbel zo hard aankomen. Ook wij blijven dat via de politieke lijn onder de aandacht brengen, mijnheer Asscher. Voorts maken wij ons ook zorgen over een aantal ontwikkelingen, dat meer of minder samenhangt met de economie. De financiële ontwikkeling van de grondproductie, zoals u dat zelf ook in de Voorjaarsnota aangeeft, maar ook het teruglopende toerisme, congresverblijf. Het vergt van ons allen veel creativiteit en denkvermogen. Ik ga over naar de bestedingsvoorstellen. D66 kan zich vinden in twee uitgangspunten van het College. Wat betreft de programakkoordprioriteiten: blijven kijken naar noodzakelijkheid en moment van uitgave. De manier waarop u dat voorstelt, kan op onze instemming rekenen. Ten tweede, dat het niet gewenst is om met gemeentelijke middelen rijksbezuinigingen te compenseren. Ook dat uitgangspunt delen wij. Ik wil het College – naar aanleiding van de inbreng van de Partij van de Arbeid – het volgende vragen: de PvdA stelt voor om 10 miljoen euro aan het ISV toe te voegen en nog een bepaald bedrag voor het vlottrekken van de woningbouwproductie. Ik wil graag van het College weten of het die overwegingen die men daarbij heeft, ook deelt. Als dat zo is, waarom u in uw voorstellen niet hebt opgenomen, dat het noodzakelijk is om daarvoor meer geld ter beschikking te stellen. Dat wilde ik graag horen, ook in het kader van de beoordeling van de moties.
Ik hoor net dat wethouder Stadig overweegt om naar 20% sociale woningbouw te gaan. Kan dat daarmee iets te maken hebben? Ik doel dan op het mogelijk verdienend vermogen dat dit met zich meebrengt.
Mijnheer de Voorzitter, wat betreft de voorstellen van het College ter uitvoering van die moties; wij zijn blij dat het Milieucentrum, de Hortus en Artis hiermee zijn geregeld. Ik wil één opmerking maken over het punt waar het de begroting van de Griffie betreft. Een jaar geleden heeft de burgemeester toegezegd – dat was bij de begroting volgens mij – om in het voorjaar met een uitgewerkt voorstel terzake te komen. Dat ligt er nog niet. Ik hoop dat u in staat bent om dat in ieder geval, vóór de volgende begroting, op een uitgebreide en goede manier te doen. Onze inzet was dat al die posten, die min of meer verscholen binnen de posten van de Bestuursdienst waren opgenomen, nu duidelijk herkenbaar konden worden overgebracht naar de begroting van de Griffie.
Mijnheer de Voorzitter, met alle ingewikkeldheden, problemen en moeilijkheden waarvoor wij met zijn allen staan, wordt een grote creativiteit van stad en stadsbestuur gevergd. De omstandigheden dwingen ons meer dan ooit, om te investeren met aandacht en/of met geld, in die zaken die op langere termijn de meeste kansen bieden op werkgelegenheid in deze stad in vele soorten en maten. Werkgelegenheid die kan blijven bestaan, die beklijft op economische groei en ontwikkeling. Wat D66 betreft, is het nu meer dan ooit van belang, om de sterke punten die deze stad en haar regio te bieden heeft, optimaal de gelegenheid tot ontwikkeling te geven en aan te sporen tot verdere ontwikkeling en vernieuwing.
Inderdaad, het concept van de creatieve kennisstad spreekt ons zeer aan. Ik zeg nu alvast dat we moeten oppassen dat dit geen kretologie wordt en dat het zaak is om het zo snel mogelijk met elkaar eens te zijn, waarover we het dan precies hebben. Ik ben ook blij dat andere partijen ons voorstel hebben gevolgd om op 1 september in de Gemeenteraad daarover uitgebreid van gedachten te wisselen. Wat ons betreft gaat het om een concreet en een gelijk gericht beleid op het gebied van wonen, werken, leren en ontspanning. Dat betekent fysieke ruimte voor kennisontwikkeling, experimenten, creativiteit. Dus doorgaan en het wellicht verbreden van het broedplaatsenbeleid, heroriëntatie op het huisvestingsbeleid. Wat D66 betreft, nog meer inzetten op middenklasse huur- en koopwoningen en eventueel een heroriëntatie op het percentage sociale woningbouw bij nieuwbouw. Wij zetten ook in op de lijn die er nu ligt op de herinrichting van bestaande gebieden; het splitsen, het samenvoegen enzovoorts. Het maken van veel sociale woningbouw is over het algemeen duurder, dan het maken van minder sociale woningbouw en meer middenklasse woningbouw. Waar het ons om gaat, zijn de argumenten die zowel door de VVD en het CDA hier op tafel zijn gelegd. In die zin heb ik geen reden om dat opnieuw te gaan herhalen. Waar het om gaat als we naar deze stad kijken, merken we dat een belangrijke groep in deze stad onvoldoende aan zijn trekken komt. Er zal altijd een deel naar andere gemeenten gaan, omdat men een grote tuin wil hebben. Ik denk dat we het met elkaar eens moeten zijn – cijfers en onderzoek geven dat ook aan – dat er een enorme vraag is naar woningen in de iets duurdere of middenklasse huur en koop, niet alleen sociaal en dat het ook een mogelijkheid is om de doorstroming binnen de sociale sector, eindelijk eens op gang te brengen.
(De heer REUTEN: We gaan er nu nog een keer over praten, maar u gaat er dus a priori vanuit dat iedereen die bijdraagt aan het creatieve milieu in Amsterdam, blijkbaar een huis wil en kan kopen. Waarom gaat u daarvan uit? Ik ken bijvoorbeeld mensen die nu
 
gekraakt op de ABM (Amsterdamse Burgermonitor) zitten, die een bijdrage leveren aan het creatieve klimaat van deze stad. Die kunnen en willen niet kopen.)
  Nee, u heeft mij dan ook niet goed begrepen. U heeft mij dat ook niet horen zeggen.
(De heer REUTEN: U doet automatisch: de creatieve klasse is geen sociaal, maar koop.   Dat was net uw redenering.)
Nee, dat was mijn redenering niet. U heeft blijkbaar de behoefte om alles zeer zwart-wit neer te zetten. Ik probeer in een genuanceerde redenering aan te geven dat er nog steeds een gebrek is aan middenklasse woningen, er veel mensen zijn die het kunnen betalen om door te stromen, die dat niet doen. Op het moment dat die meer gaan verdienen en het wel kunnen betalen, hoeven die dan niet – zoals nu het geval is – in de goedkope woningen te blijven zitten, maar kunnen zij doorstromen naar een woning die beter bij ze past.Wij denken dat wellicht een deel van die mensen, in de creatieve industrie, aan de universiteit, op allerlei andere gebieden in de economie van deze stad, een rol kunnen spelen.
(De heer REUTEN: U roept een beeld op dat er nog steeds massa’s sociale woningen worden gebouwd, maar dat is niet zo. De norm zou 30% moeten zijn, het is iets lager, maar het zijn dus geen massa’s. De andere 70% gaat in het segment zitten dat u wilt. Wat dat betreft heeft u uw zin. Verder, dat weet u ook, wat misschien wel een belangrijke bijdrage is aan het creatieve klimaat, zijn nu misschien net die mensen die scheef wonen, maar iets meer te besteden hebben, die helemaal geen zin hebben om een woning te kopen. Misschien zouden ze dat wel kunnen betalen, als het per se moet.)
Toch denk ik dat het voor de uiteindelijke toekomst van de stad belangrijk is dat die doorstromen. Ik heb het ook niet per definitie over duurdere woningen. Voordat we hier nu met elkaar het gehele huisvestingsbeleid gaan doorspreken, ben ik al mijn spreektijd kwijt en is dit niet het moment daarvoor. Ik wil daarover graag op een ander moment uitgebreid met u van gedachten wisselen. Dit is onze opvatting en wij zijn overigens niet de enige die dat zo vinden. Maar ook onderwijs, mijnheer de Voorzitter.
Vernieuwing van het onderwijs, mede middels de vele mogelijkheden die onze nieuwe media en ICT bieden. Dat kan naar onze mening veel beter en veel meer dan het CIAO-programma (Computers in het Amsterdamse Onderwijs) nu biedt. Wij hopen op een snelle aansluiting, op een breedbandige symmetrisch netwerk. Het werkbezoek dat de raadscommissie voor Verkeer enz. aan Londen heeft gebracht, leverde wat dat betreft een aantal inspirerende voorbeelden. Het is ook bij uitstek sociaal beleid, waar het gaat om tegengaan van schooluitval: om kinderen die niet mee kunnen doen toch een onderwijsprogramma aan te bieden, gezamenlijke projecten van verschillende soorten scholen, zwarte en witte scholen dichterbij elkaar enzovoorts. Wij hebben daarover een motie. Verder is het van groot belang, mijnheer de Voorzitter, dat er aandacht is voor toepassingen, bewegende beelden, mogelijkheden van video in alle beleidsterreinen die niet per definitie geld kosten, maar vooral vaak een andere inzet en een gebruikmaken van mensen, die hiervan verstand en ideeën over hebben. Wij hopen dat ook binnen het gemeentelijke apparaat en de dienstverlening, maar ook in de verschillende sectoren, zoals de zorg, het onderwijs, veel meer en creatief wordt nagedacht.
Mijnheer de Voorzitter, D66 komt met een voorstel over het aanvullende taalonderwijs en zal daarover binnenkort een notitie uitbrengen. Wat betreft ontspanning gaat het ons om ruim baan aan kunst en cultuureducatie, maar ook techniek in en buiten de school; voorts de verdere ontwikkeling van de Brede School, vernieuwing en verbetering van de kinderopvang, toegankelijkheid daarvan, stimuleren van talent, op welk gebied maar ook.
De houding ‘top en talent redden zichzelf wel’ onderschrijven wij niet. Het bieden van ruimte aan nieuw en innoverend bedrijfsleven. Een boeiende discussie tussen de makelaarswereld en onze wethouder Economische Zaken kunnen we deze dagen in de media volgen.
Mijnheer de Voorzitter, samen met de kunst- en de uitgaanswereld zal moeten worden gewerkt aan een vernieuwend en boeiend kunst- en uitgaansleven.
Tot slot blijft voor ons natuurlandschap en recreatie dichtbij huis van groot belang. Uiteindelijk gaat het erom dat we in staat zijn om als stad en stadsbestuur trots te zijn op alles wat er in deze stad gebeurt en dat ook durven uitstralen, verkondigen en de ruimte geven. Wat ons betreft mag de citymarketing een onsje erbij krijgen. Een aantal punten wil D66 heel precies aan de orde stellen en daarover zullen we amendementen indienen. De kunst en cultuur. Adviezen zijn er van de Amsterdamse Kunstraad en de Raad voor Cultuur voor het komende Kunstenplan en de Cultuurnota, en de situatie ziet er voor Amsterdam zeer zorgelijk uit. Niet alleen de voorgenomen Amsterdamse bezuiniging van 4 miljoen euro structureel, maar ook een overgroot deel van de rijksbezuinigingen komt terecht bij de Amsterdamse instellingen. Dit terwijl de toegenomen wet- en regelgeving, het verdwijnen van ID-banen, de vaste kosten voor instellingen alleen maar toenemen. De variabele kosten en de programmering wordt ernstig krapper, laat staan dat er nog ruimte is voor vernieuwing. Wij voorzien dat we er in het najaar niet aan ontkomen, om extra financiële ruimte te bieden. Wij herhalen bij deze onze stellingname van vorig jaar: geen bezuiniging op kunst en cultuur. Wij zullen daarover een motie indienen.
(De heer VAN POELGEEST: Eén ding. In uw opsomming zaten ook de ID-banen. Betekent uw stellingname ook dat u die banen voor die sector in ieder geval wilt behouden?)
U weet dat een aantal instellingen in extra grote problemen komt dan anderen, omdat zij voor een groot gedeelte afhankelijk is van ID-banen. Wij zijn het grotendeels eens met de ontwikkeling zoals het met de ID-banen gaat. Dat betekent wel dat als je met elkaar vindt dat die instellingen – waarbij we met zijn allen hebben gezeten, dat het zo heeft kunnen groeien dat men een normale baan heeft kunnen invullen met een gesubsidieerde baan – wilt laten bestaan, je op één of andere manier boter bij de vis zult moeten geven.
 (De heer VAN POELGEEST: Geldt dat ook voor de klassenassistenten?)
Voorzover het op die manier aan de orde is, denk ik dat we daarover goed moeten nadenken, ja.
(De heer VAN POELGEEST : U weet wat het beslag daarvan is op de begroting van 77 miljoen euro.)
 
De VOORZITTER: Ik zit ondertussen ook naar de tijd te kijken. Ik zou ervoor voelen om de eerste termijn van de Voorjaarsnota af te maken. Het betekent dat wij over half vijf heengaan, want degenen die nog aan het woord komen, moeten hun tijd kunnen nemen. Ik zou daarom willen voorstellen om het aantal interrupties te beperken, als u dat goedvindt. Ik zou mevr. Bruines willen vragen om de zaak af te ronden.
 
Mevr. BRUINES: Groen in en om de stad is belangrijk. Binnenkort moeten we besluiten over de verdere invulling van de Westrandscheg. We verzoeken het College om daarvoor ook in zijn plannen voor de begroting rekening te houden met de maatschappelijke inrichting van de Westrandweg.
Mijnheer de Voorzitter, u krijgt van mij een aantal moties ten aanzien van voortzetting en verbreding van het broedplaatsenbeleid, citymarketing, onderwijsvernieuwing met ICT-breedband en een laatste: bezuinigingen op de subsidies.
D66 is ontevreden over de aanpak en voorstellen op de kleinere gesubsidieerde instellingen. Er was vorig jaar gevraagd om een duidelijk inhoudelijk afwegingskader, dat met de Raad zou worden besproken. Er was toegezegd dat er met instellingen gesproken zou worden over een andere aanpak, mogelijkheden die zij zouden zien, mogelijkheden tot samenwerking. Dat is niet gebeurd. Tot gisteren kregen wij nadere brieven van het College. U legt nu keuzes bij ons neer, die wij niet kunnen verantwoorden en die wij niet kunnen uitleggen aan de desbetreffende instellingen. Of het nu gaat om Joods Maatschappelijk Werk, de Stichting Zeemans Welvaren, Scouting, andere voorbeelden die ook door anderen zijn genoemd. U kunt niet aan ons vragen om aan deze mensen uit te leggen dat het werk dat zij doen, geen gemeentelijke prioriteit heeft en niet belangrijk is voor de samenhang van deze stad. Kortom, u laat ons geen keuze dan u terug te sturen en uw huiswerk opnieuw te doen. Ik heb daarvoor een motie en het geplande te bezuinigen bedrag voor 2005 zullen wij nu incidenteel moeten dekken uit de incidentele begroting. Ik verzoek u in het najaar met beargumenteerde voorstellen te komen, nadat u ook met de desbetreffende instellingen heeft gesproken over mogelijkheden in de toekomst. Tot slot, de Midterm Review. U vraagt ons om in te stemmen met een aantal onderwerpen voor prestatiemeting. Wij kunnen daarmee op dit moment instemmen, onder de waarschuwing dat het middel niet het doel moet worden en de bureaucratie niet onnodig toeneemt. Ik dank u wel.
 
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
53° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Zafer Yurdakul inzake de Voorjaarsnota 2004 (taalonderwijs) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 480).
 
54° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Zafer Yurdakul inzake de Voorjaarsnota 2004 (citymarketing) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 481).
 
55° Motie van 7 juli 2004 van de raadsleden Bruines, Zafer Yurdakul en Manuel inzake de Voorjaarsnota 2004 (breedbandig symmetrisch netwerk scholen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 482).
 
56° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Bruines inzake de Voorjaarsnota 2004 (subsidies) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 483).
 
57° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Bruines inzake de Voorjaarsnota 2004 (Kunstenplan) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 484).
 
58° Motie van 7 juli 2004 van de raadsleden Manuel en Bruines inzake de Voorjaarsnota 2004 (broedplaatsen) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 485).
 
De moties en het amendement worden terstond in behandeling genomen.
 
De heer H.H.G. BAKKER: Vandaag hebben we allemaal gehoord dat het niet goed gaat in Amsterdam. Het Rijk wil niet genoeg betalen. Selectief winkelen, noemde mijnheer Asscher dit verhaal. Maar een goede ondernemer weet dat hij in goede tijden reserves moet opbouwen voor de wat slechtere tijden. Het zou dus aangeven dat we in goede tijden te weinig geld hebben gereserveerd voor de slechte tijden.
De Amsterdamse Burgermonitor geeft aan dat de politiek niet wil luisteren naar de bevolking, terwijl erover wordt gesproken hoe we de burger dichterbij de politiek kunnen betrekken. Dat kan maar op één manier: door te luisteren naar de Amsterdammer, waar problemen liggen en daaraan wat te doen. Veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven. Mensen worden op kosten gejaagd, reinigingsrechten gaan omhoog, maar de straten worden er niet schoner op. Mensen moeten meer betalen voor de dienstverlening, maar is de dienstverlening ook adequater tegenwoordig? Het antwoord is helaas: nee.
Met betrekking tot wat is verteld over het woon-werkverkeer met betrekking tot Almere, kan ik me nog een uitspraak herinneren van mijnheer Jan Schaeffer: “In gelul kun je niet wonen”. Het klopt. We voeren veel discussies over de woningbouw en het blijft stagneren. Echter, de mensen die in Amsterdam plaats hebben gemaakt om te verhuizen naar Almere en Lelystad, worden nu geconfronteerd met extra kosten voor de auto om zich te vervoeren naar Amsterdam. Om ruimte te maken voor de andere Amsterdammers, worden ze gestraft door het beleid wat thans is ingezet.
Dan kom ik nog even terug op een stukje van de VVD. De VVD kondigde vandaag aan dat ze moeite hebben om vrijwilligers te vinden voor sportverenigingen. Ik ben op diverse locaties met de VVD geweest en heb inmiddels begrepen dat het probleem wordt opgelost door de heer Goring. Hij ziet op ieder sportcomplex of tuincomplex liever een flat staan. De wethouder gaf het vandaag al aan, er wordt gesmeten met geld. Mijnheer Olij riep net dat het geld op is. Wat heeft het – voor de fractie van Leefbaar Amsterdam – nog voor nut om moties in te dienen als er niets meer te verdelen valt en de koek al op is? Desondanks zal ik toch een motie indienen over het Zeemanshuis in de Amsterdamse haven. Amsterdam zou de primeur hebben om een zeemanshuis te sluiten. Ik vraag u dan ook, ondanks het feit dat ik weet dat ik op de zaken vooruitloop, om aandacht te hebben voor dit Zeemanshuis.
De sociale opvang, de begeleiding et cetera. Het gaat veelal om mensen uit arme landen, die niet het ritje van de boot naar de stad kunnen maken, waar het Zeemanshuis nog enigszins zorgt voor opvang. Wij hebben een tramhokje voor een trambestuurder, een bushokje voor een buschauffeur. Mijnheer Van der Horst roept altijd dat de haven je van het is. Dan vind ik ook dat wij als Gemeenteraad
 
moeten zorgen dat je voor mensen die hier komen werken, voorzieningen moet treffen, zodat deze mensen noemenswaardig hier aan land kunnen gaan.
Tot slot zullen wij een korte terugblik geven, zoals vandaag wordt gezegd, hoe de Amsterdammer en niet de politiek, tegen bepaalde zaken aankijkt. Ik vraag u om goed te luisteren, dan zullen we volgend jaar in de Burgermonitor terugvinden dat de bevolking wel degelijk serieus wordt genomen en dat er naar hen wordt geluisterd. Overigens, mijnheer de Voorzitter, om even me tot u te richten, er stond ook in de Burgermonitor dat juist om de bevolking dichterbij de politiek te brengen, de stadsdelen averechts werken. Ter uwer informatie.
De Voorjaarsnota. Woorden, woorden. Woensdag, gehaktdag. Maar waarom eigenlijk gehaktdag? De slager is inmiddels vertrokken en het College is uitermate positief over de behaalde resultaten. De fractie van Leefbaar Amsterdam moet echter constateren dat het geen rozengeur en maneschijn is, maar kommer en kwel. De ene wethouder is uitermate positief over bijvoorbeeld de Rekeningencommissie, over mevr. Salomons, onze Nationale Ombudsman. De andere krijgt gedachten, zoals mijnheer Stadig, van de Zaanse verhoormethode. Hij beroept zich nog net niet op zijn zwijgrecht. De andere wethouder speelt in de hoedanigheid van El Sharaf: ontkennen dat er iets aan de hand is en uitermate positief blijven. Maar geachte raadsleden, het moet transparanter. Ongeveer net zo transparant als een dichtgeschilderd raam. Een ombuigingsoperatie van 150 miljoen euro moet verlichting geven. Helaas heeft de fractie moeten constateren dat het geld dat is bespaard, nog sneller is uitgegeven om problemen op te lossen.
Tot slot, zal ik mij richten tot diverse wethouders. Ik begin bij de burgemeester, mijnheer Cohen. Mijnheer Cohen zag de Rekeningencommissie niet zo zitten. Ze stelde, net zoals Leefbaar Amsterdam, veel vragen. Toch willen wij graag van de burgemeester weten hoe hij de doelstellingen – wat betreft personeel en organisatie – denkt te halen. Hoe zit het bijvoorbeeld met de evaluatie van de stadsdelen? Vindt de burgemeester het niet eens tijd om deze te evalueren, zodat de dienstverlening ten opzichte van de Amsterdammers wordt verbeterd? Veel stadsdelen dijen fors uit en nemen veelal duur gedetacheerd personeel aan. Vaak ontbreekt de kennis en moet men zich beroepen op duur ingewonnen advies, wat overigens vaak leidt tot nog hogere kosten.
Mijnheer Aboutaleb, de fractie van Leefbaar Amsterdam maakt zich ernstige zorgen wat betreft de Sociale Dienst. Het huidige plan DWI (Dienst Werk en Inkomen) zal zeer moeilijk te realiseren zijn in een neergaande economie. Toen de tijd er was van een goede economie en volop banen, heeft men verzaakt in te grijpen. In een neergaande economie wordt dat moeilijk, daar werkgevers onder grote druk staan vanwege allerlei kosten, slechte omzetten, waardoor zij nauwelijks zijn gemotiveerd, extra personeel aan te trekken. Bovendien blijkt uit de cijfers dat het aantal werklozen fors zal gaan stijgen in Amsterdam. Ook de afhandeling van de zogenaamde ID-banen baart de fractie zorgen, daar er fors moet worden ingeleverd en mensen van 117,5% van het minimuminkomen teruggaan naar 87%, middels wurgcontracten. Groot vertrouwen hadden deze mensen in de nieuwe opzet van de DWI. Echter, thans hebben zij het gevoel dat zij te maken hebben met Ali Baba en de veertig rovers.
Mevr. Maij, ook in deze portefeuille ziet de fractie van Leefbaar Amsterdam helaas geen zonneschijn. Helaas moeten wij constateren dat de gemeentelijke privatiseringen geen geld opleveren, maar kosten om er vanaf te komen. De Dienst Stadstoezicht kost de gemeente veel geld. Probeer dat maar eens uit te leggen aan de Amsterdammers die zich blauw betalen aan het parkeerbeleid.
Ook het GVB (Gemeentevervoerbedrijf) baart de fractie zorgen. Wat gaat er gebeuren? Wat zijn de gevolgen voor het personeel? Hoe zijn de kansen bij een eventuele aanbesteding? Graag vernemen wij van de wethouder hoe het zit met het reciprociteitbeginsel. Het komt uit uw eigen stukken. Ook de Combino baart de fractie zorgen. Wat zullen de kosten voor de gemeente zijn, hoe zit het met de garantie? Is het twee of dertig jaar? Kortom, de fractie van Leefbaar Amsterdam wil duidelijkheid en geen PR-verhaal.
Mijnheer Stadig, even voor de duidelijkheid. Alles wat u zegt kan tegen u worden gebruikt. Als u zich wilt laten bijstaan door een advocaat, staan we dat toe. Ook mag u zich beroepen – in dit geval – op uw zwijgrecht. De fractie van Leefbaar Amsterdam heeft ook bij u moeten constateren dat de woningbouwproductie schaars op gang komt. Logisch, want de bouwers weten inmiddels, door de zakkende huizenprijzen, dat hun opbrengsten minder zullen zijn. Dus zullen zij eerst bouwen, wat voor hen nog geld oplevert. Ook heeft de fractie geconstateerd dat er veelal negatieve grondexploitaties zijn. Uw plan om de regie centraal te regelen voor grote projecten, juichen wij dan ook toe. Grote onenigheid binnen de fractie over uw: Ik stap op de Opstapper. Begroting erbij gehaald. De Opstapper, wat gaat het kosten? Later bleek het de Opstapper van mijnheer Bijlsma te zijn.
Mijnheer Van der Horst, niet aanwezig, maar ja. Grote commotie in de sluis van IJmuiden. De kapitein van het zogenaamde zandschip drukt op de Ceres-knop, als bestemming. Dit werd zelfs het nieuwe schip teveel en het hart brak in tweeën.
Wethouder, graag vernemen wij van u wanneer er activiteiten gaan plaatsvinden op het Cerescomplex. Reeds twee jaar lang belooft u voorspoed, echter zonder resultaat. Buiten het laden en lossen is dit project ook als werkgelegenheidsproject opgestart. Echter, met een bedroevend resultaat. Over het Noord-Zuidlijnverhaal kunnen we kort zijn. Houdt u ermee rekening dat de kosten gigantisch kunnen stijgen, dan kunt u niet meer voor verrassingen komen te staan. Maar wij vragen uw aandacht voor de vele ondernemers die al in een slechte economie verkeren en thans hun nering hebben in Sahara-achtige omstandigheden. Wethouder, wij vragen ook uw aandacht voor het ICT-probleem binnen de gemeente. Wanneer maakt u duidelijke afspraken over taak en doelstellingen, over één huisstijl? Wordt het niet zo langzamerhand tijd voor onafhankelijke adviseurs? Wanneer zit de gemeente – wat ICT betreft – op één lijn? Hoe gaat het aflopen met het zogenaamde P-net, wat de fractie thans als een bodemloze put ziet en mogelijk een financieel fiasco wordt?
Mevr. Belliot, dat mijnheer Van den Ende gevoel heeft voor talent, zal duidelijk worden uit het volgende verhaal. Grote tevredenheid over de verkoop van UPC kunnen wij helaas niet hebben. Als de Rasti Rostelli-show werd ons een sinaasappel voorgeschoteld, die later een citroen bleek te zijn. Waar Rasti Rostelli gebruikmaakt van een hoger medium, nam mevr. Belliot de kabel. Alleen als de Amsterdammers straks uit hypnose zullen zijn, kunnen zij – dankzij de hoge tarieven – alleen nog zwart zien. Ook vragen wij wederom aandacht voor de armoedebestrijding in Amsterdam. Velen mensen doen thans een beroep op de schuldsanering, wat nog verder zal groeien door de neergaande economie binnen Amsterdam.
Tot slot, mijnheer de Voorzitter, mijnheer Huffnagel, ik heb u van de week op de televisie gezien bij AT5. U koos Duitsland tot EK-kampioen; wat hebben wij dan nog met u te bespreken?
 
Maar mijnheer Huffnagel, om het kort te houden, wij hopen dat u als een Duitse herder op onze centjes en ook die van de vele Amsterdammers zult passen. Dank u wel.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:

59° Amendement van 7 juli 2004 van de raadsleden H.H.G. Bakker en H. Bakker inzake de Voorjaarsnota 2004 (Zeemanshuis) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 486).

 
Het amendement wordt terstond in behandeling genomen.
 
Mevr. KALT: Ik vind eenmaal per jaar algemene beschouwingen wel genoeg, dus ga dat nu niet doen. Verder heb ik het idee dat de PvdA en de VVD een cursus ronkende retoriek hebben gevolgd. Jongens, doe dat niet, blijf gewoon jezelf.
Over de moties, ik heb er vier. Ik heb mij aan de grote lijnen gehouden, vind ik zelf. Over de financiering zou ik graag van de collega raadsleden verbeteringen willen zien. Daarin ben ik nogal simpel gebleven. Op een gegeven moment zei mijnheer Van der Burg niet op Kalt te willen lijken, omdat die moties inlevert waarvoor ze geen steun krijgt. Mijnheer Van der Burg, u heeft het nog steeds niet begrepen: ik zit in de oppositie. Het is niet raar dat ik geen steun van de meerderheid krijg, wel van de minderheid. Van de meerderheid zelden. Dat is democratie. In ieder geval kunt u wel over mijn onderwerpje praten en argumenten uitwisselen. Dat is het aardige ervan.
 
De VOORZITTER: Mevr. Kalt, wat gaan we u toch missen!
 
Mevr. KALT: Ik vind de slogan ‘niet alleen het resultaat telt’ niet zo een goede. Ik vind het heel belangrijk hoe je het resultaat bereikt. Dat noem ik democratie. We zitten hier niet in een fabriek, maar in de Raad. Dat wou ik nog even zeggen.
Ik zal even mijn vier moties toelichten. Ik heb een motie gemaakt over het Kunstenplan. Het is voor de Amsterdamse kunst- en cultuurwereld een ramp wat er nu gebeurt. Daarbij komen ook nog de bezuinigingen van het rijk, plus de verdwijnende mogelijkheden om werknemers in ID-banen in dienst te houden of te nemen. De schatting van de Amsterdamse Raad voor de Kunst van de te verwachten cumulatie van bezuinigingen op kunst, die in totaal 24,4 miljoen euro bedraagt. Wij vinden dat het geld voor de Noord-Zuidlijn niet in één jaar hoeft te worden afgeschreven. Het betekent dat je een aantal bedragen daarvoor naar de toekomst schuift en wat je naar de toekomst schuift – dat ding is uiteindelijk pas over twaalf jaar klaar – kun je nu wel uitgeven. Ik wil dat er jaarlijks 6,1 miljoen euro aan de portefeuille Kunst en Cultuur wordt toegevoegd, om de bezuinigingen van de gemeente en het rijk en het ombuigen van subsidies te compenseren. D66 heeft ongeveer hetzelfde gezegd; die wil alleen de gemeentelijke subsidies compenseren, ik alles. Dat is één.
 (Mevr. BRUINES: Dan heb je meer dan 6 miljoen euro nodig per jaar.)
  6,1 miljoen euro per jaar, gedurende vier jaar.
(Mevr. BRUINES: Als je kijkt wat er vanuit het rijk komt, is het toch wel 10 miljoen euro,  misschien wel meer.)
Ik dacht dat ik zo vrij goed zat. Misschien moet het meer zijn, dat zou kunnen. Ik heb ik een motie gemaakt, omdat ik niet wil dat er op de kleine sociaal-maatschappelijk organisaties wordt bezuinigd, zoals nu wordt voorgesteld. Het resultaat van al die kleine bezuinigingen voor kleine maatschappelijke organisaties, waarbij het bezuinigde bedrag niet echt relevant is, is dat die leiden tot een enorme vernietiging van een groot sociaal en maatschappelijke infrastructuur. In deze structuur zijn vele honderden Amsterdammers actief, zowel betaald als onbetaald. Deze bezuinigingen leveren niet alleen een irrelevant bedrag op voor de gemeente, maar dat ook de bijkomende fondsen van derden vervallen. Ook het kapitaal van de vrijwillige arbeid die daar plaatsvindt, zal verdwijnen, omdat veel kleine maatschappelijke organisaties hun deuren moeten sluiten.
Verder denk ik dat dit middenveld van actieve burgers belangrijk is als aanspreekpunt voor de politiek en dat het de bedoeling was dat burgers zich met relevante politieke kwesties zouden bezighouden. Juist al deze kleine maatschappelijke organisaties, moeten de burger dichterbij de politiek brengen.
Ik wil dat alle kortingen op kleine, sociaal maatschappelijke groepen en instellingen, worden geschrapt. Als de reden hiervan de bezuinigingoperatie is, kunnen er ook andere redenen zijn. Dat is een andere kwestie. Ik wil dat dit geld ook wordt gehaald uit het uitsmeren van de 92 miljoen euro voor de Noord-Zuidlijn.
Dan heb ik een motie die gaat over de autovrije dag. Grappig, die heb ik minstens één keer per jaar ingediend, dus daarmee ga ik rustig door. Eén autovrije dag zou toch wel het absolute minimum kunnen zijn dat de stad zich aan inspanning getroost, om te laten zien dat de auto misbaar is, alsook om aan autobezitters te laten zien dat de auto geen prothese is. Het is te flauw voor woorden om die ene autovrije zondag als te duur te bestempelen. Amsterdam wil zich zo graag profileren als Europese stad. Woensdag 22 september is de Europese autovrije dag en als we dan zo graag als Europese stad op de kaart willen worden gezet, dan is dat een prima methode. Nederland: fietsland. Overigens is het zo dat de burgemeester van Bogotá hier is geweest. Die heeft per jaar 52 autovrije dagen, dus je kunt wel zien dat we behoorlijk achterlopen. Ik stel voor om woensdag 22 september de hele stad binnen de A10 autovrij te verklaren van elf uur ’s ochtends, dan kan er nog worden bevoorraad, tot zes uur ’s avonds. Dat geld kan worden gereserveerd uit het Mobiliteitsfonds. Ik wil in ieder geval dat er nu al wordt begonnen met de aankondiging van deze dag. Ik zal een beetje opschieten.
De Afrikahaven is uitgegraven. Daarmee is het zo een beetje klaar. Ik heb weer gezien dat er een vergunning wordt aangevraagd om vervuilde grond te dumpen. We hebben van het begin af aan gezegd, dat het waarschijnlijk de reden was om die Afrikahaven te graven. Op zich niet slecht, want er is een tekort aan dumpplaatsen. Wij vinden dat er vooral met dumpen moet worden doorgegaan in de Afrikahaven. Vervolgens moet je het zand dichtgooien en het mooie natuurgebied rond Ruigoord weer herstellen en de werkzaamheden laten betalen uit de gelden van het Havenbedrijf. Dat was het. Dank u wel.
 
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
60° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Kalt inzake de Voorjaarsnota 2004 (autovrije dag) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 487).
 
61° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Kalt inzake de Voorjaarsnota 2004 (Kunstenplan) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 488).
 
62° Motie van 7 juli 2004 van het raadslid Kalt inzake de Voorjaarsnota 2004 (milieu/Afrikahaven) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 489).
 
63° Amendement van 7 juli 2004 van het raadslid Kalt inzake de Voorjaarsnota 2004 (kleine sociaal-maatschappelijke organisaties) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 490).
 
De moties en het amendement worden terstond in behandeling genomen.
 
Mevr. VAN OUDENALLEN: De Voorjaarsnota, het is volgens mij bijna zomer. Gelukkig kunnen we erover spreken. Het viel Mokum Mobiel op dat wij dachten; wat zouden we nu met zijn allen over die Voorjaarsnota kunnen inbrengen? Slechtweertoestanden, een Noord-Zuidlijn die veel extra geld gaat kosten en veel dingen waarop moet worden bezuinigd. Mijn collega die net een autovrije zondag wilde. Ik bedoel, als je eens rondkijkt in de stad, zie je al zo weinig verkeer en zoveel mensen die niet in winkelcentra komen, dat is ook geld, dat moet je niet meer besteden aan autoloze zondagen, maar geef het aan het publiek zelf.
 (Mevr. KALT: Woensdag.)
  De dag maakt me niet uit, maar het idee vind ik slecht. Dank u wel dat u mij even verbeterde. Toch wat complimenten richting dit College. Hoe het is gegaan met het Stedelijk Museum en de fondsenwerving. Met UPC, hoewel een slecht verhaal, maar deze wethouder moest iets oplossen met – volgens ons – de beste afloop. De tweede Coentunnel die – zoals we vandaag allemaal in de krant hebben kunnen lezen – er doorheen komt. Stadstoezicht met een uitgebreid onderzoek en de lafheid van vele partijen om toch niet door te gaan op een stukje van het onderzoek. Maar toch een goed onderzoek en een wethouder die er bovenop zit bij Stadstoezicht.
Natuurlijk het bankje dat terugkomt. Daarmee zijn Mokum Mobiel en veel Amsterdammers blij. De heer Cohen, die met de horeca en de horecagrapjes duidelijk heeft gesteld: zo wil ik het niet. Ik hoop dat we hem daaraan kunnen houden en dat ook andere horecagrapjes eruit gaan. Het contact met Den Haag, blij dat we daar een Amsterdams gezicht hebben, die af en toe ons influistert wat er allemaal te doen is, mochten wij geen rechtstreekse lijnen hebben met Den Haag. Natuurlijk de menukaart parkeren die over een paar maanden in de Gemeenteraad komt, maar die al een aantal dingen heeft waardoor sommige mensen zeiden: wonen kan niet, mensen verhuizen en rouleren niet meer. Nee, dat was logisch, want je mocht je parkeervergunning niet meenemen. Daarin zien wij toch dat er mensen kunnen rouleren, naar mooiere en duurdere woningen kunnen gaan, maar wel die zeer begeerde parkeervergunning kunnen meenemen. Het is natuurlijk sneu dat er twee wethouders zijn verdwenen, vooral die ene die op zijn sodemieter had moeten krijgen, omdat die met de kennis van toen een slecht perspectief heeft gegeven en nu ergens burgemeester is. De slechte dingen zijn natuurlijk: de overschrijding van de Noord-Zuidlijn, ik noemde hem al. Het kan niet dat er zulke bedragen worden misrekend. Ik riep al eerder: als een gemiddelde aannemer er een beetje overheen gaat zijn we al boos, maar een dergelijk bedrag van miljoenen. Als u zegt: het was talk of the town, dan kunt het u in een gemiddelde kroeg aan mensen vragen. Die zeggen: hoe krijgen jullie het voor elkaar, hoe kan het dan zo een College aanblijft? Het vervelende is dat het College niet de schuldige is, maar wel het slecht budgetteren van de gemeente. Ongeacht welke dienst het is, ik vind na zes jaar inzicht in de gemeentefinanciën, dat er veel diensten of te voorzichtig zijn, of ze zijn voorzichtig de verkeerde kant uit. Als u al die kredieten ziet, dan zeg je met elkaar: jongens, zo budgetteer je toch niet. Incidentele dingen die je al van tevoren kunt zien, heten structureel. Een gebouw dat moet worden onderhouden, dat moet je structureel erop zetten en dat is jarenlang niet gebeurd. Gelukkig gaat het nu de goede kant uit. Eén ding wat ik bij iedereen heb gemist, is het woord normen en waarden. Was het niet zo dat wij allemaal een aantal jaren geleden zeiden hoe belangrijk wij dat vonden? Ik kan u zeggen, dat ik nog steeds schandalig vind als in een Albert Heijn iemand mij kauwend bedient. Ik zie raadsleden, maar ook ambtenaren die het tegenwoordig normaal vinden om met kauwgum in hun mond, de publieke tribune gedag te zeggen of collega’s te beantwoorden. Ik vind het gewoon niet kunnen. Als we dan ook nog met zijn allen wat aan het milieu willen doen, dan verwacht ik dat we eerst wat doen aan al die kauwgum die overal in Amsterdam de straat verpest. Mensen met een handicap en gebouwen, ik weet dat de wethouder ermee druk bezig is. Ik hoop wel dat het ook voor de raadszaal, beter toegankelijk is en zo snel mogelijk afkomt.
Teruglopend toerisme. Ik ben blij dat het College het aan het oppakken is. Dat we daarmee verschillende dingen gaan doen. Ook contacten met Den Haag waarvan iedereen in Den Haag zegt: ach, Rotterdam heeft goede contacten, maar die Amsterdamse collegeleden hebben te weinig contact. Als ze altijd maar dat contact kunnen doen, op die ene woensdag in de drie weken dat wij in de Gemeenteraad zitten en dat wij onze collegeleden willen spreken dan moeten wij onze programma’s aanpassen, omdat men even naar Den Haag moet. Het is niet te geloven. Stel je voor dat je iemand in dienst hebt en die zegt, op het moment dat je hem nodig hebt: ja nee, ik moet eventjes. Ik geloof dat die er snel uitligt. De woningbouw met lage parkeernormen, omdat we in Amsterdam roepen: die auto is zo lastig. Als we kijken waar het geld vandaan komt binnen de gemeente Amsterdam, is het voor een groot gedeelte, buiten het feit dat we het uit Den Haag krijgen, de opbrengst van burgers en bezoekers van Amsterdam die geld in de meter gooier. Dan durven wij het hier te hebben over een A+ tarief. Ik geloof dat als we dat onderdeel aan de orde hebben, we daarover nog eens flink wat moeten zeggen. Stadsdelen die niet willen bezuinigen en die een luxe probleem als een gracht terugbrengen, hoogste prioriteit vinden. Ik geloof dat u maar eens tegen uw partijen in dat stadsdeel moet zeggen, dat als er veel geld is en een goede economie, moet je niet op dit moment dit soort dingen zeggen. Gaat het goed met het dualisme? Ik heb in ieder geval een aantal dingen gehoord. Ik hoop niet dat het een één-tweetje is. De wethouder schudt nee, dan kan een coalitiepartner heel moeilijk moeilijke dingen zeggen. Uiteindelijk komen ze er wel uit.
Stadstoezicht, ik geloof wel dat we daarop met zijn allen nog steeds moeten letten, want zonder het geld van Stadstoezicht, hoe kunnen wij verder? Mijn grootste ergernis, en ik wil hem nog een keer voor de notulen, omdat ze eruit waren gevallen, zeker toen ze mij erop aanspraken dat het er niet meer in hoefden, dat de gemeentelijke informatiebeveiligingsnorm en de wethouder Financiën die daarvoor verantwoordelijk is, in een commissie in het openbaar zegt: “Ik lig hiervan niet wakker.”
 (Wethouder HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter, ik protesteer hiertegen. Het is niet op       deze manier gezegd, u heeft het in een Commissie ook al eens geprobeerd. Houd eens      op met deze onzin, zeg.)
  Ja, dat vond ik ook zo een onzinopmerking van u, dat ik voor de notulen nogmaals herhaal dat er een wethouder durft te zeggen: “Ik lig hiervan niet wakker.”
 (Wethouder HUFFNAGEL : Voor de notulen nog één keer: het is onzin. Zo genoeg?)     Dacht het niet. Ik hoop dat u een beetje wakker bent geschud. Dus, dank u wel dat u nog even hebt herhaald dat het onzin is, dat u niet meer moet zeggen: “Ik lig hiervan niet wakker.”
Waarover praat de bevolking in Amsterdam nog meer? Over woningen en of ze wel terug kunnen komen, nadat de woningbouw is veranderd. Dat je in dure woningen moet terugkomen, dat de huursubsidies er niet allemaal meer zijn en dat mensen zeggen: we willen naar onze buurt, maar we komen er niet meer in. We kunnen het niet betalen. Of dat de CITO-toets waar Amsterdam jaren geleden zo hard voor streed, moest worden verbeterd. Dat wij goede resultaten moesten hebben en dat je dan ontdekt dat veel studenten of leerlingen niet eens mee hoeven te doen, omdat ze de norm niet halen. Ik bedoel dat zijn toch dingen.
Ik heb ook anderen in variaties over horen praten, ik maak mij daarover met mijn partij ernstige zorgen. Het terugvallen van veel subsidies dit jaar, omdat we moeten bezuinigen voor de Noord-Zuidlijn. Ik geef dank aan de collega’s die hard hebben gevochten, dat er een paar miljoen is teruggekomen, zodat wij dat als Raad kunnen besteden en dat we niet alles in één keer aan de Noord-Zuidlijn uitgeven.   Over de stemmachines iets heel anders. Ik kan me voorstellen dat je als grote partij gaat twijfelen, dat heb ik geloof ik wel eens ergens eerder gezegd, dat je als enige partij, enige PvdA-er in Amsterdam, vijftien zetels behoudt terwijl het landelijk niet zo is, dan is er wat met dat stempotlood. Ik kan me voorstellen dat u twijfelt aan die machines, want wat rolt eruit als er geen stempotlood meer is en de kleur van het potlood misschien toch een lichte beïnvloeding zou kunnen zijn? We maken ons ook zorgen – en met ons vele Amsterdammers – over het GVB. Hoe gaat dat verder en natuurlijk ook fietsenstallingen. Want waar blijven die als we allemaal graag onze fietsen willen neerzetten, want een aantal mensen wil toch dat de auto minder wordt gebruikt. Als je geen fietsenstalling hebt, krijg je weer gestolen fietsen en zo is de cirkel weer rond.
Eén ding wil ik voorstellen aan onze collega’s, dat we volgend jaar lootjes trekken wie er als eerste wat mag zeggen, want ik vind het erg dat ik om vijf over vijf – terwijl we om half vijf zouden stoppen, de grote partijen zich een beetje zouden inhouden – wij het een beetje moeten afraffelen. Ik ben blij dat u het eens bent dat we lootjes gaan trekken. O, u bent het niet ermee eens. Jammer, ik dacht: ik heb hem binnen. Dat de grote partijen eens een keer op het eind moeten zitten en kijken of dan de interesse voor hun bijdrage er ook nog is. Over één ding zijn we heel blij, dat er eindelijk een stadsarchitect, of zoals wij het noemen een stadsbouwmeester, mijnheer Krouwel, is benoemd.         (Wethouder STADIG: Dat is een misverstand, het is een rijksbouwmeester.)
  Ik dacht als ik stad zeg, want in onze voorbeschouwingen riepen we: waarom is er geen Stadsbouwmeester meer? Ik ben blij dat u mij verbetert als ik een fout maak. Eén ding nog, als er ooit nog een ambtenaar weggaat, laten we hem dan niet zo weg laten gaan als de heer Fuchs, die veel voor Amsterdam heeft gedaan. Of we het ermee eens waren of niet, maar dat we op een nette wijze afscheid van hem nemen. Dank u wel.
 
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering tot 19.30 uur.
 
De vergadering wordt geschorst van 16.50 uur tot 19.30 uur.