Gemeenteblad afd. 2
 
  OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 7 APRIL 2004.
 
 Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer J.L. Bakker (SP), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), de heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Halbertsma (PvdA), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Klerks (PvdA), de heer Manuel (D66), de heer Marres (PvdA), de heer Van der Meer (GroenLinks), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Res (CDA), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), de heer Van Straaten (VVD), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), de heer Zafer Yurdakul (D66), de heer Zati Yurdakul (PvdA), de heer De Wolf (PvdA) en de heer Zwart (GroenLinks).
 Afwezig: het lid mevr. Schaapman (PvdA).
 
 Aanwezig : de wethouders mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der Horst (VVD), de heer Huffnagel (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Stadig (PvdA).
  Afwezig: wethouder de heer Aboutaleb (PvdA).
 



Middagzitting op woensdag 7 april 2004.
 
 Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede de raadsleden Bruines en Bijlsma, plaatsvervangend voorzitters.
 
 Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 
 De VOORZITTER : Hierbij open ik de vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam. Ik deel u mede dat mevrouw Schaapman afwezig is en dat de Commissie Werkwijze heeft besloten dat deze vergadering uit een dagdeel zal bestaan.
..........................................................
...............................................................................
............................
 
11E   Adres van H. de Kwant van 19 maart 2004 inzake derving van inkomsten vanwege de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
 
 Voorgestel d wordt, dit adres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders na behandeling in de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie.
 
 De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat het College van Burgemeester en Wethouders heeft verzocht dit adres in zijn handen te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Financiën en Economische Zaken.
 
 De heer BIJLSMA: Naar mijn idee hoort dit adres thuis in de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie.
 Wethouder HUFFNAGEL: Het gaat in dit geval om een schaderegeling. Het is daarom logischer dit adres te behandelen in de Commissie voor Financiën en Economische Zaken.
 
  Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van het College van Burgemeester en Wethouders ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Financiën en Economische Zaken.
 
.............................................................
...................................................................
..................................................................................
..............................

 5a
  Actualiteit van het raadslid mevr. Meijer over de instelling van een onderzoekscommissie Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 203).
 
 Mevr. MEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Naar mijn idee is iedereen op de hoogte van de uitspraken die werden gedaan door oud-wethouder Dales en de scheidend fractievoorzitter van de PvdA, de heer Halbertsma. Eerstgenoemde liet weten dat de Noord-Zuidlijn duurder zou worden en laatstgenoemde deed er nog een schepje bovenop door op te merken dat er een deal was gesloten. Letterlijk zei de heer Halbertsma enigszins haperend: 'Om het besluit er politiek doorheen te krijgen, had de VVD-fractie nodig dat deze cosmetiek werd gepleegd.'
  De fractie van de SP heeft altijd beweerd dat deze lijn voor dat bedrag niet kan worden aangelegd. Zij had daarvoor geen kristallen bol nodig en contact met Jomanda is er evenmin geweest. Het was en is een kwestie van gezond verstand. Wij hebben altijd gezegd dat moet worden uitgegaan van het worst-case scenario. Dat houdt in dat het van belang is er rekening mee te houden dat er sprake zal zijn van de meest mogelijke tegenvallers. De oud-wethouder hoonde die uitspraak destijds weg met de woorden dat de kans hierop zeer klein was.
Nu wil ik weten met welke risico's destijds geen rekening is gehouden waardoor deze problemen nu zijn ontstaan. Graag verneem ik ook wat de extra kosten daarvan zijn.
  In het interview refereerde de heer Halbertsma aan een voorstel om nog een extra bedrag te reserveren. Dat ondersteunt de gedachte dat hij inderdaad wist dat er geld bij moest. Misschien kan de PvdA-fractie aangeven aan welke risico's en kosten zij op dat moment dacht.
  Kort na de uitlatingen van de heer Halbertsma merkten zowel wethouder Van der Horst als ex-wethouder Dales op dat eerstgenoemde uit zijn nek kletste. De fractie van de SP wil van het College zwart op wit het bewijs dat de heer Halbertsma inderdaad ongelijk had. Dit staat wat mij betreft los van de door wethouder Van der Horst aangekondigde doorberekening. Wij willen namelijk inzicht in de cijfers van anderhalf jaar geleden, dus op het moment waarop wij het besluit namen. Vandaar dat ik voorstel een onderzoek te doen met als doel de waarheid boven tafel te krijgen. Het gaat om een onderzoek dat de mogelijkheid biedt ook personen te horen die inmiddels zijn vertrokken. Ik doel dan op oud-wethouder Dales en de heer Halbertsma die binnenkort vertrekt.
  Toen het ernaar uit zag dat er een tekort was van 420 miljoen gulden, was dat naar de opvatting van wethouder Dales onaanvaardbaar. Hij wist dat bedrag terug te brengen tot 290 miljoen gulden. Dat bedrag is omgerekend naar 132 miljoen euro. Het verschil tussen het bedrag van 420 miljoen en dat van 290 miljoen gulden is 130 miljoen gulden. Dat is ongeveer 59 miljoen euro. Uit de krant maak ik op dat wij nu worden geconfronteerd met een overschrijding van 90 miljoen euro. Daarmee komen wij ruim boven het onaanvaardbare bedrag van ex-wethouder Dales. Ik vraag de wethouder en de fractie van de VVD - die fractie wilde er immers geen cent meer op toeleggen - wat voor hen onaanvaardbaar is.
 
 De heer FLOS: Mijnheer de Voorzitter. Naar ons oordeel is op dit moment de vraag aan de orde of wij in oktober 2002 op basis van alle beschikbare informatie hebben beslist.
  Ik begin met het stellen van een aantal vragen aan de heer Halbertsma naar aanleiding van zijn interview op AT5 dat vorige week maandag te zien was.
  De heer Halbertsma heeft op dat moment beweerd dat destijds volstrekt duidelijk was dat het realiseren van de Noord-Zuidlijn met dergelijke budgetten niet mogelijk is. Over welke meerkosten sprak de fractie van de PvdA, anders dan die welke zijn genoemd in de motie waarvan ook onze fractie voorstander was? Die kosten die in de motie genoemd werden mochten naar ons oordeel niet direct tot het budget voor de Noord-Zuidlijn worden gerekend. Die mening was de fractie van de PvdA overigens ook toegedaan.
  Als de heer Halbertsma van mening is dat bepaalde kosten niet zijn meegenomen, vraag ik mij af waarom de fractie van de PvdA dat toen niet heeft aangegeven.
  Is de fractie van de PvdA in het algemeen van mening dat zij door het College altijd juist is geïnformeerd omtrent de kosten voor de Noord-Zuidlijn en de daaraan verbonden risico's?
  Zo nee, waarom heeft zij daarvan niet eerder melding gemaakt?
  Is de heer Halbertsma achteraf gelukkig met zijn woordkeuze in het interview dat hij vorige week maandag gaf?
  Kan hij uitleg geven over de opmerking dat de fractie van de VVD het nodig had dat deze cosmetiek werd gepleegd?
  Ik ga in op de opmerkingen en vragen van mevrouw Meijer. De fractie van de VVD is van mening dat zij in 2002 steeds uitermate snel en adequaat is geïnformeerd door zowel wethouders als ambtenaren. Dat gebeurde in de raadsvergaderingen, de vergaderingen van de raadscommissies en door middel van de beantwoording van schriftelijke en mondelinge vragen. Ook gebeurde dat in de vorm van persoonlijke contacten met ambtenaren. Naar het oordeel van de fractie van de VVD zit er geen licht tussen datgene wat in informele gesprekken door ambtenaren is gezegd, wat in antwoord op de mondelinge of schriftelijke vragen door het College is opgemerkt en datgene wat het heeft gemeld in de vergaderingen over de Noord-Zuidlijn. Naar mijn idee is dit ook bevestigd door de uitspraken van de heer Dales in politiek café De Libertijn op maandag jl. Hij gaf aan dat hij de projectorganisatie van de Noord-Zuidlijn expliciet heeft gevraagd of de Raad op basis van alle beschikbare informatie is geïnformeerd. Tot mijn vreugde werd dat door de heer Geluk, toenmalig directeur van het projectbureau Noord-Zuidlijn, bevestigd.
    (De heer VAN POELGEEST: De heer Flos sprak zojuist over contacten met bestuurders en ambtenaren. Naar zijn opvatting is in formele en informele gesprekken altijd duidelijk aangegeven wat de kosten waren. Ik neem aan dat er in die periode ook informeel contact is geweest met coalitiepartijen. Is tijdens die gesprekken bijvoorbeeld door de PvdA-fractie opgemerkt dat die post onvoorzien omhoog moet? Zijn dat soort zaken in die informele gesprekken aan de fractie van de heer Flos gemeld?)
  Er is in het coalitieoverleg in ieder geval geen sprake geweest van andere cijfers. Vanzelfsprekend is gesproken over de post onvoorzien. De fractie van de VVD was van mening dat die post onvoorzien krap, maar acceptabel was, gezien bepaalde specifieke risicoreserves ten behoeve ven de Noord-Zuidlijn. Dat is overigens ook aangegeven in de schriftelijke antwoorden van het College.
   (De heer VAN POELGEEST: De heer Flos herhaalt het standpunt van zijn fractie ten aanzien van die post onvoorzien. Ik constateer dat het onderwerp in dat overleg ter sprake is geweest. Wat heeft de fractie van de PvdA in die gesprekken over die post gezegd?)
  Vanzelfsprekend moet de heer Van Poelgeest dat aan de fractie van de PvdA vragen.
  De fractie van de VVD was in oktober 2002 op basis van de op dat moment voorliggende voordracht van mening dat de Noord-Zuidlijn kon worden aangelegd met een extra aandeel van de gemeente Amsterdam van 132 miljoen euro. Dat heeft zij nooit onder stoelen of banken geschoven. Wel heeft zij uiteindelijk ingestemd met de motie van de PvdA-fractie. Dat deed iedereen in deze Raad, met uitzondering van mevrouw Kalt. Met die motie werd gevraagd extra geld beschikbaar te stellen voor omgevingsprojecten, die naar onze mening niet op het budget van de Noord-Zuuidlijn moeten drukken. Het gaat bijvoorbeeld om het aanleggen van een fietsenstalling, omdat er toch wordt gebouwd. Ik vond en vind het redelijk dat die kosten niet drukken op het projectbudget voor de Noord-Zuidlijn. Ook het College stelde dat overigens altijd.
  De tweede component van de motie - die is zojuist overigens rondgedeeld - betreft de mogelijke risico's. Het allergrootst is het indexeringsrisico. Daarnaast gaat het om de zogenaamde ingroei Noord-Zuidlijn. Ook die zaken zijn expliciet aan de orde geweest in de aanloop naar het debat van oktober 2002 en op dat moment is aangegeven wat de reden is van het feit dat die niet zijn opgenomen in het projectbudget. Wij hebben ons aangesloten bij de argumentatie die daarover door het College is gegeven. Per saldo is de conclusie dat wij van mening waren dat alle beschikbare informatie in oktober 2002 aanwezig was en dat wij met de kennis van toen de mening waren toegedaan dat realisatie voor het extra bedrag van 132 miljoen euro van de gemeente mogelijk was.
   (Mevr. MEIJER: Ik vroeg de heer Flos zojuist wat voor hem onaanvaardbaar is. In de krant lazen wij dat er 90 miljoen euro bij komt. Dat is veel meer dan het bedrag van 59 miljoen euro dat naar de mening van de VVD-wethouder toen al onaanvaardbaar was. Hoe denkt de fractie van de VVD daar nu over? Gaat zij daarmee zomaar akkoord en komen er dan na anderhalf jaar weer enkele miljoenen euro's bij?)
  De VVD-fractie reageert niet op berichten die in kranten verschijnen. Zij wacht het officiële bericht van het College af. De fractie wil eerst lezen wat het College wat dat betreft beweert en zal dan die vraag van mevrouw Meijer beantwoorden. Die is nu niet aan de orde.
   (Mevr. MEIJER: Stelt u zich voor dat Het ParoolY)
  Mevrouw Meijer krijgt van mij geen antwoord op haar vraag, ook n iet als zij die driemaal op een andere manier stelt. De fractie van de VVD spreekt zich hierover pas uit als de officiële cijfers naar buiten zijn gekomen.
   (De heer VAN POELGEEST: Het is wel een nieuwe gedragslijn dat de VVD-fractie niet reageert op berichten in de krant.)
  Die uitspraak is voor de rekening van de heer Van Poelgeest.
   (De BURGEMEESTER: Het is altijd heel goed, als iemand is begonnen met de opmerking dat hij stel-dat vragen niet beantwoordt, iemand anders wat dat betreft volgt.)
 
 De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Naar mijn idee is het bijzonder belangrijk mogelijke misverstanden op dit terrein uit de weg te ruimen. Hetzelfde geldt voor mogelijke suggesties die erop neerkomen dat dubbel spel is gespeeld.
Het betreft tenslotte de belangrijkste investeringsbeslissing van de afgelopen tien jaar.
  Ik ben bij alle gesprekken aanwezig geweest en volledig verantwoordelijk voor het opstellen van de notitie voor mijn fractie die uitvoerig is besproken. Daarna hebben wij in de Raad een aantal zaken neergelegd.
  Iedereen weet dat wij in augustus en september allemaal veel vragen hebben gesteld en gesprekken met ambtenaren hebben gevoerd. Er zijn schriftelijke vragen gesteld die binnen de commissies zijn uitgewisseld. Een en ander behoefte zodoende niet zoals gebruikelijk via de Raad te lopen. Op die wijze beschikten alle fracties tegelijkertijd over de antwoorden. Wij hebben 129 vragen gesteld en ook andere fracties stelden grote aantallen vragen. Dat deed zowel de oppositie als de coalitie.
  De hoofdvraag was of het extra bedrag van 132 miljoen euro dat het College voorstelde voldoende was. Uit de antwoorden van het College concludeerden wij dat dit niet het geval is. Wij wisten dus dat extra kosten moesten worden gemaakt. In de motie staat het bedrag van 25 miljoen euro voor zaken die bekend waren en 56 miljoen euro voor mogelijke risico's. In de motie zijn die risico's niet uitgesplitst en dat zal ik ook nu niet doen, omdat er nog onderhandelingen met het Rijk en de aannemers worden gevoerd. Ik wijs op de bouwfraude. Inmiddels is daarover veel meer bekend en het lijkt mij niet verstandig getallen op tafel te leggen voordat wordt overgegaan tot aanbesteding.
  De conclusie van die motie is dat in totaal in ieder geval een extra bedrag van 81 miljoen euro nodig zal zijn. Wij hebben die motie neergelegd op het moment dat het go- besluit aan de orde was en tot onze grote vreugde heeft de voltallige Raad, inclusief de oppositiepartijen, die gesteund.
   (De heer FLOS: Onderschrijft u dat ook u van mening was dat in ieder geval de omgevingsprojecten niet op het projectbudget voor de Noord-Zuidlijn behoren te drukken?)
  Ik ga nu in op de dekking. Uit de motie blijkt dat wij de dekking hebben overgelaten aan het College van Burgemeester en Wethouders. Wij hebben het College gevraagd aan te geven op welke wijze het die bedragen meent te dekken. Daarmee gaven wij wethouder Dales indertijd onder andere de mogelijkheid te proberen aan te tonen dat het binnen het budget van 132 miljoen euro mogelijk was. Wij hebben gevraagd dat bij de Voorjaarsnota aan de Raad voor te leggen. Dat is inderdaad gebeurd. Die bedragen zijn deels gedekt uit het potje onvoorzien van 132 miljoen euro, deels uit het Mobiliteitsfonds, het potje voor het Hoofdnet Auto en het weerstandsvermogen. Dat zijn de verschillende dekkingsbronnen die het College bij de behandeling van de Voorjaarsnota heeft aangegeven. Het is mogelijk te spreken van cosmetiek, maar er is aangegeven waaruit een en ander zou worden gedekt. Er zijn wat dat betreft dus geen kosten onder de pet gehouden.
   (De heer VAN POELGEEST: Wat zouden wij dan cosmetiek kunnen noemen?)
 Daar kom ik op.
   (De heer VAN POELGEEST: Ik ben heel benieuwd)
  Het is mogelijk te zeggen dat het cosmetiek is, want dan zeg je naar buiten toe dat het niet allemaal van het bedrag van 132 miljoen euro behoeft te worden bekostigd. In antwoord op een vraag van de heer Van Poelgeest tijdens de vergadering van de Raad op 9 oktober 2002 heb ik dat ook aangegeven. Ik raad hem aan het verslag van die vergadering nogmaals te lezen. Op dat moment stelde de heer Van Poelgeest dezelfde vraag en toen heb ik geantwoord dat er al sprake is van kosten die worden toegerekend aan het budget van de Noord-Zuidlijn sec of kosten die elders worden gedekt, namelijk bijvoorbeeld uit de grondexploitatie Zuidas of die in Amsterdam-Noord. Er is dus sprake van een soort mengdekking en dat gebeurt dus niet louter op basis van het budget van de Noord-Zuidlijn. Ik noem dat geen cosmetiek, maar het is mogelijk dat die indruk wordt gewekt.
   (De heer VAN POELGEEST: Uw fractie heeft dat cosmetiek genoemd. Voor die uitspraak bent ook u verantwoordelijk.)
  Ik zou niet spreken van cosmetiek. Ik ben van mening dat er wat dat betreft sprake was van een ongelukkige woordkeuze van de heer Halbertsma, omdat de kosten uiteindelijk deels uit de pot onvoorzien van 132 miljoen euro zijn gedekt en deels uit andere bronnen. Dat is de Raad bij de behandeling van de Voorjaarsnota voorgelegd.
  Wij hebben ons daarbij vervolgens niet neergelegd door te denken dat het allemaal wel goed komt. Vorig jaar hebben wij een actualisatie ontvangen. Die is voor alle raadsleden ter inzage gelegd. Dat geldt in het bijzonder voor de leden van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie. Uiteraard hebben wij toen getoetst op de voordracht van het College, inclusief onze motie. Toen bleek dat in de toenmalige actualisatie nog steeds werd uitgegaan van de bedragen die wij hadden genoemd. Er was dus geen aanleiding voor om alarm te slaan. Ik weet dat onder andere mevrouw Meijer dat stuk heeft ingezien. Ook leden van de fractie van de SP konden daarvan dus kennis nemen.
  Wij komen nu in een nieuwe situatie terecht. Mevrouw Meijer verzoekt een enquête over de situatie van 2002 te houden.
   (De heer VAN POELGEEST: De conclusie van uw betoog tot dusver is naar mijn idee dat iedereen in de Raad, inclusief de fractie van de VVD, kon weten dat het budget veel hoger zou worden. U heeft zojuist immers al die bedragen genoemd en uit en te na uitgespeld.)
  Ik heb al gezegd dat deze motie op tafel lag op het moment dat het go- besluit over de Noord-Zuidlijn voorlag en dat iedereen er dus van op de hoogte was dat het duurder zou worden dan het extra bedrag in de voordracht van het College. Anders was het niet nodig geweest die motie met in totaal
81 miljoen euro op tafel te leggen. Wij waren bijzonder verheugd over het feit dat wij u en alle andere leden van de oppositie, met uitzondering van mevrouw Kalt, konden overtuigen en dat zij voor die motie hebben gestemd.
   (De heer VAN POELGEEST: U behoefde mij er nooit van te overtuigen dat het voor dit bedrag niet mogelijk was. Dat is één van de redenen dat wij uiteindelijk met pijn in ons hart hebben tegengestemd. De portee van uw betoog is nu dat iedereen met deze argumentatie op dat moment kon weten dat het om een hoger bedrag zou gaan dan het bedrag van 132 miljoen euro. Is dat correct?)
  De heer Van Poelgeest moet goed luisteren. Het was bekend dat bovenop het bedrag van
132 miljoen euro van het budget voor de Noord-Zuidlijn kosten moesten worden gemaakt die al dan niet direct samenhingen met de realisatie van die lijn. Dat is in de motie duidelijk verwoord.
   (De heer VAN POELGEEST: Had dat ook betrekking op de post onvoorzien die de heer Halbertsma ten tonele heeft gevoerd?)
  Daarop ga ik graag in. Ik ben bereid een discussie te voeren over de post onvoorzien, maar wij hebben ons wat dat betreft uiteraard ook niet neergelegd bij datgene wat het College had meegedeeld. Wij hebben geïnformeerd wat het percentage onvoorzien was voor de HSL. Ook informeerden wij naar het percentage onvoorzien voor de Betuwelijn. Tevens wensten wij te vernemen wat in die percentages onvoorzien was opgenomen. Dat kan immers nogal uiteen lopen. Vervolgens hebben wij dezelfde berekening gemaakt. Daarbij hebben wij de risicobedragen voor de realisatie van de Noord-Zuidlijn, onze motie en de in de voordracht van het College genoemde zaken betrokken. Wij kwamen tot de conclusie dat het totale bedrag aan onvoorzien vergelijkbaar was met dat van die andere grote projecten, inclusief de correcties die wij daarvoor in onze motie hadden opgenomen.
   (De heer VAN POELGEEST: Dat leidt dus slechts tot de conclusie dat het feitelijke budget hoger was dan het bedrag van 132 miljoen euro en dat iedereen dat op dat moment kon weten. Dat zegt de heer Bijlsma nu naar mijn idee.)
  Ik heb zojuist geprobeerd uit te leggen dat er naast die 132 miljoen euro kosten waren en dat aan het College werd overgelaten te tonen waaruit die werden gedekt. In de motie deden wij de suggestie de kap van het busstation van het budget voor de Zuidelijke IJ-oevers te financieren. Het College heeft dat niet gevolgd, maar dat was slechts een suggestie. U heeft zich er ook achter gesteld dat als mogelijke suggestie mee te nemen. De conclusie is dat er niets is achtergehouden.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Naar mijn idee valt de heer Van Poelgeest terecht over dat punt. Als de Raad die indruk moet hebben gehad, vraag ik mij af hoe het mogelijk is dat een financieel deskundige man, die ik hoog heb staan, niet in staat was de eigen fractie te overtuigen. Ik kan mij namelijk nog herinneren dat de heer Olij destijds niet voor heeft gestemd. In welke context moet ik de uitspraken van de heer Halbertsma dan plaatsen? Naar mijn idee is hij op financieel terrein namelijk meer deskundig dan u.)
  Dat heeft er niets mee te maken. Als het om financiële zaken gaat, is de heer Halbertsma uiteraard meer deskundig dan ik. Op het gebied van de Noord-Zuidlijn ben ik echter meer deskundig dan hij.
   (Mevr. MEIJER: In het debat in oktober 2002 merkte ik op dat het bedrag hoger zou worden dan 132 miljoen euro. Wethouder Dales sabelde mij op dat moment neer en lachte mij pontificaal uit. Van de heer Bijlsma ontving ik op dat moment geen steun.)
  Dat moet mevrouw Meijer aan oud-wethouder Dales vragen in plaats van aan mij.
   (Mevr. MEIJER: Ik vraag u hoe u daar tegenover staat.)
  Naar mijn idee was wethouder Dales ook toen al mans genoeg om die vraag zelf te beantwoorden.
   (Mevr. MEIJER: Als u er toen al van overtuigd was dat het bedrag van 132 miljoen euro niet voldoende zou zijn, had ik van u op dat moment enige steun kunnen verwachten.)
  Nee. Ik probeerde zojuist uit te leggen dat wij de kosten die wij als extra konden traceren in die motie hebben verwerkt. Aanvankelijk kondigde mevrouw Meijer in het debat aan dat zij die motie niet wilde steunen, maar bij de uiteindelijke stemming deed zij dat wel. Daarover waren wij verheugd. Ik heb dus ook mevrouw Meijer op dat punt overtuigd.
   (Mevr. MEIJER: Maar ook wij merkten al op dat de kosten nog hoger zouden oplopen.)
   (Mevr. BRUINES: Ik heb de indruk dat wij langzamerhand in een soort Babylonische spraakverwarring terechtkomen en dat betreur ik. Wij spreken over berichten in Het Parool waarvan wij niets weten. Het College moet dus op een gegeven moment met iets komen. Wij spreken over een discussie die enige tijd geleden is gevoerd en waarin die motie inderdaad is aangenomen. Een groot deel van de daarin genoemde bedragen hebben geen betrekking op de Noord-Zuidlijn, maar op omgevingsprojecten. Is het betoog van de heer Bijlsma erop gericht aan te geven dat de uitspraken van de heer Halbertsma kunnen worden beschouwd als een korte weergave van de discussie in het najaar van 2002, of zegt hij dat de berichten in Het Parool over dat extra bedrag correct zijn? Als het laatste het geval is, vraag ik mij af hoe hij dat weet. Gaat het over het bedrag in de motie of over een nieuw bedrag?)
   (De heer ASSCHER: De discussie is vandaag aangezwengeld door de fractie van de SP. Die heeft betrekking op de vraag wat de Raad in 2002 wist. De heer Bijlsma heeft zojuist duidelijk namens de fractie van de PvdA aangegeven dat haar evenveel bekend was en is als u. Datgene wat wij wisten en weten, staat namelijk in die motie. De cosmetiek kwestie roept suggesties op van allerlei zaken die bewust weg zijn geschminkt. De heer Bijlsma merkte al op dat dit geen goede woordkeuze was van de heer Halbertsma. Dat woord had hij niet namens de fractie van de PvdA moeten gebruiken. Door ons is indertijd op extra kosten gewezen. De vraag was of dat behoorde bij het budget van 132 miljoen euro. Het was mogelijk daarover te discussiëren. Wij hebben dat neergelegd en u wist daarvan. Wij wisten daarvan en u wist daarvan. Dat is het einde van het verhaal. Onze conclusie is dat er nu geen reden is naar aanleiding van die beslissing in 2002 een enquête te houden. De heer Flos merkte op dat hij niet reageert op berichten in de krant. Het zou beter zijn als hij ook niet reageerde op de televisie-uitzending van AT5. Er is niets namelijk aan de hand.)
   (Mevr. BRUINES: Legt de heer Bijlsma met zijn betoog uit wat de heer Halbertsma bedoelde te zeggen in zijn interview op AT5?)
 Ja.
  Deze week of volgende week ontvangen wij de actualisatie en zoals gezegd, heb ik in het persbericht al aangegeven dat wij een en ander zullen toetsen aan het oorspronkelijke bedrag en onze motie.
   (De heer MANUEL: Binnenkort krijgen wij de eventuele extra kosten gepresenteerd. Die moeten van de PvdA-fractie dus binnen de bedragen vallen die in de motie worden genoemd. Het kunnen dus geen extra kosten zijn die buiten de onderwerpen vallen die in de motie zijn genoemd.)
  Het is lastig nu in te gaan op een stuk waarmee het College nog moet komen.
   (De heer PAQUAY: Nee, maar stelt datY)
   (De heer VAN POELGEEST: Maar u kent dat stuk ook niet? Dat heeft u toch nog niet gezien?)
 
 Mevr. VAN PINTXTEREN: Mijnheer de Voorzitter. Het is boeiend. De discussie is al flink op gang gekomen en het wordt steeds ingewikkelder. Ik vind het heel le uk. Mevrouw Meijer stelde een volstrekt terechte vraag naar aanleiding van alle kreten die de laatste week in de media worden geuit en wij worden evenals twee jaar geleden geconfronteerd met het feit dat de VVD-fractie meteen haar stellingen betrekt. Hetzelfde geldt voor de fractie van de PvdA en de hulpwethouder op de voorste rij begint alles nogmaals uit te leggen. De verwarring tussen de fractie van de VVD en de PvdA wordt weer heel groot. Ik ben de heer Bijlsma ontiegelijk dankbaar voor het feit dat hij hier duidelijker dan ooit opmerkte dat altijd al bekend was dat het duurder zou worden en dat de fractie van de VVD dat wist. De heer Bijlsma maakte hier zondermeer duidelijk dat de fractie van de VVD ongelooflijk naïef is geweest door dat toen niet te horen, omdat zij dat niet wilde.
   (De heer VAN DER BURG: Ik vind het heel leuk dat u dit soort stellingen voor de discussie poneert, maar ik neem aan dat ook u de motie voor zich heeft waaraan door de heer Bijlsma wordt gerefereerd. Die motie is door de fractie van de VVD gesteund, dus zij heeft gezegd dat zij instemt met het extra bedrag van 132 miljoen euro. Naar mijn idee was mevrouw Van Pinxteren bij die vergadering aanwezig. De fractie van de VVD heeft tevens een opmerking gemaakt over datgene wat naast de te treffen extra financiële maatregelen moet gebeuren en dan komt dat rijtje van die 81 miljoen euro. Het gaat dus om 132 miljoen euro ten behoeve van het projectbureau Noord-Zuidlijn en daarnaast 81 miljoen euro. Dat wisten wij niet alleen, maar dat heeft de fractie van de VVD mede besloten.)
  Uit de woorden van de heer Van der Burg blijkt alleen maar dat hij vurig hoopt dat alles wat hij morgen van wethouder Van der Horst op tafel krijgt precies past in de categorie die de heer Bijlsma twee jaar geleden heeft voorzien. Ik heb het donkerbruine vermoeden dat dit niet volledig gaat lukken. Dan zal de heer Van der Burg nog steeds moeten bedenken waarom hij zich indertijd zo verschrikkelijk graag in de luren liet leggen.
  Ik ga in op de positie van wethouder Van der Horst. Hij heeft de laatste tijd een probleem met uit de hand lopende kosten voor de Noord-Zuidlijn en de Raad en de burgers van Amsterdam worden door de media kennelijk alvast een beetje gemasseerd. Het rijp maken van de geesten voor een tegenvaller, kan het best worden gedaan door personen die niet meer op het matje kunnen worden geroepen. Wethouder Dales geeft een afscheidsfeestje. Komt dat even goed uit! Een betere boodschapper kun je niet hebben. Die man zei in 2002 nog stralend, ontroerd en vergenoegd: 'Het is ongelooflijk mooi dat ik de wethouder mag zijn die de aanleg van de Noord-Zuidlijn mogelijk maakt.'
In maart 2004 voegde hij daaraan toe: 'Natuurlijk wordt het duurder, maar so what? Daarvoor moeten wij gewoon een oplossing vinden.'
  De heer Dales was ook de wethouder van het prudent beleid. Dit vind ik echter geen staaltje van prudent beleid.
  Het ging dus om het zoeken naar boodschappers om de geesten rijp te maken voor de tegenvaller. Ik weet niet of wethouder Van der Horst hem heeft aangezocht, want dan is het niet de handigste boodschapper, maar in elk geval presenteerde ook de heer Halbertsma zich als zodanig. Hij dacht er namelijk goed aan te doen ook zijn aankondiging van vertrek aan te grijpen om iets flinks over de kostenoverschrijdingen te zeggen. Hij deed dat ietwat onhandig en maakte eigenlijk een uitglijder. Dat is zojuist door zijn fractiegenoten meegedeeld. Hij ziet hoe snel zij afstand van hem nemen. Ik begrijp dat het belangrijk is altijd heel voorzichtig te zijn met het geven van een oordeel over de media, maar dit interview heb ik gezien. De heer Halbertsma zei dat het vanaf het begin bekend was, maar dat moest worden gezegd dat het budget van 132 miljoen euro voldoende was omdat de fractie van de VVD dat nodig had. Dat bleek dus naïef te zijn.
  Wethouder Van der Horst weet vast en zeker ook dat wethouder Ernst Bakker ooit over de Noord-Zuidlijn zei dat dit een cadeautje uit Den Haag is. Wethouder Dales zei dus: 'Dat ik degene mag zijn die dit voor elkaar krijgt.' Er was alom sprake van euforie.
Ik neem aan dat wethouder Van der Horst weer op de grond is beland. Heeft hij zich bezeerd?
  De heer Van Poelgeest vroeg zojuist al of de fractie van de VVD het wist. Zij geeft geen eenduidig antwoord op die vraag en verstopt zich achter moeilijke redeneringen.
   (De heer FLOS: Wat is niet eenduidig? Ik vind dit heel flauw. Graag hoor ik van u wat niet eenduidig is aan datgene wat wij hebben gezegd.)
  De heer Flos doet precies hetzelfde als indertijd. Het wordt allemaal verschillend benoemd. Het is allemaal heel complex, maar het eind van het liedje is dat de fractie van de VVD het volste vertrouwen heeft in de goede doorrekeningen. Het bedrag is correct en zij vertrouwt erop dat het daarvoor kan. In plaats van boven water te krijgen of er inderdaad informatie is achtergehouden of dat de Raad is belazerd, begint de heer Flos meteen weer duidelijk te maken dat hij het allemaal gelooft.
   (De heer FLOS: Ik constateer dus dat wij nu exact hetzelfde zeggen als op dat moment en d at er dus geen sprake is van onduidelijkheid bij de fractie van de VVD.)
 Nee en hoe reageert de heer Flos danY?
   (De heer FLOS: Mevrouw Van Pinxteren is het er inhoudelijk niet mee eens, maar dat is iets anders. Zij is het niet inhoudelijk eens met datg ene wat wij zeggen, maar er is geen sprake van dat wij nu iets anders zeggen.)
  Wij zijn het er wel over eens dat het allemaal veel te duur werd. Dat zeiden wij reeds op dat moment. De heer Flos wilde dat indertijd niet aannemen, maar daar gaat het niet om. Mijn vraag is hoe de fractie van de VVD denkt over datgene wat de fractie van de PvdA nu zegt. Laatstgenoemde rekende het u voor en bewijst u dat u het wist. U zegt echter dat u het niet wist.
  Ik stel een vraag aan de heer Halbertsma. Ik zou het prettig vindenY
   (De heer ASSCHER: De heer Halbertsma mag altijd spreken, maar ik zal de vragen namens de PvdA-fractie beantwoorden.)
  Het is toch curieus. Wij maken het nu al een aantal weken mee. Als iemand van de fractie van de PvdA wordt aangesproken, wor dt links en rechts gesnauwd dat betrokkene even zijn mond moet houden en dat het nu niet uitkomt. Dat mochten wij tijdens de vorige vergadering meemaken. Naar mijn idee is dat de reden van het feit dat de heer Halbertsma zich bedacht dat hij hier toch niet op zijn plaats zit. De heer Bijlsma doet precies hetzelfde. Hij zegt dat wij de mond moeten houden. In de maidenspeech van de heer Asscher als fractievoorzitter maakt hij duidelijk dat hij hier namens de fractie het woord voert. Als dat de nieuwe mores zijn, heet ik de heer Asscher welkom.)
   (De heer ASSCHER: Dank u wel. Ik meende te horen dat u nog een vraag wilt stellen.)
  Nee, ik laat de vraag voor wat die is, want de heer Asscher geeft heel duidelijk aan hoe hij daarmee wil omgaan.
 
 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb er behoefte aan de heer Halbertsma te vragen wat hij heeft bedoeld en geef er de voorkeur aan dat er geen vertaler tussen zit. Hij heeft nu nog de kans om zijn uitspraken toe te lichten.
 
 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Naar mijn idee is het onzinnig met elkaar te discussiëren over het debat over de Noord-Zuidlijn en datgene wat in het najaar van 2002 gezamenlijk is besloten. Op dat moment hebben wij een besluit genomen over de Noord-Zuidlijn en is de motie-Bijlsma aangenomen. Ik begrijp dan ook niet waarom er zoveel tijd moet worden gespendeerd aan die discussie, want de kern van de vraag is natuurlijk of er buiten dat iets is wat wij niet weten, maar wat de heer Halbertsma en oud-wethouder Dales wel wisten. Mijn fractie was daarover verbaasd en er kwam een lichte irritatie bij haar op. Ex-wethouder Dales kent die motie-Bijlsma ook. De heer Halbertsma zei niet alleen dat die lijn nog duurder wordt, maar ook dat dit al twee jaar geleden bekend was. Wij hebben toen gedacht dat er iets vreemds aan de hand was, want de heer Halbertsma weet naast dat bedrag van 80 miljoen euro blijkbaar nog veel meer dan de Gemeenteraad en de totale Amsterdamse bevolking. Wat haalt de heer Halbertsma dan in zijn hoofd als hij dat bij de aankondiging van zijn vertrek op de televisie zegt en als raadslid niet de fatsoenlijkheid en verantwoordelijkheid heeft om in een raadscommissie of anderszins de rest van de raadsleden daarvan op de hoogte te stellen.
 
  Ook onze vraag aan de heer Halbertsma is hoe hij zijn uitspraken heeft bedoeld en of het niet onhandig en collegiaal was op het moment van de aankondiging van zijn vertrek nog eens te zeggen dat wij een groot probleem hebben, maar dat hij gaat en dat de Amsterdamse Raad en de bevolking het verder moeten uitzoeken. Hetzelfde verhaal geldt voor oud-wethouder Dales. Dat heeft ons in die procedure nogal gestoken en wij zijn van mening dat dit geen goed voorbeeld is van het omgaan met politiek en verantwoordelijkheid.
  Ik neem aan dat het College op de kwestie van het geld zal ingaan en dat het de vraag zal beantwoorden of er nog meer komt. Dan zullen wij daarover discussiëren.
 
 Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Mijnheer de Voorzitter. Mevrouw Meijer heeft zeker een terechte vraag gesteld, namelijk waar het om ging op het moment van het nemen van het go- besluit en of sommige personen meer wisten dan anderen. Mijn enige antwoord op die vraag kan zijn dat dit niet het geval was. Iedereen wist wat ik en de rest van de Raad wisten. Op basis daarvan hebben wij in de nacht van 9 op 10 oktober 2002 het go -besluit voor de Noord-Zuidlijn genomen en mijn fractie staat daar nog steeds volledig achter.
   (De heer VAN POELGEEST: Wat wist u dan?)
  Ik wist hetzelfde als u op dat moment. De stukken die bij u bekend waren, waren dat ook bij mij en omgekeerd.
   (De heer VAN POELGEEST: Dat betekent dus dat het bedrag hoger zou worden dan het extra bedrag van 132 miljoen euro?)
 Nee.
   (De heer VAN POELGEEST: U bestrijdt dus wat de heer Bijlsma heeft ingebracht?)
  Nee, ik bestrijd niet wat de heer Bijlsma heeft gezegd. Hij heeft nogmaals duidelijk toegelicht op welke wijze het debat op 9 oktober 2002 is verlopen. Dat had vooral betrekking op aan de Noord-Zuidlijn gerelateerde projecten waarin nog niet volledig was voorzien.
   (De heer VAN POELGEEST: Nee, mevrouw Spee-Rouppe van der Voort, u heeft die motie zojuist ook ontvangen. Dat debat had eveneens betrekking op mogelijke risico's die met het project zelf waren verbonden. De heer Bijlsma heeft dat zojuist uitdrukkelijk uitgelegd. De interne berekening telde bij de fractie van de PvdA blijkbaar tot 56 miljoen euro, maar dat is altijd enigszins arbitrair. Zijn stelling is dat iedereen kon weten dat er naast het bedrag van 132 miljoen euro mogelijk een risico was van tenminste 56 miljoen euro.)
  Dat laat onverlet dat het bedrag van 132 miljoen euro was gebaseerd op duidelijke berekeningen enz. Dat is ook bij de heer Van Poelgeest bekend. De discussie van vandaag heeft betrekking op de vraag of iemand meer wist, of dat informatie is achtergehouden. Daarom vind ik de vraag van mevrouw Meijer terecht. Het is toegestaan dat te vragen en mijn antwoord op die vraag is nee. Iedereen in deze Raad wist precies hetzelfde.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Hoe weet u dat? U spreekt nu voor anderen.)
  Wij hebben het debat gevoerd tijdens een openbare vergadering. Daarin is ook de motie aan de orde geweest die met uitzondering van mevrouw Kalt door de voltallige Raad is gesteund.
  Ik kom terug op het betoog van de heer Bijlsma. Ook destijds was duidelijk dat hij veel wist over de risico's van het aanleggen van de Noord-Zuidlijn. Hij heeft die hier nogmaals duidelijk genoemd. Ik kan slechts concluderen dat wij er wellicht bij gebaat waren geweest als de heer Asscher reeds vorige week fractievoorzitter was geweest en de heer Halbertsma niet die uitspraak had gedaan. Ik zie zijn excuses dan ook graag tegemoet.
    (De heer H.H.G. BAKKER: Ik begrijp uit uw woorden dat u toch al bekend was met de feiten. Waarschijnlijk presenteert de wethouder ons over twee dagen een rapport. Krijgen wij dan wederom bij monde van uw fractievoorzitter te horen dat er een prachtig rapport op tafel ligt?)
  Ik begrijp uw vraag niet en weet ook niet over welke feiten u nu spreekt.
   (De heer H.H.G. BAKKER: U zegt dat u in principe op de hoogte was van de meerkosten.)
 
  Dat zeg ik niet, mijnheer H.H.G. Bakker. Ik geef aan wat in een openbaar debat op 9 oktober 2002 is besproken. Naar mijn idee was ook u daarbij aanwezig.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Aangezien uw fractievoorzitter nagenoeg alle rapporten mooi vindt, ben ik benieuwd of hij ook het rapport over dit geheel mooi vindt dat over twee dagen verschijnt.)
  Dat hangt af van de kwaliteit van het papier, maar als dat goed is, zal dat vast en zeker mooi worden.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Dat het aardig in de papieren gaat lopen, is inmiddels wel duidelijk.
   (De heer RES: De heer H.H.G. Bakker zegt dat ik alle rapporten goed vind. Ik verzoek hem dat nader toe te lichten.)
   (De heer H.H.G. BAKKER: De heer Res blijft altijd positief. Ik ben benieuwd of hij ook over twee dagen met droge ogen gaat beweren dat hij het een mooi rapport vindt waarin hij zich volledig kan vinden. Het is wel belastinggeld van de Amsterdammers.)
   (De heer RES: Ik meen dat de heer H.H.G. Bakker een aantal zaken door elkaar haalt. Er is een verschil tussen de positieve eigenschappen die een persoon heeft en datgene wat letterlijk op tafel komt waarover wij iets zeggen. Dat moet hij wel enigszins uit elkaar houden.)
   (De heer H.H.G. BAKKER: Als de heer Res de kosten ook uit elkaar houdt, kunnen wij elkaar vinden.)
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Het is goed te horen dat mevrouw Spee-Rouppe van der Voort zegt dat iedereen hetzelfde wist. Als oppositiepartij denken wij ook altijd dat wij veel weten, totdat wij iemand van een coalitiepartij spreken die altijd veel meer weet. Dat is dan ook een bedenkelijke uitspraak.
  Ik hoorde dat de toenmalig fractievoorzitter van de PvdA uitspraken deed. Het is mogelijk te denken dat het heel ernstig is als die uitspraken inderdaad op waarheid berusten. Het is ook mogelijk te denken: 'Wat een spreker is die man. Dat is een man die ouwehoeren kan.'
Ik ben geneigd het laatste te denken, want de voltallige fractie heeft zojuist gezegd dat zijn woorden niet juist zijn.
   (De heer ASSCHER: Nee, dat hebben wij niet gezegd. Die woorden zijn correct. Het enige wat ik zei, was dat het woord 'cosmetiek' u en anderen in verwarring heeft gebracht en dat hij dat misschien beter kon vervangen door 'linksom of rechtsom', 'vestzak-broekzak' of woorden van die strekking.)
  Dat zei u, maar de heer Bijlsma merkte op dat de uitspraak onhandig was. Meerdere raadsleden zijn van mening dat de uitspraken die voormalig fractievoorzitter van de PvdA, die nu monddood is gemaakt, heeft gedaan onhandig waren gekozen. De heer Halbertsma mag niet antwoorden. Ik hoop dat hij straks wel iets voor de televisie mag zeggen. Dan kunnen wij zijn uitspraken op de televisie horen. In de Raad mag hij immers niets zeggen. Het is wel een partij, zeg!
   (De heer HALBERTSMA: Ik hoef niets te zeggen, want mijn opvolging is dermate goed dat die mij de woorden uit de mond neemt. Ik laat het daarom graag aan de heren Bijlsma en Asscher over en luister naar het debat.)
  De heer Halbertsma zit hier voor spek en bonen.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Ik heb niet gehoord dat de heren Asscher en Bijlsma de woorden van de heer Halbertsma gebruikten.)
  Ik vertaal dat als dat de heer Halbertsma hier voor spek en bonen zit. Hij had dus ook thuis kunnen blijven. Ik heb het televisieprogramma gezien, gehoord dat de heer Halbertsma zei dat de fractie van de PvdA meer wist dan anderen en dat de fractie haar mond hield.
   (De heer ASSCHER: Dat heeft u niet goed gehoord. U heeft het televisieprogramma gezien, maar niet opgelet. Dat is uw probleem.)
  Dat geeft duidelijk aan waarom de heer Asscher lid is van de fractie van de PvdA en ik van Mokum Mobiel. De fractie van de PvdA kletst nu en dan uit haar nek.
 
Ik betreur het dat de heer Asscher in zijn eerste optreden als fractievoorzitter voor een fractie die normaal gesproken redelijk geloofwaardig is de kolen uit het vuur moet halen.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Dan zou mevrouw Van Oudenallen de heer Halbertsma dankbaar moeten zijn voor het feit dat er eindelijk iemand is geweest die de waarheid heeft gesproken.)
  Daar probeer ik juist achter te komen. Ik wil nog steeds weten wat de waarheid is. Ik neem de woorden van de heer Bijlsma voor waarheid aan, want hij liegt nagenoeg nooit. Toch heb ik er problemen mee als één van mijn collega's in het openbaar dergelijke uitspraken doet.
  Ook wethouder Dales heeft publiekelijk allerlei uitspraken gedaan. Klapte hij uit het College met zijn uitspraken? Als dat het geval was, is hij in overtreding geweest.
  Kan het College aangeven of de wethouder van destijds datgene wat hij heeft opgemerkt naar buiten mocht brengen?.
  Ik doe een beroep op de fractie van de PvdA en spreek de hoop uit dat de heer Halbertsma zelf zegt wat hij heeft bedoeld. Tevens hoop ik dat hij zijn excuses aanbiedt aan de Raad.
 
 Wethouder VAN DER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Zou de Raad het stuk niet graag lezen?
   (De heer VAN POELGEEST: Welk stuk bedoelt u?)
  Dat zal ik zo meteen aan u vertellen. Deze discussie is bijzonder interessant, maar die lijkt mij ietwat prematuur en dat is ook het antwoord van het College op de vraag of er een onderzoekscommissie kan worden ingesteld. Ik neem aan dat de Raad eerst zijn eigen onderzoek gaat doen, dat hij vervolgens tot de conclusie komt dat hij al dan niet goed is bediend en of hij nog een tandje hoger wil. Dat kan door individuele raadsleden, door fracties of in andere verbanden worden gedaan.
  Geheel overeenkomstig de afspraak heeft het College een doorrekening gemaakt tot het einde van het project. Dat wordt morgen aan de Raad beschikbaar gesteld. Ik zal de pers een toelichting geven op datgene wat in het rapport staat. De eerstvolgende vergadering van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie vindt op 21 april plaats. Daarna is er nog een commissievergadering op 19 mei en ik heb zojuist van de voorzitter van de commissie vernomen dat in ieder geval nog tot 28 april a.s. de mogelijkheid bestaat schriftelijke vragen in te dienen. Die kunnen dan in de commissievergadering van 19 mei a.s. worden beantwoord. Wij zullen ervoor zorgen dat de eventuele vragen zo snel mogelijk worden beantwoord en dat de stukken beschikbaar zijn. De Raad zal dus op dezelfde wijze worden bediend als voorheen. Het is aan de Raad te bepalen of dat tot een raadsdebat leidt en dan zien wij verder. Het andere traject is dat van de Voorjaarsnota, want dat hadden wij met elkaar afgesproken. De wethouder voor de Noord-Zuidlijn rekent het geheel door en vervolgens laat het College zijn gedachten gaan over de vraag hoe een en ander is te bekostigen. Daarna spreken wij elkaar in de Raad inzake de Voorjaarsnota. Op 27 mei a.s. wordt de vergadering van de Commissie voor Financiën en Economische Zaken gehouden en eventueel volgt er daarna nog een op 24 juni a.s. Op 7 en 8 juli a.s. vindt het raadsdebat over de Voorjaarsnota plaats. Dat hebben wij met elkaar afgesproken en het College is dus rijkelijk op tijd met de tekst. Ik neem dan ook aan dat de Raad het debat vooral wil voeren op basis de informatie van het College of aan de hand van anderszins vergaarde informatie in plaats van op grond van berichten die nu in de media verschijnen.
  Mevrouw Meijer en anderen spreken voortdurend over ex-wethouder Dales en
ex-fractievoorzitter Halbertsma die de pers te woord hebben gestaan. Naar mijn idee spreekt de Raad met het College en in het algemeen ben ik van mening dat je je nooit al te veel moet aantrekken van je exen.
  Tegen mevrouw Meijer merk ik op dat ik eraan hecht te benadrukken dat ik niet tegen de heer Halbertsma heb gezegd dat hij uit zijn nek kletst. Dat hoorde zij mij niet zeggen. Mevrouw Meijer suggereerde dat zowel ex-wethouder Dales als ik dat hebben gezegd.
   (Mevr. MEIJER: U heeft op AT5 gezegd dat de heer Halbertsma misschien contact heeft met Jomanda. U suggereerde dat hij kletste. U sprak over een speciale gave zoals die van Jomanda. Oud-wethouder Dales heeft gezegd dat de heer Halbertsma uit zijn nek kletste.)
  Ik heb de heer Halbertsma een compliment gegeven, want kennelijk beschikt hij over dezelfde bijzondere gave als Jomanda. Daarmee mag hij blij zijn. Ik begrijp echter niet wat de relevantie daarvan is. De relevante discussie vindt in de Raad plaats en niet zozeer voor de camera's of op een andere locatie.
   (De heer HALBERTSMA: Mogen wij misschien samenvatten dat datgene waarvan de heer Dales zei dat ik uit mijn nek kletste morgen door u op papier is gezet?)
  Nee, ik weiger in te gaan op de woorden die door wie dan ook in de pers zijn geuit. Morgen zal ik daarop uitgebreid ingaan als ik een toelichting geef aan de pers. Gelukkig gaat het gesprek dan over de Noord-Zuidlijn en niet zozeer over datgene wat iedereen daarvan vindt. Het is een presentatie van feiten en wat de fracties daarmee vervolgens politiek gaan doen, merk ik dan wel.
  Het is nogal belangrijk de scoop van de begroting van de Noord-Zuidlijn in de gaten te houden. Ik verzoek de Raad daaraan aandacht te besteden als hij de stukken bestudeert. Er zijn zaken in de begroting van de Noord-Zuidlijn opgenomen die met het aanleggen van de metrolijn te maken hebben. Tevens zijn er zaken die daar omheen spelen. Daarvoor kan ik het best verwijzen naar de motie-Bijlsma.
  Het feit dat wij bij de metro fietsenstallingen willen realiseren, heeft op zichzelf weinig met de Noord-Zuidlijn te maken. Dat is beleidsinhoudelijk verstandig, maar de vraag is of de kosten daarvan moeten drukken op de begroting van de Noord-Zuidlijn. De heer Van Poelgeest en ik zijn het met elkaar eens dat dit niet moet gebeuren en bij vorige gelegenheden hebben wij gezegd dat wij die fietsenstalling in Amsterdam toch moeten realiseren. Het is dus beter dat te combineren. De kosten daarvoor worden derhalve uit het Mobiliteitsfonds betaald.
  Het is van belang zich ervan bewust te zijn dat wij met opzet en met instemming van de Raad een aantal zaken niet in de begroting voor de Noord-Zuidlijn hebben opgenomen. Daarvoor zijn immers goede redenen aan te geven. De index die wij vergoed krijgen van de rijksoverheid hebben wij met opzet wel benoemd, maar niet budgettair meegenomen en dat zullen wij dus ook niet doen. Wij houden het exact bij de scoop die wij in de nacht van 9 op 10 oktober 2002 gezamenlijk hebben bepaald. Daarover ontvangt de Raad de berekening en daarnaast maakt het College melding van allerlei zaken, zoals verzekeringen, nadeelcompensatie voor ondernemers, omgevingsprojecten, de exploitatie enz. De Raad moet dus goed in de gaten houden dat de kern van de begroting voor de Noord-Zuidlijn de aanleg daarvan is en dat de zaken daar omheen op andere posten drukken.
  Mevrouw Van Pinxteren suggereerde dat het College gebruik heeft gemaakt van masseurs of iets dergelijks. Dat is klinkklare nonsens. Er is hier slechts één wethouder voor de Noord-Zuidlijn en dat ben ik. Er is slechts één wethouder die namens het College over de Noord-Zuidlijn spreekt en dat ben ik. Dat gebeurt in de daartoe geëigende vergaderingen. Ik doel dan op de commissie- en raadsvergaderingen.
 
  Mevr. MEIJER: Mijnheer de Voorzitter. De cosmetiek is dus de motie van de PvdA-fractie. Graag verneem ik van de wethouder wat er de reden van was dat hij de motie van deze fractie nodig had om de VVD-fractie binnen boord te houden. Waarom heeft het College dan zelf niet voorgesteld het bedrag van 80 miljoen euro daaraan toe te voegen? Gebeurde dat niet, omdat de fractie van de VVD dan niet akkoord zou gaan?
  Verder vraag ik mij af of de stukken die morgen aan de pers worden gepresenteerd tegelijkertijd, eerder of later aan de Raad worden overhandigd. Het gebeurt immers wel eens dat de Raad de stukken later ontvangt dan de pers.
  Ik vraag de heer Halbertsma of de huidige fractievoorzitter van de PvdA met zijn kristallen bol waarom eerstgenoemde tijdens zijn afscheidsinterview die motie aanhaalde. Er was immers geen sprake van een bijzonder wapenfeit en daarbij komt dat die motie niet eens door de heer Halbertsma is ondertekend. Waarom legde hij daarop zoveel nadruk en heeft hij die verwarring veroorzaakt?
  Die verwarring is ondertussen zo groot dat het wat ons betreft nog steeds tijd is voor een onderzoek. De heer Halbertsma mag blijkbaar niet zeggen wat hij bedoelde, dus wij vernemen dat graag van een commissie.
 
  De heer FLOS: Mijnheer de Voorzitter. Ik maak van de gelegenheid gebruik om de heren Asscher en Bijlsma te bedanken voor de antwoorden die naar ik aanneem in naam van de heer Halbertsma aan mij zijn gegeven.
  Ik constateer in ieder geval dat de heer Halbertsma van mening is dat er sprake is geweest van een ongelukkige woordkeuze. Hij had die woorden niet moeten gebruiken. Tevens begrijp ik dat het woord 'cosmetiek' moet worden uitgelegd als 'de motie die de fractie van de PvdA heeft ingediend'. Dat lijkt mij meer dan duidelijk. Dus wat mijn fractie betreft is al het zeer over die uitspraak daarmee verdwenen.
  Tegen mevrouw Meijer merk ik op dat het prematuur is nu een onderzoek in te stellen op basis van gegevens en stukken die nog niet bekend zijn.
 
 De heer ASSCHER: Mijnheer de Voorzitter. Mevrouw Meijer stelde de vraag waarom de heer Halbertsma in zijn afscheidsinterview over die motie begon. De reden daarvan is dat hij daarover door de journalist werd bevraagd naar aanleiding van de uitspraken van scheidend wethouder Dales. Het is dus niet juist dat de heer Halbertsma van mening was dat hij iets over de Noord-Zuidlijn moest zeggen.
   (Mevr. ALBERTS: Ik ben van mening dat dit door de heer Halbertsma moet worden gezegd. Het lijkt wel een orakel dat namens iemand aan het woord is.)
  Ik herken die beeldspraak wel. Toch hecht ik eraan serieus een punt te maken. Daar waar de suggestie is gewekt dat de fractie van de PvdA willens en wetens informatie over de Noord-Zuidlijn heeft achtergehouden - dat is immers een aantijging - is die zojuist door de heer Bijlsma weggenomen onder verwijzing naar zijn motie.
   (Mevr. ALBERTS: Nee, dat weten wij toevallig niet. Misschien zijn er wel veel stukken waarvan wij geen kennis hebben. Wij spreken over woorden, maar bewijzen hebben wij niet. Neem mij niet kwalijk, maar een motie is naar mijn idee in een betoog geen bewijs.)
  Het is leuk en aardig te horen wat naar het oordeel van mevrouw Alberts een bewijs is, maar ik zeg de Raad nogmaals dat hij wist wat wij wisten. Daarvoor heeft hij gestemd. Daar ging het om en dat was de bedoeling van die uitspraak van de heer Halbertsma. De fractie van de VVD voelde zich aangesproken door het woord 'cosmetiek'. Het was misschien niet handig dat woord te gebruiken, maar het komt erop neer dat wij zeiden dat die kosten er ook zijn en dat het van belang is daarmee rekening te houden. Wij wisten dat dus en dat geldt ook voor de fractie van de VVD. Van de heilige grens van 132 miljoen euro kan men vinden wat men wil. Daarop heeft de heer Halbertsma ook gewezen. Dat betekent dat de kennis die wij als Raad in oktober 2002 hadden en met elkaar hebben gedeeld, met dank aan de heer Bijlsma voor het feit dat hij 129 vragen heeft gesteld, algemeen was en dat er dus geen reden is voor het instellen van een dergelijke onderzoekscommissie.
   (Mevr. BRUINES: Wij moeten datgene wat u nu zegt maar voor waarheid aannemen. Voor ons blijft echter wel de vraag wat de reden is van het feit dat de heer Halbertsma vorige week opeens op een dergelijke manier daarover sprak. De pers en iedereen in de stad wisten immers wat er in oktober 2002 is besloten. Daar kon hij immers wel van uitgaan. Wat was dan de aanleiding om opeens fuzz te maken? Dat heeft op zijn minst verwarring veroorzaakt. Bent u dat met ons eens?)
  Wij hebben vrijwel onmiddellijk geprobeerd opheldering te geven door de heer Bijlsma contact te laten opnemen met AT5. Het ging erom dat wij wisten wat u wist.
   (Mevr. BRUINES: Dat wisten wij al!)
   (Mevr. KALT: Het begint mij langzaam maar zeker duidelijk te worden. De heer Halbertsma mag niet spreken, omdat hij nog steeds achter zijn uitspraak staat. Hij merkte zojuist in de microfoon op dat zijn kletskoek morgen door wethouder Van der Horst op papier zal worden overhandigd. De vraag is wie ik moet geloven. Moet ik de heer Halbertsma geloven die het hier wel heeft gezien, of de rest die van mening is dat hij nog een tijdje mee moet. Graag zou ik dat van de fractievoorzitter vernemen.)
   (De heer HALBERTSMA: Ik heb werkelijk niets toe te voegen aan de woorden van de heren Bijlsma en Asscher. Ik ondersteun die volledig.)
   (Mevr. KALT: Ja, maar uw eigen woorden bewaart u ook.)
   (De heer H.H.G. BAKKER: Bedoelt mevrouw Kalt te zeggen dat hier goede lijm voor op de stoelen wordt gebruikt?)
   (De heer VAN POELGEEST: De heer Asscher merkte zojuist op dat het woord 'cosmetiek' ietwat ongelukkig is gekozen en dat wij dat bijvoorbeeld moeten lezen als 'linksom of rechtsom'. Daarvan wordt de uitspraak echter niet beter. De fractie van de VVD had dat 'linksom/rechtsom' nodig om akkoord te gaan. Is dat wat de heer Asscher bedoelde te zeggen?)
  De heer Van Poelgeest moet aan de heer Flos of de heer Van der Burg vragen wat de fractie van de VVD nodig had om akkoord te gaan. Dat is aan hun. Het enige wat ik heb gezegd, is dat wij wisten wat u wist en daar was het om te doen.
   (De heer VAN POELGEEST: U zei zojuist dat het woord 'cosmetiek' moest worden vervangen door 'linksom of rechtsom', maar daarmee blijft de zin staan dat de fractie van de VVD iets nodig had. Ik weet niet wat, maar zij had iets nodig.)
  De fractie van de PvdA heeft gezegd dat die kosten natuurlijk moeten worden betaald. Dat heeft de heer Bijlsma in een motie verwoord en die is door u ondertekend.
   (De heer VAN POELGEEST: Maar wat had de fractie van de VVD nodig? U voert het woord voor de heer Halbertsma en die heeft gezegd dat die fractie iets nodig had.)
  Ik kan niet ook het woord voeren voor de fractie van de VVD.
   (De heer VAN POELGEEST: Dan vraag ik de heer Halbertsma waarop hij doelde toen hij zei dat de VVD-fractie iets nodig had.)
  Het lijkt mij beter dat de fractie van de VVD deze vraag beantwoordt.
   (De heer VAN POELGEEST: Nee, dat is een uitspraak van de fractie van de PvdA.)
    (De heer VAN DER BURG: Ik zou het prettig vinden als de heer Halbertsma of de heer Asscher antwoord geeft op de vraag wat de fractie van de VVD nodig had. In onze visie hadden wij niets nodig, dus bij de fractie van de PvdA was sprake van een waanbeeld en wij willen nu graag horen wat dat was. Ik vraag de heer Halbertsma of Asscher daarom te spreken namens de fractie van de VVD en mee te delen wat zij nodig had.)
  Dat is buitengewoon verleidelijk. De fractie van de VVD achtte het nodig de absolute grens te trekken bij het bedrag van 132 miljoen euro aan directe kosten voor de Noord-Zuidlijn. Tegelijkertijd hebben wij aangegeven dat er ook andere kosten zijn die wij linksom of rechtsom moeten betalen. Die moeten dus worden gedekt. Dat stond in die motie. Daarop doelde de heer Halbertsma.
   (Mevr. MEIJER: De heer Van Poelgeest merkte voor AT5 reeds op dat wethouder Dales het blijkbaar met de fractie van de PvdA eens is geweest dat het niet kon voor 132 miljoen euro, dat ondertussen duidelijk was dat de fractie van de VVD niet akkoord ging met een bedrag dat hoger was en dat toen de deal is gesloten dat de fractie van de PvdA een motie zou indienen en dat de VVD-fractie zou vasthouden aan het bedrag van 132 miljoen euro. Dat komt mij nu goed voor. Is dat correct?)
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Vraagt mevrouw Meijer dat aan de heer Halbertsma of aan de heer Asscher?)
   (Mevr. MEIJER: Het maakt mij niet uit wie antwoord geeft, maar ik wil wel de waarheid horen.)
  Ik spreek hier namens de fractie van de PvdA. De fractie van de VVD zal straks zelf het woord voeren. Er was op dat punt geen sprake van een deal.
   (De heer BIJLSMA: Ik hecht eraan dat aan te vullen. Toen ik naar de Raad ging - dat kunt u ook bij de heer Dales navragen - wist ik niet wat de reactie van het College zou zijn op onze beide moties.)
   (De heer MANUEL: De heer Asscher sprak over het extra bedrag van 132 miljoen euro en wat extra geld conform de motie die door de heer Bijlsma is ingediend en door de voltallige Raad, met uitzondering van mevrouw Kalt, is ondersteund. Maar hij weet dus niet van ander extra geld voor de Noord-Zuidlijn? Als er dus morgen een rapport verschijnt dat zowel ik, hij, als de heer Halbertsma niet kent, wordt hij morgen eventueel verrast door nieuwe cijfers over de Noord-Zuidlijn. Is dat correct?)
  Wat ik weet, weet u. Dat probeer ik steeds duidelijk te maken.
   (De heer MANUEL: Ik weet niets en u dus ook niet.)
  Ik weet van alles. Ik hoor onheilspellende berichten. Goed ingelichte bronnen in het stadhuis beweren van alles tegen onder andere de krant. Dat weet ik. Ik kan niet ontkennen dat ik Het Parool wel eens lees, maar ik weet niet meer dan u. Dat is het antwoord.
   (De heer MANUEL: Dan bent u morgen waarschijnlijk met mij geschokt?)
  Dat weet ik dus ook niet.
 
 De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Ik meen dat mevrouw Meijer het zojuist duidelijk heeft gezegd en dat na het interruptiedebatje tussen mij en de heer Asscher duidelijk is geworden dat er toch iets nodig was om het eens te worden. Daarover is in coalitieverband natuurlijk wel gesproken. Het kwam erop neer dat de fractie van de VVD naar buiten toe het beeld overeind wilde houden dat het voor 132 miljoen euro mogelijk was en dat zij de hand aan de knip had. Terecht zei de fractie van de PvdA dat er zoveel extra risico's bij zitten dat er in de loop der tijd waarschijnlijk extra geld bij moet. Dan schik je tussen twee fracties door middel van een dergelijke motie. Dat wil niet zeggen dat die twee fracties gezamenlijk die motie hebben gemaakt. Ik neem wel aan dat de heer Bijlsma zelf die motie heeft opgesteld, maar toen die fractievoorzitters bij elkaar zaten, dachten zij waarschijnlijk dat het op die manier was opgelost. Dat is mogelijk. Dat is politieke koehandel die wel vaker plaatsvindt, maar inhoudelijk is het punt dat iedereen in deze Raad vooraf wist dat het meer zou worden dan 317 miljoen euro. Dat blijft overeind en in die zin begrijp ik ook de opmerkingen van de heer Halbertsma.
   (Mevr. BRUINES: Nu herhaalt de heer Van Poelgeest ook de discussie van oktober 2002. De fractie van GroenLinks was ook toen al van mening dat kosten voor de omgevingsprojecten wel tot het budget voor de Noord-Zuidlijn moeten worden gerekend.)
 Dat gold niet voor al die kosten.
    (Mevr. BRUINES: Die discussie hebben wij toch al gevoerd? De heer Van Poelgeest is die mening nog steeds toegedaan, maar dan kan hij anderen niet verwijten dat zij indertijd dat onderscheid hebben gemaakt en dat nog willen doen.)
  Voor sommige wel en andere niet. De zaken die als mogelijke risico's in die motie worden genoemd, behoren wel degelijk tot het budget. Ik ondersteun wat dat betreft alleen maar de visie van de heer Bijlsma dat iedereen kon weten dat het bedrag hoger zou zijn. Voor ons was dat één van de redenen om met pijn in het hart tegen te stemmen. Dat moet mevrouw Bruines ook niet vergeten.
  Ik ga concreet in op het besluit van de fractie van de SP. Op dit moment kunnen wij daarmee niet instemmen. Dat is namelijk veel te vroeg. Wij moeten afwachten tot morgen. Ik heb begrepen dat wij zullen worden geconfronteerd met een overschrijding. Men zegt dat het zal gaan om een bedrag van ongeveer 90 miljoen euro. Dat is een dermate groot bedrag dat de vraag oproept of alles wat indertijd bekend was ook is opgeschreven. Dat kan pas worden beoordeeld op het moment dat die informatie beschikbaar is. Ik sluit dus niet uit dat wij in de toekomst wel voorstander van een onderzoek zullen zijn. Op dit moment is dat echter niet het geval.
 
 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil niet flauw zijn, maar ik heb indertijd tegen die motie gestemd omdat ik het inderdaad een cosmetische kwestie vond. Voor de kern van de Noord-Zuidlijn is sprake van een bedrag van 132 miljoen euro en daarnaast stapelen zich rekeningen op die wij niet tot dat project rekenen. Dat zullen wij morgen waarschijnlijk ook zien. Ik heb indertijd gezegd dat een kind kan zien dat het duurder wordt. Iedereen - inclusief alle mensen op straat - weten dat dergelijke projecten altijd uit de hand lopen. Dat is één van de redenen van het feit dat ik daarvan tegenstander ben. Ik vermoed dat ik straks van het College te horen krijg dat ik niet zo stom moet doen, omdat een kind kon zien dat het meer werd. Dan is de cirkel rond en zijn wij allemaal bedonderd.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik hoorde dat de heer Halbertsma zelf mocht spreken. Ik zou het op prijs stellen als hij zelf zei wat hij met zijn opmerkingen bedoelde. Ik heb aan de fractievoorzitter van de PvdA gevraagd of hij vandaag met een brief zou komen of iets wilde voorlezen. Ik vroeg hem of de heer Halbertsma er niet zou zijn. De fractievoorzitter antwoordde ontkennend, maar ik krijg toch de indruk dat de heer Halbertsma thuis had kunnen blijven en dat eerstgenoemde nu van zijn papiertje voorleest.
   (De heer VAN POELGEEST: Elk gekozen raadslid moet hier zijn om te stemmen en wat dan ook. Dat gezeur over personen die thuis moeten blijvenY)
  Ik had ook gevraagd of hij aanwezig zou zijn, maar nu hem het woord is ontnomen, is sprake van een andere situatie. Dan is er toch sprake van een democratisch gekozen raadslid dat van zijn fractie zijn mond niet meer open mag doen?
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ook wij volgen dit debat met stijgende verbazing. In alle algemene beschouwingen in vrijwel alle commissies heb ik de wethouder gewezen op mogelijke meerkosten. De heer Bijlsma kan vandaag wel vrolijk melden dat er al een motie lag, maar de vraag is of die destijds niet als zekerheidje is neergelegd. Als wij die kosten voor onze kiezen krijgen - dat voelen wij al op onze klompen aan - kunnen wij later altijd nog zeggen dat wij dat al wisten en dat het voor iedereen bekend was. Als ik uitga van de uitspraken van de heer Halbertsma is echter de vraag in hoeverre dit speelt. Als er geen onzekerheid was geweest over die kosten, was de pers daarop ook niet op deze wijze ingegaan. Door die motie zijn dus veel mensen op het verkeerde been gezet als het gaat om die kosten. Nu zeggen dat er een motie is ingediend en dat een en ander al bekend was, vind ik ietwat zwak. Dan is het namelijk altijd mogelijk terug te redeneren.
 
 Wethouder VAN DER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Naar mijn idee is mevrouw Meijer nog ingegaan op de motie van de heer Bijlsma. Naar mijn idee is uiteindelijk de conclusie dat middels de motie-Bijlsma en de debatten die daarover zijn gevoerd, de Raad en het College overeen waren gekomen dat de huidige systematiek moet worden gehanteerd. Dat houdt in dat de kern het aanleggen van de Noord-Zuidlijn is en dat daar omheen ook nog iets zit. Naar mijn idee hebben wij betrekkelijk precies benoemd wat daarbij al dan niet moet worden opgeteld. Ik begrijp natuurlijk dat er altijd een politiek steekspel aan te pas moet komen, maar als men louter de cijfers en de systematiek onder de loep neemt, zou daarover tussen de fracties van GroenLinks en de VVD geen misverstand moeten bestaan. Als de fracties die stukken uit de kast halen, kunnen zij nagaan wat is besloten en waar wat wordt berekend. Naar mijn idee is het glashelder dat op sommige gebieden sprake is van keuzevrijheid. De Raad kan beslissen al dan niet een fietsenstalling aan te leggen. Dat heeft verder niets met die Noord-Zuidlijn te maken. Wij hebben gezamenlijk ook een discussie gevoerd over de vraag of wij de openbare ruimte in de binnenstad mooier moeten maken of dat wij kiezen voor sober en doelmatig. Het College en een deel van de Raad is het daarover niet met elkaar eens, maar het is wat dat betreft mogelijk keuzes te maken. Dat heeft dus niets te maken met iets wat je overkomt.
   (De heer MANUEL: De wethouder maakt duidelijk onderscheid tussen de kern en de zaken daar omheen. Hij noemt de fietsenstalling als voorbeeld. Kan hij vandaag een tipje van de sluier oplichten en meedelen of de kern al dan niet duurder wordt?)
  Nee, dat doe ik niet, want daarvoor hebben wij morgen een gezellige dag gepland en dan verneemt iedereen dat.
  In de aangenomen motie staat bij onderdeel B het woord 'stelpostoverschrijding'. Daarop is zojuist ook een toelichting gegeven. Daar zitten de mogelijke risico's en het probleem daarmee is dat het van belang is wat dat betreft een inschatting te maken. Daarop is gestudeerd en naar mijn oordeel is de eindconclusie geweest dat de Raad en het College hebben uitgesproken dat risico's versus geld met de kennis van zaken in het debat in de nacht van 9 op 10 oktober 2002 met elkaar in evenwicht waren.
  De heer H.H.G. Bakker en de rest van de Raad is voortdurend op de hoogte gesteld van het feit dat het College kwartaalrapportages voorlegt waarin het ingaat op de actuele stand van zaken en dat het dit project eenmaal per jaar doorrekent tot aan de eindstand van de Noord-Zuidlijn. Dat ligt morgen voor en dan kan de Raad precies zien wat er staat te gebeuren tot 2012.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Zojuist merkte u op dat u daarvoor morgen een prettige dag heeft gereserveerd. Ik neem wel aan dat de Raad eerder wordt geïnformeerd dan de pers.)
  De Raad ontvangt het stuk van het College inderdaad eerder dan de pers, maar ik heb er wel voor gekozen daarover morgenmiddag met de pers te spreken.
   (Mevr. MEIJER: Ik had de wethouder gevraagd waarom het nodig was dat de fractie van de PvdA een motie indiende voor een mogelijke kostenoverschrijding die het College ook al zag aankomen. Waarom heeft het College dat niet voorgesteld?)
  Mevrouw Meijer moet niet aan het College vragen waarom het nodig is dat de PvdA-fractie een motie indient. Naar mijn idee gebeurt het wel vaker dat het College en de Raad van gedachten wisselen en dat een en ander vervolgens in een motie wordt verwoord. In de nacht van 9 op 10 oktober 2002 zijn wij het in mijn herinnering uiteindelijk met elkaar eens geworden. De meerderheid was het althans met elkaar eens.
   (Mevr. MEIJER: Nee, naar mijn idee was ook het College van mening dat de motie van de PvdA-fractie gerechtvaardigd was en dat het geld absoluut nodig zou zijn. Dan had het College dat toch zelf kunnen voorstellen?)
  Ik heb zojuist al gezegd dat in de motie een aantal zaken staat dat om de Noord-Zuidlijn heen moet gebeuren. In de motie wordt ook gevraagd of het College rapporteert als er afwijkingen zijn. Vandaar dat wij voor de systematiek hebben gekozen om eenmaal per jaar het project door te rekenen tot aan de eindstand. Morgen komt die rapportage voor en dan wordt het College uitgenodigd een voorstel te doen voor de dekking van dat bedrag. Dat zal het doen.
   (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: De wethouder stelde zojuist dat de Raad eerder zal worden geïnformeerd dan de pers. Dat lijkt mij logisch. Hij zei dat hij morgenmiddag met de pers gaat spreken. Wanneer ontvangt de Raad het rapport en waar en hoe gebeurt dat?)
  Ik meen dat de raadsleden de brief of het rapport morgen in de fractiekamer ontvangen en in de middag zal ik aan de pers een toelichting geven op de inhoud.
 
 De discussie wordt gesloten.
 
  De VOORZITTER: Er ligt een voorgesteld besluit voor van de fractie van de SP. Ik geef de Raad de gelegenheid een stemverklaring te geven.
 
 Mevr. MEIJER (stemmotivering): Ik stel voor de motie nu niet in stemming te brengen. Ik wens dat te doen tijdens de eerstvolgende raadsvergadering waarin het stuk dat wij morgen ontvangen aan de orde komt.
 
  De vergadering wordt van 15.05 tot 15.15 uur geschorst.
.....................
.......................................................................
...................................................................................
................................................
....................................................

  De vergadering wordt om 17.10 uur gesloten.