|
Gemeenteblad
|
afd. 1
|
|
raadsvoordracht |
|
|
Vaststelling van de tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn.
|
Amsterdam, 30 september 2004.
|
Aan de Gemeenteraad Op grond van het hiern
avolgende stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen:
De Gemeenteraad van Amsterdam,
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 september 2004;
Overwegende, dat hij zich verenigt met de beoordeling door Burgemeester en
Wethouders van de ingediende zienswijzen, zoals deze is geformuleerd in de
genoemde voordracht, deze beoordeling tot de zijne maakt en in dit besluit als
ingelast beschouwt;
Gelet op het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
Besluit: I
de zienswijzen van de in de voordracht vermelde adressanten, met uitzondering
van de als zodanig aangegeven zienswijze, in beschouwing te nemen;
II
dat de zienswijzen geen aanleiding geven het ontwerp van de tweede herziening
van het bestemmings-plan Noord-Zuidlijn te wijzigen; III
vast te stellen de tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn,
vastgesteld bij zijn besluit van 2 september 1998, nr. 437, en herzien bij zijn
besluit van 27 februari 2002m, nr. 197, vervat in de voorschriften die als
volgt luiden: Art. I Aan art. 4,
Ondergronds railtracé waarboven openbare ruimte (Vr 2 + Vo),
wordt het nieuwe lid 21 toegevoegd, luidende als volgt:
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, in het belang van het behoud van het
beschermd stads-gezicht nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen
van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, voorzover vervat in de bladen 7,
8, 9 en 10 van de plankaart. Art. II Aan art. 4,
Ondergronds railtracé waarboven openbare ruimte (Vr 2 + Vo),
wordt het nieuwe lid 22 toegevoegd, luidende als volgt:
Voorzover het betreft de gronden, vervat in de bladen 7, 8, 9 en 10 van de
plankaart, houden Burgemeester en Wethouders, bij toepassing van de
vrijstelling als bedoeld in lid 9, rekening met het belang van het behoud van
het beschermd stadsgezicht. Art. III Aan art. 5,
Ondergronds railtracé waarboven water (Vr2 + Vw),
wordt het nieuwe lid 7 toegevoegd, luidende als volgt:
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, in het belang van het behoud van het
beschermd stads-gezicht nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen
van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, voorzover vervat in de bladen 7,
8, 9 en 10 van de plankaart. Art. IV
Aan art. 13,
Ondergrondse stationsgebouwen waarboven openbare ruimte (S2 + Vo),
wordt een nieuw lid 14 toegevoegd, luidende als volgt:
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, in het belang van het behoud van het
beschermd stads-gezicht nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen
van de bebouwing als bedoeld in de leden 2 en lid 3, voorzover vervat in blad
10 van de plankaart, alsmede lid 7, voorzover het betreft de noordelijke en
zuidelijke in-/uitgangen van het station Vijzelgracht. Art. V
Aan art. 13,
Ondergrondse stationsgebouwen waarboven openbare ruimte (S2 + Vo),
wordt een nieuw lid 15 toegevoegd, luidende als volgt:
Voorzover het betreft de gronden, vervat in de bladen 10 van de plankaart,
houden Burgemeester en Wethouders, bij toepassing van de vrijstelling als
bedoeld in lid 11, rekening met het belang van het behoud van het beschermd
stadsgezicht. Art. VI Na art. 20, (
Algemene Vrijstellingen), wordt een nieuw art. 20a
toegevoegd, luidende als volgt:
Voorzover het betreft de gronden vervat in de bladen 7, 8, 9 en 10 van de
plankaart, houden Burgemeester en Wethouders, bij toepassing van de
vrijstellingen als bedoeld in artikel 20, rekening met het belang van het
behoud van het beschermd stadsgezicht.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
|
E. Gerritsen
|
M.J. Cohen
|
secretaris
|
burgemeester
|
Toelichting (bestuurlijke context).
Hierbij bieden wij u het ontwerp van de tweede herziening van het
bestemmingsplan Noord-Zuidlijn ter vaststelling aan. De tweede herziening heeft
tot doel het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn een beschermend karakter te geven
zoals bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Monumentenwet voor het
tracégedeelte van de Noord-Zuidlijn van Prins Hendrikkade tot Dam en van
Spui tot Singelgracht; dit is het tracédeel gelegen binnen het
beschermd stadsgezicht exclusief het bestemmingsplan Parkeergarage Rokin en het
in procedure gebrachte bestemmingsplan Stationseiland. De herziening betreft
uitsluitend een aanpassing van de voor-schriften.
Voor wat betreft de aanleiding en de doelstellingen van dit bestemmingsplan
verwijzen wij u kortheidshalve naar de toelichting op het ontwerp van de
herziening.
De tweede herziening bestaat uit voorschriften en gaat vergezeld van een
toelichting.
Overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft het
ontwerpbestemmingsplan met ingang van 24 juni 2004 gedurende vier weken voor
een ieder ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ter inzage legging van het
ontwerpbestemmingsplan zijn zienswijzen ingediend door: 1.
Stichting Behou Gerard Dou, mevrouw E. Visser en K. v/d Meer en anderen; 2.
Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad; 3.
Stichting Monumentenbehoud Nederland, A.R. Kuyper en F.J. Colon; 4.
Nederlands Genootschap van Insprekers; 5. Vereniging de Bovengrondse.
Behandeling zienswijzen. Formele aspecten.
De zienswijze van de Vereniging de Bovengrondse is op 26 juli 2004
(persoonlijk) in de brievenbus van de Dienst Ruimtelijke Ordening gestopt; de
termijn voor het indienen voor zienswijzen liep tot en met 21 juli, zodat deze
zienswijze te laat is ingediend en derhalve buiten beschouwing gelaten moet
worden.
De aanvullende zienswijze van het Nederlands Genootschap van Insprekers is op 4
augustus 2004, dus buiten de gestelde termijn, per fax ontvangen. Het betreft
hier geen nadere onderbouwing van of aanvulling op de eerder ingediende
zienswijzen, maar nieuwe bezwaren, die bovendien niet gericht zijn op de
onderhavige tweede herziening, zodat deze aanvullende zienswijze buiten
beschouwing gelaten moet worden.
De overige zienswijzen zijn binnen de gestelde termijn binnengekomen, dan wel
binnen de daarvoor gestelde termijn aan uw vergadering gericht, zodat zij
volgens de wettelijke vereisten zijn ingediend,
Inhoudelijke behandeling.
Zienswijze van Stichting Behou Gerard Dou, mevrouw E. Visser en K. v/d Meer en
anderen
Adressanten stelt dat deze herziening geen juridische waarde heeft als
beschermend plan, aangezien het incompleet is en een bestemmingsplan een ander
bestemmingsplan niet kan afdekken. Reactie.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening maakt herzieningen en partiële
herzieningen van een bestemmingsplan mogelijk; de stelling van adressanten kan
dan ook niet onderschreven worden.
De overige bezwaren van adressanten richten zich op het inmiddels
onherroepelijk geworden bestemmings-plan Noord-Zuidlijn als zodanig en op
andere bestemmingsplannen en op de uitvoeringsfase daarvan en kunnen derhalve
in deze procedure niet aan de orde komen.
Zienswijze van Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad
Adressant heeft twijfels of de herziening de garantie biedt dat te zijner tijd
de stationsuitgangen bij de Vijzelgracht op een wijze te voegen zijn in het
beschermde stadsgezicht; de zorg betreft in eerste instantie de noordelijke
uitgang. Vooral de globale wijze waarop de in het geding zijnde waarden worden
aangegeven en de regeling is geformuleerd wordt als een probleem gezien.
Appellant pleit ervoor om de vormgeving vast te leggen in een uitwerkingsplan
ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
De regeling is ook overbodig omdat burgemeester en wethouders nadere regels
kunnen stellen en gemeentebestuur opdrachtgever is, waarbij derden in de kou
blijven staan en slechts bezwaar kunnen indienen tegen de afgegeven
bouwvergunning.
Daarnaast maakt adressant zich zorgen over de concrete vormgeving van de
uitgangen. Reactie
Deze herziening maakt het mogelijk om concrete bouwplannen optimaal in te
passen in het beschermde stadsgezicht. Hiertoe kunnen B&W zo nodig nadere
eisen stellen. Terecht wordt opgemerkt dat dan tegen de bouwvergunning
rechtsmiddelen openstaan, waaraan toegevoegd kan worden dat dan ook tegen de
wijze waarop B&W invulling geven aan de nadere eisen geageerd kan worden.
Het opnemen van een uitwerkings-plicht in het bestemmingsplan vergroot niet
principieel de mogelijkheden om tot een goede inpassing van bouwplannen in het
beschermde stadsgezicht te komen, maar leidt wel tot langdurigere en meer
procedures, zonder de rechtszekerheid ter vergroten. Via het reguliere overleg
zal de vereniging natuurlijk betrokken blijven bij de concrete planvorming.
Zienswijze van Stichting Monumentenbehoud Nederland, A.R. Kuyper en F.J. Colon
Adressanten voeren aan dat er sprake is van onvoldoende motivering en dat
bovengrondse bouwsels altijd een schennis van het stadsgezicht opleveren. Ze
verwijzen daarbij ook naar hun inspraakreactie, die zich verder uitsluitend
richt tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn als zodanig en die
politiek-maatschappelijke vraagstukken aankaart. Reactie
Ook naar aanleiding van deze zienswijze merken wij op dat hier uitsluitend de
herziening aan de orde is en niet het onherroepelijke bestemmingsplan
Noord-Zuidlijn en de uitvoering daarvan. De motivering, zoals vastgelegd in de
toelichting, kan de voorschriften ter bescherming van het beschermde
stadsgezicht dragen.
De onderdelen van de zienswijze gericht tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn
als zodanig en aangaande de politiek-maatschappelijke vraagstukken treden
buiten deze herziening en kunnen derhalve hier niet aan de orde komen.
Kwalificaties van zittende en voormalige raadsleden en wethouders laten wij
graag voor rekening van adressanten.
Zienswijze van Nederlands Genootschap van Insprekers
De bezwaren van adressant richten zich tegen de formulering van artikel 6a van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bestemmingsplansystematiek in het algemeen,
de uitvoering van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn en politiek-bestuurlijke
verhoudingen en vraagstukken in het algemeen. Reactie
Deze bezwaren treden buiten de omvang van deze herziening en kunnen derhalve in
deze procedure niet aan de orde komen.
Conclusie
De ingediende zienswijzen geven geen aanleiding tot wijziging van de ontwerp
herziening.
De Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer heeft op 29 september
2004 met deze voordracht ingestemd.
Verschenen 6 oktober 2004.
|