Gemeenteblad
 
 
afd. 1

nr. 586
  raadsvoordracht   
  Vaststelling van de tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn.
Amsterdam, 30 september 2004.

Aan de Gemeenteraad
 
Op grond van het hiern avolgende stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen:
 



De Gemeenteraad van Amsterdam,
 
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 september 2004;
Overwegende, dat hij zich verenigt met de beoordeling door Burgemeester en Wethouders van de ingediende zienswijzen, zoals deze is geformuleerd in de genoemde voordracht, deze beoordeling tot de zijne maakt en in dit besluit als ingelast beschouwt;
Gelet op het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
 



Besluit:
 
I   de zienswijzen van de in de voordracht vermelde adressanten, met uitzondering van de als zodanig aangegeven zienswijze, in beschouwing te nemen;
 
II   dat de zienswijzen geen aanleiding geven het ontwerp van de tweede herziening van het bestemmings-plan Noord-Zuidlijn te wijzigen;
 
III   vast te stellen de tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn, vastgesteld bij zijn besluit van 2 september 1998, nr. 437, en herzien bij zijn besluit van 27 februari 2002m, nr. 197, vervat in de voorschriften die als volgt luiden:
 
Art. I
 
Aan art. 4, Ondergronds railtracé waarboven openbare ruimte (Vr 2 + Vo), wordt het nieuwe lid 21 toegevoegd, luidende als volgt:
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, in het belang van het behoud van het beschermd stads-gezicht nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, voorzover vervat in de bladen 7, 8, 9 en 10 van de plankaart.
 
Art. II
 
Aan art. 4, Ondergronds railtracé waarboven openbare ruimte (Vr 2 + Vo), wordt het nieuwe lid 22 toegevoegd, luidende als volgt:
 
Voorzover het betreft de gronden, vervat in de bladen 7, 8, 9 en 10 van de plankaart, houden Burgemeester en Wethouders, bij toepassing van de vrijstelling als bedoeld in lid 9, rekening met het belang van het behoud van het beschermd stadsgezicht.
 
Art. III
 
Aan art. 5, Ondergronds railtracé waarboven water (Vr2 + Vw), wordt het nieuwe lid 7 toegevoegd, luidende als volgt:
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, in het belang van het behoud van het beschermd stads-gezicht nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, voorzover vervat in de bladen 7, 8, 9 en 10 van de plankaart.
 
 
 
Art. IV
 
Aan art. 13, Ondergrondse stationsgebouwen waarboven openbare ruimte (S2 + Vo), wordt een nieuw lid 14 toegevoegd, luidende als volgt:
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, in het belang van het behoud van het beschermd stads-gezicht nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de bebouwing als bedoeld in de leden 2 en lid 3, voorzover vervat in blad 10 van de plankaart, alsmede lid 7, voorzover het betreft de noordelijke en zuidelijke in-/uitgangen van het station Vijzelgracht.
 
Art. V
 
Aan art. 13, Ondergrondse stationsgebouwen waarboven openbare ruimte (S2 + Vo), wordt een nieuw lid 15 toegevoegd, luidende als volgt:
 
Voorzover het betreft de gronden, vervat in de bladen 10 van de plankaart, houden Burgemeester en Wethouders, bij toepassing van de vrijstelling als bedoeld in lid 11, rekening met het belang van het behoud van het beschermd stadsgezicht.
 
Art. VI
 
Na art. 20, ( Algemene Vrijstellingen), wordt een nieuw art. 20a toegevoegd, luidende als volgt:
 
Voorzover het betreft de gronden vervat in de bladen 7, 8, 9 en 10 van de plankaart, houden Burgemeester en Wethouders, bij toepassing van de vrijstellingen als bedoeld in artikel 20, rekening met het belang van het behoud van het beschermd stadsgezicht.
 
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,  
E. Gerritsen M.J. Cohen
 
secretaris burgemeester

 



Toelichting (bestuurlijke context).
 
Hierbij bieden wij u het ontwerp van de tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn ter vaststelling aan. De tweede herziening heeft tot doel het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn een beschermend karakter te geven zoals bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Monumentenwet voor het tracégedeelte van de Noord-Zuidlijn van Prins Hendrikkade tot Dam en van Spui tot Singelgracht; dit is het tracédeel gelegen binnen het beschermd stadsgezicht exclusief het bestemmingsplan Parkeergarage Rokin en het in procedure gebrachte bestemmingsplan Stationseiland. De herziening betreft uitsluitend een aanpassing van de voor-schriften.
Voor wat betreft de aanleiding en de doelstellingen van dit bestemmingsplan verwijzen wij u kortheidshalve naar de toelichting op het ontwerp van de herziening.
 
De tweede herziening bestaat uit voorschriften en gaat vergezeld van een toelichting.
 
Overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 24 juni 2004 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn zienswijzen ingediend door:
1.   Stichting Behou Gerard Dou, mevrouw E. Visser en K. v/d Meer en anderen;
2.  Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad;
3.   Stichting Monumentenbehoud Nederland, A.R. Kuyper en F.J. Colon;
4.   Nederlands Genootschap van Insprekers;
5.  Vereniging de Bovengrondse.
 

Behandeling zienswijzen.
 
Formele aspecten.
 
De zienswijze van de Vereniging de Bovengrondse is op 26 juli 2004 (persoonlijk) in de brievenbus van de Dienst Ruimtelijke Ordening gestopt; de termijn voor het indienen voor zienswijzen liep tot en met 21 juli, zodat deze zienswijze te laat is ingediend en derhalve buiten beschouwing gelaten moet worden.
 
De aanvullende zienswijze van het Nederlands Genootschap van Insprekers is op 4 augustus 2004, dus buiten de gestelde termijn, per fax ontvangen. Het betreft hier geen nadere onderbouwing van of aanvulling op de eerder ingediende zienswijzen, maar nieuwe bezwaren, die bovendien niet gericht zijn op de onderhavige tweede herziening, zodat deze aanvullende zienswijze buiten beschouwing gelaten moet worden.
 
De overige zienswijzen zijn binnen de gestelde termijn binnengekomen, dan wel binnen de daarvoor gestelde termijn aan uw vergadering gericht, zodat zij volgens de wettelijke vereisten zijn ingediend,
 
Inhoudelijke behandeling.
 
Zienswijze van Stichting Behou Gerard Dou, mevrouw E. Visser en K. v/d Meer en anderen
 
Adressanten stelt dat deze herziening geen juridische waarde heeft als beschermend plan, aangezien het incompleet is en een bestemmingsplan een ander bestemmingsplan niet kan afdekken.
 
Reactie.
 
De Wet op de Ruimtelijke Ordening maakt herzieningen en partiële herzieningen van een bestemmingsplan mogelijk; de stelling van adressanten kan dan ook niet onderschreven worden.
 
De overige bezwaren van adressanten richten zich op het inmiddels onherroepelijk geworden bestemmings-plan Noord-Zuidlijn als zodanig en op andere bestemmingsplannen en op de uitvoeringsfase daarvan en kunnen derhalve in deze procedure niet aan de orde komen.
 
Zienswijze van Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad
 
Adressant heeft twijfels of de herziening de garantie biedt dat te zijner tijd de stationsuitgangen bij de Vijzelgracht op een wijze te voegen zijn in het beschermde stadsgezicht; de zorg betreft in eerste instantie de noordelijke uitgang. Vooral de globale wijze waarop de in het geding zijnde waarden worden aangegeven en de regeling is geformuleerd wordt als een probleem gezien.
Appellant pleit ervoor om de vormgeving vast te leggen in een uitwerkingsplan ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
De regeling is ook overbodig omdat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen en gemeentebestuur opdrachtgever is, waarbij derden in de kou blijven staan en slechts bezwaar kunnen indienen tegen de afgegeven bouwvergunning.
Daarnaast maakt adressant zich zorgen over de concrete vormgeving van de uitgangen.
 
Reactie
 
Deze herziening maakt het mogelijk om concrete bouwplannen optimaal in te passen in het beschermde stadsgezicht. Hiertoe kunnen B&W zo nodig nadere eisen stellen. Terecht wordt opgemerkt dat dan tegen de bouwvergunning rechtsmiddelen openstaan, waaraan toegevoegd kan worden dat dan ook tegen de wijze waarop B&W invulling geven aan de nadere eisen geageerd kan worden. Het opnemen van een uitwerkings-plicht in het bestemmingsplan vergroot niet principieel de mogelijkheden om tot een goede inpassing van bouwplannen in het beschermde stadsgezicht te komen, maar leidt wel tot langdurigere en meer procedures, zonder de rechtszekerheid ter vergroten. Via het reguliere overleg zal de vereniging natuurlijk betrokken blijven bij de concrete planvorming.
 
Zienswijze van Stichting Monumentenbehoud Nederland, A.R. Kuyper en F.J. Colon
 
Adressanten voeren aan dat er sprake is van onvoldoende motivering en dat bovengrondse bouwsels altijd een schennis van het stadsgezicht opleveren. Ze verwijzen daarbij ook naar hun inspraakreactie, die zich verder uitsluitend richt tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn als zodanig en die politiek-maatschappelijke vraagstukken aankaart.
 
Reactie
 
Ook naar aanleiding van deze zienswijze merken wij op dat hier uitsluitend de herziening aan de orde is en niet het onherroepelijke bestemmingsplan Noord-Zuidlijn en de uitvoering daarvan. De motivering, zoals vastgelegd in de toelichting, kan de voorschriften ter bescherming van het beschermde stadsgezicht dragen.
De onderdelen van de zienswijze gericht tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn als zodanig en aangaande de politiek-maatschappelijke vraagstukken treden buiten deze herziening en kunnen derhalve hier niet aan de orde komen.
Kwalificaties van zittende en voormalige raadsleden en wethouders laten wij graag voor rekening van adressanten.
 
Zienswijze van Nederlands Genootschap van Insprekers
 
De bezwaren van adressant richten zich tegen de formulering van artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bestemmingsplansystematiek in het algemeen, de uitvoering van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn en politiek-bestuurlijke verhoudingen en vraagstukken in het algemeen.
 
Reactie
 
Deze bezwaren treden buiten de omvang van deze herziening en kunnen derhalve in deze procedure niet aan de orde komen.
 



Conclusie
 
De ingediende zienswijzen geven geen aanleiding tot wijziging van de ontwerp herziening.
 
De Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer heeft op 29 september 2004 met deze voordracht ingestemd.
 
Verschenen 6 oktober 2004.