Gemeenteblad
 
 
afd. 1

nr. 185
     
 
Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden de heer H.H.G. Bakker en de heer H. Bakker inzake de veiligheid van stations van de Noord-Zuidlijn.
Amsterdam, 23 maart 2004.

Aan de Gemeenteraad
 

De raadsleden de heer H.H.G. Bakker en de heer H. Bakker hebben op 27 februari 2004, op grond van artikel 18 van het Reglement van Orde voor de Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen tot het College van Burgemeester en Wethouders gericht:
 
Inleiding.
 
Het zal het College van Burgemeester en Wethouders niet onbekend zijn dat door de bevoegde rechter nu ook het station Vijzelgracht voor de Noord-Zuidlijn is afgekeurd.
 
Wederom voldoen volgens het oordeel van de rechter diverse zaken niet aan de voorschriften zoals die onder andere in het Bouwbesluit zijn omschreven.
 
Reeds jaren probeert de gemeente Amsterdam met een uitgebreide perscampagne iedereen achter zich te krijgen om een onconventioneel ontwerp gerealiseerd te krijgen, waarbij het steeds duidelijker wordt dat de kosten maatgevend zijn geweest voor de mate waarop veiligheid in de plannen is verwerkt.
 
Pogingen van de gemeente om met deelrapportages van diverse onderzoekers het acceptatieproces te stimuleren hebben inmiddels tientallen miljoenen euro’s gekost, maar hebben gelukkig niet bijgedragen tot een vertroebeling van de inzichten en het oordeel van de rechter.
 
Inmiddels wordt Amsterdam met een, naarmate de voorbereidende bouwwerkzaamheden vorderen, groeiend aantal incidenten en schadegevallen geconfronteerd en kan de Gemeenteraad zich voorbereiden op de ongetwijfeld binnenkort te verwachten raadsvoordracht door het College van Burgemeester en Wethouders voor extra gelden, boven het destijds als maximaal noodzakelijk gereserveerde bouwbedrag.
 
Ongetwijfeld zal als excuus worden aangedragen dat door de vertraging van de bouw door de rechtszaken en noodzakelijke bouwaanpassingen dit noodzakelijk is geworden, doch volgens de fractie van Leefbaar Amsterdam, moet een en ander worden gezocht in de slechte en gefragmenteerde wijze waarop planning, besluitvorming en vergunningverlening door de gemeente zijn en worden uitgevoerd.
 
Het zal de partijen die destijds voor de bouw van de Noord-Zuidlijn kozen, veel moeite kosten om de gevolgen hiervan straks aan hun achterban en kiezers uit te leggen, en de fractie van Leefbaar Amsterdam ziet haar gelijk in haar destijds tegen de bouw van de Noord-Zuidlijn stemmen dan ook met de dag groeien.
 
Het democratische proces staat echter ook voor een scherpe controle van de uitgaven door de Gemeenteraad, zeker als het gaat om dergelijke enorme bedragen.
 
Uit de recente media-uitingen rond de rechterlijke uitspraak van het station Vijzelgracht komt echter een beeld naar voren dat blijk geeft van een voorbereiding waarbij adviezen van onder andere de Brandweer niet zijn meegenomen in de beleidsbeslissingen en waar zelfs mogelijk een onvolledige informatie van de Gemeenteraad in het geding is.
 
Op grond van het vorenstaande stellen vragenstellers de volgende vragen.
 
1.   In de media wordt gesproken over een advies van de Brandweer met betrekking tot de hoogte van het rookvrij houden van de stations bij brand gedurende de eerste fase van de evacuatie, alsmede van eisen op het terrein van vaste trappen als nooduitgangen. Kent het College van Burgemeester en Wethouders dit advies? Is het College bereid, zo het bestaat, dit aan de Gemeenteraad te overleggen? En waarom is er dan van dit advies afgeweken bij het definitieve ontwerp?
 
2.   In eerdere discussies met de Gemeenteraad aangaande het gebruik van de roltrappen als vluchtweg is reeds jaren aangegeven dat hierover overeenstemming zou zijn bereikt met het Liftinstituut, en dat hierover een brief zou bestaan die dit bevestigde. Ondanks de dringende oproep van diverse raadspartijen is deze brief nimmer door het College van Burgemeester en Wethouders aan de Raad verstrekt, voorzover de fractie van Leefbaar Amsterdam kan nagaan. Kan het College voor eens en altijd dit discussiepunt wegnemen door het thans overleggen van deze reeds jaren opgevoerde brief?
 
3.   Kan het College van Burgemeester en Wethouders aangeven waarom het steeds via een eigen gelijkwaardigheidscommissie van bij de gemeente werkzame personen zoekt naar zijn gelijk, zeker nu de rechter(s) hebben aangegeven dat de motivering van deze gelijkwaardigheidcommissie om af te wijken van het advies van de Brandweer, als ondeugdelijk moet worden beschouwd?
 
4.   Is het College van Burgemeester en Wethouders nu in tegenstelling tot een eerder antwoord van een raadslid, nu er een nieuwe afwijzing van zijn plannen door de rechtbank voorligt, bereid om alsnog, ook teneinde elke vooringenomenheid uit te sluiten, alle gelijkwaardigheidbesluiten gewoon te laten uitvoeren door de speciaal daarvoor onder leiding van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het leven geroepen commissie te laten uitvoeren, en de Amsterdamse ambtenaren uit dit traject terug te trekken? Zo neen, kan het College dan uitleggen waarom het kennelijk bang is dit aan onafhankelijke derden voor te leggen?
 
5.   Een ander punt dat al jaren door de hele discussie rond de Noord-Zuidlijn sleept, is het punt van de beoordeling van de breedte van de roltrappen. Ook hierover is de rechtbank in haar vonnis helder. Kan het College van Burgemeester en Wethouders aangeven waarom er steeds is gekozen is voor te smalle roltrappen (nog los van de vraag, of deze als vluchtwegen kunnen dienen) en waarom er geen roltrappen kunnen zijn die gewoon 20 cm breder zijn? Laat de beschikbare ruimte dit niet toe?
 
6.   Kan het College van Burgemeester en Wethouders in chronologische volgorde aangeven welke beoordelingen er ten aanzien van het station Vijzelstraat hebben plaatsgevonden, en waar door het College en op welke gronden er is afgeweken van de adviezen van de Brandweer?
 
7.   Kan het College van Burgemeester en Wethouders schetsen welke mogelijkheden er zijn om de bouw aan te passen met vaste trappen, ervan uitgaande dat de uitspraken ook in hoger beroep en bij de Raad van State overeind blijven, en welke extra kosten dit met zich brengt?
 
8.   Vervolgens willen de vragenstellers van het College van Burgemeester en Wethouders weten, in welke mate het niet opvolgen van het advies van de Brandweer gevolgen kan hebben voor bijvoorbeeld het terughalen van subsidiegelden door de rijksoverheid, als blijkt dat het ontwerp zoals nu voorliggend, geen doorgang kan hebben? Zo het College hierover nog geen onderzoek heeft gedaan, kan het dan aangeven, of het bereid is dit onderzoek alsnog in te stellen?
 
9.   Bij het veiligheidsconcept van de Noord-Zuidlijn is steeds uitgegaan van een snelle en veilige evacuatie vanaf de stations binnen een daartoe bepaalde tijd. Als nu blijkt dat de roltrappen niet als zodanig mogen worden gebruikt, en gelijktijdig de afvoer van rook onvoldoende is, is het College van Burgemeester en Wethouders het dan met de vragenstellers eens dat er niet langer kan worden voldaan aan het veiligheidsconcept, en er dus een geheel nieuw concept zou moeten worden ontwikkeld? Zo neen, met welke argumenten wijst het College deze stelling dan af?
 
10.   Kan het College van Burgemeester en Wethouders aangeven, of na de afwijzing door de rechter van de plannen voor het station Rokin, en nu dus het station Vijzelstraat, er nog meer van dergelijke risico's kunnen ontstaan bij bijvoorbeeld het station Ceintuurbaan?
 
11.   Gaat het College van Burgemeester en Wethouders tegen de uitspraak van de rechtbank in beroep, en hoeveel vertraging schat het College dat dit ten opzichte van het gehele project met zich brengt?
 
12.   Kan het College van Burgemeester en Wethouders aangeven, of het in de contracten met de aannemers voor deze stations een ontbindende factor heeft opgenomen, nu in het geval van het station Vijzelgracht de rechtbank tot afkeuring is overgegaan? Welke bedragen van de totale bouwsom is de gemeente hierbij sowieso kwijt?
 
13.   Tot slot: kan het College van Burgemeester en Wethouders aangeven waarom er, zoals in het vonnis van de rechtbank aangegeven, op diverse plaatsen geen of onvoldoende verweer door de gemeente is geboden? Heeft dit te maken met het niet bezitten van ondersteunend materiaal of is er gewoon sprake van een slechte juridische uitwerking door de gemeente?
 
Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld.
 
1.   Ja. Naar aanleiding van de ingediende bouwaanvraag heeft de brandweer destijds – als eerste behandeling in het bouwberaad – een toetsing verricht van de bouwaanvraag aan het het Bouwbesluit. Zoals bekend is het bouwbesluit niet geschreven voor ondergrondse bouwwerken van deze omvang en functie.
Indien niet wordt voldaan aan de gebruikelijke eisen die worden gesteld aan de gebruiks- en brandveiligheid dient (met gebruikmaking van art. 193 Bouwbesluit) te worden aangetoond dat er “ een mate van veiligheid wordt geboden die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid die is beoogd met de desbetreffende voorschriften”.
Daarvan is ook bij de inrichting van station Vijzelgracht gebruik gemaakt met een gelijkwaardigheidsbesluit. Het ontwerp is altijd gebaseerd geweest op roltrappen zonder vaste trappen en is niet tussentijds gewijzigd. Het advies van de brandweer is opgenomen in het gelijkwaardigheidsbesluit.
 
2 .  Ja. De brief ligt heden ter inzage gelegd in de leeskamer van de raad.
 
3.   Het College is van oordeel dat de gekozen oplossing de optimale is. De motivering zal in heroverweging en beroep nader worden aangevuld overeenkomstig station Rokin. Overigens is de brandweer akkoord met de gelijkwaardigheidsnotitie en de gekozen oplossing.
 
4.   Neen. De gekozen procedure is conform de wettelijke voorschriften.
 
5.   Naar het oordeel van het College wordt met de gekozen roltrappen voldaan aan de gestelde prestatie-eisen. Dit zal in de heroverweging en in beroep nader worden gemotiveerd conform station Rokin.
 
6.   Ja. Dat is terug te vinden in het gelijkwaardigheidsbesluit. Zie ook het antwoord op vraag 5.
 
7.   Dit is niet aan de orde en dus ook niet uitgewerkt.
 
8.   De brandweer is ook akkoord met de gelijkwaardige oplossing. Er zal pas nader onderzoek worden gedaan – zoals voorgesteld – als daartoe aanleiding is.
 
9.   Het College is van oordeel dat met de gekozen oplossing van roltrappen en RWA- installatie wordt voldaan aan de gestelde (prestatie) eisen.
 
10.   Ja. Alle diepe stations zijn ontwikkeld via hetzelfde concept. De rechtbank achtte de motivering op een aantal punten onvoldoende. Zie verder het antwoord op vraag 5.
 
11.   Ja. Er is ruimschoots rekening gehouden met het voeren van juridische procedures waardoor vertraging niet aan de orde is.
 
12.   Er is geen ontbindende clausule opgenomen in de contracten met de aannemers.
 
13.  Zie het antwoord op vraag 5.
 
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
 
E. Gerritsen
M.J. Cohen
 
secretaris
burgemeester

 
 
 
 
 
Verschenen 26 maart 2004.