Conceptverslag van de openbare
vergadering van de Commissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en
Luchthaven en Informatie- en Communicatietechnologie
op woensdag 7 mei 2003
in de Boekmanzaal van het stadhuis van 20.00 tot 23.25 uur
Aanwezig:
dhr. Jamari (voorzitter, PvdA), dhr. Van der Horst (wethouder), dhr. Bijlsma
(PvdA),
dhr. Marres (PvdA), mw. Van Oudenallen (MM'99), dhr. Flos (VVD), dhr. Isik
(VVD),
mw. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), dhr. H.H.G. Bakker (LA), mw. Meijer (SP),
mw. Bruines (D66), mw. Dalm (GroenLinks), mw. Van Pinxteren (GroenLinks), mw.
Kalt (AA/DG), dhr. Haffmans (AA/DG).Afwezig:
dhr. Dales (wethouder), dhr. Manuel (D66), dhr. Limmen (CDA).
Ambtenaren:
dhr. Tonningen (commissiegriffier), dhr. Geluk (Projectbureau Noord-Zuidlijn).
Verslag:
dhr. Bollinger, mw. Van Kuyk, mw. Muiser, Verslagbureau Amsterdam (VBA)
Vastgesteld d.d.:
De voorzitter
heropent de vergadering om 20.00 uur.
V.1
Voordracht aan de gemeenteraad inzake Noord-Zuidlijn (verzekering)
Tweede termijn commissie Dhr. Bijlsma
wil de discussie in de Raad niet nu al voeren, zijn vragen zijn vooral gericht
op de aanvullende informatie. Zijn fractie heeft nog geen standpunt ingenomen.
Het College is gevraagd de risicos in te schatten, te bezien wat er via
verzekeringen kan worden gedekt en het derde onderwerp wordt gevormd door de
mogelijke oplossingen. Uit het betoog van de deskundigen zoals professor Horvat
blijkt, dat men niet moet uitgaan van de verwachtingswaarde in verband met de
kleine kans en de hoge schade. Men moet niet te optimistisch zijn. Er kan
extreme schade optreden. B&W hebben in de schades de bouwschade en de
directe gevolgschade verdisconteerd met te optimistische cijfers. Het zou niet
verstandig zijn alle getallen van de exploitatieschades te noemen, maar dat
betekent niet dat zij er niet zijn. Is de exploitatieschade opgenomen in het
door professor Horvat genoemde getal? In verband met de schadebeperking dient
de controle tijdens het proces zeer scherp in de gaten worden gehouden. Hoe
denkt de wethouder die controle in de hand te houden? Het is van belang aan
welke partij de opgedane schade kan worden toegerekend en wie dat precies
uitzoekt, bijvoorbeeld in verband met de bouw en het uitharden van de
diepwanden. Wie is verantwoordelijk tijdens het uitharden? Dat moet in de
bestekken duidelijk worden vastgelegd. Kan daar inzicht in worden verkregen,
met name in de meest risicovolle gedeeltes, het Centraal Station en bij het
maken van de diepwanden? B&W verwachten geen obstakels bij het diepe boren,
maar hij betwijfelt dat. Hij gaat in op de risicos met het werken onder
hoge druk. Wat staat daarvan in de bestekken en bij wie ligt het risico? Wie
houdt de vinger aan de pols tijdens de uitvoering, de aannemer of het
schadebureau van de gemeente zelf? Is daar in de aannemercontracten ook
rekening mee gehouden? Bij risicos of calamiteiten kan worden besloten
het project stop te zetten, wat geen optie is voor de PvdA, of men kan naar het
Rijk gaan. Hoe denken B&W daarover? Het Rijk kent immers bepaald
e eisen bij subsidieverlening met betrekking tot de verzekeringen. Daarnaast
moet de gemeente ervoor zorgen dat er een solide afdekking van de risicos
wordt ingebouwd, hoe dan ook. De premies zijn hoger geworden, terwijl de
uitkeringsbedragen zijn verslechterd en er blijven schades bestaan, die niet
kunnen worden afgedekt. Daarom concluderen B&W dat de afdekking beter zelf
kan worden geregeld. Heeft het ABN-rapport van januari j.l. een rol gespeeld of
hebben de verzekeringsmaatschappijen zich teruggetrokken na de presentatie in
de ambtswoning, of heeft het misschien te maken met persoonlijke
omstandigheden, namelijk de lange onzekerheid over de verzekeringen? De vraag
is, of men het had kunnen voorkomen. Eén mogelijkheid is onvoldoende
onderzocht: een maximum bedrag reserveren voor de schade en de schade daarboven
toch te verzekeren. Wellicht is die mogelijkheid bij andere verzekeraars toch
te onderzoeken? Als de premie daarvan niet te hoog zou zijn, is het een
aantrekkelijke optie. Mw. Dalm
vraagt of het partieel verzekeren voor de PvdA nog een optie is. Dhr.
Bijlsma
beaamt dat. Het gaat hem daarbij niet om een stukje van de tunnel maar voor
het hele project. Op 22 oktober j.l. was het bedrag van 22 miljoen euro reeds
bekend. Eigenlijk blijft van dat bedrag ongeveer 10 of 12 miljoen euro over
voor het verzekeringsbedrag. Dat is aan de magere kant. Wellicht vormt het
Weerstandsvermogen toch een mogelijkheid. Vindt de wethouder dat ook? Over de
uitvoering van de VGA vraagt hij om een toelichting, met name over de arbitrage
die soms jarenlang kan duren. Hoe denkt het College dat te voorkomen in
verband met de schadeafwikkeling?
Dhr. Flos
vond de antwoorden van het College adequaat en ook de vergadering van deze
ochtend bracht veel helderheid. Professor Horvat gaf aan dat er een hoog
risicoprofiel bestaat, maar er is alles aan gedaan om de schade te
minimaliseren, ook tijdens de bouw. Er is sprake van een goed huisvaderschap.
Het College wil 4,5 miljoen euro vrijmaken voor de verzekeringsfunctie, ruim
voldoende voor de kwaliteitscontrole tijdens het project. De heer Stoppels van
de ABN/AMRO gaf aan dat de Noord-Zuidlijn ook nu verzekerbaar is, maar wel
onder de voorwaarden van de verzekeraars. Die hanteren andere normen dan
bijvoorbeeld die van de gemeente. Ook werd duidelijk dat een volledige
CAR-verzekering op 9 oktober j.l. mogelijk werd geacht, zoals de heer Dales
eerder heeft aangegeven. Hoe ziet B&W de noodzakelijke reserveringen voor
de BA-verzekering en de aansprakelijkheidsverzekering bij de interne
verzekering? Het College is redelijk tot goed tegemoetgekomen aan de kritische
opmerkingen in de second opinion van de ABN/AMRO. De interne verzekering lijkt
hem een goede optie. De door de heer Bijlma gevraagde mogelijkheid van een
partiële verzekering kan worden onderzocht, maar hij verwacht er niet veel
van in verband met de ongunstige verhouding tussen dekking, premie en
eventuele uitkering. De scenarios van het College worden door het verhaal
van de heer Horvat ondersteund. Er dient echter meer rekening te
worden gehouden met mogelijke vervolgschades. Daarvoor is de reservering van
een beredeneerd bedrag noodzakelijk. In het Risicofonds zit een bedrag van 45
miljoen euro. Dat moet van tijd tot tijd worden geactualiseerd, bijvoorbeeld in
verband met de BTW-risicos. Kan het College een actuele inschatting
leveren van de stand van zaken bij dat fonds? Professor Horvat komt niet op een
ander bedrag dan het College voor het te reserveren bedrag, zeker met een goed
risicomanagement tijdens de bouw. Toch sluit hij zich aan bij de vraag van de
heer Bijlsma over eventuele extra maatregelen voor het risicomanagement. De
eigen schadeorganisatie kost ongeveer 4,5 miljoen euro en er is 4 miljoen euro
opgenomen voor mogelijke deelverzekeringen. Ook voor de BA-verzekering en de
aansprakelijkheidsverzekering moet een bedrag worden uitgetrokken, zodat de
totale kosten wellicht iets boven de genoemde 22 miljoen euro zullen uitkomen.
Deelt het College dat inzicht? Daarbij moet ook worden gedacht aan kosten, die
niet verzekerbaar zijn, bijvoorbeeld de vertragingsschade. Hij rekent zelf op
33,5 miljoen euro, te reserveren voor de Noord-Zuidlijn, deels uit het
Weerstandsvermogen. Het interne verzekeringsbureau valt onder de wethouder
Financiën en moet op dezelfde wijze worden georganiseerd als ware het een
externe verzekering. Is het huidige bureau daarvoor geschikt te maken met een
paar aanpassingen? Daarvoor dient voldoende aandacht te zijn. Is de genoemde
4,5 miljoen euro bedoeld voor de gehele periode van acht jaar, alsook de
initiële oprichtingskosten? Naast voldoende deskundig moet het bureau ook
voldoende onafhankelijk zijn. Dat moet worden onderzocht door een externe
deskundige. Voor de middellange termijn verzoekt hij het College contact op te
nemen met de collegas van de G-4 om te komen tot een onderlinge
verzekeringsfunctie, goed voor de risicospreiding maar ook voor de
deskundigheid.
Mw. Dalm
gaat in op de geschiedenis van de afgelopen vijf jaar. Over de verzekeringen
valt zij van de ene verbazing in de andere. De nu gemaakte overwegingen hadden
reeds eerder kunnen worden gemaakt. Lag er in oktober j.l. nu een offerte van
100% voor de verzekeringen? ABN/AMRO gaf aan dat de premies niet zijn gestegen,
alleen de voorwaarden zijn veranderd. De argumentatie van de kostenstijging
klopt dus niet. Dhr. Bijlsma
merkt op dat die conclusie niet kan worden getrokken. De uitkering is gedaald,
niet de premies. Mw. Dalm
vindt die berekening helder, maar het betekent dat de kosten voor de
verzekering hetzelfde zijn gebleven. De kosten voor de schades zijn door de
verschillende voorwaarden wellicht aan het oplopen. Zorgelijk noemt zij ook de
omgevingsschade, die te laag is ingeschat. Ook professor Horvat wees erop dat
daar de grootste risicos liggen. Er dient dus veel geld voor te worden
gereserveerd. GroenLinks is voorstander van een partiële verzekering. Wat
zouden de kosten daarvan zijn? Amsterdam krijgt nu een drieledige functie:
opdrachtgever, opdrachtnemer en wellicht in de toekomst de eigen
claimbeoordelaar. Er is onvoldoende naar gekeken hoe die drie rollen uit elkaar
kunnen worden gehouden. Wat zijn de juridische consequenties van dit probleem?
De controle op de risicos is zeer belangrijk en de uitvoering ervan is
onvoldoende uitgewerkt in de Raadsvoordracht. Op pagina 7 worden drie
voorzieningen genoemd, die niet worden vertaald in geld: kosten voor eventuele
deelverzekeringen, een onafhankelijke organisatie, een zwaardere
directievoering en toezichtfunctie op de bouwplaats en schade-uitkeringen boven
het eigen risico van de aannemers. Die kosten bedragen minstens 20 miljoen
euro volgens haar berekening. Er zou 4,5 miljoen euro worden uitgetrokken voor
het zwaardere risicotoezicht, maar dat is toch bedoeld voor de
schadeafhandeling? De totale schade kan oplopen tot 80 miljoen euro, waarvoor
slechts 22 miljoen euro is gereserveerd. Er is absoluut geld tekort binnen de
begroting van de Noord-Zuidlijn. Daarom snapt zij niet waarom wethouder Dales
in oktober j.l. heeft beweerd, dat het een haalbare zaak zou zijn. De wethouder
Financiën zou er geen belang bij moeten hebben een greep te moeten doen
uit het Weerstandsvermogen. Die wetenschap was in oktober j.l. reeds bekend,
aangezien toen al bleek dat veel van de omgevingsschade niet was te dekken.
Daarom is zij verbaasd over de houding van de wethouder Financiën.
Wellicht gaat de Raad akkoord met het zelf verzekeren van het project, wat
betekent dat het schadebureau zeer serieus moet worden genomen. Daarover zal
GroenLinks een motie indienen. In de voordracht wordt het schadebureau slechts
in de marge genoemd, helaas. Mw. Van Oudenallen
begrijpt dat er elk jaar een bepaald bedrag wordt gereserveerd voor het
project. Als het geld niet wordt gebruikt, blijft het in het
Weerstandsvermogen. Zo niet, dan is er een reservering gemaakt. Het kan
positief uitvallen. Mw. Dalm
geeft aan dat er in oktober j.l. twee besluiten zijn genomen: het project moet
binnen de begroting worden gerealiseerd, en het project zou moeten worden
verzekerd. Die beide besluiten staan nu ter discussie, een paar maanden later.
Mw. Van Oudenallen
merkt op dat ook in oktober j.l. bleek, dat er een aantal zaken zelf zou
moeten worden bekostigd. Ook de Raad had het probleem toen kunnen inzien.
Mw. Dalm
vindt dit een schot voor open doel. GroenLinks was oorspronkelijk voor de
lijn, maar heeft toch tegen gestemd vanwege de financiën. Dhr.
Bijlsma
hecht eraan het Raadsbesluit correct te citeren. In de eerste motie werd
geconcludeerd dat er een aantal extra kosten zouden optreden, te weten 25
miljoen euro voor bijvoorbeeld fietsenstallingen en de herinrichting van de
straten. Daarnaast was er een bedrag van ongeveer 56 miljoen euro, waarvoor
voorzieningen moesten worden getroffen. Dat is een ander verhaal dan mevrouw
Dalm doet voorkomen. Dhr. Flos
merkt op dat het project nog steeds verzekerbaar is, alleen de voorwaarden
waaronder zijn dusdanig ongunstig dat het beter is zelf te verzekeren.
Mw. Dalm
herhaalt dat in de motie werd gevraagd om het project te verzekeren. Dhr.
Bakker sluit zich daarbij aan: het project diende verzekerbaar te zijn.
Mw. Van Pinxteren
benadrukt het belang van de burgers, die van het kastje naar de muur zullen
worden gestuurd in het geval van schadeclaims. Dit voorstel zal wellicht worden
aangenomen, daarom moet het schadebureau goed te worden ingericht. Daarover
wordt nog te weinig aangegeven, zodat een motie zal worden ingediend. De
wethouder stelt voor het antwoord af te wachten. Dhr. Bijlsma
heeft er ook vragen over gesteld. Mw. Van Pinxteren
vermoedt dat de PvdA akkoord zal gaan met de voordracht. Dhr. Bijlsma
wacht de beantwoording van de wethouder af, waarna hij zich zal beraden of het
voorstel van B&W zal worden geamendeerd. Mw. Van Pinxteren
geeft aan dat de heer Horvat heeft aangegeven, dat de schadebeoordeling
voldoende kaliber dient te bezitten. Een interne verzekering dient eenzelfde
kwaliteit en voorwaarde te bieden als een externe en ook moet dit bureau niet
gelieerd zijn aan de wethouder Verkeer. Met dat laatste punt heeft zij
problemen: het bureau moet niet vallen onder Financiën. Dhr. Flos
vraagt waarom niet. Mw. Van Pinxteren
stelt vast de wethouder Dales zich niet wenst te verantwoorden over de
gebeurtenissen en zijn uitspraken van een half jaar geleden. Mw.
Van Oudenallen
vraagt of zij een motie van wantrouwen naar wethouder Dales zal indienen.
Mw. Van Pinxteren
ontkent dat. De motie zal vragen om voldoende waarborgen voor een
schadebureau, wat de verschillende functies en taken onafhankelijk en
transparant moet regelen. Dhr. Flos
constateert dat er vragen zijn, maar dat GroenLinks nu al weet dat het bureau
niet onder de wethouder Financiën moet vallen. Mw. Van Pinxteren
beaamt dat.
Mw. Spee-Rouppe van der Voort
geeft aan dat men op zoek is naar zekerheid, die niet is te krijgen. De
absolute zekerheid blijkt ook niet te koop. De sessie van deze ochtend was
buitengewoon informatief in bouwtechnisch opzicht en aangaande de
verzekeringen. Daarom is het belangrijk de risicos goed in te schatten en
beheersbaar te maken. De discussie richt zich vooral op elementen van de
CAR-verzekering, terwijl het onzekere gevoel wordt veroorzaakt door zaken die
niet in de CAR-verzekering zijn opgenomen, die niet verzekerbaar zijn. Zijn die
risicos nog steeds beheersbaar voor Amsterdam? Professor Horvat schatte
in dat de kans op een hogere schade dan 25 miljoen euro slechts 5% bedraagt.
Volgt het College dat verwachtingspatroon? De heer Stoppels ging in op de
verzekeringen, maar de vraag blijft waarom het niet is gelukt. Wellicht is de
onwilligheid van de verzekeringsmaatschappijen gelegen in het winstoogpunt,
wellicht schatten zij de risicos hoger in dan de gemeente. De
onbekendheid met dit unieke project zal ook een factor van belang zijn geweest.
De gemeente kan ervoor kiezen het project zelf te verzekeren onder duidelijke
voorwaarden, bijvoorbeeld omdat de gemeente geen winst hoeft te maken en omdat
de gemeente het project zelf uitvoert en dus goed bekend is met de materie.
Dhr. Haffmans
vraagt zich af of er sprake is van een verzekering. Er wordt slechts extra
geld gereserveerd. Mw. Spee-Rouppe van der Voort
sprak over het risico dragen door de gemeente. Dhr. Haffmans
benadrukt dat het geen verzekering betreft. Mw.
Spee-Rouppe van der Voort heeft geen zin in een woordspel. Dhr.
Haffmans
geeft aan dat een verzekering de risicos dekt, waarbij de risicos
door middel van de premies worden gespreid. Mw.
Spee-Rouppe van der Voort
merkt op dat ook bedrijven vaak de verzekering in eigen beheer uitvoeren. Het
betekent dat er geld wordt gereserveerd om de risicos te kunnen dekken.
Dat geldt nu ook voor de gemeente. Zij spreekt daarom over het verzekeren in
eigen beheer.
Dhr. Haffmans
meent dat dat geen verzekering is. Mw. Van Oudenallen
brengt onder de aandacht dat het CDA een collegepartij is. Zij vraagt zich af
hoe deze partij ermee omgaat als het project Noord-Zuidlijn slechter verloopt
dan gehoopt, en denkt daarbij aan negatieve beeldvorming en onverzekerde
risicos. De collegepartijen zullen zich moeten verantwoorden tegenover de
Amsterdamse burgers, die jarenlang extra kosten moeten opbrengen omdat het
College dacht het goed te weten. Mw. Spee-Rouppe van der Voort
begrijpt de vraag van mevrouw Van Oudenallen niet goed. Mw.
Van Oudenallen
legt de bedoeling van haar vraag uit. Acceptatie van de optie om niet extern
te verzekeren en zelf geld te reserveren houdt in dat het te reserveren bedrag
vooraf vastgesteld moet worden. Deze beleidslijn is riskant, omdat het mogelijk
is dat de werkelijke kosten een veelvoud bedragen van de reservering. Als dat
gebeurt zonder dat er een verzekering bestaat die de meerkosten vergoedt, is de
consequentie dat de burgers meer belasting moeten betalen. Met een externe
verzekering zou dit risico worden gedekt. Mw. Spee-Rouppe van der Voort
antwoordt dat dit laatste volgens haar nu net het probleem is. De hoge
risicos van het project zijn op dit moment immers niet te verzekeren. De
gemeente Amsterdam zal moeten schatten hoe groot de kans is dat zich ernstige
schades voordoen, en vervolgens beslissen in hoeverre hiertegen maatregelen
moeten worden getroffen in de vorm van een verhoogde reservering. Dhr.
Bakker
komt terug op de opmerking van mevrouw Spee dat de grote risicos niet
verzekerbaar zijn. Hij vraagt haar hoe dit te rijmen is met het pleidooi van de
heer Bijlsma dat de gemeente de kleine risicos zelf moet nemen, en de
grote risicos bij verzekeringsmaatschappijen onder moet brengen. Mw.
Spee-Rouppe van der Voort
verklaart dat het niet haar bedoeling is om iemand tegen te spreken. Feit is
dat er geen zekerheid bestaat over wat wel en niet mogelijk is. Zij wil juist
van het College weten hoe deze de mogelijkheden inschatten. Zij meent uit de
stukken te hebben begrepen dat bepaalde grote risicos op omgevings-,
vervolg- en vertragingsschades niet verzekerd kunnen worden, of alleen tegen
enorme premiebedragen.
Zij vervolgt haar betoog. Gesteld dat de gemeente kiest voor het zelf dragen
van de risicos, dan komen de zeer verschillende - invalshoeken van
de makers van de twee second opinions bijeen. Professor Horvat wees er terecht
op dat de financiële inschatting van het zelf dragen van de risicos
belangrijk is, maar dat het van minstens even groot belang is om de
kwaliteitsmonitoring en de risk control goed en zeer zorgvuldig op
te zetten en uit te voeren. Deze overweging leidt tot de vraag naar de
organisatie van het optreden van de gemeente als verzekeraar. De termijn
hiervoor is bijzonder kort, omdat alles vóór 1 juni a.s. geregeld
moet zijn. De gemeente heeft weliswaar een schadebureau, maar zal nu de
verantwoordelijkheid moeten dragen voor zowel de bouwtechnische als de
verzekeringstechnische kant. Aangezien deze aspecten onafhankelijk van elkaar
gemaakt moeten worden, ontkomt de gemeente er niet aan om op een gegeven moment
een onafhankelijk verzekeringsbureau op te zetten.
Zij vraagt de wethouder om uitsluitsel te geven over de praktische haalbaarheid
van de vereiste zorgvuldige en volledige organisatie vóór 1
juni. In het slechtst denkbare geval doet zich op 1 juni een enorme calamiteit
voor, met bijbehorende enorme claims. Ook wanneer men niet uitgaat van het
werkelijk optreden van een dergelijke ramp, mag de gemeente niet onvoorbereid
zijn.
Professor Horvat heeft heel duidelijk gemaakt dat verzekering in eigen beheer
een heel plausibele optie is, mits de risk control heel goed in
elkaar zit. Spreker vraagt dan ook om een garantie van het College dat zij de
risk control werkelijk bijzonder goed in kaart heeft.
Alleen al uit praktische overwegingen zou het prettig zijn geweest als externe
verzekering zou zijn gelukt. Interne verzekering betekent dat de gemeente
geconfronteerd zal worden met vele en mogelijk zeer ingewikkelde zaken. Zij
pleit ervoor om althans de claimbehandeling onder te brengen bij een externe
organisatie. Tot slot vraagt zij de wethouder om aan te geven welke visie het
College heeft op de inrichting van de verschillende functies binnen het
schadebureau.
Mw. Meijer
brengt in herinnering dat vanmorgen door een inspreker is gezegd dat er al
vóór oktober 2002 een aanbod was gedaan voor een verzekering. De
situatie zou sindsdien niet al te zeer zijn gewijzigd. Zij verzoekt de
wethouder om de polis van oktober ter inzage beschikbaar te stellen. Ook vraagt
zij hem om te verhelderen welk aanbod eigenlijk nog bestaat. Zo is het
onduidelijk of er is onderhandeld over de beroepsaansprakelijkheid. Indertijd
is aan de commissie gemeld dat er geen aanbod is, maar er bleek niet uit de
melding of de gemeente actief gezocht heeft naar een aanbieder van een
verzekering voor beroepsaansprakelijkheid.
Zij vraagt zich in gemoede af hoe het mogelijk is dat de gemeente zegt dat zij
geld zal reserveren en daarvan eventuele schades zal betalen. De
verzekeringsmarkt kent een paar grote, leidende figuren die herverzekeren zodat
het risico zoveel mogelijk gespreid wordt. De gemeente meent evenwel het
risico zonder spreidingsmogelijkheid in eigen hand te kunnen nemen. Zij vraagt
zich af hoeveel risico men wil nemen. In het rapport van professor Horvat wordt
een waarschijnlijkheid van 5 procent genoemd voor het optreden van een
calamiteit. Maar dit percentage hoeft geen relatie met de realiteit te hebben:
de kans op een ramp kan heel goed veel groter zijn. Professor Horvat geeft in
zijn rapport toe dat er toch kans bestaat op een schade van meer dan 80 miljoen
euro. Dit betekent in feite dat het mogelijk is dat er schade optreedt die de
gemeente niet zomaar volledig kan vergoeden. Het principe van verzekeren houdt
nu juist in dat wel kan worden betaald voor opgetreden schade. Het reserveren
van geld biedt dus geen enkele zekerheid.
Verder is haar opgevallen dat gaande de rit de risicos steeds meer bij de
gemeente Amsterdam kwamen te liggen. Eerst deelde minister Netelenbos
categorisch mee dat Amsterdam geen extra geld zou krijgen boven het bedrag dat
het rijk al heeft toegewezen, wat er ook zou gebeuren. Verzekeraars vragen een
forse premie. De gemeente sluit een engineering en construct-contract in plaats
van een design en construct-contract. Spreker heeft zich laten vertellen dat
dit betekent dat er meer risico bij de gemeente komt te liggen. Het geeft te
denken dat andere partijen de risicos niet willen dragen en deze op de
gemeente afwentelen. Er moet dan toch iets niet in orde zijn. Of wil de
gemeente blijven volhouden dat de verzekeraars zich schuldig maken aan
geldklopperij?
Zij wil graag weten wanneer de overgang van een engineering en
construct-contract naar een design en construct-contract heeft plaatsgevonden
en waarom is gekozen voor deze koerswijziging, omdat ook het Aon-rapport erkent
dat dit een volkomen nieuwe vorm van contractensluiting is.
Bij de reservering van geld ter afdekking van de risicos blijft het
probleem bestaan dat in de raadsvoordracht ook risicos genoemd worden die
niet zijn becijferd. Voor een verantwoorde reservering moet echter wel van
tevoren een idee bestaan over het bedrag dat ongeveer gereserveerd moet worden.
Zij vraagt zich af of het beeld compleet is, en op welke manier de
financiële vertaling gestalte krijgt. Ook heeft zij behoefte aan
informatie over het standpunt van het rijk over niet verzekeren. Zij vraagt de
wethouder of hij wel eens gesproken heeft met deskundigen over de vraag of de
bouw wel gestart mag worden zonder verzekering. Mw. Van Oudenallen
bedankt mevrouw Meijer dat zij haar vraag heeft gesteld. Mw. Meijer
geeft aan dat zij deze vraag al gisteren heeft opgeschreven.
Zij vraagt de wethouder of hij dit aan het rijk wil voorleggen. Voor zover zij
weet is in rijksprojecten de verzekering al verdisconteerd in de bouwsom. Zij
vraagt zich af of de gemeente binnen het afgesproken budget is gebleven als de
verzekering in eigen beheer wordt genomen.
Vervolgens komt zij terug op haar vraag over het annuleren van het project, die
zij al tijdens de vorige commissievergadering heeft gesteld. Volgens haar
bevestigt de wethouder in de beantwoording dat de hele zaak kan worden
afgekocht, en noemt hij een bedrag van 80 miljoen tot 150 miljoen euro voor de
afkoop van contracten. Er is haar meegedeeld dat er geen ontbindende
voorwaarden op het punt van verzekeringen zijn opgenomen in de contracten. Zij
vraagt de wethouder of het niet beter was geweest als er wel ontbindende
voorwaarden zouden zijn opgenomen.
Verder meldt de wethouder in de beantwoording dat de aangegane verplichtingen
792 miljoen euro bedragen. Haar eigen telling komt uit op 630 miljoen euro, wat
neerkomt op een hiaat van 162 miljoen euro. Zij vraagt zich af welke
verplichting er kort geleden is aangegaan die dit verschil kan verklaren.
Vanmorgen zei de heer Stoppels van ABN AMRO dat het weerstandsvermogen tussen
80 miljoen en
250 miljoen euro zou moeten liggen. Spreker vraagt zich af of dit bedrag
beschikbaar is en waar het vandaan zou kunnen komen.
Zij citeert de uitspraak van wethouder Dales van 9 oktober 2002: een
adequate verzekering is inderdaad onontbeerlijk, en deze moet er ook zijn op
het moment van de start van de aanleg. Overigens heb ik inmiddels uitspraken
gedaan dat die ook moet gelden voor schade die het gevolg is van ontwerpfouten,
omdat deze zonder adequate verzekering voor rekening van de gemeente zou
komen. Verder heeft hij toegezegd dat het allemaal verzekerd kon worden
en ook zou worden. Zij vraagt de wethouder of deze wellicht weet of wethouder
Dales indertijd van mening was dat de gemeente eventuele risicos niet
zelf zou kunnen dragen. En als dat zijn mening was, dan vraagt zij hoe het komt
dat de gemeente dit nu plotseling wel zou kunnen doen.
Tot slot stelt zij nog twee punten aan de orde. In de eerste plaats deelt zij
mee dat zij bij toeval de beschikking kreeg over het Aon-rapport van 27
januari. Het valt niet in te zien waarom de commissie dit rapport niet via de
gebruikelijke weg heeft ontvangen. De studie bevat interessante gegevens over
maximale schades. In de tweede plaats wijst zij erop dat zij al drie keer heeft
gevraagd om inzage in de contracten in aanwezigheid van een deskundige. Na
veel geharrewar zijn de door haar aangedragen deskundigen geweigerd door ofwel
het Projectbureau Noord-Zuidlijn, ofwel de wethouder. Dit werpt de vraag op wie
nu eigenlijk bepaalt wie een deskundige is. Spreker verklaart dat zij
gerechtigd is om dit te bepalen. Als zij om hulp vraagt aan een expert,
vertrouwt zij op diens deskundigheid. Bovendien was en is zij bereid om een
geheimhoudingsovereenkomst te tekenen. Zij heeft de indruk dat er iets aan de
hand is met de contracten. Indien het nog mogelijk is, verzoekt zij om inzage
in de contracten in de komende week, vóór de raadsbehandeling van
volgende week, met één of twee door haar uitgezochte
deskundigen.
Concluderend verklaart zij dat nog niet alles volledig duidelijk is. Op basis
van de nu beschikbare gegevens kan het besluit bijna niet worden genomen.
Als laatste wil zij enige vragen stellen aan de PvdA en de VVD. Op 9 oktober
2001 sprak de heer Bijlsma over polissen. Het zou per schadegeval ongeveer om
200 miljoen gulden gaan. Zij vraagt de heer Bijlsma of hij nog steeds een
dergelijk bedrag in gedachten heeft om te reserveren. Dhr. Bijlsma
antwoordt dat hij niet wist dat hij al lid van de VVD was. Mw. Meijer
vraagt zich af of dit misschien de bijdrage is geweest van de heer Flos, en
zij zich vergist in de identiteit van degene die deze uitspraak heeft gedaan.
Maar nee, zij herinnert zich duidelijk dat zij indertijd aan de heer Bijlsma
heeft gevraagd of de gemeente een calamiteit zou verzekeren zoals bij de Haagse
tramtunnel met een schade van 125 miljoen euro. Waarop de heer Bijlsma
bevestigde dat dit inderdaad de strekking van zijn opmerking was. De schade die
het gevolg is van ontwerpfouten zou in zijn visie mede moeten zijn verzekerd,
wat inhoudt dat aan dit soort bedragen gedacht moet worden. Hij had een aantal
polissen gezien, waarbij het per schadegeval ging om een bedrag van ongeveer
200 miljoen gulden. Dus vraagt zij de heer Bijlsma of hij denkt dat de gemeente
een reservering kan doen voor ongeveer het bedrag dat hij destijds noemde, of
dat hij misschien intussen dit bedrag heeft bijgesteld. Dhr. Bijlsma
zal mevrouw Meijer meteen antwoorden. Zij haalt twee dingen door elkaar. Als
de gemeente een mogelijke schade van 200 miljoen gulden moet dekken, dan moet
deze in staat zijn om op een of andere manier aan dat geld te komen. Het is
mogelijk om dit te doen in de vorm van reservering van contant geld, maar de
gemeente kan ook vertrouwen op haar solvabiliteit en op het moment van optreden
van een exorbitante schade een lening aangaan. Een dergelijk groot bedrag
hoeft dus niet direct beschikbaar te zijn. Of het wijsheid is om geld voor de
meer voorkomende schades direct beschikbaar te hebben is een van de vragen die
hij vanmorgen aan de heer Horvat heeft gesteld in het kader van goed
huisvaderschap. Van het College wil hij weten hoe dit van plan is te handelen
in geval van optreden van dergelijke exorbitante schade. Mw. Meijer
herinnert zich dat de heer Bijlsma indertijd zijn go-besluit heeft laten
afhangen van de mogelijkheid en de toezegging, dat er zou worden verzekerd.
Dhr. Bijlsma
beaamt dat dit volkomen juist is. Zijn motie van oktober 2001, die mede door
de SP en bijna alle andere partijen is gesteund, maakt glashelder dat het op
dat moment de bedoeling en ook de voorwaarde was voor het go-besluit. Mw.
Meijer
wijst erop dat dit voor de heer Bijlsma een heel belangrijk punt was. Zij moet
constateren dat verzekeren nog steeds mogelijk is, en zou dan ook heel graag
van hem nadere opheldering willen over de redenen waarom hij dreigt akkoord te
gaan met de optie van niet verzekeren.
Haar tweede vraagt stelt zij aan de VVD. Deze partij heeft indertijd een
absoluut maximum bedrag genoemd dat gereserveerd moet worden. Zij vraagt of de
VVD meent dat dekking van de risicos nog steeds voor dit bedrag mogelijk
is. Ook heeft de VVD verklaard 32,5 miljoen te willen reserveren. Als dit
bedrag inderdaad wordt uitgegeven, zou er volgens haar sprake zijn van een
overschrijding van het eerder door de VVD genoemde maximum. Zij vraagt de VVD
of zij dit goed begrepen heeft.
Van beide partijen zou zij graag willen weten of deze akkoord zouden zijn
gegaan met de aanleg van de Noord-Zuidlijn, als op 9 oktober bekend zou zijn
geweest wat nu bekend is. Dhr. Flos
maakt duidelijk dat zijn antwoord op de tweede vraag samenhangt met zijn
antwoord op de eerste vraag. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen het geld
dat de gemeente hoe dan ook kwijt is aan premies en dergelijke, en geld dat de
gemeente opzij legt ter indekking tegen bepaalde risicos. Hij
constateert dat als de gemeente zelf verzekert, het bedrag dat in ieder geval
verloren is een stuk lager uitvalt. Wel wil hij de mogelijkheid openhouden om
bijvoorbeeld het weerstandsvermogen wat te vergroten, zodat de gemeente zich
met een bepaalde waarschijnlijkheid tegen hoge risicos kan indekken.
Daaruit blijkt dat hij van mening is dat risico-afdekking nog altijd mogelijk
is voor het bedrag dat op 9 oktober is voorgesteld, namelijk 132 miljoen euro
extra op het bedrag dat de gemeente een jaar daarvoor in gedachten had.
Daarnaast lijkt het hem verstandig om wat extra reservering aan het
weerstandsvermogen toe te voegen, vanuit de veronderstelling dat dit extra
bedrag niet nodig zal blijken te zijn. Mw. Meijer
heeft nog geen antwoord gekregen op haar vraag aan zowel PvdA als VVD of zij
bij hun standpunt over de aanleg van de Noord-Zuidlijn zouden zijn gebleven,
als toen bekend was wat nu bekend is, namelijk dat het project niet verzekerd
kan worden en waarschijnlijk duurder wordt dan oorspronkelijk gedacht.
Dhr. Flos verklaart dat het project wel verzekerd kan worden. Mw.
Meijer
bedoelt dat het er nu naar uitziet dat de meerderheid van de Raad zich akkoord
zal verklaren met niet verzekeren, en herhaalt haar vraag of men toen akkoord
zou zijn gegaan als dit toen bekend zou zijn geweest. Dhr. Bijlsma
meent dat mevrouw Meijer wel heel snel conclusies trekt. Hij heeft al eerder
aangegeven dat het definitieve standpunt van de PvdA volgende week bekend zal
worden gemaakt. Hij heeft de beantwoording van zijn vragen door de wethouder
eerst nodig om alles in te kunnen brengen in zijn fractie. Mw. Meijer
meent dat haar vraag niet moeilijk te beantwoorden is. Dhr. Bijlsma
herhaalt dat hij hierover vragen aan de wethouder heeft gesteld, en dat hij
deze eerst beantwoord wil hebben. De voorzitter
stopt de discussie en geeft het woord aan mevrouw Bruines.
Mw.
Bruines
begint met de verzekering dat D66 een groot voorstander was en is van de
aanleg van de Noord-Zuidlijn. Toen op 9 oktober het debat plaatsvond over de
eventuele toevoeging van 132 miljoen euro heeft de partij na interne discussie
hiermee ingestemd, op voorwaarde dat dit echt de grens van de besteding wordt.
Wethouder Dales heeft toen als toenmalig wethouder Noord-Zuidlijn en
Financiën gezegd dat dit bedrag voldoende is, tenzij alle risicos
zich tegelijk manifesteren. Dit laatste is echter zo onwaarschijnlijk dat deze
kans verwaarloosbaar is.
De heer Flos zegt nu hetzelfde, maar met de toevoeging dat het hem verstandig
lijkt om een extra dotatie in het weerstandsvermogen te doen. De toekomst zal
moeten uitwijzen of deze extra reservering aangesproken moet worden.
Zij vindt deze laatste uitspraak van de heer Flos bijzonder verstrekkend. Uit
de analyses van professor Horvat en de heer Stoppels valt op te maken dat het
nog maar de vraag is of de gemeente het redt met de genoemde 132 miljoen euro
extra. Hierin zit voor D66 de crux in de definitieve standpuntbepaling van de
partij. De moeilijkheid is dat het extra geld hoe dan ook nodig is, of de
gemeente extern verzekert dan wel de verzekering in eigen beheer neemt.
Professor Horvat bevestigt dat de gemeente er met dit bedrag nog lang niet is,
zeker als de hele kleine kans dat er iets vreselijks gebeurt wordt meegenomen
in de beschouwingen. In dat geval is de gemeente zeker 200 miljoen euro extra
kwijt. Zij pleit ervoor om eerlijkheid te betrachten, en dit risico als een
feit vast te stellen. Als de wethouder meent dat zij dit verkeerd ziet, hoort
zij dit graag van hem. Mw. Van Oudenallen
vraagt of zij kan concluderen dat D66 eigenlijk vindt dat de partij in oktober
bedrogen is. De situatie van nu blijkt immers wezenlijk te verschillen van het
verhaal dat in oktober werd verteld. Zij stelt vast dat D66 blijk geeft van
voortschrijdend inzicht, wat niet gezegd kan worden van alle partijen. Zij
vraagt mevrouw Bruines om een definitieve uitspraak. Mw. Bruines
wijst erop dat zij bezig is met de opbouw van een betoog. De conclusie volgt
als slot daarvan. Wat zij tot nu toe heeft benadrukt is dat het voor D66 heel
belangrijk is of het College met recht en reden kan aangeven dat met de 132
miljoen extra de kosten definitief in beeld zijn gebracht. D66 heeft voorlopig
de indruk dat dit niet voldoende zal zijn, maar wacht de reactie van de
wethouder af alvorens een definitief standpunt te bepalen.
Zij vervolgt haar betoog. Haar partij vindt het belangrijk dat de aanleg van de
Noord-Zuidlijn doorgaat. Maar zij heeft nog een aantal vragen waarvan de
beantwoording van belang is voor de uiteindelijke standpuntbepaling. Zij zal
deze vanavond dan ook nog niet geven, omdat zij het van het grootste belang
vindt om er eerst grondig over te spreken met haar fractie, zodat zij volgende
week in de raadsvergadering een verantwoord standpunt kan innemen.
Een van de uiterst belangrijke punten is om vast te stellen of het verstandig
is om de extreme gevallen die professor Horvat vermeldt, waarvan de kans van
optreden kleiner is dan 5 procent, toch te verzekeren. Zij vond het antwoord
dat professor Horvat vanmorgen gaf vrij onduidelijk, en wil de mening van het
College hierover graag horen, inclusief opgave hoeveel geld hiermee gemoeid zou
zijn.
Zij is er wel van overtuigd dat hoe dan ook, of men nu wel of niet extern
verzekert, als essentiële voorwaarde gesteld moet worden dat er een
werkelijk bijzonder goede risicocontrole op ieder gebied bestaat. Professor
Horvat heeft hiervan gezegd dat hij daar veel vertrouwen in heeft. Zij zou dat
vertrouwen ook heel graag hebben, niet alleen wat betreft de bouwkundige en
technische monitor, maar ook het op het gebied van het hele zogenaamde
blvc-verhaal (bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid, communicatie). Bij dit
laatste is ook de relatie met de stadsdelen betrokken, die tot nu toe niet
geheel vrij was van wrijvingen. Het is van het grootste belang dat daar heel
veel aandacht aan wordt besteed. Ook moet de Raad D66 overtuigen van de
volledige inzet van het Projectbureau en de controle daarop door het College.
Een periodieke rapportage is eveneens noodzakelijk, in verband met de
mogelijkheid tot marginale toetsing.
Zij spreekt haar overtuiging uit dat de potentiële winst gelegen is in
optimale gezamenlijke inspanning om de kosten zo beperkt mogelijk te houden.
Het schadeverzekeringbureau moet op 1 juni 2003 ingericht zijn. Spreker sluit
zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Spee daarover.
De beroepsaansprakelijkheidsverzekering hebben de insprekers vanmorgen aan de
orde gesteld. Deze heeft ook te maken met de immateriële kosten van
ontwerpfouten. Dat is nu niet geregeld. Zij vraagt de wethouder om aan te geven
hoe belangrijk hij het vindt om dit wel goed geregeld te hebben, en om aan te
geven welke risicos de gemeente neemt als er geen goede regeling komt.
Naar aanleiding van de beantwoording van de vragen zegt het College bij het
onderwerp motieven en achtergronden van drie scenarios dat de
wethouder ervan uitgaat dat de verzekeraars in geen geval meer dan 23 miljoen
euro aan schadeclaims zullen uitkeren. Er zijn nu zoveel cijfers en getallen in
omloop dat de spreker het overzicht begint te verliezen. Het is haar niet
duidelijk hoe het genoemde bedrag van 23 miljoen euro zich verhoudt tot de
opgave van professor Horvat, ook in verband met de door hem genoemde 35 miljoen
euro ter dekking van omgevingsrisicos voor het gehele project. Zij
vraagt om opheldering van de precieze verhouding tussen dat bedrag en het
maximale bedrag van de schade-uitkeringen zoals door de wethouder op schrift is
gesteld.
Als voorlopige conclusie geldt dat D66 nog steeds geneigd is om extern te
verzekeren wat verzekerd kan worden. De Noord-Zuidlijn is een project waarbij
de hele stad betrokken is, waarvan een aantal risicos zo goed mogelijk in
kaart is gebracht, maar dat desondanks een hoge mate van onzekerheid kent. Als
het inderdaad niet veel uitmaakt of de gemeente extern verzekert dan wel de
verzekering in eigen beheer neemt, dan gaat de voorkeur van D66 voorlopig uit
naar extern verzekeren. De definitieve standpuntbepaling volgt na beantwoording
van de vragen door de wethouder.
Dhr. Bakker
wijst erop dat ook Leefbaar Amsterdam op 9 oktober 2002 al heeft aangegeven
een tegenstander te zijn van de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Dit omdat de
economische omstandigheden slecht zijn, en omdat het toen al duidelijk leek dat
de kosten van het project onbeheersbaar zouden zijn. De feiten die vandaag
gepresenteerd zijn, zouden ook op 9 oktober bekend moeten zijn bij wethouder
Dales.
Tijdens de behandeling van het go-besluit is door alle hier aanwezige partijen
gelet op de kosten. Het project moest binnen een bepaalde begroting blijven.
Wethouder Dales heeft als eerste verzekerd dat er winst uit gehaald kan worden
door het voorstel aan de Raad voor te leggen. Dit is niet gebeurd. Dat is ook
de reden dat de heer Bijlsma een motie heeft ingediend over de verzekerbaarheid
van het hele project. Dhr. Bijlsma
interrumpeert. Hij heeft het woord winst niet genoemd. Dhr. Bakker
legt uit dat hij denkt aan de uitleg van de heer Bijlsma dat het geld dat de
gemeente zou besteden aan premies voor polissen in ieder geval verloren is,
terwijl gereserveerd geld niet persé hoeft te worden uitgegeven. De
winsten van de verzekeraars zou de gemeente Amsterdam zelf kunnen behouden.
Spreker vindt de redenering van de heer Bijlsma ongeloofwaardig, omdat
laatstgenoemde dan direct gepleit zou hebben voor verzekering in eigen beheer,
wat hij echter niet deed, getuige de door hem ingediende motie over
verzekerbaarheid van het project. Ook de heer Flos sprak pas in een later
stadium over de voordelen van het in eigen beheer nemen van de verzekering van
het project. Het project zou weliswaar extern verzekerbaar zijn, maar het zou
te duur zijn. Spreker stelt echter dat het project ook in oktober niet
verzekerbaar was, en de commissieleden verkeerd zijn voorgelicht. Dhr.
Flos
interrumpeert. Hij heeft de heer Stoppels bij diens toelichting op de second
opinion expliciet de vraag gesteld of het project verzekerbaar was. Diens
antwoord was dat dat het geval is, maar alleen tegen onaantrekkelijke
voorwaarden. Dat is ook de reden voor zorgvuldige overweging van de optie om
het project intern te verzekeren. Dhr. Bakker
houdt staande dat het project niet verzekerbaar is. Als het verzekerbaar zou
zijn geweest, dan zou de verzekering intussen al zijn afgesloten. Nu pas
spreekt de heer Flos over interne in plaats van externe verzekering, nu blijkt
dat de kosten van het project inderdaad onbeheersbaar lijken. Hij is ervan
overtuigd dat de heer Flos de feiten verdraait, en samen met de heer Bijlsma
alles in het werk stelt om de aanleg van de Noord-Zuidlijn te laten doorgaan.
Mw. Bruines maakt een opmerking over het besluit van de Raad.
Dhr. Bakker
reageert op haar opmerking door erop te wijzen dat de Raad heeft besloten tot
aanleg van de Noord-Zuidlijn op voorwaarde dat het project verzekerbaar zou
zijn. Nu het duidelijk is geworden dat het project hoogstens verzekerbaar is
tegen veel te hoge kosten, zou een goede bestuurder moeten toegeven dat hij het
verkeerd heeft ingeschat, en hoe zuur de appel dan ook is, de moed moeten
hebben om te besluiten om van het project af te zien. Naar het zich nu laat
aanzien, dreigt een metrolijn te worden aangelegd die de gemeente Amsterdam en
de bewoners heel veel geld gaat kosten. Hij is ervan overtuigd dat als alle
Amsterdammers hadden geweten hoe somber het scenario is op het gebied van de
kosten waar ook zij aan zullen moeten bijdragen, zij niet akkoord zouden zijn
gegaan met de aanleg. Dhr. Flos
interrumpeert. Hij hecht eraan duidelijk te zeggen dat er ten opzichte van
oktober 2002 op zich niets is veranderd. Het project is niet in totaliteit
duurder geworden, maar er is sindsdien meer duidelijkheid ontstaan over de
kosten van de verzekering. De optie om zelf te verzekeren is aantrekkelijk
geworden sinds de toegenomen inzichten in de kosten van externe verzekering.
Dhr. Bakker
antwoordt dat er zoveel onduidelijkheid bestaat over de kosten, dat die ook
door de heer Flos niet weggeredeneerd kan worden. Iedereen die logisch nadenkt
over de zaak waaronder ongetwijfeld ook VVD-stemmers - zal begrijpen dat
de heer Flos de feiten verdraait om de Noord-Zuidlijn maar aangelegd te
krijgen. Mw. Van Pinxteren
wijst de heer Bakker erop dat hij zich niets aan hoeft te trekken van wat de
heer Flos zegt. Zij maakt duidelijk dat deze discussie tot nu toe beperkt bleef
tot de vraag of het project verzekerbaar is, maar dat de feitelijke
besluitvorming veel meer omvat. Zij heeft de notulen van de raadsvergadering
van 9 oktober natuurlijk heel goed gelezen. Wethouder Dales bevestigt in zijn
beantwoording een aantal malen letterlijk en volmondig dat het project ook
inderdaad verzekerd wordt. Het gaat dus niet alleen om de erkenning dat het
project verzekerbaar is, hoewel tegen onaantrekkelijke voorwaarden. Er is
expliciet toegezegd dat verzekering van het project zal plaatsvinden.
Dhr. Bakker
begrijpt hieruit dat mevrouw Van Pinxteren ook vindt dat de VVD misleidt.
Dhr. Flos verklaart dat hij met deze stellingname echt problemen heeft.
Dhr. Bakker
vervolgt zijn betoog. Hij verzoekt de wethouder om een paar vragen te
beantwoorden. Ten eerste vraagt hij of de wethouder weet of de aannemers
akkoord zullen gaan met interne verzekering. Ten tweede maakt hij attent op
mogelijke problemen met het beton voor de diepwanden, naar aanleiding van de
mededelingen van de heer Bijlsma over dit punt. Spreker verwijst naar de recent
plaatsgevonden ramp met neerstortende balkons in Maastricht, die
waarschijnlijk het gevolg was van fouten in de betonconstructie. Volgens
mededeling van experts kan beton niet meer goed getest worden zodra het is
uitgehard. Hij vraagt de wethouder of dit ook kan gelden voor de te plaatsen
diepwanden. Aangezien er in de afgelopen jaren allerlei stoffen zijn toegevoegd
om het beton versneld te laten opdrogen, is de kwaliteit ervan wellicht
problematisch geworden. Er kan geen 100 procent garantie meer worden gegeven
voor de juiste betonconstructie. Ten derde vraagt hij de wethouder of bedrijven
betrokken zijn bij de bepaling van de omgevingsschade, en of inkomstenderving
door bedrijven en eventuele andere calamiteiten hierin zijn meegenomen.
Dhr. Haffmans
stelt vast dat de meeste vragen die hij had willen stellen al door anderen
naar voren zijn gebracht. Hij is bijzonder benieuwd naar de mededelingen van de
wethouder over de CAR-verzekering zoals deze op 9 oktober voorlag. Spreker
hoorde van alle kanten dat een offerte met premie bestaat. Hij gaat ervan uit
dat de voorwaarden veranderd zijn, maar wil graag weten of het bedrag hetzelfde
is gebleven. Dit ongeacht de vraag of er voor 60 procent is ingetekend. Zoals
hij het begrijpt, is de resterende 40 procent een zaak van de
verzekeringsmaatschappij en niet van de gemeente. Hij zou nadere toelichting
door de wethouder op prijs stellen. De inschatting van het risicoprofiel door
het College naar aanleiding van de vragen van mevrouw Spee vindt hij bijzonder
belangrijk, vooral als de gemeente een kans tot 5 procent op een calamiteit
acceptabel zou achten. Hij vindt deze marge heel groot: een kans van
één op twintig is een heel behoorlijk risico.
Vervolgens gaat hij terug in de tijd. Ooit is een referendum gehouden over een
bedrag van 100 miljoen gulden, die hij voor het gemak gelijk wil stellen aan 50
miljoen euro. Toen stegen de kosten, wat geen verbazing wekt omdat de ervaring
met soortgelijke grote projecten bewijst dat dit bijna altijd gebeurt.
Gelukkig heeft de Raad besloten, onder aanvoering van naar hij meent de VVD, om
een extra bedrag van 132 miljoen euro aan reserveringen toe te voegen, maar
beslist niet meer dan dat. Spreker sluit zich aan bij de al verwoorde visie van
mevrouw Bruines dat deze kosten zeker zullen stijgen. Er hoeft maar een maand
vertraging op te treden op de geplande termijn van acht jaar, en de reserves
zijn al op. Volgende week vindt de stemming plaats. Hij voorspelt dat de PvdA
en de VVD vóór stemmen, ook al willen zij dit nu nog niet zeggen.
Dhr. Bijlsma
interrumpeert. Hij wijst erop dat de PvdA dat besluit nog niet heeft genomen.
Dhr. Haffmans
is zich ervan bewust dat de PvdA zich nog niet definitief heeft uitgesproken.
Toch durft hij nu al te voorspellen dat deze partij vóór zal
stemmen.
Hij vervolgt zijn betoog. Hoewel de Raad op 9 oktober het besluit tot aanleg
heeft genomen onder voorbehoud van verzekering, verwacht hij dat deze de
gemeente volgende week voor het blok zal zetten. Hij concludeert dat als de VVD
zegt dat de Noord-Zuidlijn aangelegd moet worden, maar niet tegen iedere prijs
en er een prijslimiet aan verbindt, dat in feite betekent dat deze partij de
wethouder oproept om de kosten ogenschijnlijk, fictief laag te houden. Dit zal
gebeuren door middel van afsluiting van meer risicovolle contracten, wat
onherroepelijk meer kosten met zich meebrengt, en door simpelweg niet te
verzekeren. Als de PvdA zegt dat de Noord-Zuidlijn alleen aangelegd kan worden
als het project wordt verzekerd, betekent dat eigenlijk dat deze partij ook
akkoord gaat met aanleg zonder te verzekeren, om in plaats daarvan een bedrag
binnen het gemeentelijk budget te reserveren. Dit noemen zij vervolgens intern
verzekeren. Spreker is van oordeel dat dit niet als een verzekering kan worden
beschouwd en hier sprake is van etikettenzwendel. Hij maakt nu al heel
duidelijk dat AA/DG geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor extra kosten
die eventueel zullen ontstaan in de komende acht jaar als het bij acht
jaar blijft. Mw. Bruines
stelt vast dat de heer Haffmans nooit voorstander is geweest van aanleg van de
Noord-Zuidlijn. Dit maakt het voor hem eenvoudig om alles wat nu aan de orde
is uitsluitend te beschouwen als alleen maar lastig. Zij vraagt hem of hij, in
het hypothetische geval dat hij een voorstander zou zijn van de Noord-Zuidlijn,
nog mogelijkheden zou zien voor de oplossing van de gerezen problemen.
Dhr. Haffmans
vindt dit een bijzonder moeilijke vraag. AA/DG is al sinds de oprichting van
de partij tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn, maar om hele andere dan
financiële redenen. Hij kan niet nu alle redenen noemen die zijn partij
heeft om tegen aanleg gekant te zijn, en beperkt zich tot de mededeling dat hij
niet kan inzien waarom zulke grote risicos gelopen zouden worden.
Tijdens de periode van hoogconjunctuur hebben zich verschillende obstakels
voorgedaan bij de aanbesteding. In een periode van laagconjunctuur kan er al
helemaal geen rechtvaardiging worden gegeven voor het nemen van dergelijke
grote risicos. Naar zijn mening moet het hele project worden geannuleerd.
Het geld, dat gedeeltelijk door het rijk beschikbaar is gesteld maar steeds
meer door de gemeente opgebracht moet worden, kan dan besteed worden aan goed
openbaar vervoer in de regio Amsterdam, waarvoor het ook is gereserveerd.
Mw. Van Oudenallen
vergelijkt de indruk die MM99 heeft van het besluitvormingsproces tot nu
toe met de werkwijze van de gemiddelde Nederlander die een huis koopt. Hij
heeft een aardige makelaar die er een architect bij haalt. Vervolgens geeft hij
een vage prijsindicatie. Dan komt de boosdoener in beeld, in de persoon van de
aannemer. Deze heeft het altijd gedaan, omdat het in onderhandelingen met hem
altijd fout gaat. Als men in Nederland een aannemer in de hand neemt, dan zijn
de meerkosten steevast veel hoger dan de potentiële koper had verwacht. In
dit geval zijn de kopers in ieder geval de coalitiepartijen, zijnde VVD, PvdA
en in het verleden ook D66 en GroenLinks. Iedere keer dat er een gesprek wordt
gehouden, komt er weer een paar miljoen euro bij.
De manier waarop de Raad op 9 oktober is ingelicht was slecht, of er nu een
go-besluit is genomen of niet. De beslissing om al dan niet verder te gaan is
mede daardoor zeer moeilijk geworden. Een bijzonder belangrijke vraag is of de
gemeente wel met rijksgelden onverzekerde projecten mag realiseren. Zij heeft
de wethouder al verzocht om op deze vraag te antwoorden.
Vervolgens gaat zij in op de problemen rond externe verzekering.
Verzekeringsmaatschappijen willen immers winst maken. Dus als een te verzekeren
bedrag van 46 miljoen euro voor een bepaalde verzekeringsmaatschappij te hoog
blijkt, zal men verwachten dat er een andere verzekeringsmaatschappij opstaat
die het voor een lager bedrag zal willen doen. Zij vraagt de wethouder dan ook
om aan te geven of in de tijd tussen de afgelopen week en nu, een van de
verzekeringsmaatschappijen zich heeft bedacht en alsnog een aanbieding heeft
gedaan. Het gaat immers om een mogelijke miljoenenorder.
De wethouder heeft haar vraag over eventuele kartelvorming onder verzekeraars,
gesteld tijdens de vorige vergadering, inderdaad beantwoord. Maar hij heeft bij
MM99 wel een indruk achtergelaten dat er iets vreemds gaande is in de
verzekeringenbranche. De motie die MM99 volgende week tijdens de
raadsvergadering zal indienen houdt in ieder geval in dat de Raad
respectievelijk het College in Brussel verzoekt om een onderzoek te doen naar
mogelijke onwettige ontwikkelingen in het verzekeringswezen.
Tot slot komt zij terug op een vraag die tijdens de vergadering van vanmorgen
is gesteld over mogelijke precedenten. Gevraagd werd of in het verleden in
Amsterdam al eens projecten of projectonderdelen onverzekerd bleven en in
plaats daarvan intern gedekt werden. Zij meent zich te herinneren dat iemand
toen het Grondbedrijf noemde. Als zich eerder een dergelijke situatie heeft
voorgedaan, dan vraagt zij de wethouder om hierover alle informatie te
verschaffen waarover hij beschikt: waar is dit precies gebeurd en wat is er
precies geregeld. Dhr. Bijlsma
interrumpeert. De verzekeringsmarkt is geen Europese markt, maar zoals de heer
Stoppels duidelijk heeft gemaakt, bestaan er maar een zeer beperkt aantal
verzekeraars op wereldschaal. Brussel heeft helaas nog geen jurisdictie over de
gehele wereld en de Verenigde Naties kent geen kartelpolitie. Hij vraagt
mevrouw Van Oudenallen hoe zij zich voorstelt dat de door haar aangekondigde
motie in de praktijk effect kan hebben. Mw. Van Oudenallen
wil niet van collega-raadslid de heer Bijlsma, maar van Brussel weten of er
onderzoeksmogelijkheden zijn. Ook in het geval van de bouwfraude had iedereen
allang kunnen weten dat het al jaren speelde, maar heeft niemand de juiste
vragen op het juiste moment gesteld.
Beantwoording De
wethouder
zal proberen om in deze inmiddels zes uur durende sessie enige lijn te brengen
en dan wellicht nog een paar individuele vragen te beantwoorden. Wederom geeft
hij graag enige antwoorden op schrift, zoals de samenvatting en de
beantwoording van een aantal technische vragen, zodat de raadsleden deze nog
eens aandachtig kunnen lezen en grondig met hun fracties kunnen bespreken. Hij
hoopt de antwoorden 9 mei te kunnen versturen.
Hij begint met twee punten die een politiek karakter dragen, waarbij hij zich
voornamelijk beperkt tot de inhoud. Er is veel gesproken over 9 oktober, en
over hoe het allemaal anders had moeten lopen. Allen zullen daar een ander
gevoel bij hebben, maar ieder mag er toch wel van uitgaan dat wethouder Dales
er niets in ziet de Raad bewust verkeerd te informeren. Het College heeft op
9 oktober, en ook daarvoor, naar beste eer en geweten de informatie met de Raad
gedeeld naar de toenmalige stand van zaken. Er heeft een uitgebreide
briefwisseling plaatsgevonden, er is vertrouwelijke informatie verstuurd, er
zijn vele antwoorden gegeven in de commissie, en ook mede door het grote aantal
vragenstellers is er in de loop van de tijd veel informatie verstrekt zoals
deze op dat moment bekend was. Echter, zoals ook de heer Stoppels zei, kunnen
alle rapporten die tot en met oktober zijn gemaakt worden vernietigd, omdat zij
waardeloos zijn geworden.
Tijdens het afgelopen half jaar is er nogal wat veranderd in de
verzekeringsmarkt. Dat is nu precies de moeilijkheid, waarmee sommigen wel en
anderen niet politiek kunnen leven. Feit is en blijft dat de verzekeringsmarkt
nu anders is dan de gemeente op 9 oktober wist of dacht te weten. Zekerheid is
nooit te krijgen. Dit is goed aan te geven met het idee dat er bijvoorbeeld
voor 60 procent ingetekend was op dat moment, waaraan de reële
veronderstelling ten grondslag ligt dat het project verzekerbaar is en dat er
dus een polis in de verzekeringsmarkt te krijgen valt. Dat blijkt ook het geval
te zijn, want de gemeente heeft inderdaad een aanbieding ontvangen. Dat de
voorwaarden en vooral de prijs niet aantrekkelijk zijn is een andere zaak.
Spreker adviseert allen om bij zichzelf te rade te gaan of men met de
veranderde werkelijkheid kan leven en het debat in de Raad dienovereenkomstig
zal voeren, dan wel of men er een groot politiek spektakel van wil maken. Hij
vreest het laatste.
De wethouder vindt het zeer onterecht dat collega Dales ook als persoon
aangesproken wordt op de ontwikkelingen van het afgelopen half jaar. De
wethouders hebben alle informatie met elkaar gedeeld in het Bestuurlijk Team
Noord-Zuidlijn waar collega Stadig en spreker toen in zaten en nu nog, zij het
niet meer onder leiding van collega Dales maar onder zijn eigen leiding. Alle
informatie is met het College en met de raadsleden gedeeld. Het volledige
gemeentebestuur heeft zich gebaseerd op de informatie die toen beschikbaar was.
Mw. Van Oudenallen
verzoekt de voorzitter om haar één interruptie toe te staan.
De voorzitter
weigert dit en geeft het woord opnieuw aan de wethouder. De wethouder
vervolgt zijn beantwoording met de opmerking dat de Raad het College
aanspreekt in de persoon van de huidige portefeuillehouder.
Over het rapport van Aon wordt zeer mysterieus gedaan, maar daarvoor bestaat
geen reden. Zoals in de raadsvoordracht wordt vermeld, ligt het rapport gewoon
ter inzage, zoals ook de artikelen over de stand van de verzekering, de
verzekeringsmarkt en ook kabinet de notitie over de benchmark van
de andere projecten in Nederland.
Het volgende punt heeft een meer procedureel karakter. Het College heeft
natuurlijk ook de laatste maand veel meer informatie gekregen, voornamelijk uit
de second opinions, maar ook uit eigen onderzoek. Het College heeft zo snel
mogelijk de raadscommissie geïnformeerd over wat hem bekend was. Om aan te
geven hoe de informatieoverdracht is verlopen, beschrijft spreker een concreet
geval. Op 24 april is het definitieve rapport van professor Horvat
beschikbaar, op 25 april is de beantwoording gehouden die direct is
meegestuurd. Tussen het maken van de raadsvoordracht, de behandeling in het
College en dit moment is er weer nieuwe informatie beschikbaar gekomen. Dit is
ook de reden waarom hij graag ter aanvulling van de raadsvoordracht de
commissieleden nog een of twee notities wil leveren. In deze notities wil het
College in de eerste plaats nog een overzicht geven van de meest recente stand
van zaken, en in de tweede plaats extra achtergrondinformatie geven aan de hand
van de technische vragen.
Het College heeft, evenals de commissie, onder tijdsdruk moeten werken. Dit
betekent dat hij met name voor de financiële dekking met smart heeft
gewacht op het rapport van professor Horvat, speciaal op het overzicht, op
bladzijde 25, van wat er per jaar aan de hand is. Men kan staande houden dat
bij de raadsvoordracht de informatie iets grofmaziger was. Hij zal proberen om
met de notitie die hij vrijdag kan verstrekken een concretere invulling te
geven.
Als volgend onderdeel wil hij vijf algemene punten onderstrepen. De eerste
vraag waarom het uiteindelijk gaat, betreft de omgang met het verzekeren. Er
liggen polissen voor waarin echter al met al een te hoge prijs wordt
aangeboden, terwijl de voorwaarden niet goed genoeg zijn. De Gemeenteraad heeft
het besluit tot aanleg van de Noord-Zuidlijn al genomen, en moet binnen de
nieuw ontstane situatie handelen. Hij meent dat het rapport van professor
Horvat zeer helder maakt dat het de gemeente niets goeds brengt als zij tot
verzekering in de externe markt overgaat, en zij beter de risicos zelf
kan dekken.
Het tweede punt gaat over de risicos. Het gehele gemeentebestuur heeft
door deze hele exercitie zijn kennisniveau op het gebied van de risicos
enorm verbeterd, en heeft veel meer inzicht in de risicos gekregen. Zeer
lang geleden zijn de risicos al bezien en daarmee is van alle kanten
rekening gehouden. De technici en ingenieurs van de gemeente Amsterdam en
andere deskundigen zijn er al die tijd heel intensief mee bezig geweest. Maar
met name gedurende de laatste maand is veel meer bekend geworden over de
risicos, omdat de gemeente zelf drie scenarios heeft ontwikkeld en
deze heeft laten beoordelen in twee second opinions. Hij verwijst in dit
verband ook naar professor Horvat. De bestuurders zijn in ieder geval slimmer
geworden als gevolg van deze operatie.
Ook op 9 oktober waren de risicos bekend, maar niet zo mooi verwoord als
nu. Ook zijn de risicos eigenlijk helemaal niet veranderd. De gemeente
weet nu alleen ongelooflijk veel meer over de risicos.
Dit brengt hem bij het derde punt. Wetende wat de risicos inhouden, wordt
de vraag naar de beheersbaarheid ervan van belang. Alle commissieleden hebben
hierop gereageerd. Er is al veel over nagedacht en geschreven. Omdat het
College de risicos zelf wenst te nemen, moet er extra inspanning worden
geleverd om de risicos te beheersen. Daarvoor kan beter 1 miljoen euro
extra worden uitgegeven, dan dat men 10 miljoen euro kwijt is aan schade.
Professor Horvat heeft vanmorgen al verduidelijkt dat juist omdat de gemeente
zelf de risicos moet dragen in politiek, sociaal-maatschappelijk en
financieel opzicht, zij er goed voor moet zorgen dat de risicos stevig in
de greep worden gehouden. Men kan zich de situatie voorstellen dat de
directeur van het Projectbureau Noord-Zuidlijn of de wethouder Noord-Zuidlijn
voor de Gemeenteraad en voor de cameras zal moeten vertellen dat het
Centraal Station nu toch echt in elkaar is gestort. Alleen al om die reden
heeft de gemeente Amsterdam, en iedere individuele medewerker, er alle belang
bij om de risicos te beheersen. Hij meent dat het goed is om in de
notitie aan te geven wat er allemaal al gedaan is, en wat er nog allemaal moet
gebeuren.
Veel commissieleden hebben gesproken over de factor falende mens.
Dit is een van de moeilijkst te beheersen risicos. Over het
civieltechnische werk is zeer goed nagedacht, maar het zijn mensen die fouten
maken. Spreker meent dan ook dat de gemeente nog een slag moet maken. Dit
blijkt onder andere als men kijkt naar andere rampen en gebeurtenissen in de
wereld waarbij de factor mens veel meer in beeld komt dan vroeger. Aan de hand
van een aantal voorbeelden maakt hij aannemelijk dat degenen die het
bouwtechnische werk zullen doen, van tevoren zeer zorgvuldig zullen worden
gescreend op eventuele zwakheden die het bouwproject in gevaar kunnen brengen.
De risicobeheersing op dit terrein lag bij de verzekeraar en het is het dubbel
en dwars de moeite waard om te investeren in risicobeperking, zeker wanneer de
gemeente zou gaan optreden als verzekeraar.
Het volgende punt gaat over de vraag hoe de gemeente omgaat met eventuele
schade die kan optreden ondanks zorgvuldige risicobeperking. Op bladzijde 6 van
het rapport van professor Horvat staat: de verwachtingswaarde is dat over de
hele looptijd voor 10 miljoen euro schade ontstaat. Dit bedrag moet worden
beschouwd als dekking van de kosten die de gemeente in ieder geval moet
opbrengen. De 95 procent waarde, met andere woorden als het tegenzit, is
berekend over de hele looptijd op 25 miljoen euro. Ook dit bedrag moet in ieder
geval beschikbaar zijn. Als alles vreselijk tegenzit zijn 80 miljoen euro
nodig. Dit bedrag is precies wat nodig is voor het opvangen van de
risicos op schade bij de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Er kunnen nog vele
modellen en scenarios worden ontwikkeld, maar de kracht van het rapport
van professor Horvat bestaat eruit dat hierin alle mogelijkheden worden
samengevat en teruggebracht tot eenvoudig te begrijpen scenarios. Over
dit soort bedragen gaat het.
In de raadsvoordracht staat dat 7 miljoen euro beschikbaar was in de begroting
van de Noord-Zuidlijn voor de dekking van verzekeringskosten. Dit bedrag wordt
gebruikt voor het schadebureau. Voor risicomanagement is globaal 4,5 miljoen
euro, wellicht wordt dat meer. Dhr. Haffmans
interrumpeert. Het is hem niet duidelijk of het gaat om 4,5 miljoen euro in
totaal of 4,5 miljoen euro per jaar. De wethouder
antwoordt dat dit bedrag niet in een jaar op is en komt later hierop terug.
Mw. Bruines
wil graag één verhelderende vraag stellen. De heer Stoppels van
ABN AMRO adviseerde om rekening te houden met de allerergste calamiteit en
alles te reserveren. Zij kan dat niet rijmen met de door de wethouder genoemde
getallen. De wethouder
stelt dat het niet uitmaakt van welke getallen men uitgaat. Het Aon-rapport
geeft informatie over het slechtste scenario wanneer alles tegelijk fout gaat.
Ook in het rapport van professor Horvat wordt een dergelijke situatie
beschreven. Hij komt in dat geval tot 185 miljoen euro. Het is uiteindelijk
niet aan de deskundigen om een oordeel te geven over wat de gemeente Amsterdam
moet doen. Dit beslist de Gemeenteraad en daarom beschrijft hij nu welke
gedachten het College heeft.
Hij vervolgt zijn uitleg. Er zijn dus 7 miljoen euro beschikbaar in de
begroting van de Noord-Zuidlijn. In het risicofonds van de Noord-Zuidlijn (post
onvoorzien) zit momenteel 42 miljoen euro. De rapportage van de update is
onderweg en volgende week bij het College. Daarvan is 10 miljoen à 15
miljoen euro gelabeld voor de verzekeringen. De jaarrekening van het
weerstandsvermogen is ook onderweg. Deze zal laten zien dat er momenteel een
kleine 80 miljoen euro beschikbaar is. Ook de Voorjaarsnota is onderweg; deze
is afgelopen dinsdag behandeld in het College. Daarin stelt het College voor om
een extra dotatie te doen aan het weerstandsvermogen van 20 miljoen euro. Dat
betekent dat alles bij elkaar opgeteld dat ongeveer 150 miljoen euro
beschikbaar is om risico´s binnen de gemeente Amsterdam af te dekken.
Binnen het risicofonds Noord-Zuidlijn is er weliswaar een label gehangen aan de
genoemde 10 miljoen à 15 miljoen euro, maar het is niet zo dat er een
schot staat tussen dit bedrag en de rest van de 42 miljoen euro.
Hiermee beantwoordt hij ook de vraag van de heer Haffmans naar risicoverdeling
en -onderbrenging. Dat is de kern van het risicofonds voor de Noord-Zuidlijn en
van het weerstandsvermogen van de gemeente. In het risicofonds voor de
Noord-Zuidlijn zit het geld voor alle risicos die met de Noord-Zuidlijn
samenhangen, en in het weerstandsvermogen voor schades waarvoor geen andere
fondsen beschikbaar zijn of die niet zijn verzekerd.
De gemeente Amsterdam, met een begroting van 5 miljard euro, dekt op haar eigen
manier al bijzonder veel risicos af. Bij wijze van verheldering noemt
hij een zeer bekend geval. De risicos van het Stationseiland zijn
becijferd op 27 miljoen euro. Dit bedrag is beschikbaar, maar dat wil niet
zeggen dat het risico 27 miljoen euro bedraagt. Als op één dag
alles fout zou gaan, en een deel is niet gedekt door een verzekering, zou de
schade veel hoger zijn dan 27 miljoen euro. De meerkosten worden dan gedekt uit
het weerstandsvermogen. Deze manier van afdekking van risicos wordt niet
alleen in Amsterdam toegepast, maar in alle Nederlandse gemeenten.
Het volgende bespreekpunt is de looptijd van het project Noord-Zuidlijn. De
wethouder memoreert de conclusie van professor Horvat over de te verwachten
bedragen. Er bestaat een grote kans dat de gemeente 10 miljoen euro kwijt is
aan schades die zich zeer waarschijnlijk zullen voordoen, op basis van de 95
procent waarde komen de te verwachten kosten uit op 25 miljoen euro, en als
alles tegelijkertijd misgaat valt 80 miljoen euro aan schade te verwachten. Op
bladzijde 25 van het rapport van Horvat is op speciaal verzoek van het College
uitgesplitst wat dat per jaar betekent. Becijferd is welke risicos per
jaar te verwachten zijn voor de verwachtingswaarde van 95 procent, en voor de
maximumwaarde. Dit moet men niet bij elkaar optellen, omdat de eerder genoemde
totalen gelden voor de gehele looptijd. Om het beeld te bepalen beschrijft
spreker het jaar 2003. Zeer waarschijnlijk is dat de gemeente dit jaar 1
miljoen euro kwijt is aan schades; als het tegenzit wordt dat 4 miljoen euro,
en als alles fout gaat wordt het 38 miljoen euro. De vraag is dan of het
College kan aangeven of de gemeente dit kan betalen. Uit wat hij zojuist heeft
gezegd is naar zijn oordeel het bewijs geleverd dat de gemeente dit inderdaad
kan dekken. Wel moet de gemeente jaarlij
ks bepalen wat de stand van het weerstandsvermogen is, en wat de begroting van
de Noord-Zuidlijn is. Ook zullen de risicos geactualiseerd moeten worden;
men kan zich voorstellen dat in bijvoorbeeld januari 2011 het risicoprofiel
anders is dan op de dag van vandaag.
De wethouder zegt toe dat hij dit alles op papier zal laten zetten, en
adviseert nauwkeurige studie van de tabel op bladzijde 25 van het rapport van
professor Horvat.
Het volgende punt betreft de organisatie. De commissieleden hebben al eerder
ingestemd met de instelling van het schadebureau. Dit bureau handelt
schadeclaims af van ondernemers, en ook daar wordt binnen dat ene loket de
beoordeling en de uitbetaling door dezelfde instantie gedaan.
De gemeente Amsterdam is de enige gemeente in Nederland met een eigen
Verzekeringsbedrijf en heeft al meer dat tachtig jaar ervaring op het gebied
van verzekeringen, en heeft er dus verstand van. Omgekeerd geldt dat externe
verzekeraars geen ervaring hebben met de Noord-Zuidlijn, en daarvoor expertise
moeten inhuren al naar gelang zich een probleem voordoet; bijvoorbeeld bij
vervolgschade. Alle schade moet altijd beoordeeld worden door een deskundige
die gespecialiseerd is in die bepaalde bedrijfstak waar de schade is
opgetreden. Ook verzekeraars moeten voor een deel dergelijke specialisten
inhuren.
De gemeente heeft inmiddels in huis: een schadebureau met ervaring, een
Verzekeringsbedrijf Amsterdam met jarenlange ervaring en expertise en voldoende
mankracht om de gemeente Amsterdam te bedienen, en vanaf 1 juni 2003 een
schade-expert op het gebied van CAR-verzekering, die is weggekocht
bij een grote verzekeraar. Verder is de gemeente van plan om waar nodig experts
in te huren naar gelang de schade zich voordoet.
Tot slot vermeldt de wethouder dat bij het schadebureau een onafhankelijke
commissie van deskundigen zit, die als het ware een second opinion geeft op de
ingediende schades bij het schadebureau. Hij concludeert dat de gemeente dus
heel veel in huis heeft, maar hij is het met mevrouw Spee eens dat niet morgen
al kan worden gestart en vóór 1 juni alles nog heel goed moet
worden georganiseerd. Het is dan ook de vraag of de gemeente veel werkzaamheden
moet uitbesteden. Immers als de gemeente zou zijn verzekerd, zou de
verzekeringsmakelaar Aon deze werkzaamheden ook hebben verricht in samenwerking
met het VGA. Wellicht is het de overweging waard om deze werkzaamheden bij de
makelaar neer te leggen, die dan zal worden ingehuurd voor zijn diensten. Hij
sluit zich met andere woorden aan bij de opmerkingen van professor Horvat dat
de gemeente het zo moet organiseren alsof zij zelf een verzekeringsbedrijf is;
dus met contracten en expertise en procedures, en met scheiding van functies
zodat het afhandelen van de schadeclaims goed verloopt.
De verzekering zou heel goed onder de wethouder Financiën kunnen vallen.
Spreker ziet niet in waarom dit gesplitst zou moeten worden, zoals mevrouw Dalm
bepleit; in de verzekeringsmarkt gebeurt dit ook niet. De burger is niet
slechter af met de gemeente als verzekeraar; de burger is namelijk niet alleen
slachtoffer. De wethouder heeft inmiddels een e-mail ontvangen dat er een huis
verzakt zou zijn in Osdorp door de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Weliswaar is
de aanleg nog niet begonnen en komt de Noord-Zuidlijn niet eens in de buurt van
Osdorp, maar sommige burgers laten zich door zulke feiten niet weerhouden bij
het indienen van een claim. De gemeente zal dus streng moeten omgaan met claims
van burgers.
Tot slotte gaat hij in op de mogelijkheid van deelverzekeringen. Het begrip kan
op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, bijvoorbeeld een deel
van de premie, of een deel van een bepaald risico, of een deel van de hoogte
van de schade. Spreker zegt toe dat hij alle mogelijkheden schriftelijk laat
uitschrijven. Een ding wil hij heel duidelijk maken: de Raad dient het College
geen onmogelijke opdrachten te geven. De wethouder zal proberen te sonderen in
de verzekeringsmarkt wat wel en wat niet mogelijk is. Het gaat uitdrukkelijk om
sondering, omdat evenals bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering er een
indicatie is van dekking en prijzen, maar geen aanbieder, en dus geen zekerheid
dat specifieke opdrachten van de Raad op dit gebied uitgevoerd kunnen worden.
De makelaar kan de bedrijven aftasten, maar komt altijd weer terecht bij
dezelfde herverzekeraars. Deze procedure kan nog een aantal malen worden
herhaald, maar spreker is van mening dat 14 mei de dag moet zijn waarop een
zeer duidelijk besluit moet worden genomen.
Wellicht ten overvloede wijst hij er nog op dat de gemeente al beschikt over
een beroepsaansprakelijkheidsverzekering van 700.000 euro. Dhr.
Haffmans
verzoekt de wethouder om nader in te gaan op de genoemde 4,5 miljoen euro voor
het schadebureau. De wethouder
beantwoordt de vraag heel kort. In de beantwoording staat op bladzijde 2 van
de tabel dat ook indien de gemeente extern verzekerd zou zijn, voor risk
control ongeveer 3 miljoen euro moet worden uitgetrokken. Hoewel het
benodigde bedrag hiervoor bijzonder moeilijk in te schatten is, heeft het
College toch gemeend om hiervoor 4,5 miljoen euro uit te moeten trekken, ook
omdat de gemeente hiervan zelf profijt heeft. Op het moment dat het besluit is
genomen, zal het College dit natuurlijk eerst heel goed uitwerken en kan het
bedrag hoger worden. Bovendien kan het risico ook in de tijd sterk
variëren. Blijft het rustig, dan zijn de kosten laag, maar als er
spannende dingen gebeuren, dan zijn de kosten hoog. Dhr. Haffmans
begrijpt dit, maar concludeert dat de reservering van 4,5 miljoen euro
eenmalig is en niet wordt besteed gedurende de gehele loop van het project.
De wethouder
legt uit dat het bedrag geldt voor hele looptijd van het project. Dat betekent
dat er gedurende de werkzaamheden mensen ingehuurd worden die bezien hoe het
zit met het risico. Bij een externe verzekeraar zou risk control 3
miljoen euro kosten, dus met 4,5 miljoen houdt de gemeente zich aan de veilige
kant. Dhr. Haffmans
verzoekt om een schriftelijke uitleg met een berekening hoe voor 4,5 miljoen
euro een expert weggekocht kan worden uit de markt. In de berekening moeten ook
de bijbehorende extra kosten worden opgenomen. De wethouder
erkent dat de vraag terecht is. In de schriftelijke beantwoording zal hij nog
heel goed aangeven welke elementen in de risicobeheersing zijn verdisconteerd
en welke elementen, functies en werkzaamheden opgenomen zijn bij het
schadebureau. Het is goed dat de raadsleden een indicatie hebben hoe dit zich
verhoudt tot de kosten. Mw. Kalt
houdt het voor mogelijk dat er een vergissing in het spel is en dat per jaar
4,5 miljoen euro moet worden uitgetrokken. Het bedrag kan nooit toereikend zijn
voor een periode van acht jaar, zeker omdat de kwaliteitsbewaking heel
belangrijk is. Als de wethouder volhoudt dat 4,5 miljoen euro in totaal wel
voldoende is, dan verzoekt zij hem dringend om in zijn schriftelijke
beantwoording duidelijk te formuleren dat het bedrag betrekking heeft op het
hele traject. De wethouder
antwoordt dat als de verzekeraars 3 miljoen euro rekenen en dit dus kennelijk
voldoende vinden, een bedrag van 4,5 miljoen euro zeker ruim voldoende zal
moeten zijn. Mw. Kalt
denkt daarom dat er een vergissing in het spel is. De wethouder
legt uit dat het gaat om extra kosten in relatie tot een verzekering.
Hieronder vallen dus niet de kosten voor het risicomanagement. Mw. Kalt
benadrukt dat professor Horvat heeft gezegd dat de kwaliteitsbewaking van
essentieel belang is. Hiervoor moet een team van mensen constant beschikbaar
zijn, die de kwaliteit permanent bewaken. Zij heeft de indruk dat de 4,5
miljoen euro daar een onderdeel van uitmaakt, en verzoekt de wethouder om in
zijn schriftelijke beantwoording heel helder te maken hoeveel geld gemoeid is
met kwaliteitsbewaking voor een periode van acht jaar. De wethouder
zegt dit toe.
Orde Mw. Meijer
wil een vraag stellen in het algemeen. Zij wil het verslag van deze
vergadering heel graag vóór de raadsvergadering van volgende week
in haar bezit hebben, en vraagt of dat mogelijk is. De voorzitter
geeft een samenvatting. Een deel van de vragen is mondeling beantwoord, een
deel van de vragen wordt schriftelijk beantwoord en het conceptverslag van de
bijeenkomsten van vanmorgen en vanavond wordt op maandag 12 mei zowel digitaal
als schriftelijk aan de commissieleden verstuurd. Technisch gezien is eerdere
toezending van het conceptverslag onmogelijk. Hij vraagt of er nog andere
vragen zijn. Dhr. Bijlsma
heeft een hele serie vragen gesteld, maar een aantal antwoorden op een aantal
vragen heeft hij heel hard nodig om maandagavond zijn fractie te kunnen
adviseren ten aanzien van de definitieve standpuntbepaling van de PvdA voor de
raadsvergadering van 15 mei. De wethouder veroorzaakt grote tijdproblemen,
omdat hij nog geen antwoord heeft gegeven op de vragen van spreker die hij
heeft uitgezet na de vorige raadscommissievergadering. De wethouder
vindt het geen probleem om door te gaan met mondelinge beantwoording van
vragen, de vergadering loopt in dat geval uit. Hij heeft 6 uur bij de
vergadering gezeten en is een half uur aan het woord geweest. Dhr.
Bijlsma
verklaart zich daarmee akkoord. De schriftelijke beantwoording van de vragen
kan pas op zijn vroegst vrijdag beschikbaar zijn, en dat is voor hem erg laat
om zich zorgvuldig te kunnen voorbereiden en tijdig betrouwbare informatie en
adviezen te kunnen geven aan zijn fractie. De voorzitter
peilt bij de commissie of deze bereid is de vergadering te verlengen tot 23
uur. Mw. Van Pinxteren
wijst op de wenselijkheid om de beantwoording op papier te hebben. Zij is het
met de heer Bijlsma eens dat als dit pas maandag 12 mei mogelijk is, dit te
laat is om de fractie nog verantwoord te kunnen voorlichten en adviseren. Zij
geeft in overweging om de geplande vergadering van 14 mei te laten vervallen.
Dhr. Bijlsma
wijst erop dat hij bijzonder graag een verantwoord besluit wil nemen. De
wethouder
verklaart dat hij in staat is om een samenvatting van datgene dat als
supplement bij de raadsvoordracht kan worden gezien, en zijn schriftelijke
antwoorden op de technische vragen al vrijdag beschikbaar te stellen. De
voorzitter
brengt het voorstel om door te gaan tot 23 uur in stemming. De meerderheid is
hier voorstander van. De vergadertijd wordt verlengd tot 23 uur. Mw.
Van Oudenallen
begrijpt de overwegingen die ten grondslag liggen aan de verlenging van de
vergadertijd, maar brengt onder de aandacht dat allen een zeer zware dag achter
de rug hebben. Zij vindt dat er op een gegeven moment een eind moet komen aan
het overleg. De PvdA kan zijn probleem met de schriftelijke beantwoording van
de vragen ook oplossen in klein comité met de wethouder. Dhr.
Bijlsma
informeert mevrouw Van Oudenallen dat hij vannacht tot 3 uur aan het werk was.
Hij wil desondanks nog twintig minuten doorgaan. De voorzitter
geeft aan dat het besluit om door te gaan democratisch is genomen door de
commissie.
Vervolg beantwoording De wethouder
antwoordt bevestigend op de vraag van de heer Bijlsma of de exploitatieschade
is meegenomen. Deze zijn opgenomen in het rapport van professor Horvat.
Hij zal nog voor de commissie uitsplitsen welke methoden de gemeente hanteert
om de schadebeperking te realiseren. Hierbij zijn verschillende elementen te
onderscheiden, waaronder metingen van de grond en aan oude panden, de techniek,
de rollen van de verschillende actoren en ook het hufterproof
zijn.
De organisatie van het schadebureau moet aansluiten op de aard van diens werk.
Het schadebureau zou moeten optreden als de verzekeraar. Dat betekent dat de
contracten met de aannemers, de polis op die manier moeten worden
afgesloten en claims behandeld moeten worden op de manier waarop
verzekeringsmaatschappijen dat ook doen. Er moet nog een besluit genomen worden
of dit gebeurt door indienstneming van meerdere personen bij het bureau, dan
wel dat het moet worden uitbesteed. Wellicht moet de organisatie voor kleine
schadezaken anders zijn dan voor de grote schadezaken. Dhr. Haffmans
vraagt de wethouder of het hierbij gaat om één of twee personen.
Een dergelijk gering aantal medewerkers kan wel met 4,5 miljoen euro worden
gefinancierd. De wethouder
antwoordt dat op zo grote diepte geen belangrijke obstakels worden verwacht
zoals een mammoetbot, maar zeker weten doet hij dat niet. Van de
stadsarcheoloog heeft hij begrepen de metrolijn daarvoor zeer diep ligt.
Dhr. Bijlsma
mompelt dat hij niets van mammoeten weet.De wethouder
weet ook niets van mammoeten. De vraag is of het relevant is voor de
verzekeringen en het antwoord is nee. Wat men ook vindt, het kost altijd geld
en dat is altijd voor rekening van de opdrachtgever, want deze zal, afhankelijk
van wat wordt gevonden, het werk stil moeten leggen.
De risicoverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer wordt normaal
gesproken vastgelegd in een contract. In het contract met de aannemer staat: er
wordt gewerkt volgens de verzekeringspolis. Dat betekent dat er een bepaald
eigen risico voor de opdrachtgever is en een bepaald eigen risico voor de
opdrachtnemer. Deze risicos moeten met het schadebureau worden
gesimuleerd. Normaal zit men vast aan de polis die er ligt; deze ligt er nu
ook, maar de contracten moeten nog worden geregeld als de gemeente zelf als
verzekeraar optreedt zodat de polisvoorwaarden in een contract worden
meegenomen.
Een deel van het risicomanagement is natuurlijk allang gedaan en een deel vindt
op de bouw plaats. Zo moet er iemand zijn die erop toeziet dat er goed wordt
gelast. Dit organiseert normaal de verzekeraar om zijn risico te beperken en
moet de gemeente nu zelf organiseren.
Hij vervolgt dat de gemeente met het rijk niets meer kan regelen, omdat het
rijk ervan uitgaat dat de boel is afgekocht met een vast bedrag en dat de
gemeente het daarmee moet doen. Het rijk heeft niet gezegd dat de gemeente zich
moet verzekeren, dat doe Rijkswaterstaat ook niet. De ene keer verzekert het
rijk zich niet en ligt hij de verantwoordelijkheid bij de aannemers, de andere
keer, zoals bij de HSL, verzekert het rijk zich wel. De gemeente heeft dus geen
enkele relatie met het rijk op dit punt. De gemeente weet dat bij het rijk
absoluut geen geld zit, zeker niet om Amsterdam een beetje te helpen met de
Noord-Zuidlijn. De gemeente moet wel proberen om de kansrijke zaken die er zijn
goed te regelen, zoals de prijscompensatie en de BTW, want daarmee valt meer
te verdienen. Met de Belastingdienst is de slag gewonnen over 20 miljoen euro
BTW.
De heer Marres stelt een onverstaanbare vraag buiten de microfoon waarop de
wethouder antwoordt dat de termijn de volgende dag afloopt.
Het is zeer moeilijk in te schatten of de verzekeringsmaatschappijen zijn
afgeschrikt door het rapport van Aon. Hij meent dat er juist een beter inzicht
is gekomen, ook na het gesprek met de deskundigen van het eigen bureau, over
hetgeen er is gedaan om de risicos te beperken van de aanleg van de
Noord-Zuidlijn. Hetzelfde geldt voor de vraag waarom de Münchener
Rückversicherung is afgehaakt. Dat is zeer moeilijk te zeggen, de heer
Stoppels heeft hierover ook al het een en ander gezegd: wellicht had zij er
geen goed gevoel over, wellicht vond zij dat er niet genoeg rendement te maken
was, wellicht zat zij aan haar taks voor de solvabiliteitseisen, wellicht
wilden de aandeelhouders dividend uitgekeerd krijgen en geld uit de onderneming
halen, of was de orderportefeuille elders heel goed gevuld. Het is heel lastig
in de policy van een onderneming te kijken, en spreker kan alleen
maar speculeren, maar geen helder antwoord geven.
Gevraagd is naar de mogelijkheid om een risicopot in te brengen en deze te
laten afhandelen door een makelaar en verzekeraar. Dit komt overeen met hetgeen
spreker heeft gezegd over de plannen van het College om te bezien wat met
deelverzekeringen kan worden gedaan en hoe de relatie wordt gelegd met de
claimafhandeling: doet de gemeente die zelf of wordt deze uitbesteed. De indruk
die hij nu heeft is door het Verzekeringsbedrijf afgetast in de markt. Het
gaat alleen om indicaties, hij wil niet dat de indruk bestaat dat hij polissen
in zijn achterzak heeft. Bij een eigen risico van 25 miljoen euro en een
maximale schade van 75 miljoen euro moet een premie van ongeveer 1 miljoen euro
per jaar worden betaald. Bekeken moet worden of die deelverzekeringen de
moeite waard zijn - het oordeel is aan de Raad - en of een deelverzekering
überhaupt in de markt is. Wellicht is de situatie hetzelfde als bij de
beroepsaansprakelijkheid: de prijs valt tegen, maar hij is ook niet in de
markt; einde discussie.
Bij het weerstandsvermogen en de financiële positie van de gemeente
Amsterdam spelen twee zaken. Bij de liquiditeitspositie van de gemeente
Amsterdam gaat het om de vraag of de gemeente geld heeft om te betalen wanneer
zich iets voordoet. Dat is er, 80 miljoen euro in het weerstandsvermogen dat
wordt vermeerderd met 20 miljoen euro als de Gemeenteraad daaraan zijn
goedkeuring verbindt. In het risicofonds van de Noord-Zuidlijn zit 42 miljoen
euro plus de 7 miljoen euro die de gemeente heeft staan; dat brengt de
liquiditeitspositie op meer dan 150 miljoen euro.
Hij weet niet wat de solvabiliteitspositie van de gemeente is. De begroting van
de gemeente Amsterdam is 5 miljard euro, deze is groter dan de begroting van
de Filippijnen. Voor de positie op de markt van de leningen is de gemeente
Amsterdam een tripple A-klant, en kan zij altijd goedkoop lenen.
Dat zegt iets over de solvabiliteitspositie van de gemeente. Spreker betreurt
de mening door insprekers genoemd dat de gemeente Amsterdam failliet zou gaan
of een artikel 12 gemeente zou worden. Dat is absoluut onzin. De gemeente
Amsterdam is na de rijksoverheid het stevigste solide financiële
bestuursorgaan van Nederland. Er is geen gemeente in Nederland, of geen
overheidsorgaan, dat goedkoper kan lenen en beter op de financiële markt
staat dan Amsterdam. Het lukt de gemeente Amsterdam zelfs geregeld om goedkoper
te lenen dan de rijksoverheid. Dit kan men nalezen in de jaarrekening.
Hij is om twee redenen niet optimistisch over partieel verzekeren: de vraag is
of het nog in de markt is, of de prijs en de voorwaarden nog kloppen en de
vraag is of het wel goedkoper is; absoluut zal het goedkoper zijn, maar
relatief zal er waarschijnlijk niets veranderen. Met andere woorden, wellicht
moet het tabelletje van professor Horvat op bladzijde 24 waarin grote schades
worden berekend, opnieuw worden gedraaid om aan te geven of partieel verzekeren
wenselijk is of niet.
De gemeente moet inderdaad meer rekening gaan houden met risicos en meer
geld ter beschikking gaan stellen. In het begin heeft hij al gezegd dat de
gemeente Amsterdam veel meer weet over de risicos die zij loopt dan
wanneer deze exercitie niet was gedaan; dat is voor het College de aanleiding
geweest om de Raad voor te stellen 20 miljoen euro extra dotatie in het
weerstandsvermogen te doen.
Het risicofonds moet worden geactualiseerd; dat staat ook in de
raadsvoordracht. Met de tabel op bladzijde 25 van het rapport Horvat kan de
gemeente zien wat er per jaar aan de hand is, en het College zal het
risicofonds per jaar actualiseren, zoals hij doet met de Voorjaarsnota, de
kwartaalrapportages en de begrotingen. Valt een jaar mee, dan betekent dit
lucht in de begroting, valt een jaar tegen, dan zal er geld bij moeten worden
gedaan.
Hij begrijpt dat de raadsleden de indruk hadden dat het schadebureau een
lichte optuiging nodig heeft. Dat is niet zo, het moet zelfs een
zware optuiging worden, waarbij het de vraag is of dit intern wordt
geregeld, of dat een deel wordt uitbesteed.
Het is een zeer aantrekkelijk idee om iets samen te doen met de rijksoverheid
of met de provincie, maar er is geen enkele aanleiding om te denken dat
collega-overheden het risico van de Noord-Zuidlijn met de gemeente Amsterdam
zullen delen. Als de gemeente Amsterdam besluit om het risico zelf te dekken,
is zij trendsetter in Nederland. Dat betekent dat er op het gebied van
risicomanagement en van verzekeringen veel kan gaan gebeuren. Dat betekent
wellicht ook dat de markt voor verzekeringen er anders uit gaat zien, omdat de
overheid zich niet meer de les laat lezen door de markt. Hij kan dit niet
voorspellen, maar weet dat in de verzekeringswereld en in de financiële en
civieltechnische wereld de gemeente Amsterdam goed in de gaten wordt gehouden
in verband met wat zij kan en wil doen.Dhr. Haffmans
vraagt of de wethouder bedoelt dat de raadsvoordracht een trend zet.
De wethouder
antwoordt dat de raadsleden zelf kunnen beoordelen of dat een positieve of
negatieve trend is.
De gemeente is inderdaad al vijf jaar bezig met verzekeren. In die vijf jaar is
er heel veel veranderd. Begonnen werd met een verzekering van minder dan 7
miljoen euro. De tabel die het College heeft aangeleverd kan men zelf
beoordelen, maar spreker meent dat het niet aan de gemeente Amsterdam ligt dat
de verzekering duurder is geworden. Alle experts kunnen vertellen dat de
verzekeraars flinke rendementen haalden op de beleggingsmarkt. Deze markt is
sterk veranderd, en nu moeten zij het rendement uit de polissen halen. Daardoor
gaat de prijs omhoog.
Op 9 oktober 2002 lag er een 60 procent intekening en er lag er een bod van de
hoofdverzekeraar.
De premie en de voorwaarden staan in de tabel op bladzijde 2 van de
beantwoording. Daar staat duidelijk uitgesplitst dat de CAR-verzekering ten
opzichte van 9 oktober niet zoveel is gestegen, van 20,6 miljoen euro naar 23,2
miljoen euro, maar dat de premie aansprakelijkheidsverzekering met het
werkgevers- en werknemersdeel van 1 miljoen euro naar 5 miljoen is gestegen.
Veel belangrijker en relevanter zijn de voorwaarden die zijn terug te voeren in
de tabellen van professor Horvat. Men betaalt een hogere prijs en men denkt
dat men verzekerd is, maar op het moment dat het tot uitkering komt, zijn er
allerlei limieten en krijgt men niet zoveel uitgekeerd. Professor Horvat zegt
dat het maximum 53 miljoen euro is. Bij een schade van 150 miljoen euro moet de
gemeente Amsterdam dus 100 miljoen euro bijleggen. De dekking van de
verzekering valt behoorlijk tegen. Dat is de kern van deze raadsvoordracht.
Mw. Bruines vraagt of dit na 9 oktober is gebeurd.
De wethouder
bevestigt dat, dat kan men vinden in de toelichting. De polisvoorwaarden zijn
enorm verscherpt en het perspectief erop is slechter geworden. Iedereen in de
verzekeringswereld behoudt zichzelf het recht voor de premie na twee of drie
jaar te verhogen als de resultaten tegenvallen. Ook opzeggen door de
verzekeringsmaatschappij is mogelijk. Hij noemt luchtvaartmaatschappijen,
luchthavens en rederijen die een eenzijdig opzegtermijn hebben van drie
maanden, zelfs tot drie weken, op een moment dat een terroristische aanslag
wordt gepleegd. Eenzijdig betekent dat de verzekeringsmaatschappijen niet meer
willen verzekeren en de verzekering opzeggen. Dhr. Bijlsma
zegt dat er ook voorbeelden van soortgelijke grote projecten zijn die net zijn
verlengd zonder dat dit tot revisie van de premie heeft geleid, zoals bij de
HSL. De wethouder
wil best optimistisch zijn, maar vindt dat er geen enkele aanleiding toe is en
hij hoopt dat over twee jaar kan worden gezegd aan de hand van een kwartaal-
of jaarrapportage, dat de verzekeringsmarkt aantrekkelijk is geworden en het
wellicht goed is dan wel te verzekeren. Op dit moment is er geen haar op zijn
hoofd die daaraan denkt.
In de tabel van professor Horvat staat wat de rekensom is als voor 85 procent
wordt verzekerd. 85 Procent verzekeren betekent 85 procent van de uitkering bij
100 procent verzekeren.
Over de rol van de gemeente Amsterdam als opdrachtgever en opdrachtnemer
bestaat een groot misverstand. Het College is opdrachtgever naar de directeur
van dIVV. De directeur dIVV is namens het College de ambtelijke opdrachtgever
naar de opdrachtnemende partij, de Projectorganisatie Noord-Zuidlijn. Het is
helder dat de projectorganisatie geen beton stort, maar het management van het
project doet. De directeur van de Noord-Zuidlijn is de opdrachtgever naar alle
aannemers. Het College zit dus niet op verschillende stoelen; er zijn wel een
paar uitzonderingen, maar dat is niet in de rol van
opdrachtgever/opdrachtnemer. Deze uitzonderingen zal hij uitschrijven en hij
noemt design en construct situaties waarbij wordt meegedacht door
de aannemer bij het ontwerp en de uitvoering daarvan. Dan zijn de rollen iets
anders. Professor Horvat heeft al aangegeven dat dit alleen maar gunstig is.
Hij vervolgt dat mevrouw Dalm opmerkt dat de kosten van de schades 80 miljoen
euro zullen zijn. Van hem mag men ieder ander getal noemen, maar hij is van
mening dat men zich moet houden aan het rapport Horvat. Hij houdt zich vast aan
de trits 10 miljoen euro is het meest waarschijnlijke schadebedrag, 25 miljoen
als het tegen zit en als het echt tegen zit is het schadebedrag 80 miljoen
euro.
Hij begrijpt de opmerking over het belang van de wethouder Dales niet om geen
greep te doen in het weerstandvermogen, omdat er geen lid van het College is
die er belang bij heeft om iets verkeerd te doen bij de Noord-Zuidlijn. Het
College en ook degenen die voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn hebben gestemd
willen natuurlijk een zeer goede Noord-Zuidlijn. Hij zou eerder zeggen dat
degenen die tegen de Noord-Zuidlijn zijn er belang bij hebben dat er iets fout
loopt. Mw. Van Pinxteren
wijst erop dat de GroenLinks-fractie meerdere keren heeft gezegd voor de
Noord-Zuidlijn te zijn, maar problemen heeft met de financiering. De
wethouder spreekt haar niet aan, maar
Mw. Van Pinxteren
vervolgt dat de opmerking werd gemaakt in het kader van de beantwoording van
de vragen van mevrouw Dalm, daarom reageert zij. De wethouder
heeft de opmerking gemaakt omdat mevrouw Dalm het vreemd vindt dat het College
er kennelijk belang aan zou hechten, volgens haar opvatting, dat het niet goed
zou gaan met het weerstandsvermogen, de verzekeringen, of de Noord-Zuidlijn.
Dat kan hij echt niet volgen. Er is bij het College geen enkel belang om het
niet goed te doen bij de Noord-Zuidlijn. Hij herhaalt nogmaals: wat is het
belang van de wethouder Noord-Zuidlijn om met slecht nieuws naar de Raad te
komen? Dat is er niet, niet op voorhand en niet achteraf. Er is maar
één belang: zorgen dat het project goed loopt. Als het niet goed
gaat, zal hij het eerlijk melden, zoals alle voorgaande collegeleden dat hebben
gedaan. Mw. Kalt
meent dat de wethouder heel goed weet dat het College zo graag die
Noord-Zuidlijn wil, dat deze daarvoor veel meer risicos over heeft dan
anderen. Daarover gaat het nu. De wethouder
ontkent dit, omdat het College er zit voor het belang van de stad Amsterdam
dat veel breder is dan alleen de Noord-Zuidlijn. Mw. Meijer
wijst de wethouder erop dat Amsterdam ondertussen heeft uitgesproken geen
Noord-Zuidlijn te willen tegen deze prijs. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een
onderzoek van O&S. De voorzitter
vraagt de wethouder verder te gaan en vraagt de commissieleden niet verder te
interrumperen. De wethouder
vervolgt dat het schadebureau als onafhankelijk bureau met onafhankelijk
deskundigen goed te regelen is.
Hij kan de garantie niet bieden dat het College de risk control
werkelijk bijzonder goed in kaart heeft. Hij kan wel inzicht bieden in wat de
gemeente allemaal heeft gedaan, wat er nog wordt gedaan daar kan
wellicht een second opinion over worden gevraagd of een survey of
een periodieke rapportage maar niet de garantie dat alles is gedaan in
het kader van risk control, noch dat de riskmanager kan garanderen
dat een lasser of iemand die boort geen fouten zal maken. Mw.
Spee-Rouppe van der Voort
heeft niet bedoeld dat er geen fout mag worden gemaakt, maar wel of de
gemeente het maximale heeft gedaan om fouten te voorkomen. De wethouder
antwoordt dat het College meent dat het maximale is gedaan, maar uiteindelijk
zijn de raadsleden degenen die daarover een oordeel moeten geven; hij zal de
gegevens aanleveren.
Voor raadsleden is alles inzichtelijk, ook de polis, en spreker wil niet weer
een discussie voeren over deskundigen want er is al vijf keer over het
onderwerp gesproken; hij verwijst hiervoor naar de notulen van de vorige keer.
Voor de aansprakelijkheidsverzekering ligt geen aanbieding, dus kan daarover
niet worden onderhandeld. Mw. Meijer
heeft ook gevraagd of de wethouder actief heeft gezocht naar een
aansprakelijkheidsverzekering. De wethouder
beaamt dat hij natuurlijk actief heeft gezocht in die markt en een indicatie
over de prijs en de dekking heeft gekregen. Het is echter lastig te
onderhandelen met iemand die niet aan tafel zit.
De ontbindende factoren in het contract zijn wat het College betreft niet aan
de orde. Op 9 oktober is het Go-besluit genomen voor de Noord-Zuidlijn; deze
komt er en hoe vervelend het ook is, de problematiek rond de risicos
moeten College en Raad met elkaar oplossen. Daarvoor heeft het College een
serieus voorstel gedaan.
Op 9 oktober was het College met de Raad van oordeel dat het verzekeren van de
Noord-Zuidlijn nodig was. Daarom heeft het College op de betreffende motie
positief gepreadviseerd. Het College is nog steeds van oordeel dat verzekeren
nodig is, lees het afdekken van de risicos, want dat is verzekeren. De
vraag is of dit extern dan wel intern moet worden gedaan. Het College stelt dan
ook niet voor het geld uit het weerstandsvermogen vrij te laten vallen en te
zien wat er gebeurt, maar stelt voor vooraf het geld de reserveren als ware het
een verzekering.
De voorgestelde aanpak mag met rijksgeld worden gedaan, dat is afgekocht en er
is geen verbod op het aanleggen van de Noord-Zuidlijn zonder verzekering. Er
ligt nu wellicht een goedkoper aanbod door de trend die de gemeente inzet, maar
dat heeft hij niet gehoord. Het College heeft geen serieuze indruk dat er
sprake is van kartelvorming en er is geen aanleiding daarvan melding te maken
bij het NMA of bij Europa. De expert van de gemeente heeft deze indruk ook
niet. Het staat de Raad echter vrij het College op te dragen ergens een melding
te doen.
Hij heeft geen voorbeelden paraat van projecten in de gemeente die niet zijn
verzekerd. Hij heeft eerder het risico bij het stationseiland genoemd waar een
CAR-verzekering voor is afgesloten en de gemeente desondanks 27 miljoen euro
heeft gereserveerd om risicos af te dekken. Daarvoor is destijds een
berekening gemaakt. Dhr. Bijlsma
meent dat het ook bij de IJtram is gebeurd. De wethouder
vult aan dat het eigenlijk bij alle grote infrastructurele projecten wordt
gedaan; bij de een wat nadrukkelijker dan bij de andere. Soms betreft het de
post onvoorzien en soms wordt daarvoor een aparte reservering gemaakt. De 15
miljoen euro die zijn vrijgevallen bij de risicoafdekking voor de IJtram is
vervolgens verplaatst naar de risicoafdekking van het Stationseiland. Om aan
het bedrag van 27 miljoen euro te komen heeft het College voorgesteld voor het
weerstandsvermogen te doteren. Op de normale wijze waarop de gemeente met
risicos omgaat moet een tandje extra worden gezet als de gemeente de
Noord-Zuidlijn zelf gaat verzekeren.
Hij vervolgt dat professor Horvat deze ochtend duidelijk was over de fouten die
zijn gemaakt bij de Haagse tramtunnel. De fout zat in het ontwerp, maar de
grote schadepost zat in het feit dat toen het probleem zich voordeed er werd
getreuzeld. Het College stelt voor het risico zelf te dragen en heeft er dus
geen enkel belang bij te treuzelen met het oplossen van problemen, omdat iedere
seconde de meter doortikt. Dat is de incentive
van de mensen die daarmee moeten werken. Het projectbureau zal snel aan het
werk gaan om de risicos te beperken met de wetenschap dat zij aan de
wethouder Noord-Zuidlijn, het College en vervolgens de raadsleden zullen moeten
melden dat er een schade is, en de raadsleden zullen vragen wat het College en
de ambtelijke organisatie hebben gedaan om de schade te beperken. Als daarop
een onbevredigend antwoord komt, zal de Raad niet tevreden zijn. Mw.
Bruines
meent dat er ook snel moet worden gehandeld als de gemeente het risico niet
zelf dekt. Er zijn sowieso een aantal voorwaarden waaraan het project moet
voldoen, ongeacht of het wel of niet is verzekerd. Dat vindt zij belangrijk om
te weten. De wethouder
antwoordt dat dat uiteraard zo is, maar als mensen werken vanuit het idee dat
de verzekering toch betaalt, gaan zij er wellicht anders mee om. Het moet
duidelijk zijn dat omdat de gemeente zelf het risico neemt, zij er ook voor zal
zorgen dat alle voorzorgsmaatregelen goed zijn genomen, anders is zij een dief
van haar eigen portemonnee. Professor Horvat heeft dit aspect met name
benadrukt. Mw. Bruines
merkt op dat er veel mensen zullen denken dat de gemeente toch wel betaald.
De wethouder
ontkent dit, omdat in dit geval dezelfde gemeentelijke ambtenaren en dezelfde
wethouders aan de Raad moeten melden wat zij eraan hebben gedaan om het risico
te beperken.
Het is niet zo dat het risicoprofiel is veranderd tussen 9 oktober en nu, en
het extern verzekeren brengt niet meer risicos met zich mee dan gedacht.
Wel is het inzicht veranderd, er is meer bekend over wat er fout kan gaan.
Daardoor kan beter worden gehandeld en is er meer inzicht in bouwschades, in
omgevingsschades en wellicht in exploitatieschades, hoewel de laatste moeilijk
zijn te schatten. De gevolgen voor de exploitatie zijn namelijk absoluut niet
te berekenen. De immateriële gevolgschades zijn niet in het rapport Horvat
berekend, omdat het niet te verspellen is hoeveel het kost als bijvoorbeeld de
Bijenkorf drie dagen gesloten moet blijven. Deze schades zijn niet meegenomen,
maar de inzichten zijn wel verbeterd, waardoor daarop beter kan worden
gestuurd. Dhr. Bijlsma
meende dat de wethouder in het begin zei dat de immateriële schade wel
was meegenomen. De wethouder
antwoordt dat de directe schade wel is meegenomen, evenals de vervolgschade in
materiële zin, maar de immateriële schade is niet te voorspellen.
Mw. Bruines
zegt dat de kern van haar vraag was dat nu blijkt dat ook bij een externe
verzekering de risicos niet zozeer zitten in welke schades zich kunnen
voordoen, maar dat de kosten die de gemeente moet dragen hoger zijn dan werd
gedacht. Haar vraag was of de 132 miljoen euro die de gemeente had en waarvan
het College zei dat dit in principe genoeg moet zijn, wel genoeg is. De
wethouder
antwoordt dat het antwoord nee is. In de Voorjaarsnota staat niet alleen dat
het niet kan worden uitgesplitst vanwege het intern verzekeren, maar ook omdat
er meer inzicht is in wat er zich voor zou kunnen doen. Daarom is een voorstel
gedaan aan de Raad om een extra dotatie van 20 miljoen extra in het
weerstandsvermogen te doen, niet wetende wat de gevolgschade zou kunnen zijn.
Het College heeft er dus al naar gehandeld.
Voor de uitkering door de verzekeraar verwijst hij naar het rappot Horvat.
Zowel bij de conclusie als in de tabellen staat uitgerekend wat er wordt
uitgekeerd.
Inmiddels is zeer veel bekend over de techniek en alles wat kan worden
onderzocht is onderzocht. Hij wil geen uitspraken doen over de balkons in
Maastricht. Hij stelt de heer Bakker voor een bezoek te brengen aan de
Noord-Zuidlijn en te vragen wat er allemaal is onderzocht. Mw. Meijer
vindt het knap dat de wethouder alle vragen heeft beantwoord, maar maakt
ernstig bezwaar tegen de beantwoording van de wethouder over het inzien van de
contracten in aanwezigheid van een deskundige. Zij heeft dit gevraagd en daarop
een brief ontvangen waarin staat dat zij zou handelen als haar voorganger de
heer Paquay. Met de heer Paquay is iemand mee geweest en aan wie nooit is
gevraagd of hij werkzaam was in een dergelijk bedrijf of ter zake deskundig.
Dat is nu wel gevraagd en wordt degene die zij heeft aangemeld afgewezen. Zij
vraagt waarom een ander voor haar beslist wie er deskundig genoeg is om met
haar mee te gaan. Zij meent dat zij degene is die zegt dat zij vertrouwen heeft
in wie zij meeneemt om de contracten in te zien. Zij en haar expert zijn
bereid om een geheimhoudingsovereenkomst te tekenen. Zij beschouwt zichzelf
niet kundig genoeg om te snappen wat er staat, en daarom vraagt zij iemand mee
te gaan. Zij is helemaal niet van plan om iets openbaar te maken. Zij vraagt de
wethouder nogmaals of zij voor 14 mei in aanwezigheid van een door haar
aangewezen persoon die contracten mag inzien. Mw. Bruines
meldt dat dit onderwerp s middags in de Commissie Werkwijze aan de orde
is geweest. De burgemeester heeft toegezegd op korte termijn te zullen
reageren. Het lijkt haar niet verstandig daarover nu een discussie te voeren.
De wethouder
wil antwoorden. De vraag moet uiteraard in een groter verband worden bezien.
Het probleem betreft niet alleen de Noord-Zuidlijn maar kan ook een ander
contract betreffen. De kern van de zaak is dat raadsleden toegang hebben tot
alle informatie die het College heeft. Voor de burger geldt dit in principe ook
met uitzondering van omschreven uitzonderingen in de Wet Openbaarheid van
Bestuur. Wanneer een burger inzage vraagt en deze niet krijgt, kan een
WOB-procedure worden gestart. Daartussen zit een schemergebied wanneer een
raadslid of de Raad expertise wil inhuren. De expert is in beginsel een gewone
burger waarvoor dezelfde WOB-regels gelden, en hij mag zaken niet inzien
waarvan het College van mening is dat deze niet WOB-waardig zijn. De
uitzondering die het College nu heeft gemaakt houdt in dat het College het heel
verstandig vindt dat raadsleden zich laten bijstaan door een expert, maar dan
met het College wel zeker wil weten dat het een echte expert is. De vorige
vergadering heeft spreker het voorbeeld genoemd van een registeraccountant. Het
gaat erom te voorkomen in algemene zin dat raadsleden mensen meenemen die in
zakelijke zin of privé voordeel kunnen hebben dat zij een raadslid
kennen, en toegang hebben tot meer informatie dan een gewone burger in deze
stad. Mw. Meijer
draait het voorbeeld om. Als zij iemand meeneemt uit het bouwbedrijf is deze
ter zake kundig en is deze werkzaam op dat terrein. Dan zou worden toegestaan
dat zij diegene meeneemt. De wethouder
antwoordt dat als mevrouw Meijer iemand meeneemt van Balast Nedam, expert op
het gebied van bestekken, en het contract wordt bekeken van Heijmans, deze
expert niet zal worden toegelaten. Mw. Meijer
bedoelt dit ook. Zij vraagt niemand uit het bouwbedrijf, maar iemand die haar
kan helpen door de cijferbrij heen te komen. Waarom kan dat niet, zij zijn nota
bene bereid een geheimhoudingsovereenkomst te tekenen? Als er iets naar buiten
zou komen, is exact bekend waar het lek zit, en zij zal niet zo onvoorzichtig
zijn iemand mee te nemen die haar in diskrediet zal brengen. De
wethouder
wil de discussie graag voeren. De benadering van mevrouw Meijer is: ja tenzij,
en zijn benadering is: nee, tenzij. Mw. Meijer
vraagt hoe de wethouder het verklaart dat de eerste die daarover werd gebeld
door het Projectbureau werd ondervraagd op zijn objectiviteit. Wat is
objectief? Is een tegenstander niet objectief en een voorstander wel objectief?
Later werd er gezegd dat hij niet werkzaam was op het terrein. De
voorzitter
concludeert dat de vraag van mevrouw Meijer helder is en dat het antwoord van
de wethouder helder is in die zin dat het niet alleen om dit geval, maar dat
het om de algemene regels gaat. Dat wil zeggen dat als hierover een procedure
of besluit komt, ook de mogelijkheid van precedenten moet worden bezien.
Wanneer er in dit opzicht geen regels vastliggen, moet dit een onderdeel worden
van een bespreking tussen Raad en College. Mevrouw Bruines heeft dit al
aangegeven. Mw. Meijer laat het er in ieder geval niet bij zitten.
De voorzitter
concludeert dat de discussie over de Noord-Zuidlijn is afgerond voor de Raad
met de toezegging van de wethouder dat er een notitie komt en dat er een
schriftelijke beantwoording van de vragen komt.
De raadsleden zullen het conceptverslag 12 mei toegestuurd krijgen.
Hij sluit de vergadering om 23.25 uur.
|