Verslag van de openbare vergadering van de
Commissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en Communicatietechnologie
op woensdag 16 april 2003
in zaal 0239 van het stadhuis van 9.30 tot 12.03 uur
Aanwezig:
dhr. Jamari (voorzitter, PvdA), dhr. Van der Horst (wethouder), dhr. Bijlsma
(PvdA),
dhr. Marres (PvdA), mw. Van Oudenallen (MM'99), dhr. Flos (VVD), dhr. Isik
(VVD),
mw. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), dhr. H.H.G. Bakker (LA), dhr. H. Bakker
(LA), dhr. Paquay (SP), mw. Meijer (SP), dhr. Manuel (SP), mw. Bruines (SP),
mw. Dalm (GroenLinks), mw. Van Pinxteren (GroenLinks), mw. Kalt (AA/DG)
Afwezig: dhr. Haffmans (AA/DG). Ambtenaren:
mw. Coppen (commissiegriffier), mw. Westera (assistent-commissiegriffier), dhr.
Van Rijnberk (dIVV), dhr. Geluk (Projectbureau Noord-Zuidlijn).
Verslag:
mw. Van Kuyk en dhr. Van der Waals (Verslagbureau Amsterdam).
Vastgesteld d.d.: 7 mei 2003
Blok VERKEER, VERVOER EN INFRASTRUCTUUR
V.1
Voordracht aan de gemeenteraad inzake Noord-Zuidlijn (verzekering)
De voorzitter
opent de vergadering om 9.30 uur en heet allen welkom.
Als enige agendapunt zal de verzekering van het project Noord-Zuidlijn
besproken worden.
Dhr. Haffmans heeft zich afgemeld en wordt vervangen door mw. Kalt.
Wethouder Dales was uitgenodigd voor deze vergadering, maar hij heeft gemeld
dat hij niet komt. Insprekers Dhr. Van Lamoen
(Platform Metro)
Op 9 oktober 2002 heeft toenmalig verantwoordelijk wethouder Dales, in antwoord
op de motie van de PvdA aan de gemeenteraad, de garantie gegeven dat alle
schades als gevolg van ontwerpfouten volledig zouden worden verzekerd, en dat
geen schades ongedekt zouden blijven of te laag zouden worden verzekerd. Voorts
heeft wethouder Dales een second opinion toegezegd over het totale
verzekeringspakket door een onafhankelijke expert. De
beroepsaansprakelijkheidsverzekering geeft dekking voor schade als gevolg van
ontwerpfouten. Heden is door de wethouder inzake deze verzekering uitsluitend
meegedeeld dat slechts voor 10 miljoen euro kan worden ingekocht. Deze dekking
is zo gering dat met zekerheid kan worden vastgesteld dat alle grote
risicos als gevolg van ontwerpfouten niet kunnen worden verzekerd.
Wethouder Dales heeft de gemeenteraad dus onjuist geïnformeerd.
Tot heden heeft de wethouder geen indicatieve opsomming aan deze commissie
verstrekt van alle onderscheiden risicos, waarbij per risico wordt
aangegeven of dit verzekerbaar is, en zo ja, wat de verzekeringslimieten zijn.
Ook is geen second opinion aan de commissie ter beschikking gesteld. Evenmin is
informatie verstrekt over de risicoverdeling tussen aannemers en gemeente,
zoals is vastgelegd in de aannemerscontracten. De wethouder houdt deze
contracten nog steeds geheim, in strijd met de Wet openbaarheid van bestuur.
Het lijkt inspreker verstandig dat de gemeenteraad de wethouder dwingt tot
openbaarmaking van de aannemerscontracten, door middel van indiening van een
motie.
Aangezien alle risicos als gevolg van ontwerpfouten onverzekerbaar zijn,
zal de gemeente immense risicos lopen wanneer de Noord-Zuidlijn wordt
aangelegd. Vrijwel alle schade die ontstaat als gevolg van de risicovolle
projectonderdelen, de boortunnel en de diepgelegen stations komt ten laste van
de gemeente. De kosten van calamiteiten kunnen zeer hoog uitvallen, zoals de
geschiedenis van de tramtunnel in Den Haag aantoont.
Het College opteert er nu voor om helemaal geen verzekering, ook geen
CAR-verzekering, af te sluiten, en tracht dit te rechtvaardigen door te
verwijzen naar de verzekeringspraktijk bij zes andere grote infrastructurele
projecten in Nederland. Deze vergelijking gaat echter niet op, omdat alleen bij
de tramtunnel in Den Haag en Noord-Zuidlijn gebruik wordt gemaakt van riskante
bouwtechnieken in een historische stad.
Het moge duidelijk zijn dat aanleg van de Noord-Zuidlijn zonder
beroepsaansprakelijkheidsverzekering die alle schades als gevolg van
ontwerpfouten dekt enorme risicos voor de gemeente met zich meebrengt, en
zal leiden tot een financiële ramp. Het is veelzeggend dat zelfs de
grootste verzekeraars ter wereld genoemde risicos niet willen verzekeren.
Een financiële ramp kan worden voorkomen door op korte termijn te kiezen
voor annulering van het project. De gevolgen hiervan zijn door de wethouder ten
onrechte niet in beeld gebracht. Inspreker heeft deze op schrift gesteld, en
zal deze uitreiken aan de leden van de commissie. Kort geschetst gaat het om de
volgende consequenties: de arbeidscontracten moeten worden afgekocht; de
voorbereidingskosten tot de afgifte van de beschikking komen voor 50% ten laste
van de gemeente; de gemaakte kosten vanaf dat moment tot heden komen volledig
ten laste van de gemeente. De genoemde kosten kunnen worden betaald uit de
reservering gemeentelijke bijdrage voor de Noord-Zuidlijn van 362 miljoen euro,
waarvan nog een deel overblijft voor andere gemeentelijke uitgaven. De
gereserveerde rijksbijdragen voor de Noord-Zuidlijn blijven behouden voor
openbaar vervoer voor de regio Amsterdam, volgens de toezegging van de minister
van Verkeer en Waterstaat in september 2002.
Volgens melding in de media is gisteren een rapport beschikbaar gekomen.
Inspreker heeft de indruk dat de risico-inschatting in dit rapport alleen is
gebaseerd op de risicos die onder de CAR-verzekering vallen, en dat is
afgezien van de analyse van de risicos die worden gedekt door de
beroeps-aansprakelijkheidspolis. Mw. Meijer
vraagt om toelichting bij de opmerking van dhr. Van Lamoen dat het risico van
niet-verzekering een post van 400 miljoen euro inhoudt. Ook wil zij weten wat
hij bedoelt met zijn verklaring dat de risicos van het openbreken van de
contracten te overzien zijn. Dhr. Van Lamoen
ontkent dat hij het bedrag van 400 miljoen euro genoemd heeft. Dit is ook niet
in zijn tekst neergelegd. Openbreking van de contracten heeft als te overzien
financieel gevolg dat een vergoeding van de gederfde netto winst van de
aannemers moet worden betaald, die neerkomt op maximaal 10% van de
contractsommen. Dit kan gemakkelijk worden betaald uit de reservering voor de
Noord-Zuidlijn. Dhr. Groudars
In de raadsvoordracht van 9 oktober 2002 heeft het College de Raad de garantie
gegeven dat het project verzekerbaar is, inclusief de schade die voortkomt uit
ontwerpfouten. Veertien dagen later had inspreker een gesprek met commissielid
dhr. Bijlsma. Bij deze gelegenheid informeerde inspreker naar de reactie van de
PvdA wanneer in januari zou blijken dat beoordeling van het volledige
verzekeringspakket door een onafhankelijke expert niet aan de Raad kan worden
voorgelegd, omdat het project niet in zijn geheel verzekerbaar is. Dhr. Bijlsma
antwoordde hem dat in dat geval het College een probleem heeft, omdat deze
laatste zich gecommitteerd heeft. Nu, in april, is er geen rapport van een
onafhankelijke expert beschikbaar. Gezien de hoogte van de premies ter
afdekking van de risicos laat het zich aanzien dat het rapport er
voorlopig ook niet komt. De hoge premies zijn niet het gevolg van een
maatschappelijke ramp of economische teruggang, maar van de omstandigheid dat
het een risicovol project betreft. Dit was de indertijd verantwoordelijke
wethouder bekend, evenals het feit dat een aantal verzekeraars zich toen al had
teruggetrokken en de premies in ieder geval zeer hoog zouden worden.
Desondanks heeft het College de Raad de verzekering gegeven dat het hele
project binnen het gestelde budget verzekerd zou kunnen worden. Nu blijkt dat
dit niet mogelijk is, omdat de verzekeringspremies tot exorbitante hoogten
zouden zijn gestegen. Hiermee wekt de huidige wethouder de indruk dat de
premies sterk gestegen zouden zijn als gevolg van externe oorzaken. Externe
oorzaken zijn echter slechts fractioneel verantwoordelijk. De verzekeraars
vragen premies ter afdekking van de lopende risicos, die tussen oktober
2002 en april 2003 niet wezenlijk veranderd zijn.
Het was vanaf het begin al duidelijk dat er zeer grote risicos verbonden
waren met het project. Dekking van de risicos, in het bijzonder van
vervolgschade, was juist het expliciete uitgangspunt van de motie. De
niet-verzekering van de beroepsaansprakelijkheid betekent voor de gemeente
Amsterdam een risico van tenminste 400 miljoen euro. De
voorzitter geeft aan dat de spreektijd van dhr. Groudars verstreken is.
Dhr. Paquay
wijst op de ernst van de consequenties van het project, en pleit voor
toekenning van een extra minuut spreektijd aan deze inspreker, om hem in de
gelegenheid te stellen zijn betoog af te ronden. De voorzitter
vraagt of de commissie akkoord gaat met het voorstel, en constateert dat dit
het geval is. Dhr. Groudars vervolgt zijn betoog.
Nu blijkt dat het College de garantie niet waar kan maken dat het project in
zijn geheel verzekerbaar is komt ze met alternatieven. Deze bestaan uit ofwel
meer geld voor het project beschikbaar stellen, ofwel de risicos zelf
dragen. De laatstgenoemde optie komt neer op een blanco cheque.
Concluderend stelt inspreker vast dat het dualisme in de politiek betekent dat
het College zich aan haar afspraken met de Raad moet houden, en dat de
verantwoordelijkheid van de Raad eruit bestaat om erop toe te zien dat dit
gebeurt. Indien de aanleg van de Noord-Zuidlijn doorgaat, zonder dat de in de
motie aanvaarde waarborgen worden geëffectueerd, gaat de Raad op een
essentieel punt in tegen haar eigen motie. Dat kan een Raad zich niet
permitteren, omdat dit afbreuk doet aan haar geloofwaardigheid en die van de
partijen die de motie gesteund hebben. Na 9 oktober 2002 heeft de Directie
Noord-Zuidlijn er alles aan gedaan om zo snel mogelijk de contracten met de
aannemers af te sluiten, zonder ontbindende voorwaarde van niet-volledige
verzekerbaarheid van het project. De contracten kunnen echter wel ontbonden
worden. De daaruit voortvloeiende schadeclaims zijn te overzien. Dit in
tegenstelling tot de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van een project
van deze omvang, zonder volledige verzekering van alle risicos.
In oktober 2002 heeft het College de Raad toegezegd om het totale
verzekeringspakket voor te leggen aan een onafhankelijke verzekeringsexpert,
ter beoordeling van de afdekking van de risicos die in de motie genoemd
zijn. Indien sprake is van een uitgekleed verzekeringspakket, waarvan de
alternatieven thans voorliggen, dient ook diens oordeel over de materiële
consequenties van de in de motie genoemde alternatieven zo spoedig mogelijk aan
de Raad te worden voorgelegd. Zolang de rapportage van de onafhankelijke
deskundige niet beschikbaar is, kan de Raad zich geen oordeel vormen over de
financiële consequenties hiervan, en kan een alternatief
verzekeringspakket niet door de Raad worden beoordeeld. Dhr. Paquay
komt terug op de uitspraak van dhr. Groudars dat de wethouder in oktober 2002
heeft toegezegd aan de Raad dat het project verzekerbaar is binnen het budget.
Hij vraagt dhr. Groudars of het juist is dat het budget voor de verzekering op
dat moment 7 miljoen euro bedroeg. Dit bedrag wordt namelijk in de stukken
genoemd. Dhr. Groudars
antwoordt dat hij dit budget niet in gedachten had. Dit bedrag zou wel heel
mager zijn. Mw. Meijer
vraagt zich af of de door dhr. Groudars genoemde oplopende verzekeringspremie
het gevolg is van geldklopperij van de verzekeraars, of dat hun
risico-inschatting bij benadering juist is. Dhr. Groudars
legt uit dat men ervan moet uitgaan dat door de gebruikte methode en het
gekozen tracé het risicoprofiel hoog tot zeer hoog is. De hoogte van de
premie staat in rechtstreeks verband met het risico van het project. Verder
moet in ogenschouw worden genomen dat het risico niet wordt gedragen door
één enkele verzekeraar, maar wereldwijd wordt verdeeld over een
honderdtal verzekeraars. Als zoveel verzekeraars niet in staat zijn om het
risico af te dekken voor het bedrag dat het gemeente Amsterdam had gedacht, dan
vraagt hij zich in gemoede af of de gemeente, die alleen staat, het risico dan
wel kan dragen. Dhr. Bijlsma
deelt mee dat de vereiste second opinion intussen voorligt. Deze is bij de
stukken gevoegd. Dhr. Groudars heeft het stuk niet gezien. Dhr.
Bijlsma
neemt aan dat dhr. Groudars de raadsvoordracht van gisteren heeft gezien.
Dhr. Groudars
verklaart dat dit niet het geval is. Hij houdt zich via de kranten op de
hoogte. Mw. Boerlage
merkt op dat gewone burgers van Amsterdam de stukken niet hebben kunnen inzien,
terwijl ook de commissieleden weinig tijd hebben gehad om alle stukken grondig
te bestuderen. Dit laat echter de noodzaak tot zorgvuldige besluitvorming
onverlet. Inspreker heeft uit de beschikbare publicaties begrepen dat er een
second opinion door een onafhankelijke deskundige moet worden gepresenteerd,
dat het project moeilijk verzekerbaar is, en dat in de contracten van de
aannemers een verzekeringsclausule was opgenomen. De aannemers kunnen hun
contracten openbreken als het project niet volledig verzekerbaar blijkt, met
alle risicos van dien voor de gemeente Amsterdam.
Zij verklaart dat zij de optie van de gemeente om het project niet te
verzekeren en de risicos zelf te nemen onverantwoord vindt. De hoge
premies voor de verzekering zijn te verklaren, maar er zijn wellicht nog
mogelijkheden om deze verlaagd te krijgen, door de onderlinge
concurrentiepositie van verzekeraars ten volle te benutten. Als desondanks de
kosten voor de premies boven het budget uitkomen, bepleit inspreker een
goedkoper tracé. Deze mogelijkheid is tijdens de vorige raadsperiode
onderzocht. De resultaten zijn gepubliceerd in een notitie getiteld
Besparingsalternatieven van de Noord-Zuidlijn tegen het licht
gehouden. Inspreker bepleit nadere bestudering van de mogelijkheden die
hierin beschreven worden. Mw. Kalt
vraagt om uitleg van de uitspraak over aannemers die hun contracten kunnen
openbreken. Mw. Boerlage
deelt mee dat zij maar een kwartier tijd had om de second opinion door te
nemen. Een van de punten hiervan behelst een waarschuwing dat de aannemers hun
contracten zullen openbreken als blijkt dat het project niet volledig verzekerd
is. Dhr. Bijlsma
komt terug op de genoemde besparingsalternatieven. Deze zijn inderdaad
besproken. De conclusie van het onderzoek was dat de alternatieven uiteindelijk
niet goedkoper uit zouden komen dan de Noord-Zuidlijn, maar juist duurder
zouden zijn. Mw. Boerlage
verklaart dat zij het niet eens is met dhr. Bijlsma. In de notitie wordt een
project besproken waarbij 200 miljoen gulden besparing bereikt werd. Dit bedrag
kwam inderdaad niet volledig ten goede aan de gemeente, maar wel voor een
groot deel. Eerste termijn commissie Mw. Spee
maakt duidelijk dat het niet de intentie van de CDA-fractie is om nu al een
beslissing te nemen over een stuk dat zij pas een dag tevoren ontvangen heeft.
De bijgevoegde second opinion heeft zij nog niet met de fractie kunnen
bespreken. Zij beschouwt deze bespreking voornamelijk als een informatieve
voorronde voor de raadsvergadering van 7 mei a.s.
Het gaat erom dat de risicos van het project Noord-Zuidlijn voldoende
worden afgedekt. Dit is van essentieel belang, omdat in de second opinion
vermeld staat dat het project een hoog risicoprofiel heeft. Zij wil niet
suggereren dat de uitvoering van het project onverzekerd zou moeten
plaatsvinden, maar onderscheidt veeleer de mogelijkheden tot extern resp.
intern verzekeren. Dhr. Paquay
onderbreekt, en vraagt of intern verzekeren niet gelijk staat aan niet
verzekeren. Mw. Spee
verklaart dat zij het oneens is met dhr. Paquay. De gemeente is voornemens om
een reservering te maken om risicos af te dekken. Dhr. Paquay
beschouwt dit niet als verzekering. Mw. Spee
stelt dat het gaat om de afdekking van de risicos, en de taalkundige
benoeming minder van belang is. Dhr. Paquay
maakt bezwaar tegen het eufemistische taalgebruik, dat de indruk wekt dat het
project verzekerd is, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval is. Mw.
Spee
ontkent dat zij een eufemistisch verhaal vertelt. Zij probeert een probleem op
te lossen. Het hoofdpunt is en blijft dat de risicos van de
Noord-Zuidlijn afgedekt worden.
Ten opzichte van het besluit van 9 oktober 2002 zijn de premies inderdaad nogal
gestegen. Dhr. H.H.G. Bakker
komt terug op het door mw. Spee genoemde onderscheid tussen intern en extern
verzekeren. Als dit onderscheid terzake doet, valt niet te begrijpen waarom in
de second opinion gewaarschuwd wordt voor de mogelijkheid voor de aannemers om
hun contracten open te breken. Mw. Spee
verheldert haar bedoeling. Zij erkent dat in de tijd dat het besluit genomen
werd uitsluitend aan extern verzekeren gedacht werd. Zij geeft aan dat ze nog
terugkomt op de second opinion, hoewel zij deze nog niet grondig met haar
fractie heeft kunnen bespreken. In ieder geval heeft zij hierover een vraag aan
de wethouder.
Volgens de second opinion wordt de stijging van de premies voornamelijk
veroorzaakt door het hoge risicoprofiel van het project. Zij vraagt de
wethouder of hij deze visie deelt, en zo ja of hij een verklaring voor de
exorbitante stijging kan geven. Het hoge risicoprofiel was immers
vóór 9 oktober 2002 ook al bekend. De stijging zou te maken
kunnen hebben met de omstandigheid dat er maar drie partijen in de
verzekeringsmarkt zijn, zodat er weinig concurrentie bestaat. Dhr.
Manuel
wijst erop dat op blz. 2 van het stuk staat dat op 9 oktober 2002 een
concept-polis met een daarbij behorende premie klaarlag, en dat het College zou
proberen om deze premie nog wat verlaagd te krijgen. Hij wil weten waarom er
niet op 10 oktober 2002 een verzekering is gesloten. In dat geval zouden de
problemen met de gestegen premies niet ontstaan zijn. Mw. Spee
meent dat dhr. Manuel deze vraag aan de wethouder, en niet aan haar moet
stellen. Dhr. Manuel
stelt deze vraag ook aan mw. Spee, omdat hij de indruk heeft dat zij aan dit
punt voorbijgaat. Mw. Spee
ontkent dit. Zij herhaalt dat het nu gaat om een informatieve ronde om een
probleem op te lossen. Als besloten wordt om de 47 miljoen euro aan premies
niet aan een verzekeraar te betalen, wil zij van het College weten welk bedrag
de gemeente hiertegenover moet stellen om de risicos voldoende af te
dekken. Mw. Van Oudenallen
vraagt of het CDA zelf al een percentage in gedachten heeft dat deze partij
acceptabel zou vinden. Mw. Spee
heeft hierover nog geen standpunt over ingenomen. Zij wil eerst aftasten wat
de alternatieven zijn voor externe verzekering. Wat haar brengt tot de vraag of
het in eigen beheer houden van de reserveringen voldoet aan voorwaarden die
genoemd worden in de aannemerscontracten.
Zij merkt op dat zij het stuk goed en informatief vindt. Er worden drie
scenario's geschetst die zeer wel mogelijk zijn. Zij vraagt de wethouder of er
meer dan drie scenario's in het College of het projectbureau besproken zijn, en
als dat zo is, op welke gronden deze drie geselecteerd zijn. Het eerste
scenario richt zich in het bijzonder op kleinere schades. De problemen zijn te
verwachten bij grote calamiteiten. Het tweede scenario is gelijk aan het
eerste, maar uitgebreid met één variant voor een grote
calamiteit. Dhr. H.H.G. Bakker
wijst erop dat in het stuk staat dat verzekeraars en bouwende partijen niet
betrokken zijn geweest bij het verzamelen van informatie. Aangezien juist deze
partijen in het bezit zijn van de vereiste deskundigheid, vraagt hij zich af
waarop de beschreven scenarios dan gebaseerd zijn. Mw. Spee
meent dat dhr. Bakker deze vraag aan de wethouder, en niet aan haar moet
stellen. Zij probeert juist om deze vraag door het College beantwoord te
krijgen. Dhr. Flos
is ook geschrokken van feit dat de verzekeringsmarkt zich dusdanig negatief
heeft ontwikkeld dat dit stuk nu ter bespreking voorligt. De voorgelegde premie
van 46 miljoen euro bij CAR-verzekering is veel hoger dan gedacht, terwijl de
hiervoor aangeboden voorwaarden ongunstig zijn: de dekking is slecht, veel
eigen risicos en pm-posten zijn opgenomen en bovendien zijn enige
revisieclausules genoemd die eenzijdig door de verzekeraars kunnen worden
bepaald. Hij vraagt het College of ze ten aanzien van de overzichtsstaat op
blz. 3 van het stuk, Raming te calculeren verkeringskosten, kan
aangeven welke kosten niet of niet in die mate waren voorzien op 9 oktober
2002. Indien het gaat om kosten die wel waren voorzien, dan wil hij weten of
deze allemaal ten laste van het risicofonds zouden zijn gekomen. Gezien de tijd
die met beantwoording van deze vraag gemoeid is, vraagt hij om schriftelijke
beantwoording door de wethouder. Verder heeft hij enige specifieke vragen aan
resp. punten ter overweging voor de wethouder.
De eerste betreft de CAR-premie. Het genoemde promillage van 20,5 voor de
CAR-premie zit in de buurt van de opgave van 9 oktober, toen 18 of 19 promille
werd genoemd. De vraag is of meerwerk en het restant risicofonds hierin ook
zijn opgenomen, en of dit een voorbeeld is van wat niet verwacht was op 9
oktober.
De tweede vraag gaat over Excedent sectie II aansprakelijkheidsverzekering, die
voor zover hij weet nieuw is. Hij wil weten of deze de hele
aansprakelijkheidsverzekering bedrijven bevat. De derde vraag gaat over punt 7
eigen risicos gemeente. Hij verzoekt de wethouder om
voorbeelden te noemen van onverzekerbare schades waarvan de onverzekerbaarheid
al op 9 oktober jl. duidelijk was. De leden van de commissie hebben weliswaar
al antwoorden van de wethouder gekregen, maar deze waren deels vertrouwelijk en
niet algemeen toegankelijk. Vandaar zijn verzoek aan de wethouder om volledige
opgave van de schades die überhaupt onverzekerbaar waren, ook op 9
oktober. Dhr. Paquay
vraagt waarom dhr. Flos dit overzicht onder embargo wil laten verstrekken.
Dhr. Flos
antwoordt dat hij het tegendeel gezegd heeft. Hij brengt in herinnering dat
een eerdere opgave van de wethouder onder embargo is verstrekt, en vraagt de
wethouder om op een rij te zetten welke risicos hoe dan ook
onverzekerbaar waren. Hij laat het aan de wethouder over om te beslissen of het
overzicht openbaar kan worden gemaakt of niet. Dhr. Paquay
vraagt wat dhr. Flos hier zelf van vindt. Dhr. Flos
verklaart zich voorstander van openbaarheid, omdat dat de discussie
gemakkelijker maakt.
Hij vervolgt de opsomming van zijn specifieke vragen aan de wethouder.
De derde vraag gaat over punt 10 over zeer grote schades boven de verzekerde
sommen van de WA. Hieronder vallen o.a. de vervolgschade. Deze is niet
verzekerd, tenzij dit direct gerelateerd is aan materiële schade. Hij
neemt aan dat dit al op 9 oktober jl. bekend was, maar vraagt de wethouder om
het te bevestigen. De vierde vraag gaat over blz. 4,
beroepsaansprakelijkheidsverzekering. De VVD-fractie vindt het
reëel om hiervan af te zien, gezien de disproportionele verhouding tussen
de premie, het eigen risico en de dekking.
Het vijfde punt heeft betrekking op de exorbitante kostenstijging. Deze wordt
gemotiveerd door een plausibele redenering, die deels bevestigd wordt door ABN
AMRO, dat onder invloed van de gebeurtenissen van 11 september 2001 een andere
situatie is ontstaan. Maar afgezien daarvan heeft zich ook na raadsbehandeling
een nog verdere verslechtering voorgedaan van niet aan het College te verwijten
zaken, waardoor de gemeente nu moet oordelen over de voorliggende polis.
Mw. Dalm
interrumpeert. De uitspraak van dhr. Flos dat de verzekeringsmarkt tussen
oktober 2002 en nu nog verder is verslechterd blijkt niet uit de stukken. Uit
het stuk van ABN AMRO valt op te maken dat de verslechtering al in het jaar
2000 is ingezet. De gebeurtenissen van 11 september 2001 zijn veeleer door de
verzekeraars als argument tegenover het publiek gehanteerd, om duidelijk te
maken dat de tijden moeilijk zijn. De ontwikkelingen binnen de Nederlandse
verzekeringsmarkt geven ook geen aanwijzing dat er ingrijpende veranderingen
hebben plaatsgevonden tussen oktober 2002 en nu. Zij vraagt dhr. Flos om aan te
geven waarop hij zijn bewering baseert. Dhr. Flos
zegt toe dat hij dit in een later stadium zal doen, maar eerst zijn betoog wil
afronden.
Het zesde punt betreft de onderhandelingspositie van de gemeente. In de Raad is
een motie aangenomen dat de gemeente het project wilde verzekeren. Deze
intentieverklaring heeft de onderhandelingspositie van de gemeente tegenover de
verzekeraars niet versterkt. Mw. Van Oudenallen
merkt op dat dhr. Flos indertijd in de Raad niet duidelijk heeft gemaakt dat
de intentie beter niet hardop gezegd kan worden. Het is niet zinvol om deze
overweging achteraf te vermelden. Dhr. Flos
geeft aan dat dit alles duidelijk is geworden met de kennis van nu. Als het in
oktober jl. bekend was geweest, zou het debat anders zijn verlopen. In dat
geval zou de optie van de gemeente om zelf als verzekeraar op te treden toen al
besproken kunnen worden. Dhr. Bijlsma
wil graag weten waaruit dhr. Flos afleidt dat de motie, die met uitzondering
van de fracties Amsterdam Anders/De Groenen en Leefbaar Amsterdam door de
gehele Raad is aangenomen, tot verslechtering zou hebben geleid. Het argument
is ook niet door College naar voren gebracht. Hij stelt deze vraag ook aan de
wethouder. Als het waar is, had hij het moeten zeggen op 9 oktober. Als het
niet waar is, dan moet hij hier ook heel helder over zijn. Dhr. Flos
verzekert dat het ook zijn wens was en is om het project te verzekeren. Dat
neemt niet weg dat men met andere feiten geconfronteerd wordt. De nadruk die de
Raad heeft gelegd op haar wens tot verzekering heeft naar zijn overtuiging de
onderhandelingspositie van de gemeente beïnvloed. Hij stelt voor om naar
aanleiding van het antwoord van de wethouder dieper in te gaan op dit punt.
Het zevende punt gaat over de alternatieven, genoemd op blz. 5. In ieder geval
is het duidelijk dat het voorliggende verzekeringspakket zeer onaantrekkelijk
is op het gebied van premie, dekking, eigen risicos, pm-posten. Het is
reëel dat het College heeft gezocht naar alternatieven. De gekozen methode
van een benchmark met andere infrastructurele projecten beschouwt hij als een
goede manier van onderzoeken. Hij spreekt waardering uit voor de uitwerking van
de scenarios. Wel constateert hij dat professor Horvat grosso modo
positief is over de uitwerking van de scenarios, maar wel aangeeft dat
hij er de voorkeur aan geeft om uit te gaan van het derde scenario. Dit in
tegenstelling tot de voorkeur van het College, die eruit bestaat om het
gemiddelde van de drie scenarios te nemen als uitgangspunt. Zelf wil hij
zich het oordeel nog voorbehouden. In de second opinion van de ABN AMRO worden
de nodige kritische opmerkingen gemaakt over de toegepaste scenarios. Hij
verlangt een heel goed antwoord van het College op de opmerkingen onder B2 van
de second opinion van de ABN AMRO. Hij wil de beantwoording graag
schriftelijk.
Afsluitend wijst hij er met nadruk op dat op 9 oktober jl. niet is besloten om
alles te verzekeren. Dit was ook toen al onmogelijk. Verschillende zaken komen
ondanks verzekering toch voor rekening van de gemeente. Op 9 oktober jl. is wel
besloten om alles wat met de kennis van toen verzekerbaar leek, ook inderdaad
te verzekeren. Mw. Van Oudenallen
observeert dat het wel heel ongelukkig is dat wethouder Dales - van de VVD -
in de Raad te veel beloftes heeft gedaan, en de VVD nu moet terugkrabbelen.
Dhr. Flos
antwoordt dat, naar zijn goed gefundeerde mening, wethouder Dales in de Raad
uitspraken heeft gedaan die hij op basis van de kennis van toen mocht doen,
mede gebaseerd op het rapport van Aon Risk Consultants. Dhr. Bijlsma
brengt in herinnering dat de formulering zoals deze is voorgelegd aan de Raad
inhield dat alle schade verzekerd moest worden, ook op basis van de brief van
de wethouder van twee dagen daarvoor. De enige uitzonderingen die gemaakt
werden zijn de z.g. acts of God, die nooit te verzekeren zijn: exorbitante
natuurrampen, atoomaanvallen en opstand in het hele land. Alle andere zaken
waren verdisconteerd in de formulering van de motie. Dhr. Flos
wil een misverstand uit de weg helpen. Wethouder Dales heeft gezegd dat
sommige zaken verzekeringsjuridisch niet te verzekeren zijn, waarop dhr.
Bijlsma de acts of God ter sprake bracht. Wethouder Dales reageerde daarop met
duidelijk te maken dat verzekerd zou worden wat in de verzekeringsmarkt te
verzekeren valt, daarmee aangevend dat er ook zaken bestaan die niet te
beschouwen zijn als een act of God en desondanks niet verzekerbaar zijn, zoals
bijvoorbeeld vertragingsrisicos. Mw. Dalm
leest de letterlijke tekst voor van de motie waarmee de VVD-fractie heeft
ingestemd. Deze luidt: dat daarmee de schades compleet verzekerbaar zijn
en volledig verzekerd zullen worden, en dus niet schades ongedekt zullen
blijven of te laag verzekerd zullen worden (dit betekent onder meer
vervolgschades). Zij vraagt dhr. Flos of de VVD de verkeerde motie heeft
ondersteund. Dhr. Flos
bevestigt dat de VVD de geciteerde motie heeft ondersteund. Het gaat erom dat
niemand eraan is gehouden om het onmogelijke te realiseren. Mede met het oog
hierop zou hij graag zien dat de wethouder de indertijd onder embargo aan de
commissieleden verstrekte informatie openbaar maakt. Dhr. Manuel
valt normaliter dhr. Flos bij, maar moet hem in dit geval tegenspreken.
Afgezien van de acts of God bestaan er uiteraard de eigen risicos, die
per definitie niet verzekerbaar zijn. Maar los daarvan is wel degelijk in de
motie vastgelegd dat alle materiële schade volledig verzekerd zou worden.
Wat nu niet mogelijk blijkt te zijn. Dhr. Flos
verklaart dat die uitspraak met de kennis van toen mocht worden gedaan.
Dhr. Manuel merkt op dat de kennis van toen nu blijkt niet te kloppen.
Dhr. Flos herhaalt dat dit wijsheid achteraf is. Dhr. Manuel
wijst erop dat er in oktober jl. een concept-CAR-polis voorlag, met premies.
Deze had op
10 oktober jl. ondertekend kunnen worden. Maar de gemeente wilde nog proberen
om de premie omlaag te krijgen. Dhr. Flos
erkent het bestaan van deze concept-CAR-polis, die echter nog lang niet was
uitonderhandeld. Het standpunt van dhr. Manuel dat de polis op 10 oktober jl.
ondertekend had kunnen worden is dan ook niet conform de werkelijkheid.
Dhr. Manuel
wijst erop dat dit wel in de tekst staat, en adviseert dhr. Flos om deze nog
eens aandachtig te lezen. Dhr. Flos
heeft zijn huiswerk uitstekend gedaan.
De kosten bedragen zeker 7 miljoen euro als de gemeente zelf verzekert. Na de
schriftelijke beantwoording van zijn vragen door de wethouder en de beoordeling
van de scenarios wil hij bezien of de reservering van een bedrag van 40
miljoen euro in het weerstandsvermogen reëel is, dan wel of dit bedrag
verhoogd moet worden. Hij wijst er nadrukkelijk op dat deze kosten
gereserveerd, maar niet per se uitgegeven worden. Dit in tegenstelling tot
verzekering bij externe verzekeraars. Dhr. Paquay
vraagt of hij uit de laatste opmerking van dhr. Flos moet begrijpen dat deze
echt gelooft dat het hele gereserveerde bedrag onuitgegeven kan blijven. Gezien
het hoge risicoprofiel van het project is dat welhaast onmogelijk. Dhr.
Flos
is zich ervan bewust dat een zeker percentage van het gereserveerde bedrag zal
worden uitgegeven. Maar zoals de uitleg van professor Horvat duidelijk maakt,
wordt bij inschatting van dergelijke risicos uitgegaan van bepaalde
waarschijnlijkheden. Daarnaast wordt altijd een hoger bedrag gereserveerd dan
wat men verwacht nodig te hebben. Dhr. H.H.G. Bakker
gaat in op dit laatste punt. Als het gereserveerde bedrag wordt verhoogd omdat
met risicos rekening wordt gehouden, dan valt niet in te zien waarom dit
niet ook indertijd gold voor de inschatting van het risico op moeilijk of niet
te verzekeren onderdelen. Hij concludeert dat dhr. Flos zichzelf tegenspreekt
als hij zowel rekening houdt met toekomstige risicos door verhoogde
reservering, als verklaart dat de problemen van nu niet te voorzien waren met
de kennis van toen. Dhr. Flos
verklaart dat de gemeente al op 9 oktober jl. wist dat zij waarschijnlijk
beduidend meer zou moeten reserveren dan aanvankelijk gedacht. Nu blijkt het
nog slechter uit te komen dat voorheen was geschat. Mw.
Van Oudenallen
meent dat sinds het dualisme is ingevoerd, de raadsfracties de mogelijkheid
hebben om afstand nemen van de wethouders. Zij heeft de indruk dat de motie
plotseling anders bekeken wordt omdat hieraan een wethouder van een bepaalde
partij verbonden is. Ze vindt dit jammer. Zij stelt vast dat binnen de gemeente
Amsterdam met twee maten wordt gemeten, en illustreert dit met een voorbeeld
van de gang van zaken bij musea. Eigen risico is gebruikelijk bij iedere
verzekering. Uit de stukken begrijpt zij dat op dit moment 85% van het project
gedekt zou zijn. Dat zou neerkomen op een eigen risico van 15%, wat naar haar
oordeel een normaal percentage is. Mokum Mobiel heeft via bureau O+S bij de
burgers de vraag uitgezet welk risicopercentage zij aanvaarbaar vinden. Zij
vindt dit perspectief niet terug bij de commissiebehandeling, en zou het op
prijs stellen als de commissie deze manier van benaderen alsnog aandacht
schenkt.
Verder valt bij de risico-analyse op dat de factor falende mens een
niet te onderschatten item is. Dit betekent dat de contracten met de aannemers
bijzonder scherp moeten zijn, omdat met de falende mensen de
medewerkers van de bedrijven bedoeld worden. Ze vraagt zich af hoe dit gedeelte
in de afwegingen is meegenomen, en hoe deze factor uit de stukken gehaald en
inzichtelijk gemaakt kan worden. Een van haar vragen aan de wethouder gaat over
de kwaliteit van de contracten met de aannemers.
Ook mist zij in de stukken een vergelijking met soortgelijke infrastructurele
projecten elders in het land, die ook veel geld kostten. Als gegevens bekend
zouden zijn over de delen die verzekerd resp. niet verzekerd werden, zou een
vergelijking gemaakt kunnen worden. De resultaten zullen een verantwoorde
beslissing zeker ten goede komen. Zij wil deze vergelijkingsmogelijkheden
beschikbaar hebben voordat de Raad over de verzekering beslist.
Tot slot rijst de vraag of er een nieuw referendum over het al dan niet
uitvoeren van het project moet worden gehouden, als delen van het project niet
verzekerd worden hoewel moties met een tegengestelde inhoud zijn aangenomen.
Deze informatie is van enorm belang voor bewoners en vooral voor ondernemers.
Dhr. Flos
interrumpeert. Hij vraagt mw. Van Oudenallen hoe zij erbij komt dat het
misschien niet doorgaat. Mw. Van Oudenallen
antwoordt dat zij heeft begrepen dat het go-besluit wel degelijk afhankelijk
is van de vervulling vooraf van een aantal voorwaarden. Dhr.
Bijlsma
begint met de beantwoording van de vraag van de insprekers over het moment van
deze commissievergadering. Dit is o.a. ingegeven doordat enige raadsleden
binnenkort met vakantie gaan. Aanvankelijk was voorgesteld om volgende week een
extra commissievergadering te houden. Hiervan werd om de genoemde redenen
afgezien. Het nadeel van de gekozen datum is dat er heel weinig tijd was voor
grondige kennisname van de inhoud van de stukken. Het voordeel is echter dat er
een week extra voorbereidingstijd is voor de raadsvergadering van 7 mei.
Mw. Kalt
vraagt of zij goed begrepen heeft dat het punt komt niet meer in commissie
komt. Dhr. Bijlsma bevestigt dit. Mw. Kalt
vindt dit absurd en onverdedigbaar. Dhr. Bijlsma
wijst erop dat het op zijn uitdrukkelijk verzoek was dat er überhaupt een
extra commissievergadering vóór 7 mei gehouden wordt. De
eerstvolgende reguliere vergadering was gepland voor na die datum. Dit is het
gevolg van de keuze van de commissie om eens per drie weken te vergaderen. Hij
releveert dat de PvdA net zomin als Amsterdam Anders/De Groenen voorstander is
van een driewekelijkse vergadercyclus.
Hij vervolgt zijn betoog. Gisteren werd het stuk pas verspreid onder de
commissieleden. De PvdA heeft nog geen conclusies getrokken over het voorstel
van het College. Hij heeft hier een aantal vragen over. De komende week wil hij
met de fractie spreken, met medeneming van de antwoorden van de wethouder op
zijn vragen en die van anderen.
Het was een goede beslissing om het stuk in de openbaarheid te behandelen. Het
College heeft na
9 oktober jl. zes maanden de tijd gehad om te onderhandelen. Nu de
onderhandelingen zijn afgelopen, is er geen reden meer voor geheimzinnigheid.
De PvdA heeft het College gevraagd om een stuk te leveren waarin de volgende
aspecten worden behandeld: welke risicos bestaan er, welke risicos
zijn op dit moment gedekt c.q. nog niet gedekt, welke manieren van dekking
stelt het College voor, en de gewenste second opinion. Dhr. Manuel
interrumpeert. Gisteren was de fractievoorzitter van de PvdA op AT5 aan het
woord, die bij die gelegenheid te kennen gaf niet veel in het voorstel van de
eigen partij te zien. Dhr. Bijlsma
antwoordt dat de PvdA het definitieve standpunt op 7 mei zal weergeven. De
fractievergadering over dit onderwerp moet nog plaatsvinden. Dhr. Manuel
vraagt of de fractievoorzitter van de PvdA voor zijn beurt gesproken heeft,
als deze dit al gezegd zou hebben. Dhr. Bijlsma
zal met belangstelling naar de bandopname van AT5 kijken, en daarna zijn
conclusies trekken. Mw. Van Oudenallen
begrijpt uit de woorden van dhr. Bijlsma dat de PvdA op 7 mei pas beslist, en
dus nu nog geen go heeft gegeven. Dhr. Bijlsma
geeft aan het niet gaat over een go of no go, maar dat de PvdA zich pas
definitief op
7 mei uitspreekt over het nu voorliggende voorstel van B&W. Het voorstel
bevat nog een flink aantal gaten en onduidelijkheden, en is gisteren pas
ontvangen. Het is dus niet nu al te beoordelen of het voorstel van B&W de
best mogelijke oplossingen vervat. Dhr. Bijlsma
vervolgt zijn betoog, in de vorm van een toelichting op de door hem geschetste
aspecten waarop het College in dient te gaan. In de eerste plaats moet
duidelijkheid verschaft worden over de bestaande risicos. Drie
scenarios zijn aangegeven. Het derde scenario bestaat uit het volgen van
de complete lijn, en per geval bezien welke risicos wanneer eventueel
optreden. Hier heeft de PvdA de volgende vragen over. De taxatie van de bouw-
en omgevingsschade door de gemeente is te laag. De vraag aan de wethouder is of
dit ook de conclusie is van beide second opinions. De second opinion van de
ABN AMRO maakt de beoordeling van de beste weg afhankelijk van de
beschikbaarheid van een wetenschappelijk totaalscenario, op basis waarvan de
risicos in kaart gebracht worden. De andere second opinion is van
professor Horvat. Deze sluit de mogelijkheid niet uit dat hogere risicos
optreden dan door B&W als maximaal toelaatbaar worden aangegeven, al acht
hij de kans daarop niet groot.
De PvdA wenst het oordeel van de wethouder op beide uitspraken te vernemen. Ook
vraagt dhr. Bijlsma of B&W kans zien om vóór 7 mei een wat
meer wetenschappelijk onderbouwd totaalscenario voor te leggen. De ABN AMRO
ziet dit als noodzakelijk voor de beoordeling van de door B&W voorgestelde
weg om de problemen op te lossen.
Het tweede punt betreft de exploitatieschades. Noch in de second opinions, noch
in het voorstel van B&W zijn deze terug te vinden. B&W verklaren dat
deze schades nooit te calculeren zijn, en laten de schades vervolgens weg uit
het voorstel. Dit is niet realistisch. Het valt niet te verwachten dat in geval
van schade de benadeelde partijen geen claims indienen. Hij vraagt de
wethouder of deze het met hem eens is, en zo ja, of deze een idee kan geven van
de omvang van een dergelijke schade. Dhr. Flos
interrumpeert. Hij vraagt dhr. Bijlsma of hij het met hem eens is dat dit niet
in een CAR-polis van 9 oktober, een CAR-polis van nu of een CAR-polis van drie
jaar geleden kan worden opgenomen. Dhr. Bijlsma
is dat absoluut niet eens met dhr. Flos. In gesprekken die hij hierover
gevoerd heeft, heeft hij uitdrukkelijk deze secundaire c.q. tertiaire schade
meegenomen. Hij heeft zich uitvoerig laten informeren of de formulering zoals
hij deze gemaakt had sluitend was, in die zin dat deze ook exploitatieschades
zou insluiten. Het antwoord hierop was dat dit zo is. Hij verzoekt dan ook om
een schatting van dit soort schade.
Ook de schatting van vertragingsschade is niet uit het voorstel van B&W te
halen. Hij meent dat professor Horvat in zijn second opinion verklaart dat hij
deze niet in de berekeningen heeft meegenomen. Hij vraagt de wethouder of dit
juist is, en zo ja, om een globale opgave beschikbaar te stellen van de
mogelijke omvang van dergelijke schades, en een uitspraak te doen over de
verzekerbaarheid hiervan.
Vervolgens gaat dhr. Bijlsma in op het derde punt, de beschrijving van de
risicos en de dekkingsmogelijkheden met de bestaande verzekeringen. De
PvdA en de beide second opinions constateren dat deze ernstige tekorten
vertoont. Het beeld is somber, en zelfs verslechterd ten opzichte van de
situatie in oktober. Ter verduidelijking verwijst hij naar pag. 3 van het stuk.
In de daar vermelde raming van de te calculeren verzekeringskosten in geval
van 100% intekening wordt een hele serie kosten genoemd die voor hem volkomen
nieuw zijn. Hij vraagt de wethouder om een opgave van de bedragen resp.
risicos die op 9 oktober jl. al ingecalculeerd waren.
Hij is geschrokken van wat er vermeld wordt over de verzekeringen. Er wordt
gesproken van maximaal 16 miljoen euro per uitkeringsgeval, terwijl op 9
oktober jl. nog werd uitgegaan van 30 miljoen euro per schadegeval. De premie
is eveneens gestegen. De second opinion van de ABN AMRO erkent dat de
uitspraken van B&W over de verzekeringen juist zijn.
Dit alles betekent dat een deel van de risicos niet via de verzekeringen
gedekt kan worden. Dat brengt hem op de voorgestelde maatregelen van B&W.
Aanvankelijk was 7 miljoen euro gereserveerd. Op
9 oktober jl. is 15 miljoen euro als aanvullende reservering toegevoegd, wat
neerkomt op een totaal van
22 miljoen euro. De risico-ontwikkelingen moeten nu jaarlijks worden
bijgesteld. Het uitgangspunt is dat de kosten zoveel mogelijk binnen het budget
van de Noord-Zuidlijn zullen worden gedekt. De vraag is waar het geld vandaan
komt voor de financiering van onverwachte grote schades. De 22 miljoen euro van
het budget is hiervoor veel te weinig. Ook deze kwestie is niet terug te
vinden in het voorstel van B&W. Hij verlangt opheldering hierover van de
wethouder. Zijn indruk is dat B&W de uitvoering in wil zetten met de
beschikbare 22 miljoen euro, en in geval van een calamiteit bij de
desbetreffende voorjaarsnota te bespreken wat uit het weerstandsvermogen moet
worden gehaald. Dhr. Manuel
stelt bij wijze van hypothese, om de gedachten te bepalen, dat 100 miljoen
euro nodig zouden blijken. In dat geval zou het eigenlijk om een overschrijding
van het budget van de Noord-Zuidlijn gaan, hoewel het geld nog niet zou zijn
uitgegeven. Dhr. Bijlsma
ontkent dit en legt uit dat in het budget van de Noord/Zuidlijn de absoluut
noodzakelijke uitgaven zijn opgenomen. Dhr. Manuel
beseft dit, maar vraagt zich af wat er gebeurt als de premie te kort schiet.
Dhr. Bijlsma
wijst erop dat als gekozen wordt voor de weg van verzekeren een overschrijding
van het budget al een feit is, omdat B&W heeft aangegeven dat de nu
geraamde kosten uitkomen op minimaal 46 miljoen euro. Dhr. Manuel
memoreert dat in de Raad is afgesproken dat binnen het budget gebleven wordt.
De PvdA heeft immers een motie ingediend die inhoudt dat als er sprake zou zijn
van een eerste overschrijding, dit direct gemeld wordt, en de gemeente in dat
geval een probleem heeft. Dhr. Bijlsma
wijst erop dat deze situatie zich in ieder geval zal voordoen, omdat het
gereserveerde budget nu al ontoereikend is. Daarom opteert B&W ook voor
niet extern verzekeren, mede omdat voor het nu geraamde bedrag van 46 miljoen
euro niet eens alle risicos kunnen worden afgedekt. B&W geeft de
voorkeur aan het gebruik van het weerstandsvermogen voor het geval dat zich een
calamiteit voordoet. Hiervoor moet uiteraard een bedrag gereserveerd worden,
maar het probleem van budgetoverschrijding wordt hiermee vermeden. Dhr.
Manuel
begrijpt hieruit dat het College er in feite voor kiest om zelf het risico te
lopen. Dhr. Bijlsma
bevestigt dat dit de strekking is van het voorstel van B&W. Mw.
Dalm
meent dat dit neerkomt op de redenering dat een greep uit de kas is geen
overschrijding van het budget is. Dhr. Bijlsma
vraagt de wethouder heel duidelijk welk bedrag hij denkt apart te zetten om
een calamiteit op te vangen, en waar hij deze fondsen vandaan haalt. De
voorzitter maakt erop attent dat de spreektijd bijna verstreken is. Dhr
. Bijlsma
wijst erop dat als hij steeds wordt onderbroken, het geen wonder is dat hij
snel door zijn spreektijd heen is. Hij verklaart dat hij geen vragen van
commissieleden meer zal beantwoorden. Orde Dhr.
Paquay
wijst erop dat de commissie bezig met de behandeling van een project dat van
eminent belang is voor de stad, en stelt voor hieraan enige minuten extra tijd
te spenderen. De voorzitter
brengt in herinnering dat de vergadering om 12.00 uur moet sluiten, en dat
iedereen in de gelegenheid moet worden gesteld om het woord te voeren.
Dhr. Paquay
interrumpeert juist om die reden. Hij wil het voorstel voorleggen aan de
commissie, die uiteindelijk uitmaakt wat er gebeurt. Dhr. Bijlsma
is het geheel eens met dhr. Paquay. De voorzitter
raadpleegt de commissie. Dhr. Bijlsma
verklaart dat hij niet in debat wil gaan, maar duidelijkheid wil krijgen.
Dhr. H.H.G. Bakker
geeft aan dat ook hij het belangrijk vindt dat dhr. Bijlsma de gelegenheid
krijgt om zijn vragen volledig te presenteren. Dit gezien het belang van de
gestelde vragen, de raadsbehandeling die al op 7 mei plaatsvindt, en de
omstandigheid dat in de tussentijd geen reguliere commissievergadering meer
plaatsvindt. Dhr. Bijlsma
mist een scenario. B&W beperkt de keuze tussen ofwel volledig zelf
verzekeren, ofwel volledig extern verzekeren. Maar men kan zich ook voorstellen
dat een scenario wordt gevolgd waarbij alleen de wat conventioneler
projectonderdelen, die niet zo riskant zijn, extern verzekerd worden. De meer
risicovolle projectonderdelen zouden dan intern verzekerd kunnen worden door
middel van een eigen reservering. Hij zou deze optie graag toe willen voegen
aan de mogelijkheden.
Als de gemeente de verzekeringen voor eigen rekening zou nemen, dan moet zij
eigenlijk een eigen, onafhankelijk schadebureau oprichten. Dit omdat de
gemeente anders in een dubbelzinnige positie komt te verkeren. Het
Verzekeringsbureau van Amsterdam zou dan als schadebureau moeten optreden.
Essentieel is dat het Verzekeringsbureau over voldoende juridische en
verzekeringsexpertise beschikt om in geval van conflicten onafhankelijk te
kunnen optreden. Deze visie wordt ook gedeeld door beide second opinions. Hij
vindt hier onvoldoende van terug in het voorstel van B&W. Hij vraagt de
wethouder of het Verzekeringsbureau de vereiste deskundigheid in huis heeft.
Mocht dit niet het geval zijn, dan wil hij weten welke kosten gemoeid zijn met
de oprichting van een dergelijk bureau.
Vervolgens behandelt hij de gewenste second opinion. Hij vraagt of het mogelijk
is om de second opinion experts nog een keer te laten horen door de commissie.
In de aannemerscontracten die op 9 oktober jl. gesloten zijn wordt een aantal
zaken voor vaststaand aangenomen, waaronder bepaalde verzekeringen. Hij vraagt
de wethouder of de mogelijkheid bestaat dat de aannemers de contracten
openbreken, omdat de situatie is veranderd. In verband hiermee noemt hij ook de
mogelijkheid dat de veranderde situatie tot prijsverhogingen leidt. Indien dit
het geval mocht blijken, dan wil hij van de wethouder weten hoe deze worden
gedekt.
Tot slot vraagt hij of de conclusie uit de beide second opinions gewettigd is
dat in de verzekeringsmarkt, die voor dergelijke grote projecten internationaal
opereert, in feite geen sprake is van concurrentie. Dat zou betekenen dat de
externe verzekeraars vrij spel hebben bij de bepaling van risicos en
premie. Mw. Van Oudenallen
vraagt dhr. Bijlsma of deze vindt dat het hier om kartelvorming gaat,
vergelijkbaar met de bouwfraudes van de afgelopen tijd. Dhr. Bijlsma
stelt dat in de second opinion van ABN AMRO tussen de regels door te lezen
valt dat er op internationaal niveau drie of vier grote spelers zijn die elkaar
goed kennen en intensief contact met elkaar houden. Hieruit valt af te leiden
dat dooronderhandelen met deze partijen niet zal leiden tot prijsverlagingen.
Afsluitend vraagt hij de wethouder of deze nog contact heeft gehad met de
rijksoverheid, die bij enige van haar grote projecten met dezelfde problemen te
kampen heeft. Misschien kan de gemeente gebruik maken van de ervaringen van
het Rijk met de aanpak van de moeilijkheden. Dhr.
H.H.G. Bakker
deelt mee dat de fractie van Leefbaar Amsterdam vanochtend het stuk heeft
doorgenomen, en de indruk heeft dat de gemeente met de rug tegen de muur staat.
Hij brengt in herinnering dat hij op 9 oktober jl. al heeft gezegd dat het
niet verstandig is om in de huidige economisch onzekere tijden de
Noord-Zuidlijn aan te leggen. Ook toen al heeft zijn fractie vraagtekens gezet
bij de mogelijkheid tot volledige verzekering van het project.
Hij heeft drie vragen aan de wethouder. De eerste vraag betreft de redenen van
de verzekeraars om zich terughoudend op te stellen. Hoewel veel gesproken wordt
over de veranderde tijden sinds
11 september 2001, blijkt uit het stuk dat de belangrijkste overwegingen van de
verzekeraars betrekking hebben op hun gebrek aan vertrouwen in het
bouwtechnische gedeelte. Hij vraagt de wethouder waarom de gemeente het project
wil doorzetten, ondanks het feit dat de verzekeraars aangeven er weinig tot
geen vertrouwen in te hebben.
Ten tweede vraagt hij de wethouder om uit te leggen waarom de verzekeraars niet
geraadpleegd zijn bij de ontwikkeling van de scenarios. Dezen beschikken
zeker over de nodige expertise om terzake te adviseren.
Afsluitend gaat hij in op de opmerking in het stuk dat de ondergrondse factoren
niet transparant zijn. Hij vraagt de wethouder welk gedeelte niet transparant
is, en welke gevolgen deze onvoldoende transparantie mogelijk in de toekomst
kan hebben. Mw. Meijer
merkt op dat de SP nooit voor de Noord-Zuidlijn is geweest en al meteen heeft
gezegd dat dit project een ramp zou worden. Zij wist niet zij zo snel gelijk
zou krijgen. In de vorige commissievergadering heeft zij de wethouder niet voor
niets gevraagd om een vierde scenario: de stekker eruit. De berekeningen wat
het kost nu te stoppen met de Noord-Zuidlijn heeft de wethouder haar toegezegd
en wil zij nu snel krijgen. Dan pas kan men de zaken goed naast elkaar leggen
en een verstandige beslissing nemen.
Zij stoort zich bijzonder aan de informatieachterstand. Zo heeft zij de
contracten nog niet kunnen inzien met een deskundige. Zij vraagt naar de reden
daarvan. Verder wemelt het van de kabinetstukken, waaruit niet mag worden
geciteerd en waarover niet met anderen mag worden gesproken om de moeilijke
materie te kunnen doorgronden. Zij vraagt zich af waarom het allemaal zo
moeilijk moet en wat er te verbergen is. Dhr. Bijlsma
merkt op dat nu toch een openbaar stuk voorligt. Mw. Meijer
antwoordt dat hieraan voorafgaand diverse kabinetstukken zijn uitgebracht.
Dhr. Bijlsma
heeft ook om die reden bepleit dat de dicussie wordt gevoerd op basis van
openbare stukken. Mw. Meijer
dringt daar nogmaals op aan. Waarom is bij voorbeeld de geanonimiseerde
benchmark niet openbaar?
Zowel ABN AMRO als Horvat zien beren op de weg, zoals het eigen risico van de
gemeente waaraan financiële voorwaarden verbonden zijn, financiële
risicos door het onder druk van de aannemers openbreken van gesloten
contracten en het feit dat alle scenario's zich gedurende de looptijd van het
project kunnen voordoen. Zij heeft op deze punten geen berekeningen gezien.
Over de factor mens ziet men verder niets terug. ABN AMRO stelt bovendien dat
met name ondergrondse factoren niet altijd zo transparant zijn als men wil doen
geloven. In B3 staat dat een vergelijking met andere infrastructuurprojecten
gevaarlijk is en dat veel kleinere projecten al hebben geleid tot majeure
claims. Zij vraagt zich af waar de gemeente Amsterdam de arrrogantie vandaan
haalt om een reservering te plegen en daaruit alles te betalen wat nu nog kan
gebeuren. Zij vraagt de wethouder, nu snel met een stuk te komen waarin de
aanbevelingen van ABN AMRO en Horvat worden overgenomen.
Zij moet concluderen dat de wethouder zijn huiswerk opnieuw moet doen. Zij
vraagt hem, er intussen voor te zorgen dat er geen beslissingen worden genomen
die het eventueel nog duurder maken om dit hele rampzalige project te stoppen.
Dhr. Paquay
vindt het merkwaardig dat degenen die de second opinion hebben uitgebracht in
de stukken spreken van een hoog tot zeer hoog risicoprofiel, terwijl ir. J.
Bosch van het Projectbureau Noord-Zuidlijn maandag jl. heeft gezegd dat het
risicoprofiel niet afwijkt van grote infrastructurele projecten. Wat vindt de
wethouder hiervan? Heeft de heer Bosch gelijk, of de twee externe deskundigen?
Hij heeft de wethouder voor Twee Vandaag horen zeggen dat er sprake zou zijn
van vaste trappen voor de brandweer. Spreker meent dat er geen vaste trappen
zijn voor mensen die op de vlucht slaan. Wat bedoelt de wethouder hiermee?
In de stukken staat dat met name vertragingen met het project tot hoge kosten
kunnen leiden, zonder dat hiervan bedragen worden genoemd. Hij vraagt de
wethouder om nadere informatie. Hij begrijpt dat vertragingen niet verzekerbaar
zijn. Dhr. Manuel
heeft het verhaal gehoord dat deze wethouder op stukken die hem niet bevallen
het stempel gelul zet en die terugstuurt naar de schrijver. Spreker
vermoedt dat de wethouder heeft geaarzeld of hij dat stempel voor dit stuk zou
gebruiken omdat daar kletskoek in staat. Er staat in: zeg de verzekeringen
maar op en zet de premies ervoor op een aparte rekening, dan komt alles goed.
De inhoudelijke en technische vragen heeft dhr. Bijlsma al belicht. De
politieke beoordeling is een andere kwestie. Op 9 oktober jl. is de Raad
akkoord gegaan met aanleg van de Noord-Zuidlijn op voorwaarde dat het budget
niet wordt overschreden en dat alle materiële risicos afgedekt zijn.
Wethouder Dales heeft de Raad verzekerd dat dit geval zou zijn. Dhr.
Flos vult aan dat het dan gaat om alle verzekerbare risico's, niet om die
risicos die niet verzekerbaar zijn. Dhr. Manuel
erkent dat er een eigen risico voor de gemeente blijft bestaan, maar dat met
name de materiële schade die zou kunnen optreden door dit bouwproces
een nieuwe techniek, die voor het eerst onder een oude stad door gaat
zou worden afgedekt. Dat heeft wethouder Dales in de raadsvergadering
van 9 oktober 2002 gezegd: alle materiële schade wordt verzekerd. Dat is
de CAR-verzekering. In het nu voorliggende voorstel wordt die materiële
schade niet verzekerd maar dekt de gemeente die af met een voorziening. Hoe
heeft dit zo kunnen komen? Er lag een concept-CAR-polis, die op 10 oktober 2002
had kunnen worden getekend. Het College vond de premie aan de hoge kant en
wilde verder onderhandelen. Dhr. Flos bestrijdt dit. Dhr.
Manuel
vervolgt dat dit letterlijk in het voorliggende stuk staat. Sindsdien is de
premie gestegen en het te verzekeren percentage gedaald. Daardoor is het
probleem ontstaan waarvan het College aan de Raad had beloofd dat het niet zou
optreden. Dat zou wat D66 betreft enige politieke consequenties mogen hebben,
niet voor wethouder Van der Horst maar wel voor wethouder Dales. Mw.
Van Oudenallen
vraagt of D66 vindt dat deze wethouder zijn huiswerk uitstekend heeft gedaan.
Dhr. Manuel
bevestigt dit. Deze wethouder heeft een vervelende erfenis meegekregen,
hetgeen voor een belangrijk deel te wijten is aan de vorige wethouder.
Dhr. Flos
vindt het hierbij van belang in hoeverre dit verwijtbaar is aan de wethouder.
Dhr. Manuel
is het daarmee eens. Op blz. 3 staat in tegenspraak met blz. 2 - dat in
oktober 2002 nog maar 60 procent te verzekeren was, terwijl wethouder Dales de
suggestie had gewekt dat er een conceptpolis lag om alle materiële schade
te verzekeren. Spreker vraagt wethouder Van der Horst of de toezeggingen van
wethouder Dales niet overeenkwamen met de realiteit van 9 oktober 2002, en wil
weten hoe de bedragen liggen bij de drie genoemde scenarios. Het scenario
van de andere grote projecten vindt hij onvergelijkbaar met Amsterdam als een
monumentale stad met veel grotere risicos. Hoe kan de Raad hierover een
redelijk oordeel vellen? D66 vindt deze scenarios niet goed onderbouwd.
Wanneer slimme advocaten eigenaren van panden langs het traject verenigt in een
groep om alle schade bij de gemeente te claimen die zou kunnen optreden door
de Noord-Zuidlijn, moet de gemeente dan niet vooraf alles vooraf met
fotos in kaart moet brengen om alle claims te kunnen weerleggen? Wat
zouden dan de proceskosten kunnen zijn? Die zijn in het stuk niet vermeld.
Mw. Dalm
beschouwt dit als een informatieve vergadering waarin conclusies mondjesmaat
kunnen worden getrokken, maar waarin men nu eens moet ophouden met stoer
gedrag, zoals dat in oktober jl. is tentoongespreid. De houding van het College
in deze zaak vindt zij niet meer aan de orde. In oktober jl. zei wethouder
Dales nog dat het onbestaanbaar was dat de fractie van GroenLinks tegen de
Noord-Zuidlijn stemde omdat alles zo goed geregeld was, nu verschijnt hij niet
in deze vergadering. Dat vindt zij geen prettig gedrag.
In oktober is in de Raad gezegd dat het project verzekerbaar was, terwijl er
toen een conceptpolis lag waarmee 60 project was ingetekend en waarover het
College zelf niet tevreden was. Tijdens een borrel kort daarna grapte wethouder
Dales nog dat hij dit om 22.35 uur tegen de Raad moest zeggen, terwijl hij pas
om 22.30 uur van zijn ambtenaren de laatste informatie had gekregen. Dhr.
Flos
vraagt of Mw. Dalm niet van mening is dat die uitspraak ook op basis van de
second opinion van Aon en Risk Consultants mocht worden gedaan. Mw. Dalm
is dat niet van mening. Ook in het stuk van Aon en Risk Consultants staan al
zeer veel waarschuwingen tegen de verzekerbaarheid van dit project die het
College ter harte had moeten nemen. De opmerking van wethouder Dales dat hij de
premies nog wel omlaag zou krijgen beschouwt zij dan ook als stoer gedrag. Pas
eind januari jl. heeft hij de verzekeraars bij elkaar gehaald om dat
risicoprofiel omlaag te krijgen, bijna vier maanden na het raadsbesluit. De
gemeente Amsterdam heeft maandenlang gedacht met de bekende Amsterdamse
arrogantie de zaak te kunnen regelen.
Nog veel schokkender vindt GroenLinks het dat ook pas eind januari jl. is
gekeken naar andere projecten in Nederland. Die arrogantie moet echt bij dit
dossier verdwijnen. Dit geldt ook voor de gedachte van het College dit stuk
direct naar de Raad van 7 mei a.s. te kunnen brengen. Dhr. Bijlsma
was er om zich niet alleen maar binnenlands te oriënteren voor geporteerd
ook eens in Japan te kijken. Mw. Dalm
antwoordt dat juist een binnenlandse oriëntatie van belang zou zijn en
stelt voor eens een bus te huren en de zes andere projecten af te gaan waar men
wellicht veel van kan leren.
In de scenarios en in de stukken is veel nog niet duidelijk geworden. De
wethouder had de Raad al op 25 maart jl. laten weten dat de optie van partieel
verzekeren wellicht premiebesparing oplevert en een nader onderzoek waard zou
kunnen zijn. Inmiddels zegt hij het onderzoek niet eens te hebben ingesteld
omdat het toch niets zou opleveren. Dit betekent dat opties worden uitgesloten.
Voor de goede orde worden drie scenarios gepresenteerd, maar feitelijk
gaat het slechts om scenario 3, dat enigszins relevant is voor de
Noord-Zuidlijn. Ook Horvat zegt dat dit het meest representatief is, zij het
nog te algemeen. Scenario 3, dat het meest relevant is en waarvan de extern
adviseurs verdere uitwerking aanbevelen is ook het scenario waarin de hoogste
schade optreedt. Er zijn nogal veel PM-posten, zoals gevolgschades, kosten voor
het GVB, de RAI en de winkels langs het traject. Zij vraagt zich af wat het
kost als De Bijenkorf een maand dicht zou moeten en wil weten wat dit aan
claims bij de gemeente zou opleveren. De kosten worden nog steeds heel laag
gehouden. De risk control wordt wel opgenomen als men extern gaat verzekeren
maar wordt niet vermeld als men de schade voor eigen risico neemt.
In de second opinion van ABN AMRO komt naar voren dat het een bekend gegeven is
dat verzekeraars en bouwers allemaal zeggen dat schades niet zullen optreden,
dat de grootste schades altijd onvoorzien zijn en dat kleine projecten soms
hebben geleid tot majeure claims. Nu gaat men uit van één
calamiteit, maar bijvoorbeeld brand is helemaal niet meegenomen in deze
scenarios.
Een tweede punt uit de second opinion is dat aannemers met een onverzekerde
gemeente in zee gaan, die iedere claim onmiddellijk naar de aannemers zal
proberen te sluizen. Deze aannemers zullen dus extra juristen inhuren om die
claims weer bij de gemeente te leggen. Dat kan eindeloos gaan duren. Zij is
benieuwd of aannemers met de contracten die er liggen verder akkoord zullen
gaan en of daar hogere kosten uit voortkomen.
Bij de Noord-Zuidlijn is sprake van dertien contracten, waarvan zes getekend
zijn maar zeven niet. Van de laatste is altijd gezegd dat dit de eenvoudiger
contracten zijn en dat men daarom wel zou inlopen in de begroting. Zij kan zich
voorstellen dat de zeven extra contracten die nog moeten worden getekend voor
de aannemers een reden zijn om nog een schepje bovenop de prijs te doen, omdat
zij zien wat er inmiddels gebeurt met de reeds getekende contracten.
GroenLinks heeft voorgesteld dat de gemeente teruggaat naar het Rijk voor een
garantstelling. Wanneer de gemeente dit project onverzekerd aangaat, zal zij
moeten zorgen voor een spaarpot, die wellicht samen met het Rijk moet worden
gecreëerd, tenzij men een beroep zou willen doen op het weerstandsvermogen
en een greep uit de kas zou willen doen.
GroenLinks zal dit stuk beoordelen op zekerheid. Spreekster wil niet dat
Amsterdamse burgers en bedrijven zich kapot zouden moeten procederen tegen de
gemeente omdat die onverzekerd aan de slag is gegaan en dus probeert alle
aansprakelijkheid van zich af te schuiven. Zij zal in haar fractie bespreken of
ergens in de begroting een post te vinden is voor hulp bij schadegevallen voor
burgers en bedrijven langs het traject.
Verder kan zij zich voorstellen dat men het bureau van de Ombudsman zal moeten
uitbreiden. Men zal Amsterdammers moeten beschermen tegen de houding dat de
gemeente niets zou willen betalen. Dat vindt zij ook een verantwoordelijkheid
van de gemeenteraad.
Een tweede punt waarop GroenLinks dit stuk zal beoordelen zijn de
overschrijdingen, waarvan er nu al drie aan de orde zijn. De eerste
overschrijding zit in de contracten met de aannemers. ABN AMRO geeft in haar
advies aan dat de prijsdruk daar behoorlijk zal oplopen, doordat aannemers
zichzelf moeten verzekeren op diezelfde verzekermarkt en ook iedere premie
moeten accepteren en dat zullen doorberekenen aan de gemeente. Een tweede
overschrijding hangt samen met de inrichting van een schadebureau dat burgers
en bedrijven kan ondersteunen. Een derde overschrijding is een greep uit het
weerstandsvermogen.
Op blz. 7 van het stuk is tweemaal sprake van meevallers, zelfs van een
meevaller die weer zou terugvloeien in de algemene middelen. Zij vindt dit
getuigen van misplaatst optimisme.
Dhr. Flos
vindt het niet juist dat Mw. Dalm hier overschrijdingen schetst die al bekend
zijn maar de wethouder vraagt naar de gevolgen voor de aannemers. Mw.
Dalm wijst erop dat in adviezen staat dat de prijsdruk zal oplopen.
Dhr. Flos
vindt dat zij daarnaast moet vermelden dat de gemeente bij zelf verzekeren
niet die verzekeringkosten kwijt zal zijn die men normaal zou moeten maken. Die
kosten moet zij er daarom aftrekken. Mw. Dalm
wil met alle plezier allerlei meevallers van de kosten aftrekken, maar nu zit
men in de situatie dat men eerst eens moet zien wat de tegenvallers zijn.
Mw. Van Pinxteren
wijst erop dat in de second opinion wordt gevraagd om meer waarborgen voor een
onafhankelijk functionerend schadebureau dan nu in het stuk staan. Zij wil
meer duidelijkheid hoe men zich dat voorstelt. Het stuk lijkt haar op dit punt
onvoldoende. Mw. Kalt
is verbaasd dat dit punt op deze manier behandeld wordt en vraagt de andere
raadsleden en de wethouder wat zij ervan vinden om deze bespreking tot 7 mei
a.s. uit te stellen zodat er nog een keer in de commissie kan worden gesproken.
Haar fractie vindt de Noord-Zuidlijn onnodig. Zij gaat de wethouder dan ook
niet helpen de problemen op te lossen. Wel vindt zij het voor de stad vreselijk
als die in problemen komt door dit plan. Zij vond dit project te duur, dat nu
nog duurder wordt. Zij vraagt hoe het zit met het go-besluit, dat onder
voorwaarden is genomen. Wethouder Dales heeft gezegd dat hij absoluut niet
boven het budget uit gaat. Hoe zal hij opereren als dit wel het geval zal zijn,
zoals te verwachten is?
De kwestie van de verzekering is ook belangrijk om de volgende gemeenteraad te
verlossen van een tijdbom. Een bedrag noemen voor de werkelijke kosten is nodig
voor de volgende Raad omdat dit een langlopend project is. Zij dringt erop aan
dat dit wel gebeurt. Beantwoording De wethouder
vindt het terecht dat een groot aantal vragen is gesteld over deze
ingewikkelde en belangrijke zaak. De meeste informatie zal de commissie
schriftelijk bereiken, zodat de leden goed beslagen ten ijs komen bij de
raadsvergadering op 7 mei a.s. Het is aan de Raad zelf de data te bepalen, niet
aan het College, dat alle informatie levert waarom de Raad heeft gevraagd. De
wethouder stelt zich voor dat er tussentijds aan de hand van antwoorden weer
nieuwe vragen komen die het College ook zo spoedig mogelijk zal beantwoorden.
Het College wilde ook de Noord-Zuidlijn verzekeren vanwege de afspraak dat dat
zou moeten gebeuren, en heeft vooraf natuurlijk alle risicos ingeschat.
Het College heeft dus alles op alles gezet om op de verzekeringsmarkt als
vrager een goede polis en een goede prijs te krijgen. Het valt simpelweg te
constateren dat dat niet waar blijkt te zijn. Men heeft geen goede polis en ook
geen goede prijs.
De commissie heeft kunnen lezen dat er een inschrijving voor 85 procent is op
die polis, dat het daarmee gemoeide bedrag in totaal 46 miljoen euro bedraagt
en dat er in de kleine lettertjes nogal wat staat. Van dat beeld wordt niemand
vrolijk en dus ook het College niet.
Het College heeft vervolgens gekeken naar het risico. De drie scenarios
zijn niet bedoeld om te schetsen hoe het zal zijn want niets is zo
lastig als de toekomst voorspellen maar om voor de commissie en voor het
College zelf inzichtelijk te maken wat de risicos zijn. Dat is dus niet
de waarheid; het is niet voorspellen wat er tot 2011 gebeurt in deze stad. Het
College heeft geprobeerd met het eerste scenario, op basis van de
ervaringscijfers van grote projecten in Nederland, aan te geven wat daar is
gebeurd, ter lering en als benchmark.
Het tweede scenario is eigenlijk scenario één plus een groot
schadegeval, in de zin van dit hebben wij geleerd van het verleden, maar
wij kunnen er nog wat bovenop zetten en wat betekent dat dan?
In het derde scenario is het College de lijn van noord tot zuid langsgelopen en
heeft het bekeken welke risicovolle elementen in de Noord-Zuidlijn zitten. Dat
heeft men opgeschreven, met een bepaalde bandbreedte. Dat is uitgerekend, en
daar komt het totaalplaatje uit.
Daarbovenop is de second opinion van beide scenarios gekomen, waarbij ook
met eigen informatie is gekeken hoe het nu met de Noord-Zuidlijn gesteld is.
Daarvan is de conclusie dat het meest waarschijnlijke een bedrag van 22 tot 25
miljoen euro aan schade zal zijn. Mw. Meijer
vraagt de wethouder naar scenario vier, de stekker eruit. De wethouder
antwoordt dat scenario vier niet het in beeld brengen van de risicos is;
Mw. Meijer vraagt gewoon om het stopzetten van de Noord-Zuidlijn en wil weten
wat dat kost. Die vraag zal het College beantwoorden, maar dit is geen
onderdeel van de drie scenarios. Mw. Meijer
vraagt wanneer zij dit antwoord krijgt. Het is haar de vorige vergadering
toegezegd. Als de Raad netjes naast elkaar wil zetten wat het een kost en wat
het ander kan gaan kosten, hoort deze optie er ook bij. De wethouder
meent dat wethouder Dales rond 9 oktober 2002 daarop al eens eerder een
antwoord op heeft gegeven. Hij zal dit nazoeken en nagaan wat er intussen
gebeurd is. Het College zal de commissie een bedrag leveren voor de
raadsvergadering van 7 mei a.s. Dhr. H.H.G. Bakker
herinnert eraan dat vandaag al enkele keren is gezegd dat wethouder Dales met
de kennis van nu op dat moment andere antwoorden zou hebben gegeven dan
wethouder Van der Horst nu geeft. De wethouder
stelt voor dat hij de antwoorden netjes op schrift zal zetten voor de
raadsvergadering van 7 mei a.s. opdat de raadsleden hun eigen afweging kunnen
maken. Het is echter helder dat College niet op die toer zit omdat het wil
doorgaan met de Noord-Zuidlijn. Vandaar dat het dit stuk aan de commissie heeft
voorgelegd. Dhr. Paquay
constateert dat dit nu de tweede toezegging van de wethouder op dit punt is.
Hij is benieuwd hoe lang de wethouder toezeggingen zal doen zonder die na te
komen. De wethouder
antwoordt dat het soms enige tijd vergt om de commissie informatie op schrift
te leveren. Hij herinnert aan de discussie over de doorlooptijd van de
commissie. De eerstvolgende commissievergadering is over zes weken, helaas maar
waar. Hij herhaalt dat de commissie alle informatie krijgt voor de
raadsvergadering van 7 mei a.s. Hij vindt dat de gemeenteraad van Amsterdam
alle ins en outs moet kennen van de raadsvoordracht die nu voorligt, zodat deze
zijn afweging kan maken. Dat is niet meer dan logisch. Dhr. Flos
vindt het op zichzelf prima, het stekker eruit-scenario in kaart
te brengen, maar dan ook alles niet alleen de financiële
consequenties, maar ook de consequenties als men de lijn niet aanlegt. Hij wil
dan ook weten wat dit voor de gemeente Amsterdam betekent in het jaar 2011, bij
voorbeeld wat vervoersproblemen betreft. De wethouder
wijst er aan het adres van de SP-fractie op dat het College hierover niet een
heel boekwerk zal maken, maar een korte beantwoording. Hij benadrukt dat het
College niet op de toer zit dat het serieus overweegt de Noord-Zuidlijn te
stoppen of te vertragen. Het College heeft juist deze voordracht hier liggen
omdat het door wil met de Noord-Zuidlijn. Mw. Bruines
reageert op de opmerking van de wethouder dat men erop is uitgekomen dat een
bedrag van 22 tot 25 miljoen euro aan schade realistisch te noemen is. Zij
meent dat de discussie erover gaat in hoeverre men dat inderdaad realistisch
kan noemen. Als men alleen al de second opinion van ABN AMRO leest, ziet men
dat er nog veel onzekerheden in het hele verhaal zitten. Zij vraagt de
wethouder uit te leggen waarom hij dit realistisch vindt. De wethouder
antwoordt dat het College niets liever wil dan de zaak voor de Raad
transparant maken. Vandaar die drie scenarios en de second opinions. Wat
hem betreft, mogen er nog weer allerlei andere lijstjes gemaakt worden. Het
gaat erom dat zowel het College als de gemeenteraad van Amsterdam moet afwegen
wat aan de ene kant de verzekeringspremie en wat aan de andere kant het risico
is, en wat dit financieel betekent voor de gemeente Amsterdam.
Hij stelt zich voor dat 45 raadsleden daar ook weer allerlei andere ideëen
over hebben. De één legt de lat misschien bij 30 miljoen, de
ander bij 130 miljoen euro. Het gaat erom dat het College de Raad het inzicht
geeft in de risicos. Het grote probleem is dat niemand die risicos
kan voorspellen. Pas in 2011 zal duidelijk zijn hoe het is gelopen met de
Noord-Zuidlijn, maar het is helder dat men nu een besluit moet nemen. Het enige
wat men kan doen, is met zoveel mogelijk deskundigheid eromheen georganiseerd
aangeven wat op dit moment de best educated guess is.
Een groot aantal commissieleden heeft gevraagd naar de financiële
situatie. In reactie daarop geeft de wethouder voor de helderheid weer wat het
College voorstelt, zonder dat dit overigens tot in detail is uitgewerkt. Het
voorstel van het College houdt in dat de gemeente zichzelf verzekert. In de
kern gaat het erom wie het risico afdekt. Bij een verzekering legt men het
risico neer bij de verzekeraar, even los van de kleine lettertjes in de
polissen. Dan gaat men ervan uit dat de verzekeraar dat regelt. Wanneer men dat
zelf doet, moet men ervoor zorgen dat men inzicht heeft in de risicos
zie scenarios en second opinions en moet men de zaak
financieel gaan organiseren.
Het College stelt voor, het bedrag van 22 miljoen euro dat op de begroting van
de Noord-Zuidlijn staat in ieder geval te reserveren voor de mogelijke
schaderisicos die zich zullen voordoen, en ook voor de kosten van de
organisatie bij voorbeeld van het schadebureau en van het
risicomanagement die uit die 22 miljoen euro worden gedekt. Dat is geld
dat nu gewoon op de begroting staat en is dus beschikbaar, want op 9 oktober
jl. heeft men kunnen zien dat oorspronkelijk 7 miljoen euro geraamd was voor de
verzekeringspremie, maar op dat moment had men al het inzicht dat de
verzekeringspremies fors opliepen en dat 10 tot 15 miljoen euro in het
risicofonds van de Noord-Zuidlijn is gereserveerd. Daarmee komt men op die
ongeveer 22 miljoen euro uit. Het College stelt dus voor, die 22 miljoen euro
beschikbaar te hebben en te houden voor de risicos van de Noord-Zuidlijn.
Wanneer men er iets bovenuit komt of wanneer de Raad, c.q. het College, zegt
zich te willen indekken voor de risicos - afhankelijk van bij welk
scenario men de lat legt zijn er twee mogelijkheden. De eerste is meer
geld binnen de begroting voor de Noord-Zuidlijn vrij te maken voor het afdekken
van de risicos, met andere woorden, binnen het risicofonds van de
Noord-Zuidlijn reserveert men niet plus 15 miljoen, maar plus 20 of plus 30
miljoen euro. Dan moet het er natuurlijk wel in zitten, want het risicofonds is
bedoeld om meerdere risicos af te dekken, niet alleen voor de
schadegevallen maar ook bijvoorbeeld voor de verschillen van de aanbestedingen.
Men zal en dat gebeurt ook, zoals men natuurlijk al heeft afgesproken -
eens in de zoveel tijd moeten actualiseren wat voor risicos men loopt.
Die kan men dan naar boven of naar beneden bijstellen. Valt de aanbesteding van
een contract mee, dan heeft men een meevaller en kan men dat in het
risicoprofiel wegstrepen, want dat is dan al gebeurd. Bij een meevaller kan men
het risicofonds van de Noord-Zuidlijn verhogen. Heeft men een tegenvaller, dan
komt die ten laste van het risicofonds van de Noord-Zuidlijn. Men heeft immers
afgesproken dat het budget voor de Noord-Zuidlijn het budget is waar in
principe alles uit moet worden gedekt. Mw. Van Oudenallen
merkt op dat die 45 miljoen euro staat tegenover een bedrag als alle schades
zouden worden geclaimd. Nu doet de wethouder net of hij eruit is als hij 45
miljoen euro apart houdt, maar 45 miljoen verzekeren betekent naar haar mening
dat men 150 miljoen zou kunnen terugkrijgen als alles fout zou gaan. De
wethouder
spreekt dit tegen. Dit is nu juist het probleem. Hij rond de financiële
beantwoording af. Het principe is dat binnen de begroting voor de
Noord-Zuidlijn de risico's worden opgevangen. Als die risicos de
draagkracht van de begroting voor de Noord-Zuidlijn te boven gaan, heeft men in
Amsterdam het weerstandsvermogen. De situatie is niet anders dan bij vele
andere projecten, waar een post onvoorzien in zit. Als de kosten daarboven
komen, wordt er gemeentebreed aangeslagen. De gemeenteraad zal er dus ook een
oordeel over moeten geven of het gereserveerde geld binnen de Noord-Zuidlijn
van 22 miljoen euro, of een ander bedrag in de loop der tijd - voldoende
is, dan wel of men ook in het weerstandsvermogen van de gemeente Amsterdam nog
een extra dotatie zou moeten doen.
Als de Raad van oordeel is, op basis van de scenarios en de second
opinions, dat het meest waarschijnlijke risico 42 miljoen euro is, staat er 22
miljoen euro op de begroting voor de Noord-Zuidlijn en zou er dus 20 miljoen
euro ten laste van het weerstandsmogen moeten komen op het moment dat de
situatie zich voordoet. Dan komt men, net zo goed als bij alle andere
risicos, op de vraag of men dat verschil van 20 miljoen euro dan ook op
de plank moet hebben liggen voor het geval dat zich dat voordoet, dan wel of
men een bepaald percentage daarvan reserveert. De Raad kent die discussie. Zo
is bij de Megabanenmarkt gezegd dat men een risico loopt, dat men meldde bij de
risicoparagraaf, maar heeft dit niet geleid tot verhoging van het
weerstandsvermogen van de gemeente Amsterdam. De Raad was toen van oordeel dat
men dit binnen de 80 miljoen die ervoor stonden kon opvangen. Dhr.
Paquay vraagt of de Megabanenmarkt ook een risicovol project was. De
wethouder
bevestigt dit. Overigens Is de Megabanenmarkt nog voor het introduceren van
het dynamisch weerstandsvermogen van start gegaan. Nu is afgesproken dat men
als zich een risico voordoet dat men meldt bij de risicoparagraaf ook van het
bedrag moet storten ofwel storten in het weerstandsvermogen. Dat doet men bij
het vaststellen van de jaarrekening. Vandaar dat men na de vaststelling op 7
mei a.s. en het oordeel van de gemeenteraad waar deze de lat legt een discussie
zal krijgen bij het vaststellen van de jaarrekening over de vraag of het nodig
is een extra dotatie in het weerstandsvermogen te doen en zo ja, voor welk
bedrag.
Op de vraag of het hoge risico van de Noord-Zuidlijn direct te vertalen is in
de premie antwoordt de wethouder dat het College van mening is dat dat deels
wel, deels niet het geval is. Hierover zijn veel vragen gesteld. Natuurlijk
heeft de Noord-Zuidlijn een hoog risicoprofiel. Dat moet men natuurlijk wel
relatief zien. Het is een groot, langdurig en ingewikkeld project. Afgezet
tegen de aanleg van een fietspad is het helder dat de Noord-Zuidlijn een ander
risicoprofiel heeft dan een ander infrastructuurproject. Vandaar dat het
oordeel is dat de Noord-Zuidlijn een hoog risicoprofiel heeft. Dus is de premie
hoog. Daarop had het College ook geanticipeerd. Vandaar dat men op 22 miljoen
euro in de raadsvoordracht van 9 oktober 2002 uitkwam.
Er is echter ook wel degelijk iets anders aan de hand. Mw. Dalm
wijst erop dat er 7 miljoen euro op de begroting staat, terwijl 15 miljoen
euro is toegevoegd aan het risicofonds, niet alleen maar vanwege de
verzekeringen. Toen was er met name discussie over het feit dat de
aanbestedingen veel duurder waren. De wethouder neemt die 15 miljoen nu prettig
bij de verzekeringen, maar zij zitten in het algemene risicofonds van de
Noord-Zuidlijn. Ook bij de aanbestedingen over de contracten die nog moeten
komen is de kans heel groot dat zij duurder zullen worden, dus die 15 miljoen
kan men er niet zomaar bij nemen. Er is 7 miljoen opgenomen voor verzekeringen,
en 15 miljoen voor het risicofonds in verband met stijgende bouwkosten,
aannemerscontracten en allerlei andere risicos dan alleen schade door
verzekeringen. De wethouder
antwoordt dat Mw. Dalm helemaal gelijk heeft maar het dan ook goed moet
weergeven. In het risicofonds zit geld en binnen dat fonds is 15 miljoen
gereserveerd voor de verzekeringspremies. Vandaar dat toen al is gekeken naar
de verzekeringsmarkt en dat toen al is gedacht dat het bedrag van 7 miljoen te
laag was, want dat was nog gebaseerd op een bedrag dat veel eerder in de markt
bekend was. Toen had men gezamenlijk dus al het idee dat het nog wel eens 22
miljoen zou kunnen worden.
De Noord-Zuidlijn heeft dus een hoog risicoprofiel, want het is een ingewikkeld
project, en dus ook een hogere prijs voor de premie, maar er is wel degelijk
ook iets aan de hand in de verzekeringsmarkt. Niemand kan precies omschrijven
wat er in die verzekeringsmarkt gebeurt, maar wij hebben zeer veel aanwijzingen
dat er meer wordt gevraagd dan nodig zou zijn. Dan druk ik mij nog voorzichtig
uit. Wij hebben hier ook naar gekeken bij andere verzekeraars en bij andere
projecten die verzekerd zijn. Mw. Dalm
vraagt waarom het College dan vier maanden heeft gewacht met het uitnodigen
van die verzekeraars. De wethouder
antwoordt dat dit een misverstand is en dat het College doorlopend in gesprek
is geweest met de verzekeraars en vooral met de herverzekeraars. Het heeft nog
een extra inspanning gedaan in de ambtswoning van de burgemeester door heel
duidelijk uit te leggen wat het risico van de Noord-Zuidlijn is, omdat de
risicoperceptie dat is ook te zien in de second opinion veel
hoger was dan dit naar het oordeel van het College feitelijk is. Het College
heeft daarom geprobeerd, dit probleem met goede communicatie op te lossen en
daarmee de premies omlaag te krijgen. Dhr. H.H.G. Bakker
merkt op dat het College de verzekeraars op die avond desondanks niet heeft
kunnen overtuigen. Hij vraagt hoe de wethouder erbij komt dat zijn woorden op
waarheid berusten, dus dat de risicos wel meevallen, terwijl de mensen
die geld kunnen en moeten verdienen met verzekeringen daar geen trek in hebben.
Het verhaal over 11 september vindt hij een goedkoop verhaal, want zijn
huisverzekering is ook niet duurder geworden door 11 september. De
wethouder
antwoordt dat het probleem is dat er een beperkt aantal aanbieders is op deze
markt, die dus ook kunnen vragen. Het is een aanbiedersmarkt en geen
vraagmarkt. Dat geldt ook in de scheepvaart en de luchtvaart. Degenen die iets
moeten verzekeren in de wereld, hebben dan de premie ook maar te slikken. Dat
geldt ook de kleine winkelier in den lande, die heeft kunnen constateren dat de
verzekeringspremies de laatste tijd fors omhoog zijn gegaan. Dat is natuurlijk
niet alleen toe te schrijven aan 11 september, maar de markt in algemene zin
is wel verslechterd, niet alleen wat de premies maar ook wat het juridische
getouwtrek betreft.
Als voorbeeld verwijst hij naar het kabinetstuk over de benchmark met de andere
projecten. Bij iedere claim die is neergelegd bij een verzekeringsbedrijf is
er een ellenlang juridisch getouwtrek over de hoogte van de schadeuitkering.
Zelfs bij de Twin Towers is de vraag gerezen of het gaat om één
of om twee schade-evenementen. Bij één is de maximale uitkering
3,5 miljard dollar, bij twee is dat tweemaal dat bedrag, en moeten de
verzekeraars meer betalen. Dhr. Marres
(orde) stelt voor deze vergadering ook na 12.00 uur voort te zetten en in
ieder geval een tweede termijn te houden. De voorzitter
stelt voor tot 12.15 uur te vergaderen. Mw. Kalt
stelt voor nog een commissievergadering in te lassen om deze materie
behoorlijk te bespreken, in ieder geval voor een raadsvergadering; dat hoeft
niet de Raad van 7 mei a.s. te zijn. De voorzitter
raadpleegt de commissie hierover. Dhr. Manuel
meent dat 12.00 uur een goede tijd is om te stoppen. Een extra
commissievergadering voor de tweede termijn is wellicht een goed voorstel.
Dhr. Paquay
voegt een materieel argument toe voor die extra commissievergadering. De
informatie die de commissie nu bespreekt is voor haar kort dag geweest, maar
vooral voor de burgers, die al helemaal geen kans hebben gehad om ernaar te
kijken en er iets over te zeggen. Ook zij moeten de mogelijkheden krijgen er
nog iets over te zeggen in commissieverband. Dhr. Flos
vraagt of het dan reëel is, nog vóór 7 mei a.s. een
commissievergadering te houden, dan wel of de raadsvergadering later kan
plaatsvinden zodat men op die dag een extra commissievergadering kan houden.
De wethouder
antwoordt dat de grote werkzaamheden beginnen in juni a.s. en dat de huidige
verzekering is verlengd tot 1 juni a.s. Wat dat betreft is er ruimte tot 1 juni
a.s. Als de gemeenteraad tot een ander oordeel zou komen en het College een
opdracht zou meegeven, zal dit daar iets mee moeten doen. Het wordt dan lastig
als de Raad de dag vóór 1 juni vergadert. Dhr. Marres
stelt voor, de volgende commissievergadering op woensdag 7 mei a.s. te houden
op dezelfde tijd als deze. De Raad hoeft dan niet door te gaan. Dhr.
Bijlsma
meent dat men elkaar dan in problemen brengt. Hij voelt daar niets voor. Hij
steunt het voorstel van Mw. Kalt voor een tweede termijn van de commissie. Dan
hebben de insprekers ook nog de mogelijkheid, de commissie na lezing van het
stuk extra informatie aan te dragen. De voorzitter
constateert dat men een tweede commissievergadering zal beleggen. Mw.
Kalt
meent dat een extra raadsvergadering op een avond ook mogelijk zou zijn.
Mw. Bruines
stelt voor dit na deze vergadering in de Commissie Werkwijze te bespreken.
De voorzitter
geeft het woord aan de wethouder voor het vervolg van de beantwoording.
Vervolg beantwoording Dhr. H.H.G. Bakker
heeft eerder aangegeven dat de gemeente zichzelf in de problemen heeft
gemanoeuvreerd. De verzekeraars hebben handig gewacht op het go-besluit. Daarna
kon de gemeente geen kant meer op. De verzekeraars kunnen vragen wat zij
willen. Dat heeft dhr. Bakker de wethouder destijds al gezegd. Mw.
Meijer
reageert op de opmerking van de wethouder dat in de verzekeringsmarkt meer
wordt gevraagd dan nodig is. Als de vraag wegvalt, wordt het aanbod groter of
wordt de prijs lager. Zij vraagt of de wethouder enige idicatie heeft dat de
verzekeringspremies omlaag kunnen gaan, ook omdat bij voorbeld de oorlog in
Irak al is afgelopen. De wethouder
antwoordt dat het probleem nu juist is dat men geen idee heeft hoe die premies
zich ontwikkelen, maar dat men hiermee geconfronteerd wordt op het moment dat
er een aanbieding ligt. Als men dit allemaal vooraf had geweten, zou men
natuurlijk een heel ander debat hebben gevoerd op 9 oktober jl. De gemeente zal
voor een deel moeten afwachten hoe die markt zich ontwikkelt. Sturen is er
niet bij.
Het was natuurlijk helder dat de Noord-Zuidlijn voor het go-besluit niet
verzekerd kon worden. Daar is nu juist een uitgebreid debat over geweest. Dat
was ook de lastige positie waarin de gemeente Amsterdam verkeert als het gaat
om inkoopmacht. De wethouder antwoordt dhr. Bijlsma op zijn vraag of die motie
er nu toe heeft geleid dat de gemeente een slechte onderhandelingspositie heeft
gekregen. De motie heeft daar op zichzelf niet toe geleid, maar wel is het
helder dat de gemeente Amsterdam als vragende partij een zwakke positie heeft
op een verzekeringsmarkt waar de aanbieder de baas is. Dat geldt niet alleen
voor de gemeente Amsterdam, maar voor zeer velen. De scheepvaart- en de
luchtvaartmaatschappijen hebben er geweldig veel last van op dit moment dat de
verzekeraars kunnen voorschrijven wat de prijs is. In dat opzicht is de
marktwerking er natuurlijk altijd, maar die moet men dan ook in de tijd zien.
Hij zal nog uitgebreid ingaan op de vraag van dhr. Flos naar de tabel met het
verschil tussen 9 oktober jl. en nu en de kleine lettertjes van de
verzekeringspolis. Iedereen kent die privé ook wel. Er is ook helemaal
niet op 9 oktober jl. vanuit het College geroepen dat alles verzekerbaar is en
dat er geen kleine lettertjes zijn. Natuurlijk werkt het zo niet. Iedereen weet
dat er in een verzekeringspolis voorwaarden staan waaronder iets wel of niet
kan. De wethouder zal de commissie schriftelijk aangeven wat dit betekent voor
een polis. Dit gaat verder dan alleen een act of God. Een aantal sprekers hier
heeft al gezegd dat de niet-materiële vervolgschade een van de problemen
is, omdat die in de regel niet wordt gedekt in een polis. Dat wil niet zeggen
dat het geen risico is. Natuurlijk is het een risico als de NS twee dagen niet
zou kunnen rijden en natuurlijk kan de gemeente Amsterdam dan een claim
verwachten van de Nederlandse Spoorwegen, maar dat is verzekerd of niet
niet te dekken uit een verzekering. De wethouder zal dit duidelijk in
beeld brengen aan de hand van een aantal voorbeelden.
De wethouder gaat in op de vraag of er een alternatief is tussen wel en niet
verzekeren, namelijk deels verzekeren. Dat alternatief is er in ieder geval
theoretisch. Men zou de verzekeringsmarkt kunnen betreden en alleen maar een
deel van de Noord-Zuidlijn verzekeren. Dat betekent dat de gemeente gesprekken
moet openen met de verzekeraars, waarvan de wethouder op dit moment de uitkomst
nog niet weet. De commissie moet zich wel voorstellen dat dit op voorhand niet
veel aan de zaak zelf verandert, omdat de verhouding tussen premie en risico
er zeer waarschijnlijk niet anders op wordt. Met andere woorden, als er nu 46
miljoen euro aan premieaanbod ligt en men zou 10 procent verzekeren, dan blijft
de verhouding zeer waarschijnlijk 4,6 miljoen ten opzichte van het risico. Als
men een deel verzekert het moeilijkste deel, is al vanuit de commissie
gezegd moet men niet verwachten dat de premies opeens relatief
spectaculair zullen dalen.
Dhr. Bijlsma heeft gevraagd naar een onafhankelijk schadebureau. Men spreekt in
dit verband ook over het huidige schadebureau, dat dan zou moeten worden
uitgebreid om voldoende expertise te organiseren. Die expertise heeft men deels
in huis en zal deels moeten worden aangetrokken.
Verder is gevraagd of de gemeente gezien de verzekeringsmarkt niet zelf iets
zou kunnen doen. Dat heet een onderlinge verzekering. Die bestaat al heel lang.
De gemeente kan zijn licht opsteken in den lande, bijvoorbeeld bij de vier
grote steden of samen met het Rijk. Men moet wel bedenken dat dit betrekkelijk
nieuw is en dat de collega-gemeenten kijken of Amsterdam in dit opzicht een
trend zet. Als Amsterdam ervoor kiest zichzelf te verzekeren, kan dit betekenen
dat andere gemeenten zullen aanhaken. Dat is op voorhand moeilijk in te
schatten. Dat zal ook het raadsdebat en het besluit moeten uitwijzen. In ieder
geval is wel helder in contacten met het Rijk dat dit grote projecten deels ook
niet en deels wel verzekert en uitspreekt dat risico zelf wel aan te kunnen.
De voorzitter
wijst erop dat een datum voor de tweede termijn aan de commissie voorgelegd
vóór 7 mei a.s. De wethouder
antwoordt dhr. Manuel op zijn vraag naar het verloop van de verzekeringspolis.
Er zijn hoofdverzekeraars en herverzekeraars. Dat verklaart ook het percentage
van de dekking, dat is opgelopen. Tijdens de laatste commissievergadering
stond de teller nog op 72,5 procent, inmiddels is die blijven steken op 85
procent. De hoofdverzekeraar spreekt uit welk project hij wil aanpakken, waarna
herverzekeraars komen inschrijven op een polis.
Bij Mw. Dalm is de wethouder de weg totaal kwijt, waar zij zegt dat de gemeente
Amsterdam als deze niet zou verzekeren zou proberen alle risicos af te
schuiven op aannemers, burgers, ondernemers of wie ook in de stad, en waar zij
wil organiseren dat deze partijen worden ondersteund in hun juridisch gevecht
met de gemeente. Zij moet de vraag maar eens beantwoorden of de verzekeraar dit
niet zelf ook zou doen. Als de gemeente een verzekeringspolis heeft, komt er
een claim binnen bij de gemeente Amsterdam. Die gaat dan natuurlijk linea recta
naar de verzekeringsmaatschappij. De wethouder weet niet beter dan dat het
eerste wat een verzekeraar doet is proberen zoveel mogelijk zaken buiten de
polis te houden en de schadeclaim zoveel mogelijk af te wijzen. Met andere
woorden, of men nu wel of niet verzekerd is, er ontstaat altijd een discussie
over de hoogte van de claim. Amsterdam zal natuurlijk streng bekijken of een
claim terecht is. Als er een verzekering is, zal de verzekeraar hetzelfde doen
en proberen het uit te keren schadebedrag te minimaliseren. De
voorzitter
constateert dat de tweede termijn plaatsvindt in een tweede vergadering,
waarvoor de commissie een datum zal worden voorgelegd. Dhr. Marres
vraagt of de commissie alle antwoorden en stukken ook digitaal toegezonden kan
krijgen. De voorzitter schorst de vergadering om 12.03 uur.
|