Middagzitting op woensdag 10 december 2003.
Voorzitter: mr. M.J. Cohen,
burgemeester
, alsmede het raadslid drs. A. Bijlsma,
plv. voorzitter
Raadsgriffier: drs. A. van der Neut,
plv. griffier.
De
VOORZITTER:
Hierbij open ik de vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam. Ik deel u
mede dat de Commissie voor de Werkwijze heeft besloten dat deze vergadering uit
drie dagdelen zal bestaan. Vanmiddag zal wethouder Oudkerk ons verlaten, omdat
hij andere bezigheden heeft. Wethouder Belliot zal er vanmiddag niet zijn.
Wethouder Stadig zal er vanavond niet zijn. Vanmiddag proberen wij de eerste
ronde van de begroting te houden. Vanavond zal het College antwoorden. Er is
bericht van verhindering van mevrouw Van Pinxteren ontvangen.
Op 22 november 2003 is de heer Evert van der Wall overleden. Hij was voorzitter
van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer. Hij bekleedde die functie nog maar
kort; te kort voor zijn eigen gevoel. Het was voor hem de bekroning voor zijn
jarenlange betrokkenheid bij Amsterdam en zijn inzet voor het gemeentebestuur
van onze stad. Die betrokkenheid en inzet gaan terug tot het midden van de
jaren zeventig. Vanaf 1976 was hij voor de PvdA-fractie lid van de
Gemeenteraad. Hij was wethouder van 1997 tot 1982 en had de portefeuille
Onderwijs en Jeugdbeleid.
Het was een periode, zoals wij ons allen herinneren, met veel spanningen in
politiek Amsterdam. Toen al viel Everts gave op om met tegenstellingen om te
gaan. Hij was een optimist en had het vermogen te verzoenen, gewoon door wie
hij was. Hij stond meer boven de partijen dan dat hij een van de partijen was.
Zijn stijl was nooit polariserend, maar altijd oplossingsgericht. Evert was een
aardige, bescheiden en integere bestuurder, in de beste sociaal democratische
traditie van deze stad. Een traditie, waarin sociaal engagement altijd hand in
hand gaat met politieke haalbaarheid. In zijn afscheidsrede in de Gemeenteraad
van Amsterdam op 15 april 1987 blikte Evert terug op die veelbewogen tijd. Hij
zei onder meer: 'Toen ik wethouder was, veranderde ik van een abstract,
theoretisch ondersteuner van ideeën achter de binnengemeentelijke
decentralisatie in een overtuigd voorstander daarvan. Het invoeren van lokaal
bestuur in Amsterdam is ingrijpender voor de stad dan de aanleg van de metro.
De meeste klachten over ons als stadsbestuur gaan over de manier waarop de stad
wordt beheerd. Van hondenpoep tot graffiti, van een schoolbestuur voor het
openbaar onderwijs tot het bestrijden van de kleine criminaliteit, het
foutparkeren incluis. De organisatie daarvan toesnijden op lokale schaal, is
een operatie die naar mijn idee zeer ingrijpend is en die de stedelijke
samenleving in hoge mate kan beïnvloeden en zelfs op haar kop kan zetten,
naar ik hoop ten goede.'
Evert van der Wall heeft zijn betrokkenheid bij de stad en haar bewoners, de
politiek en het bestuur en zijn talent om mensen bijeen te brengen uiteindelijk
zien samenkomen toen hij werd gekozen als voorzitter van het stadsdeel
Oost/Watergraafsmeer. Een functie die hem op het lijf was geschreven. De
wetenschap dat hij aan het einde van zijn te korte leven zijn bestemming had
gevonden, is troostrijk en verdrietig tegelijkertijd.
Wij zullen de herinnering aan deze aardige collega-bestuurder koesteren en ik
verzoek u met mij staande enige ogenblikken stilte in acht te nemen.
De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.
De VOORZITTER: Vandaag is het de laatste raadvergadering van mevrouw Dalm. Zij
zal vanaf 1 januari 2004 weer gewoon Amsterdams burger zijn en de Raad op
afstand blijven volgen. Zo schrijft zij dit zelf in haar ontslagbrief. Zoals
wij ons allen nog goed kunnen herinneren, heeft Vera Dalm zich beziggehouden
met het besluit over de aanleg van de Noord-Zuidlijn, de breedtesport en met
milieubeleid. Het laatste was haar specialisme en in verband daarmee kan zij
tot haar spijt het raadswerk niet langer combineren met haar drukke functie in
de directie van Milieudefensie. Zij realiseert zich dat haar periode als
raadslid veel te kort is geweest, maar hoofd- en nevenfunctie verdragen elkaar
qua tijdsinvestering én inhoudelijk onvoldoende.
Graag wens ik haar succes in haar nevenfunctie; haar hoofdfunctie was immers
raadslid. Als afscheid overhandig ik haar een sieraad en voeg daaraan toe: het
ga je goed!
(Applaus)
De Burgemeester overhandigt mevrouw Dalm een boeket en een sieraad.
Mevr.
DALM:
Beste collega's. Twintig maanden is inderdaad heel kort. Ik zou wel twintig
dingen willen zeggen, maar dat kan niet. Ik beperk mij daarom tot drie
onderwerpen: het milieubeleid, de politieke cultuur en de wijze waarop ik vind
dat politiek moet worden bedreven. Ik begin met een gedicht van mijn favoriete
dichter Herman de Coninck over de nulgroei.
'Rond 19.00 uur lijkt de autosnelwegverlichting een beetje op de politiek.
Nog niet helemaal klaar, maar dat komt omdat het nog niet helemaal donker is,
denk ik, terwijl ik verstrooid mijn afrit voorbij rijd.
Zoiets moet economische nulgroei dan weer wezen; merken dat je een kilometer te
ver zit, maar toch nog twintig kilometer verder moeten rijden voor je een
afrit vindt.'
De Coninck vat de essentie van het milieubeleid samen. Merken dat je te ver
zit, maar toch nog weer verder rijden voor je die afrit neemt en iets anders
gaat doen. Hij illustreert daarmee op een voortreffelijke manier het
voorzorgprincipe waarover milieubeleid gaat. Ik meen dat je dat terugziet in
Amsterdam. Het gaat best aardig in Amsterdam wat het milieubeleid betreft, maar
wij gaan ook te ver. Wij menen dat het zo is geregeld dat wij niets meer
hoeven te doen, maar dat is niet zo. Wij hebben in de commissie voor Milieu,
Openbare Ruimte en Groen, Sport en Recreatie en Bedrijven het milieubeleid
besproken en geconstateerd dat het best aardig gaat, maar als wij zo doorgaan,
zullen de problemen weer opduiken. Dat vraagt om maatregelen. Je moet niet
verstrooid die afrit voorbijrijden tot je een volgende afrit vindt. Misschien
is het beter om op te letten waar die afrit is. Laat daarbij enkele typische
stokpaardjes vallen. Ik denk aan het parkeerbeleid. Iedereen weet dat het goed
gaat met Amsterdam en dat de binnenstad goed bereikbaar en prettiger leefbaar
is. Toch blijft iedereen zich maar afvragen of er wel genoeg parkeerplaatsen
zijn. Laat dat soort principes toch eens vallen. Milieubeleid is niet alleen
dweilen, maar ook op tijd de kraan dichtdraaien. Weet waar je over tien jaar
wilt zijn. Bij mijn afscheid op 5 januari 2004 ga ik hier verder op in. Bij
deze nodig ik iedereen van harte uit aanwezig te zijn.
Mijn tweede onderwerp is de politieke cultuur die hier heerst. Ik ben daar
eerlijk gezegd wat verbaasd over. Ik vind dat er enigszins hautain gedrag in de
Raad wordt vertoond, helaas onder andere door het College. Ik mocht twee
begrotingen meemaken en zag letterlijk dezelfde moties voorbij komen. Eenmaal
aangenomen betekent kennelijk niet dat een motie ook wordt uitgevoerd. Dat is
geen goede zaak. Ik heb het niet over het dualisme, want ik heb geen idee wat
dat is. Ik vind dat er teveel wordt genegeerd wat in de Raad wordt besloten.
Dat geldt ook voor de informatievoorziening. De stukken waar 'vertrouwelijk' op
staat, vind ik veel te veel. Tegen mijn fractie heb ik gezegd dat ik niet meer
reageer op agendapunten waar 'vertrouwelijk' op staat. Het is onzin om dat te
willen.
Het derde punt dat mij is opgevallen is de omgang met de burgers. Bij de
referenda, waarbij ik zelf betrokken ben geweest, doet de gemeente allerlei
beloften, maar komt die vervolgens niet na. Bij IJburg hoefde geen
milieumaatregelen worden getroffen. Bij de Noord-Zuidlijn waren de
financiën onderdeel van het debat, maar vielen veel hoger uit. De Raad en
het College moeten dan ook niet beledigd zijn als burgers bij een volgend
referendum tegen stemmen, want dat hebben zij zelf opgeroepen. De
collegepartijen illustreren soms het spreekwoord 'Blaffende honden bijten
niet.' Het kan echter geen kwaad af en toe eens een hap te nemen.
Ik heb het allemaal met plezier gadegeslagen en ik heb het overleefd dankzij
mijn fractie. Daar zitten zeer goede mensen in, deskundig, ongelooflijk
betrokken, vrolijk en gezellig. Janine van Pinxteren is thuis en kan er helaas
niet bij zijn. Zij was mijn maatje wat inhoud in de fractie betreft. Wees
zuinig op deze fractie. Voor je het weet gaat er weer iemand weg.
Als laatste ga ik in op de stijl van politiek bedrijven, waarvan ik vind dat je
die als politicus zou moeten hebben. Dat demonstreer ik aan de hand van een
verhaaltje. Het komt uit India, waar mensenrechtenactivisten worden opgeleid om
toeristen te informeren over kinderarbeid. Zij stellen vier vragen aan de
toeristen. De eerste is: Weet je van kinderarbeid? De gemiddelde toerist zegt
daarvan af te weten. De tweede vraag is: Ben je het ermee eens? Daar is de
toerist het niet mee eens. De derde vraag is: Wat doe je ertegen? De toerist
zegt geen producten te kopen waarvan bekend is dat het met kinderarbeid tot
stand is gekomen. De vierde vraag luidt: Kun je meer dan dat doen? Daarmee
wordt de toerist opgeroepen niet alleen passief, maar ook actief in eigen land
iets te doen tegen kinderarbeid. Dat is een mooie metafoor van politiek
bedrijven. Kun je meer doen dan alleen een passieve mening geven? Je moet je
afvragen of je ook zaken daadwerkelijk kunt veranderen. Dat heb ik geprobeerd
met het bedrijven van politiek. Ik probeerde niet alleen een mening te hebben,
maar ging daarmee actief aan de slag. Ik ga dat nu doen op de plek die de
Burgmeester mijn nevenfunctie noemde.
Per 1 januari 2004 wordt Milieudefensie mijn hoofdfunctie. Ik vraag jullie die
prachtige vraagstelling uit India te onthouden:
Weet je ervan,
ben je het ermee eens,
wat doe je ertegen en
kan je nog meer doen
? Met dat laatste wens ik jullie veel succes. Ik heb genoten van de
samenwerking. Ik weet dat ik mezelf een reisje naar Japan door de neus boor;
het is niet anders. Ik hoop dat jullie daar veel plezier zult hebben en zal
jullie op afstand blijven volgen. Veel succes.
(Applaus)
......................................................
..................................................................
...................................
........................
3A
Actualiteit van het raadslid mevr. Van Oudenallen inzake het vertrek van
wethouder Dales als wethouder.
Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Mijnheer de Voorzitter. Ik hoop dat de collegepartijen net zo duidelijk zullen
zijn over deze actualiteit als zij over de vorige actualiteit waren. Ik hoor
woorden als 'de Raad serieus nemen' en ben van mening dat wij het daar
inderdaad over hebben. Het gaat hier niet zozeer over de persoon. Waarom zou je
iemand iets niet gunnen? De Mokum Mobiel-fractie gunt Leeuwarden van harte een
goede burgemeester. Wij hebben het hier echter over het aftreden van een
wethouder. Ik heb hier de tekst van ons debat over de kandidatuur voor een
positie als wethouder. Zoals ik in de commissie al zei, zegt de heer Dales: 'Ik
spreek vandaag in deze Raad uit dat het mijn ambitie is gedurende vier jaar
een uitstekende wethouder van Amsterdam te zijn. Ik ga nu het College in, ik
blijf in het College en wil gewoon vier jaar volmaken.' Zo staan er nog enkele
fantastische uitspraken. De heer Dales wil helemaal niet weg uit Amsterdam. Het
gaat niet om een individuele wethouder met ambities. Het gaat er wel om dat
hier een College zit met blijkbaar verborgen agenda's. Op het moment dat veel
kandidaten uit heel Amsterdam van verschillende fracties wethouder hadden
kunnen worden en vier jaar hadden willen blijven, gebeurt er iets vreemds. Wat
moeten wij daaraan doen? Nu komt het voor het eerst voor, nadat wij allemaal zo
specifiek hebben doorgevraagd. Betekent dat niet dat er sancties moeten worden
opgelegd als een wethouder tussentijds weggaat? Ik kan mij voorstellen dat
bijvoorbeeld de VVD-fractie met een kandidaat komt. Het gaat niet om dit geval.
De VVD-fractie had ooit een kandidaat voor een bepaalde positie. De Raad zou
zich kunnen afvragen of hij geen tegenkandidaat moet stellen. Het zou kunnen
zijn dat wij de andere collegepartijen vragen of zij misschien nog een goede
CDA-wethouder hebben. Ik kan mij bij Financiën voorstellen dat de heer
Asscher naar voren wordt geschoven. Dat zou een fantastische wethouder in
spé zijn. Dat zijn enkele voorbeelden. Je kunt je ook afvragen of een
partij, wiens wethouder zich aan alle kanten heeft gecommitteerd om vier jaar
te blijven, nog wel een kandidaat mag leveren. Mag de oppositie met een leuke
kandidaat komen? Binnen het dualisme mag hij zelfs van buitenaf komen. Er zijn
verschillende uitgangsp
unten. Ik daag mijn collega's uit om te zeggen wat zij daarvan vinden. Dat
geldt zeker voor de fracties van het PvdA, CDA en VVD, maar ook voor de
oppositie. Ik hoop dat de heer Van Poelgeest weer een beetje wakker wordt en
net als zojuist goede punten naar voren brengt.
Ik dien twee moties in. Eén motie is voor alle wethouders en vraagt of
zij een verklaring willen ondertekenen, waarin elk van de leden verklaart niet
te zullen vertrekken voor het einde van hun ambtsperiode in 2006, behalve als
de Raad hen wegstuurt of door verzwaarde privé-omstandigheden.
De tweede motie zegt dat de Raad een tegenkandidaat mag voorstellen, naast de
kandidaat van de partij van de vertrekkende wethouder.
De
VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
14E
Motie van 10 december 2003 van het raadslid Van Oudenallen tot het stellen van
een tegenkandidaat door de Gemeenteraad bij voortijdig vertrek van een
wethouder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 810).
15E
Motie van 10 december 2003 van het raadslid Van Oudenallen inzake een ver
klaring, te ondertekenen door de wethouders dat zij niet zullen vertrekken
vòòr het einde van hun ambtsperiode in 2006 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 811).
De moties worden terstond in behandeling genomen.
Mevr.
VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog.
(De heer
H.H.G. BAKKER:
Naar mijn idee was u de eerste die naar Den Haag wilde. U verwijt het nu de
wethouder. U wilde uw eigen kiezers in Amsterdam in de steek laten. Hoe beziet
u dat?)
U heeft de vorige keer niet opgelet. Toen ik in de kiescommissie voor de
fractie van Mokum Mobiel kwam, liet ik weten dat ik mij het recht voorbehield
binnen een jaar te vertrekken als wij niet twee of meer zetels behaalden. Mijn
kiezers waren daarvan op de hoogte. Dat is het vergelijken van appels met
peren. Ik heb dat een halfjaar geleden ook al verteld.
(De heer
HUFFNAGEL:
Je kunt dat de kiescommissie wel vertellen, maar daarmee weten de kiezers het
nog niet.)
Jawel. Het stond ook in ons verkiezingsprogramma en op onze website.
(De heer
HUFFNAGEL:
U gelooft nog dat mensen verkiezingsprogramma's lezen?)
Ik begrijp dat u uw wethouder wilt verdedigen. Ik ben blij dat u mij belangrijk
vindt als raadslid, maar er zit hier een College dat de burgers van Amsterdam
iets heeft beloofd en in het openbaar heeft gezegd vier jaar te blijven zitten.
U maakt een afleidingsmanoeuvre. Wilt u bij de les blijven?
(De heer
HUFFNAGEL:
Ik ben niet alleen blij met u als gemeenteraadlid, maar ben ook heel benieuwd
hoe u het straks in de Tweede Kamer gaat doen als eerste opvolger van de LPF.)
Ik vraag u nogmaals bij de les te blijven. Het is goed dat u nu alvast als
toekomstig collegelid iemand gaat verdedigen die zomaar weggaat. Het is echter
flauw om af te leiden. Er zitten mensen te luisteren. Zij wensen te weten hoe u
de zaak aanpakt.
(De heer
H.H.G. BAKKER:
Ik wens iets recht te zetten. U zegt dat u het op de website heeft geplaatst. U
heeft zich echter eerst kandidaat gesteld. Pas daarna heeft u uw kiezers
geïnformeerd. Wij hebben uw kiezers hierover moeten informeren.)
U wilt hier graag recht spreken. Het recht zit even daar. Het is prima dat ik
de kop van Jut ben. Maar wilt u hetzelfde bij het College doen? Ik vind het
heel dom dat u als oppositiepartij mij aanvalt, terwijl ik iets anders teweeg
breng.
(De heer
H.H.G. BAKKER: Dat is politiek.)
De heer
VAN POELGEEST:
Mijnheer de Voorzitter. Ik ga niet verder in dit huwelijk stoken. Wethouder
Dales heeft altijd duidelijke teksten. Hij heeft altijd zijn mening klaar en
spaart daarbij vriend noch vijand. Wethouders die eerder vertrokken konden
rekening houden met een straffe berisping van zijn zijde. Nu vertrekt hij zelf.
Hij legt omstandig uit dat hij is gevraagd, net prof. Akkermans.
(De heer
HUFFNAGEL:
Professor Akkermans wordt altijd genoemd; hij is nog nooit gevraagd.)
Dat is waar. De wethouder zegt ook dat hij wijzer is geworden. Dat klinkt als
een excuus. Zo kennen wij hem niet. Waarom zegt hij niet eerlijk dat hij zich
stierlijk verveelt en op zoek is naar een nieuwe uitdaging? Dat is hem gegund.
Dat meen ik echt. Het is wel een beetje snel en dat is niet fraai. Hij vindt
zelf ook dat het wat snel is. Hij moet dat gewoon toegeven.
(Wethouder
DALES: Dat heb ik gedaan. Ook in de media.)
Dat is dan helder. De Telegraaf kopt met grote letters: 'Frits Huffnagel
wordt wethouder voor Financiën.' Om met Freek de Jonge te spreken: 'Dat
zullen wij nog wel eens zien.' Niet dat ik iets tegen hem heb.
Integendeel. Hij is attent, je kunt met hem lachen, het is leuk met hem naar
het café te gaan en buiten de vergadering heeft hij een opvallend groot
relativeringsvermogen. Maar daar gaat het niet om. Hoe staat hij politiek? Hij
vindt de Burgemeester maar slap als het om integratie gaat. Hij meende snel een
bloemetje te moeten sturen naar de medewerkers van Albert Heijn. Die een boete
kregen toen zij iemand in elkaar sloegen. Lokaal iets doen aan
ontwikkelingssamenwerking, vindt hij 'links hobbyisme'. Ik kan het helaas niet
vriendelijker zeggen, maar Frits Huffnagel is het rechter buitenbeentje van
zijn fractie. Hij is de Geert Wilders van de VVD-fractie van Amsterdam.
(De heer
HUFFNAGEL:
U heeft geen flauw idee hoeveel mensen binnen mijn fractie u op dit moment
beledigt!)
De vraag is natuurlijk of de heer Huffnagel ook een beetje op de centjes kan
passen. De laatste zes jaar heb ik niet gemerkt dat hij veel belangtelling
heeft voor de financiën. Hij heeft er geen blijk van gegeven de juiste man
voor deze post te zijn. Misschien wil hij geen Financiën, maar iets
anders. De VVD-fractie kan bang zijn dat het geschuif met portefeuilles teveel
problemen gaat geven. De heer Halbertsma is hem te hulp gesneld. Hij was er
snel bij de zaak eens flink te verbreden. Wij moesten maar eens nagaan of
iedereen nog wel op de juiste plek zit. Wat stelt de PvdA-fractie zich daarbij
voor? Gaan wij opnieuw onderhandelen? Gaat er geschoven worden tussen fracties
met portefeuilles? Wil de PvdA-fractie de heer Huffnagels absoluut niet op
Financiën? Wil zij af van de Sociale Dienst af omdat wethouder Oudkerk
steeds niet levert wat hij belooft? Mag wethouder Stadig straks nog wel door?
Hij is de remmende factor waarover Jos de Beus het eerder had en die dankzij de
leden van de PvdA-fractie toch nog mocht beginnen aan zijn derde termijn. Dat
zijn veel vragen voor onder de kerstboom, maar ik denk wel dat dit snel moet
worden geregeld. Het College heeft de laatste jaren een sport gemaakt van het
lekken naar de pers. Haar nog langer dan drie weken laten bungelen, lijkt mij
niet goed voor de stad. Geert Dales is degene die de stad een grote dienst kan
bewijzen door op 1 januari 2004 af te treden. Dat laatste was een gratis
advies.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Ik hoor de heer Van Poelgeest helemaal niets zeggen over het feit dat hij toen
een van de mensen was die de toenmalige aanstaande kandidaat-collegeleden
ondervroegen. Wat vindt hij nu als iemand vier jaar lang zegt dat hij vier jaar
blijft zitten, dat aan deze raad meldt en aan de burgers die meeluisteren? Ik
heb hem over dat onderwerp niets horen zeggen.)
Als het om een tweede termijn gaa
t, vind ik dat iets anders. Maatschappelijke carrières laten zich niet
in partjes van vier jaar plannen. Ik vind wel B maar dat vond de heer Dales
zelf ook B dat het in dit geval wel wat snel is.
Mevr.
BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Wethouder Dales hee
ft altijd duidelijk zijn mening over tussentijds weggaan te kennen gegeven. Dat
was in de vorige periode zo en dat heeft hij herhaald tijdens de zogenoemde
hearing
met de Gemeenteraad. Het is natuurlijk altijd mogelijk dat er tussentijds
zaken op je pad komen, dat je wat je doet ineens niet meer leuk vindt of dat je
na enige tijd bedenkt dat je het je toch enigszins anders had voorgesteld.
Ik kan mij dat overigens van wethouder Dales niet zo goed voorstellen, omdat
hij over het algemeen vrij duidelijk is en een redelijk analytisch vermogen
heeft. Als hij deze ontwikkeling een jaar geleden niet kon voorzien, waarom is
die dan nu wel aan de orde? Het zij zo. Ik feliciteer hem namens de D66-fractie
met de voordracht van de gemeente Leeuwarden. Dat is ongetwijfeld een
bijzonder leuke gemeente, maar ik verneem graag van hem waarom hij heeft
gesolliciteerd en waarom hij het hier blijkbaar minder leuk vindt dan ergens
anders. Wij vinden het jammer dat hij weggaat. De afgelopen periode gingen er
veel geruchten dat e
r hier en daar werd gesolliciteerd of dat hij hier en daar B à la
Akkermans B werd genoemd. De afgelopen periode zijn er veel stukken in kranten
verschenen, waarbij er meer sprake was van profilering van de politicus Dales
dan van de wethouder van de stad
Amsterdam. Blijkbaar zit zijn tijd hier erop. Dat kan zo zijn, maar wij vinden
dat hij dan zo snel mogelijk moet gaan om plaats te maken voor een opvolger.
Ik zal daarover nu niet spreken. Ik sluit aan bij de woorden van de heer Van
Poelgeest over een vertrek in januari a.s.
B een motie hiertoe bewaar ik voor een mogelijke tweede termijn B zodat wij op
14 januari 2004 een
hearing
kunnen houden met een opvolger en dan op een volgende vergadering de opvolger
van wethouder Dales kunnen benoemen in de Gemeenteraad.
De heer
HALBERTSMA:
Mijnheer de Voorzitter. Het lukt mij niet in dezelfde soort kramp te schieten
als andere partijen als er weer eens iemand tussentijds vertrekt. Zolang wij in
Nederland niet hebben afgesproken politieke functies op hetzelfde moment
keurig om de vier jaar te wisselen, houden wij dit soort dingen.
Ik ben het wel met mevr. Van Oudenallen eens dat wij juist de VVD-fractie
moeten vragen naar hun standpunt, want die verkrampte verontwaardiging hebben
wij de afgelopen jaren, bijvoorbeeld op het moment van het vertrek van mevr.
Krikke als burgemeester in Arnhem, maar ook op andere momenten, met name van de
VVD-zijde gehoord. Ik weet niet of ik naar de heer Huffnagel of naar de heer
Dales moet kijken, maar zij beide herinneren zich hun eigen uitspraken op dit
terrein nog wel. Het lijkt mij goed die uitspraken in dit huis nog eens te
herhalen en niet alleen op de televisie af te gaan, al was het maar omdat ik
het citaat van wethouder Dales over Conrad Adenauer wel heel ongelukkig vond.
Die man zat niet twee jaar op zijn stoel, maar zestien jaar, en was op zijn
tweeëntachtigste jaar nog nauwelijks weg te krijgen. Dat was helemaal het
omgekeerde van de carrière van wethouder Dales in dit huis.
(Mevr.
BRUINES: Hoe luidde dat citaat?)
Misschien kan de heer Dales mij even helpen. Het was een citaat van Conrad
Adenauer die heeft gezegd dat niemand hem kan verbieden wijzer te worden. Zeg
ik dat goed?
De opvolging komt hierbij ook onmiddellijk aan de orde. Ik sluit mij aan bij de
opmerkingen van de heer Van Poelgeest dat dat punt iets is voor onder de
kerstboom. Het is natuurlijk wel zo dat op het moment waarop de heer Dales
wordt benoemd, zijn politieke rol hier uitgespeeld lijkt.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Ik had specifiek een vraag aan de PvdA-fractie gesteld. Betekent dit dat de
PvdA voortaan bij nieuwe wethouderskandidaten de vraag achterwege laat of zij
vier jaar willen blijven? Zij vindt dat immers toch onzin?)
Zoals u weet, zijn wij de enige fractie geweest die niet voortdurend dit soort
dwingeland-achtige vragen heeft gesteld. Wij hebben wel op het moment waarop
wethouder Dales aantrad en er zulke speculaties in de pers waren dat hij naar
het volgende kabinet zou vertrekken, hem gevraagd hoe de zaken in elkaar zaten.
Dat is echter een andere termijn dan die waarover wij nu spreken.
De heer
RES:
Mijnheer de Voorzitter. De CDA-fractie betreurt het dat wethouder Dales
weggaat, omdat hij een goede wethouder is die wij graag hadden gehouden. In de
commissie Financiën heeft hij duidelijk uitgelegd waarom hij weggaat. Wij
begrijpen dat en wij wensen hem veel succes als burgemeester van Leeuwarden.
Toch stellen wij hem een aantal vragen. Hij heeft veel zaken in gang gezet. Hij
heeft veel gedaan op het gebied van de Noord-Zuidlijn. Wij kunnen hem
natuurlijk niet vragen te blijven totdat die lijn af is, want dan komt hij op
de leeftijd van Adenauer uit. Met betrekking tot de ombuigingen uit de 5
decemberbrief vragen wij ons af of hij weggaat met het goede gevoel dat alle
zaken die hij achterlaat, zo doorgaan. Hij is er namelijk niet de man naar weg
te gaan zonder dat het er goed uitziet. Gaat hij weg met het gevoel dat alle
zaken op schema lopen?
De heer
HUFFNAGEL:
Mijnheer de Voorzitter. Het is jammer dat wethouder Dales weggaat. Dat is
bovenal jammer voor de stad. Ik heb de heer Van Poelgeest op televisie horen
zeggen dat het ook jammer is voor het debat. Dat geldt zowel in de raad als in
de VVD-fractie, kan ik u verzekeren, want het is goed debatteren met Geert.
Zijn vertrek is vroeg in die zin dat het voor de verkiezingen is, maar aan de
andere kant is hij nu bijna vier jaar wethouder en gaat hij weg om zich elders
in te zetten voor de publieke zaak. Als ze ergens een liberale burgemeester
nodig hebben in een provinciehoofdstad, is dat Leeuwarden wel. Toch is het
jammer. Het is een verlies, maar voor Leeuwarden is het geweldig. Dat ervaart
de stad zelf ook zo. Als ik kijk naar de juichende commentaren van de collega
van de heer Van Poelgeest in Leeuwarden, hebben zij dat goed gezien.
De heer Halbertsma heeft vragen aan de VVD gesteld. De politieke leiders van de
VVD, te weten de heer Goring toen mevr. Krikke vertrok, en ten tijde van mevr.
Ter Horst, hebben daarover nooit een uitspraak gedaan.
(De heer
HALBERTSMA:
Misschien is uw memorie te kort, maar dan verwijs ik naar januari van dit
jaar, toen de heer Cohen dreigde te vertrekken en u bijna door het dak vloog
van verontwaardiging.)
Dat is van een geheel andere orde. Het gaat dan om een benoemde burgemeester,
die had toegezegd te blijven. Hij had gezegd eerst een jaar te nemen om in te
werken en een jaar daarna was hij bijna weg. Men weet hoe verdrietig wij waren
dat hij zich toen kandideerde, maar wij hebben daarna raadsbreed een motie van
begrip aangenomen, omdat uw landelijke partijleider een oneigenlijke druk had
uitgeoefend op de burgemeester en wij konden begrijpen dat hij daarvoor was
gezwicht. Naar mijn idee zijn wij het daarover eens.
(De heer
HALBERTSMA:
Niemand van de 44 andere leden in dit gezelschap kan naar mijn mening uw
kronkel volgen.)
Ik zie de heer Bakker aan de overkant en de heer Van der Burg naast mij
instemmend knikken. Anders leg ik het buiten de spreektijd nog wel even uit.
De heer Van Poelgeest zegt dat ik bloemen heb gestuurd naar medewerkers van
Albert Heijn, omdat zij met geweld een dief hebben aangehouden. Ik heb echter
in de commissievergadering reeds uitgelegd dat ik die bloemen indertijd heb
gestuurd toen de dader de slachtoffers voor de rechter ging brengen. Ik heb
gezegd dat ik dat de omgekeerde wereld vind. Daarom hebben wij die bloemen
gestuurd. In Het Parool heb ik een artikel geschreven waarin ik heb aangegeven
hoe ik daar tegenover sta. Ik sluit niet uit dat wij daarover niet helemaal
hetzelfde denken, maar ik heb een en ander al toegelicht. Die weergave van
zaken is dus niet juist.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Ik heb de heer Huffnagel zojuist de vraag voorgelegd of een en ander in de
toekomst betekent dat wij ervan uit kunnen gaan dat wethouders die de VVD
voorstelt, niet vier jaar op hun plek hoeven te blijven zitten van de VVD.
Vindt de VVD het heel natuurlijk dat zij andere posities ambiëren, ondanks
het feit dat zij de raad beloven vier jaar in de Gemeenteraad van Amsterdam te
blijven zitten?)
Nee. Ik vind dat wethouders in principe de termijn moeten volmaken, maar uw
motie gaat wel heel ver. Daarin staat dat de resterende wethouders een
verklaring ondertekenen waarin elk van de leden verklaart niet te vertrekken
voor het einde van hun ambtsperiode. Dat zou betekenen dat er nooit meer een
wethouder kan worden weggestuurd. Zoveel vertrouwen wil ik niet bij voorbaat
uitspreken.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Nee, dan heeft u de motie niet goed gelezen. Dat staat er boven. U geeft geen
antwoord op mijn vraag. U zegt: in principe niet. Wat is nu uw principe? Laat u
uw principe vallen, omdat u misschien die positie zou krijgen?)
Ik heb niets toe te voegen aan wat ik heb gezegd.
De heer
H. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. De heer Dales heeft zijn werk niet afgemaakt. Welk
mens heeft dat wel gedaan in het leven? Als je gaat trouwen, beloof je elkaar
ook eeuwig trouw, maar dat gaat ook niet altijd door. Ik heb wethouder Dales
altijd een aardige man gevonden. Hij was af en toe wel scherp, maar zo moet dat
nu en dan. Hij kan nu een betere positie krijgen en gaat naar een mooie stad.
Ik vind het een erkenning.
(De heer
HALBERTSMA:
Daar heb je tenminste geen stadsdelen.)
De oppositie krijgt het natuurlijk veel gemakkelijker als de heer Dales weg is.
Ik hoop dat hij het langer dan tien jaar volhoudt in Leeuwarden bij zijn
schoonmoeder en ik wens hem veel succes.
(De
VOORZITTER
: Ik wist niet dat die opmerking over het huwelijk zo moest worden
geïnterpreteerd.)
Wethouder
DALES:
Mijnheer de Voorzitter. Mijn schoonmoeder woont niet in Leeuwarden, dus dat
valt mee, hoewel ik zeer op haar ben gesteld. De opmerking van mevr. Van
Oudenallen over hoe in de toekomst om te gaan met wethouders is niet aan mij
ter beantwoording. Het is aan de Raad daarover een standpunt in te nemen. Ik
heb overigens wel een advies, maar ik zal dat straks na de vergadering geven.
De heer Van Poelgeest vroeg naar de motivatie. Wat hem betreft, is dat vragen
naar de bekende weg, want hij was aanwezig bij de vergadering van de commissie
Financiën waar ik mijn motivatie reeds heb gegeven. Andere leden van de
Raad waren daar niet, dus ik zal mijn woorden kort herhalen. Ik begrijp dat dit
vragen oproept. Ik begrijp ook dat er kritiek komt. Het was geen geheim dat ik
na 2006 geen wethouder van Amsterdam meer wilde zijn. Ik zou het dan mooi
hebben gevonden en het werd dan tijd voor iemand anders. Tussen 2002 en 2006
moest er een moment komen waarop ik een keuze moest maken wat te doen. In 1998
werd ik tot wethouder van Amsterdam benoemd. Ik wist toen nog niet hoe
fascinerend ik het lokale bestuur zou gaan vinden. Dat heeft mij enorm in de
greep gekregen. Ik vind het fantastisch en wil daarin graag door. Als je
eenmaal wethouder bent geweest, zeker wethouder van Amsterdam, is er nog
slechts één mogelijkheid: burgemeester worden. Nu zou ik dat niet
overal willen.
(De heer
H. BAKKER:
U had ook verhuizer kunnen worden. U bent zo vaak verhuisd in Amsterdam en
overal.)
Nee, maar ik sprak over het lokale openbaar bestuur. Ik wil daarin door, want
daar ligt mijn hart. Ik heb in het lokale openbaar bestuur in Amsterdam alle
rollen gespeeld die er te spelen zijn. Ik maak mij geen enkele illusie over het
burgemeesterschap van Amsterdam, want dat wordt op voortreffelijke wijze door
de heer Cohen vervuld. Hij wil zich verkiesbaar stellen en gaat die verkiezing
ook winnen. Ik moet dus iets anders bedenken. Ik wil niet overal burgemeester
zijn, sterker nog: het idee dat ik burgemeester wilde worden, leeft nog niet zo
heel lang bij mij. Dan komt er een mogelijkheid burgemeester te worden, in
combinatie met een korpsbeheerderschap. U weet dat er in Nederland 25
politieregio's zijn met de bijbehorende burgemeesters. Leeuwarden is er
één van. De combinatie van die twee functies is daar mogelijk en
dat vind ik buitengewoon interessant. Bovendien is het een stad die ik heel
mooi vind in een provincie waarmee ik al decennia lang buitengewoon veel
affiniteit heb. Dit is een bijzondere gelegenheid die zich aandient. Dat was
het motief. Meer was het niet, maar minder ook zeker niet.
Dan komt er kritiek. Die kritiek is ten dele gebaseerd op het feit dat ik mij
in het verleden heftig zou hebben verzet tegen wethouders die tussentijds
vertrekken om burgemeester of wat dan ook te worden of tegen burgemeesters die
tussentijds vertrekken om minister-president te worden. Dat betoog hoor ik al
zo lang de affaire Leeuwarden speelt en dit is het afgelopen weekend weer eens
flink nieuw leven in geblazen door een hoofdredactioneel commentaar in de, in
deze kringen zeer veel gelezen, krant het Parool. Ik zou mij meermaals
luidkeels hebben beklaagd over wethouders die tussentijds vertrekken. Dat was
de tekst. In werkelijkheid was het vooral de door ons zeer gewaardeerde en
helaas veel te vroeg overleden heer Piersma, die zich zeer luidkeels heeft
beklaagd. Ik heb wel eens wat gezegd toen wethouder Ter Horst wegging, maar
daarbij heb ik het gelaten. Toen de heer Piersma zei dat wethouders vier jaar
moesten blijven, werd mij mijn mening gevraagd. Ik heb gezegd dat ik dat
uitgangspunt deelde en dat men, als men die vier jaar niet volmaakte, wel een
goede reden moest hebben. Ook heb ik gezegd dat ik compassie had met wethouder
Krikke toen zij burgemeester van Arnhem werd. Ik heb Burgemeester Cohen te vuur
en te zwaar verdedigd in de positie waarin hij toen belandde en ik heb altijd
gezegd dat ik dat heb begrepen. Het verhaal dat ik mij meermaals luidkeels heb
beklaagd over mensen die tussentijds weggaan, is uit de lucht gegrepen. Ik vind
het niet mooi, ook van mijzelf niet, maar wij moeten niet overdrijven wat ik
heb gezegd. Nu het mijzelf betreft, gooi ik niet ineens alle principes
overboord.
Velen die hier zitten, zaten hier ook in de vorige periode en hebben allemaal
onderdeel uitgemaakt van vertoningen in de Raad. Helaas is de werkelijkheid zo
dat wij allemaal, behalve de heren Bakker en Bakker, dozen boter op ons hoofd
hebben. Had mevr. Bruines ook zo'n ferm standpunt toen haar toenmalige
lijsttrekker en wethouder, mevr. Van der Gissen, er nog geen jaar na de
verkiezingen van 1998 van doorging? De heer Halbertsma herinnert zich
ongetwijfeld nog zijn voormalige fractievoorzitter Velthuijzen. Het heeft vier
maanden geduurd in 1998 en toen was hij weg. Hij werd opgevolgd door mevr.
Hoogland, vervolgens de heer Cherribi, wij hebben mevr. Ter Horst uitgezwaaid
en in deze periode zaten wij er nog niet of uw troef met enorm veel
voorkeurstemmen, Fatima Elatik, had al de benen genomen naar Zeeburg.
(De heer
HALBERTSMA:
U moet de zaken niet omdraaien. Wij zijn niet voortdurend verontwaardigd. De
VVD sprak over job-hoppers, springplanken en zo.)
Die opmerking moet de heer Huffnagel maar beantwoorden. Ik heb zojuist gezegd
wat mijn standpunt was en is. Van uw kant is niet de grootste kritiek gekomen,
maar ook de PvdA-fractie maakt zich schuldig aan job-hoppen. Dat is jammer,
want dan kunt u vandaag de dag niet meer zo'n grote mond opzetten. Dat geldt
eigenlijk voor iedereen in de Raad, inclusief mevr. Van Oudenallen. Mevr. Van
Oudenallen maakt nu wel een enorm nummer.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Terecht meen ik, want u bent de vertrekkende wethouder en ik ben niet het
vertrekkende raadslid.)
De heer Bakker jr. heeft in een interessante discussie met u al het nodige
daarover gezegd. Ik herinner mij ook een krantenartikel waarin u zich beklaagde
over het feit dat u geen inzage kreeg in informatie die Burgemeester Cohen aan
de Commissaris van de Koningin van Noord-Holand verstrekte naar aanleiding van
uw sollicitatie als burgemeester van Volendam. Hoe zat dat dan?
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Ik mocht binnen een jaar een aantal dingen doen, zo heb ik mijn partij gemeld.
Ik ben blij dat u mij op de voet volgt. Misschien kunnen wij nog persartikelen
uitwisselen, dan ben ik helemaal bij. Laten wij bij de les blijven. Een
wethouder van dit College gaat weg. Ik herinner mij dat u aan mij vroeg of je
bekend moest zijn bij de wethouder om te solliciteren. Nu u dat zegt, herinner
ik mij dat.)
Ik gun u ook een mooie toekomst en ik zal u vanuit Leeuwarden op de voet
blijven volgen. Ook de heer Van Poelgeest heeft niet veel recht van spreken
meer. Inmiddels is eenderde van zijn fractie minder dan twee jaar na de
verkiezingen afgezwaaid. Wij hebben zojuist mevr. Dalm uitgezwaaid. Ik heb hem
daarover verder ook niet veel horen zeggen. Laten wij het allemaal een beetje
relativeren.
(De heer
VAN POELGEEST
: Voor mij geldt hetzelfde als voor de heer Halbertsma. U hebt van mij de
precieze teksten over de periodes die men moet uitdienen. U kent toch mijn
bijdrage in het debat over de heer Cohen?)
Jazeker en daarover verschillen wij niet van mening. U hebt daar niet zo'n punt
van gemaakt.
(De heer
HALBERTSMA:
Komt u nu bij de fractie van de VVD? Dat is immers het punt waar het om gaat.
De VVD-fractie liep te kermen in de hoedanigheid van de heren Huffnagel en
Dales. Dat is het interessante punt. Nu vertrekt een functionaris van de
VVD-fractie.)
Ik kan hier niet spreken als functionaris van de VVD, want ik zit hier als
wethouder van de gemeente Amsterdam. Het is aan de heer Huffnagel c.s. hierover
uitspraken te doen. Het staat buiten kijf dat de VVD-fractie hierbij ook niet
veel recht van spreken heeft en geen al te grote broek mag aantrekken. Ik geef
dat toe.
Het gaat niet om de tijd die ik hier zit. Het gaat erom wat ik heb gedaan in de
tijd dat ik hier zat. Het oordeel over wat ik heb gedaan is aan de Raad en aan
anderen. Ik heb mij serieus en hardwerkend ingezet voor de publieke zaak in
Amsterdam. Ik ben inmiddels zes jaar in de Amsterdamse politiek actief. Het is
te kort, maar het is niet heel erg kort. Alle andere teksten die hierover
kunnen worden gesproken, zal ik uitspreken als het moment van afscheid is
gekomen.
Voordat het zo ver is, moet eerst de regering een benoeming doen. Er ligt nog
niet meer dan een voordracht van de Raad van Leeuwarden, die overigens aan
duidelijkheid weinig te wensen overlaat Het is aan het kabinet de benoeming te
doen.Wij zullen daarop moeten wachten. Ik deel de mening van de Raad dat, als
het eenmaal zo ver is, ik niet te lang moet blijven. Dan wordt het immers tijd
dat een opvolger echt aan de slag kan. U zult er begrip voor hebben dat ik moet
wachten totdat het kabinet heeft gesproken. Dat is naar verwachting in
januari. Zodra de benoeming rond is, kom ik daarop terug. Ik dank degenen die
mooie woorden over mij hebben gezegd. Diegenen die geen aardige woorden over
mij hebben gesproken, dank ik ook voor hun kritiek, want die houdt je scherp.
Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Mijnheer de Voorzitter. De basis van mijn betoog is of de Gemeenteraad van
Amsterdam wethouders aanstelt en hen vraagt vier jaar te blijven. Ik ben zeer
teleurgesteld in mijn collega-raadsleden, die het blijkbaar normaal vinden dat
je, als je een beter baantje kunt krijgen, opstapt. Dat standpunt huldig ik
niet, ondanks alle op- en aanmerkingen. Ik wil dat na de vergadering uitleggen.
(De heer
VAN POELGEEST:
De heer Dales sprake over een burgemeesterschap van Volendam. Ik hoor daarover
voor het eerst. Hoe zit dat?)
U hebt de kranten niet goed gevolgd. Ik heb een poging gedaan te kijken hoe
bepaalde dingen werken. Ik moet u zeggen dat die affaire nog steeds loopt. Er
zit een aantal haken en ogen aan en zoals u weet, ben ik altijd heel
nieuwsgierig hoe dingen in het leven gaan. Wat gebeurt er als men zich
kandidaat stelt als burgemeester of als wethouder? Ik kan er een boek over
schrijven. Dat is een van de redenen dat ik op sommige punten zo heb gehandeld.
Dat valt echter buiten de vergadering. De gang van zaken stelt mij teleur.
Buiten de Raad vraagt men zich af hoe dat kan. Men begrijpt de ambities. Waarom
zegt men dan niet bij de acceptatie dat het kan zijn dat iemands ambitie
wijzigt? Dat is veel eerlijker. Dat is ook de reden waarom wij vragen een
verklaring te ondertekenen of erbij te zeggen dat de ambities kunnen
veranderen. Als iedereen straks tegen de motie stemt, betekent dit dat het
College de open deur krijgt. Dan is de motie letterlijk overbodig. Ik kan
alleen het College vragen om een standpunt inzake de motie. Er staat ook in de
motie: verzoekt het College. Er staat niet: verzoekt de Raad. Over de tweede
motie inzake een tegenkandidaat heb ik zelfs de SP niet gehoord. Waarschijnlijk
leeft hetgeen ik op straat hoor, niet in de Raad van Amsterdam. De tweede
motie zal ik intrekken, maar de eerste niet. Ik wil een reactie van het College
op de vraag, waarom wethouders hun tijd niet zouden uitdienen of waarom zij
een dergelijke verklaring niet zouden ondertekenen.
(De heer
H. BAKKER:
Ik begrijp niet waarom mevr. Van Oudenallen er zo zwaar aan tilt. Het hele
leven is promoveren. Als je in de eerste klas zit, wil je naar de tweede klas.)
Provoceren of promoveren?
(De heer
H. BAKKER:
Promoveren. Ik heb mijn hart verloren aan Ajax en drie weken later vertrekt
hij. Zo is het leven nu eenmaal.)
(De heer
VAN POELGEEST:
Met betrekking tot motie nr. 810 is er een misverstand. Volgens het huidige
reglement van orde mag een partij altijd een tegenkandidaat stellen. Dat
is iets wat u kunt uitproberen.)
Dank u, maar ik heb op dit moment niet die ambitie. Die motie is dus overbodig.
Met betrekking tot de andere motie stel ik de overige collegeleden de
gewetensvraag B niet de Burgemeester, want hij had al een ambitie B of z
ij bereid zouden zijn zo'n verklaring te ondertekenen.
(De
VOORZITTER:
Als het een vraag is aan de collegeleden, is dat iets anders dan een motie.)
Ik heb bij de advisering begrepen dat dit een goede manier van aanleveren was.
Ik wil de intentie van het College weten.
De motie-Van Oudenallen (nr. 810), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van
behandeling meer uit.
Mevr.
BRUINES:
Mijnheer de Voorzitter. Het was niet nodig dat wethouder Dales zo hoog van de
toren blies over wie er allemaal bij ons is weggegaan. Alles heeft zo zijn
redenen gehad. Hij heeft mij niet horen zeggen dat ik hem verbied weg te gaan.
Ik kan hem dat trouwens ook niet verbieden. Ik heb hem zelfs gefeliciteerd en
heb er begrip voor. Ik heb mij wel afgevraagd of hij dit niet anderhalf jaar
geleden had kunnen bedenken? Er zullen hier wel meer mensen zijn die zich na
2006 niet meer zullen kandideren en het zou wel een vreemd kippenhok zijn als
wij allemaal actief zouden gaan solliciteren. Maar alles kan en mag. Als het
eenmaal zo ver is, na deze sollicitatie en alle publiciteit die hieromtrent
heeft plaatsgevonden en de voordracht vanuit Leeuwarden, dat hij zijn
wethouderschap hier wil beëindigen, verzoeken wij de wethouder zo snel
mogelijk op te stappen. Ik weet niet wanneer het kabinet iets gaat besluiten,
maar los van het besluit van het kabinet vinden wij dat de wethouder moet
zeggen dat hij zo snel mogelijk weggaat en dat er een opvolger komt. Daartoe
dien ik de volgende motie in.
De
VOORZITTER
deelt mede dat is ingekomen:
16E
Motie van 10 december 2003 van het raadslid Bruines inzake het onderwerpen van
de opvolger van wethouder Dales aan een hearing (Gemeenteblad afd. 1, nr. 814).
De motie wordt terstond in behandeling genomen.
De heer
HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter.
Wethouder Dales heeft nooit het woord job-hopper in de mond genomen. Dat was ik
zelf. Dat was een uiterst geestige opmerking, zo werd mij door de PvdA-fractie
verteld, namelijk: Cohen geeft een nieuwe invulling aan het woord
'job-hopper'. Ik vind het nog steeds een heel leuke opmerking, als ik eerlijk
mag zijn. Ik dank dan ook alle PvdA'ers voor alle complimenten, maar de
opmerking is wel van mij en niet van Dales.
(De
VOORZITTER: Die is geweldig!)
(De heer
HALBERTSMA:
Het wordt nog leuker.)
Ik zal die opmerking nog een keer aan u uitleggen. Job-hopper.
De
BURGEMEESTER:
Met de motie van mevr. Van Oudenallen kan het College niet veel. Slechts
individuele wethouders kunnen er een uitspraak over doen, afgezien van wat zij
daarover eerder hebben gezegd.
Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Ik vraag de drie of vier wethouders die ik eerder niet heb gehoord of zij
persoonlijk antwoord willen geven. Wij hebben die vraag vier jaar geleden ook
gesteld. Mevr. Maij heeft heel veel plezier, zo zie ik, dus zij wil zeker heel
lang blijven. Ik wil een uitspraak van het College. Ik verzoek de voorzitter
deze vraag aan de wethouders voor te leggen. Als zij niet willen antwoorden, is
dat ook een antwoord. Ik daag hen nu uit.
Wethouder mevr.
MAIJ:
Mijnheer de Voorzitter. Volgens mij hebben wij tijdens de hoorzittingen reeds
antwoord gegeven op deze vraag. Als ik de motie zo lees, is het een
arbeidsvoorwaarde in één richting, waarmee je nooit kunt
instemmen.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Dat begrijp ik niet.)
Wethouder
VAN DER HORST:
Mijnheer de Voorzitter. Ik moet eerlijk bekennen dat Middelburg mij wel wat
lijkt, maar ik beloof u dat ik een tijdje in Amsterdam zal blijven zitten.
Wethouder
OUDKERK:
Mijnheer de Voorzitter. Tot vanmiddag ongeveer 14.20 uur vond ik dit de
leukste politieke functie die ik tot nu toe heb bekleed.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN: Dus u zegt dat u wilt blijven tot en met 2006?)
Ik zit mij nu reeds 56 minuten af te vragen of hetgeen ik voor 14.20 uur dacht,
ook na 15.20 uur nog geldt. Ik ben van plan vier jaar te blijven. Als ik
gezond blijf, zal ik dat doen. Zullen wij gaan spreken over die paar problemen
die wij in Amsterdam nog moeten oplossen? Met wethouder Dales, met wethouder
Van der Horst, met wethouder Maij, met wethouder Stadig, met wethouder Belliot,
met Burgemeester Cohen en met u allemaal. Dat lijkt mij het beste antwoord.
Wethouder
STADIG:
Mijnheer de Voorzitter. Zo lang ik hang te bungelen, kan ik daarover niets
zeggen.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Ik begrijp dat ik het antwoord van wethouder Stadig in januari krijg. Mijn
motie kan bij dezen worden ingetrokken.)
De motie-Van Oudenallen (nr. 811), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van
behandeling meer uit.
De stemming over de ingediende motie wordt even aangehouden.
4 Mondelinge vragen.
.......................................................................
..........................
...............................................
Vraag van het raadslid de heer Bijlsma inzake de voorlichting over het openbaar
vervoer in het algemeen en over de Noord-Zuidlijn in het bijzonder.
De heer
BIJLSMA:
Mijnheer de Voorzitter. Ik wil graag een aantal vragen stellen, omdat wij
binnenkort de kerstdagen ingaan en de aanleg van allerlei openbare werken met
betrekking tot verkeer in volle gang is in de stad. Het is belangrijk dat zaken
op de juiste wijze worden uitgevoerd zonder al te veel overlast. Ik heb dan
ook de volgende vragen, omdat gebleken is dat een en ander nog niet optimaal
functioneert.
1.
Wij hebben bij diverse discussies over de Noord-Zuidlijn meermalen aandacht
gevraagd voor de vermelding op borden van een dag en nacht bereikbaar
klachtennummer. Ik herinner mij dat wethouder Dales heeft toegezegd dat dat er
zou komen. Het is er echter nog steeds niet. Waarom is dat nog niet uitgevoerd
en wanneer zal dat wel het geval zijn?
2.
Wij hebben enige tijd geleden het voorlichtingscentrum over de Noord-Zuidlijn
bij het Centraal Station geopend. Ik wilde het voorlichtingscentrum bellen en
heb zes à zeven keer via gemeentelijke ingangen getracht erachter te
komen wat het telefoonnummer was. Waarom beschikt het voorlichtingscentrum niet
over een eigen telefoonnummer en waarom is dit niet bekend bij de afdeling
Voorlichting en ook niet vermeld op de website van het voorlichtingscentrum van
de Noord-Zuidlijn?
3.
Waarom is dat voorlichtingscentrum op geen enkele avond open en is het op
maandag en zaterdag gesloten? Het is toch voor het algehele publiek. Toen het
geopend werd, zijn de betrokken deelraden in het geheel niet uitgenodigd. Zij
wisten van het bestaan van het centrum niet af. Waarom zijn zij niet
uitgenodigd?
4.
Enige tijd geleden is een belangrijk raadsinitiatief tot uitvoering gekomen,
namelijk het doortrekken van de tramlijn naar het ziekenhuis en de
poliklinieken van het VU. Ik heb geconstateerd dat een aantal raadsleden de dag
ervoor een fax hebben ontvangen, maar verder geen enkele uitnodiging. Ook de
betrokken deelraadsleden waren in het geheel niet uitgenodigd. In de
voorlichting is nergens vermeld dat het een belangrijk raadsinitiatief was. U
hebt dat zelf bij de opening wel vermeld, maar in de schriftelijke zaken die
van de gemeente zijn uitgegaan, staat dit niet.
5.
Er is zojuist een voorlichtingsfolder over de Wibautas verspreid met informatie
over welk stuk wanneer wordt aangepakt. Daarin staat dat de vorige
Gemeenteraad geen overeenstemming bereikte over het ter beschikking stellen van
de financiële middelen voor het totale project. Dat is volstrekt ten
onrechte. Waarom wordt niet vermeld dat juist dankzij het ingrijpen van de Raad
middels een motie nu kan worden gestart met de uitvoering van de Wibautas?
Waarom is dat op deze wijze fout in de voorlichtingsfolder gekomen?
Wethouder
VAN DER HORST:
Mijnheer de Voorzitter. Ik kan al deze detailvragen simpelweg niet
beantwoorden en zal u later berichten hoe een en ander precies zit. U moet
ervan uitgaan dat de wethouder niet uit zijn hoofd weet waarom bepaalde
telefoonnummers en bepaalde teksten niet of wel zijn opgenomen.
(De heer
BIJLSMA:
Dan verwacht ik uw antwoord ten minste binnen een week en zal de zaak naar
aanleiding van uw antwoord al of niet aan de orde stellen in de volgende
raadsvergadering. De borden hadden er al een jaar geleden moeten hangen.)
Zijn deze vragen niet veel geschikter voor behandeling in de commissie?
(De heer
BIJLSMA:
Ja, maar ik ben er pas deze week achter gekomen dat het nog steeds zo is. Ik
heb in de commissie ettelijke malen gevraagd wanneer een en ander wordt
uitgevoerd. Ik wil niet weer een aantal kerstweken doorbrengen waarin ik door
burgers wordt opgebeld met de vraag hoe het kan dat men vastloopt. Het moet
eindelijk eens goed worden geregeld.)
Dan stel ik voor de vragen volgende week in de commissievergadering van 17
december a.s. te beantwoorden.
........................................................................
.....................................................
....................................................
De vergadering wordt van 16.40 uur tot 19.30 uur geschorst.