OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG EN DONDERDAG 10 EN 11 DECEMBER 2003.
 
 Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de heer J.L. Bakker (SP), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), mevr. Codrington (GroenLinks), mevr. Dalm (GroenLinks), de heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Halbertsma (PvdA), de heer Huffnagel (VVD), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Klerks (PvdA), de heer Manuel (D66), de heer Marres (PvdA), de heer Van der Meer (GroenLinks), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), de heer Paquay (SP), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Res (CDA), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), De heer Van der Meer (GroenLinks), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66), de heer Zati Yurdakul (PvdA).
 Afwezig : mevr. Van Pinxteren (GroenLinks).
 
 Aanwezig : de wethouders de heer Dales (VVD), de heer Van der Horst (VVD), mevr. Maij (CDA), de heer Oudkerk (PvdA) en de heer Stadig (PvdA).
 Afwezig : wethouder mevr. Belliot (PvdA).
 



 Middagzitting op woensdag 10 december 2003.
 
 Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede het raadslid drs. A. Bijlsma, plv. voorzitter
 
 Raadsgriffier: drs. A. van der Neut, plv. griffier.
 
 De VOORZITTER: Hierbij open ik de vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam. Ik deel u mede dat de Commissie voor de Werkwijze heeft besloten dat deze vergadering uit drie dagdelen zal bestaan. Vanmiddag zal wethouder Oudkerk ons verlaten, omdat hij andere bezigheden heeft. Wethouder Belliot zal er vanmiddag niet zijn. Wethouder Stadig zal er vanavond niet zijn. Vanmiddag proberen wij de eerste ronde van de begroting te houden. Vanavond zal het College antwoorden. Er is bericht van verhindering van mevrouw Van Pinxteren ontvangen.
  Op 22 november 2003 is de heer Evert van der Wall overleden. Hij was voorzitter van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer. Hij bekleedde die functie nog maar kort; te kort voor zijn eigen gevoel. Het was voor hem de bekroning voor zijn jarenlange betrokkenheid bij Amsterdam en zijn inzet voor het gemeentebestuur van onze stad. Die betrokkenheid en inzet gaan terug tot het midden van de jaren zeventig. Vanaf 1976 was hij voor de PvdA-fractie lid van de Gemeenteraad. Hij was wethouder van 1997 tot 1982 en had de portefeuille Onderwijs en Jeugdbeleid.
  Het was een periode, zoals wij ons allen herinneren, met veel spanningen in politiek Amsterdam. Toen al viel Everts gave op om met tegenstellingen om te gaan. Hij was een optimist en had het vermogen te verzoenen, gewoon door wie hij was. Hij stond meer boven de partijen dan dat hij een van de partijen was. Zijn stijl was nooit polariserend, maar altijd oplossingsgericht. Evert was een aardige, bescheiden en integere bestuurder, in de beste sociaal democratische traditie van deze stad. Een traditie, waarin sociaal engagement altijd hand in hand gaat met politieke haalbaarheid. In zijn afscheidsrede in de Gemeenteraad van Amsterdam op 15 april 1987 blikte Evert terug op die veelbewogen tijd. Hij zei onder meer: 'Toen ik wethouder was, veranderde ik van een abstract, theoretisch ondersteuner van ideeën achter de binnengemeentelijke decentralisatie in een overtuigd voorstander daarvan. Het invoeren van lokaal bestuur in Amsterdam is ingrijpender voor de stad dan de aanleg van de metro. De meeste klachten over ons als stadsbestuur gaan over de manier waarop de stad wordt beheerd. Van hondenpoep tot graffiti, van een schoolbestuur voor het openbaar onderwijs tot het bestrijden van de kleine criminaliteit, het foutparkeren incluis. De organisatie daarvan toesnijden op lokale schaal, is een operatie die naar mijn idee zeer ingrijpend is en die de stedelijke samenleving in hoge mate kan beïnvloeden en zelfs op haar kop kan zetten, naar ik hoop ten goede.'
  Evert van der Wall heeft zijn betrokkenheid bij de stad en haar bewoners, de politiek en het bestuur en zijn talent om mensen bijeen te brengen uiteindelijk zien samenkomen toen hij werd gekozen als voorzitter van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer. Een functie die hem op het lijf was geschreven. De wetenschap dat hij aan het einde van zijn te korte leven zijn bestemming had gevonden, is troostrijk en verdrietig tegelijkertijd.
  Wij zullen de herinnering aan deze aardige collega-bestuurder koesteren en ik verzoek u met mij staande enige ogenblikken stilte in acht te nemen.
 
 De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.
 
  De VOORZITTER: Vandaag is het de laatste raadvergadering van mevrouw Dalm. Zij zal vanaf 1 januari 2004 weer gewoon Amsterdams burger zijn en de Raad op afstand blijven volgen. Zo schrijft zij dit zelf in haar ontslagbrief. Zoals wij ons allen nog goed kunnen herinneren, heeft Vera Dalm zich beziggehouden met het besluit over de aanleg van de Noord-Zuidlijn, de breedtesport en met milieubeleid. Het laatste was haar specialisme en in verband daarmee kan zij tot haar spijt het raadswerk niet langer combineren met haar drukke functie in de directie van Milieudefensie. Zij realiseert zich dat haar periode als raadslid veel te kort is geweest, maar hoofd- en nevenfunctie verdragen elkaar qua tijdsinvestering én inhoudelijk onvoldoende.
  Graag wens ik haar succes in haar nevenfunctie; haar hoofdfunctie was immers raadslid. Als afscheid overhandig ik haar een sieraad en voeg daaraan toe: het ga je goed!
 
 (Applaus)
 
  De Burgemeester overhandigt mevrouw Dalm een boeket en een sieraad.
 
 Mevr. DALM: Beste collega's. Twintig maanden is inderdaad heel kort. Ik zou wel twintig dingen willen zeggen, maar dat kan niet. Ik beperk mij daarom tot drie onderwerpen: het milieubeleid, de politieke cultuur en de wijze waarop ik vind dat politiek moet worden bedreven. Ik begin met een gedicht van mijn favoriete dichter Herman de Coninck over de nulgroei.
 
  'Rond 19.00 uur lijkt de autosnelwegverlichting een beetje op de politiek.
  Nog niet helemaal klaar, maar dat komt omdat het nog niet helemaal donker is, denk ik, terwijl ik verstrooid mijn afrit voorbij rijd.
  Zoiets moet economische nulgroei dan weer wezen; merken dat je een kilometer te ver zit, maar toch nog twintig kilometer verder moeten rijden voor je een afrit vindt.'
 
  De Coninck vat de essentie van het milieubeleid samen. Merken dat je te ver zit, maar toch nog weer verder rijden voor je die afrit neemt en iets anders gaat doen. Hij illustreert daarmee op een voortreffelijke manier het voorzorgprincipe waarover milieubeleid gaat. Ik meen dat je dat terugziet in Amsterdam. Het gaat best aardig in Amsterdam wat het milieubeleid betreft, maar wij gaan ook te ver. Wij menen dat het zo is geregeld dat wij niets meer hoeven te doen, maar dat is niet zo. Wij hebben in de commissie voor Milieu, Openbare Ruimte en Groen, Sport en Recreatie en Bedrijven het milieubeleid besproken en geconstateerd dat het best aardig gaat, maar als wij zo doorgaan, zullen de problemen weer opduiken. Dat vraagt om maatregelen. Je moet niet verstrooid die afrit voorbijrijden tot je een volgende afrit vindt. Misschien is het beter om op te letten waar die afrit is. Laat daarbij enkele typische stokpaardjes vallen. Ik denk aan het parkeerbeleid. Iedereen weet dat het goed gaat met Amsterdam en dat de binnenstad goed bereikbaar en prettiger leefbaar is. Toch blijft iedereen zich maar afvragen of er wel genoeg parkeerplaatsen zijn. Laat dat soort principes toch eens vallen. Milieubeleid is niet alleen dweilen, maar ook op tijd de kraan dichtdraaien. Weet waar je over tien jaar wilt zijn. Bij mijn afscheid op 5 januari 2004 ga ik hier verder op in. Bij deze nodig ik iedereen van harte uit aanwezig te zijn.
  Mijn tweede onderwerp is de politieke cultuur die hier heerst. Ik ben daar eerlijk gezegd wat verbaasd over. Ik vind dat er enigszins hautain gedrag in de Raad wordt vertoond, helaas onder andere door het College. Ik mocht twee begrotingen meemaken en zag letterlijk dezelfde moties voorbij komen. Eenmaal aangenomen betekent kennelijk niet dat een motie ook wordt uitgevoerd. Dat is geen goede zaak. Ik heb het niet over het dualisme, want ik heb geen idee wat dat is. Ik vind dat er teveel wordt genegeerd wat in de Raad wordt besloten. Dat geldt ook voor de informatievoorziening. De stukken waar 'vertrouwelijk' op staat, vind ik veel te veel. Tegen mijn fractie heb ik gezegd dat ik niet meer reageer op agendapunten waar 'vertrouwelijk' op staat. Het is onzin om dat te willen.
  Het derde punt dat mij is opgevallen is de omgang met de burgers. Bij de referenda, waarbij ik zelf betrokken ben geweest, doet de gemeente allerlei beloften, maar komt die vervolgens niet na. Bij IJburg hoefde geen milieumaatregelen worden getroffen. Bij de Noord-Zuidlijn waren de financiën onderdeel van het debat, maar vielen veel hoger uit. De Raad en het College moeten dan ook niet beledigd zijn als burgers bij een volgend referendum tegen stemmen, want dat hebben zij zelf opgeroepen. De collegepartijen illustreren soms het spreekwoord 'Blaffende honden bijten niet.' Het kan echter geen kwaad af en toe eens een hap te nemen.
  Ik heb het allemaal met plezier gadegeslagen en ik heb het overleefd dankzij mijn fractie. Daar zitten zeer goede mensen in, deskundig, ongelooflijk betrokken, vrolijk en gezellig. Janine van Pinxteren is thuis en kan er helaas niet bij zijn. Zij was mijn maatje wat inhoud in de fractie betreft. Wees zuinig op deze fractie. Voor je het weet gaat er weer iemand weg.
  Als laatste ga ik in op de stijl van politiek bedrijven, waarvan ik vind dat je die als politicus zou moeten hebben. Dat demonstreer ik aan de hand van een verhaaltje. Het komt uit India, waar mensenrechtenactivisten worden opgeleid om toeristen te informeren over kinderarbeid. Zij stellen vier vragen aan de toeristen. De eerste is: Weet je van kinderarbeid? De gemiddelde toerist zegt daarvan af te weten. De tweede vraag is: Ben je het ermee eens? Daar is de toerist het niet mee eens. De derde vraag is: Wat doe je ertegen? De toerist zegt geen producten te kopen waarvan bekend is dat het met kinderarbeid tot stand is gekomen. De vierde vraag luidt: Kun je meer dan dat doen? Daarmee wordt de toerist opgeroepen niet alleen passief, maar ook actief in eigen land iets te doen tegen kinderarbeid. Dat is een mooie metafoor van politiek bedrijven. Kun je meer doen dan alleen een passieve mening geven? Je moet je afvragen of je ook zaken daadwerkelijk kunt veranderen. Dat heb ik geprobeerd met het bedrijven van politiek. Ik probeerde niet alleen een mening te hebben, maar ging daarmee actief aan de slag. Ik ga dat nu doen op de plek die de Burgmeester mijn nevenfunctie noemde.
  Per 1 januari 2004 wordt Milieudefensie mijn hoofdfunctie. Ik vraag jullie die prachtige vraagstelling uit India te onthouden: Weet je ervan, ben je het ermee eens, wat doe je ertegen en kan je nog meer doen ? Met dat laatste wens ik jullie veel succes. Ik heb genoten van de samenwerking. Ik weet dat ik mezelf een reisje naar Japan door de neus boor; het is niet anders. Ik hoop dat jullie daar veel plezier zult hebben en zal jullie op afstand blijven volgen. Veel succes.
 
  (Applaus)
 
......................................................
..................................................................
...................................
........................
 3A
  Actualiteit van het raadslid mevr. Van Oudenallen inzake het vertrek van wethouder Dales als wethouder.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik hoop dat de collegepartijen net zo duidelijk zullen zijn over deze actualiteit als zij over de vorige actualiteit waren. Ik hoor woorden als 'de Raad serieus nemen' en ben van mening dat wij het daar inderdaad over hebben. Het gaat hier niet zozeer over de persoon. Waarom zou je iemand iets niet gunnen? De Mokum Mobiel-fractie gunt Leeuwarden van harte een goede burgemeester. Wij hebben het hier echter over het aftreden van een wethouder. Ik heb hier de tekst van ons debat over de kandidatuur voor een positie als wethouder. Zoals ik in de commissie al zei, zegt de heer Dales: 'Ik spreek vandaag in deze Raad uit dat het mijn ambitie is gedurende vier jaar een uitstekende wethouder van Amsterdam te zijn. Ik ga nu het College in, ik blijf in het College en wil gewoon vier jaar volmaken.' Zo staan er nog enkele fantastische uitspraken. De heer Dales wil helemaal niet weg uit Amsterdam. Het gaat niet om een individuele wethouder met ambities. Het gaat er wel om dat hier een College zit met blijkbaar verborgen agenda's. Op het moment dat veel kandidaten uit heel Amsterdam van verschillende fracties wethouder hadden kunnen worden en vier jaar hadden willen blijven, gebeurt er iets vreemds. Wat moeten wij daaraan doen? Nu komt het voor het eerst voor, nadat wij allemaal zo specifiek hebben doorgevraagd. Betekent dat niet dat er sancties moeten worden opgelegd als een wethouder tussentijds weggaat? Ik kan mij voorstellen dat bijvoorbeeld de VVD-fractie met een kandidaat komt. Het gaat niet om dit geval. De VVD-fractie had ooit een kandidaat voor een bepaalde positie. De Raad zou zich kunnen afvragen of hij geen tegenkandidaat moet stellen. Het zou kunnen zijn dat wij de andere collegepartijen vragen of zij misschien nog een goede CDA-wethouder hebben. Ik kan mij bij Financiën voorstellen dat de heer Asscher naar voren wordt geschoven. Dat zou een fantastische wethouder in spé zijn. Dat zijn enkele voorbeelden. Je kunt je ook afvragen of een partij, wiens wethouder zich aan alle kanten heeft gecommitteerd om vier jaar te blijven, nog wel een kandidaat mag leveren. Mag de oppositie met een leuke kandidaat komen? Binnen het dualisme mag hij zelfs van buitenaf komen. Er zijn verschillende uitgangsp unten. Ik daag mijn collega's uit om te zeggen wat zij daarvan vinden. Dat geldt zeker voor de fracties van het PvdA, CDA en VVD, maar ook voor de oppositie. Ik hoop dat de heer Van Poelgeest weer een beetje wakker wordt en net als zojuist goede punten naar voren brengt.
  Ik dien twee moties in. Eén motie is voor alle wethouders en vraagt of zij een verklaring willen ondertekenen, waarin elk van de leden verklaart niet te zullen vertrekken voor het einde van hun ambtsperiode in 2006, behalve als de Raad hen wegstuurt of door verzwaarde privé-omstandigheden.
  De tweede motie zegt dat de Raad een tegenkandidaat mag voorstellen, naast de kandidaat van de partij van de vertrekkende wethouder.
 
 De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
 
14E   Motie van 10 december 2003 van het raadslid Van Oudenallen tot het stellen van een tegenkandidaat door de Gemeenteraad bij voortijdig vertrek van een wethouder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 810).
 
15E   Motie van 10 december 2003 van het raadslid Van Oudenallen inzake een ver klaring, te ondertekenen door de wethouders dat zij niet zullen vertrekken vòòr het einde van hun ambtsperiode in 2006 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 811).
 
  De moties worden terstond in behandeling genomen.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Naar mijn idee was u de eerste die naar Den Haag wilde. U verwijt het nu de wethouder. U wilde uw eigen kiezers in Amsterdam in de steek laten. Hoe beziet u dat?)
  U heeft de vorige keer niet opgelet. Toen ik in de kiescommissie voor de fractie van Mokum Mobiel kwam, liet ik weten dat ik mij het recht voorbehield binnen een jaar te vertrekken als wij niet twee of meer zetels behaalden. Mijn kiezers waren daarvan op de hoogte. Dat is het vergelijken van appels met peren. Ik heb dat een halfjaar geleden ook al verteld.
    (De heer HUFFNAGEL: Je kunt dat de kiescommissie wel vertellen, maar daarmee weten de kiezers het nog niet.)
  Jawel. Het stond ook in ons verkiezingsprogramma en op onze website.
   (De heer HUFFNAGEL: U gelooft nog dat mensen verkiezingsprogramma's lezen?)
  Ik begrijp dat u uw wethouder wilt verdedigen. Ik ben blij dat u mij belangrijk vindt als raadslid, maar er zit hier een College dat de burgers van Amsterdam iets heeft beloofd en in het openbaar heeft gezegd vier jaar te blijven zitten. U maakt een afleidingsmanoeuvre. Wilt u bij de les blijven?
   (De heer HUFFNAGEL: Ik ben niet alleen blij met u als gemeenteraadlid, maar ben ook heel benieuwd hoe u het straks in de Tweede Kamer gaat doen als eerste opvolger van de LPF.)
  Ik vraag u nogmaals bij de les te blijven. Het is goed dat u nu alvast als toekomstig collegelid iemand gaat verdedigen die zomaar weggaat. Het is echter flauw om af te leiden. Er zitten mensen te luisteren. Zij wensen te weten hoe u de zaak aanpakt.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Ik wens iets recht te zetten. U zegt dat u het op de website heeft geplaatst. U heeft zich echter eerst kandidaat gesteld. Pas daarna heeft u uw kiezers geïnformeerd. Wij hebben uw kiezers hierover moeten informeren.)
  U wilt hier graag recht spreken. Het recht zit even daar. Het is prima dat ik de kop van Jut ben. Maar wilt u hetzelfde bij het College doen? Ik vind het heel dom dat u als oppositiepartij mij aanvalt, terwijl ik iets anders teweeg breng.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Dat is politiek.)
 
 De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Ik ga niet verder in dit huwelijk stoken. Wethouder Dales heeft altijd duidelijke teksten. Hij heeft altijd zijn mening klaar en spaart daarbij vriend noch vijand. Wethouders die eerder vertrokken konden rekening houden met een straffe berisping van zijn zijde. Nu vertrekt hij zelf. Hij legt omstandig uit dat hij is gevraagd, net prof. Akkermans.
   (De heer HUFFNAGEL: Professor Akkermans wordt altijd genoemd; hij is nog nooit gevraagd.)
  Dat is waar. De wethouder zegt ook dat hij wijzer is geworden. Dat klinkt als een excuus. Zo kennen wij hem niet. Waarom zegt hij niet eerlijk dat hij zich stierlijk verveelt en op zoek is naar een nieuwe uitdaging? Dat is hem gegund. Dat meen ik echt. Het is wel een beetje snel en dat is niet fraai. Hij vindt zelf ook dat het wat snel is. Hij moet dat gewoon toegeven.
    (Wethouder DALES: Dat heb ik gedaan. Ook in de media.)
Dat is dan helder. De Telegraaf kopt met grote letters: 'Frits Huffnagel wordt wethouder voor Financiën.' Om met Freek de Jonge te spreken: 'Dat zullen wij nog wel eens zien.' Niet dat ik iets tegen hem heb.
  Integendeel. Hij is attent, je kunt met hem lachen, het is leuk met hem naar het café te gaan en buiten de vergadering heeft hij een opvallend groot relativeringsvermogen. Maar daar gaat het niet om. Hoe staat hij politiek? Hij vindt de Burgemeester maar slap als het om integratie gaat. Hij meende snel een bloemetje te moeten sturen naar de medewerkers van Albert Heijn. Die een boete kregen toen zij iemand in elkaar sloegen. Lokaal iets doen aan ontwikkelingssamenwerking, vindt hij 'links hobbyisme'. Ik kan het helaas niet vriendelijker zeggen, maar Frits Huffnagel is het rechter buitenbeentje van zijn fractie. Hij is de Geert Wilders van de VVD-fractie van Amsterdam.
   (De heer HUFFNAGEL: U heeft geen flauw idee hoeveel mensen binnen mijn fractie u op dit moment beledigt!)
  De vraag is natuurlijk of de heer Huffnagel ook een beetje op de centjes kan passen. De laatste zes jaar heb ik niet gemerkt dat hij veel belangtelling heeft voor de financiën. Hij heeft er geen blijk van gegeven de juiste man voor deze post te zijn. Misschien wil hij geen Financiën, maar iets anders. De VVD-fractie kan bang zijn dat het geschuif met portefeuilles teveel problemen gaat geven. De heer Halbertsma is hem te hulp gesneld. Hij was er snel bij de zaak eens flink te verbreden. Wij moesten maar eens nagaan of iedereen nog wel op de juiste plek zit. Wat stelt de PvdA-fractie zich daarbij voor? Gaan wij opnieuw onderhandelen? Gaat er geschoven worden tussen fracties met portefeuilles? Wil de PvdA-fractie de heer Huffnagels absoluut niet op Financiën? Wil zij af van de Sociale Dienst af omdat wethouder Oudkerk steeds niet levert wat hij belooft? Mag wethouder Stadig straks nog wel door? Hij is de remmende factor waarover Jos de Beus het eerder had en die dankzij de leden van de PvdA-fractie toch nog mocht beginnen aan zijn derde termijn. Dat zijn veel vragen voor onder de kerstboom, maar ik denk wel dat dit snel moet worden geregeld. Het College heeft de laatste jaren een sport gemaakt van het lekken naar de pers. Haar nog langer dan drie weken laten bungelen, lijkt mij niet goed voor de stad. Geert Dales is degene die de stad een grote dienst kan bewijzen door op 1 januari 2004 af te treden. Dat laatste was een gratis advies.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik hoor de heer Van Poelgeest helemaal niets zeggen over het feit dat hij toen een van de mensen was die de toenmalige aanstaande kandidaat-collegeleden ondervroegen. Wat vindt hij nu als iemand vier jaar lang zegt dat hij vier jaar blijft zitten, dat aan deze raad meldt en aan de burgers die meeluisteren? Ik heb hem over dat onderwerp niets horen zeggen.)
  Als het om een tweede termijn gaa t, vind ik dat iets anders. Maatschappelijke carrières laten zich niet in partjes van vier jaar plannen. Ik vind wel B maar dat vond de heer Dales zelf ook B dat het in dit geval wel wat snel is.
 
 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Wethouder Dales hee ft altijd duidelijk zijn mening over tussentijds weggaan te kennen gegeven. Dat was in de vorige periode zo en dat heeft hij herhaald tijdens de zogenoemde hearing met de Gemeenteraad. Het is natuurlijk altijd mogelijk dat er tussentijds zaken op je pad komen, dat je wat je doet ineens niet meer leuk vindt of dat je na enige tijd bedenkt dat je het je toch enigszins anders had voorgesteld.
  Ik kan mij dat overigens van wethouder Dales niet zo goed voorstellen, omdat hij over het algemeen vrij duidelijk is en een redelijk analytisch vermogen heeft. Als hij deze ontwikkeling een jaar geleden niet kon voorzien, waarom is die dan nu wel aan de orde? Het zij zo. Ik feliciteer hem namens de D66-fractie met de voordracht van de gemeente Leeuwarden. Dat is ongetwijfeld een bijzonder leuke gemeente, maar ik verneem graag van hem waarom hij heeft gesolliciteerd en waarom hij het hier blijkbaar minder leuk vindt dan ergens anders. Wij vinden het jammer dat hij weggaat. De afgelopen periode gingen er veel geruchten dat e r hier en daar werd gesolliciteerd of dat hij hier en daar B à la Akkermans B werd genoemd. De afgelopen periode zijn er veel stukken in kranten verschenen, waarbij er meer sprake was van profilering van de politicus Dales dan van de wethouder van de stad Amsterdam. Blijkbaar zit zijn tijd hier erop. Dat kan zo zijn, maar wij vinden dat hij dan zo snel mogelijk moet gaan om plaats te maken voor een opvolger. Ik zal daarover nu niet spreken. Ik sluit aan bij de woorden van de heer Van Poelgeest over een vertrek in januari a.s. B een motie hiertoe bewaar ik voor een mogelijke tweede termijn B zodat wij op 14 januari 2004 een hearing kunnen houden met een opvolger en dan op een volgende vergadering de opvolger van wethouder Dales kunnen benoemen in de Gemeenteraad.
 
  De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Het lukt mij niet in dezelfde soort kramp te schieten als andere partijen als er weer eens iemand tussentijds vertrekt. Zolang wij in Nederland niet hebben afgesproken politieke functies op hetzelfde moment keurig om de vier jaar te wisselen, houden wij dit soort dingen.
  Ik ben het wel met mevr. Van Oudenallen eens dat wij juist de VVD-fractie moeten vragen naar hun standpunt, want die verkrampte verontwaardiging hebben wij de afgelopen jaren, bijvoorbeeld op het moment van het vertrek van mevr. Krikke als burgemeester in Arnhem, maar ook op andere momenten, met name van de VVD-zijde gehoord. Ik weet niet of ik naar de heer Huffnagel of naar de heer Dales moet kijken, maar zij beide herinneren zich hun eigen uitspraken op dit terrein nog wel. Het lijkt mij goed die uitspraken in dit huis nog eens te herhalen en niet alleen op de televisie af te gaan, al was het maar omdat ik het citaat van wethouder Dales over Conrad Adenauer wel heel ongelukkig vond. Die man zat niet twee jaar op zijn stoel, maar zestien jaar, en was op zijn tweeëntachtigste jaar nog nauwelijks weg te krijgen. Dat was helemaal het omgekeerde van de carrière van wethouder Dales in dit huis.
   (Mevr. BRUINES: Hoe luidde dat citaat?)
  Misschien kan de heer Dales mij even helpen. Het was een citaat van Conrad Adenauer die heeft gezegd dat niemand hem kan verbieden wijzer te worden. Zeg ik dat goed?
  De opvolging komt hierbij ook onmiddellijk aan de orde. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Van Poelgeest dat dat punt iets is voor onder de kerstboom. Het is natuurlijk wel zo dat op het moment waarop de heer Dales wordt benoemd, zijn politieke rol hier uitgespeeld lijkt.
    (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik had specifiek een vraag aan de PvdA-fractie gesteld. Betekent dit dat de PvdA voortaan bij nieuwe wethouderskandidaten de vraag achterwege laat of zij vier jaar willen blijven? Zij vindt dat immers toch onzin?)
  Zoals u weet, zijn wij de enige fractie geweest die niet voortdurend dit soort dwingeland-achtige vragen heeft gesteld. Wij hebben wel op het moment waarop wethouder Dales aantrad en er zulke speculaties in de pers waren dat hij naar het volgende kabinet zou vertrekken, hem gevraagd hoe de zaken in elkaar zaten. Dat is echter een andere termijn dan die waarover wij nu spreken.
 
 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. De CDA-fractie betreurt het dat wethouder Dales weggaat, omdat hij een goede wethouder is die wij graag hadden gehouden. In de commissie Financiën heeft hij duidelijk uitgelegd waarom hij weggaat. Wij begrijpen dat en wij wensen hem veel succes als burgemeester van Leeuwarden. Toch stellen wij hem een aantal vragen. Hij heeft veel zaken in gang gezet. Hij heeft veel gedaan op het gebied van de Noord-Zuidlijn. Wij kunnen hem natuurlijk niet vragen te blijven totdat die lijn af is, want dan komt hij op de leeftijd van Adenauer uit. Met betrekking tot de ombuigingen uit de 5 decemberbrief vragen wij ons af of hij weggaat met het goede gevoel dat alle zaken die hij achterlaat, zo doorgaan. Hij is er namelijk niet de man naar weg te gaan zonder dat het er goed uitziet. Gaat hij weg met het gevoel dat alle zaken op schema lopen?
 
 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Het is jammer dat wethouder Dales weggaat. Dat is bovenal jammer voor de stad. Ik heb de heer Van Poelgeest op televisie horen zeggen dat het ook jammer is voor het debat. Dat geldt zowel in de raad als in de VVD-fractie, kan ik u verzekeren, want het is goed debatteren met Geert. Zijn vertrek is vroeg in die zin dat het voor de verkiezingen is, maar aan de andere kant is hij nu bijna vier jaar wethouder en gaat hij weg om zich elders in te zetten voor de publieke zaak. Als ze ergens een liberale burgemeester nodig hebben in een provinciehoofdstad, is dat Leeuwarden wel. Toch is het jammer. Het is een verlies, maar voor Leeuwarden is het geweldig. Dat ervaart de stad zelf ook zo. Als ik kijk naar de juichende commentaren van de collega van de heer Van Poelgeest in Leeuwarden, hebben zij dat goed gezien.
  De heer Halbertsma heeft vragen aan de VVD gesteld. De politieke leiders van de VVD, te weten de heer Goring toen mevr. Krikke vertrok, en ten tijde van mevr. Ter Horst, hebben daarover nooit een uitspraak gedaan.
    (De heer HALBERTSMA: Misschien is uw memorie te kort, maar dan verwijs ik naar januari van dit jaar, toen de heer Cohen dreigde te vertrekken en u bijna door het dak vloog van verontwaardiging.)
  Dat is van een geheel andere orde. Het gaat dan om een benoemde burgemeester, die had toegezegd te blijven. Hij had gezegd eerst een jaar te nemen om in te werken en een jaar daarna was hij bijna weg. Men weet hoe verdrietig wij waren dat hij zich toen kandideerde, maar wij hebben daarna raadsbreed een motie van begrip aangenomen, omdat uw landelijke partijleider een oneigenlijke druk had uitgeoefend op de burgemeester en wij konden begrijpen dat hij daarvoor was gezwicht. Naar mijn idee zijn wij het daarover eens.
    (De heer HALBERTSMA: Niemand van de 44 andere leden in dit gezelschap kan naar mijn mening uw kronkel volgen.)
  Ik zie de heer Bakker aan de overkant en de heer Van der Burg naast mij instemmend knikken. Anders leg ik het buiten de spreektijd nog wel even uit.
  De heer Van Poelgeest zegt dat ik bloemen heb gestuurd naar medewerkers van Albert Heijn, omdat zij met geweld een dief hebben aangehouden. Ik heb echter in de commissievergadering reeds uitgelegd dat ik die bloemen indertijd heb gestuurd toen de dader de slachtoffers voor de rechter ging brengen. Ik heb gezegd dat ik dat de omgekeerde wereld vind. Daarom hebben wij die bloemen gestuurd. In Het Parool heb ik een artikel geschreven waarin ik heb aangegeven hoe ik daar tegenover sta. Ik sluit niet uit dat wij daarover niet helemaal hetzelfde denken, maar ik heb een en ander al toegelicht. Die weergave van zaken is dus niet juist.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik heb de heer Huffnagel zojuist de vraag voorgelegd of een en ander in de toekomst betekent dat wij ervan uit kunnen gaan dat wethouders die de VVD voorstelt, niet vier jaar op hun plek hoeven te blijven zitten van de VVD. Vindt de VVD het heel natuurlijk dat zij andere posities ambiëren, ondanks het feit dat zij de raad beloven vier jaar in de Gemeenteraad van Amsterdam te blijven zitten?)
  Nee. Ik vind dat wethouders in principe de termijn moeten volmaken, maar uw motie gaat wel heel ver. Daarin staat dat de resterende wethouders een verklaring ondertekenen waarin elk van de leden verklaart niet te vertrekken voor het einde van hun ambtsperiode. Dat zou betekenen dat er nooit meer een wethouder kan worden weggestuurd. Zoveel vertrouwen wil ik niet bij voorbaat uitspreken.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Nee, dan heeft u de motie niet goed gelezen. Dat staat er boven. U geeft geen antwoord op mijn vraag. U zegt: in principe niet. Wat is nu uw principe? Laat u uw principe vallen, omdat u misschien die positie zou krijgen?)
  Ik heb niets toe te voegen aan wat ik heb gezegd.
 
  De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. De heer Dales heeft zijn werk niet afgemaakt. Welk mens heeft dat wel gedaan in het leven? Als je gaat trouwen, beloof je elkaar ook eeuwig trouw, maar dat gaat ook niet altijd door. Ik heb wethouder Dales altijd een aardige man gevonden. Hij was af en toe wel scherp, maar zo moet dat nu en dan. Hij kan nu een betere positie krijgen en gaat naar een mooie stad. Ik vind het een erkenning.
   (De heer HALBERTSMA: Daar heb je tenminste geen stadsdelen.)
  De oppositie krijgt het natuurlijk veel gemakkelijker als de heer Dales weg is. Ik hoop dat hij het langer dan tien jaar volhoudt in Leeuwarden bij zijn schoonmoeder en ik wens hem veel succes.
   (De VOORZITTER : Ik wist niet dat die opmerking over het huwelijk zo moest worden geïnterpreteerd.)
 
 Wethouder DALES: Mijnheer de Voorzitter. Mijn schoonmoeder woont niet in Leeuwarden, dus dat valt mee, hoewel ik zeer op haar ben gesteld. De opmerking van mevr. Van Oudenallen over hoe in de toekomst om te gaan met wethouders is niet aan mij ter beantwoording. Het is aan de Raad daarover een standpunt in te nemen. Ik heb overigens wel een advies, maar ik zal dat straks na de vergadering geven.
  De heer Van Poelgeest vroeg naar de motivatie. Wat hem betreft, is dat vragen naar de bekende weg, want hij was aanwezig bij de vergadering van de commissie Financiën waar ik mijn motivatie reeds heb gegeven. Andere leden van de Raad waren daar niet, dus ik zal mijn woorden kort herhalen. Ik begrijp dat dit vragen oproept. Ik begrijp ook dat er kritiek komt. Het was geen geheim dat ik na 2006 geen wethouder van Amsterdam meer wilde zijn. Ik zou het dan mooi hebben gevonden en het werd dan tijd voor iemand anders. Tussen 2002 en 2006 moest er een moment komen waarop ik een keuze moest maken wat te doen. In 1998 werd ik tot wethouder van Amsterdam benoemd. Ik wist toen nog niet hoe fascinerend ik het lokale bestuur zou gaan vinden. Dat heeft mij enorm in de greep gekregen. Ik vind het fantastisch en wil daarin graag door. Als je eenmaal wethouder bent geweest, zeker wethouder van Amsterdam, is er nog slechts één mogelijkheid: burgemeester worden. Nu zou ik dat niet overal willen.
   (De heer H. BAKKER: U had ook verhuizer kunnen worden. U bent zo vaak verhuisd in Amsterdam en overal.)
  Nee, maar ik sprak over het lokale openbaar bestuur. Ik wil daarin door, want daar ligt mijn hart. Ik heb in het lokale openbaar bestuur in Amsterdam alle rollen gespeeld die er te spelen zijn. Ik maak mij geen enkele illusie over het burgemeesterschap van Amsterdam, want dat wordt op voortreffelijke wijze door de heer Cohen vervuld. Hij wil zich verkiesbaar stellen en gaat die verkiezing ook winnen. Ik moet dus iets anders bedenken. Ik wil niet overal burgemeester zijn, sterker nog: het idee dat ik burgemeester wilde worden, leeft nog niet zo heel lang bij mij. Dan komt er een mogelijkheid burgemeester te worden, in combinatie met een korpsbeheerderschap. U weet dat er in Nederland 25 politieregio's zijn met de bijbehorende burgemeesters. Leeuwarden is er één van. De combinatie van die twee functies is daar mogelijk en dat vind ik buitengewoon interessant. Bovendien is het een stad die ik heel mooi vind in een provincie waarmee ik al decennia lang buitengewoon veel affiniteit heb. Dit is een bijzondere gelegenheid die zich aandient. Dat was het motief. Meer was het niet, maar minder ook zeker niet.
  Dan komt er kritiek. Die kritiek is ten dele gebaseerd op het feit dat ik mij in het verleden heftig zou hebben verzet tegen wethouders die tussentijds vertrekken om burgemeester of wat dan ook te worden of tegen burgemeesters die tussentijds vertrekken om minister-president te worden. Dat betoog hoor ik al zo lang de affaire Leeuwarden speelt en dit is het afgelopen weekend weer eens flink nieuw leven in geblazen door een hoofdredactioneel commentaar in de, in deze kringen zeer veel gelezen, krant het Parool. Ik zou mij meermaals luidkeels hebben beklaagd over wethouders die tussentijds vertrekken. Dat was de tekst. In werkelijkheid was het vooral de door ons zeer gewaardeerde en helaas veel te vroeg overleden heer Piersma, die zich zeer luidkeels heeft beklaagd. Ik heb wel eens wat gezegd toen wethouder Ter Horst wegging, maar daarbij heb ik het gelaten. Toen de heer Piersma zei dat wethouders vier jaar moesten blijven, werd mij mijn mening gevraagd. Ik heb gezegd dat ik dat uitgangspunt deelde en dat men, als men die vier jaar niet volmaakte, wel een goede reden moest hebben. Ook heb ik gezegd dat ik compassie had met wethouder Krikke toen zij burgemeester van Arnhem werd. Ik heb Burgemeester Cohen te vuur en te zwaar verdedigd in de positie waarin hij toen belandde en ik heb altijd gezegd dat ik dat heb begrepen. Het verhaal dat ik mij meermaals luidkeels heb beklaagd over mensen die tussentijds weggaan, is uit de lucht gegrepen. Ik vind het niet mooi, ook van mijzelf niet, maar wij moeten niet overdrijven wat ik heb gezegd. Nu het mijzelf betreft, gooi ik niet ineens alle principes overboord.
  Velen die hier zitten, zaten hier ook in de vorige periode en hebben allemaal onderdeel uitgemaakt van vertoningen in de Raad. Helaas is de werkelijkheid zo dat wij allemaal, behalve de heren Bakker en Bakker, dozen boter op ons hoofd hebben. Had mevr. Bruines ook zo'n ferm standpunt toen haar toenmalige lijsttrekker en wethouder, mevr. Van der Gissen, er nog geen jaar na de verkiezingen van 1998 van doorging? De heer Halbertsma herinnert zich ongetwijfeld nog zijn voormalige fractievoorzitter Velthuijzen. Het heeft vier maanden geduurd in 1998 en toen was hij weg. Hij werd opgevolgd door mevr. Hoogland, vervolgens de heer Cherribi, wij hebben mevr. Ter Horst uitgezwaaid en in deze periode zaten wij er nog niet of uw troef met enorm veel voorkeurstemmen, Fatima Elatik, had al de benen genomen naar Zeeburg.
   (De heer HALBERTSMA: U moet de zaken niet omdraaien. Wij zijn niet voortdurend verontwaardigd. De VVD sprak over job-hoppers, springplanken en zo.)
  Die opmerking moet de heer Huffnagel maar beantwoorden. Ik heb zojuist gezegd wat mijn standpunt was en is. Van uw kant is niet de grootste kritiek gekomen, maar ook de PvdA-fractie maakt zich schuldig aan job-hoppen. Dat is jammer, want dan kunt u vandaag de dag niet meer zo'n grote mond opzetten. Dat geldt eigenlijk voor iedereen in de Raad, inclusief mevr. Van Oudenallen. Mevr. Van Oudenallen maakt nu wel een enorm nummer.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Terecht meen ik, want u bent de vertrekkende wethouder en ik ben niet het vertrekkende raadslid.)
  De heer Bakker jr. heeft in een interessante discussie met u al het nodige daarover gezegd. Ik herinner mij ook een krantenartikel waarin u zich beklaagde over het feit dat u geen inzage kreeg in informatie die Burgemeester Cohen aan de Commissaris van de Koningin van Noord-Holand verstrekte naar aanleiding van uw sollicitatie als burgemeester van Volendam. Hoe zat dat dan?
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik mocht binnen een jaar een aantal dingen doen, zo heb ik mijn partij gemeld. Ik ben blij dat u mij op de voet volgt. Misschien kunnen wij nog persartikelen uitwisselen, dan ben ik helemaal bij. Laten wij bij de les blijven. Een wethouder van dit College gaat weg. Ik herinner mij dat u aan mij vroeg of je bekend moest zijn bij de wethouder om te solliciteren. Nu u dat zegt, herinner ik mij dat.)
  Ik gun u ook een mooie toekomst en ik zal u vanuit Leeuwarden op de voet blijven volgen. Ook de heer Van Poelgeest heeft niet veel recht van spreken meer. Inmiddels is eenderde van zijn fractie minder dan twee jaar na de verkiezingen afgezwaaid. Wij hebben zojuist mevr. Dalm uitgezwaaid. Ik heb hem daarover verder ook niet veel horen zeggen. Laten wij het allemaal een beetje relativeren.
   (De heer VAN POELGEEST : Voor mij geldt hetzelfde als voor de heer Halbertsma. U hebt van mij de precieze teksten over de periodes die men moet uitdienen. U kent toch mijn bijdrage in het debat over de heer Cohen?)
  Jazeker en daarover verschillen wij niet van mening. U hebt daar niet zo'n punt van gemaakt.
   (De heer HALBERTSMA: Komt u nu bij de fractie van de VVD? Dat is immers het punt waar het om gaat. De VVD-fractie liep te kermen in de hoedanigheid van de heren Huffnagel en Dales. Dat is het interessante punt. Nu vertrekt een functionaris van de VVD-fractie.)
  Ik kan hier niet spreken als functionaris van de VVD, want ik zit hier als wethouder van de gemeente Amsterdam. Het is aan de heer Huffnagel c.s. hierover uitspraken te doen. Het staat buiten kijf dat de VVD-fractie hierbij ook niet veel recht van spreken heeft en geen al te grote broek mag aantrekken. Ik geef dat toe.   Het gaat niet om de tijd die ik hier zit. Het gaat erom wat ik heb gedaan in de tijd dat ik hier zat. Het oordeel over wat ik heb gedaan is aan de Raad en aan anderen. Ik heb mij serieus en hardwerkend ingezet voor de publieke zaak in Amsterdam. Ik ben inmiddels zes jaar in de Amsterdamse politiek actief. Het is te kort, maar het is niet heel erg kort. Alle andere teksten die hierover kunnen worden gesproken, zal ik uitspreken als het moment van afscheid is gekomen.
  Voordat het zo ver is, moet eerst de regering een benoeming doen. Er ligt nog niet meer dan een voordracht van de Raad van Leeuwarden, die overigens aan duidelijkheid weinig te wensen overlaat Het is aan het kabinet de benoeming te doen.Wij zullen daarop moeten wachten. Ik deel de mening van de Raad dat, als het eenmaal zo ver is, ik niet te lang moet blijven. Dan wordt het immers tijd dat een opvolger echt aan de slag kan. U zult er begrip voor hebben dat ik moet wachten totdat het kabinet heeft gesproken. Dat is naar verwachting in januari. Zodra de benoeming rond is, kom ik daarop terug. Ik dank degenen die mooie woorden over mij hebben gezegd. Diegenen die geen aardige woorden over mij hebben gesproken, dank ik ook voor hun kritiek, want die houdt je scherp.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. De basis van mijn betoog is of de Gemeenteraad van Amsterdam wethouders aanstelt en hen vraagt vier jaar te blijven. Ik ben zeer teleurgesteld in mijn collega-raadsleden, die het blijkbaar normaal vinden dat je, als je een beter baantje kunt krijgen, opstapt. Dat standpunt huldig ik niet, ondanks alle op- en aanmerkingen. Ik wil dat na de vergadering uitleggen.
   (De heer VAN POELGEEST: De heer Dales sprake over een burgemeesterschap van Volendam. Ik hoor daarover voor het eerst. Hoe zit dat?)
  U hebt de kranten niet goed gevolgd. Ik heb een poging gedaan te kijken hoe bepaalde dingen werken. Ik moet u zeggen dat die affaire nog steeds loopt. Er zit een aantal haken en ogen aan en zoals u weet, ben ik altijd heel nieuwsgierig hoe dingen in het leven gaan. Wat gebeurt er als men zich kandidaat stelt als burgemeester of als wethouder? Ik kan er een boek over schrijven. Dat is een van de redenen dat ik op sommige punten zo heb gehandeld. Dat valt echter buiten de vergadering. De gang van zaken stelt mij teleur. Buiten de Raad vraagt men zich af hoe dat kan. Men begrijpt de ambities. Waarom zegt men dan niet bij de acceptatie dat het kan zijn dat iemands ambitie wijzigt? Dat is veel eerlijker. Dat is ook de reden waarom wij vragen een verklaring te ondertekenen of erbij te zeggen dat de ambities kunnen veranderen. Als iedereen straks tegen de motie stemt, betekent dit dat het College de open deur krijgt. Dan is de motie letterlijk overbodig. Ik kan alleen het College vragen om een standpunt inzake de motie. Er staat ook in de motie: verzoekt het College. Er staat niet: verzoekt de Raad. Over de tweede motie inzake een tegenkandidaat heb ik zelfs de SP niet gehoord. Waarschijnlijk leeft hetgeen ik op straat hoor, niet in de Raad van Amsterdam. De tweede motie zal ik intrekken, maar de eerste niet. Ik wil een reactie van het College op de vraag, waarom wethouders hun tijd niet zouden uitdienen of waarom zij een dergelijke verklaring niet zouden ondertekenen.
   (De heer H. BAKKER: Ik begrijp niet waarom mevr. Van Oudenallen er zo zwaar aan tilt. Het hele leven is promoveren. Als je in de eerste klas zit, wil je naar de tweede klas.)
 Provoceren of promoveren?
   (De heer H. BAKKER: Promoveren. Ik heb mijn hart verloren aan Ajax en drie weken later vertrekt hij. Zo is het leven nu eenmaal.)
   (De heer VAN POELGEEST: Met betrekking tot motie nr. 810 is er een misverstand. Volgens het huidige reglement van orde mag een partij altijd een tegenkandidaat stellen. Dat is iets wat u kunt uitproberen.)
  Dank u, maar ik heb op dit moment niet die ambitie. Die motie is dus overbodig. Met betrekking tot de andere motie stel ik de overige collegeleden de gewetensvraag B niet de Burgemeester, want hij had al een ambitie B of z ij bereid zouden zijn zo'n verklaring te ondertekenen.
   (De VOORZITTER: Als het een vraag is aan de collegeleden, is dat iets anders dan een motie.)
  Ik heb bij de advisering begrepen dat dit een goede manier van aanleveren was. Ik wil de intentie van het College weten.
 
  De motie-Van Oudenallen (nr. 810), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van behandeling meer uit.
 
 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Het was niet nodig dat wethouder Dales zo hoog van de toren blies over wie er allemaal bij ons is weggegaan. Alles heeft zo zijn redenen gehad. Hij heeft mij niet horen zeggen dat ik hem verbied weg te gaan. Ik kan hem dat trouwens ook niet verbieden. Ik heb hem zelfs gefeliciteerd en heb er begrip voor. Ik heb mij wel afgevraagd of hij dit niet anderhalf jaar geleden had kunnen bedenken? Er zullen hier wel meer mensen zijn die zich na 2006 niet meer zullen kandideren en het zou wel een vreemd kippenhok zijn als wij allemaal actief zouden gaan solliciteren. Maar alles kan en mag. Als het eenmaal zo ver is, na deze sollicitatie en alle publiciteit die hieromtrent heeft plaatsgevonden en de voordracht vanuit Leeuwarden, dat hij zijn wethouderschap hier wil beëindigen, verzoeken wij de wethouder zo snel mogelijk op te stappen. Ik weet niet wanneer het kabinet iets gaat besluiten, maar los van het besluit van het kabinet vinden wij dat de wethouder moet zeggen dat hij zo snel mogelijk weggaat en dat er een opvolger komt. Daartoe dien ik de volgende motie in.
 
 De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
16E   Motie van 10 december 2003 van het raadslid Bruines inzake het onderwerpen van de opvolger van wethouder Dales aan een hearing (Gemeenteblad afd. 1, nr. 814).
 
 De motie wordt terstond in behandeling genomen.
 
 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Wethouder Dales heeft nooit het woord job-hopper in de mond genomen. Dat was ik zelf. Dat was een uiterst geestige opmerking, zo werd mij door de PvdA-fractie verteld, namelijk: Cohen geeft een nieuwe invulling aan het woord 'job-hopper'. Ik vind het nog steeds een heel leuke opmerking, als ik eerlijk mag zijn. Ik dank dan ook alle PvdA'ers voor alle complimenten, maar de opmerking is wel van mij en niet van Dales.
   (De VOORZITTER: Die is geweldig!)
   (De heer HALBERTSMA: Het wordt nog leuker.)
  Ik zal die opmerking nog een keer aan u uitleggen. Job-hopper.
 
 De BURGEMEESTER: Met de motie van mevr. Van Oudenallen kan het College niet veel. Slechts individuele wethouders kunnen er een uitspraak over doen, afgezien van wat zij daarover eerder hebben gezegd.
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik vraag de drie of vier wethouders die ik eerder niet heb gehoord of zij persoonlijk antwoord willen geven. Wij hebben die vraag vier jaar geleden ook gesteld. Mevr. Maij heeft heel veel plezier, zo zie ik, dus zij wil zeker heel lang blijven. Ik wil een uitspraak van het College. Ik verzoek de voorzitter deze vraag aan de wethouders voor te leggen. Als zij niet willen antwoorden, is dat ook een antwoord. Ik daag hen nu uit.
 
  Wethouder mevr. MAIJ: Mijnheer de Voorzitter. Volgens mij hebben wij tijdens de hoorzittingen reeds antwoord gegeven op deze vraag. Als ik de motie zo lees, is het een arbeidsvoorwaarde in één richting, waarmee je nooit kunt instemmen.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Dat begrijp ik niet.)
 
 Wethouder VAN DER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Ik moet eerlijk bekennen dat Middelburg mij wel wat lijkt, maar ik beloof u dat ik een tijdje in Amsterdam zal blijven zitten.
 
 Wethouder OUDKERK: Mijnheer de Voorzitter. Tot vanmiddag ongeveer 14.20 uur vond ik dit de leukste politieke functie die ik tot nu toe heb bekleed.
    (Mevr. VAN OUDENALLEN: Dus u zegt dat u wilt blijven tot en met 2006?)
  Ik zit mij nu reeds 56 minuten af te vragen of hetgeen ik voor 14.20 uur dacht, ook na 15.20 uur nog geldt. Ik ben van plan vier jaar te blijven. Als ik gezond blijf, zal ik dat doen. Zullen wij gaan spreken over die paar problemen die wij in Amsterdam nog moeten oplossen? Met wethouder Dales, met wethouder Van der Horst, met wethouder Maij, met wethouder Stadig, met wethouder Belliot, met Burgemeester Cohen en met u allemaal. Dat lijkt mij het beste antwoord.
 
 Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Zo lang ik hang te bungelen, kan ik daarover niets zeggen.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik begrijp dat ik het antwoord van wethouder Stadig in januari krijg. Mijn motie kan bij dezen worden ingetrokken.)
 
  De motie-Van Oudenallen (nr. 811), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van behandeling meer uit.
 
  De stemming over de ingediende motie wordt even aangehouden.
 
 4
 Mondelinge vragen.
  .......................................................................
..........................
...............................................
  Vraag van het raadslid de heer Bijlsma inzake de voorlichting over het openbaar vervoer in het algemeen en over de Noord-Zuidlijn in het bijzonder.
 
 De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil graag een aantal vragen stellen, omdat wij binnenkort de kerstdagen ingaan en de aanleg van allerlei openbare werken met betrekking tot verkeer in volle gang is in de stad. Het is belangrijk dat zaken op de juiste wijze worden uitgevoerd zonder al te veel overlast. Ik heb dan ook de volgende vragen, omdat gebleken is dat een en ander nog niet optimaal functioneert.
1.     Wij hebben bij diverse discussies over de Noord-Zuidlijn meermalen aandacht gevraagd voor de vermelding op borden van een dag en nacht bereikbaar klachtennummer. Ik herinner mij dat wethouder Dales heeft toegezegd dat dat er zou komen. Het is er echter nog steeds niet. Waarom is dat nog niet uitgevoerd en wanneer zal dat wel het geval zijn?
2.     Wij hebben enige tijd geleden het voorlichtingscentrum over de Noord-Zuidlijn bij het Centraal Station geopend. Ik wilde het voorlichtingscentrum bellen en heb zes à zeven keer via gemeentelijke ingangen getracht erachter te komen wat het telefoonnummer was. Waarom beschikt het voorlichtingscentrum niet over een eigen telefoonnummer en waarom is dit niet bekend bij de afdeling Voorlichting en ook niet vermeld op de website van het voorlichtingscentrum van de Noord-Zuidlijn?
3.     Waarom is dat voorlichtingscentrum op geen enkele avond open en is het op maandag en zaterdag gesloten? Het is toch voor het algehele publiek. Toen het geopend werd, zijn de betrokken deelraden in het geheel niet uitgenodigd. Zij wisten van het bestaan van het centrum niet af. Waarom zijn zij niet uitgenodigd?
4.     Enige tijd geleden is een belangrijk raadsinitiatief tot uitvoering gekomen, namelijk het doortrekken van de tramlijn naar het ziekenhuis en de poliklinieken van het VU. Ik heb geconstateerd dat een aantal raadsleden de dag ervoor een fax hebben ontvangen, maar verder geen enkele uitnodiging. Ook de betrokken deelraadsleden waren in het geheel niet uitgenodigd. In de voorlichting is nergens vermeld dat het een belangrijk raadsinitiatief was. U hebt dat zelf bij de opening wel vermeld, maar in de schriftelijke zaken die van de gemeente zijn uitgegaan, staat dit niet.
5.     Er is zojuist een voorlichtingsfolder over de Wibautas verspreid met informatie over welk stuk wanneer wordt aangepakt. Daarin staat dat de vorige Gemeenteraad geen overeenstemming bereikte over het ter beschikking stellen van de financiële middelen voor het totale project. Dat is volstrekt ten onrechte. Waarom wordt niet vermeld dat juist dankzij het ingrijpen van de Raad middels een motie nu kan worden gestart met de uitvoering van de Wibautas? Waarom is dat op deze wijze fout in de voorlichtingsfolder gekomen?
 
 Wethouder VAN DER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan al deze detailvragen simpelweg niet beantwoorden en zal u later berichten hoe een en ander precies zit. U moet ervan uitgaan dat de wethouder niet uit zijn hoofd weet waarom bepaalde telefoonnummers en bepaalde teksten niet of wel zijn opgenomen.
   (De heer BIJLSMA: Dan verwacht ik uw antwoord ten minste binnen een week en zal de zaak naar aanleiding van uw antwoord al of niet aan de orde stellen in de volgende raadsvergadering. De borden hadden er al een jaar geleden moeten hangen.)
 Zijn deze vragen niet veel geschikter voor behandeling in de commissie?
   (De heer BIJLSMA: Ja, maar ik ben er pas deze week achter gekomen dat het nog steeds zo is. Ik heb in de commissie ettelijke malen gevraagd wanneer een en ander wordt uitgevoerd. Ik wil niet weer een aantal kerstweken doorbrengen waarin ik door burgers wordt opgebeld met de vraag hoe het kan dat men vastloopt. Het moet eindelijk eens goed worden geregeld.)
  Dan stel ik voor de vragen volgende week in de commissievergadering van 17 december a.s. te beantwoorden.
........................................................................
.....................................................
....................................................
De vergadering wordt van 16.40 uur tot 19.30 uur geschorst.