Avondzitting op woensdag 29 oktober 2003.
Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester
, alsmede het raadslid A. Bijlsma, plaatsvervangend voorzitter
Raadsgriffier: mevr. mr. A.J.M. Smeets De
VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste vergadering.
De VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer Bijlsma.
Afscheid van de raadsgriffier.
................................................
................................................................
....................................
De Burgemeester overhandigt de raadsgriffier een boeket.
(Applaus)
Aan de orde zijn thans opnieuw: 7
Algemene en financiële beschouwingen. 8
Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 9 oktober 2003
tot vaststelling van de gemeentebegroting voor 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr.
488). Deze punten worden gevoegd behandeld.
Mevr. BRUINES:
Mijnheer de Voorzitter. Ik vind het ietwat vreemd met mijn algemene
beschouwingen te beginnen, nadat Anita zojuist zo mooi is toegesproken. Anita,
ook namens onze fractie dank ik je hartelijk voor al je inspanningen.
Ongeveer twintig jaar geleden was de wereld nog overzichtelijk. Achter het
ijzeren gordijn zaten de meeste communisten en het beschaafde deel van Europa
groeide in aangepast tempo tot unie. In december 2004 vindt overigens onder het
Nederlands voorzitterschap de Eurotop weer plaats. Wij vragen ons af of
Amsterdam daarvoor kandidaat is en of Amsterdam daarmee iets doet.
Twintig jaar geleden was Amerika nog een betrouwbare partner en in het
Middenoosten zou het tussen Israël en Palestina na de Camp David-akkoorden
ook goed komen. En het begrip mondialisering' bestond nog nauwelijks.
Van alles komt dwars door elkaar op je af en er lijkt geen verband meer te
bestaan tussen al die verschillende zaken. Dat is het gevoel dat veel mensen
vandaag de dag hebben. Met vluchtelingen, illegalen, vrouwenhandel,
grootschalige internationale drugshandel enz. vertalen politieke en economische
problemen en conflicten uit de hele wereld zich op straat. Na 11 september
2002 en de oorlog is Irak is dat nog duidelijker merkbaar. Op straat ook
in Amsterdam wordt de kwestie Israël-Palestina uitgevochten. De
duidelijkheid over wat goed en slecht is, is voor niemand meer zo
vanzelfsprekend als jaren geleden. Dat geldt zowel voor autochtonen als voor
allochtonen en ook voor jong en oud. Als u dat nog niet heeft gedaan, raad ik u
aan het boek van Gerard van Westerloo te lezen met de titel `Niet spreken met
de bestuurder'. In een van de hoofdstukken gaat hij, negentien jaar na de
VN-bijlage uit 1984, naar de bestuurders van tramlijn 16. Het is een heel
interessant boek, waarin de vraag centraal staat hoe iedereen uiteindelijk zijn
weg vindt in een veranderende wereld. Burgers richten hun hoop en
verwachtingen op de politiek en de roep om sterk leiderschap groeit.
Tegelijkertijd is er een grens aan het oplossend vermogen van de politiek en de
overheid, aan de zorg die wij kunnen organiseren, aan het bedienen van
iedereen en aan alle wensen. Burgers verliezen het vertrouwen in de politiek
waarvan zij het antwoord zo graag krijgen.
Hoe staat het met de overblijfregeling van onze wethouder voor Onderwijs en het
daadkrachtig aanpakken van de problematiek van het schoolgeld? Hoe staat het
met het bedienen van iedereen en het tegemoetkomen aan de wensen? Dat heeft
daarmee te maken.
Wij moeten problemen te lijf gaan met wat wij kunnen en dat is het ontwikkelen
van lokaal beleid. Meer dan ooit vergt dat kennis van en inzicht in feiten en
processen. Ook vergt dat zorgvuldigheid.
Een andere en intensievere verstandhouding met de rijks- en Europese overheid
is naar de mening van de fractie van D66 van cruciaal belang bij de aanpak van
de problemen die wij in onze stad tegenkomen, of bij het opsporen van de
oorzaken daarvan. Het moet meer zijn dan het hebben van een lobbyist of een
G4-kantoor. Dat houdt ook in dat er moet worden gewerkt aan een verstandhouding
waarbij ervaring, kennis en feiten worden uitgewisseld om met werkbare
oplossingen te kunnen komen.
Ik noem de problematiek van de vrouwenhandel en de daarmee samenhangende
criminaliteit als voorbeeld. Die lossen wij niet op door het sluiten van de
tippelzone. Dat probleem kan alleen op grotere schaal worden aangepakt.
De grote drugsaanvoer en verhandeling in onze regio kan niet zonder een
gezamenlijke aanpak met het Rijk de ministers van Justitie en van
Binnenlandse Zaken worden opgelost. Kan het College onze gedachtelijn
wat dat betreft volgen en wat doet het in G4-verband aan deze zaken? En wat
doet het daaraan in overleggen en contacten met het Rijk en Europa?
Terecht wees de Burgemeester er vorige week op dat meer incidenten bovenkomen
op het moment dat meer inzicht in nare zaken wordt verkregen. Die verschijnen
vervolgens in de pers en leiden dan tot veel verontwaardiging. Dat gebeurt op
dit moment vooral ten aanzien van uitspattingen van groepen jongeren. Ook de
heer Van Poelgeest sprak daarover. Het lijkt dan alsof er niets goeds meer
tegenover staat. Dat wij Amsterdammers aanpakken die over de schreef gaan, is
noodzakelijk. Het veiligheidsbeleid zoals dat nu totstandkomt, dat deels zijn
vruchten afwerpt en zijn weerslag vindt in de begrotingsvoorstellen terzake,
heeft de steun van de fractie van D66.
Goed onderwijs is een van de meest cruciale beleidsterreinen die nodig zijn om
op te groeien tot een volwaardig en verantwoordelijk mens. Voor de fractie van
D66 is goed onderwijs op goed geoutilleerde scholen van immens belang, ook in
bredere zin. Denk daarbij aan educatie kunst en cultuur. Het nu nog vage woord
`aandeelhouderschap', zoals dat in de Kunstennota van het College is vermeld,
kan onzes inziens middels onderwijs en kunst- en cultuureducatie invulling
krijgen en de angsten en onzekerheden bij veel mensen verminderen.
De fractie van D66 gelooft in mensen en hun kracht om zelf te kiezen. De
overheid heeft de rol voorwaarden te scheppen om die keuzes te kunnen maken en
eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen. In de politiek wordt nog steeds
vaak een hokjesgeest gecreëerd: vrijheid tegenover gelijkheid, individu
tegenover collectief, individualiteit tegenover solidariteit. Die hokjes gaan
ten koste van het zicht op de noodzaak van verandering en die vertroebelen een
zinnige discussie.
Ik wees eerder op het belang van kennis en inzicht in feiten en processen.
Graag citeer ik een dringende oproep van Geert Mak, die vorige week de
Wibautleerstoel overdroeg aan Paul Scheffer. Ik kan er niets aan doen, mijnheer
Halbertsma, maar hij heeft ook op dat moment weer gezegd: Als wij zien
hoeveel onderzoek en kennis op de universiteit aanwezig is, is het te gek voor
woorden dat de gemeente van deze kennis, inzichten en bestaande onderzoeken
niet veel meer gebruik maakt." Geert Mak doelde op de Universiteit van
Amsterdam (UvA), want daarmee had hij de meeste ervaring. Ik bepleit dringend
dat de gemeente Amsterdam de samenwerking met de UvA intensiveert. Hoe gaat het
College van Burgemeester en Wethouders dat doen?
In dit tijdgewricht is het belangrijk open te staan voor verandering en dat is
niet altijd een populaire boodschap. Mensen houden immers graag vast wat zij
hebben. Nu kom ik bij de begroting.
Economisch zwaar weer treft onze stad en onze begroting. Dat is niet alleen het
geval omdat de uitkering van het Rijk aan de gemeenten met 127 miljoen euro is
verlaagd, maar ook omdat een aantal maatregelen, zoals de Nieuwe Bijstandswet,
de ingreep in de ziektekosten, de huursubsidie en de ID-banen daarover
is vandaag al veel gezegd zijn weerslag heeft of kan hebben op groepen
in de Amsterdamse samenleving. Daarmee kun je op twee manieren omgaan. De
factie van de PvdA en een aantal andere fracties hebben aangegeven te kiezen
voor de rol van reddende engel om weerstand te bieden aan de gure rechtse wind
die uit Den Haag waait. De fractie van D66 is van mening dat een goede schipper
ook bij gure wind naar behoren kan varen.
Zij wil in ieder geval niet onopgemerkt laten dat deze nieuwe situatie ook kan
worden benut om sommige zaken anders en beter te regelen. Het is een kwestie
van kansen oppakken. Daarom hebben wij er bijvoorbeeld geen behoefte aan reeds
vast te stellen dat de nieuwe Wet werk en bijstand in Amsterdam onoverkomelijke
problemen met zich mee zal brengen. Deze wet biedt kansen. Ik merk zelfs op
dat wethouder Oudkerk dat op een bepaald moment ook op die manier heeft gezegd.
De fractie beschouwt het als een belangrijke taak van de Raad en het College om
ook vanuit Amsterdam een bijdrage te leveren aan de discussie over de
herstructurering van de verzorgingsstaat, het terugdringen van overtollige
bureaucratie en het vervangen van regelingen of organisaties door betere en
effectievere als dat nodig is. (De heer ASSCHER:
U neemt hier een dapper standpunt in, maar laten wij dat concreet maken. Ik
ben benieuwd wat u vindt van de plannen van het College om bijvoorbeeld de
bezuiniging op het armoedegeld zoveel mogelijk te compenseren. Ik heb er hier
voor gepleit onze bijdrage daaraan structureel op te lossen, omdat wij menen
dat er altijd personen zijn die dat nodig hebben. Begrijp ik goed dat u het
daarmee niet eens bent?)
De huidige voorstellen van het College ondersteunen wij, maar ik vermoed dat er
ook sprake is van een overgangsperiode. Daarmee bedoel ik de periode van de
vroegere naar de toekomstige situatie. Naar mijn idee is het huidige bedrag
goed. Ik hecht er wel aan te zeggen dat een paar jaar geleden bleek dat van het
armoedegeld waarover deze gemeente beschikte, elk jaar heel veel overbleef. De
maatregelen van destijds zijn stevig verruimd, omdat het geld daarmee
misschien wel op kwam. Ik vind dat wij de discussie moeten aangaan over de
vraag of wij terug moeten naar de oude regeling. In de nieuwe Wet werk en
bijstand gaat het om activering en de gedachte werk vóór
uitkering' en het lijkt mij dan ook goed onze activiteiten, hoop en geest
daarop te richten. (De heer ASSCHER:
Nu gebruiken wij het armoedegeld bijvoorbeeld voor het aanschaffen van
computers voor arme kinderen en wij besteden dat aan schuldhulpverlening, met
name in de preventieve sfeer. Ook zullen wij bijvoorbeeld de kortingen op het
ziekenfondspakket compenseren die nu worden voorgesteld. Wilt u dat wij daarmee
doorgaan?)
Ik vind dat wij goed moeten nagaan of wij daarmee op die manier moeten
doorgaan. (De heer ASSCHER: Dat is duidelijk.)
Wij kunnen nu al die punten bespreken, maar dan is mijn spreektijd op. Het
bedrag dat het College nu uittrekt, vind ik goed. Ik heb daarover gezegd wat ik
te zeggen heb.
Wij gaan ervan uit dat de ombuigingen, zoals die bij de Voorjaarsnota aan de
orde zijn geweest, uitgaan van het principe dat wij elke regeling, organisatie
en systeem beoordelen met als doel na te gaan of dat niet beter en effectiever
kan zonder dat personen daarvan nodeloos de dupe worden. Vergeet u overigens
niet ook de Bestuursdienst zodanig te herinrichten daarmee is het
College immers bezig dat die na 2006 onder een gekozen burgemeester kan
werken.
Voor de relatie met de stadsdelen geldt ook dat het belangrijk is te blijven
werken aan de meest efficiënte organisatie. Wij vragen het College hoe het
staat met de voortgang van het bestuursakkoord. De te verwachten resultaten
zijn namelijk gekoppeld aan de overdracht van financiën. Is dat al rond?
Zo nee, hoever staat het daarmee? Wij moeten immers binnen deze periode
resultaten kunnen zien.
Tijdens het raadsdebat op 8 oktober jl. over Prinsjesdag heb ik het College
gevraagd een aantal concrete gevolgen te noemen van de rijksmaatregelen voor de
gemeente Amsterdam. Na de beantwoording daarvan zouden wij ook via de
partijlijn een aantal zaken aan de orde kunnen stellen. Tot nu toe is er echter
sprake van stilte: geen tekst en/of punten.
Ik kan nu in ieder geval melden dat onze Kamerfractie zich sterk maakt voor
onder andere het behoud van voldoende plaatsen in Den Engh en zelfs voor
uitbreiding daarvan, het in stand houden van het uitvoerend werk van de
reclassering en de JIB's. Er ligt een amendement van de fracties van de VVD en
D66 met als doel die bezuinigingen ongedaan te maken en een en ander zelfs uit
te breiden met mogelijkheden om recht te spreken in de buurt. De vraag blijft
echter waarom het College niet met dat lijstje is gekomen. Valt het
uiteindelijk toch allemaal wel mee? (De BURGEMEESTER:
Het lijstje dat u nu noemt, klinkt mij wel heel bekend in de oren.)
Precies, maar wij hebben u bij de discussie over de Voorjaarsnota een concreet
lijstje gevraagd. Dat heeft u toegezegd. U heeft gezegd dat u alles wilde doen
en organiseren, ook in het belang van Amsterdam. Wij hebben echter niets gezien
en ik vraag mij af wat daarvan de reden is.
Volgend jaar zullen wij verdere besluiten nemen over de subsidierelaties. Ik
neem aan dat dit bij de Voorjaarsnota of de begroting gebeurt. Het verbaast ons
dat wij in deze begroting niet lezen hoe die operatie zal worden aangepakt.
Wij verwachten dat een aantal criteria wordt geformuleerd en dat samen met
instellingen wordt nagegaan wat mogelijk, wenselijk en noodzakelijk is. De
fractie van D66 is er voorstander van die criteria in de Raad aan de orde te
stellen.
Ik ga in op de werkwijze van de Raad en het College. Met alle gevoelens van
onzekerheid en het wantrouwen dat veel inwoners van deze stad in het bestuur
hebben, is het onze dure plicht ons werk zo goed en herkenbaar mogelijk te
doen. Elke geïnteresseerde burger die naar Salto kijkt om de
raadsvergaderingen te volgen, of die zelf langs komt om een raads- of
commissievergadering bij te wonen, moet gewend zijn aan het politieke gekwek of
aan het rondlopen van diverse raadsleden in de zaal. Als dat niet het geval
is, zal hij zich helemaal rot schrikken. Het moet anders. In de Raad moet een
debat worden gevoerd. Laat de politieke verschillen maar duidelijk worden en
het College optreden als collegiaal bestuur. Wat is het nu weer voor novum dat
wethouders naar buiten mogen uitleggen dat zij het niet met het collegebesluit
eens zijn? Leg de Raad desnoods een meerderheids- en een minderheidsstandpunt
voor. Het dualisme heeft betrekking op de relatie tussen de Raad en het College
en niet op vleugels in het College. Burgemeester, houd ook uw zestal bij
elkaar.
Tot slot merk ik op dat goed beleid toekomstgericht is. Tegen de tijd dat het
economisch weer beter gaat, moet deze stad daarvoor wel klaar staan. Dat
betekent dat wij ook nu blijvend inspanningen moeten plegen als het gaat om de
verhoudingen met het bedrijfsleven en de wetenschap. Het is van belang zo min
mogelijk te bezuinigen op onderhoud in de stad en te blijven investeren in haar
toekomst. Wij moeten zorgdragen voor huisvesting voor de bevolkinggroepen die
wij in de toekomst hard nodig hebben, zoals de kenniswerkers. Het is belangrijk
te blijven investeren in onderwijs. Gelukkig hebben wij het Rijk wat dat
betreft aan onze zijde. Laten wij die middelen goed en efficiënt inzetten
en niet verspillen aan grote overlegstructuren, of aan vergaderingen van
projectgroepen. Het is tevens van belang te blijven investeren in de sterktes
van de stad.
Wij brengen complimenten over voor het voorstel over de Openbare Bibliotheek.
En nu nog het Stedelijk Museum. Aan de fractie van D66 zal dat niet liggen.
De heer ZAFER YURDAKUL:
Mijnheer de Voorzitter. Het College van Burgemeester en Wethouders wekt met de
begroting de indruk dat Amsterdam door het Rijk financieel gezien flink in de
hoek wordt gezet. Niet alleen Amsterdam heeft in financieel opzicht last van
zwaar weer, maar dat geldt voor het hele land. De gemeente Amsterdam dient wat
dat betreft goed te anticiperen op de ontwikkelingen. Er moeten politieke en
bestuurlijke maatregelen worden genomen, zodat de gemeente Amsterdam meteen kan
meeliften als de economie weer aantrekt. De fractie van D66 is dan ook van
mening dat er nu aandacht moet zijn voor de investeringen die het economisch
klimaat verbeteren en die Amsterdammers productief kunnen maken op de
arbeidsmarkt.
De fractie van D66 constateert dat de gemeente Amsterdam in vergelijking met
voorgaande jaren niet veel minder te besteden heeft. Zo zien wij dat er sprake
is van bezuinigingen op het armoedebeleid voor een bedrag van 19,8 miljoen
euro, maar tegelijkertijd is er sprake van rijksbijdragen die dit deels
compenseren. Ook is sprake van een langdurigheidtoeslag en een enorme meevaller
vanwege de rekenmethode voor de middelen werk en bijstand ter waarde van 60
miljoen euro.
De korting op het Gemeentefonds vanwege de Zalmsnip wordt gecompenseerd door
het feit dat die niet hoeft te worden uitgekeerd en dat dit zeker niet dubbel
hoeft te gebeuren. Deze is dus budgettair neutraal en er zal dus niet een fors
nadeel zijn, zoals het College dat suggereert.
De bezuinigingen op het ISV-fonds zijn hard, maar verder ziet de fractie van
D66 veel voordelen, waaronder het bedrag van 9 miljoen euro voor
toezichthouders in het openbaar vervoer. Daarnaast zijn er extra middelen voor
jeugdzorg en voogdij en niet te vergeten het Amsterdamse deel van de
investeringen die D66 landelijk voor het onderwijs heeft geregeld. In totaal
betreft het een bedrag van 71 miljoen euro voor het lerarentekort en
investeringen in kennis en innovatie.
De fractie van D66 is ervan overtuigd dat de gemeente Amsterdam door
verbetering van haar bedrijfsvoering en de verscherping van de
efficiëntiemaatregelen veel geld kan besparen. Ik geef daarvan een aantal
voorbeelden.
Een strafkorting minder voor wethouder Oudkerk levert 5 miljoen euro op.
Een goede offerte van wethouder Maij voor Parkeerbeheer levert eveneens 5
miljoen euro op.
Wij hadden minstens 30 miljoen euro kunnen besparen als wethouder Stadig voor
de sanering van de onlangs aangekochte vervuilde grond van het Shellterrein de
rekening bij de vervuiler had kunnen neerleggen. De fractie van D66 is van
mening dat de wethouders voor de stad Amsterdam geld moeten verdienen in plaats
van dat te verspillen.
De gegevens over het Gemeentefonds zijn gebaseerd op de junicirculaire en de
informatie uit de Miljoenennota is nog niet in de begroting verwerkt. Pas
vandaag kregen wij daarvan een uitwerking op tafel. Dat vinden wij rijkelijk
laat.
De informatie die wij tot nu toe onder ogen hebben gehad, bevestigt ons
vermoeden dat het allemaal wel zal meevallen. Het College schetst een heel
somber beeld van de financiële situatie, maar zo ernstig is dat niet. Wij
durven met de Raad dan ook de weddenschap aan te gaan dat het College de
meevallers die straks van buitenaf komen aanwaaien wijt aan eigen daadkracht en
financiële discipline. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Zegt u nu eigenlijk dat het College zich oneigenlijk zaken toeëigent?
Bedoelt u te zeggen dat het College zal zeggen dat het bepaalde gelden voor ons
heeft binnengehaald, terwijl dat niet het geval is?)
Ja. Dat zeg ik.
Ik ga in op de gevolgen van de invoering van de Wet werk en bijstand.
(De heer ASSCHER:
Ik hoor u met stijgende verbazing uw eigen prestaties op het gebied van het
onderwijs bejubelen. Die moral high ground
waarop u zit, begint mij enigszins te storen. Het is u misschien ook bekend dat
komend jaar 50 miljoen euro wordt bezuinigd op het
onderwijsachterstandenbeleid. Het jaar daarop zal dat 100 miljoen euro zijn.
Dat zullen wij in Amsterdam goed voelen. Is u dat bekend?)
U schuift ons nu in de schoenen dat wij verantwoordelijk zijn voor die
bezuiniging voor Amsterdam. (De heer ASSCHER:
U schepte daarover zojuist op door te zeggen dat daarin enorm wordt
geïnvesteerd.)
Ik spreek over het jaar 2004. In dat jaar zal de gemeente Amsterdam door het
toedoen van D66 landelijk, meer geld voor het onderwijs krijgen. Dat heeft u
ook gezegd, dus dat kunt u nu niet ontkennen. (De heer
VAN POELGEEST:
Dit is een te eenvoudige manier om de vraag te negeren. U mag best de
loftrompet steken over het feit dat uw partij landelijk iets extra's heeft
geregeld om te investeren in de kenniseconomie, maar tegelijkertijd moet u dan
onder ogen zien dat uw partij die korting op die onderwijsachterstanden niet
kon of wilde tegenhouden. U moet daar niet omheen draaien, want ook dat is
onderdeel van het kabinetsbeleid. Het is wel het hele pakket en niet een
kwestie van selectief winkelen.)
Ik maak daarover twee opmerkingen. De vraag is of de middelen voor de
onderwijsachterstand die wij in Amsterdam jaar na jaar uitgeven tot verbetering
in het onderwijs leiden. Wij kunnen ons de vraag stellen of bijvoorbeeld de
zwarte scholen opeens beter zijn dan een aantal jaren geleden. Als er sprake is
van een positieve ontwikkeling, is de vraag of die zich voortzet.
(De heer ASSCHER:
U bent gewoon voorstander van die bezuiniging. Zegt u dat dan! Ik hoor van u
nu eigenlijk de suggestie dat die middelen niet goed zijn uitgegeven en dat u
dus voor deze bezuiniging op de onderwijsachterstandgelden bent. Dat is veel
duidelijker en dat lijkt veel meer op de opmerking van mevrouw Bruines over het
armoedegeld.)
Later in mijn betoog zal ik ingaan op het armoedegeld.
Ik ga in op de gevolgen van de invoering van de Wet werk en bijstand. Er is
sprake van een incidenteel financieel voordeel voor het jaar 2004 dat voor
verschillende terreinen wordt aangewend. De fractie van D66 gaat ervan uit dat,
als dat voordeel kleiner is dan 60 miljoen euro, dit wordt opgelost door
minder in de risicobuffer te stoppen en de andere bestedingsrichtingen
ongemoeid te laten.
Er wordt gemeld dat 5 miljoen euro uit het Weerstandvermogen wordt onttrokken
om het wegvallen van het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid als klant voor de Dienst
Stadstoezicht te compenseren. Dit is een eenmalige dekking voor een structureel
probleem. Dit legt dus een beslag op de structurele ruimte. Naar het oordeel
van de fractie van D66 is het weerstandsvermogen daarvoor niet bedoeld. De
keuze voor een echte oplossing wordt met een jaar opgeschoven. Daarmee zijn wij
niet gelukkig. Misschien past dat bij de handelwijze van het College, maar
niet bij die van de fractie van D66. (De heer
VAN POELGEEST:
Wat u zojuist over de Dienst Stadstoezicht opmerkte, begrijp ik niet van een
fractie die te pas en te onpas pleit voor marktwerking. Die dienst kon het in
dit geval namelijk niet winnen van een ander. Op het moment dat die dienst die
opdracht niet krijgt, zal hij personeel moeten ontslaan. Dat kan dus nooit tot
een structureel probleem leiden. Het is wel mogelijk dat dit tot een
incidenteel probleem leidt, omdat men over een goed sociaal plan moet
beschikken. Kunt u uitleggen waarom u van mening bent dat het een structureel
probleem is?)
Als een andere klant in 2004 wegvalt door het niet goed functioneren van de
Dienst Stadstoezicht, hebben wij volgend jaar weer een probleem.
Tot onze vreugde zijn er ook veel zaken waarvoor geldt dat wij het eens zijn
met de keuze van het College. Ik noem bijvoorbeeld het bedrag van 10 miljoen
euro voor het Stedelijk Museum, 23 miljoen euro voor de Openbare Bibliotheek,
de investering in schoolgebouwen, informatie over de prestatie van Amsterdamse
scholen, ouderinitiatieven in het onderwijs en jongerenloketten.
Het percentage schooluitval blijkt ook in 2004 schrikbarend hoog, namelijk 5.
Wij accepteren dat niet. Elk procent staat namelijk voor 320 leerlingen die
afhaken en hun opleiding dus niet afronden. Waarom komt het College niet met
plannen daaromtrent? Ik verzoek het op die vraag een duidelijk antwoord te
geven. De heer H. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. Wij beginnen met het onderwerp van Burgemeester Cohen,
namelijk de veiligheid. De fractie van Leefbaar Amsterdam maakt zich nog
steeds grote zorgen over de veiligheid in Amsterdam. Onze fractie signaleert
thans een verharding van de Amsterdamse samenleving. Thans worden wij
geconfronteerd met diverse incidenten waarbij een deel van de Marokkaanse
jongeren is betrokken. Deze groep stelt de Marokkaanse gemeenschap in Amsterdam
in een kwaad daglicht. De aanpak van dit probleem en het duidelijk maken dat
dit onwenselijk is in de Amsterdamse samenleving, is natuurlijk niet alleen een
zaak voor de politie. Ook de Marokkaanse gemeenschap zal stelling moeten nemen
tegen dit wangedrag en duidelijk moeten maken dat ook zij dit niet accepteert.
De notities van de heer Halbertsma zijn uiterst ongelukkig gekozen, maar dat
geeft natuurlijk wel aan welke koers de PvdA-fractie wil varen. Ingrijpen is
lange tijd taboe geweest. Men sprak liever over bepaalde problemen. Nu is het
tijd te laten zien dat wij dit als bestuurders van deze stad niet meer pikken.
Tenslotte stelt ook het College dat alleen het resultaat telt. Wij hebben de
indruk dat de Burgemeester kapitein is van een boot zonder roer met matrozen
die niet willen luisteren. Er is daarom sprake van muiterij aan boort van dit
schip. Ook bestaat de indruk dat dit schip vaak lekt, en dat in woelige tijden.
De vraag is of er het afgelopen jaar ook nog iets goed is gegaan. Dat is
inderdaad het geval.
Met blijdschap is het bericht ontvangen dat de Theemsweg eindelijk wordt
gesloten. De fractie van Leefbaar Amsterdam merkte vorig jaar reeds op dat deze
poel des verderfs niet in onze samenleving past. Toch moesten wij weer
evalueren. In Amsterdam zegt men: "Nog langer praten zonder daden."
Onze fractie stelt zich dan ook achter het motto `geen woorden meer, maar
daden'. (De heer VAN POELGEEST:
Waaruit leidt u af dat de Theemsweg zal worden gesloten? Naar mijn idee moeten
wij in de Raad nog over dit onderwerp debatteren. Kent u de uitslag al? Als
dat het geval is, hoor ik die graag.)
Ieder raadslid met gezond verstand zal voorstellen de Theemsweg te sluiten.
Het tweede compliment heeft betrekking op de terugkeer van de Amsterdamse
Koninginnenacht. Wij zijn tevreden met het feit dat dit volksfeest in ere wordt
hersteld, maar roepen iedereen op daarvan daadwerkelijk een onvergetelijke
nacht te maken en te laten zien dat Amsterdam dit feest waard is en blijft.
Het derde compliment dat wij geven, heeft te maken met het feit dat er
preventieve fouilleeracties worden gehouden. Zoals de fractie van Leefbaar
Amsterdam voorstelde, wordt ook in de uitgaansgebieden en het openbaar vervoer
preventief gefouilleerd. Wij zijn van mening dat elk wapen dat wordt
aangetroffen een succes betekent. Daarbij komt dat wij daarmee een drempel
opwerpen voor bezoekers van discotheken. Kwaadwillende lieden zullen deze
gelegenheden mijden, omdat zij grote risico's lopen hun wapens en eventuele
drugs kwijt te raken. Bovendien is de kans groot dat zij strafrechtelijk worden
vervolgd.
Wij doen een beroep op de Burgemeester inzake de winkeldiefstal bij de
middenstand. Veel winkeliers moeten hun bedrijfsactiviteiten namelijk staken
vanwege overlast of criminaliteit. Om excessen te voorkomen, is een harde
aanpak nodig van deze vormen van overlast. Daarbij komt dat duidelijke
afspraken tussen de middenstand en de Politie noodzakelijk zijn, zodat
duidelijk wordt op welke wijze men moet omgaan met deze
vorm van overlast. Het speerpunt hierbij moet een snelle afhandeling van dit
soort zaken zijn. Het is niet de bedoeling dat de dader na een uur op straat
staat en dat de winkelier de hele dag kwijt is aan het invullen van
processen-verbaal.
Wij bestempelen wethouder Oudkerk als de Houdini van het College. Hij is de
enige goochelaar die niet vooraf weet wat er uit zijn hoed komt. De fractie
maakt zich dan ook ernstige zorgen over de Nieuwe Bijstandswet en de gevolgen
daarvan voor Amsterdam. Zij betwijfelt of wij daadwerkelijk op de goede weg
zijn. Mede door de slechte economie stromen veel mensen de bijstand in en de
vraag is of wij de kosten daarvoor nog lang kunnen blijven dragen. Als wij de
GSD in stand willen houden, wordt het tijd voor een keiharde aanpak. Wij
betwijfelen of de Megabanenmarkt een succes was. Vanaf het begin hebben wij
gevraagd om een externe evaluatie van dit project. Veel Amsterdammers maken
helaas nog steeds misbruik van de GSD. Wij zijn van mening dat het geld terecht
moet komen bij personen die dat daadwerkelijk nodig hebben in plaats van bij
mensen die dat beschouwen als een prettige aanvulling om de vaste lasten te
kunnen betalen en die te beroerd zijn om te werken.
(De heer VAN POELGEEST:
Dat gaat mij wel heel hard. Beschikt u over een rapport waaruit blijkt dat
veel Amsterdammers misbruik maken van de bijstand? Als dat het geval is,
ontvangen wij dat graag.) (De heer H.H.G. BAKKER:
Daarvan zijn er genoeg.)
Als u verder luistert, zult u begrijpen waarop ik doel.
(De heer VAN POELGEEST:
Dat is natuurlijk een vrij harde beschuldiging van alle mensen in deze stad
die van een uitkering leven. Dat zijn er heel veel. Als u hier durft te zeggen
dat velen van hen de kantjes er vanaf lopen ik weet niet precies hoe u
het zojuist formuleerde moet u dat ook hard kunnen maken.)
Ik kan nu wel met een rapportje bij u komen, maar ik daag u uit een dagje bij
mij te komen. Ik woon vlak bij de gracht. (De heer
VAN POELGEEST: Nee, ik wil graag dat onderzoeksrapport zien.)
Dan gaan wij een dag in de Vlaardingenlaan staan en kunt u zien welke personen
daarvan misbruik maken en welke niet. (De heer
VAN POELGEEST:
Ik constateer dat u niet over dat onderzoeksrapport beschikt en dat u hier een
paar losse flodders de lucht in gooit.) (De heer
H.H.G. BAKKER:
Wij zullen u schriftelijk antwoord geven. Dit is op snelheid werken, dus dat
gaat niet. Maar u krijgt van ons een keurig onderbouwd, schriftelijk antwoord.)
(De heer VAN POELGEEST:
U moet dit soort beschuldigingen niet doen als u geen goede onderbouwing kunt
geven. In Amsterdam leven 70.000 mensen op het minimum en u zegt dat velen van
hen daarvan misbruik maken. Dat is een harde beschuldiging, mijnheer H.
Bakker.) (De heer H.H.G. BAKKER:
Met die deelraden heeft u dat ook gezegd en dat hebben wij eveneens hard
gemaakt, maar daarop bent u nooit teruggekomen.) (De heer
VAN POELGEEST: Dat is dus ongeveer dezelfde categorie?)
(De heer ASSCHER:
Over de kwestie van de deelraden zou u ook een lijstje produceren met harde
fraudecijfers.)
Wij hebben twee rapporten aangeleverd. Dan bent u slecht op de hoogte. Het
betreft het rapport van De Galan en Voigt en laatst zijn wij gekomen met een
stuk over het stadsdeel Amsterdam-Centrum, maar schijnbaar leest u ook geen
kranten. (De heer ASSCHER:
Ik lees wel degelijk kranten, maar u zou uw beschuldigingen hard maken. Maar
die waren van vorig jaar, dus dat is enige tijd geleden. Ik begrijp wel dat de
heer Van Poelgeest u nu vraagt waar te maken wat u zegt.)
Waarom veranderen verschillende fracties naar uw oordeel van mening over de
deelraden? Of bent u het ook eens met de grondexploitaties?
(De heer ASSCHER:
Ik heb van geen enkele andere fractie gehoord dat zij uw beschuldiging
herhaalde, namelijk dat daar op grote schaal fraude wordt gepleegd. In die
beschuldiging staat u nog steeds alleen.)
Nee hoor, want die fraude hebben wij in de kranten inmiddels ook aangetoond.
Het probleem is echter dat het steeds weer wordt afgedekt. Als uw fractie ook
eens tot inzicht zou komen en de moeite nam het te lezen, zou zij dat ook zien.
Integreren is naar het oordeel van de wethouder het best mogelijk door middel
van werk. Mag ik hem dan ook verzoeken een rondje te maken langs de vele
amusementscentra of koffiehuizen in Amsterdam?
Verheugd heeft mijn fractie gereageerd op het feit dat de wethouder haar
voorstel steunt voor het omzetten van voormalige asielcentra in
studentenwoningen. Wij roepen hem op ook het asielcentrum Osdorp voor
studentenwoningen te reserveren. Er is genoeg groen in Osdorp om een
alternatieve locatie voor de schooltuinen te vinden. Bovendien blijkt uit een
gering buurtonderzoek dat ook diverse bewoners uit de omgeving positief staan
tegenover de plannen van de Leefbaren. Evenals hen, stellen zij dat die centra
ook voor de Amsterdamse studenten bruikbaar moeten zijn als die dienst deden
voor asielzoekers. Zij stellen echter wel dat dit een tijdelijke oplossing moet
zijn ter overbrugging van de periode tot aan de realisatie van de
studentenlocaties.
Wij begrijpen niet hoe het mogelijk is dat de wethouder na het debacle met het
stadsdeel Amsterdam-Noord naar aanleiding van de aankoop van het weilandje op
dusdanige wijze de mist in is gegaan met de saneringskosten van het
Shellterrein. Omdat hij problemen had met het gevoerde stadsdeelbeleid
hieromtrent, heeft hij het project grootstedelijk verklaard. Als wethouder
Stadig in een ander land dezelfde functie had uitgeoefend, was hij bejubeld
vanwege de olievondst in de bodem. In Amsterdam wordt hij echter de grond in
geboord.
"Beste mevrouw Maij, wilt u?" moet de bruidegom aan de schone bruid
hebben gevraagd. "Ja, ik wil" antwoordt de schone bruid.
Het huwelijk met de stadsdelen inzake de reiniging van de openbare ruimte wil
echter niet zo vlotten. De fractie van Leefbaar Amsterdam stelt dan ook voor
aan geld dat aan de stadsdelen wordt gegeven een taakverplichting te koppelen.
Indien zij dat niet willen, is mijn fractie er voorstander van de bevoegdheden
ten aanzien van de reiniging weer centraal te regelen.
De fractie maakt zich grote zorgen over de privatisering van gemeentelijke
diensten die klauwen met geld kosten in plaats van financieel voordeel
opleveren.
Ook de situatie van het openbaar vervoer is zorgwekkend, omdat de
businessplannen steeds weer veranderen.
Wethouder Van der Horst is de Marco Polo van het College. Vorig jaar meldde
mijn fractie tijdens de Algemene Beschouwingen op dat zij zich zorgen maakte
over de ontwikkelingen bij de Ceresterminal. Een jaar later is daar nog steeds
geen boot te zien. De wethouder heeft gezegd dat, indien er in 2003 geen boot
zou komen, hij andere plannen in gedachten had. Na het missen van enkele
raadsvergaderingen waarin de Ceresterminal aan de orde kwam, zien wij daar nog
steeds geen boot. Het lijkt of 128 miljoen euro aan gemeenschapsgeld is
weggegooid en dan zwijg ik nog over de 9 procent aan extra havengebonden
werkgelegenheid. Er werden mooie sheets getoond enz. De fractie van Leefbaar
Amsterdam wil graag duidelijkheid. Wat is de wethouder met die terminal van
plan?
Ook de Noord-Zuidlijn blijft een zorgenkindje. Wij gaven reeds aan dat het
onverstandig is deze lijn aan te leggen nu er sprake is van een economisch zeer
slecht klimaat. Deze lijn valt veel duurder uit dan was beraamd, maar ook de
veiligheid van het project blijkt slecht te zijn gegarandeerd.
Wij hadden al eerder aangegeven dat projecten zouden stagneren. Er liggen
inmiddels inderdaad straten open, terwijl daar voorlopig nog geen
bouwactiviteiten zullen plaatsvinden. De fractie van Leefbaar Amsterdam roept
de wethouder dan ook op die straten weer dicht te gooien, zodat de winkeliers
hun verkoopactiviteiten weer enigszins normaal kunnen voortzetten en de
buurtbewoners op gebruikelijke wijze over straat kunnen.
De fractie van leefbaar Amsterdam is zeer ontevreden over de aanpak van het
junkenprobleem. Zij stelt dan ook voor dat de wethouder in contact treedt met
mevrouw Varia van de fractie van Leefbaar Rotterdam. De Rotterdamse aanpak
werpt inmiddels namelijk zijn vruchten af. De kracht van dit alles zit in het
feit dat Rotterdam centraal aanstuurt. Het decentraliseren van de
gezondheidszorg is dan ook een slechte optie. Dan schuif je de
verantwoordelijkheden immers van je af en bij enige onrust zeg je dan dat het
stadsdeel de verantwoording draagt. Tussen de centrale stad en de stadsdelen is
het niet eenvoudig afspraken te maken. Dat blijkt uit de praktijk. Wij stellen
wederom dat, indien aan de stadsdelen geld wordt gegeven, daaraan een
resultaatverplichting gekoppeld moet zijn. Indien zij dit niet willen, moeten
wij langzamerhand nagaan of het mogelijk is het autonome karakter van de
stadsdelen op te heffen, zodat een betere aansturing mogelijk wordt.
Tot slot kom ik bij de strijdmachine van het College, wethouder Dales. Heeft u
een tekort, groot of klein,
dan moet u bij wethouder Dales zijn. Aan graaien in potjes heeft hij een hekel,
vooral als het geld nog niet op de rekening staat en al vooraf is uitgegeven.
Nu blijkt dat de wethouder enkele snoeppotjes heeft verstopt. De volgende
snoeppot is boven tafel gekomen, namelijk die met de UNA-gelden. Wethouder
Dales vindt het heel onverstandig dat nu al wordt geprobeerd daaruit te
snoepen, maar dat roept ook weer vragen op. Of heeft de wethouder al een
bestemming voor de UNA-gelden en wil hij het snoeppotje deze ronde voor
zichzelf houden? De fractie van Leefbaar Amsterdam roept hem op dit geld te
reserveren voor de tegenvallers. Ik kan tal van projecten noemen, maar ik vind
het verstandig dit geld te reserveren om altijd een slag om de arm te houden.
Ik dank u voor de aandacht. Mevr. KALT:
Mijnheer de Voorzitter. In deze tijd van bezuiniging en verrechtsing is het
tamelijk vervelend in de politiek te zitten. Ik heb het toch maar een beetje
positief bekeken: dus eigenlijk valt het allemaal best mee met de door het
College van Burgemeester en Wethouders van de PvdA, de VVD en het CDA
voorgestelde begroting en de jaarplannen voor 2004.
Redden wat er te redden valt is in een verslechterende economie niet opwekkend,
maar dat heeft ook voordelen. De rijke economische golf van de afgelopen jaren
heeft een graaicultuur voortgebracht. De hebberigheid van de gemeente om
daarvan ook zoveel mogelijk profijt te hebben, zelfs ten koste van sociale of
culturele instellingen, zal nu ook minder worden.
Welke keuzes zijn in deze begroting gemaakt? Argumenten voor de voorgestelde
bestedingen zijn in deze begroting nauwelijks te vinden. Er is dus alweer
sprake van een dichtgetimmerd stuk. Aan onze herhaaldelijke vraag om ook
alternatieve mogelijkheden voor de uitgaven op te nemen, is niet voldaan. Toch
heb ik in dit enorme boekwerk een zinnetje ontdekt dat voor de volgende maal
moed geeft. Ik citeer een tekst op blz. 30: "Volgend jaar willen wij bij
het opstellen van de begroting voor 2005 weer op reguliere wijze aandacht
besteden aan het aangeven van alternatieve aanwendingen. In de begroting voor
volgend jaar zal een hoofdstuk `keuzemogelijkheden' komen". Dat lijkt op
democratie. Volgend jaar moeten wij dus gezamenlijk opletten.
Er is sprake van een stagnerende economie. Hopelijk betekent dit dat de
voorspelde huurverhogingen voor bijvoorbeeld sociaal-culturele instellingen, of
nisjes waar kunstenaars zich geïnspireerd voelen, niet door gaan. Het
verslechterende economische klimaat heeft ook tot gevolg dat in veel
bouwplannen honderden vierkante meters minder aan kantoorruimte komt dan was
gepland. Deze herstructurering van bouwplannen heeft ook tot gevolg dat er
minder peperdure huizen worden gebouwd, ten gunste van meer goedkope woningen.
Dit zal de differentiatie, welke wij in theorie allemaal zo graag willen, ten
goede komen. Ik doel dan op wijkjes met van alles door elkaar en dus niet met
een monocultuur.
Helaas is het marktmechanisme bij alle woningbouwverenigingen en corporaties
zodanig doorgedrongen dat het flink anticyclisch bouwen van huizen in de
praktijk nu onmogelijk is geworden. Ik vond het heel grappig dat ook de fractie
van de PvdA daarover sprak, maar zij denkt daarover kennelijk ietwat
positiever dan ik. Laat maar zien. De wetten van de markt waarop de meeste
politici zo dol zijn, bepalen nu immers het tempo van de bouw in zijn geheel.
Dat heeft dus stagnatie tot gevolg. Met gemeentegeld worden de ontwikkelaars
verleid om toch maar niet te wachten op betere tijden en nu door te bouwen. De
hoge winstverwachtingen uit de rijke tijd moeten nu door de gemeente worden
bijgelapt.
De nieuwbouw van sociale woningen is vastgesteld op 30 procent. Dat werd eerst
per bouwproject bepaald. Later gebeurde dat per stadsdeel en nu gebeurt dat al
voor de gehele stad. Voor de controlerende gemeenteraadsleden is dat niet meer
in de gaten te houden. Bovendien wordt 30 procent van deze sociale woningen
ingevuld door bijzondere woningen voor studenten en ouderen. Wij zijn van
mening dat dit extra woningen moeten zijn in plaats van dat die van dat
percentage af gaan. Daarbij komt dat de wethouder heeft gezegd dat die 30
procent waarschijnlijk niet wordt gehaald. Wij vinden dat een ernstige zaak,
temeer daar nog steeds redelijk goede sociale woningen worden gesloopt voor de
nieuwbouw van duurdere woningen. En nog steeds worden dergelijke huizen niet in
de monotone, sjieke wijken gepland. Het is bekend dat wij ons verzetten tegen
het slopen en verkopen van sociale woningen. Vorig jaar constateerden wij tot
onze vreugde dat het niet lukte deze etages te verkopen. Nu signaleren wij
bezorgd dat er noodkopers op deze markt verschijnen. Het zijn de meest jonge
mensen die het zich eigenlijk niet kunnen permitteren een huis te kopen.
De fractie van Amsterdam Anders/De Groenen blijft een tegenstander van de
aanleg van de ondergrondse Noord-Zuidlijn. Dat is naar haar oordeel een
onnodige verbinding. Wij zijn van mening dat het absurd is dat de voorstanders
zich nog steeds op deze plannen blindstaren, terwijl zij nu toch duidelijk
kunnen zien dat die niet volgens de toegezegde lijnen worden uitgevoerd. De
kosten rijzen de pan uit en de technische mogelijkheden in deze
blubberstad' zijn niet adequaat. Laten wij wijs zijn en daarmee ophouden.
Bezuinigingen op voorzieningen voor burgers zijn wrang in het licht van dit
glijdend miljardenproject.
Een positief geluid als gevolg van de verslechterende economische toestand is
misschien wel dat dit leidt tot minder autoverkeer. De enorme toename van
auto's vinden wij een kwalijke zaak. Auto's zijn gevaarlijk, lawaaierig,
stinkend en vervuilend. Het leggen van asfalt kan files niet voorkomen en
draagt er niet toe dat de bereikbaarheid van de stad verbetert. Iedere kleine
beleidsrichting die te maken heeft met het beperken van het autoverkeer, wordt
door de grote fracties hard afgestraft. Wij willen dat het tolsysteem van
Londen in Amsterdam op proef wordt toegepast. Voor deze proef dient door
Amsterdam toestemming in Den Haag te worden gevraagd.
(De heer RES:
U sprak enkele malen over die vreselijk verslechterende economische toestand,
maar het ziet er nu naar uit dat wij ongeveer op het niveau van 1998 uitkomen.
Herinnert u zich ook dat 1998 een verschrikkelijk rampjaar was? Of is het een
behoorlijk jaar geweest en valt het allemaal reuze mee?)
Ik probeer te beschrijven dat ik vermoed dat het vele geld waarover wij de
laatste jaren beschikten ik zat in 1998 namelijk al in de Gemeenteraad
ook negatieve neveneffecten met zich heeft meegebracht. Ik ben wel
voorstander van ietwat meer soberheid en naar mijn idee is dat ook typisch iets
voor de fractie van het CDA. (De heer RES:
Dat is het beleid.)
Het hangt er echter wel van af waaraan wij het geld besteden. Als wij dat aan
de Noord-Zuidlijn uitgeven, zijn wij dom bezig. Dat is namelijk jammer van het
geld. Er zijn veel voorzieningen die wij daarvan kunnen betalen en die voor de
burgers belangrijk zijn. (De heer RES:
U sprak over belangrijke voorzieningen. Als je de staatjes met
doorberekeningen ziet, waaruit blijkt dat de knaak' niet doorgaat, je
daarbij het najaarsoverleg betrekt en je vervolgens zegt dat het beleid slecht
is, dan verdedigt u tweemaal modaal. Dan valt u eigenlijk degenen aan die
volgens dat staatje meer krijgen, zoals de alleenstaande ouder en de AOW. Ik
wijs dus ook op die cijfers.)
Wat u zegt, vind ik heel interessant. U kunt mij echter niet wijsmaken dat de
burgers aan de onderkant van de samenleving er beter aan toe zijn dan enige
tijd geleden. Ik wijs u erop dat met de invoering van de euro de boodschappen
ook tweemaal duurder zijn geworden. (De heer RES:
Ik geef u straks het koopkrachtstaatje zoals dat er nu officieel ligt.)
Dus u maakt zich geen zorgen? Ik wel, maar in mijn wanhoop probeer ik nog wat
vrolijke nootjes neer te leggen, al geef ik toe dat dit niet altijd lukt.
Het verminderen van ondergrondse en bovengrondse parkeerplaatsen is een probaat
middel om minder auto's in de stad te krijgen. Je kunt van alles bedenken,
maar als je minder auto's in de stad wilt, moet je geen parkeerplaatsen
realiseren. Automobilisten weten dat meteen en zij komen niet, of die personen
komen met het openbaar vervoer. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Wat is daar leuk aan?)
Leuk is dat er dan minder stank is en dat er minder ongelukken gebeuren.
Daarnaast zullen de terrassen dan groter worden en zal er meer groen komen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
Weet u wat een bovengrondse parkeerplaats jaarlijks voor de gemeente
Amsterdam, en dus voor de gemeenschap, opbrengt?)
U weet wat de hoogte is van het bedrag dat voor de ondergrondse parkeerplaatsen
moet worden bijgelegd. Dat is niet te geloven. Maar ik begrijp wel dat u dit
moet zeggen. Dat heeft met uw fractie te maken.
Helaas worden dus nog steeds miljoenen euro's uitgegeven aan ondergrondse
parkeergarages met hoge subsidies van de stad om automobilisten in de watten te
leggen. De fractie van Mokum Mobiel moet daarmee natuurlijk gelukkig zijn.
Wij willen dat de fiets als snelste en gezondste vervoermiddel in de stad meer
veilige ruimte krijgt. Aan beide zijden van het Hoofdnet Auto moeten fietspaden
worden aangelegd. Fietsers en voetgangers mogen
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
niet meer tegen elkaar worden uitgespeeld ten bate van het snelverkeer.
Vanzelfsprekend zullen wij alle pogingen steunen die tot doel hebben de
snelheid van auto's op grote wegen te verlagen.
Met plezier constateren wij in de begroting voor 2004 dat op het
resultaatgebied milieu en water het afgelopen jaar geld is overgehouden. Het
Waterleidingbedrijf en het Afval Energie Bedrijf kunnen door efficiënt en
op een milieuvriendelijke manier te werken respectievelijk 2 en 2,5 miljoen
euro extra investeren. Het voorstel in de begroting om dit geld als bezuiniging
af te pakken, zint ons niet. Wij zijn van mening dat dit geld moet worden
ingezet voor de verbetering van het milieu. Ook de motivatie van medewerkers in
deze bedrijven van de gemeente om hun best te doen ten behoeve van het milieu,
kan te leiden hebben onder een dergelijke bezuinigingsbeslissing. De
voorgestelde tariefverlaging voor water dat is één van de
zaken waaraan dit geld kan worden besteed zou naar ons idee slechts
moeten gelden voor personen met een minimuminkomen.
Dat sanering van het verkeerslawaai moet worden betaald uit de ISV-gelden, is
naar ons oordeel onterecht. Het lijkt ons beter dit te betalen uit inkomsten
die zijn verkregen van automobilisten. Zij zijn namelijk de veroorzakers.
De fractie van Amsterdam Anders/De Groenen is blij met de kunsteducatie en met
het opknappen en vernieuwen van gebouwen. Die zijn goed bedeeld. Het waren nog
oude plannen uit de rijke tijd, maar daarmee zijn wij heel gelukkig. Helaas
krijgen de buurttheaters, die belangrijk zijn voor de kunst en de buurt, te
weinig financiële aandacht. Mede dankzij de gesubsidieerde banen is de
professionalisering daar goed op gang gekomen, maar juist daar is treurnis
vanwege het dreigende verlies van deze onmisbare medewerkers. In de begroting
kon ik niet een passende reparatieactie ontdekken.
Om cultuurontwikkeling op de Zuidas te stimuleren, doet mijn fractie de
volgende suggestie.
Geïnspireerd door leerlingen van de Rietveldacademie stellen wij voor een
gebouw op de Zuidas beschikbaar te stellen voor kraak. Daarin hebben
kunstenaars de vrijheid om te werken. De gewenste kunst komt dan in deze
allureomgeving vanzelf tot ontwikkeling.
Tot slot vragen wij aandacht voor een kwestie die ons zeer zwaar valt. De stad
Amsterdam vernedert in toenemende mate een groep inwoners die noodgedwongen
zonder papieren leeft. Wij zijn van mening dat het inhumaan is deze personen op
te jagen en op te pakken. Ondanks dat het College heeft toegezegd dat nooit te
doen, gebeurt dat nu immers weer onder het mom van integrale
verkeerscontroles. Dit past niet bij de Amsterdamse traditie. De stad zou trots
moeten zijn op de humane manier waarop zij deze `geïllegaliseerde'
personen behandelt.
Bij de bespreking van de Voorjaarsnota 2004 dat gebeurde dit voorjaar
heeft mijn fractie haar politieke standpunt kenbaar gemaakt door 33
moties in te dienen. Daarin gaf zij beargumenteerd de wijzigingen in de
begroting aan. Nu zal zij een andere methode volgen om haar politieke bijdrage
te leveren. Onze `lege huls'-moties geven ons de mogelijkheid tot op het
laatste moment, in december, rustig te peinzen over de veranderingen die andere
fracties bepleiten. Zij kan gaten die dan vallen alsnog met een adequate motie
opvullen. Mevr. VAN OUDENALLEN:
Collega's, College en Voorzitter. Ik dank het College voor de begroting voor
2004 en de uitleg daarover door de medewerkers van de Afdeling Financiën.
Daarnaast richt ik een woord van dank tot mijn fractie voor het meedenken.
Er staat heel veel in de begroting en ons punt van kritiek is dat wij in
vergelijking met vorig jaar veel moesten zoeken. Ik ben voorstander van op
afstand besturen, maar dat houdt ook in dat ik informatie in een bepaald
boekwerk meteen moet kunnen vinden. Wij hebben moties ingediend met als doel
dit volgend jaar te verbeteren en wij hopen dat dit gebeurt.
Ik ga in op cultuur, monumenten en zorg. Wij richten ons op de kleinere zaken.
Mijn fractie vreest voor het project Gevelstenen in de stad. Het opknappen en
terugplaatsen van historische geveltekens komt in gevaar, omdat de eigenaren
geen subsidiebijdrage meer zullen ontvangen. Wij dienen daarover dan ook een
motie in.
Dit jaar is uitgeroepen tot het Europese jaar van mensen met een handicap. De
fractie van Mokum Mobiel '99 meent dat de gemeente het afgelopen jaar nog veel
te weinig heeft gedaan voor oudere en minder mobiele Amsterdammers. Het
stadhuis is zelfs nog niet volledig toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Mijn
collega duo-raadslid Renze van Brug, kan daarover inmiddels een boek schrijven.
Dat geldt niet alleen voor de raadzaal, want heeft u wel eens geprobeerd hier
te lunchen met iemand die gebruik maakt van een rolstoel?
Wij verwachten dat moties daaromtrent in ieder geval door de fractie van de
PvdA worden gesteund. Ik doel dan bijvoorbeeld op onze motie met het voorstel
uit de pot Zorg een invalidenlift in de sporthallen Zuid te realiseren.
Ik ga ik op groen, openbare ruimte en milieu. Onze fractie is er nog niet van
overtuigd dat een mooie openbare ruimte die veel geld kost, altijd effectief is
in gebruik. Wij noemen de Dam als voorbeeld. Die is minder goed begaanbaar
voor minder mobiele Amsterdammers en dames op hoge hakken. Wij maken ons zorgen
over de wijze waarop het geld voor de openbare ruimte en groen wordt verdeeld.
De gemeente Amsterdam moet ervoor waken dat zij met het beschikbare bedrag,
dat `groen geld' heet, alleen ambtenaren betaalt om iets leuks te bedenken. Het
is de bedoeling dat daarvan ook groen wordt gerealiseerd.
Wij maken ons zorgen over de grondverontreinigingskosten van het Shellterrein
in Amsterdam-Noord in 2004. Als de Gemeenteraad steeds verneemt dat er sprake
is van blunders, terwijl er contracten zijn afgesloten, is de vraag of de
gemeente wel professioneel is.
Door wie wordt een wethouder geadviseerd? Zien wij niet te vaak eurotekens in
de ogen van een wethouder? Wij zien liever vraagtekens, voordat het
ondertekende contract bij de Gemeenteraad op tafel ligt.
Ik ga in op werkgelegenheid en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen. Veel fracties hebben al over dit onderwerp gesproken, waarvoor ik hen
dank. Ook wij hebben er behoefte aan een opmerking daarover te maken.
Nog steeds is het parkeerbeleid een van de grootste bronnen van inkomsten voor
de gemeente Amsterdam. In de horeca van Amsterdam wordt onder andere minder
besteed door de hoge parkeertarieven. Daardoor geven mensen namelijk ook minder
vaak fooien. Dat zal ook banen kosten. (De heer RES:
Worden wij als Amsterdammers zo rijk van de inkomsten van parkeren, of leggen
wij er dit jaar geld bij?)
Ik zei dat de gemeente Amsterdam door het parkeren op jaarbasis miljoenen
euro's binnenhaalt. Dat heeft tot gevolg dat restaurantbezoekers het toetje
laten staan en geen fooi meer geven. Als wij dat een jaar lang doorberekenen
¼ Mijnheer Res, ik neem u graag mee uit eten en dan zal ik het aantonen.
Ik kom op de diensten en bedrijven. De fractie van Mokum Mobiel '99 meent dat
de Dienst Stadstoezicht zo snel mogelijk moet worden opgesplitst in enerzijds
een werkplek voor derden en anderzijds een geld genererende instantie voor de
gemeente Amsterdam. Ook vorig jaar gaf zij dat al aan. Uiteraard moeten beide
diensten nauw met elkaar samenwerken.
Ik ga in op de economie en de euro. Dat moet wethouder Dales aanspreken. Ook in
Amsterdam ik zeg dit niet alleen tegen de mensen in de zaal, maar ook
tegen degenen die thuis kijken en luisteren zouden de ondernemers en de
overheid zich moeten schamen voor het misbruik dat is gemaakt van het
verdwijnen van de gulden. Een kopje koffie, een glaasje wijn of een broodje
kaas kost in de binnenstad van Amsterdam een vermogen. Waarom zegt de wethouder
voor Economische Zaken daar niets van? Dat kan hij beter doen dan zich
bezighouden met al dat andere gebabbel. Waarom zegt hij niet tegen de
ondernemers dat dit niet kan en dat zij daaraan iets moeten doen?
Een sterke troef voor het verbeteren van het imago van de stad is de openbare
ruimte en daarmee de vestigingsbeslissing van bedrijven en personen. De stad en
de bedrijven schreeuwen om parkeerplaatsen voor betaalbare prijzen. Daar
daarvan geen sprake is, loopt de positie van Amsterdam als zakenstad gevaar.
Wij zijn blij met het feit dat de hondenbelasting slechts met 25 procent is
gestegen in plaats van met 100 procent. Wij gaan ervan uit dat dit geldt voor
de gehele collegeperiode, dus tot en met 2006.
Wij zijn gelukkig met de koeriersdienst voor mensen met een handicap die tot
stand is gekomen met de financiële steun van de Dienst Economische Zaken
die dit jaar een mooie prijs heeft gewonnen.
De blauwe zones in de nieuwe vorm zijn onontbeerlijk voor de economie.
Wat zwaar boven ons hoofd hangt en straks onder de grond zit, is de
Noord-Zuidlijn. Het is grappig dat is misschien niet het juiste woord
te vermelden dat in de jaren '60 de Beurs van Berlage bijna werd
afgebroken, omdat er sprake was van verzakkingen. Onze stadsbouwmeester
Merkelbach zei dat het misschien mogelijk was het pand enigszins te verbouwen,
zodat het kon blijven bestaan. Ik ben blij dat hij dat heeft bedacht. Er is
geen stadsbouwmeester meer. Ik hoop dus niet dat wethouder Stadig ons straks
gaat meedelen dat de Beurs van Berlage alsnog moet worden gesloopt.
(Wethouder STADIG:
Nee. Wij hebben juist een geheel nieuwe fundering onder het gebouw
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
aangebracht.)
Ja. Ik hoorde dat de tram vandaag niet meer over het Rokin reed en dat nog niet
bekend is wat daarvan de reden is. (Wethouder STADIG:
Ik kwam zojuist met de fiets langs die locatie. De tram rijdt weer. Met een
plakje asfalt is het euvel verholpen.) Een beetje meten en lijmen?
Ik kom bij het gemeentepersoneel. Onze fractie heeft de indruk dat de gemeente
Amsterdam bij het sluiten van welk contract dan ook steeds de mindere partij
is. Hoe komt dat? Worden contracten van de gemeente eigenlijk wel door experts
beoordeeld? (De heer HALBERTSMA:
Wij wilden al die externe experts juist niet meer. Daarvan was u ook een
tegenstander.)
Ja, maar die schreven rapporten over rapporten. Het gaat erom dat, als een
jurist een contract van de gemeente beoordeelt, hij vraagt waarom bepaalde
zaken niet zijn vermeld. Graag leg ik de heer Halbertsma een dergelijk contract
voor en het lijkt mij goed dat door zijn en onze juristen te laten beoordelen.
(De heer HALBERTSMA:
Ik kan u verzekeren dat van de fractie van de PvdA drie personen in het
College zijn vertegenwoordigd die alles van centen weten. Ik weet uit ervaring
dat zij enorme krenten zijn die goed kunnen overzien of dat op een zuinige
manier gebeurt.)
'Au!', riepen ze toen wethouder Stadig in Amsterdam-Noord zojuist een blunder
maakte.
Als op hoog ambtelijk niveau blunders worden gemaakt die de gemeenschap veel
geld kosten, is het dan niet logisch dat een verantwoordelijk ambtenaar net als
in het bedrijfsleven een tik krijgt?
Waarom biedt een topambtenaar niet zelf aan een salarisschaal terug te gaan,
omdat hij een blunder heeft begaan, ondanks dat de wethouder daarvoor
verantwoordelijk is?
Wij zijn van mening dat de integratie in Amsterdam niet goed verloopt. Dat
geldt in het bijzonder op het gebied van het personeel. Als lokale partij menen
wij dat een betere wereld begint bij jezelf. Daarom vragen wij alle
fractievoorzitters van de collegepartijen wat het aantal gemeenteraadsfracties
is dat een allochtone of gehandicapte medewerker in dienst heeft.
Over de integriteit, de ambtseed en fraude is nog veel te zeggen. Wij hopen dat
alle ambtenaren van Amsterdam dat zijn er tienduizenden daarover
nadenken. Zij hebben dit jaar immers de ambtseed afgelegd. Wij spreken de hoop
uit dat zij ook begrijpen dat dit inhoudt dat wij en veel burgers erop
vertrouwen dat zij hun werk eerlijk doen. Het is niet de bedoeling dat wij
achteraf worden geconfronteerd met allerlei personen die ervan uitgingen dat de
gemeente Amsterdam toch niet zo goed oplet en dat zij dus zomaar wat kunnen
doen.
Ik kom op de educatie. Wij spreken onze zorg uit over het feit dat de
schoolresultaten van veel kinderen door onder andere dyslexie worden
beïnvloed. Bij het College zijn geen cijfers bekend waaruit blijkt wat het
aantal Amsterdamse schoolkinderen is dat aan enige vorm van dyslexie leidt.
Als er landelijk geen geld meer beschikbaar is en wij vragen stellen, wordt
daarop nonchalant gereageerd. Dan wordt gezegd dat de gemeente Amsterdam,
ondanks het feit dat wij niet weten wat het aantal kinderen is dat het betreft,
de kosten daarvoor zelf kan opbrengen.
De politiek vervult een voorbeeldfunctie. Een van de wethouders heeft de trend
gezet door een groep allochtone jongeren met een bepaalde term te
stigmatiseren. Daarop is vandaag al eerder ingegaan. Wij verzoeken het College
erop toe te zien dat dergelijke termen binnen onze fracties niet meer worden
gebruikt. Wij willen die termen ook niet in de Van Dale terugzien.
Nu ga ik in op de volkshuisvesting. Wij zijn benieuwd of de doelstelling wordt
gehaald die inhoudt dat vóór maart 2006, 16.000 woningen worden
gerealiseerd. De kranten melden dat de stad topacademici mist. Die vertrekken
namelijk door woningschaarste. En ik merkte zojuist al op dat wij ook een
stadsbouwmeester missen. De heer Merkelbach was in de jaren '50 actief. Hij
overleed begin jaren '60. Hij zorgde ervoor dat er in Amsterdam sprake was van
eenheid. Allerlei diensten konden door hem met elkaar werken. Hij had namelijk
een persoonlijke visie en waardering, waarmee iedereen gelukkig was.
Mijn fractie is verheugd over het feit dat voor sport en recreatie bij het
Amsterdamse Bos in 2004 geen sprake zal zijn van betaald parkeren. Wij hopen
dat meer jongeren lid worden van een sportvereniging omwille van de gezondheid,
de integratie en het sociaal gevoel. Onze fractie is gelukkig met de inzet van
extra parkeervergunningen voor onder andere sportverenigingen.
Ik ga in op algemene Zaken, openbare orde en veiligheid. Wij maken ons zorgen
over het screeningsbeleid bij horecagelegenheden. Enkele weken geleden stelden
wij daarover reeds schriftelijke vragen, maar de antwoorden van het College
daarop konden ons niet geruststellen. Daaruit blijkt namelijk dat slechts de
vergunningaanvrage wordt gescreend. Dat geldt niet voor de eigenaar of
verhuurder van een horecapand. Wij hopen dat dit snel wordt opgelost. Wij
vragen ons namelijk af hoe schoon de Amsterdamse horeca is.
Wij willen dat er minder letselongevallen in het verkeer voorkomen. Fietsers in
Amsterdam moeten zorgen voor goede verlichting. Wat is het aantal raadsleden
dat straks wordt aangehouden als de politie op de brug staat om dat te
controleren? Onze fractie staat dus achter de gerichte actie van de politie.
Wij spreken de hoop uit dat het mogelijk is na te gaan wat de reden is van het
feit dat in Amsterdam zoveel ongelukken gebeuren met toeristen en trams. Veel
jonge en oudere mensen hebben last van enige vorm van gehoorverlies. In het
verleden hebben wij reeds gesuggereerd dat het geluid van de bel van de tram
daarvan de oorzaak zou kunnen zijn.
Het Gemeentevervoerbedrijf (GVB) sprak van flauwekul en liet geen onderzoek
uitvoeren. Wellicht kan deze wethouder daaraan aandacht besteden en kan
TNO-onderzoek uitkomst bieden. Misschien is het mogelijk daardoor het aantal
ongelukken te verminderen. (De heer RES:
Bent u op de hoogte van de campagne die de Jellinek-kliniek in de hotels doet,
zodat mensen weten wat er met hen gebeurt als zij bijvoorbeeld paddestoelen
hebben genuttigd en over straat lopen? En heeft u enig idee hoe groot de vraag
van de hoteleigenaren naar die informatie is? Zij willen die graag
verspreiden.) Ik ben er blij mee dat u mij dit nogmaals uitlegt.
(De heer RES: Niet het gehoor is dus het probleem.)
Maar de gemiddelde toerist die tegen een tram aanloopt, doet dat niet.
(De heer RES:
Dat betwijfel ik zeer. Dan moet u contact opnemen.)
De oudere dametjes en heren die ik bijvoorbeeld op de Nieuwezijds Voorburgwal
zie en die op de Dam of waar dan ook in paniek raken, doen dat niet. Niet
alleen de paddospecialisten of toeristen komen naar Amsterdam.
Ik hoop dat het GVB en de wethouder nu nagaan of het geluid van de trambel de
oorzaak zou kunnen zijn. Wij zijn er niet van overtuigd dat het nodig is dat
ook de trams hard door de binnenstad van Amsterdam rijden. Mijn fractie hoopt
dat het percentage ongevallen niet toeneemt. Naar onze mening moet de tram vrij
baan krijgen.
Ik ga verder met het onderwerp stemmen anno 2003. Reeds in 2002 spraken wij de
hoop uit dat wij straks niet nogmaals met een rood potloot moeten stemmen. In
Amsterdam verliezen wij de kleur rood namelijk enigszins. Het zou zwak zijn als
wij alle kinderen achter de computer willen hebben en wij met een rood poloot
moesten stemmen. Met die UNA-gelden kunnen wij het voor elkaar krijgen dat wij
er klaar voor zijn tijdens de volgende verkiezingen in 2006 elektronisch te
stemmen.
Ik ga in op verkeer en vervoer. Mevrouw Kalt heeft al over de fietser
gesproken. Wij steunen haar in haar opmerking over het tekort aan
fietsenstallingen. Er moeten inderdaad betere voorzieningen voor fietsers
komen. Wij denken niet direct aan het opheffen van bestaande parkeerplaatsen,
wat de fractie van Amsterdam Anders/De Groenen wel doet. Wij zijn er
voorstander van dat er meer fietsenrekken komen. Ook lijkt het ons goed
fietsenstallingen op de begane grond bij nieuwbouwprojecten in leefbuurten
verplicht te stellen. De gemeente moet als nieuw beleid locaties opkopen waar
openbare fietsenstallingen kunnen worden gerealiseerd. Nu er zoveel leegstand
is, vraag ik mij af waarom het College niet alle ruimten onder die panden koopt
om extra fietsenstallingen voor de buurt te realiseren. De mogelijkheid om
fietsen mee te nemen in de IJtram is natuurlijk ook heel belangrijk. Die
personen hebben immers op IJburg een pand gekocht, omdat zij veronderstelden
dat zij met de fiets naar het centrum van Amsterdam konden en omgekeerd.
Ik kom bij de voetganger en in dat kader kom ik nog even terug op het Europese
jaar van mensen met een handicap en de goede notitie¼
(De heer H.H.G. BAKKER:
Denkt u dat die fietsers willen betalen voor het stallen van hun fiets?)
Het zou goed zijn als de fractie van Leefbaar Amsterdam een notitie schreef met
het voorstel gratis parkeren voor fietsers aan te bieden. Voorlopig laat ik
dat aan haar over.
Ik kom terug op de goede notitie van onze collega mevrouw Van der Garde. Er
moet meer rekening
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
worden gehouden met de minder mobiele Amsterdammer. Denk daarbij aan de
begaanbaarheid van straten en zelfs aan die van vluchtheuvels. De komende weken
zullen wij over dat onderwerp moties indienen en wij hopen dat de fractie van
de PvdA ons zal steunen. Dat geldt in het bijzonder voor mevrouw Van der Garde.
Wij zijn het er niet mee eens dat de subsidie voor het voetgangers- en
fietspontje over het Nieuwe Meer binnenkort wordt ingetrokken. Daarop komen wij
in 2005 terug. Dan gaat het immers fout. Veel Amsterdammers zullen dan in de
zomer problemen ondervinden en zij moeten dan extra fietsen.
De bankjes en zitplaatsen in openbare gebouwen, waaronder het stadhuis, moeten
blijven bestaan. Handhaven is iets anders dan opheffen.
Wij zijn gelukkig met de parkeermenukaart van de wethouder voor Verkeer. Mijn
fractie pleit ervoor dat de parkeergarages absoluut geen verlies leiden en dat
zij in ieder geval uit de kosten komen. Wat zouden wij moeten doen zonder
Parkeerbeheer in Amsterdam? Weet u nog hoe dat vroeger was? Wat deden wij toen
wij die miljoenen guldens niet kregen?
Ik raad u aan zich niet gek te laten maken door de gedachte aan geld als u
auto's de binnenstad in ziet komen. U kunt blij zijn dat auto's de stad in
komen.
Vorig jaar stelde ik tijdens de Algemene Beschouwingen de volgende vraag aan
het College.
Wat is de leegloop die wij kunnen verwachten als wij het College op resultaat
mogen afrekenen?
Ik sluit af met de volgende resultaten en betrek daarbij de voorzitters van de
Raad. Ik geef mevrouw Bruines een 7+ voor haar voorzitterschap.
De heer Bijlsma geef ik helaas het cijfer 6.
De heer Halbertsma geef ik het cijfer -3. De PvdA...o, sorry, dat is tekst in
de kantlijn. Het was niet de bedoeling dat uw naam voorkwam. U zit immers niet
in het College.
Burgemeester Cohen was op weg naar het premierschap, maar voor hem was het een
zwak voorzittersjaar. Door zijn ferme uitspraak tijdens de vorige
raadsvergadering `wij pikken het niet langer!' twijfelden wij en
hebben wij hem het cijfer 6,5 gegeven.
Doet wethouder Oudkerk het goed? Hij gebruikt veel woorden, maar tot nu toe is
er sprake van weinig daden. Wij geven hem het cijfer 6-: met de hakken over de
sloot.
Wij zijn van mening dat wethouder Belliot zich als één van de
weinige wethouders sterk heeft gemaakt voor onder andere het Stedelijk Museum.
Wij geven haar een 8+.
Wethouder Maij krijgt van ons tot nu toe het cijfer 7, maar de Dienst
Stadstoezicht, GEAM en andere zaken hangen haar echter nog boven het hoofd.
Wethouder Dales kan eenvoudig scoren, want hij heeft een gemakkelijk pakket
voor iemand van zijn kaliber. Als hij samen met zijn collega's de kwestie van
de Noord-Zuidlijn in de hand weet te houden, blijft het een 8.
Wethouder Stadig is het beste jongetje van de klas, maar hij blundert met het
vervuilde Shellterrein. Dat kost de gemeenschap miljoenen euro's. Even niet
opgelet, wethouder! U krijgt van ons het cijfer 6-.
Wethouder Van der Horst krijgt met zijn goed doordachte en veel omvattende
parkeermenukaart een dikke 8. (De VOORZITTER:
Naar mijn idee gaat het College over.)
De vergadering wordt van 21.02 uur tot 21.15 uur geschorst.
De Burgemeester draagt het presidium over aan de heer Bijlsma.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
De BURGEMEESTER:
Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de Raad namens het College voor zijn bijdrage
van vanmiddag en vanavond. Een veelheid aan onderwerpen is de revue gepasseerd.
De veiligheid en de verhardende onderlinge verhoudingen in de stad met het
doodschoppen van Anja Joos als treurig dieptepunt, waren belangrijke
terugkerende elementen.
Ér was aandacht voor het resultaatgebied Werk en Inkomen. De omvorming
van de GSD in een organisatie die mensen effectief moet begeleiden om een baan
te vinden is één van de grote projecten waar de stad voor staat.
Dat is door velen van u aangekaart.
Terecht was er ook aandacht voor het onderwijs. Dat is een heel belangrijk
element in het geheel en de vraag is op welke wijze wij dat kunnen vitaliseren
en opkrikken.
De woningbouw is ook een belangrijk onderwerp. Er was aandacht voor de
uitvoering van het beleid: de stap van denken naar doen.
Het College reageert in deze termijn op hoofdlijnen op uw bijdragen en het
schenkt daarbij aandacht aan de vraagstukken waar wij in Amsterdam voor staan.
De coalitie van de PvdA, de VVD en het CDA is gebaseerd op het Programakkoord
2002-2006 met als titel `Alleen het resultaat telt'. Keuzes voor de begroting
voor 2004 kunnen niet anders worden gezien dan in het licht van dit
richtinggevende politieke kader.
Vanzelfsprekend bouwen wij ook voort op de vorige begroting en moeten wij ons
tevens gezamenlijk rekenschap geven van de actuele, financiële en
sociaal-economische omstandigheden van het land en de stad. En vanzelfsprekend
is ook het amendement van de heer Asscher en anderen, die tijdens de
behandeling van de Voorjaarsnota is ingebracht, van groot belang. Daarin heeft
de Raad het College belangrijke verdelingsvoorstellen gedaan.
Vanuit de context van een aantal actuele vraagstukken zal ik namens het College
de hoofdlijnen van zijn beleid verwoorden en reageren op de bijdragen van de
Raad die daarop betrekking hebben. Ook zal ik ingaan op de onderwerpen die mijn
portefeuille raken. Voor het overige zal ik verwijzen naar de beantwoording
door de wethouders.
Op de eerste plaats ga ik in op een aantal actuele, stedelijke vraagstukken. De
Algemene Beschouwingen over de begroting voor 2004 vinden plaats onder een
verslechterde economische horizon. De knelpunten in de stedelijke samenleving
bestrijden en voortgaan met de ambities uit het Programakkoord, betekent
investeren. Dat is onder de huidige omstandigheden niet eenvoudig. De economie
in Nederland staat namelijk onder druk en dat heeft oplopende werkloosheid en
teruglopende rijksinkomsten tot gevolg. Ook Amsterdam bemerkt de economische
neergang. Na een aantal jaren waarin de economie en de werkgelegenheid in de
regio Amsterdam spectaculair groeiden, zijn de prognoses nu veel somberder. Uit
de najaarsbrief 2003 van de Amsterdamse Economische Verkenningen blijkt dat
voor de regio Amsterdam in 2003 een groei van het BBP met 0,2 procent en in
2004 met 1,6 procent wordt verwacht. In 2002 nam het aantal banen in de regio
nog met 20.000 toe. Dat bleef in 2003 vrijwel gelijk. In 2004 wordt per saldo
een daling van 3000 banen in de regio Amsterdam verwacht. Voor de stad zou de
daling van het aantal banen over twee jaar genomen zelfs 10.000 kunnen
bedragen. De werkloosheid zou dan in 2004 kunn
en oplopen tot 9 procent van de beroepsbevolking. Dat percentage is natuurlijk
veel hoger dan wij de afgelopen jaren gewend waren, maar veel lager dan de 12
procent in 1992.
Het is van belang de zaken in perspectief te blijven zien. De economische
tegenwind dwingt ons inderdaad tot voorzichtigheid en alertheid en het is juist
dat het somberder economisch perspectief voor de overheid gepaard gaat met een
versobering van het uitgavenpatroon. Amsterdam wordt bovendien direct en hard
geconfronteerd met maatregelen en keuzes van het Rijk om de economisch sombere
situatie het hoofd te bieden. De gemeente krijgt minder geld uit Den Haag en
ook de Amsterdamse burger wordt direct door de bezuinigingen getroffen. De
gemeente Amsterdam heeft daarom tot 2006 tot doel een ombuiging van minimaal
100 miljoen euro te realiseren. Dat wil echter niet zeggen dat wij elkaar
alleen maar somberheid moeten aanpraten en dat wij elkaar daarbij moeten
meesleuren in een neerwaartse spiraal. Dat zei de heer Asscher ook terecht.
Door de ombuigingen kunnen wij spreken over nieuwe bestedingen en
investeringen. Bovendien hebben wij een diverse economie met zowel sterk als
minder sterk presterende sectoren. In de sectoren nijverheid, distributie,
groothandel en transport en de financiële en zakelijke dienstverlening
openbaart zich de invloed van de verbeterende internationale conjunctuur op de
bedrijvigheid in de regio Amsterdam. Schiphol en de haven van de regio
Amsterdam zijn nog steeds banenmotoren van nationaal belang. De stad is
daardoor beter in staat de klappen op te vangen van een economische
laagconjunctuur.
Amsterdam maakt zich bovendien klaar voor de economie van de eenentwintigste
eeuw. De heer Asscher sprak hier over de noodzaak van een anticyclisch beleid,
tegen de trend in. Dat is precies wat wij doen. De gemeente Amsterdam
investeert in de stad en schept daarmee vertrouwen. Op verschillende plaatsen
wordt door de gemeentelijke overheid, andere overheden en private partijen
flink in de stad geïnvesteerd. Dat gebeurt op aansprekende wijze, onder
andere bij de Zuidas: de belangrijkste economische vierkante kilometer
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
van Nederland.
Dat gebeurt ook bij de Noord-Zuidlijn, die vitaal is voor de toekomstige
ontsluiting van de stad. Ik noem ook de ontwikkeling van Amsterdam-Noord,
waardoor oude bedrijfsterreinen een nieuwe bestemming krijgen.
IJburg is de nieuwe woonwijk voor Amsterdammers waar 18.000 woningen in het
IJmeer worden gebouwd
Verder noem ik de Arena-boulevard en Amsterdam-Zuidoost. Bijna onopgemerkt
heeft Amsterdam de afgelopen jaren rond het Arenastadion een nieuw en modern
zakencentrum ontwikkeld met onder andere een megabioscoop en de Heineken
evenementenhal, waar tal van Nederlandse en buitenlandse bedrijven hun
hoofdkantoor hebben gevestigd. En wij zijn bezig met twee grote projecten die
van vitaal belang zijn voor het functioneren van de grote stad.
Dan spreek ik over de omdraaiing van de riolering, de verplaatsing van de
rioolzuiveringsinstallatie van Zeeburg naar het Westelijk Havengebied, waardoor
ruimte vrijkomt voor onder andere woningbouw in Zeeburg, en over de
uitbreiding van de huidige afvalverwerkingsinstallatie in het Westelijk
Havengebied. Vorige maand heeft de Raad ingestemd met een investering van 338
miljoen euro voor het bouwen van een hoogrendement afvalverwerkingsinstallatie.
Door gebruik te maken van de nieuwste technieken zal een hogere
milieuprestatie worden geleverd en tegelijkertijd zal meer duurzame energie
worden opgewekt uit afvalverbranding dan met de bestaande
afvalverwerkingsinstallaties in Nederland.
De vernieuwing van het Stedelijk Museum is belangrijk voor cultuur en economie.
Als wij spreken over belangrijke ontwikkelingen voor de sector cultuur, wijs
ik op de privaatpublieke samenwerking, de investering in het kader van de
vernieuwing van het Rijksmuseum en het nieuw stedelijk centrum voor Cultuur met
de Openbare Bibliotheek en het Bimhuis als aansprekende gebouwen op de
Oostelijke Handelskade.
Kortom, de stad staat er toch vele malen beter voor dan tien jaar geleden. Dat
is ook de conclusie van het rapport De staat van de stad Amsterdam, deel 2 van
het Bureau Onderzoek en Statistiek dat in augustus 2003 verscheen. Mevrouw
Bruines, dat bureau werkt overigens nauw samen met de Universiteit van
Amsterdam.
Het is wel belangrijk een open oog te houden voor trends die duiden op de
risico's in de stad. Het Rapport De staat van de stad Amsterdam noemt daarvan
drie voorbeelden, te weten: door een minder gunstig economisch klimaat worden
de concentraties van mensen met problemen werkloosheid, een lage
opleiding, een laag inkomen, non-participatie en probleemcumulatiegebieden
meer zichtbaar; verstoppingen op de woningmarkt werken negatief uit voor
jongeren, starters en sociaal-economisch zwakkeren waarvoor het lastig is aan
een woning te komen, en er ontstaat een scherpere tweedeling in de stad,
waarbij vooral de positie van allochtone jongeren zorgen baart. Zij hebben een
grote achterstand op de woningmarkt, de arbeidsmarkt en in het onderwijs.
De heren Halbertsma, Huffnagel, Van Poelgeest en mevrouw Alberts wezen in hun
bijdragen ook op een aantal van deze risicotrends.
Expliciet wordt in het zojuist genoemde rapport de zorg uitgesproken voor de
situatie van de Marokkaanse Amsterdammers in onze stad. De heer Van Poelgeest
deed dat in zijn bijdrage ook expliciet. In de leefsituatie-index die in het
kader van het rapport De Staat van de stad Amsterdam is ontwikkeld, scoren de
Marokkanen het laagst. Dat betekent dat zij als groep het minst welvarend zijn
en dat zij zich in onze stad het minst welbevinden. Veel Marokkanen in onze
stad gaan gebukt onder problemen. Dat is iets anders dan te zeggen dat zij voor
problemen zorgen.
Het moet de opgave zijn voor politici en bestuurders in en buiten deze Raad
daaraan iets te doen. In plaats van Marokkanen als groep als probleem te
bestempelen, ook als daarvan geen sprake is, moeten wij samen met hen werken
aan de oplossing van bestaande problemen. Dat doen wij ook als anderen in onze
samenleving met een probleem kampen. De Marokkanen in onze stad zijn
Amsterdammers, net als alle andere Amsterdammers. Dat leken sommigen door de
commotie van de afgelopen weken wel eens te vergeten. Dat is geen pleidooi voor
het met de mantel der liefde bedekken van de daden van een groep Marokkaanse
jongeren die wel voor problemen zorgt. Die harde kern probleemjongeren, die
overigens niet alleen uit jongeren van Marokkaanse afkomst bestaat, moet worden
aangepakt en dat doen wij dan ook samen met de politie, justitie en
jeugdinstellingen. Dat is de Raad genoegzaam bekend. Met brede steun van de
Raad wordt de aanpak van de zogenoemde harde kern uitgevoerd. Het is dus een
kwestie van problemen benoemen en aanpakken, zonder bevolkingsgroepen te
stigmatiseren. Dat moet de lijn van ons beleid zijn.
In een diverse stad als Amsterdam is het belangrijk de juiste balans te vinden
tussen alle bevolkingsgroepen en de aandacht die het gemeentebestuur schenkt
aan de kansrijke en kansarme personen en ontwikkelingen in Amsterdam.
Het programakkoord is de stedelijke en maatschappelijke context waarbinnen ons
College het programma `Alleen het resultaat telt' realiseert. Het College is
zich ervan bewust dat de stadsdelen een grote bijdragen leveren aan de
realisering van de ambities in dat akkoord.
In het bestuursakkoord dat tussen de centrale stad en de stadsdelen is
gesloten, is vastgelegd op grond van welke principes wij samenwerken en voor
welke onderwerpen verdere samenwerking nodig is. Dit jaar gaat er ook extra
geld naar de stadsdelen.
Het College is niet principieel tegenstander van fusies van stadsdelen, zoals
de heren Huffnagel en Res bepleiten. Maar als het gaat om het behalen van
resultaat en het efficiënter en effectiever functioneren van het
bestuurlijk stelsel, wacht het eerst af hoe het bestuursakkoord werkt. De
evaluatie van het bestuursakkoord kunt u in 2004 verwachten en de eerste
rapportage over de operatie Financiële Decentralisatie inzake zorg en de
GG & GD komt eraan. (De heer VAN POELGEEST:
Ik weet niet of u nog terugkomt op het extra geld dat naar de stadsdelen gaat?
Daarover vond een debat plaats. Uit het dikke boek heb ik begrepen dat het
bedrag van 3 miljoen euro in het Stadsdeelfonds gaat en dat dit op die manier
over de stadsdelen wordt verdeeld. Ik heb begrepen dat zij vrij zijn in de
besteding daarvan. Is dat correct?) Dat is correct.
(De heer VAN POELGEEST:
Door anderen in de Raad is namelijk gezegd dat dit geoormerkt zou moet zijn,
maar ik begrijp dat dit niet door u wordt voorgesteld.)
Wethouder Dales gaat daarop later nader in.
Hoe staat het met de voortgang van het programakkoord? Met de voorstellen van
het College voor de begroting voor 2004 is de uitvoering van de plannen van het
programakkoord voor een groot deel gerealiseerd. Indien de Raad de voorstellen
van het College in deze opzet steunt, zal ongeveer 65 procent zijn ingezet van
de gelden die via het program zijn belegd. Nu wij op de helft zijn van onze
bestuursperiode, is dat een goede uitgangspositie. Onder het motto `Alleen het
resultaat telt' is dat ook een reactie op de opmerkingen van de verschillende
raadsleden die zich zorgen maken over de eenheid van het College. U weet hoe
dat gaat met raspaardjes. Die laten zich niet zo gemakkelijk temmen. Soms
zouden wij willen dat dit iets meer het geval was, maar zij moeten wel hun
temperament behouden. (Mevr. BRUINES:
Het is goed dat een groot deel van het geld is uitgegeven. De vraag is echter
of wij daarvoor daadwerkelijk hebben gekregen wat de bedoeling was. Het
antwoord op die vraag is veel interessanter dan de vraag wat het bedrag is dat
is uitgegeven.)
Ja, maar om te beginnen is het goed de gelden te bestemmen waarvan is gezegd
dat het goed is daarmee die richting op te gaan. Een belangrijke stap is ervoor
te zorgen dat dit daadwerkelijk gebeurt. Pas achteraf kunnen wij nagaan of het
inderdaad op de juiste manier is gebeurd. (Mevr.
BRUINES:
Maar dat komt volgend jaar en het daarop volgende jaar kunnen wij inderdaad
zien of het de gewenste effecten heeft gehad?) Jazeker.
(De heer HALBERTSMA:
Uw woorden over die raspaardjes begrijp ik, maar als u die als menner niet
allemaal in dezelfde richting laat wandelen, lijken die paardjes op een stel
kreupele knollen. Ik verzoek u derhalve wat meer lijn in dat gezelschap aan te
brengen.)
Daarom begon ik met de opmerking dat wij al meer dan de helft van het
programakkoord hebben uitgevoerd. Aangezien het resultaat telt, neem ik aan dat
u daarover tevreden bent.
Ons College voelt zich in bestuurlijk opzicht dan ook nog steeds
geïnspireerd door de ambities van het akkoord. Dat ziet u ook terug in de
begroting. Wij kiezen voor het vergroten van de veiligheid, het stimuleren van
personen om aan het werk te gaan, het verbeteren van het onderwijs en de
woonsituatie in achterstandswijken. Velen van u hebben ook gezegd dat dit de
juiste antwoorden zijn in de huidige situatie. Wij besteden 25 miljoen euro aan
veiligheid, 18 miljoen euro aan de strijd tegen de werkloosheid en de komende
vier jaar wordt ruim 250 miljoen euro vrijgemaakt voor onderhoud en nieuwbouw
van scholen voor voortgezet onderwijs. Voor stedelijke vernieuwing wordt een
bedrag van 118 miljoen euro uitgetrokken. De wethouders zullen in hun termijn
de zaken nader uiteenzetten die hun portefeuilles betreffen.
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
Ik beperk mij nu tot enkele opmerkingen over het veiligheidsbeleid en tot slot
over de ombuigingen.
Amsterdam moet en zal veiliger worden. Dat is de boodschap van de meeste
bijdragen van deze Raad en dat is ook de slogan die wij hier eerder hebben
gehanteerd. Het door ons geformuleerde veiligheidsbeleid richt zich op een
dadergerichte opsporing en een gebiedsgerichte aanpak. Het beleid staat in de
steigers. Dat heeft brede steun van de Raad en het komt er nu op aan verder te
gaan met de uitvoering daarvan. De kern daarbij is een goede
informatie-uitwisseling en een daarop gebaseerde probleemanalyse, waarbij de
activiteiten van alle instanties beter op elkaar worden afgestemd: de
zogenaamde ketenaanpak.
Voor een veiliger Amsterdam gaan wij intensief verder met het project Jeugd en
veiligheid. Zoals de heer Huffnagel heeft bepleit, zetten wij in op maatregelen
tegen agressie en geweld. Mijnheer H. Bakker, er is een platform
Criminaliteitbestrijding. Dat is samen met het MKB in het leven geroepen en
gezamenlijk met het Openbaar Ministerie wordt gewerkt aan onder andere de
punten die u heeft genoemd. Het gaat er dan om sneller aangifte te kunnen doen
en voor winkeldiefstal hogere straffen te kunnen eisen. Dat zijn punten die
daarbij aan de orde zijn.
De heer Res kan erop rekenen dat er meer aandacht wordt besteed aan de aanpak
van huiselijk geweld. De aanpak van de harde kern criminele jongeren wordt ook
nog versterkt. Voor buurtregie en het project Justitie in de buurt, komt extra
geld beschikbaar. En ik hoop dat de inspanningen van de Amsterdamse raadsleden
bij hun collega's in de Tweede Kamer ook een positief effect zullen hebben als
het gaat om de plaatsen voor Amsterdam in internaten als Den Engh en Glen
Mills. Ook hoop ik dat de bezuinigingen op de reclassering een halt worden
toegeroepen.
Tenslotte zeg ik iets over de ombuigingen. Van de ombuigingen voor het
gemeenteapparaat is al 20 miljoen euro ingeboekt en wij hebben nog 30 miljoen
te gaan. Dat is u bekend. De volgende afspraken zijn gemaakt: voor 2004 een
bedrag van 2 miljoen euro, voor 2005 een bedrag van 9,7 miljoen euro en voor
2006 het restant, namelijk 18,3 miljoen euro.
Wij kiezen niet voor de kaasschaaf, maar voor een beter apparaat met
accentverlegging naar uitvoering. Dat is voor u niet nieuw. Dat houdt in dat de
bedrijfsvoering moet worden verbeterd. Dat gaan wij doen door te moderniseren
en te investeren in ICT. Daarnaast moeten wij de overhead verminderen en die in
de greep krijgen. Het ziekteverzuim is al flink gedaald, maar dat dient verder
te worden verlaagd. Ook dienen wij de toetsbureaucratie aan te pakken.
Belangrijk is tevens dat er gemeentebreed meer samenwerking plaatsvindt. Op die
manier proberen wij de bedrijfsvoering te verbeteren. Wij gaan investeren in
de verbetering van de dienstverlening. Wij willen dat meteen goed doen in
plaats van steeds kostbaar achteraf te corrigeren. Daarnaast is het van belang
de kosten voor externe inhuur te verminderen. Ook het stroomlijnen van
beleidsketens is belangrijk. Ik gaf u zojuist het voorbeeld van de aanpak van
de harde kern, waarmee wij al zijn bezig geweest. Er zijn meer voorbeelden te
noemen waaruit blijkt dat wij daarmee al bezig zijn.
De heer Huffnagel merkte op dat het College al die zaken met de huidige
voorstellen niet serieus neemt. Dat is niet correct. De Raad ziet daarvan op
dit ogenblik nog weinig, maar dat past in de afspraken die wij hebben gemaakt,
namelijk 2 miljoen euro voor dit jaar en ongeveer 10 miljoen euro voor het
volgende jaar. In de Voorjaarsnota zult u daarvoor de voorstellen aantreffen.
Ik deel u mede op welke wijze wij die zaken aanpakken. Voor de onderwerpen die
ik zojuist noemde, hebben wij zogenaamde business cases gemaakt: voorstellen
voor verbetering en een betere efficiency. Die voorstellen zullen wij ook
doorrekenen op besparingen. Wij hanteren de term business case' om het
kwaliteitsniveau van de voorstellen aan te geven. Wij willen concreet weten wat
de hoogte van de investeringen is, wat per saldo de hoogte van de besparing
is, wanneer daarvan sprake is en op welke begrotingsposten die besparingen
taakstellend kunnen worden ingeboekt. Iedere case wordt getrokken door
één van onze directeuren met de wethouder als kritische
gesprekspartner. Soms zal sprake zijn van externe steun om reëel te kunnen
doorpakken en die cases op het realiteitgehalte te kunnen beoordelen. Dat is
één van de redenen voor het opnemen van een bedrag van 2 miljoen
euro incidenteel in de begroting. Dat bedrag is dus nodig om ervoor te zorgen
dat die structurele besparingen op die manier kunnen worden bereikt. Het gaat
niet alleen om cases die te maken hebben met de centrale stad. Ook de
stadsdelen doen in toenemende mate mee. Onze verwachting is dat de besparingen
daardoor groter worden. Dat betekent echter niet dat de besparingen die
neerslaan bij de stadsdelen meetellen in de taakstelling.
Dat zijn extra's die neerkomen bij de stadsdelen. Die kunnen hun geld daardoor
op een betere manier besteden.
Ik noem u een paar voorbeelden van die business cases waarmee wij bezig zijn en
beperk mij tot de hoofdlijnen. Wij zijn bezig met het maken van
één systeem voor het vastleggen van vastgoedgegevens. Ook komt er
één systeem voor het vastleggen van persoonsgegevens. Dat is in
ieder geval voor de burger bijzonder prettig. Hij hoeft dan immers slechts
eenmaal door te geven waarvan hij eigenaar is.
Ook is het niet nodig meer dan eenmaal zijn naam en adres door te geven. Dat
ene gegeven is dan leidend voor alles wat daarmee verder gebeurt. Dat is niet
alleen prettig voor de burger, maar dat heeft ook een enorme besparing tot
gevolg. Het is dan immers niet nodig binnen het gemeentelijk apparaat gegevens
op allerlei verschillende manieren steeds opnieuw vast te leggen. Dat levert
een forse besparing op. Als het gaat over die persoonsgegevens, is daardoor
ongeveer 25 procent minder personeel en salarismedewerkers nodig.
(Mevr. CODRINGTON:
Kunt u dan ook zeggen of het systeem dat de Dienst Belastingen los van de
gemeentelijke dienst opzet, besparend is? Ik kan mij dat niet voorstellen als
twee diensten binnen de gemeente met verschillende systemen werken. U weet dat
ook de Dienst Belastingen dat doet.)
Dat moet één systeem worden voor Vastgoedgegevens en
één voor persoonsgegevens. (Mevr.
CODRINGTON:
Dat zou betekenen dat de door u genoemde besparing nog groter kan zijn als de
Dienst Belastingen niet een apart systeem gaat ontwikkelen?)
Wij zijn nu bezig met het bij elkaar vegen van die zaken. Ook maken wij die
cases. In het kader daarvan gaan wij precies na wat nodig is om te investeren,
wat dat vervolgens opbrengt en wanneer dat het geval is. Dit maakt daarvan
onderdeel uit. (De heer HUFFNAGEL:
Wat de Burgemeester nu vertelt, klinkt uitstekend. Dan is het niet alleen een
kwestie van bezuinigen, maar ook van het vergroten van de dienstverlening. Maar
in juni zijn wij uitgegaan van 50 miljoen euro. Ombuigen wil zeggen dat wij op
een bepaald onderdeel bezuinigen om dat elders in te zetten. Wij zijn tevreden
over de onderdelen waar het geld wordt ingezet, maar ik ben er nog niet van
overtuigd dat die 50 miljoen euro wordt gehaald. De Burgemeester deelde mee dat
het College nu op 30 miljoen euro zit. De vraag is dus wanneer wij plannen
krijgen voor het resterende bedrag van 20 miljoen euro.)
Ik begon met dat te zeggen. Wat mij betreft wordt er geheel volgens de
afspraken gewerkt. Dit jaar heeft u zelfs iets meer gekregen dan het bedrag van
2 miljoen euro dat was afgesproken. In de Voorjaarsnota moet 9,7 miljoen euro
voor het volgend jaar worden opgenomen. En het jaar daarop volgt het restant.
(De heer HUFFNAGEL:
Dat restant is dus niet 18,3 miljoen euro, wat u zojuist opmerkte, maar dat
wordt 38,3 euro.)
Nee, dat bedrag van 20 miljoen euro staat al vast. Het gaat dus nog om een
bedrag van 30 miljoen euro dat moet worden ingevuld.
(De heer HUFFNAGEL: Het gaat om de 30 miljoen euro extra.)
Ja, want die eerste 20 miljoen euro zijn er. (De heer
ASSCHER:
U zei zojuist dat wij in deze begroting 2 miljoen euro incidenteel moeten
opnemen om te kunnen investeren met als doel uiteindelijk die bezuinigingen
door te voeren. Is dat bedrag voldoende voor het gehele pakket, dus voor 50
miljoen euro in totaal? Als dat het geval is, lijkt mij dat verantwoord. Als
wij echter bij de Voorjaarsnota opnieuw een investering moeten doen om de
volgende 10 miljoen euro binnen te halen, voelt u zelf dat het minder
geloofwaardig wordt. Misschien kunt u daarover iets zeggen.)
Ik weet nog niet of dat zo is. Wij hebben de indruk dat wij dat bedrag van 2
miljoen euro in ieder geval nodig hebben om deze zaken uit te zetten, deze
verbeteringen door te voeren en efficiencyslagen te maken. Tijdens de
bespreking van dit onderwerp in het College heb ik het voorbeeld genoemd van
besparingen bij het gemeentelijk Waterleidingbedrijf.
Dat is een structurele bezuiniging in de orde van grootte van 8 miljoen euro
geworden, waarbij in de tijd daarvoor een investering is gedaan van 1 miljoen
euro. Ik vind het moeilijk nu te zeggen dat het bedrag van 2 miljoen euro
voldoende is. Laten wij in ieder geval proberen door te gaan met de uitwerking
van deze business cases. Wij doen ons uiterste best ervoor te zorgen dat deze
bedragen worden gehaald. U hoeft het College er absoluut niet meer van te
overtuigen dat het van groot belang is die doelstellingen te halen.
Ik sluit bepaald niet uit dat er een aantal cases is waarvoor wij meer tijd
nodig hebben, maar dat kan op termijn wel tot verdergaande bezuinigingen
leiden. Ik vermoed dat het College er verstandig aan doet met
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
behulp van de Raad zo goed mogelijk na te gaan op welke manier dit soort
incidentele investeringen rendement opbrengen. Ik zou het onverstandig vinden
nu te zeggen dat het bij dat bedrag van 2 miljoen euro blijft. Wel is het van
belang dat de Raad steeds meer inzicht krijgt in de manier waarop een en ander
verloopt. Wij moeten nagaan of wij erin slagen dit op deze manier te
realiseren. (De heer ASSCHER:
Ik ben geneigd wat dat betreft een eind met u mee te gaan, maar wij hebben in
de Raad natuurlijk ook nog de herinnering aan de Operatie Kwaliteitsslag, die
ongetwijfeld veel kwaliteit heeft opgeleverd daaraan is in ieder geval
18 miljoen euro uitgegeven maar die nooit de inkomsten heeft opgeleverd
zoals wij die hadden verwacht. Dat is er de reden van dat ik en dat
geldt misschien ook voor de heer Huffnagel er zo op aandring dat de
volgorde heel duidelijk is. Het moet geld opleveren en natuurlijk moet je
daarvoor soms investeren. Ik geef u dit toch nog met nadruk mee.)
Ik vind het terecht dat de heer Asscher die opmerking maakt. De situatie is
naar mijn idee nu anders dan ten tijde van de Operatie Kwaliteitsslag. Wij
bezien die business cases uitdrukkelijk op de besparingen die een en ander
oplevert. De Operatie Kwaliteitsslag had louter betrekking op de
kwaliteitsslag. Dat was het primaire doel daarvan. Veel zaken die daarbij aan
de orde kwamen, konden achteraf gezien worden gekarakteriseerd als
achterstallig onderhoud. Hier gaat het erom dat het geld bijeen moet komen,
omdat wij dat voor andere zaken nodig hebben. Wij willen dat bereiken op een
manier die er gelijktijdig toe leidt dat het gemeentelijk apparaat beter gaat
functioneren. Ik heb u twee voorbeelden genoemd van de cases waarmee wij bezig
zijn en ik noem er nog een aantal.
Er zullen door het callcenter meer diensten worden geleverd. U kunt zich
voorstellen dat dit prettig is voor de burgers. Door dat ene nummer te draaien,
kunnen zij meer diensten tegenkomen. Tegelijkertijd leidt dit tot besparingen,
omdat veel diensten daar terechtkomen.
Er zal sprake zijn van centrale inkoopprojecten waaronder ook mantelcontracten
vallen. Dat is ook de richting geweest waarvoor wij het bedrag van 2 miljoen
euro voor dit jaar hebben ondergebracht.
Tenslotte zijn wij bezig met een onderzoek naar de overhead. Wij hebben
daarover enig overleg gevoerd. De gedachte daarbij is dat in al die
verschillende bedrijven en diensten van de gemeente sprake is van een
verschillende overhead. Wij kunnen ons afvragen waarom de ene dienst meer
overhead heeft dan de andere. Dat onderzoek vraagt ook enige investering, maar
de gedachte daarbij is tot kengetallen te komen en op een gegeven moment tot
een verlaging van de overhead. Het is echter ook mogelijk dat wij tot de
conclusie komen dat op vitale onderdelen sprake is van een onderbesteding. In
dat geval moeten wij daar iets extra's doen. Dat kunnen wij tegen die tijd
beoordelen. Ik ben aan het eind gekomen van mijn betoog.
Wethouder DALES:
Mijnheer de Voorzitter. Ik begin met de algemene financiële situatie.
Vanmiddag is door enkele raadsleden de indruk gewekt dat het allemaal reuze
meevalt en dat wij in de Voorjaarsnota, de begroting enz. ten onrechte hebben
laten doorschemeren dat er sprake is van zwaar weer. De werkelijkheid is helaas
anders. U weet dat wij bij het opstellen van de begroting voor 2004 te maken
hebben gehad met kortingen op het Gemeentefonds, bezuinigingen op de
bijstandsmiddelen en op de reïntegratiemiddelen. Tevens hadden wij te
maken met bezuinigingen op het onderwijsachterstandenbeleid en het
armoedebeleid. Dat is allemaal niet onaanzienlijk en daarvan hebben wij in
Amsterdam heel veel last. U ziet nu ook in de begroting voor 2004 dat wij een
aantal van de gevolgen dat de rijksbezuinigingen voor Amsterdam teweegbrengt,
uit eigen gemeentelijke middelen moeten en willen oplossen. Dat hakt er
eenvoudigweg fors in. Ik vind het dus helemaal niet zo zonnig. De vraag is hoe
het de komende tijd gaat. Ik kan dat niet helemaal voorspellen, maar ik weet
zeker dat wij in 2004 op het Gemeentefonds een extra korting te verwerken
krijgen.
Die komt dus bovenop datgene wat u in een eerdere fase was gemeld. Wij wisten
dat op dat ogenblik ook nog niet, omdat die beroemde septembercirculaire er nog
niet was. Er is sprake van een structureel bedrag van 8,5 miljoen euro minder
uit het Gemeentefonds dan wij dachten. U heeft daarover vanmiddag post
ontvangen. Daarin wordt dit allemaal uit de doeken gedaan. Er gaat dus een
structureel bedrag van 8,5 miljoen euro uit. Daarbij is nog niet begrepen de
mogelijkheid dat er ook in de incidentele sfeer een tegenvaller komt vanwege de
zogenaamde behoedzaamheidreserve.
Dat staat allemaal in de stukken van vanmiddag. Daarbij is dus sprake van een
forse tegenvaller.
Met de nieuwe Wet werk en bijstand krijgen wij een zeer groot risico op ons
nek. Het is mogelijk dat wij
ook te maken krijgen met een meevaller. Wij hebben voor het jaar 2004
uitgerekend dat in het Fonds Werk en Inkomen een overschot kan zitten.
Als de economie echter blijft zoals die is of nog slechter wordt, de
werkloosheid drastisch toeneemt en wij ook te maken krijgen met de gevolgen van
rijksbeleid in de sfeer van de WAO en de WW, bestaat de kans dat er zeer grote
knelpunten ontstaan. Die moeten wij zelf oplossen.
U weet dat de middelen voor de stedelijke vernieuwing zullen verminderen. Wij
weten nog niet exact wat de hoogte van het bedrag is waarmee die worden
verminderd. Wel staat als een paal boven water dat die middelen worden
verminderd.
Wij krijgen te maken met verdere kortingen op het openbaar vervoer.
Wij hebben te maken met grote knelpunten als het gaat om de middelen voor het
grootstedenbeleid.
Tevens hebben wij te maken met steeds ongunstigere verhoudingen tussen het Rijk
en de lagere overheden, waarbij in toenemende mate is waar te nemen dat het
Rijk taken overhevelt naar lagere overheden en daarbij niet de bijbehorende
middelen levert. Dat is een permanente strijd die de gemeente op het ogenblik
met het Rijk voert. Dat levert allemaal nadelen op. Zo kan ik nog een hele tijd
doorgaan. Wij bevinden ons dus absoluut nog niet in een situatie waarvan wij
kunnen zeggen dat die wel meevalt. Het valt nog steeds tegen. Het is dus goed
dat wij met die ombuigingsoperatie zijn begonnen. Als wij dat niet hadden
gedaan, hadden wij al lang aan alle kanten klem gezeten. Laat dus niet de
indruk ontstaan dat wij inmiddels in een zonnige situatie zitten. Het tegendeel
is het geval.
Een aantal raadsleden sprak vanmiddag over het armoedebeleid. Daarover zal ik
nu niet veel zeggen, want wethouder Oudkerk is daarvoor de
eerstverantwoordelijke. Ik ga alleen in op de middelen. Wij hebben te maken met
kortingen en wij hebben in de begroting voor 2004 geprobeerd de kortingen op
het armoedebeleid grotendeels uit eigen gemeentelijke middelen op te vangen.
Dat is een politieke keuze geweest die door het College unaniem is gesteund.
Alles overziend, krijgt die ook brede steun van de Raad.
(De heer VAN POELGEEST:
Tijdens mijn toespraak zei u dat het toch niet juist was en dat u als
wethouder voor Financiën aanvankelijk had voorgesteld...)
Dat is correct. U had gelijk. Vanmiddag was ik even in de war. U had gelijk
toen u zei dat in de aanvankelijke voorstellen van mij als wethouder voor
Financiën werd gesuggereerd de korting integraal door te berekenen onder
het motto dat wij hier niet alle gevolgen van het rijksbeleid behoeven op te
vangen. In een later stadium ben ik daarover van mening veranderd. Het
voltallige College heeft op de lijn gezeten dat wij dat wel grotendeels moeten
doen. Daarvan ben ik ook onderdeel geweest. Het College was daarvan dus unaniem
voorstander. Dat hebben wij voor 2004 gedaan, maar in 2005 is het
armoedeprobleem in Amsterdam niet opgelost. Ik voorspel dus dat wij in 2005
voor diezelfde vraag komen te staan. Ook in 2006 zal dat waarschijnlijk
gebeuren. Ook in die jaren zullen wij dat probleem dus moeten oplossen en dat
gaat geld kosten. (De heer VAN POELGEEST:
Mag dat geld kosten?)
Ja, dag mag geld kosten, maar dat gaat ook geld kosten. Ik zeg nogmaals dat dit
een politieke keuze was. Wij hebben die unaniem gemaakt en ook volgend jaar
zullen wij daar voor komen te staan. Naar mijn idee is het verstandig met die
beroemde UNA-middelen voorzichtig om te gaan en dat zeg ik niet om onnodig op
de rem te trappen. Als je geld hebt buiten het aanvankelijk beschikbare
financiële kader, is het natuurlijk verleidelijk allerlei zaken te
bedenken. Het College heeft wat suggesties gedaan. Om te beginnen zouden wij
daarmee die tegenvaller uit het Gemeentefonds kunnen opvangen. Dat is echter
een incidenteel bedrag voor een structurele tegenvaller. In 2005, 2006 en 2007
krijgt u die dus steeds weer terug. Voor 2004 zouden wij die op deze manier
hebben afgedekt. Daarvoor is ongeveer een kwart van die UNA-middelen nodig.
Verder hebben wij een bedrag nodig voor het Stedelijk Museum en ons voorstel is
dat daaruit te dekken. Dan zijn wij de helft van die UNA-middelen al kwijt. Ik
spreek dan over het bedrag van 40 miljoen euro die wij voor 2004 op de tafel
hebben gelegd. (De heer VAN POELGEEST:
Waarom weet u zo zeker dat u dat geld voor het Stedelijk Museum nodig heeft?)
Nee, dat weet ik nog niet zeker, maar als de Raad daartoe in meerderheid
besluit en ook de overige middelen binnenkomen, moet die consequentie worden
gedragen. Het College is van mening dat het verstandig is met die
waarschijnlijkheid rekening te houden.
Dan is er nog wel iets over, maar er komt ook nog een en ander naar ons toe. U
moet uw gedachten laten gaan over het feit dat het fair zou zijn de stadsdelen
een deel van die UNA-middelen mee te geven. Dat
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
hebben wij ook bij de UNA-1 tranche gedaan. Tevens hebben wij ons afgevraagd of
het niet verstandig is als die mogelijkheid nog bestaat een deel
van die UNA-middelen te gebruiken voor het naar voren halen van de
financiering van het restant voor de Openbare Bibliotheek. Vanmiddag merkte
iemand op dat dit niet hoeft. Dat is inderdaad juist, maar misschien is het wel
goed dat te doen. In 2005 krijgen wij namelijk met nogal wat tegenvallers te
maken op het gebied van de stedelijke vernieuwing en er zijn nog meer gebieden
waarvoor dat geldt. Een aantal noemde ik zojuist. Het is dus misschien
verstandig te investeren op het moment dat wij nog over wat geld beschikken met
als doel tegenvallers voor te zijn. Dat is niet een wet van Meden en Perzen,
maar het is wel verstandig dat te doen. Het is een suggestie van het College
aan de Raad en ik zou het prettig vinden als hij die serieus in overweging nam.
Er is gesproken over het bedrag van 8 miljoen euro uit de amendement-Asscher,
waarvan het College voorstelt dat in te zetten voor economische
structuurversterkende maatregelen en maatregelen die zijn gericht op het
creëren van werkgelegenheid, substantieel in het lagere segment. Daarmee
beantwoorden wij naar onze stellige overtuiging in ieder geval aan de geest van
de amendement-Asscher. Ook spelen wij daarmee in op datgene wat door de Raad
en het College als heel belangrijk naar voren is gebracht, namelijk het
bestrijden van de werkloosheid en het nemen van zodanige maatregelen dat zoveel
mogelijk werkgelegenheid wordt geschapen. Wij menen dat het verstandig is dat
bedrag daarvoor in te zetten. De heer Asscher heeft volkomen gelijk als hij
zegt dat het nodig is daarbij voorstellen te leveren. Dat moeten wij dus ook
snel doen. Die voorstellen zijn op dit moment in ontwikkeling. De eerste
concepten zijn al gereed en die zullen het College spoedig bereiken. De
wethouders Oudkerk, Van der Horst en ik zijn daarbij primair betrokken. Daarna
zullen die voorstellen spoedig naar de Raad gaan. Zonder voorstellen heeft het
bedrag van 8 miljoen natuurlijk geen zin. Dan kan de Raad dat bedrag terecht op
een andere manier inzetten, laten vrijvallen of wat dan ook. Ik verzoek hem
ons even de kans te geven met voorstellen te komen die concreet in die richting
gaan en die dus datgene opleveren wat de Raad ook wil, namelijk het bestrijden
van de werkloosheid.
Door de VVD-fractie is gesuggereerd dat er een fors aantal stelposten is dat
nog vrij inzetbaar is. Namens het College zeg ik u toe dat wij u een overzicht
van die stelposten geven. Overigens heeft u ook zelf al een forse lijst
gemaakt. Wij zullen per stelpost aangeven wat al dan niet kan. De werkelijkheid
is naar mijn idee dat er al veel is gecommitteerd. Als er nog geld is dat vrij
inzetbaar is, is het mogelijk daarvoor voorstellen te doen.
(De heer HUFFNAGEL:
Kunt u ongeveer aangeven wanneer wij die lijst ontvangen?)
Ik moet dat nu met de natte vinger doen, maar dat is een werkje dat niet lang
hoeft te duren. Ik verwacht dat die lijst u ongeveer over een paar weken tot
een maand kan bereiken. Het is namelijk niet ingewikkeld die te maken.
(De heer HUFFNAGEL:
Ontvangen wij die lijst nog vóór de tweede ronde in de
commissies?)
Ja, laten wij dit zo snel mogelijk doen. Het is immers betrekkelijk
overzichtelijk. Naar mijn idee moet dat binnen een paar weken gereed kunnen
zijn.
Er is al even gesproken over de structurele toevoeging van 3 miljoen euro
structureel aan het Stadsdeelfonds. De heer Van Poelgeest stelde daarover
zojuist een vraag. Als wij structureel toevoegen aan het Stadsdeelfonds, is er
geen sprake van een specifieke uitkering. Wij kunnen dat bedrag dan niet
oormerken.
De Raad heeft in een motie aangegeven dat de helft van dat bedrag moet worden
ingezet voor huisvesting van het basisonderwijs en de andere helft voor de
verbetering van de openbare ruimte. Dat moeten wij dan regelen door middel van
het bestuursakkoord. Daarin maken wij afspraken over wat in de verhouding
tussen de centrale stad en de stadsdelen moet gebeuren. Het is echter niet een
specifieke uitkering, dus wij kunnen niet zeggen dat de stadsdelen een bepaald
bedrag krijgen waarmee zij bijvoorbeeld die openbare ruimte moeten verbeteren.
Dan zouden wij daarvan een specifieke uitkering moeten maken, maar dat zou zich
slecht verhouden tot het stadsdeelfondsstelsel dat wij kennen. Wij kiezen dus
evenals u voor toevoeging aan het Stadsdeelfonds en dan regelen wij die
afspraken in het bestuursakkoord. Dan kunnen wij periodiek met de stadsdelen
nagaan of zij de afgesproken doelstellingen hebben gehaald.
(De heer HUFFNAGEL:
Dat is mogelijk, maar gaat het College dat ook doen?)
Dat heeft het College besloten. (De heer HUFFNAGEL:
Prima.)
Hier wordt nu en dan ietwat badinerend over de stadsdelen gesproken. Sinds ik
in het College zit en bestuurder ben van Amsterdam heb ik veel intensiever met
de stadsdelen te maken. Mijn waardering voor het functioneren van de stadsdelen
is daardoor drastisch toegenomen. Dat heb ik al vaker gezegd. Ik ben van
mening dat de decentralisatie waarvoor wij in Amsterdam hebben gekozen,
grotendeels heel goed werkt. (De heer HALBERTSMA:
Hoort u dat, mijnheer Huffnagel? Nu moet u even opletten. Wethouder Dales,
wilt u dat even herhalen?)
Dat hoorde de heer Huffnagel wel. Ik ben overigens geen lid van de VVD-fractie.
Hier spreekt een lid van het College. Dat is het gevoel dat wij hebben. Wij
zijn nu bezig door middel van het bestuursakkoord de verhoudingen heel goed aan
te scherpen en op papier te zetten wie waarvoor verantwoordelijk is. Als dat
bestuursakkoord gereed is, weten wij waaraan wij elkaar kunnen houden en op
welke wijze de middelen worden ingezet. Door diverse raadsleden wordt nu en dan
op hoge toon gezegd dat het mis is met de stadsdelen, maar dat onderschrijft
het College niet. Op het moment dat die raadsleden zeggen dat het in de
stadsdelen niet loopt, moeten zij zich afvragen of zij het zelf beter zouden
doen, of dat zij het tot dusverre beter hebben gedaan. Dat lijkt mij een
reële vraag. Ik neem het op dit punt voor de stadsdelen op.
(De heer HUFFNAGEL:
Ik heb er behoefte aan te reageren, omdat de heer Halbertsma mij aanhaalde. Ik
vermoed dat de wethouder reageert op woorden van de heer H. Bakker. Ik heb
niet badinerend gedaan over de stadsdelen. Wel ben ik van mening dat het
behoorlijk wat beter kan. Als de heer Halbertsma van mening is dat dit niet het
geval is, verbaast hij mij vanavond in het bijzonder.)
Ik reageer op het voorstel van de heer Asscher over de Gehaktdag. De heer
Asscher merkte op dat wij de Rekening beter moeten gebruiken en het leek alsof
ik mijzelf hoorde. Dat heb ik namelijk ook al vele malen in de Raad gezegd. Wij
willen dat ook graag, dus daar vinden wij elkaar. Wij moeten wel de gedachten
laten gaan over het tijdstip. Het voorstel van vanmiddag lijkt mij in de tijd
namelijk ietwat lastig uitvoerbaar, maar de bedoeling onderschrijft het College
volledig. Wethouder OUDKERK:
Mijnheer de Voorzitter. Wethouder Dales heeft al voldoende gezegd over het
armoedegeld en het bedrag van 8 miljoen euro uit de coalitiemotie die bij de
Voorjaarsnota is ingediend. Ik beperk mij tot drie zaken met de toezegging dat
alle andere vragen in de commissievergadering van volgende week door mij worden
beantwoord.
Ik ga in op de ID-banen. Doordat dit jaar tot nu toe ongeveer 960 personen met
een ID-baan zijn doorgestroomd of uitgestroomd 400 mensen zijn
uitgestroomd naar reguliere banen zijn wij ondanks de afnemende
reïntegratiegelden in staat het komend jaar 5800 ID-banen en 2250
Wiw-banen te behouden. In totaal zijn dat dus meer dan 8000 gesubsidieerde
banen. Wat de plannen voor 2005 zijn onder andere de heer Asscher stelde
daarover een vraag wordt u¼ (De heer
VAN POELGEEST:
Het feit dat personen uitstromen naar betaald werk is voor hen heel goed, maar
die 900 banen zijn wel weg. Het is mogelijk dat instellingen daarmee worden
geconfronteerd waarvoor het relatief goedkoop was een extra persoon aan het
werk te helpen waardoor het mogelijk was belangrijk werk te doen.
Heeft u er een beeld van of er gaten worden geslagen door het weghalen van die
900 banen? Anders is het alleen maar het invullen van Haagse bezuinigingen.)
Dat is niet helemaal juist, maar u weet van mevrouw Sargentini dat zij samen
met mevrouw Asante de architect is geweest van de zogenaamde vangnetregeling
voor instellingen die anders door de bodem zouden zakken.
Voorzover ik nu kan zien, zakt door bezuinigingen op de ID-banen geen enkele
instelling door de bodem waardoor die moet worden opgeheven, maar het eind van
het jaar is nog niet genaderd. Het kan natuurlijk altijd zo zijn dat bij
instellingen door niet-prudent beleid andere problemen ontstaan. Die hebben dan
echter niet te maken met de korting op de ID-regeling. U krijgt voorstellen
waaruit blijkt op welke wijze wij met ongeveer 200 miljoen euro aan
integratiemiddelen zullen omgaan. Dat zal ruim vóór de
behandeling op 11 en 12 december a.s. gebeuren. Zoals toegezegd, zal er ook
sprake zijn van keuzemogelijkheden. De Raad heeft al met het kader opstapbanen,
scholingsbanen en permanent gesubsidieerde banen ingestemd. Tegen de heren
Huffnagel, Asscher en Halbertsma zeg ik dat de nieuwe Wet werk en bijstand veel
mogelijkheden opent om met behoud van uitkering te werken. Wat mij betreft
blijft het dan niet bij een dag per jaar. Als wij mensen op die manier zo snel
mogelijk tijdelijk aan het werk krijgen, zijn zij korter uit het arbeidsproces
en
dan hebben zij later meer kans op werk. Dat is dus ook in de voorstellen
opgenomen.
Ten aanzien van de jeugdwerkloosheid riep de heer Halbertsma op wethouder Dales
en mij fors aan het werk te zetten met als doel alle jongeren aan het werk te
krijgen. U krijgt binnenkort een plan van aanpak Jeugdwerkeloosheid. Wij hebben
al contracten met het bedrijfsleven afgesloten om 500 leer-/werkbanen in
Amsterdam te realiseren. Vanwege de tijd noem ik slechts één
voorbeeld, maar de afname van de jeugdwerkloosheid in Amsterdam bedroeg het
afgelopen jaar 16,1 procent en dat danken wij onder andere aan de
jongerenloketten. De Raad wordt nu middels de begroting gevraagd ook in andere
stadsdelen jongerenloketten mogelijk te maken en daarin 2,5 miljoen euro te
investeren.
Ten slotte ga ik in op de onderwijshuisvesting. Het is natuurlijk prachtig dat
wij over een dermate groot bedrag beschikken. Op 4 november a.s. zal in het
College de vaststelling van het programma voor 2004 plaatsvinden. Daarbij staan
de vragen centraal wat wij volgend jaar van dat geld kunnen wegzetten, welke
scholen kunnen worden opgeknapt en welke kunnen worden gerenoveerd. Zodra dat
in het College is gepasseerd, zal de Raad deze voorstellen ontvangen. Ik ben
van plan daarbij ook alle voetangels en klemmen te leveren: waar zit het vast,
waar zou het sneller kunnen, wat houdt ons tegen enz.?
Zodoende kan de Raad ook afwegen of het geld in 2004 wordt besteed. Wat mij
betreft gaat het namelijk niet om het geld dat op tafel ligt, maar om het
stapelen van stenen en alle andere zaken die op het gebied van huisvesting
belangrijk zijn.
Ook de stadsdelen hebben integrale huisvestingsplannen gemaakt en zij geven
flink veel geld uit om niet alleen de gebouwen voor het voortgezet onderwijs
zoveel mogelijk te renoveren, maar ook die voor het basisonderwijs. U weet dat
er vorig jaar reserves op de plank lagen. Er wordt nu hard gewerkt om die van
de plank te halen en uit te geven, zodat de burgers ook zien dat er iets
gebeurt en die gebouwen daadwerkelijk worden opgeknapt.
(De heer VAN POELGEEST:
Het verbaast mij dat de wethouder niets zegt over de Dienst Werk en Inkomen.
Daarover zijn namelijk ook vragen gesteld.)
Ik wil daarover met alle plezier iets zeggen, maar ik begreep dat het College 8
minuten en 40 seconden spreektijd had. Volgende week spreken wij in de
commissie dusdanig uitgebreid over de Dienst Werk en Inkomen dat ik ervoor kies
dat punt niet hier aan de orde te stellen. Maar als de heer Van Poelgeest een
reactie wil op zijn voorstellen, zeg ik hem dat ik in sommige van zijn
voorstellen misschien wel enig brood zie. (De heer
VAN POELGEEST:
In de begroting staat het bedrag van 17,6 miljoen euro dat de wethouder nodig
heeft voor die nieuwe klantmanagers. Een ontbindende voorwaarde die het College
zelf stelt, is dat er een financieel onderbouwd plan voorligt. Dat is er nu
nog niet. Wanneer ontvangen wij dat?)
De Raad heeft er op 16 april jl. mee ingestemd eerst de pilots te draaien
de heer Van Poelgeest sprak in zijn bijdrage zelfs over drie pilots. Dat
werd er één en dat worden er nu twee en vervolgens goed
na te gaan of alles overeenkomstig onze verwachtingen verloopt. U weet dat
één van die pilots is vertraagd. In het voorjaar ging het
namelijk niet goed, maar nu wel. Pas daarna is het mogelijk een goede
berekening te maken van het personeel en de middelen die nodig zijn om een en
ander over de stad uit te rollen. Ik verwacht u dat voor de Voorjaarsnota 2005
aan te bieden. Ik wil echter eerst de tijd nemen om die pilots goed te
evalueren. Wij hebben namelijk niets aan een best guess,
maar wij moeten precies weten wat de kosten zijn om de belangrijke risico's die
de gemeente loopt het betreft 900 miljoen euro zoveel mogelijk
te mitigeren. (De heer VAN POELGEEST:
Tot die tijd wordt het bedrag van 17,6 miljoen euro dus niet aangesproken?)
Nee. Tot die tijd wordt dat bedrag niet aangesproken.
Wethouder VAN DER HORST:
Mijnheer de Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Asscher
over het anticyclisch investeren en met name als het gaat om de economische
structuur. Naar mijn idee is het goed te melden dat ook door de rijksoverheid
een fors aantal investeringen wordt gedaan in bijvoorbeeld de Tweede
Coentunnel, de Westrandweg, de Noord-Zuidlijn en de renovatie van het Centraal
station. Dat zijn allemaal zaken die op dit moment ook veel investeringen
losmaken bij de private sector en de publieke sectoren in Amsterdam. Daarbij
komt dat die op dit moment ook veel werkgelegenheid genereren. Als de economie
weer opveert, kunnen wij daardoor in vliegende vaart verder met onze
ontwikkeling. In dat kader
noem ik ook ons initiatief om breedband in Amsterdam te realiseren. Dat is
namelijk essentieel voor de veerkracht van de economie van deze stad. Het
verbaast mij dan ook dat de heer Res opmerkte dat hij moeite heeft met het
budget voor de acquisitie voor de haven van Amsterdam. Wellicht heeft hij
gemerkt dat het budget voor acquisitie de afgelopen jaren met 682.000 euro is
teruggelopen. Nu zijn ook de opbrengsten teruggelopen. Ik zeg niet dat er een
lineaire relatie bestaat tussen die twee zaken, maar u heeft van mij een
schrijven gekregen waarin staat dat het budget voor dit jaar met 9 miljoen euro
naar beneden is bijgesteld.
De haven van Amsterdam is nog steeds een flinke money maker.
Er is namelijk sprake van een opbrengst van 7,2 miljoen euro netto per jaar.
Wij moeten daarvoor echter wel iets doen. Wij dienen te investeren in middelen
om een ombuigingsoperatie voor elkaar te krijgen en wij moeten eveneens
investeren in de acquisitie, want anders verdienen wij het gewoonweg niet. Ga
niet uit van de stelling penny wise, pound foolish.
Wij moeten er wel iets instoppen, want anders komt het er niet uit. Als er
sprake is van dezelfde verhoudingen als de afgelopen jaren, moeten wij er ruim
300.000 euro in investeren en dan komt daarvoor ruim 3 miljoen euro terug. Dat
moeten wij voor deze Gemeenteraad dan maar even bewijzen.
(De heer RES:
Wij zullen dat in de commissievergadering verder met u bespreken. Dat is ook
al aangekondigd.)
Ook de Noord-Zuidlijn is genoemd. U moet zich voorstellen dat de discussie over
dat onderwerp lange tijd nogal theoretisch van aard was. Op straat was
namelijk nagenoeg niets zichtbaar. Nu zijn wij een jaar bezig en worden wij met
zaken geconfronteerd die wij niet of slechts ten dele konden voorzien. Nu zien
wij hoe de machinerie in werking is gezet en komen wij allerlei zaken tegen.
Het is verbazingwekkend en soms ook irritant dat nagenoeg iedere losliggende
stoeptegel in Amsterdam wordt toegerekend aan de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
Dat is niet juist. Een aantal raadsleden zegt nu nog dat het beter is met het
aanleggen van de Noord-Zuidlijn te stoppen. Wij beginnen net lekker op gang te
komen. De burger ziet dat men met de uitvoering bezig is. De trein is op stoom
en die gaat doordenderen. Ik kan niemand aanraden voor die doordenderende trein
te springen. Ik raad ook vele andere mensen aan daar niet voor te springen,
want veel ondernemers en burgers zullen daarvan last ondervinden. Er treedt dan
immers vertraging op in allerlei procedures. Ik kan de heer H. Bakker melden
dat wij weliswaar problemen hadden met het opstarten in De Pijp vanwege die
milieuvergunning van het platform, maar dat vrij spoedig zal worden gestart.
Tussen sinterklaas en kerst zal de ruimte worden vrijgemaakt, zodat daar
eventueel een Kerstmarkt of iets dergelijks kan komen. Vanaf 12 januari a.s.
zullen wij daar in vliegende vaart het station aanleggen.
Mevrouw Alberts sprak over de Sixhaven. Datgene wat zij zegt, heeft echter
absoluut niets met de Sixhaven te maken. De hele wereld wordt er weer
bijgesleept. De Sixhaven is eventueel een extra station. Wij hebben ervoor
gekozen dat nu niet te realiseren. Dat wil niet zeggen dat er in de toekomst
niet een station Sixhaven kan komen. Voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn heeft
het echter geen enkele consequentie dat wij deze keuze hebben gemaakt.
Wethouder mevr. BELLIOT:
Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de VVD-fractie voor de opmerking dat
duidelijke keuzes zijn gemaakt voor de MO-instellingen.
U weet net zo goed als ik dat de Openbare Bibliotheek een onderdeel is van het
bestuursakkoord. Het College let er goed op dat het de gemaakte afspraken
binnen vier jaar nakomt. Een versnelde financiering, zoals is voorgesteld,
heeft alleen te maken met het op een nette manier huiswerk doen, zodat wij
bestuurders die na ons komen niet opzadelen met allerlei lasten.
Ik zie de motie van de heer Res tegemoet. Hij wees op uitkering en verstrekking
in natura. Ik wijs erop dat hier niet iets nieuws wordt voorgesteld.
Wereldwijd zijn daarmee ervaringen opgedaan. Het risico bestaat dat driftig met
al die spullen wordt gehandeld.
De heer H. Bakker heeft mij geadviseerd met de gemeente Rotterdam te spreken.
Ik wijs hem erop dat ik dat minimaal vijfmaal per jaar doe. Ik word wekelijks
op de hoogte gehouden van datgene wat daar gebeurt. Ik zal op een bepaald
moment de tijd nemen om hem uit te leggen dat het nagenoeg om hetzelfde gaat.
In Rotterdam heeft men namelijk ook problemen met het opvangen van prostituees
die zorg nodig hebben. In de commissie kom ik daarop terug.
De WIBO-woningen zijn al zo vaak aan de orde geweest dat ik vanwege de tijd
voorstel dat onderwerp over te slaan.
Ik ben er bijzonder gelukkig mee dat de heer Res met betrekking tot het
Stedelijk Museum het woord
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
`grotendeels' gebruikte. Ik ben hem daarvoor zo dankbaar dat ik straks
opgelucht naar mijn huis terugga.
Ik bedank ook mevrouw Bruines voor het feit dat zij complimenten maakte voor de
voordracht die de Raad krijgt met betrekking tot de Openbare Bibliotheek.
En uiteraard ben ik ook de fracties van D66, het CDA en de VVD bijzonder
erkentelijk voor de lobby in Den Haag ten behoeve van het Stedelijk Museum. Dat
geeft altijd moed.
In reactie op de opmerking van de SP-fractie over het kwijlend achter Joop van
den Ende aangaan, zeg ik dat in de visie staat dat wij er private partijen bij
gaan halen. Dat heeft niets met kwijlen te maken. Naar mijn idee kwijlt de
fractie van de SP.
Mevrouw Kalt sprak over de kunst, de cultuur en de educatie en de afspraak
daaromtrent. Dat is inderdaad een afspraak die wij daadwerkelijk moeten
uitwerken. Naar mijn idee moet kunst en cultuur met de nieuwe Amsterdammers het
cement kunnen zijn om hen als Amsterdammers te laten wortelen. Ik sta eveneens
achter een harde aanpak, maar er moet ook nog wat cement of honing zijn,
waardoor de burgers zich hier thuis voelen en zich verantwoordelijk weten voor
de stad. Samen met wethouder Oudkerk dat is hem bekend en u ga ik
zorgvuldig na op welke manier wij dat in de vorm van programma's moeten doen.
Ik spreek dan niet over projecten.
Met betrekking tot de steunpunten voor vrouwenopvang merk ik op dat er een
bedrag van 100.000 euro staat waarvoor de Raad straks goedkeuring moet geven.
Het doel daarvan is twee extra instituten in de stadsdelen te realiseren. Op
dit moment zijn er zes instituten, maar wij willen graag dat daaraan twee
worden toegevoegd.
Er is gesproken over het bedrag van 1 miljoen euro voor de buurttheaters.
Dinsdag jl. hebben wij in het College de tweede tranche afgerond. Die leg ik u
voor. Ook vorig jaar is er veel gebeurd omtrent de buurttheaters en de
versterking van de infrastructuur. Ik ben daarover niet ontevreden, maar u weet
dat het geld heel duur is. Ik ben van mening dat wij met de gereserveerde
miljoenen voor diversiteit een eind moeten komen.
Mevrouw Van Oudenallen sprak over de aanpassingen voor gehandicapten. Als die
niet goed zijn, vind ik dat een ernstige zaak waaraan ik serieus aandacht wil
besteden. Wij kunnen spreken over andere gebouwen, maar als wij het hier niet
goed voor elkaar hebben, zijn wij onprofessioneel bezig.
Ik dank mevrouw Van Oudenallen voor het cijfer 8. Misschien is dat met rood
geschreven, of met een blauwe pen of een griffel. Vertel dat volgend jaar maar
weer. De VOORZITTER:
Ik wijs het College erop dat het door zijn spreektijd heen is, maar het moet
nog iets zeggen, dus ik sta dat toe. Wethouder STADIG:
Mijnheer de Voorzitter. Het is weer als vanouds.
(Mevr. ALBERTS:
Bent u dan net zo coulant tegenover de raadsleden als zij door hun spreektijd
heen zijn?) (De VOORZITTER:
Ik ben een beetje coulant tegenover de Raad, want hij heeft vragen gesteld
waarop hij antwoord van het College wil. Het lijkt mij dus goed dat het College
de gelegenheid krijgt snel de resterende vragen te beantwoorden.)
(Mevr. ALBERTS:
U weet net zo goed als ik dat van de Raad ook wordt verwacht dat hij zich aan
zijn spreektijd houdt.) (De VOORZITTER:
Ik zal u straks ook melden wat de resterende spreektijden zijn.)
(Mevr. ALBERTS:
Ja, dat weet ik en dat klopt precies. Dat is uitgerekend.)
De PvdA-fractie stelt voor de woningbouwproductie op te voeren door
ontwikkelaars een korting op de grondprijs te geven binnen het residuele
systeem van koopwoningen omzetten naar huurwoningen. Dat is een goed idee, maar
dat kost geld. Ik heb geconstateerd dat de fractie van de PvdA dat ook weet en
dat zij daarover een motie heeft ingediend. Als die wordt aangenomen, geeft
dat armslag. (De heer VAN POELGEEST:
Niemand in deze Raad zal ontkennen dat u op dit punt waarschijnlijk het best
weet hoe het in elkaar zit, maar de heer Huffnagel beweerde dat datgene wat de
heer Olij nu heeft voorgesteld hetzelfde is als dat wat de heer Goring eerder
heeft voorgesteld. Hoe zit dat?)
Ja, dat heeft de heer Olij in een interruptie weerlegt.
(De heer VAN POELGEEST:
Bent u het eens met de lezing van de heer Olij?)
Dat citeerde ik nog even om aan te geven dat ik dat heb gehoord en dat de heer
Olij dat naar mijn idee correct heeft gezegd. (De heer
VAN POELGEEST: Dus de heer Huffnagel kletst uit zijn nek?)
Dat heb ik niet gezegd. Dat zou ik ook niet durven zeggen.
De fractie van de VVD vroeg hoe het zit met die cruiseschepen. Dat was
inderdaad ook mijn vraag. In de zomer was er een initiatief van de VVD-fractie.
Er was een persbericht en er waren interviews. Er was een idee en een concrete
mogelijkheid en wij werden opgeroepen daar positief tegenover te staan. Tegen
alle journalisten die mij naar mijn mening daaromtrent vroegen, heb ik gezegd
dat ik dat een reuzenplan vond. Vervolgens heb ik afgewacht, maar er kwam
niets. Het eerste wat er dan komt, is de vraag aan mij hoe het ermee staat. Zo
moeten wij dat niet doen. Dat deed de fractie van de VVD vroeger.
(De heer HUFFNAGEL:
Dit lijkt mij kul. Op het moment dat ik bij het College een voorstel inlever,
mag ik aannemen dat dit onderling wordt verspreid. Wethouder Stadig gaat over
de huisvesting. Als hij werkelijk niet wist waarover het ging, had ik verwacht
dat hij nog even een kopie kwam vragen.) Waar is dat voorstel?
(De heer HUFFNAGEL:
Het gaat erom waar die cruisseschepen kunnen komen. Dat hebben wij de
wethouder voor Havenaangelegenheden gevraagd. Als dit de houding is van de
wethouder als het gaat om studentenhuisvesting, begrijp ik heel goed wat de
reden is van het feit dat er zo weinig van de grond komt.)
U zult binnenkort merken dat het juist op dat punt heel anders is. Ik heb van u
alleen een persbericht ontvangen en dus geen voorstel. Als de heer Olij een
persbericht uitgeeft, heb ik de volgende dag een nota in huis. Ik had verwacht
dat u dat ook zou doen. (De heer HUFFNAGEL:
Die notitie ligt wel degelijk bij het College en ik begrijp niet dat u dit
zegt. U had het aan wethouder Van der Horst of mij kunnen vragen. Blijkbaar
verspreiden de collegeleden de stukken niet onder elkaar.)
(De heer ASSCHER:
Heeft u die notitie meegenomen? Als dat zo is, kunnen wij dit meteen
ophelderen.) (De heer HUFFNAGEL:
Nee, die heb ik nu niet meegenomen, maar die staat in de computer. Het is dus
geen enkel probleem die te printen. De heer Olij kan ook tien exemplaren
krijgen als hij dat wil. Wat een kul!)
De fractie van de VVD vroeg of het splitsingsbeleid goed verloopt en wat de rol
van de stadsdelen is. De eerste en tweede rapportage heeft de commissie reeds
ontvangen. Het proces komt langzaam op gang. Dat heeft te maken met het feit
dat allerlei zaken door diverse personen moeten worden uitgevonden.
Wij constateren dat het tempo toeneemt en dat stadsdelen nogal verschillend
reageren. Wellicht meent de VVD-fractie dat die verschillen politiek
verklaarbaar zijn, maar dat is niet het geval.
Over de erfpacht merk ik op dat men naar mijn idee behoorlijk wanhopig moet
zijn als men de kip met de gouden eieren slacht. Dat is het meest domme wat men
kan doen. Kennelijk zit men daar dus nogal omhoog. Ik ben blij dat wij tot op
de dag van vandaag niet zo ver zijn gekomen. U denkt natuurlijk dat in
Rotterdam het heil nu uitbreekt. Wij zullen samen zien of het helpt.
(De heer HUFFNAGEL:
Denk ik opeens dat daar de hel losbreekt?)
Nee, de hemel. Dat moet in Rotterdam straks geweldig goed gaan.
(De heer HUFFNAGEL: Dat vermoed ik ook.) Ik niet.
(De heer HUFFNAGEL: Wij zullen zien.)
De fractie van GroenLinks had niets in mijn richting.
De fractie van het CDA maakte een opmerking over de WIBO-woningen. Zij vroeg
mij de bestaande bouw niet te vergeten, maar het is nagenoeg onmogelijk daar
dergelijke woningen te realiseren. Er zijn 100.000 portieketagewoningen uit de
negentiende eeuw. Die staan onder andere in De Pijp. Het is niet mogelijk
daarvan WIBO-woningen te maken. Die moet je slopen en vervangen door
nieuwbouwwoningen. Vroeger deden wij dat wat meer dan nu. Dat is
één van de negatieve kanten van het behoud- en herstelbeleid,
maar het is zoals het is.
Van de SP-fractie heb ik het volgende zinnetje onderstreept: "In ieder
geval kunnen wij constateren dat, sinds de invloed van de overheid is
afgenomen, de woningnood is toegenomen".
algemene en financiële beschouwingen, Gemeenteblad afd. 2
gemeentebegroting 2004
Dat is inderdaad het geval. Dat is een feitelijke situatie.
(Mevr. BRUINES:
Zegt u daarmee dat er sprake is van een oorzakelijk verband?)
Wij moeten altijd oppassen met causale relaties, maar er is in ieder geval
sprake van een correlatie.
De heer Zafer Yurdakul had mij al beticht van verspilling voordat hij de feiten
kende. Dat valt mij toch tegen van de fractie van D66. Zij is altijd van de
zorgvuldige procedures. Ik vind dat ietwat slordig.
(De heer ZAFER YURDAKUL: Ik beschik over uw uitspraken op papier.)
Nee, ik zei dat u de feiten nog niet kent en nu bevestigt u dat.
De fractie van Leefbaar Amsterdam sprak over het asielzoekerscentrum. Zij heeft
wellicht een aantal personen omgepraat, maar zij moet iedereen ompraten. De
fractie heeft dus nog wat te doen. Als één bewoner daarvan
tegenstander is, gaat het namelijk niet door. Die kan het namelijk gewoon
tegenhouden.
Met dat weilandje bedoelt de fractie van Leefbaar Amsterdam waarschijnlijk de
Grasweg. (De heer H. BAKKER: Juist.)
Gevraagd is of ik daarin nog vertrouwen heb. Ik heb al gezegd dat ik met het
stadsdeel heb afgesproken dat wij elkaar weer gaan vertrouwen en dat wij onze
samenwerking daarop zullen organiseren.
Mevrouw Kalt merkte op dat anticyclische bouw onmogelijk is geworden. Dat is
correct. Dat is één van de grote bezwaren van het afschaffen van
de subsidies in de volkshuisvesting. Dat is destijds ook wel overwogen: de
overheid heeft zichzelf daarmee een belangrijk conjunctuurwapen uit handen
geslagen. Het is zoals het is.
Mevrouw Van Oudenallen wil in mijn ogen geen eurotekens zien, maar vraagtekens.
Zij sprak tegen de wethouder voor Grondzaken, maar naar mijn idee moet zij als
raadslid toch willen dat hij eurotekens in zijn ogen heeft? Ik herinner haar
eraan dat bijvoorbeeld in de afgelopen perioden aan het Grondbedrijf ongeveer
700 miljoen gulden is onttrokken voor allerlei zaken die de Gemeenteraad nuttig
vond. Dat geld moet dus worden verdiend. Dan heb je naar mijn idee iemand
nodig met dollartekens in de ogen. Mevrouw Van Oudenallen, houdt u mij daar nu
niet van af. Wethouder mevr. MAIJ:
Mijnheer de Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van wethouder Van der
Horst in reactie op de opmerking van de heer Asscher over het anticyclisch te
werk gaan. Naar mijn idee hebben wij dat gezamenlijk juist gedaan met het
besluit dat de Gemeenteraad heeft genomen voor de aanbouw van de nieuwe
afval-energiecentrale. Dat levert ook veel werkgelegenheid op.
De heer Huffnagel had het idee de resultaten van de openbare ruimte als een
soort aanvulling een plaats te geven in het bestuursakkoord. Dat idee neem ik
mee naar het eerstvolgende portefeuillehouderoverleg en ik zal melden wat
daarover wordt opgemerkt. Uiteindelijk hebben natuurlijk ook de stadsdelen
daarover iets te zeggen.
De heer Zafer Yurdakul maakte een opmerking over de Dienst Stadstoezicht. Ik
begreep die niet helemaal. Als hij bedoelde te zeggen dat hij signaleert dat er
dit jaar wat extra geld nodig is om een aantal zaken op te knappen en dat dit
niet inhoudt dat er volgend jaar weer geld nodig is, is dat juist. Anders
verzoek ik hem of zijn collega in de commissie aan te geven wat hij precies
bedoelde.
Mevr. Kalt stelde met betrekking tot het gemeentelijk Waterleidingbedrijf en
het Afval Energie Bedrijf voor de extra gelden van de ombuiging voor meer
milieumaatregelen in te zetten. Die twee bedrijven passen naar mijn idee juist
meer milieumaatregelen toe dan welk ander bedrijf in de gemeente Amsterdam dan
ook. Ik wil niet alle ombuiginggelden in die milieumaatregelen stoppen, omdat
het de bedoeling is dat het kostendekkend is. Wij moeten geen geld steken in
iets waarin wij met deze twee bedrijven reeds veel investeren. In de commissie
kunnen wij daarop dieper ingaan. (De heer VAN POELGEEST:
Naar mijn idee is het een afweging van datgene wat je belangrijk vindt. Er is
geld, omdat men goed heeft gewerkt. Dat kun je aan tariefverlaging besteden als
je van mening bent dat vooral de lasten lager moeten zijn. Een andere
mogelijkheid is dat geld in nieuwe programma's te stoppen die ertoe bijdragen
dat het milieu nog meer wordt verbeterd. Dat is een politieke keuze. Ik begrijp
uit het voorstel van het College dat het kiest voor die lastenverlaging in
plaats van voor het verder verbeteren van het milieu.)
Nee, u begrijpt dat het College met deze bezuiniging op dit moment kiest voor
een lastenverlaging voor de burger en dat het met alle andere maatregelen meer
dan evenredig veel investeert in de verbetering van het milieu. Het is dus niet
of-of, maar en-en. (De heer VAN POELGEEST:
Het kan nooit en-en zijn als je 1 miljoen of 10 miljoen euro te verdelen hebt.
Het is of het een of het ander. U wilt het hele bedrag dat beschikbaar is
inzetten om tot lastenverlaging te komen.) Nee.
(Mevr. KALT:
Nee, dat is niet waar. Ik leg het uit, want het is mijn punt.)
Precies! (Mevr. KALT:
In de begroting staat dat het geld dat zij hebben overgehouden, gewoon in de
bezuinigingen gaat. Het betreft een bedrag van 4 miljoen euro. Dan houden zij
nog wat geld over en er zal sprake zijn van een geringe lastenverlaging. Het
grootste gedeelte gaat echter in de bezuinigingen. Dat betreur ik. Die personen
hebben goed hun best gedaan en ik ben er voorstander van dat bedrag in te
zetten voor het milieu. Dat hoeft niet speciaal in die bedrijven te worden
ingezet, maar het moet wel in een breder veld terechtkomen ten gunste van het
milieu. Dat bedoelde ik te zeggen.)
Dan begrijp ik uw opmerking. Naar mijn idee moeten wij daarop in de commissie
wat dieper ingaan, omdat wij inmiddels ook wat verder zijn met het
Milieubeleidsplan. Tevens is het voor ons mogelijk wat meer concrete acties te
noemen die daadwerkelijk resultaat kunnen opleveren. Als wij dit in tweede
termijn in de commissie behandelen, is het Milieubeleidsplan ook in het
portefeuillehouderoverleg behandeld. Dan kan ik eveneens zeggen wat iedereen in
de stad daarvan vindt en wat wij in 2004 en verder kunnen betekenen.
Tevens kan ik dan aangeven waar eventueel de dekking vandaan moet komen. Ik
stel dus voor dit in de commissie nader uit te werken.
Mevrouw Van Oudenallen merkte op dat het goed zou zijn als de trams wat minder
geluid produceerden, omdat er nogal wat ongelukken zijn gebeurd.
(De VOORZITTER: Mevrouw Van Oudenallen, uw spreektijd is op.)
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
Voorzitter, u bent natuurlijk beledigd dat ik u het cijfer 6- heb gegeven.)
(De VOORZITTER: Ik meen dat het een 6 was.)
(De heer VAN POELGEEST:
Mijnheer Bijlsma, het kan nog een 7 worden.) (De
VOORZITTER:
De spreektijd van mevrouw Van Oudenallen stond al op -4, maar ik geef haar
graag de gelegenheid haar vraag toe te lichten omdat de wethouder die niet
begrijpt.) (Mevr. VAN OUDENALLEN:
In het verleden is al geconstateerd dat het geluid van de tram niet ieders oor
bereikt. Ik heb destijds gevraagd daarnaar onderzoek te doen. Het gaat er dus
om of het de juiste toonhoogte is.)
Ik begreep uw vraag dus wel. In het verleden begreep ik dat wij ervoor moesten
zorgen dat de trams zo weinig mogelijk geluid produceren. Dat is er de reden
van dat de Combino minder lawaai maakt dan voorgaande trams.
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
Dat dacht u, maar dat is niet het geval. Het gaat om het geluid van de trambel
die rinkelt om toeristen te waarschuwen.) (De heer
ASSCHER:
Heeft de heer Res gelijk dat het door de paddo's komt? Ik wil nu toch wel
weten hoe dit afloopt.) (De heer RES:
Ik raad de heer Asscher aan de getallen van de Jellinek-kliniek daaromtrent te
bestuderen.)
Naar mijn idee wordt de Raad nu melig en zijn alle vragen beantwoord.
De VOORZITTER:
Zijn er nog vragen naar aanleiding van datgene wat het College heeft gezegd?
Meestal doen wij de tweede termijn in de rest van de periode.
De heer HUFFNAGEL:
Ik stel voor dat wij de behandeling in de commissies voortzetten. Naar mijn
idee deden wij dat vorig jaar ook. Met name de antwoorden van wethouder Stadig
geven daartoe aanleiding. De VOORZITTER:
Dat wilde ik ook voorstellen. Dan rest ons de begroting formeel vast te
stellen. Ik neem aan dat er geen behoefte is aan stemming daarover en dat de
begroting dus unaniem kan worden vastgesteld.
De discussie wordt gesloten.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 488 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
.........................................................................................
............................
.......................................................
De vergadering wordt om 22.45 uur gesloten.
|