Middagzitting op donderdag 19 juni 2003.
 
 Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede het raadslid drs. A. Bijlsma, wnd. voorzitter.
 
 Raadsgriffier: mevr. mr. A.J.M. Smeets.
 
 
 De VOORZITTER heropent om 13.00 uur de des avonds geschorste vergadering en stelt aan de orde de behandeling van:
 
 3
  Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 21 mei 2003 inzake de jaarrekening over 2002 van de centrale stad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 246).
 
 4
  Voorjaarsnota 2003 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 247).
  –Ombuigingsoperatie (is toegestuurd).
  –Financieel Meerjarenperspectief 2004-2007
 
  Deze punten worden gevoegd behandeld.
 
  Hierbij komen tevens in behandeling:
 
- Uitvoering motie nr. 545 van 2002 inzake de start van de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
- Adres van mevr. S. Oranje van 19 mei 2003 inzake het opheffen van De Opstapper.
- Adres van B.P. Hoogendorp, directeur van Monumentenwacht Noord-Holland, van 26 mei 2003 inzake de bezuinigingsvoorstellen terzake de monumentenwacht.
- Adres van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van 28 mei 2003 inzake beëindiging van de exploitatie van De Opstapper.
- Adres van mevr. E.H. Agtsteribbe, namens de Amsterdamse Raad voor de Monumentenzorg, van 28 mei 2003 inzake de ombuigingsvoorstellen 2004-2006 terzake monumentenzorg.
- Adres van mevr. G. Eendragt, namens het bestuur van het Projectbureau MCE, van 26 mei 2003 inzake de beëindiging van de subsidierelatie met voornoemd projectbureau.
- Adres van N. Iedema, namens het bestuur van de Stichting Zeemanswelvaren Amsterdam, van 1 juni 2003 inzake de ombuigingsvoorstellen 2004-2006 terzake voornoemde stichting.
- Adres van E. van Brederode, voorzitter van de Stichting Open Monumentendag, van 2 juni 2003 inzake intrekking van subsidie voor de open monumentendag.
–Adres van M. Steggerda, secretaris van Scouting Sloterplas, van 27 mei 2003 inzake de Voorjaarsnota 2003.
–Adres van mevr. N. van Bennekom, namens het Fietsersbond Amsterdam, van 30 mei 2003 inzake voorgenomen bezuinigingen voor het Milieucentrum Amsterdam.
–Adres van C. de Bakker, namens de Registratiecommissie van de gemeente Amsterdam, van 27 mei 2003 inzake het voorgenomen besluit om de ambtelijke ondersteuning van de adviesraden te verminderen.
–Adres van J. Haen van 3 juni 2003 inzake de bezuinigingen bij scoutingverenigingen.
–Adres van mevr. A. Hofstede, voorzitter van het voormalig Gemeentelijk Vrouwenoverleg, van 11 juni 2003 inzake de ombuigingsvoorstellen in relatie tot het personeelsbeleid in de gemeente.
–Adres van W.A.J. van Loon, namens de Vereniging Ouderen Advies Raad ZuiderAmstel, van 6 juni 2003 inzake de voorgenomen sluiting van de brandweerkazerne in Buitenveldert.
–Adres van A.E. Aukema, voorzitter van de Stichting Leven en Beleven, van 5 juni 2003 inzake de voorgenomen verhoging van de hondenbelasting.
–Adres van T. van Trier van 30 mei 2003 inzake de voorgenomen verhoging van de hondenbelasting.
–Adres van T. Stambolov, voorzitter van de Adviesraad VluChiPa, van 6 juni 2003 inzake de voorgenomen opheffing van de adviesraden minderheden en de Emancipatie Adviesraad.
–Adres van J. de Koning, voorzitter van Axios, van 2 juni 2006 inzake stopzetting van subsidie aan Axios.
–Adres van M. Amenzou, voorzitter van het Komitee Marokkaanse WAO-slachtoffers, van 6 juni 2003 inzake stopzetting van subsidie aan voornoemd comité.
–Adres van J.L. Gils van 1 juni 2003 inzake stopzetting van subsidie aan het Milieucentrum Amsterdam.
–Adres van H. Bueno de Mesquita van 18 mei 2003 inzake het voortbestaan van Badcuyp.
–Adres van E. Nachbahr, secretaris van Scouting Erskine Amsterdam, van 5 juni 2003, houdende bezwaar tegen stopzetting van subsidie aan scouting.
–Adres van P.J.M. Peters, voorzitter van de Bond van Amsterdamse Vakantiekampen, van 5 juni 2003 inzake voorgenomen bezuinigingen bij jeugdvakantiekampen.
–Adres van mevr. W.D. de Vos, voorzitter van het bestuur van Nivon Federatie Amsterdam, van 6 juni 2003 inzake de ombuigingsvoorstellen in relatie tot natuur en milieu.
–Adres van J.F. Meerhoff van 19 mei 2003 inzake stopzetting van subsidie voor het zeemanshuis.
–Adres van A.K. Boekhorst, voorzitter van Ihlia, van 6 juni 2003 inzake de voorgenomen bezuinigingen terzake Homodok-LAA.
–Adres van W.J. van Bennekom, voorzitter van het Genootschap Amstelodamum, van 6 juni 2003 inzake voorgenomen bezuinigingen bij het Bureau Monumenten en Archeologie.
–Adres van F.J. de Graaf van 11 juni 2003 inzake subsidiëring van MUG.
–Adres van H.C.M.J. Karsken, secretaris van Stichting De Tichel, van 17 juni 2003 inzake de voorgenomen bezuinigingen bij voornoemde stichting.
–Adres van mevr. G.A.M. van Doorninck van 12 juni 2003 inzake de voorgenomen bezuinigingen in relatie tot de Emancipatie Adviesraad Amsterdam.
–Adres van de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam van 10 juni 2003 inzake de ombuigingsvoorstellen in relatie tot minimuminkomens.
 
  De VOORZITTER: Wij beginnen met de beantwoording van het College inzake de jaarrekening over 2002 en de Voorjaarsnota 2003. Vervolgens geef ik de Raad de gelegenheid voor de tweede termijn, waarna de tweede termijn van het College volgt. Als afsluiting daarvan volgt de stemming over de amendementen. Mochten wij dan nog tijd over hebben, dan behandelen wij de minder zware punten van de agenda.
  Vanavond beginnen wij met agendapunt 31. Dat betreft het burgerinitiatief. Daarna komen de resterende agendapunten aan de orde. Op de agenda staat punt 4A. Dat betreft de voordracht inzake de referenduminitiatieven met betrekking tot de Voorjaarsnota 2003, die wij gisteren hebben gehamerd. Van mevr. Van Oudenallen heb ik begrepen dat zij daarover wel degelijk het woord wilde voeren. Daar er sprake is van een vergissing, stel ik voor dat agendapunt vanavond alsnog aan de orde te stellen.
 
  De Burgemeester draagt het presidium over aan de heer Bijlsma.
 
 Wethouder DALES: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de Raad namens het College voor het feit dat deze in korte tijd de Voorjaarsnota, de rekening en in het bijzonder het dikke pakket aan ombuigingsvoorstellen grondig ter hand heeft genomen. Wij hebben ons goed gerealiseerd dat de periode waarin dat moest gebeuren korter is dan de tijd die het College had om de stukken op te stellen. Het opstellen van die stukken brengt echter veel werk met zich mee. Dat zal de Raad begrijpen als hij de voorstellen ziet. Toch heeft ook de Raad een grote prestatie geleverd door de stukken in relatief korte tijd door te exerceren. Wij zijn de Raad zeer erkentelijk voor de positieve opmerkingen die deze daarover heeft gemaakt. De andere opmerkingen hebben wij ter harte genomen en daarop zal ik in mijn betoog reageren.
  Politiek is kiezen. Dat wordt vaak gezegd en dat is een prachtige uitspraak. Iedereen doet alsof dat inderdaad het geval is. Maar alleen op het moment dat er voldoende geld beschikbaar is, zegt men dat politiek kiezen is. Dat is heel dapper, maar dat is uiteindelijk niet moeilijk. Het wordt pas werkelijk een kwestie van kiezen en politiek op het moment dat er niet zoveel geld meer is en het nodig is, om te buigen. Dan moeten wij daadwerkelijk keuzes maken. Sommige keuzes zijn inderdaad zwaar en die zullen bij diverse groepen in de Amsterdamse samenleving hard aankomen. Op dergelijke momenten wordt het daadwerkelijk spannend en leuk in de politiek, maar dan wordt het ook moeilijk en daarvoor zitten wij hier.
   (De heer PAQUAY: Ik hoorde wethouder Dales tweemaal zeggen dat het leuk is te kiezen in tijden dat het moeilijk gaat. Hij heeft dat voor het eerst in de commissie opgemerkt en reeds toen heb ik mij afgevraagd wat hij precies bedoelt. Graag verneem ik nu van hem wat hij met die uitspraak bedoelt.)
  Voor mij en vele anderen geldt dat politiek leuker wordt naarmate het spannender wordt, maar misschien geldt het omgekeerde voor de heer Paquay. Dat bedoel ik te zeggen met die uitspraak. Ik zeg niet dat het leuk is negatieve beslissingen te nemen, maar ik merk op dat het dan in de politiek leuker wordt. Dan heb je immers meer in de gaten waarvoor je er feitelijk bent, namelijk het maken van keuzes. Dat is vooral belangrijk op het moment dat het moeilijk wordt. Het is eenvoudig keuzes te maken als er veel geld is, want dan kan men Sinterklaas spelen in plaats van daadwerkelijk te kiezen. Nu is er sprake van een andere situatie en daarom is dit debat over deze Voorjaarsnota spannender en interessanter dan het in jaren is geweest.
  Gisteren heeft de Raad complimenteus gesproken over een aantal punten, maar er is ook kritiek geuit en commentaar geleverd. Dat is begrijpelijk.
  Een van de commentaarpunten is dat het College onvoldoende duidelijk is geweest in de motivatie van een aantal voorstellen. Wij moeten straks nagaan of dat inderdaad het geval is en of datgene wat een deel van de Raad daartegenover stelt daadwerkelijk een verbetering inhoudt ten opzichte van het door het College voorgestelde. Naar ons oordeel is dat niet altijd het geval. Als wij straks tot de besluitvorming overgaan over de amendementen, de Voorjaarsnota en de gemeenterekening, is het goed ons te bedenken dat in de Raad veelvuldig is gesproken over de noodzaak om te komen tot concreet uitvoerbare plannen. De Raad wil het liefst dat dit op zo kort mogelijke termijn gebeurt. Het is dus niet de bedoeling onnodig geld op de plank te leggen en het daar te laten liggen. Wij moeten geen plannen vaststellen die vervolgens niet of onvoldoende snel kunnen worden uitgevoerd. Van beleid naar uitvoering is de lijn die wij hier kennen en die door de Raad breed wordt ondersteund. Wij kunnen die tevens beschouwen als een meetlat die wij straks moeten leggen langs de voorstellen die een deel van de Raad deed ten opzichte van die van het College.
  Ik ga in op de gemeenterekening over 2002. Tot ons verdriet is daarover gisteren niet veel opgemerkt. Ik weet dat wij daarover later dit jaar kunnen spreken, maar het was toch de bedoeling inhoudelijk over de gemeenterekening te spreken. Dat is reeds vorig jaar met de Raad afgesproken. Wij hebben niet weinig moeite gedaan die rekening op zodanige wijze op te stellen dat het goed mogelijk is daarover een discussie te voeren. Daarin is te zien wat was beoogd, wat tot stand is gebracht en of dat al dan niet deugt. Wij hoopten dat dit zou leiden tot het bijbehorende debat, maar tot onze spijt is dat gisteren nauwelijks gevoerd. Nu en dan is wel een opmerking over de rekening gemaakt. Er is onder andere gezegd dat de jaarrekening er mooi uitziet en goed leesbaar is. Ik vind het natuurlijk plezierig dat te horen, maar daarna is er niet veel meer gebeurd. Toch hadden wij die discussie graag met de Raad gevoerd. De vraag is wat de Raad wil. Als hij de behoefte daartoe niet voelt, kunnen wij de vraag opwerpen of het zinvol is zoveel tijd te steken in en moeite te doen om de rekening op te stellen op de wijze zoals dat nu is gebeurd. Dat is namelijk niet een geringe exercitie. Als de Raad daarmee vervolgens niet veel doet, stel ik voor het stuk te comprimeren tot tien pagina's. Dan doel ik vooral op de pagina's over de cijfers, want daar gaat het immers vooral om. Dan kunnen wij ons de overige moeite besparen. Misschien is dit een belangrijke post waarop efficiency kan worden bereikt. Ik leg die vraag aan de Raad voor en ik verneem graag wat hij wil. Wij menen dat wij hebben beantwoord aan de wensen van de Raad, maar de vraag is of dat inderdaad het geval is.
   (De heer ZAFER YURDAKUL: Waarom had de Raad gisteren naar uw oordeel weinig tijd of belangstelling voor de bespreking van de jaarrekening?)
   (Mevr. CODRINGTON: Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Zafer Yurdakul. Het College mag de hand namelijk ook in eigen boezem steken. Als er een commissievergadering plaatsvindt waarin de fracties op de rekening willen reageren, maar zij slechts over twee tot drie minuten aan spreektijd beschikken omdat er twintig tot dertig insprekers zijn, kan de wethouder hen dat niet verwijten.)
  Dit zijn allemaal kaatsballen die via de muur keihard terugkomen, want dat bepaalt de Raad zelf. Het is de agenda van de Raad. Deze maakt uit wat de vergaderfrequentie, de vergaderduur en de verdeling van de spreektijd is. Dat is niet aan het College. De collegeleden worden in de commissies slechts als gasten beschouwd en zij hebben daar niets in te brengen. Zo gaat dat althans in mijn commissie onder leiding van de heer Olij en ik neem aan dat dit ook in andere commissies het geval is. Dat heeft men dus zelf in de hand.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Wij moeten dus vaststellen dat dit een kritische opmerking voor de Raad is en dat de wethouder het in het vervolg anders wenst.)
  Wij hebben gedaan wat de Raad van ons heeft gevraagd. Wij hebben namelijk een sterk inhoudelijke Jaarrekening gemaakt met begrijpelijke teksten. Daaruit kan de Raad opmaken of het beoogde daadwerkelijk is waargemaakt en of de middelen op verstandige wijze zijn ingezet. Dat wilde de Raad. In de loop der jaren is daarover frequent gesproken en wij hebben steeds geprobeerd de rekening te verbeteren. Misschien kan het zelfs nog beter. Nu heeft over de rekening echter niet een debat plaatsgevonden. Dat kan de Raad toch niet ontkennen. De vraag is dus wat deze wil.
Als de Raad dat niet wil, moet hij dat aangeven. Dan doen wij dat niet, al zouden wij dat betreuren. Als ook de Raad dat betreurt, kunnen wij nagaan of het mogelijk is volgend jaar op een andere manier te werk te gaan. In ieder geval heeft de PvdA-fractie de suggestie gedaan ten aanzien van de toevoegingen aan het weerstandsvermogen tot een ander voorstel te komen dan dat van het College. Het betreft in het bijzonder twee punten.
  Ten aanzien van de reservering ten behoeve van de risico's Nissanterrein heeft het College wegens het gestegen risicoprofiel voorgesteld 17,5 miljoen euro aan het weerstandsvermogen toe te voegen. Dat bedrag zouden wij naar de mening van de PvdA-fractie met 5 miljoen euro moeten verlagen, want dat is naar haar oordeel een arbitrair getal. Daarnaast gaat het om de toevoeging aan het weerstandsvermogen om een eerdere greep in die kas van 8,5 miljoen euro wegens het negatief rekeningsaldo 2001 te herstellen. Ook dat moeten wij naar haar oordeel niet doen.
  Ik ga eerst in op het Nissanterrein. Misschien kan wethouder Van der Horst later ingaan op de huidige stand van zaken met betrekking tot het risico voor een rendabele exploitatie. Ik beschik namelijk niet over de laatste gegevens daaromtrent. Op basis van een bepaalde redenering - die is in de rekening beschreven - hebben wij gezegd dat een dergelijke dotatie goed is, omdat de kans bestaat dat een rendabele exploitatie nog enige tijd op zich laat wachten. Wij zijn van mening dat het belangrijk is zich daarop in te richten. De aankoop is inmiddels namelijk gedaan en daarmee handelen wij volledig in de lijn van de leer van het dynamisch weerstandsvermogen, zoals die door de Raad is vastgesteld. Wij hebben dat idee aan de Raad voorgelegd en deze heeft dat omarmd. Wij hadden dat nog niet eerder toegepast. Dit is de eerste maal dat wij dat doen. Het risicoprofiel stijgt en als er meer risico's zijn, moeten wij doteren. Als het risico zich niet materialiseert, laten wij de dotatie weer vrijvallen. Nu doen wij dat en nu gaat de PvdA-fractie daaraan knabbelen. Ik ben het wel met de heer Asscher eens dat het bedrag van 17,5 miljoen euro tot op zekere hoogte arbitrair is. Dat had ook 35 miljoen euro kunnen zijn. Dat bedrag had ik namelijk in mijn hoofd. Na wat duwen, trekken en rekenen, zijn wij echter uitgekomen op 17,5 miljoen euro. Dat had ook 20 of 22 miljoen euro kunnen zijn, maar het verminderen van dat bedrag met 5 miljoen euro is eveneens arbitrair. Misschien heeft de heer Asscher 5 miljoen euro nodig om een gat te dichten. Dan kan hij dat natuurlijk doen, maar daaraan ligt dan ook niet een goede redenering ten grondslag. Dan is de redenering van het College naar mijn idee beter. Ik zou het betreuren als wij het uitgangspunt van doteren in geval van een gestegen risicoprofiel verlieten. Dat lijkt mij onverstandig en ik hoop dat de Raad dat met mij eens is. Graag verneem ik dat in tweede termijn.
  Het tweede punt vind ik nog ernstiger. Het betreft het bedrag van 8,5 miljoen euro dat wij willen toevoegen, omdat dit is verwijderd in het kader van de rekening over 2001. De Raad heeft destijds namelijk een aantal besluiten genomen zonder dat er sprake was van een dekking. Als wethouder voor Financiën heb ik mij namens het voltallige College heftig daartegen verzet, maar wij moesten het afleggen. Zo gaat dat in een democratie. Als de Raad dan aan het weerstandsvermogen knabbelt, moet hij dat weer op het juiste peil brengen zodra dat mogelijk is. Nu kan dat. En de Raad heeft het College gesteund in het geval van het rapport over het dynamisch weerstandsvermogen. Daarvan heeft ook de aanbeveling deel uitgemaakt dat te brengen op een niveau van tussen de 180 en 250 miljoen euro. Een paar jaar geleden beschikten wij over een ander rapport dat de Raad heeft omarmd. Dat was dat van Ernst & Young. Daarin werd al gesproken over een ondergrens van 80 miljoen euro, maar wij zitten daaronder. Het is naar mijn idee vreemd dat de PvdA-fractie haar eigen uitgangspunten nu met voeten treedt. Dat vind ik bovendien onverstandig. Voor een gemeente als Amsterdam met haar risico's is een bedrag van 80 miljoen euro of iets meer bijzonder laag. Als wij door iets groots op een gegeven moment helemaal `nat gaan', worden wij namelijk meteen met de problemen geconfronteerd. Ik herhaal dat ik het onverstandig vind dat te doen. Als de PvdA-fractie dat volhoudt en zij steun krijgt van de meerderheid van de Raad, kunnen wij haar niet tegenhouden. Ik herhaal dat ik dat onverstandig zou vinden en roep de Raad op dat te heroverwegen. Wij willen niet onnodig geld op de plank leggen. Het tegendeel is zelfs het geval. Ik heb juist eraan bijgedragen dat veel geld is vrijgevallen dat naar mijn oordeel te lang op de plank bleef liggen. Dit acht ik echter niet verstandig en ik roep de Raad op - en in het bijzonder de fractie van de PvdA - dat in heroverweging te nemen.
  Ik kom bij de discussie over de subsidies. Toen wij met de voorstellen over de kortingen kwamen, evenals het voorstel om het geheel van subsidies voor een aantal instellingen in de stad te schrappen, hebben wij ons vanzelfsprekend gerealiseerd dat dit pijn zal doen. Tevens hebben wij ons gerealiseerd dat personen daarover ontevreden zullen zijn, boos kunnen worden en dat dit hier en daar schade kan aanrichten. Wij doen dat echter niet voor onze lol. Het College heeft niet zomaar iets gedaan, maar het deed dat doordacht. Bij alle afzonderlijke voorstellen heeft het een motivatie gegeven waaruit blijkt dat het naar zijn oordeel kan. De Raad - de heer Asscher voorop, gesteund door de coalitiepartijen - heeft gisteren gezegd dat het College niet duidelijk is over de criteria. De coalitiepartijen hebben opgemerkt dat het College eerst duidelijke criteria moet opstellen. Zij hebben voorgesteld dat een jaar door te schuiven. De coalitiepartijen hebben voorgesteld dat in 2005 te doen en zij hebben daarbij daarbij direct opgemerkt dat het van belang is meteen uit te gaan van een taakstelling van 2,5 miljoen euro. Dan kaats ik de bal toch weer terug. Wij vinden het idee van het goed uitwerken van duidelijke criteria goed en wij nemen dat over. Alles kan namelijk beter. Zelfs als het College voortreffelijk werk doet, is het zo bescheiden dat het zegt dat het beter kan. Dit kan dus nog beter. Als de coalitiepartijen oproepen tot het aangeven van duidelijke criteria en zij zeggen dat zij goed willen begrijpen wat met de motivatie wordt bedoeld, is het vreemd te zeggen dat wij dat in 2005 gaan doen, maar dat wij alvast een taakstelling opleggen van 2,5 miljoen euro. Wat is het criterium daarbij? Waarom kan dat niet 0, of 15 miljoen euro zijn? Als die fracties het dan toch doen, moet dat wel over de volle breedte gebeuren. Ik doel dan op alles wat wij in Amsterdam in subsidieland kennen. Het is bekend dat het gaat om honderden miljoenen euro's. Het is dan belangrijk alles naar boven te halen en overal een duidelijk criterium bij aan te geven. Ik herhaal dat wij dat idee omarmen en dat wij de coalitiepartijen daarin volgen. Dan moet wel alles op tafel komen, inclusief het Kunstenplan. Daarvoor geldt dat het College voor 6 miljoen euro wil ombuigen en dat de Raad voorstander is van 4 miljoen euro aan ombuigingen. Het is ons een raadsel waarom de Raad uitgaat van 4 miljoen euro. Hij had ook voor 1, 2, 3 of 10 miljoen euro kunnen kiezen. Wij begrijpen dat niet en ons is evenmin duidelijk waarom de coalitiepartijen ons oproepen tot het aangeven van duidelijke criteria. Een deel van de Raad verwijt het College dat het de criteria onvoldoende duidelijk weergeeft, terwijl het zelf met de natte vinger te werk gaat. Dat is namelijk het beeld dat dit deel van de Raad oproept.   Er is nog een andere vraag ten aanzien van die subsidieverstrekking. De coalitiepartijen vragen om duidelijke criteria. Wij zeggen dat wij dat een goed idee vinden en dat wij die criteria nog beter zullen aangeven. Wij geven daarbij aan dat wij daarmee zo snel mogelijk aan de slag gaan en dat wij het daarover nog vóór de begroting voor 2004 met elkaar eens kunnen worden. Als dat het geval is, vraag ik mij af waarom de coalitiepartijen het in 2005 willen doen. Het is dan toch mogelijk dat in 2004 te doen? Waarom zouden wij één of anderhalfjaar wachten als het ook nu kan? Dat zou de heer Asscher toch ook niet willen en met hem ongetwijfeld zijn fractie niet.
   (Mevr. BRUINES: Wij hebben een voorstel ingediend voor het opschuiven van die subsidies voor een jaar, zonder taakstellend bedrag. Dat deden wij ook vanuit de gedachte dat, als instellingen in december moeten vernemen dat zij vanaf januari 2004 geen subsidie meer ontvangen, dit niet de meest fatsoenlijke gang van zaken is.)
  Wat dat betreft heeft mevr. Bruines volkomen gelijk. Het is goed dat zij dat opmerkt, want ik hecht eraan in te brengen dat wij een betrouwbare overheid willen zijn. Wij hopen dat overigens al te zijn. Het is niet mogelijk zomaar iets te doen. Wij moeten personen niet voor het blok zetten. Daarbij komt dat wij te maken hebben met het bestuursrecht. Maar als wij vooraf aankondigen dat dit kan gebeuren, zorgvuldig te werk gaan - ik ben het met mevr. Bruines eens dat wij dat netjes moeten doen, omdat wij weten wat wij hier en daar kunnen aanrichten - en dat omkleden met alle waarborgen om dit nauwkeurig en juridisch correct te doen, vraag ik mij af waarom wij niet al in 2004 daarmee beginnen. Naar ons oordeel is het namelijk mogelijk al in 2004 wat in te boeken als wij het in het najaar met de Raad eens worden over de te hanteren criteria. Graag verneem ik van de Raad of hij een sterk argument heeft om dat volledig door te schuiven naar 2005. Ik herhaal dat wij van mening zijn dat dit eerder kan.
   (De heer ASSCHER: U zegt steeds dat er sprake moet zijn van een gemeentebrede aanpak. Daarmee ben ik het volkomen eens. Dat staat ook duidelijk in het amendement en naar mijn idee is dat uitgangspunt gisteren door meerdere fracties ondersteund. Het valt mij echter op dat in het stuk dat u voortreffelijk noemt, de subsidies van voornamelijk twee portefeuilles zijn doorgelicht. Naar mijn idee is er wat dat betreft iets misgegaan, met name op het gebied van het inventariseren van de `F-postjes'?)
  Nee, daarvan is geen sprake. Ik wilde juist zeggen dat dit deels in die `F-posten' zit.
   (De heer ASSCHER: U spreekt over honderden miljoenen euro's aan subsidies. Dat vind ik in het stuk niet terug. Dat werk is dus niet zo voortreffelijk als u zegt.)
  Ik zal de heer Asscher dat laten zien.
   (De heer ASSCHER: Dat moest u mij al laten zien! U had dat inzichtelijk moeten maken. Daar gaat het om.)
  Dat staat in het stuk, maar de heer Asscher heeft dat blijkbaar niet goed gezien.
   (De heer ASSCHER: Als u zegt dat in deze Voorjaarsnota inzichtelijk is gemaakt dat voor honderden miljoenen euro's aan subsidie wordt verstrekt, moet u mij dat nu laten zien.)
  Ik overdrijf als ik zeg dat het honderden miljoenen euro's betreft, maar de heer Asscher laat het Kunstenplan buiten beschouwing. Alleen al daarmee is een bedrag van 60 à 70 miljoen euro gemoeid. Ik raad hem aan zijn eigen amendement, nr. 316, onder de loep te nemen. Hij beperkt het tot de portefeuilles Zorg, Diversiteit, Werk en Inkomen. Ik vraag hem waarom hij niet de Kunst, het Onderwijs, de Jeugd enz. noemt.
   (De heer ASSCHER: Ik raad de wethouder aan besluit 1 in amendement nr. 316 te lezen. Daarin staat het woord "gemeentebreed". De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet. Hij zegt dat hij voortreffelijk werk heeft geleverd en hij gaat niet uit van een gemeentebrede benadering. Ik zie in de Voorjaarsnota dat slechts twee portefeuilles inzichtelijk zijn gemaakt en dat niet over die honderden miljoenen euro's wordt gesproken.)
  Als wij het gemeentebreed aanpakken, zijn wij het erover eens dat alles daarbij hoort. Dat is het uitgangspunt. Ook voor het Kunstenplan maken wij dan geen uitzondering. Begrijp ik dat goed?
   (De heer ASSCHER: Het Kunstenplan is niet voor niets uitgezonderd. Ik verwijs naar de eerste overweging, waarin dat als voorbeeld wordt genoemd. Voor het Kunstenplan is sprake van een structuur die steeds terugkeert met als doel op duidelijke criteria te kunnen beoordelen. Daar gaat het om.)
  Nee, het gaat om het totale financiële kader. De vraag is of dat –4, –6 of –15 moet worden. Het gaat om het totale financiële kader, dus ook dat behoort daarbij. Ik begrijp niet goed waarom de heer Asscher oproept tot het opstellen van duidelijke criteria, al vinden wij dat een goede zaak. En gelukkig zijn wij het erover eens dat wij dat over de volle breedte moeten doen. Ook wij willen graag alles daarbij betrekken. Ik begrijp dan ook niet goed waarom de kunst daarbuiten moet vallen en dat een deel van de Raad daarvoor voorstelt uit te gaan van 4 miljoen euro in plaats van 6.
   (De heer HUFFNAGEL: Ik begrijp niet goed dat de wethouder de Raad verwijt dat deze zich schaarde achter de door het College gepresenteerde manier. Het College heeft immers gezegd dat het nodig is voor een bedrag van 6 miljoen euro op het Kunstenplan te bezuinigen. De Raad gaat mee met die gedachtegang, maar verlaagt wel het bedrag. Nu wordt de Raad verweten dat hij dat daarbij betrekt. Dat vind ik ietwat vreemd.)
  Nee, dat is niet correct. Ik verwijt de Raad niets, maar ik nodig hem uit consequent datgene te doen wat hij ten aanzien van een bepaald onderdeel bepleit. Wij begrijpen niet dat wij dat op een ander punt niet terugzien. Wij leggen dat bij de Raad neer en vernemen graag wat zijn argument is om zonder enig criterium ten aanzien van het voorstel om op de kunst 6 miljoen euro te bezuinigen op te merken dat het beter is dat te wijzigen in 4 miljoen euro. Wij begrijpen niet dat de Raad met betrekking tot al die andere subsidies voorstelt pas in 2005 actie te ondernemen, omdat het belangrijk is eerst de gedachten te laten gaan over een criterium. Wij begrijpen dat niet, maar misschien kan de Raad daarover in tweede termijn opheldering geven.
   (De heer VAN POELGEEST: Misschien kunt u nu aangeven wat uw criterium was om op 6 miljoen euro voor het Kunstenplan uit te komen. Daarnaar zijn wij heel benieuwd.)
  In de voorstellen is duidelijk beschreven wat onze redenering is. De heer Van Poelgeest mag rustig zeggen dat hij dat een slap verhaal vindt, maar wij hebben tenminste een motivatie gegeven. De Raad - dat geldt overigens niet voor de heer Van Poelgeest, maar voor anderen in de Raad - heeft dat nagelaten.
   (De heer ASSCHER: De motivering is dat het 10 procent is?)
  Dat is correct, maar dat is tenminste een motivering. U heeft absoluut niets gezegd. Dat bent u toch met mij eens?
  Ik ga in op het bestedingsamendement van de fracties van PvdA, VVD en CDA. Ik nodig de indieners uit de meetlat daarlangs te leggen. Daarmee bedoel ik dat het goed is de vraag te stellen of dit voorstel leidt tot concreet uitvoerbare plannen in het begrotingsjaar 2004, of dat wij het pad op gaan van het neerzetten van zakken met geld waarvan wij aan het eind van het jaar moeten vaststellen dat die deel uitmaken van de hernieuwde operatie Doorlichting Reserves en Voorzieningen. Verder verneem ik graag of de Raad het met ons eens is dat het goed is dat het College nog eens nagaat of voor datgene wat de Raad voorstelt, andere dekkingsbronnen denkbaar zijn. Als dit voorstel door de meerderheid van de Raad wordt gesteund, zullen wij ons daaraan overigens houden. De vraag is nu of er ook andere dekkingsbronnen denkbaar zijn, want het is natuurlijk niet een uitgemaakte zaak dat dit uit de Algemene Dienst wordt gefinancierd. Ik vraag de indieners van het amendement of zij het College oproepen die dekkingsbronnen op te sporen en die bij zijn begrotingsvoorstel voor 2004 aan de Raad te etaleren. Er worden verschillende bedragen voorgesteld. Daaruit blijkt dat er sprake is van een soort weging. Ik vraag de indieners daarop in te gaan en meer motieven aan te geven waardoor de keuzes duidelijker worden. Een voorbeeld is de structurele toevoeging van 3 miljoen euro aan het Stadsdeelfonds. Daarmee zijn wij op zichzelf wel gelukkig. Ook het College heeft immers in de Voorjaarsnota geschreven dat het de positie van de stadsdelen financieel wil versterken. De indieners van het amendement volgen dat met deze opmerking. Dat bevalt ons wel en ik vermoed dan ook dat wij tot een oplossing komen. Wel moeten wij ons afvragen of dit het is. Wij kennen in Amsterdam 14 stadsdelen. Als wij 3 miljoen euro door 14 delen, blijft er iets meer dan 200.000 euro per stadsdeel over. Dat bedrag moeten wij vervolgens door 2 delen, want het voorstel is dat aan twee grote zaken te besteden. Het betreft het tegengaan van de verloedering en het opknappen van de basisscholen. Wij zeggen dan dus dat wij de stadsdelen gaan versterken. Dat past namelijk ook goed in de leer van decentraliseren. Dat houdt in dat het goed is zaken naar uitvoering decentraal te regelen als dat kan en centraal als dat nodig is. En stadsdelen hebben nadrukkelijk met dat uitvoeringsniveau te maken. Dat is de lijn die ook het College volgt. De stadsdelen krijgen dan dus 100.000 euro voor een dergelijk doel, maar daaraan koppelen de indieners een toetsingsbureaucratie. Er wordt namelijk uitgegaan van allerlei normen en afspraken. Het betreft een behoorlijk pakket aan toetsingen, bureaucratie en ambtenarij. Netto zijn er dan per stadsdeel voor het tegengaan van de verloedering en voor het opknappen van de basisscholen enkele tienduizenden euro's beschikbaar. Is dat wat de indieners willen, of moeten zij daarover nog eens nadenken na de berekening die ik zojuist h eb gemaakt? Ik verzoek hun daarover in tweede termijn iets te zeggen. De stadsdelen zullen dat wel fijn vinden, maar de vraag is of dit een uitdrukking is van de wens die daar sterk leeft om grotere financiële armslag te krijgen en van onze wens om die decentralisatie te realiseren. Graag wil ik dus ook een toelichting op de wegingen.
  Het derde punt heeft betrekking op de beschikbare financiële ruimte. Ik zal de Raad niet vermoeien met een ingewikkelde rekensom, maar ik merk wel op dat het vermelde niet correct is. Als blijkt dat het niet correct is, zal de Raad dat meteen accepteren. Ik reken dat voor en dan komen wij daar vast en zeker snel uit. Dan moeten de getallen naar beneden worden bijgesteld. Het is te ingewikkeld, in deze discussie op alle details in te gaan. Ik raad de heer Van Poelgeest aan mijn voorbeeld te volgen en zijn kalmte te bewaren. Wij beginnen met een bedrag van 41,9 miljoen euro. Dat is het bedrag dat in de Voorjaarsnota aan structurele ruimte is genoemd. Ik laat het incidentele deel buiten beschouwing, want dat is iets eenvoudiger. De Raad heeft alvast 2 miljoen euro ingeboekt uit de extra taakstelling reductie ambtelijk apparaat. Daarvan zegt het College - de wethouder voor Financiën voorop - dat wij moeten afwachten alvorens uit te geven. Ik hoop dat de heer Van Poelgeest dat met hem eens is. Het is niet de bedoeling eerst uit te geven en dan te realiseren. Ik zet die taakstelling vooralsnog even op nul. Ik verwijs naar amendement nr. 309. Dat heeft een gat in ons financiële beeld tot gevolg van 2,5 miljoen euro. Dan blijft er 39,4 miljoen euro over. Daarvan moet men de hondenbelasting aftrekken. Wij hadden gerekend met +1,2 miljoen, maar als het amendement-Res wordt aangenomen, betekent dat –0,9 miljoen euro. Hier wil men 25 procent en wij 100, dus 75 procent valt weg, ofwel 900.000 euro. Dan blijft er 38,5 miljoen euro over. Dan trekken wij daarvan de tweede tranche programakkoord af, namelijk 10,8 miljoen euro. Daarvan trekt men hier 0,8 miljoen euro af, namelijk de toevoeging voor het Stadsdeelfonds voor IJburg.
   (De heer H. BAKKER: Er blijft geen hond meer over!)
 Zo is dat!
   (De heer ASSCHER: Dat was 0,7 miljoen euro.)
  Nee. Het was 0,78 miljoen en ik rond dat gemakshalve af naar 0,8 miljoen euro. Dan komen wij uit op 26,9 miljoen euro. Daarvan moet men een bedrag aftrekken, vanwege een telfout die u hebt gemaakt. Het betreft 1,2 miljoen euro. Dat bedrag heeft te maken met de afdracht casino.
   (De heer ASSCHER: Dat moet u iets beter uitleggen. Daar staat een `F-post' van 1,2 miljoen euro. Dat breng je naar de `E' en dan heb je 1,2 miljoen euro verdiend. Naar mijn idee is dat de systematiek.)
  Het misverstand is dat die afdracht er op dit ogenblik is. Die is dus opgenomen in ons financieel meerjarenperspectief en daarmee in de beschikbare structurele ruimte. Het casino heeft de overeenkomst met Amsterdam daarover eenzijdig opgezegd. Wij kunnen de poot stijf houden, wat onze lijn is. Wij doen dat overigens in goed overleg en beraad met het casino en wij vermoeden dat wij tot een oplossing komen. Het is ook mogelijk ervoor te kiezen het casino te bedienen. Dan vervalt het. Daarom staat het in F. Ik geef toe dat de gekozen bewoording niet heel duidelijk is, maar u kunt erop vertrouwen dat het bedrag van 1,2 miljoen euro in het financieel meerjarenperspectief is opgenomen. U heeft dat meegeteld en daardoor is sprake van een dubbeltelling. U moet dat bedrag eraf trekken.
   (De heer ASSCHER: De vraag is waar de telfout is gemaakt. Als een inkomstenbron die eventueel kan worden afgeschaft, nu niet doorgaat, is er naar mijn idee geen sprake van een ombuiging. Wat mij betreft wordt die dus niet bij de `F-posten' geteld. Wethouder Dales doet dat wel. Die telfout kan de wethouder ons dan ook niet verwijten.)
 De heer Asscher heeft gelijk.
   (De heer ASSCHER: Dat was een buitengewoon merkwaardige vergissing van u.)
  Daarin heeft de heer Asscher volkomen gelijk, maar nu ik dat heb gezegd, zijn wij daarmee naar mijn idee klaar. Wij kunnen daarover nog vijf minuten discussiëren, maar de heer Asscher krijgt gelijk als hij zegt dat het daar niet duidelijk is genoteerd.
   (De heer ASSCHER: U begint daarover en ik wil dat dan ook duidelijk vaststellen. Uw optelling van de `F-posten' is dus niet correct.)
 Die optelling is correct.
   (De heer ASSCHER: Nee, die is niet correct. Als het onder de `F-posten' staat, betekent dit dat wij het zouden verdienen als wij dat wel zouden doen.)
  Hoe dan ook, alleen het resultaat telt. Ik vind het zinloos vele minuten te besteden aan een discussie over de vraag of iets al dan niet goed in de `f-lijst' staat en duidelijk is omschreven. Ik heb genereus en ruiterlijk toegegeven dat het daar niet fantastisch is genoteerd. Dat konden wij veel beter doen. Ik schaam mij dan ook diep.
   (De heer ASSCHER: Achteraf gezien kon u dat misschien beter niet opschrijven.)
  Het is absoluut een schandaal dat ik nog jarenlang met mij meetors, maar u heeft daarvan een dubbeltelling gemaakt en dat bedrag moet er dus af. Er is dus sprake van twee schandalen.
  Inmiddels ben ik bij 25,8 miljoen euro. Mijn volgende vraag aan de Raad is wat deze met de oude moties wil. In de Voorjaarsnota staat een reeks aangenomen moties. Wil de Raad dat die moties worden uitgevoerd? Wij hebben de Raad gezegd dat het ook mogelijk is de uitvoering daarvan achterwege te laten. Dan besparen wij geld. De Raad is daarover gisteren echter nog niet duidelijk geweest en de meningen daarover lopen uiteen. Wij moeten dus van de Raad weten wat deze met die moties wil. Als dat bekend is, kunnen wij eventueel ook de kosten aftrekken die daarmee zijn gemoeid. Er is sprake van financieel vertaalde moties, evenals moties waaraan nog een bedrag moet worden gekoppeld. Dat hangt af van de besluitvorming. Als de Raad daarmee iets wil doen - een aantal fracties wil dat - moet hij daarvan nog minimaal 3 à 4 miljoen euro aftrekken.
   (De heer VAN POELGEEST: Daarover bestaat toch niet veel onduidelijkheid? Als een fractie van mening was dat het niet wenselijk is een bepaalde motie uit te voeren, had zij gisteren een voorstel gedaan. Geen der fracties heeft dat gedaan, dus u kunt gerust ervan uitgaan dat de Raad van mening is dat het de bedoeling is al die moties uit te voeren.)
  Ik nodig de heer Van Poelgeest uit die discussie te voeren met de heren Asscher, Huffnagel en de andere raadsleden.
   (De heer VAN POELGEEST: Ik behoef geen discussie te voeren, want er ligt geen voorstel op tafel.)
 Dan hoor ik het wel van de andere fracties en niet van de fractie van GroenLinks.
   (De heer VAN POELGEEST: Nee. Wij moeten zuiver handelen. Het betreft genomen besluiten. Die blijven staan zolang niemand in deze Raad voorstelt deze te veranderen.)
  De heer Van Poelgeest overtuigt mij van mijn eigen gelijk.
    (De heer VAN POELGEEST: U moet er gewoonweg van uitgaan dat die moties zijn aanvaard en dat het de bedoeling is die uit te voeren.)
   (De VOORZITTER: De stemming over de amendementen moet nog plaatsvinden.)
    (De heer VAN POELGEEST: Die moties zijn hier ooit in stemming gebracht. Die zijn aangenomen en wij gaan niet nogmaals stemmen over zaken waarover wij ooit een besluit hebben genomen, tenzij een fractie dat aan de orde stelt. Gisteren heeft geen der fracties dat gedaan.)
   (De VOORZITTER: Dat is juist, maar wij moeten vanmiddag ook nog over verschillende zaken stemmen.)
   (Mevr. BRUINES: De wethouder wil graag weten hoe de Raad daarover denkt. Naar mijn idee heeft het College ook in het kader van de ombuiging duidelijk aangegeven dat deze moties weliswaar zijn aangenomen, maar dat de financiële vertaling nu aan de orde is. Als de Raad dus wil dat die moties daadwerkelijk worden uitgevoerd, moet hij daarmee rekening houden bij de bepaling van de structurele bedragen. Op die wijze hebben wij dat opgevat. Daarover hebben wij amendementen ingediend en ook mondeling hebben wij nog een aantal zaken meegegeven.)
  Dat is volledig correct. Amendement nr. 364 is daarvan een voorbeeld. De Raad kan ons niet kwalijk nemen dat wij daarover duidelijkheid vragen. Wij moeten weten wat hij wil. Als de Raad wil dat daarmee iets gebeurt, moet hij daar een bedrag invullen en dat aftrekken. Ik trek voorlopig 3 miljoen euro af.
  Nu kom ik op een serieus punt. De indieners van het voorstel hebben niet het signaal afgegeven dat zij ruimte willen vrijhouden voor zaken waarover wij nu niet spreken, maar die wel noodzakelijk zijn. Zeker de leden die ook in de vorige Raad zaten, hebben voldoende ervaring om te weten dat men bij de begroting altijd met zaken aankomt waarvan iedereen vindt dat het nodig is die te regelen. Het is noodzakelijk daarvoor ruimte beschikbaar te hebben. Het is altijd lastig in te schatten hoe groot die moet zijn. In het verleden hebben wij met verschillende varianten gewerkt. De heer Van Poelgeest zal zich de `pech-onderweg'-discussie nog levendig herinneren. Het was een post die snel sneuvelde, maar ik raad de raadsleden aan daarmee rekening te houden. Vorig jaar is in de categorie `niet in het programakkoord opgenomen prioriteiten' meer dan 40 miljoen euro aan aanvragen ingediend. Met instemming van de Raad is daarvan uiteindelijk voor 10 miljoen euro gehonoreerd. Ik zeg niet dat er weer sprake is van een bedrag van 10 miljoen euro, maar er komt gegarandeerd iets aan.
   (De heer HALBERTSMA: Herinnert u zich nog dat wij in ons vorige leven als financieel woordvoerders bij de Voorjaarsnota een voorstel hebben ingediend om de volledige financiële ruimte globaal te verdelen? Ik weet niet meer in welk jaar dat gebeurde, maar destijds was u daarvan een vurig voorstander. Het verbaast mij dan ook dat u een ander betoog houdt nu u aan de andere kant van de tafel zit.)
  De heer Halbertsma spreekt terecht over `globaal', maar hij maakt een berekening tot twee cijfers achter de komma.
   (De heer HALBERTSMA: Toen waren het guldens en nu afgeronde miljoenen. Dat is dus precies hetzelfde.)
  Ik leg dit voor als een serieus punt ter overweging en overdenking. Ik verzoek de Raad aan te geven wat hij daarvan vindt. Anders zitten wij in het najaar misschien met iets waarvan ook de Raad zegt dat het nodig is dat te honoreren en dan is er geen geld meer, of wij moeten ons misdragen door ons niet te houden aan datgene wat de Raad nu wil. Naar mijn idee wil niemand in deze Raad dat. Maar als wij dat dus ook wensen - en wij willen dat graag - is er weer een `min-post' en dan blijft er uiteindelijk een bedrag over dat veel lager is dan dat van 27 miljoen euro dat de indieners in het belangwekkende amendement nr. 302 hebben neergezet.
  Niet alles wat ik zeg, is negatief. Het zijn slechts suggesties en gedachten waarover wij graag de opvatting van de Raad horen. Het College is overigens wel van mening dat een dergelijk amendement thuishoort bij het debat over de Voorjaarsnota. Ook dat mag worden gezegd. De indieners geven daarin namelijk hoofdrichtingen aan en daarvoor is deze discussie bedoeld.
  Wethouder Van der Horst zal in zijn betoog ingaan op de taakstelling van 1 miljoen euro op het Gemeentelijk Havenbedrijf.
  De Burgemeester zal in zijn betoog nader ingaan op de extra taakstelling van 10 miljoen euro. Het betreft het voorstel van een deel van deze Raad met betrekking tot de reductie van het ambtelijk apparaat. Daarover maak ik echter wel een opmerking. Klaarblijkelijk is de indruk ontstaan dat het College aanvankelijk voor ongeveer 20 miljoen euro aan voorstellen had ontwikkeld, dat het te elfder ure dacht dat het bedrag mager was en dat het College het zodoende heeft verdubbeld. De redenering is dus dat, als het College willekeurig te werk kan gaan, de Raad dat ook kan door er nog 10 miljoen euro bij te plussen. Gisteren heb ik daarover in Het Parool opgemerkt dat dit een kwestie is van het ene slappe verhaal met het andere pareren. Zo slap was dat verhaal van ons echter niet.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik wilde juist vragen wie met een slap verhaal begon.)
  Over de totale taakstelling, die optelt tot circa 40 miljoen euro, heeft binnen het College wel degelijk een uitgebreide beraadslaging plaatsgevonden. Daaraan liggen ook berekeningen ten grondslag. Wij zijn van mening dat dit mogelijk is, maar wij hebben ons altijd gerealiseerd dat dit een enorme opgave is. Ik hoop dat ook de Raad zich dat wil bedenken. Nooit eerder is in de gemeente Amsterdam vertoond dat een reductie in die omvang wordt voorgesteld. Laat staan dat die wordt gerealiseerd. Wij moeten die dus ook realiseren. Ook hiervoor geldt dat wij dat eerst moeten doen en dat wij dan pas dienen uit te geven. Dat is een behoorlijk ingewikkelde operatie die, evenals de besluitvorming en de verdere uitvoering van besluitvorming over de subsidieverstrekking, zorgvuldig moet gebeuren. Wij hebben hier immers te maken met het ambtelijk apparaat van de gemeente Amsterdam, waarvan wij ook veel vragen. Die medewerkers verdienen het, op de meest zorgvuldige wijze te worden tegemoetgetreden. Onder leiding van de Burgemeester loopt daarom al enige tijd een traject met als doel die reductie voor het bedrag van ongeveer 20 miljoen euro, dat bovenop de reeds concreet ingevulde posten komt, nader uit te werken. Dat is niet zomaar nattevingerwerk of een wilde slag in de lucht. Daaraan is reeds het nodige werk besteed. De heer Asscher zal geneigd zijn te zeggen dat de Raad dat niet wist en dus vermoedde dat het een slag in de lucht was. Hij heeft dat materiaal inderdaad nog niet ontvangen. De Burgemeester werkt daaraan. Ongetwijfeld spreken wij daarover nogmaals zeer spoedig in het College. Daarna ontvangt de Raad dat materiaal en dan ziet hij dat daaraan grondig en serieus is gewerkt. Tevens zal hij waarnemen dat dit vergaand is. Dan is de vraag of het nu al nodig is daaraan 10 miljoen euro toe te voegen, zodat wij uitkomen op 50 miljoen euro. Wij zijn het er gezamenlijk over eens dat wij het maximaal haalbare moeten doen en dat wij dienen toe te werken naar meer efficiency . Degenen die ook tijdens de vorige raadsperiode aanwezig waren - ook ik behoor daartoe - hebben meegemaakt hoe het ging met die beroemde efficiencyslag van 15 miljoen gulden. Als wij die vergelijken met wat er nu gebeurt, kunnen wij constateren dat er toen sprake was van een slap verhaal. In de laatste fase daarvan waren wij nog op zoek naar een paar miljoen gulden. Toen ontstond ongelooflijke bonje en heibel en was het vreselijk moeilijk dat voor elkaar te krijgen. Nu zijn wij veel stappen verder. Wij hebben ons daaraan gecommitteerd en wij gaan dat realiseren, maar dan moet de Raad ons de ruimte geven het maximale te doen en dat aan hem te presenteren. Wij zullen ons niet beperken als dat niet nodig is, maar het is in deze fase misschien een stap te ver te zeggen dat wij meteen moeten doorgaan naar 50 miljoen euro. Ik raad de Raad aan zich te realiseren dat dit nog nooit is vertoond. Wij zullen dit moeten waarmaken. Wij zijn ervan overtuigd dat wij dat kunnen met de steun en hulp van de Raad. Onderschat echter niet de zwaarte van die operatie. Ik constateer dat de Burgemeester hierop verder zal ingaan.
  Ik ga in op de hondenbelasting. Mijn vinger is nog steeds genezende. Tommy van 17 jaar oud - dat was hem overigens niet aan te zien - heeft goed doorgepakt, maar ik was niet onder de indruk. Die pitbull van de heer H.H.G. Bakker, of wat was het ook alweer?
   (De heer H.H.G. BAKKER: Dat was een rottweiler.)
  Die hond maakte meer indruk op mij, maar die was veel liever. Dat zal ongetwijfeld aan de heer H.H.G. Bakker liggen. Dat komt vast en zeker door zijn heilzame invloed.
   (De heer H.H.G. BAKKER: U heeft hem iets beloofd, maar als u dat niet nakomt...)
  Wij hebben gezegd dat de hondenbelasting in Amsterdam wel omhoog kan. Dat is absoluut niet een populaire maatregel. Ik ben daarop door de heren H. Bakker en H.H.G. Bakker aangesproken als VVD'er, maar ik zit hier niet als lid van die fractie of als voormalig lijsttrekker daarvan. Ik weet wel wat in het verkiezingsprogramma van de VVD-fractie staat, maar ik zit hier als lid van het College. Ik ben loyaal aan dit College, dus de heren H. Bakker en H.H.G. Bakker moeten mij daarop niet aanspreken nu ik deze rol vervul. Dan moeten zij bij de heer Huffnagel zijn, maar hij liet zich van zijn allerbeste kant zien, zoals wij dat van hem gewend zijn. De hondenbelasting in Amsterdam bedraagt 58,75 euro per hond. Die hondenverzameling viel mij overigens wel enigszins tegen. Ik had 200 honden verwacht, maar ik telde er slechts 12. Dat neemt niet weg dat het gezellig was.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Er waren minstens 25 honden en al die hondjes die thuis waren.)
  Wel viel mij op dat bij een behoorlijk aantal honden niet een penning aan de halsband hing.
   (De heer H. BAKKER: Wij kunnen de hondeneigenaren die hier zijn geweest, vragen of zij morgen met hun hond door uw straatje lopen om daar een premie achter te laten.)
  Het is natuurlijk de vraag of het niet vreemd is een grote mond op te zetten tegen de verhoging van hondenbelasting als de eigenaar het huidige bedrag niet eens betaalt. De hondenbezitters betalen nu 58,75 euro. De heer H. Bakker weet dat ik geen hond heb, maar wel drie kippen. De maatregel raakt mij dus niet.
   (De heer H. BAKKER: Vandaar dat u zo goed kunt kakelen.)
  Maar mijn kippen leggen een ei en dat kan de heer H. Bakker van zijn hond niet zeggen.
   (De heer H. BAKKER: U zult de eieren van al die Amsterdammers deze week voor de deur krijgen!)
  Ik geloof inderdaad wel dat dit onder leiding van de heer H. Bakker gebeurt. Hij heeft zijn oefening al achter de rug.
  Ook voor de tweede en de derde hond betalen eigenaren 58,75 euro. Dat is dus het bedrag per hond. Amsterdam is een van de goedkopere gemeenten wat de hondenbelasting betreft. De vraag is dan ook of het zo vreselijk is dat bedrag te verhogen.
  Ik begrijp goed dat een hond een sociale rol speelt. Dat heb ik deze week weer gezien. Ook ik raak ontroerd als ik word aangesproken door een mevrouw die uitlegt wat die hond in haar leven betekent. Dat begrijp ik heel goed. Ik kan echter ook de wedervraag stellen. Hebben de hondenbezitters zich gerealiseerd dat zij de afgelopen jaren heel weinig hebben betaald? Is het zo verschrikkelijk voor hun Fikkie 1 euro per week in te leggen? Ik kan mij niet voorstellen dat die hond dan naar het asiel gaat. Als wij de hondenbelasting zouden verdubbelen, kwamen wij in de bovenste linies terecht. Maar Rotterdam vraagt nu al 104,30 euro voor de eerste hond. Voor de tweede, de derde enzovoort vraagt die stad 165,28 euro. Almere vraagt nu 82,80 euro. Den Haag vraagt 76,60 euro voor de eerste hond, 100 euro voor de tweede en 200,82 euro voor de derde. Uit die cijfers blijkt dat het niet vreemd zou zijn als wij de hondenbelasting optrokken. De heer Res heeft een amendement ingediend met het voorstel te gaan tot een verhoging van 25 procent. Dat is mogelijk. Misschien kan het ook nog wat meer zijn en wellicht is een verdubbeling inderdaad te veel. Om het overzichtelijk te maken, kunnen wij ook uitgaan van 100 euro. Een hond heet immers niet voor niets `hond' en honderd is niet zomaar honderd.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Wij vinden het belangrijk dat burgers aan bepaalde belastingen kunnen wennen. Daarvoor zetten wij ons in. Waarom geeft de wethouder de Amsterdammers ook niet de kans aan deze maatregel te wennen? Als die mevrouw waarop de wethouder doelde vooraf wist welk bedrag aan hondenbelasting de wethouder in gedachten had, was zij misschien niet tot de aanschaf van haar hond overgegaan. Dat was dan misschien niet mogelijk geweest. Het is dus beter van een gewenningsbelasting uit te gaan dan het bedrag bijna meteen te verdubbelen.)
  Het is inderdaad mogelijk dat gefaseerd te doen. Er zijn ook andere varianten denkbaar, maar de hoofddiscussie heeft betrekking op de vraag of wij deze vorm van belasting op dit redelijk lage niveau willen houden, of dat het niet onredelijk is daaraan iets te doen, wetend dat de hond van belang is voor de samenleving. Wij moeten die discussie voeren. De heer Res gaat in zijn amendement dus uit van 25 procent, maar ik stel voor het bedrag af te ronden op 100 euro.
   (De heer H. BAKKER: Kunt u die kosten niet bij het casino weghalen? Die personen komen straks toch allemaal bij de Gemeentelijke Sociale Dienst terecht.)
  Dat lijkt mij een briljant voorstel, waarover ik best even wil nadenken.
  Ik ga in op amendement nr. 303. Het College ontraadt dit. De redenering daarvoor heb ik zojuist gegeven.
  De Burgemeester gaat in zijn betoog in op amendement nr. 305. Dat heeft betrekking op de taakstelling van 10 miljoen euro.
  Over amendement nr. 307 over de hondenbelasting heb ik zojuist de nodige opmerkingen gemaakt.
  Ook amendement nr. 317 heeft betrekking op dat onderwerp. Hetzelfde geldt voor amendement nr. 326.
  Amendement nr. 327 van mevr. Kalt heeft betrekking op de Zalmsnip. Die wordt in 2005 opgedoekt. Wij doen daarom het voorstel een deel van de Zalmsnip in te zetten voor de financiering van het armoedebeleid. Dat bedrag is als incidenteel ombuigingsbedrag ingeboekt. Dat geldt alleen voor 2004, want daarna is het gedaan met de Zalmsnip. Ik moet het amendement nog eens lezen om te kunnen beoordelen of ik dit positief of negatief preadviseer. Misschien kan mevr. Kalt dat afleiden uit de woorden die ik zojuist sprak en anders kom ik daarop later terug.
   (De heer VAN POELGEEST: Kunt u nog iets zeggen over de Wvg-reserve? Dat zit in de rekening, in de vrijval.)
  Mijn suggestie is blz. 17 van de Voorjaarsnota nog eens te lezen. Ik vraag mij af of het punt van de heer Van Poelgeest daarmee niet is afgehandeld. Ik meende namelijk dat hem dat is ontgaan. Wij zijn het met hem eens, maar de teksten waren al definitief. Het College heeft daarover opnieuw gesproken, want ik had dat te snel afgehandeld. Wij konden echter niet meer terug, omdat die teksten al gereed waren. Nadat het College het erover eens was dat het niet goed is het op die manier te doen, hebben wij dat in de Voorjaarsnota gerepareerd.
   (De heer VAN POELGEEST: Dank u wel.)
    (De heer ZAFER YURDAKUL: Amendement nr. 302 is niet besproken. Ik vraag mij af of wethouder Dales daarop kan ingaan.)
  Nee, want dat is een onderdeel van het onderwerp waarover de Burgemeester zal spreken. Ik ga daarop nu niet in.
 
 De BURGEMEESTER: Mijnheer de Voorzitter. Ik concentreer mij in eerste instantie op de taakstelling die wij onszelf hebben opgelegd ten aanzien van het personeel en de organisatie. Wethouder Dales heeft reeds opgemerkt dat onze voorstellen uitgaan van een bedrag van ongeveer 40 miljoen euro. Daarvan is ongeveer 20 miljoen euro belegd. Als wij nagaan wat daarmee gebeurt, is dat op de eerste plaats afstoting van taken. Op de tweede plaats gaat het om de verbetering van de efficiency binnen eenheden. Dat wil zeggen dat het de bedoeling is de efficiency binnen een bedrijf, een dienst, een onderdeel, de Bestuursdienst enz. te verbeteren. Dat hebben wij daarmee redelijk goed belegd en wij hebben de indruk dat wij er zodoende in slagen de winst te behalen die mogelijk is. Ook van de Raad heb ik niet gehoord dat er verder nog taken zijn die wij kunnen afstoten. Wethouder Dales heeft reeds opgemerkt dat wij ons daarna hebben afgevraagd of dat het is. Wij zijn uitgegaan van die 10 procent en hebben ons de vraag gesteld hoe het dan staat ten aanzien van het personeel. Wij zijn van mening dat het belangrijk is na te gaan of het mogelijk is ook op dat gebied wat verder te komen. Naar ons idee is dat inderdaad mogelijk als wij op veel gebieden in de gemeentelijke organisatie slimmer, efficiënter, moderner en goedkoper gaan werken. Wij moeten ons dan niet alleen richten op bepaalde onderdelen, maar op het geheel. Op een aantal punten binnen het concern dienen wij beter te werken. Inmiddels zijn wij daarmee aan de slag gegaan. Op dit ogenblik hebben wij ongeveer 40 projecten geselecteerd waarmee wij naar ons idee winst kunnen boeken. Afgelopen week hebben wij daarover in het College gesproken. Afgesproken is dat die projecten vóór 1 oktober a.s. worden uitgewerkt in termen van business cases . De vragen daarbij zijn wat de taak is die wij bij een dergelijk project willen stellen, wat de kosten zijn om dat te organiseren, wat vervolgens de opbrengsten zijn en wanneer wij die kunnen inboeken. Die projecten kenmerken zich door samenwerking, ICT en stroomlijning. Dat is behoorlijk abstract, dus ik zal de Raad een aantal voorbeelden geven waaruit blijkt waarmee wij bezig zijn. Ik noem vijf verschillende typen voorbeelden, want het is niet zinvol die veertig projecten te noemen.
  Veel van die projecten hebben betrekking op het terugbrengen van de toetsingsbureaucratie. Als voorbeeld noem ik het overdragen van een aantal miljoenen aan de stadsdelen, waarbij het van belang is afspraken met hen te maken over het schoonmaken en het realiseren van extra scholen. Voortdurend doen wij dat door die taken op centraal niveau vast te stellen, daaraan voorwaarden te verbinden en de stadsdelen mee te delen op welke wijze zij te werk moeten gaan. De stadsdelen moeten zich dan aan alle door ons gestelde voorwaarden houden en wij toetsen inderdaad of daaraan is voldaan. Als dat het geval is, ontvangen zij dat geld.
   (De heer H. BAKKER: De stadsdelen staan dan toch enigszins onder curatele van de Raad. Dat vind ik een goed idee.)
  Zo gebeurt dat op dit moment, maar daarmee gaat veel geld verloren. Op deze manier toetsen wij ons als het ware `stuk'. Wij verbinden daaraan allerlei voorwaarden op centraal niveau vanuit de gedachte dat daar de expertise zit, terwijl de uitvoering in de stadsdelen moet plaatsvinden. Het idee is een aantal doelen gezamenlijk te bereiken. De stadsdelen geven aan wat is te bereiken en zij gaan na op welke wijze zij dat doen. De centrale stad moet vervolgens nagaan of dat daadwerkelijk is gerealiseerd. Zij moet dus nagaan welke prestaties worden geleverd en niet op welke wijze dat gebeurt. Dat is op veel terreinen mogelijk. Het is overigens behoorlijk lastig dat te organiseren, maar dat maakt deel uit van veel van die projecten. Ik ben ervan overtuigd dat, als wij dat betrekkelijk breed over de stad doen, dit tot zeer aanzienlijke besparingen zal leiden. Daarbij komt dat de stadsdelen dan beter kunnen functioneren. Zij kunnen dan hun aandacht richten op zaken waar het om gaat, namelijk het realiseren van datgene wat wij willen in plaats van te voldoen aan alle procedures die wij hebben opgesteld. Dat is het eerste voorbeeld.
  Het tweede voorbeeld betreft het Register. Als wij gezamenlijk afspreken dat het Register de enige plaats in de stad is waar de gegevens over al onze inwoners worden verzameld en wij iedereen verbieden daarvan op een andere manier gebruik te maken, besparen wij veel geld. Nu zijn veel medewerkers daarmee voortdurend op veel verschillende locaties bezig. Dat is dan niet meer nodig. Het is dan wel van belang dat het op ICT-gebied zodanig wordt georganiseerd dat dit mogelijk is. Dat is een concreet voorstel.
  Het derde voorbeeld betreft gezamenlijke inkoop. Als wij de inkoop gemeentebreed organiseren, levert dat veel op. Daarmee zijn wij reeds bezig. Dat was een van de onderdelen van de Operatie Kwaliteitsslag. Wij zien dat dit iets oplevert en wij kunnen dat nog verder doortrekken.
  Het vierde voorbeeld betreft het inrichten van centrale call centers . Ook daarmee zijn wij al bezig. Als de burger naar de gemeente Amsterdam belt, behoeft hij zich niet eerst te bedenken waar hij terecht moet. Hij draait een nummer en het call center is zodanig ingericht dat degenen die daar werken, meteen antwoord kunnen geven. Veel van de gestelde vragen zijn namelijk betrekkelijk eenvoudig. Als de medewerkers over een lijst beschikken - met de moderne middelen is dat mogelijk - kunnen zij die vragen meteen beantwoorden. Dan behoeven zij de ambtenaren niet meer lastig te vallen en de burger krijgt meteen antwoord. De ambtenaren, die met geheel andere zaken bezig zijn, worden dan niet meer met die vragen belast. Dat bespaart veel werk. Er is dan sprake van een front office . Wel is het van belang de back office daarop op een goede manier in te richten. Daarmee zijn wij reeds bezig, maar op dat gebied valt nog veel winst te boeken.
   (De heer HUFFNAGEL: De Burgemeester heeft ons nu vier voorbeelden gegeven. Het is een verzoek van de Raad om te buigen en te bezuinigen op het ambtenarenapparaat. Als de Burgemeester nog tien voorbeelden geeft, vraag ik mij af waar dit heen gaat.)
 Daarvoor heeft de Raad zelf allerlei amendementen ingediend.
   (De heer HUFFNAGEL: Nee, naar mijn idee gaat de discussie over de vraag welk bedrag wij kunnen behalen. Nu geeft de Burgemeester voorbeelden van de wijze waarop het mogelijk is te bezuinigen. Die indruk had de Raad dus al.)
  Ik geef de Raad nu een aantal voorbeelden. Dat zijn overigens ook voorbeelden uit de amendementen. Het betreft zaken waarmee wij al bezig zijn. Ik geef de Raad inzicht in de wijze waarop dat in elkaar zit. Mij is immers nadrukkelijk gevraagd hoe ik dat meende te doen. Ik veronderstelde dat de Raad daarin was geïnteresseerd, maar als hem dat niet kan schelen, houd ik daarmee op.
   (De heer HUFFNAGEL: Ik ben zeer benieuwd naar al die voorstellen, maar het gaat er uiteindelijk om welk bedrag realistisch is.)
 Daarop ga ik later in mijn betoog in.
   (De heer HUFFNAGEL: Dan wachten wij nog een paar voorbeelden af.)
  Dan houd ik wel op met die voorbeelden.
   (Mevr. BRUINES: Wij zijn juist zeer geïnteresseerd in de wijze waarop het College het wil doen. Wij hebben dat gevraagd en zijn voorlopig blij met de beantwoording van de Burgemeester.)
  De zin om het laatste voorbeeld te geven, is mij nu enigszins ontnomen. Dat komt wel op een ander moment. Ik heb gezegd dat wij werken aan die voorstellen en dat die rond 1 oktober a.s. gereed zijn. Dan hebben wij ook berekend wat dit alles precies oplevert. Op dit moment weten wij dat namelijk niet. Wij moeten dat precies nagaan en wij dienen dan te achterhalen wanneer het lukt dat te realiseren. Mijn gedachte is dat wij een deel daarvan vanaf 2005 kunnen realiseren en een groter deel vanaf 2006. Dat hebben wij ook in de stukken opgenomen. Uit deze aanpak kan de Raad afleiden dat het onmogelijk is dat vanaf 2004 te realiseren. Het is wel een aanpak waarvan wij uiteindelijk allemaal plezier hebben. Dat probeer ik de Raad duidelijk te maken. Er is dan immers een apparaat dat beter functioneert en dat zich bezighoudt met de taken die voor ons belangrijk zijn. Dat leidt bovendien tot een dienstverlening die is gericht op de burgers. Zij worden dan beter bediend dan tot nu toe het geval was. Voor hen zal het gemakkelijker worden. Zij hoeven bijvoorbeeld slechts eenmaal hun naam en adres door te geven en dan wordt datgene wat zij willen, gerealiseerd.
  Het is onze stellige overtuiging dat het bedrag van 20 miljoen euro met de taakstelling die daarbij hoort - een deel in 2005 en een deel in 2006 - een enorme uitdaging en opgave is. Ook wethouder Dales heeft dat opgemerkt. Ik vind dat wij eerst moeten proberen dat te realiseren. Ik heb het amendement van de heer Asscher geïnterpreteerd als dat datgene wat daarin staat daadwerkelijk moet gebeuren en dat daar een enorme sense of urgency achter moet zitten. Dit is niet iets waarvan men zegt dat het goed is daaraan te beginnen en af te wachten waar het schip strandt. Uit het amendement blijkt dat de indieners graag willen dat dit wordt gerealiseerd. Zij willen niet dat het klaar is, als het op die manier is gerealiseerd. Het is naar hun idee dus niet de bedoeling dat iedereen dan weer achterover gaat leunen en dat wij deze zaak dan hebben gehad. Met die intentie ben ik het volledig eens. Ik ben er namelijk eerlijk gezegd van overtuigd dat er nog meer winst is te boeken als wij over een langere periode redeneren. Als wij op deze manier aan de slag gaan en wij een vernieuwingsslag maken in de wijze van werken en de organisatie van het ambtelijk apparaat, is het naar mijn idee mogelijk op termijn forse winsten te boeken. Ik doel dan niet op de periode waarover wij nu spreken. Ik begrijp de intentie van het amendement en ben het daarmee eens. Ik hoop goed te hebben uiteengezet op welke wijze en waarom wij dit in gang willen zetten. Het lijkt mij echter wel een slag te ver daaraan meteen 10 miljoen euro toe te voegen. Naar mijn idee is het niet mogelijk dat te realiseren. De reden daarvan is niet dat ik dat niet zou willen, maar dat ik vermoed dat dit niet kan.
  In een aantal voorstellen wordt gedetailleerder ingegaan op diverse punten. Daarbij wordt aangegeven op welke gebieden het mogelijk is te bezuinigen.
  In motie nr. 362 van de heer Zafer Yurdakul wordt voorgesteld de groei van de Bestuursdienst te verminderen. Ik ben daarvan geen voorstander. Ik geef de Raad enig inzicht in de wijze waarop de groei van de Bestuursdienst tot stand is gekomen. Die bestond uit 360 fte's en is gegroeid naar 500. Dat heeft te maken met het feit dat Bureau Informatisering Amsterdam (BIA) bij de Bestuursdienst is gekomen. Dat zijn 30 fte's. Ook de Operatie Kwaliteitsslag heeft 30 fte's opgeleverd. Daarnaast heeft er een witwasoperatie plaatsgevonden van ongeveer 90 fte's die eerder op beleidsbudgetten stonden. Die waren er dus, maar met het oog op de transparantie van het geheel hebben wij voorgesteld die bij de Bestuursdienst op te nemen. Dat is dus niet een groei geweest, maar die fte's `zaten' in allerlei beleidsonderdelen. Wij hebben daarvan gezegd dat die bij de Bestuursdienst thuishoren.
   (Mevr. BRUINES: Kunt u ons uitleggen hoe fte's in beleidsonderdelen kunnen `zitten'. Daarvan begrijp ik absoluut niets.)
  Dat is eenvoudig. De Raad of het College doet een voorstel om iets te realiseren. Daarvoor wordt een bedrag vrijgemaakt en daarvoor stellen wij een aantal personen aan. Die vallen dan onder dat bedrag en zitten in die beleidssectoren. Als wij merken dat dit al lange tijd geleden is en dat die bedragen er nog steeds zijn, is het zuiverder te zeggen dat die personen binnen de Bestuursdienst werken. Het is dan beter die fte's daadwerkelijk aan de Bestuursdienst toe te delen. Op die wijze is dat gebeurd. In de beleidsbudgetten zitten nu dus geen fte's meer. De groei van de Bestuursdienst is op deze manier te verklaren. Ik ben de Raad overigens nog tien fte's schuldig, want die zijn inmiddels al geschrapt. Uit de voorstellen blijkt dat wij verder gaan dan datgene wat in het amendement wordt gevraagd. De komende paar jaar zal de Bestuursdienst namelijk afslanken met 50 fte's. Dat maakt reeds deel uit van de voorstellen.
   (De heer ZAFER YURDAKUL: De Rekening geeft ons die inzichten niet. Dit is een motie in het kader van de bespreking van de rekening. Ik ben blij dat u nu een toelichting geeft, maar doordat dit niet duidelijk in de jaarrekening staat, is het voor de Raad niet eenvoudig zijn controlerende rol uit te oefenen.)
  Ik kan dat niet goed beoordelen. Als dat het geval is, moeten wij ons leven op dat punt beteren. Ik ben in ieder geval blij dat ik de Raad op dit punt opheldering heb gegeven.
   (Mevr. BRUINES: De uitleg over de fte's en de beleidsbudgetten intrigeert mij. Dat is dan nu bij de Bestuursdienst opgeheven. Wij hebben daarover in de rekening nooit iets teruggelezen. Dat heeft de heer Zafer Yurdakul ook al opgemerkt. Is er ook bij andere diensten sprake van dit soort verborgen posten? Wij hechten eraan daarin inzicht te verkrijgen. Kunt u dat bij uw betoog betrekken?)
  Ik kan die vraag niet meteen beantwoorden.
  Amendement nr. 309 bevat voorstellen om de vermindering van het Van Traa-budget en het budget ten behoeve van de bestrijding van agressie en geweld niet te laten doorgaan. Het College heeft niet voor niets opgemerkt dat dit wel zou kunnen. In de commissie heb ik gezegd dat het in beide gevallen gaat om een vermindering van uitgaven die wij hadden geprojecteerd. Wij kiezen er dan voor uit te gaan van iets minder. Als de Raad dat niet wil, spreekt het vanzelf dat wij daaraan gehoor geven. Wij kunnen dat bedrag namelijk best gebruiken. Maar als er wordt gezegd dat wij op veel punten de tering naar de nering moeten zetten, is dit naar ons oordeel mogelijk. Nu de Raad aangeeft niet te willen dat dit op die manier gebeurt, kunnen wij dat geld vanzelfsprekend wel gebruiken. Dan kunnen wij namelijk meer doen.
  Ik ga in op de beslissing over de sluiting van de brandweerkazerne Haarlemmerpoort. Daarop heeft amendement nr. 310 betrekking. Voorgesteld wordt het rapport van Safe af te wachten. Ik vind het goed dat te doen. Het is namelijk de bedoeling dat in dat rapport een onderbouwing wordt opgenomen. Wel wijs ik erop dat, als wordt gezegd dat wij toch 1,5 miljoen euro moeten bezuinigen als uit dat rapport blijkt dat dit niet mogelijk is en dat tegelijkertijd zou betekenen dat wij niet op de repressieve dienst willen bezuinigen, wij 87 procent van het budget van de Brandweer hebben gehad. Dan moeten wij dat bedrag van 1,5 miljoen euro bezuinigen op het restant, namelijk 13 procent. Dat is de preventie en wij waren juist ermee begonnen die op orde te brengen. Ik weet dus niet of dat verstandig is, maar ik kijk met plezier uit naar dat rapport. Naar mijn idee kunnen wij dan ver komen, ook wat de brandweerkazerne Haarlemmerpoort betreft.
  Ook amendement nr. 325 heeft betrekking op de brandweerkazerne Haarlemmerpoort. Die heeft echter ook betrekking op de blusboot. Die adviseer ik negatief om de eenvoudige reden dat de blusboot niet een eerste-reddingsvaartuig is. Het is derhalve niet noodzakelijk dat die snel op de plaats des onheils is. De autospuiten beschikken over voldoende water. De blusboot is een bijkomend instrument waarvan niet veel gebruik wordt gemaakt. Het is wel goed dat dit instrument beschikbaar is, maar de blusboot is goed te bemannen met vrijwilligers. Ik zie dus niet in waarom bezuiniging in dit geval niet mogelijk is.
   (De heer VAN POELGEEST: Als de blusboot uit dat amendement wordt geschrapt, maakt u daartegen geen bezwaar? Dan is dat immers duidelijker, want dan is de taakstelling waartegen u zojuist bezwaar heeft gemaakt, daarin niet opgenomen. Begrijp ik dat goed?)
  Ik herhaal de inhoud. Ik begrijp dat wordt voorgesteld te wachten met de bezuiniging op de brandweerkazerne Haarlemmerpoort totdat het rapport beschikbaar is. Aan de hand van dat rapport is het mogelijk een bepaalde conclusie te trekken. Wat de blusboot betreft handhaaf ik ons voorstel dat het mogelijk is die met vrijwilligers te bemannen.
   (Mevr. BRUINES: U noteert bij de consequenties dat er sprake is van een vertraagde aanvaringstijd. Die blusboot wordt niet dagelijks gebruikt, maar op het moment dat die nodig is, is het fijn als die op tijd ter plaatse kan zijn. Dat is voor ons de argumentatie om voor te stellen dat niet te doen. U geeft zelf aan dat een consequentie is dat er vertraging zal optreden in de aanvaartijd. Dat vinden wij niet verantwoord. Wat vindt u daarvan?)
  Ik geef aan dat de vertraging in de aanvaartijd niet ernstig is, omdat de blusboot niet een eerste-reddingsvaartuig is. Die autospuiten zijn altijd veel eerder ter plaatse. Als er een grote brand is en meer autospuiten nodig zijn, komen enkele daarvan ook later. De blusboot is dus niet het eerste element dat nodig is. Het is derhalve niet essentieel dat die binnen enkele minuten ter plaatse is.
   (Mevr. BRUINES: Is het niet mogelijk dat er bepaalde plaatsen zijn waar die auto's niet of lastig kunnen komen en de blusboot wel?)
  Nee, voorzover ik dat weet, is dat niet het geval.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Het gerucht gaat dat er zich steeds problemen voordoen tussen de vrijwillige en niet-vrijwillige brandweer. Is u dat bekend?)
  Wij beschikken in Amsterdam over een professioneel brandweerkorps. Ik weet niets van problemen tussen de vrijwillige en niet-vrijwillige brandweer, maar die kunnen zich natuurlijk altijd voordoen. De vraag is of die problemen verschrikkelijk zijn. Als wij ons afvragen op welke wijze beter en efficiënter kan worden gewerkt, lijkt mij dat dit overkomelijk is.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Ons amendement over de blusboot en de kazerne is dus beter dan dat van de VVD-fractie: in ons amendement is die taakstelling namelijk niet opgenomen.)
 Ik zal de teksten nog eens doorlezen.
   (De heer H.H.G. BAKKER: Dus u raadt ons amendement toch wel aan?)
  In tweede termijn zal ik precies aangeven wat ik daarvan vind.
  Amendement nr. 312 van de heer Van Poelgeest heeft betrekking op het verlaten van het taakstellende bedrag voor de adviesraden. In het najaar komen wij met een voorstel voor de nadere invulling van die taakstelling. Nu is die nog in algemene termen geformuleerd. In dat kader lijkt het ons goed op de overwegingen in dat amendement in te gaan. Dat houdt in dat wij het amendement op dit moment afwijzen.
  Amendement nr. 314 heeft betrekking op de korting op de inhuur van de consultants . Dat is weer een voorbeeld van de totale taakstelling. Ik ben geneigd ook in dit geval te zeggen dat het resultaat telt en dat de Raad het aan het College moet overlaten dat te realiseren. Als wij zeggen dat wij fors moeten bezuinigen zonder daarbij aan te geven welke taken wij dienen af te stoten, komen wij op een gegeven moment ook bij de consultants terecht. Natuurlijk doen wij ons best het aantal te verminderen, maar ik roep daarvoor ook de hulp in van de Raad. Hij wil namelijk nogal eens met een aantal voorstellen komen dat alleen op die manier is uit te werken en tot uitvoer is te brengen. Naar mijn idee doen wij er verstandig aan elkaar op dat soort punten scherp te houden. Wij moeten ons goed realiseren dat wij ons steeds afvragen of wij iets kunnen realiseren met het personeel waarover wij beschikken. Als dat niet het geval is, dienen wij ons de vraag te stellen of wij zeker weten dat wij dat op die manier willen nagaan of onderzoeken.
   (De heer VAN POELGEEST: Kunt u inschatten welk deel van het bedrag van 25,4 miljoen euro het gevolg is van verzoeken door de Raad?)
  Op dit moment kan ik dat niet aangeven, maar dat kan ik nagaan.
   (De heer HALBERTSMA: Dat kost weer geld, dus dat zou ik niet doen.)
  Precies. Dat wilde ik juist zeggen. Dergelijke vragen worden snel gesteld en als het College toezegt dat na te gaan, is een ambtenaar daarmee een dag bezig.
   (De heer VAN POELGEEST: U suggereert dat de consultantkosten door ons omhoog worden gejaagd, maar het gaat over een post van 25,4 miljoen euro.)
  Dat bedrag zou behoorlijk wat hoger kunnen zijn. Dat vermoed ik als ik alleen al naga wat er de afgelopen tijd binnen mijn eigen portefeuille is gebeurd. Ik noem de kwestie van de Theemsweg als voorbeeld. Zojuist heeft de heer Klerks een interessante vraag gesteld over het voetbalvandalisme bij amateurwedstrijden. Hij wil graag dat wij inventariseren wat er in Amsterdam op dat gebied precies gebeurt. Er zijn veel meer van dergelijke zaken dan wij ons realiseren. De inventarisatie daarvan kost voor de ambtenaren veel tijd en voor sommige zaken geldt dat wij iemand moeten inhuren om sneller en efficiënter te werken. Ik kan de Raad op dit moment echter niet meedelen wat de grootte van dat bedrag is. Als die gegevens zonder al te veel inspanning zijn te vinden, ontvangt hij die van mij.
  Ik kom toe aan amendement nr. 322 van mevr. Bruines met het verzoek de Omnibusenquête te betalen uit het onderzoeksbudget van de Raad. De bestemming van dat budget lijkt mij een verantwoordelijkheid van de Raad en de aanwending daarvan voor de dekking van die enquête behoort dan ook tot zijn mogelijkheden. Ik laat dat derhalve graag aan de Raad over.
 
 Wethouder VAN DER HORST: Mijnheer de Voorzitter. In de vorige ronde is een aantal vragen gesteld waarop ik een antwoord zal geven. De PvdA-fractie heeft vragen gesteld over de omgevingsprojecten van de Noord-Zuidlijn. Gevraagd is waarom het College de aangenomen motie niet financieel heeft vertaald. Het College is van mening dat er op dit moment geen financiële ruimte is om die motie uit te voeren, maar desondanks is er niet veel aan de hand. Er is 2,1 miljoen euro beschikbaar om netjes, sober en doelmatig aan te straten. Ook dan ziet de omgeving er weer mooi een nieuw uit, al was de ambitie de openbare ruimte nog mooier te maken met natuursteen en bijzondere lantaarnpalen. Er is geen sprake van een acuut probleem, want dit komt pas in 2006 aan de orde. Ik kan mij dan ook voorstellen dat de Raad op dit moment geen amendement op dit punt indient. Het College beschikt bovendien niet over dat geld. Vandaar dat het heeft aangegeven dat het nu niet de financiële ruimte heeft om dat uit te voeren. Bij de begrotingsbehandeling van dit jaar of de daaropvolgende jaren kan dat aan de orde komen. Het College is bovendien de mening toegedaan dat de twee stadsdelen als wegbeheerder ook een steentje moeten bijdragen. Daarover kunnen wij nog overleg voeren.
   (De heer FLOS: Wij zijn van mening dat de afspraken die in de vergadering van 9 oktober jl. over de Noord-Zuidlijn zijn gemaakt, gestand moeten worden gedaan. Dat houdt in dat de centrale stad ook moet meebetalen aan de meerkosten daarvan. De Raad hecht eraan dat u dat in de meerjarenplanning opneemt.)
  Ja, maar dan moet het voor het College duidelijk zijn dat die financiële ruimte beschikbaar is. Die motie is inderdaad ingediend en aangenomen, maar daarin is geen dekking aangegeven. De Raad stuurt het College dus op pad met het verzoek geld te vinden, maar dat is nu niet beschikbaar. Ik herhaal dat er geen sprake is van een acuut probleem, want het is niet nodig en mogelijk morgen met aanstraten te beginnen. Wij zijn immers pas begonnen.
   (De heer FLOS: Het is flauw nu te zeggen dat er geen financiële ruimte beschikbaar is. De Raad heeft het College immers gevraagd bij de Voorjaarsnota naar die ruimte op zoek te gaan. Ik vind dat u de bal nu terugkaatst, terwijl u dat niet behoort te doen. De Raad heeft duidelijk aangegeven eraan te hechten dat het College onderzoekt of er voldoende financiële ruimte is.)
  Het was een heldere vraag en de Raad krijgt daarop een duidelijk antwoord. Wij hebben gezocht en zijn van mening dat wij die ruimte niet kunnen vinden.
   (De heer VAN POELGEEST: Dat argument kan best legitiem zijn, maar waarom schrijft u dan niet in uw voordracht dat het College deze motie niet wil uitvoeren? Voor de duidelijkheid was dat goed geweest. Als u dat had gedaan, kon de Raad opmerken dat hij het daarmee niet eens is. Hij had daarvoor argumenten kunnen aandragen. Nu blijft het vaag, terwijl uw antwoord betrekkelijk duidelijk is. U zegt namelijk eenvoudigweg dat u die motie niet uitvoert.)
  Wij voeren die motie niet uit. De zaken overwegende die in de begrotingsstukken staan en alle financiële claims in ogenschouw nemend, verwachten wij dat de ruimte te klein is. Het is altijd prettig als de stad mooi is, maar ook in dit geval is het noodzakelijk te kiezen. Als er straks sober en doelmatig is ingericht, ziet het er ook mooi uit. Natuurlijk kan het mooier, maar dat is een kwestie van luxe. Ik ben van mening dat de Raad daarover bij de begroting een afweging moet maken. Het College zegt nu dat het dat geld niet heeft en dat het dat daarvoor niet over heeft. Dat is een duidelijk antwoord. Misschien gaat het over een paar jaar heel goed met de financiën en is de Raad van mening dat dit alsnog moet gebeuren.
   (De heer MARRES: U bent van mening dat dit onder de categorie `luxe' valt. Op 9 oktober jl. hebben wij uitvoerig gedebatteerd. Dat was bepaald niet een luxe-debat. Tijdens dat debat heeft de Raad twee duidelijke moties aangenomen. Als u zich nu de luxe permitteert om die motie niet uit te voeren, zelfs niet na het debat in de commissie waar u door de heren Flos en Bijlsma alle mogelijke ruimte is aangeboden, begrijp ik uw antwoord niet. Er is u alle ruimte geboden en daarop gaat u niet eens in.)
  Het is heel eenvoudig. Naar de huidige stand kost het 6,5 miljoen euro incidenteel. Als wij ja zeggen, moeten wij natuurlijk over dat bedrag beschikken. Het College is dat goed nagegaan en het is tot de conclusie gekomen dat er nu geen ruimte is voor 6,5 miljoen euro. Daarbij komt dat wij verder kunnen. Daarom heb ik gezegd dat het niet een acuut probleem is. Wij kunnen aan deze kwestie nog voldoende aandacht besteden.
Misschien is het mogelijk de openbare ruimte voor iets minder geld beter in te richten dan sober en doelmatig. Wellicht zijn daarvoor nog andere potjes met geld te vinden. Ik verzoek de Raad het College de tijd te geven dit nader te onderzoeken. Wellicht doen zich in de toekomst mogelijkheden voor waardoor de ruimte mooier kan worden ingericht.
   (De heer MARRES: Ik herinner u eraan dat het niet zomaar een vrijblijvende motie was. Het ging om het al dan niet nemen van het go -besluit voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Ik begrijp dus niet waar het om gaat.)
  De heer Marres gaat mij toch niet vertellen dat het al dan niet plaatsen van mooiere lantaarnpalen van invloed is geweest op het go- besluit voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn?
  Zojuist heb ik opgemerkt dat de ruimte er mooi zal uitzien als die sober en doelmatig wordt ingericht. Wij weten allemaal dat de ambitie is om, onder andere in het centrum, bandjes van natuursteen en Portugese keien in de straat te leggen, waarover je je nek breekt. Het College zegt dat daarvoor nu geen financiële ruimte is. Als wij daadwerkelijk worden uitgenodigd dat uit te voeren, pleit ik ervoor boter bij de vis te doen. Maar wij hebben nog even de tijd en wij kunnen dus nog enkele malen over dit onderwerp bakkeleien.
  De fractie van GroenLinks heeft vragen gesteld over Ceres. Zij is geschrokken van het bedrag in de jaarrekening over 2000. Dat is bijzonder, want de Raad wist wat eraan zat te komen. Wij hebben een betalingsregeling afgesproken en mijn commissie wist wat dat betekende. De heer Van Poelgeest is daarin echter niet vertegenwoordigd. In mijn commissie heb ik duidelijk meegedeeld dat een betalingsregeling niet gelijk staat aan een kwijtschelding. Er wordt nu minder betaald en straks meer. Nu ziet de Raad dus dat er minder in de jaarrekening is opgenomen en in de toekomst zal dat meer zijn. Dat moet de heer Van Poelgeest niet onbekend voorkomen.
  De suggestie om de kranen te verkopen is absoluut onzinnig. De gemeente Amsterdam is voor twee derde eigenaar van de kranen. Ceres is daarvan voor een derde eigenaar, namelijk NYK. Het is een leaseconstructie. Het bedrijf betaalt netjes de huur en kan de kranen dus gewoon gebruiken. Ik weet tot op heden niet waarvoor het die gebruikt, maar zolang er netjes wordt betaald, zijn wij niet in de positie die kranen te verkopen. Het is derhalve bijzonder onzinnig daarover te spreken. Reeds eerder heb ik opgemerkt in de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie op dat dit wel als het jaar van de waarheid kan worden beschouwd. Als dit jaar voorbij is en er nog niets gebeurt, moeten wij plan B uit de kast halen. Tot op dat moment, zie ik daartoe echter geen enkele aanleiding.
   (De heer VAN POELGEEST: Dat bedrag van 10 miljoen euro is nu in de rekening opgenomen. Als men dat wist te realiseren, was dat als inkomstenbron opgevoerd, maar nu boekt men dat verlies af op de algemene middelen. U zegt dat die schuld blijft staan en dat die later nog eenmaal binnenkomt. Die komt dan echter binnen bij het Havenbedrijf en de regeling tussen dat bedrijf en de gemeente Amsterdam is dat ongeveer de helft van dat bedrag bij ons terechtkomt. Het lijkt nu alsof wij het verlies volledig vergoeden en straks slechts de helft incasseren.)
  Het is interessant over `wij' te spreken, want het Gemeentelijk Havenbedrijf is een gemeentelijke dienst, evenals al die andere diensten. Ook het Havenbedrijf valt dus onder `wij'. Op dit moment staat het in de jaarrekening als –10 miljoen euro en in 2008 als +10 miljoen euro. Boekhoudkundig is dat vervelend, maar over de gehele looptijd is er geen verschil. Over de winstafdrachtformule zullen wij nog uitgebreid spreken. Daarmee zijn wij namelijk nog bezig. Ik verwijs daarvoor onder andere naar de punten in het programakkoord.
   (De heer VAN POELGEEST: Wat is het bedrag dat u voor 2003 verwacht als het gaat om de Ceresterminal?)
  Wij hebben de commissie en de Raad destijds geïnformeerd over die betalingsregeling. Ook liet ik zien dat het in het begin minder is en daarna meer. Ik raad de heer Van Poelgeest aan die tabel voor zich te nemen. Ook kan hij het aan mevr. Van Pinxteren of mevr. Dalm vragen.
    (De heer VAN POELGEEST: In de begroting heeft u een reservering gemaakt voor 8 miljoen euro. Kunnen wij vooralsnog ervan uitgaan dat die reservering voor uw voorstel toereikend is?)
  Ja, want dat is vooraf gecalculeerd. Wij weten vooraf wat er gebeurt. Tot op heden worden de rekeningen netjes betaald, overeenkomstig het schema dat wij zijn overeengekomen. Ik weet niet of dat goed of slecht nieuws is. Ik zie uit financieel oogpunt geen enkele aanleiding om daarover nu een discussie aan te gaan.
  Met betrekking tot de Wibautas merk ik op dat ik daarover in de commissie en tijdens de begrotingsbehandeling in deze Raad discussies heb gevoerd. Het College is druk bezig met de Wibautas. Vóór de zomer ontvangt de commissie een tussenstand, waaruit blijkt waar wij nu staan. Na de zomer komen wij samen met de stadsdelen Amsterdam-Centrum en Oost/Watergraafsmeer tot een plan over de Wibautas. Het is inderdaad juist dat wij over onvoldoende geld beschikten om dat uit te voeren. Dit jaar is daarvoor geld in de begroting opgenomen en ik kom bij de begroting voor 2004 met een prioriteit, namelijk het uitvoeren van de volgende fase. Dat is een aangenomen raadsbesluit, dat braaf wordt uitgevoerd. De inhoudelijke discussie heeft betrekking op de vraag wanneer wat moet gebeuren. De financiële discussie heeft vooral betrekking op de vraag welk bedrag wij nodig hebben en of wij daarover beschikken.
   (De heer VAN POELGEEST: Voor de duidelijkheid vraag ik u of het om de uitvoering van het masterplan gaat.)
  Ja, het gaat inderdaad over de uitvoering van het masterplan. Dat omvat grofweg drie onderdelen. Het betreft op de eerste plaats het verkeerskundige aspect. Dat heeft ook met het hoofdnet Auto te maken. Op de tweede plaats betreft het de openbare ruimte die feitelijk van het stadsdeel is. Op de derde plaats heeft het betrekking op de bouwblokken die worden gerenoveerd, of waarvoor geldt dat er sloop-nieuwbouw wordt gepleegd. Denk bijvoorbeeld aan het Wibauthuis. Dat alles hangt met elkaar samen. Daarvan maken ook private financiers deel uit. Het is dus nog maar de vraag wat met het Wibauthuis en de Parooldriehoek gebeurt. Dat wordt uitgetekend en dat ontvangt de Raad na de zomer.
  Het College en in het bijzonder de wethouder voor de Haven is geschrokken van het amendement van de coalitiepartijen met het voorstel bij het Gemeentelijk Havenbedrijf uit te gaan van 1 miljoen euro extra als taakstelling. Dat is behoorlijk wat. Het gaat wel goed met de Amsterdamse haven. Die groeit stabiel en vooral in deze tijd is het goed dat wij over die haven met 70.000 banen in de regio beschikken. Dan kunnen wij immers ook iets doen aan de werkgelegenheid in deze stad. De Raad moet zich ook voorstellen dat door de vergrijzing in die haven de komende jaren veel nieuwe banen nodig zijn en dat veel jongeren uit Amsterdam met een relatief lage opleiding kunnen instromen. Dat zal ook wethouder Oudkerk goed in de oren klinken. Dat is echter niet vanzelf gegaan. Wij moeten in de haven investeren om daaruit vervolgens rendement te halen. Als de coalitiepartijen nu van mening zijn dat er sprake moet zijn van een taakstelling van 1 miljoen euro extra moeten wij zeer creatief te werk gaan. Als wij nu 1 miljoen euro bezuinigen, heeft dat misschien tot gevolg dat er over tien jaar 10 miljoen euro minder aan inkomsten binnenkomt. Ook in de gemeentebegroting wordt ieder jaar een dividend van de haven opgenomen. Daar wordt immers goed geld verdiend, maar dat is alleen mogelijk als wij daarin investeren. De coalitiepartijen moeten zich ook voorstellen dat een bedrag van 1 miljoen euro extra aan bezuinigingen, ook in het licht van de ombuigingen voor een bedrag van 50 miljoen euro die betrekking hebben op het ambtelijk apparaat, dubbel hard aankomt. Wij zouden dus goed moeten nagaan waar wij dat vandaan kunnen halen. Misschien moeten wij dan een aantal patrouilleboten verwijderen, evenals twintig man aan nautisch personeel. Daarbij komt dat ik dan een probleem krijg met de Burgemeester, want de veiligheidseisen in de hele wereld worden steeds verder aangescherpt. Het is een zware operatie om een deel van de kosten te schrappen. Dat is een kwestie van fors ingrijpen in de dienst. De Raad moet zich voorstellen dat meer dan de helft van de medewerkers uit nautisch personeel bestaat. Een andere mogelijkheid is de inkomsten te vermeerderen. Wij kunnen nagaan of dat mogelijk is. Ik verwacht dan wel dat met name de PvdA-fractie niet dwarsligt op het moment dat ik met een voorstel kom om dat te doen. Ik neem dus aan dat het Houtveemkanaal vanavond bij hamerslag is geregeld. Als wij dat niet kunnen ontwikkelen, kunnen wij dat geld namelijk niet verdienen.
   (De heer MARRES: Ik stel u bij voorbaat teleur.)
  Ik doe mijn best het bedrag van 1 miljoen euro op te hoesten, maar ik ben ook niet aan het onmogelijke gehouden. Als de PvdA-fractie steeds de voet tussen de deur zet als er een voorstel komt om in de haven geld te genereren, kan ik deze taakstelling niet waarmaken.
   (Mevr. BRUINES: De Burgemeester heeft zojuist uitleg gegeven over de taakstellingoperatie. Wordt ook het Havenbedrijf bij die operatie betrokken?)
  Ja, uiteraard. Dit komt daar dus bovenop.
  Amendement nr. 303 van mevr. Bruines heeft betrekking op de toekomst van De Opstapper. Het College neemt die over. Wij moeten echter wel nagaan of het beter kan. Als wij jaar na jaar 1 miljoen euro uitgeven voor een vervoermiddel waarvan onvoldoende personen gebruikmaken, zijn wij niet goed bezig. Dat is het argument van het College. Als de Raad van mening is dat De Opstapper moet blijven bestaan, dient die beter te functioneren dan nu het geval is.
 Ik kom bij het amendement-Kalt over de skybox van het Gemeentelijk Havenbedrijf, nr. 328. Dat is overbodig. Het College wil van die skybox af, maar als mevr. Kalt de tekst nog eens naleest, kan zij concluderen dat wij daarvoor wel een behoorlijk bedrag moeten krijgen. Als wij die box niet verkopen, gaan wij die verhuren. De markt voor skyboxen is de laatste tijd namelijk wat ingezakt.
  Amendement nr. 330 heeft betrekking op privatisering van Schiphol. Ik zal mevr. Kalt de meest schokkende mededeling van vandaag doen. Schiphol is al geprivatiseerd, want dat is een NV. Het gaat dus niet om de privatisering van Schiphol, maar om het vervreemden van een aantal aandelen. Daarover zullen wij nog uitgebreid spreken. Ik raad mevr. Kalt daarom aan, dit amendement op te schorten. Over dit onderwerp voeren wij dit en volgend jaar namelijk een geweldige discussie.
   (De heer HALBERTSMA: Misschien kunt u het economische begrippenboek nog eens goed doornemen.)
 Het is een private onderneming, namelijk de NV Luchthaven Schiphol.
  Ook amendement nr. 332 van mevr. Kalt inzake de parkeertarieven is naar mijn idee overbodig. Een en ander is namelijk door het coalitieamendement afgedekt en op de blauwe zones gaan wij na de zomer in.
  Amendement nr. 333 over het P+R-beleid lijkt mij eveneens overbodig. Dat is namelijk precies datgene wat het College voorstelt. Het huidige P&R-beleid is niet succesvol, dus wij gaan iets anders bedenken.
  Amendement nr. 340 over de bezuiniging op de representatiekosten van het Gemeentelijk Havenbedrijf kan mevr. Kalt naar mijn idee beter intrekken. Als wij bij het Havenbedrijf toch al 1 miljoen euro moeten ombuigen, spreken wij niet meer over het bedrag van 1000 euro aan lidmaatschappen van de een of andere club.
   (Mevr. BRUINES: U doet alsof de stemmingen al hebben plaatsgevonden. Dat bevalt mij niet. U bent natuurlijk realistisch, maar hiermee ben ik het niet eens.)
  Ik ben wel zo realistisch dat ik weet waar het eindigt als het een coalitieamendement is.
   (De heer VAN POELGEEST: U heeft wel veel vertrouwen in die coalitiepartijen en in het feit dat u hen nog kunt overtuigen.)
 Ik heb daarin heel veel vertrouwen.
   (De heer VAN POELGEEST: U gaat er al vanuit dat het een mission impossible is. Zijn de verhoudingen dusdanig?)
  Nee. Ik heb een schot voor de boeg gegeven. Dat heeft de heer Van Poelgeest duidelijk gehoord.
  Ik ga in op amendement nr. 342 inzake het behoud van het budget voor het fietsbeleid. Daaruit blijkt dat mevr. Kalt behoorlijk van fietsen houdt. Misschien moet zij dan ook minder amendementen indienen. Ik weet niet hoeveel bomen inmiddels zijn gekapt, maar zij heeft nogal wat amendementen ingediend. Het idee dat de wereld ineenstort als wij één fte voor het fietsbeleid schrappen, is onzinnig. Wij gaan van veel meer beleid dan wij al kennen naar de uitvoering. Het is dus de bedoeling enige tijd minder nota's over het fietsen te schrijven en meer uit te voeren.
  De amendementen nrs. 348 en 349 inzake respectievelijk geld voor fietslessen en een bedrag voor extra autovrije dagen lijken mij overbodig. Wij hebben die discussie al gevoerd. Daarin is bovendien geen dekking aangegeven.
  Amendement nr. 353 inzake het budget voor onderzoek naar geluidshinder van Schiphol is bijzonder sympathiek, maar in de Commissie Regionaal Overleg Schiphol heb ik al ingebracht dat het geluidslandschap moet worden gerealiseerd. Dat zal ook gebeuren. Het lijkt mij niet verstandig daaraan nog eens een bedrag van 15.000 euro uit te geven.
   (Mevr. KALT: Kunt u aangeven wanneer dat zal gebeuren?)
   (De heer MARRES: Dat gebeurt binnen zes maanden.)
   (Mevr. KALT: Dat is prachtig.)
 Dan weet de heer Marres meer dan ik.
   (De heer MARRES: Dat is uw eigen toezegging.)
  Wij hebben ook afgesproken dat het via Cross gaat. Dat doen wij gezamenlijk in de regio en dat verloopt goed. Er is een breed draagvlak om dat probleem op te lossen, dus ik verwacht dat wij binnenkort over een mooie kaart beschikken.
  Amendement nr. 358 van mevr. Van Oudenallen heeft betrekking op de toekomst van De Opstapper. Die lijkt mij overbodig, omdat de coalitiepartijen daarover een amendement hebben ingediend en die van mevr. Bruines inmiddels is overgenomen. Naar mijn idee kan mevr. Van Oudenallen deze derhalve intrekken.
  Amendement nr. 359 van mevr. Van Oudenallen inzake de evaluatie van de blauwe zones is eveneens overbodig. Dat onderwerp staat namelijk op de termijnagenda. Dat zal na de zomer in de commissie aan de orde komen.
    (De heer RES: Ik kom nog terug op het Gemeentelijk Havenbedrijf. Wij vinden het een goed idee uit te gaan van een taakstelling van 1 miljoen euro voor het Gemeentelijk Havenbedrijf. Wij zijn namelijk nagegaan wat de diverse wethouders hebben ingeleverd en wij hebben geconstateerd dat het bedrag van uw portefeuille betrekkelijk mager is. Graag verneem ik van u dat u het uiterste heeft gedaan en dat u daadwerkelijk heeft ingeleverd wat u wilde en kon.)
  Zowel de Burgemeester als wethouder Dales heeft zojuist opgemerkt met betrekking tot de taakstelling van 10 miljoen euro op het personeel dat het van belang is die eerst waar te maken. Er is sprake van een algemene taakstelling van enkele miljoenen euro's. De coalitiepartijen komen nu met het voorstel daaraan 1 miljoen toe te voegen. Dat moeten wij wel uitvoeren en in 2004 ligt er niet meteen een bedrag van 1 miljoen euro op tafel. Ik heb dus tijd nodig, maar ik zeg de Raad toe dat het College dat loyaal gaat uitvoeren. De Raad heeft immers het budgetrecht. Hij moet echter wel van mij aannemen dat een wethouder niet tot het onmogelijke is gehouden. Het is mogelijk te snijden in de kosten, maar het Gemeentelijk Havenbedrijf verdient geld. Wij kunnen dus beter nagaan op welke wijze het mogelijk is de inkomsten te vermeerderen. Waarschijnlijk wordt het overigens een combinatie van beide zaken. Het College heeft daarvoor echter wel de ruimte nodig als het gaat om de uitvoering. Als de Gemeenteraad alle ontplooide initiatieven minder positief zou benaderen, zou ik niet in staat zijn dat te doen. De Raad heeft het dus deels zelf in de hand. Het College en de dienst moeten hun werk doen, maar ook de Raad is daarvoor wel degelijk verantwoordelijk.
 
 Wethouder mevr. MAIJ: Mijnheer de Voorzitter. Op mijn lijst komt amendement nr. 364 niet voor.
   (Mevr. BRUINES: Dat is ons ook opgevallen. Dat amendement heeft betrekking op het NME-Centrum.)
  Ja. Ik zal daarop desalniettemin ingaan. Daarmee haak ik in op de discussie die zojuist heeft plaatsgevonden. Het is daarom wel goed dat dit amendement aan de orde komt. In december jl. zijn moties goedgekeurd die nu nogmaals in stemming worden gebracht. Dan halen de amendementen het, of niet, want de Raad geeft dat geld zelf al uit. Het laatste heeft wethouder Dales ook al opgemerkt.
   (De heer VAN POELGEEST: Sinds wanneer bepaalt u de orde van de vergadering?)
  Ik bepaal de orde van de vergadering niet.
   (De heer VAN POELGEEST: U deelt ons even mee hoe dat gaat. Naar mijn idee zijn die moties aangenomen en pas als er een voorstel ligt om die niet meer uit te voeren, zijn die van tafel. Dat voorstel ligt echter niet voor. Het College heeft dat voorstel niet gedaan en de raadsfracties deden dat evenmin. Die moties worden dus uitgevoerd. U kunt daarom niet zeggen dat een motie niet meer geldig is als wij niet een motie indienen om die uit te voeren. Zo werkt dat niet.)
    (Wethouder DALES: Het College heeft dat voorstel overigens wel gedaan.)
  Ja. Dat staat exact in de tekst. Ik verwijs naar een bladzijde daarvoor. Misschien is het lastig om te bladeren, maar daar staat dat precies. De fractie van D66 is de enige die een dergelijke motie heeft ingediend en als die hier wordt behandeld, lijkt het mij goed te benadrukken dat dit de voorgestelde weg is. Het is mogelijk dat de Raad een andere mening is toegedaan, maar dan moet hij dat zelf bepalen.
   (De heer VAN POELGEEST: Waar staat dit in het besluit dat het College vandaag aan ons voorlegt? Er staat veel in de nota. Het betreft zinvolle en minder zinvolle punten, maar het gaat om het raadsbesluit waarover wij stemmen. Waar staat dat wij die oude moties niet gaan uitvoeren?)
  In het voorstel dat de Raad nu goedkeurt, is geen dekking aangegeven. Daar gaat het om. Dat heeft wethouder Dales zojuist ook opgemerkt. Hij heeft aangegeven dat in een bepaalde motie al geld werd uitgeven, terwijl ook een deel van de bestaande moties moet worden afgetrokken. Dit is een dergelijk amendement.
   (Wethouder DALES: Mijnheer Van Poelgeest, waarom doet u zo ingewikkeld. U kunt toch aan de heer Asscher, Huffnagel of anderen vragen of zij nog steeds van mening zijn dat het nodig is die moties uit te voeren? De amendementen die zij hebben ingediend, geven ons de indruk dat zij de gedachte van het College hebben overgenomen dat dit misschien niet nodig is. Het is ons echter niet geheel duidelijk. Wij willen graag dat de Raad daarover een uitspaak doet. Dat lijkt mij een redelijk verzoek.)
   (De heer VAN POELGEEST: Ik ga in raadsvergaderingen niet steeds aan andere fracties vragen of de besluiten die wij de vorige maal hebben genomen nog steeds staan. Ik ga er gewoonweg vanuit dat het besluit nog steeds staat, zolang een fractie niet voorstelt een motie niet uit te voeren of op te schorten. Aan de hand van de eerste termijn heb ik geconstateerd dat geen der partijen dat heeft gedaan. Als anderen daarmee niet meer willen doorgaan, moeten zij dat hier voorstellen. Dat wordt hier besloten en niet op een andere plaats.)
  Maar dan is de optelsom niet correct. Dan is dit een dubbel voorstel. Dit komt dan bovenop de oude motie.
   (Mevr. BRUINES: De oude motie had geen betrekking op het NME-Centrum, maar op het Milieucentrum Amsterdam.)
  Ik spreek over amendement nr. 364. Dat heeft betrekking op Artis en de Hortus Botanicus.
   (Mevr. BRUINES: Neemt u mij niet kwalijk.)
  Dit heeft betrekking op de vrije ruimte en doet mee in deze discussie. Wij kunnen het geld slechts eenmaal uitgeven en de vraag aan de Raad is aan welk onderdeel hij dat wil besteden.
  Wethouder Dales is zojuist ook uitgebreid ingegaan op amendement nr. 309 over de wijziging van de ombuigingsvoorstellen A tot en met E in de bijlage van de Voorjaarsnota 2003. Daarmee is dus ook datgene ontraden wat betrekking heeft op het NME-Centrum, het MCA en het parkeren in het Amsterdamse Bos. De redenen daarvan zijn de argumentatie en de rekensom. Het is overigens aan de Raad daarmee al dan niet in te stemmen.
   (De VOORZITTER: Ik had de indruk dat het College een positief preadvies gaf op amendement nr. 309, maar het is mogelijk dat ik mij vergis.)
   (Wethouder DALES: Met betrekking tot amendement nr. 309 is een aantal vragen gesteld waarop wij eerst een antwoord van de Raad willen. Daarna kan het College definitief aangeven of het dat amendement al dan niet ontraadt.
   (De VOORZITTER: U wacht dus eerst de tweede ronde af en geeft daarna een preadvies?)
  Precies. Wat mijn portefeuille betreft, is ingegaan op het NME-Centrum, het MCA en het Amsterdamse Bos. Daarbij zijn ook de amendementen nrs. 319 over het schrappen van de bezuiniging op de subsidie voor het Milieucentrum Amsterdam, 320 inzake het schrappen van de ombuiging voor de Stichting Amsterdams Natuur- en Milieu Educatiecentrum, 335 inzake de subsidie voor de Stichting Amsterdams Natuur- en Milieu Educatiecentrum, 337 inzake hetzelfde onderwerp en 360 inzake afwijzing van de parkeerbelasting in het Amsterdamse Bos betrokken.
   (De VOORZITTER: Ontraadt u die amendementen, of wacht u de tweede termijn af?)
  Nee. Wethouder Dales heeft in zijn termijn een aantal vragen gesteld naar aanleiding van amendement nr. 309. Hij deed dat op basis van de argumentatie en de rekensom. In dit amendement wordt ingegaan op het NME-Centrum, het MCA en het parkeren in het Amsterdamse Bos. Die vragen hebben dus ook betrekking op de zojuist door mij genoemde amendementen.
  Amendement nr. 306 van de heren Huffnagel, Halbertsma en Res heeft betrekking op het betrekken van het Gemeentevervoerbedrijf (GVB) bij de ombuigingsoperatie. Daarin wordt gevraagd alsnog voorstellen te doen bij de begroting voor 2004 om tot een ombuiging te komen, als de taakstellende kostenreductie niet wordt gehaald. Ik begrijp het amendement niet. De indieners refereren in het amendement aan het jaar 2002. Toen is de kostenreductie immers niet gehaald. De kostenreductie van 2003 is pas bekend in januari 2004. U vraagt vooruitlopend daarop in de begroting voor 2004 - daarover wordt in december 2003 gesproken - voorstellen te doen. Is dat correct?
   (De heer HUFFNAGEL: Het lijkt mij duidelijk dat het GVB zijn taakstellingen tot nu toe niet haalt. Als wij in het najaar de begroting voor 2004 behandelen en duidelijk is dat het GVB die taakstelling wel haalt, kunnen wij het uit de discussie houden. Ik hoef niet eens over alle exacte cijfers te beschikken, maar als dan al duidelijk is dat het bedrijf die taakstelling niet zal halen, hebben wij bij deze operatie het GVB onterecht buiten beschouwing gelaten. Dan moeten wij dat alsnog daarbij betrekken.)
  Wat zouden dan de maatregelen moeten zijn die niet al in de reductie zijn vastgesteld en die de heer Huffnagel voor de ombuiging wel zou willen vaststellen op de wijze zoals wij dat ook nu taakstellend hebben gedaan? Ik kan de Raad echter een verheugende mededeling doen. Als de Raad het eerste kwartaal van 2003 als criterium voor de kostenreductie wil gebruiken, is het amendement misschien zelfs overbodig. Op basis van het geprognostiseerde resultaat van 2003 is niet een resultaat van 3,1 miljoen euro geboekt, maar van 3,7 miljoen. Die gegevens zijn dus gebaseerd op het eerste kwartaal. Het GVB behaalt dus niet slechts het resultaat, maar houdt nog geld over. Dit is afgelopen dinsdag in de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders aan de orde geweest en op 20 augustus a.s. komt dat in de commissievergadering ter sprake.
   (De heer HUFFNAGEL: Ik neem aan dat u niet zegt dat het amendement overbodig is. Ik begrijp uit uw woorden dat het een goed amendement is en dat het College een en ander stevig in de gaten houdt.)
  Wij houden het altijd stevig in de gaten, maar de vraag is wat het aantal kwartalen is waarop de Raad wil oordelen.
   (De heer HUFFNAGEL: Naar mijn idee weten wij al behoorlijk wat na drie kwartalen.)
  Als wij dat als extra punt opnemen, kunnen wij dat op die manier doen.
  Amendement nr. 315 van mevr. Dalm heeft betrekking op waterbemetering voor eenpersoonshuishoudens. Zij vraagt daarvoor een voorstel neer te leggen. Naar mijn idee heeft zij die vraag ook in de commissievergadering gesteld. Ook een aantal anderen heeft dat gedaan. Vóór deze raadsbehandeling heb ik haar een brief gestuurd met de mededeling dat het College zich daarmee reeds bezighoudt. Er wordt sowieso nagegaan wat de mogelijkheden voor huishoudens zijn bij de invoering van de waterbemetering die al enige tijd loopt. In die brief staat niet alleen dat wij zullen onderzoeken of het mogelijk is korting voor eenpersoonshuishoudens te geven, maar ook dat wij de komende drie jaar nagaan op welke wijze daarmee bij de voorrang van de waterbemetering wordt omgegaan, wat de technische redenen zijn, of er sprake is van beperkte waterbemeteringscapaciteit bij bepaalde huizen en of er voor bepaalde personen uitzonderingen mogelijk zijn om later te bemeteren. Mevr. Dalm vraagt mij dus iets te doen wat ik in mijn brief reeds heb toegezegd. Derhalve is dit amendement overbodig.
   (De heer VAN POELGEEST: Is het bedrag dat u daarvoor inboekt nog wel goed?)
  Er zal sprake zijn van een tijdsspanne. Niet alle eengezinswoningen of woningen voor alleenstaanden worden tegelijkertijd bemeterd. Er is sprake van een staffel in tijd, waardoor wij dat bedrag van 5 miljoen euro uiteindelijk al dan niet volledig ten goede van het tarief kunnen laten komen.
    (De heer VAN POELGEEST: De korting voor eenpersoonshuishoudens wordt in 2004 al afgeschaft, maar betrokkenen hebben de mogelijkheid aan te geven dat zij individuele bemetering willen. Zij kunnen vragen of het mogelijk is dat apparaat snel te plaatsen, omdat zij vermoeden dat zij veel minder verbruiken dan datgene waarvoor zij nu betalen.)
 Dat is juist, maar dat kan ook in 2004, of 2005.
   (De heer VAN POELGEEST: Maar als betrokkenen dat aanvragen, omdat zij die hogere prijs niet willen betalen, is dat natuurlijk goed.)
 Welke hogere prijs bedoelt u?
   (De heer VAN POELGEEST: Zij betalen straks het bedrag dat een gezin betaalt. Dat is immers de bedoeling.)
 Nee. Betrokkenen betalen exact wat zij gebruiken.
   (De heer VAN POELGEEST: Ja, maar als men nog geen watermeter heeft...)
  Zelfs dan geldt voor alleenwonenden dat zij niet altijd meer betalen. Dat hangt namelijk ook af van de grootte van het huishouden enzovoort. Het is een ingewikkelde rekensom.
   (De heer VAN POELGEEST: Maar voor een deel van de personen gaat het tarief omhoog.)
  Voor een deel.
   (De heer VAN POELGEEST: U boekt een bedrag in aan bezuiniging, want anders weet ik niet waar dat geld vandaan komt. Er zijn personen die meer gaan betalen.)
  Nee, de burgers betalen precies voor datgene wat zij hebben gebruikt. Ik zal ingaan op de systematiek van een waterleidingbedrijf. Er wordt kostendekkend gewerkt. Alle gemaakte kosten worden in het tarief opgenomen. Als men het tarief gelijk houdt, betekent dit dat betrokkenen precies betalen wat zij gebruiken. Als men een extra bonus geeft voor personen die alleen wonen en hen laat betalen wat zij gebruiken, heeft men dat geld over. Dan gaat ook het tarief naar beneden. Het is nogal complex, maar de berekening die u vraagt ter onderbouwing van dit debat, is toegezegd en komt naar de heer Van Poelgeest toe. Dat gebeurt binnen de tijd die hij vraagt. Wat mij betreft is het amendement derhalve overbodig.
   (Mevr. BRUINES: U zegt dat het Waterleidingbedrijf kostendekkend moet werken en dat de verandering van de systematiek - de afschaffing van de korting voor alleenstaanden - is terug te vinden in een verlaging van het tarief. Wat is dan de winst van deze ombuiging voor de Algemene Dienst?)
  Die is er niet.
   (Mevr. BRUINES: Dus wij behoeven niet over dit onderwerp te spreken. Wij zijn dan immers slechts bezig met tariefverlaging.)
  Wij moeten daarover wel degelijk spreken, want dit heeft te maken met de dienstverlening aan de klant. Ook heeft dit te maken met het feit dat alle bedrijven in de gemeente Amsterdam meedoen met als doel zo efficiënt en zuinig mogelijk te werken.
   (Mevr. BRUINES: Ja, maar het is niet een ombuiging. Wij kunnen verder immers niets met dat geld. Dat is namelijk bedoeld voor de tariefverlaging.)
  Jawel, wij zijn voor de Amsterdammer bezig, in welke vorm dan ook. Soms leveren zaken direct geld op en nu en dan komt dat bij de algemene middelen om weer anders in te zetten. Zo eenvoudig is dat.
   (Mevr. KALT: Het College merkt op dat dit amendement overbodig is. Ik zou het beter vinden als het deze zou aannemen, ondanks het feit dat die overbodig is.)
  Op welk amendement doelt u?
   (Mevr. KALT: Ik doel op amendement nr. 315. U zegt dat dat overbodig is.)
  Ja, want het gevraagde is al toegezegd.
   (Mevr. KALT: Dan kunt u het amendement toch aannemen? Dat geeft meer vertrouwen. Wethouder Van der Horst heeft over mijn amendementen ook steeds opgemerkt dat die overbodig zijn.)
  Is mevr. Kalt van mening dat ik een amendement positief moet preadviseren als ik reeds een toezegging heb gedaan en een en ander al loopt?
    (Mevr. KALT: Ja. Dat is beter dan te zeggen dat het amendement overbodig is.)
  Daarover verschillen wij van mening.
   (Mevr. KALT: Het valt mij op dat de amendementen van de oppositiepartijen vaak als overbodig worden beschouwd en dat over de amendementen van de coalitiepartijen wordt gezegd dat het College gelukkig is met het feit dat zijn beleid wordt ondersteund.)
  Dat is niet correct, want ik heb over het amendement van mevr. Dalm opgemerkt dat dat overbodig is en over die van de coalitie met betrekking tot het NME-Centrum en het MCA dat ik dit ontraad. Dat is naar mijn idee het tegenovergestelde van datgene wat mevr. Kalt beweert.
  Ik ga in op amendement nr. 331 van mevr. Kalt inzake commerciële buitenreclame. Zij vraagt het niet meer toe te staan reclame op de lichtmasten te maken en het contract te beëindigen. Dat is immers een verprutsing van het zicht en een ontsiering van de openbare ruimte. Dat zou echter een gat slaan in de gemeentebegroting voor een structureel bedrag van 1,2 miljoen euro. Daarbij komt dat het sluiten van dit contract niet een bevoegdheid is van de centrale stad, maar van de stadsdelen. Wij doen dat namens en voor de stadsdelen. Het ene deel komt in onze kas en het andere in die van de stadsdelen. Daarbij komt dat de stuurgroep van de stadsdelen - daarin heeft een aantal stadsdeelbestuurders zitting - die over de openbare ruimte en de verlichting gaan, heeft aangegeven dat zij dit contract opnieuw wil afsluiten.
   (De VOORZITTER: Ik verzoek u wat haast te maken. Begrijp ik het goed dat u het amendement ontraadt?)
 Nee, ik geef slechts aan dat de tekst niet correct is.
  Tot slot ga ik in op amendement nr. 350 van mevr. Kalt inzake een fonds voor behoud en uitbreiding van groen. Wij houden daarover een verschil van mening. Het College heeft in het programakkoord 10 miljoen euro voor groen vrijgemaakt. Mevr. Kalt wil daarvoor 4 miljoen euro bijplussen in een fonds, terwijl wij juist bezig zijn met het zoveel mogelijk afschaffen van de fondsen. Daarbij komt dat datgene wat zij wil, niet aan ons is. Er is namelijk sprake van een stadsdeelbevoegdheid. Het stadsdeel moet daarvoor dus zelf ruimte vrijmaken. De stadsdelen zijn namelijk verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte, tenzij er grootschalige groenprojecten zijn. Daarvoor is dat bedrag bestemd. Daarvoor heeft de Raad kort geleden een verdelingsvoorstel ontvangen. Het College ontraadt dit amendement derhalve.
 
  Wethouder OUDKERK: Mijnheer de Voorzitter. De eerste vraag van de PvdA-fractie had betrekking op het armoedebeleid. De verwachting is dat het Rijk de middelen daarvoor fors gaat beperken. Dat is de reden van het feit dat het College heeft gemeend de middelen waarover het voor het armoedebeleid beschikt in categorie F te moeten plaatsen. Dat houdt in dat het ongewenst is deze te betrekken bij de ombuigingsoperatie. Dat komt terug bij de voorstellen voor de begroting, omdat pas op Prinsjesdag duidelijk wordt welke van de kabinetsvoorstellen tot daadwerkelijke uitvoering komen. Er staat nu een korting van 50 procent op de bijzondere bijstand op grond van de nieuwe Wet werk en inkomen. Ik kan mij echter voorstellen dat de Tweede Kamer uitgaat van een kleiner percentage. Ik kan nu dus nog niet met voorstellen komen over compensatie van de Plusregeling en diverse andere regelingen die wij van het Rijk straks niet meer mogen inzetten. Wel mag duidelijk zijn dat wij dat willen.
  De heer Van Poelgeest heeft een vraag gesteld over het Kringloopproject. Hij vroeg zich onder andere af of daarvoor dezelfde maatstaven gelden als voor alle andere instituties die met de gesubsidieerde arbeid te maken hebben.
   (De heer VAN POELGEEST: Ik doelde niet op het Kringloopproject. Ik heb een voorbeeld gegeven van een bedrijf waar veel personen met een ID-baan werkzaam zijn die goed werk verrichten.)
  Dat is correct. Ook voor dit project geldt dat wij voor dit jaar een vangnetregeling hebben opgesteld. Dat neemt echter niet het probleem weg vanaf 2004, want dan begint het namelijk pas werkelijk. Binnenkort ontvangt de Raad een nieuw model - wellicht is dat een hoofdstedelijk model - waaruit blijkt op welke wijze wij in de toekomst met de gesubsidieerde arbeid omgaan en op welke manier wij dat gaan financieren. De financiële invulling daarvan komt pas na Prinsjesdag aan de orde, omdat dan pas exact duidelijk is of Amsterdam nog extra wordt gekort op de gesubsidieerde arbeid.
  Er is een vraag gesteld over het bedrag van 12,5 miljoen euro dat is ingeboekt op het Fonds werk en inkomen in 2006. Wethouder Dales heeft ooit gesproken over de categorie `eerst zien en dan geloven'. Wij nemen waar dat het ons vorig jaar dankzij de Megabanenmarkt is gelukt ongeveer 7000 personen uit de bijstand te krijgen. Als wij op de achterzijde van een sigarendoos een rekensom maken - ik doe dat opzettelijk op die wijze - levert ons dat 84 miljoen euro op, waarvan de gemeente Amsterdam op dit moment slechts 21 miljoen euro krijgt. Van dat bedrag wordt namelijk 75 procent door het Rijk teruggevorderd. Per 1 januari 2004 treedt de nieuwe wet in werking. De gemeente is dan voor 100 procent verantwoordelijk - dat gebeurt overigens in stappen - en dus volledig risicodragend. Als Amsterdam erin slaagt ten opzichte van Rotterdam, Den Haag en Utrecht in 2006, 1000 personen extra uit de bijstand te halen, zou zij dat bedrag van 12,5 miljoen euro - dat is ongeveer 12.500 euro maal 1000 - al binnen hebben. Dat zou kunnen, maar ik ga hier geen knollen voor citroenen verkopen. Het is ook mogelijk dat de conjunctuur en de economie zodanig tegenvallen dat wij met grote problemen te maken krijgen, maar dan worden wij door het Rijk gecompenseerd. Dat maakt namelijk ook deel uit van de nieuwe Wet werk en inkomen. Dat bedrag van 12,5 miljoen euro is dus gebaseerd op 1000 personen extra uit de bijstand naar een baan ten opzichte van Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Gezien de resultaten van vorig jaar - wij hebben 10 procent van de betrokkenen uit de bijstand gehaald, hetgeen ten opzichte van de andere steden veel meer was, want die stonden op respectievelijk 0 en 0,5 procent - meen ik dat wij dat met enig vertrouwen kunnen tegemoetzien.
   (De heer ZAFER YURDAKUL: U heeft deze bezuiniging geboekt in het jaar 2006. Wij begrijpen waarom, maar niet wat de reden is van het feit dat dit niet eerder kan.)
  Ik ga niet wachten tot 2006. Als er meer personen uit de bijstand komen, aan het werk gaan en dat meer oplevert, is dat des te beter. Toch ben ik voorzichtig gebleven. Ik wil namelijk niet een schatting doen voor 2004 en 2005 zonder dat ik een en ander kan waarmaken. Dat is dus een voorzichtige schatting, gebaseerd op 1000 personen extra. Dat neemt niet weg dat ik graag nu al zou tekenen voor alles wat meer kan in dat jaar en de jaren daarvoor.
   (De heer VAN POELGEEST: Wethouder Oudkerk legt zich vast op die taakstelling. Mocht het onverhoopt niet lukken, welke alternatieven komen dan in beeld? Dan moet hij dit immers binnen zijn eigen portefeuille oplossen.)
  Ik meen dat de heer Van Poelgeest heeft gevraagd of bekostiging uit het armoedegeld dan nodig is. Dat is absoluut niet de bedoeling. Wij moeten dat dan op een andere manier realiseren. Ik ben wel bereid in te gaan op allerlei mogelijkheden, maar ik ga daar maar niet vanuit. Naar mijn idee moet het haalbaar zijn 1000 personen extra uit de bijstand te krijgen.
   (De heer VAN POELGEEST: Zit die taakstelling wel in uw portefeuille? Kunt u dan niet in 2006 tegen wethouder Dales zeggen dat u alles heeft gedaan, maar dat het slechts met 500 personen is gelukt?)
  Dat kan ik altijd zeggen, maar het gaat er natuurlijk meer om op welke wijze dat uiteindelijk wordt gedekt. Zowel vanuit het Rijk als vanuit de gemeente zijn er voldoende uitlaatkleppen waardoor ik het wel aandurf die taakstelling binnen mijn portefeuille op mij te nemen, maar niemand is aan het onmogelijke gehouden. Ook wethouder Van der Horst heeft dat opgemerkt. Als de conjunctuur en de economie volkomen in elkaar zakken, of UWV en CWI zodanig gaan werken dat 1000 personen extra per maand in de bijstand terechtkomen, houdt het op een gegeven moment natuurlijk op. Ik neem echter niet aan dat de andere collegeleden in dat geval van mening zijn dat ik dat zelf moet oplossen. Dan is er namelijk sprake van een groot gezamenlijk probleem.
    (De heer ZAFER YURDAKUL: U zegt dat, als de doelstelling van 1000 personen uit de bijstand niet wordt gerealiseerd, u bij de buurman om geld kunt vragen. Beseft u wel dat daarover pas in 2006 duidelijkheid is en dat u dan weg bent? Wie moeten wij dan op het resultaat afrekenen?)
  Er gaan nu allerlei antwoorden door mijn hoofd die ik niet hardop zal uitspreken. Ik realiseer mij dat daarover in 2006 duidelijkheid is. Ik weet niet of ik dan of eerder weg ben. Niemand weet immers hoe het leven verloopt. Burgemeester Cohen heeft ooit gezegd dat de mogelijkheid bestaat onder een tram te komen. Dat kan ook vóór 2006 gebeuren. Met betrekking tot de trajectplannen van cliënten werd opgemerkt dat wij in 2002 voor 40.000 personen met een uitkering een traject zouden uitzetten. Dat is niet juist. In het kader van het plan Niemand aan de Kant, is het de bedoeling dat in 2006 te hebben gerealiseerd. Voor 2002 - dat is het eerste jaar - gold dat dus voor ongeveer 15.000 personen. Dat hebben wij gehaald. De komende jaren moet er voor meer personen een traject zijn en uiteindelijk dienen wij op 40.000 uit te komen, ook in het kader van de agenda voor de toekomst.
    (De heer ZAFER YURDAKUL: Ik begrijp de wethouder niet.)
   (De VOORZITTER: Ik geef nu het woord aan de heer Res.)
   (De heer RES: Ik hoorde de wethouder met betrekking tot de ID-banen zeggen dat hij na Prinsjesdag verneemt voor welk bedrag de gemeente Amsterdam eventueel extra wordt gekort. Heb ik dat goed begrepen?)
  Pas nadat de begroting van Sociale Zaken op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is gepresenteerd, weten wij wat in het kader van de Wet Werk en bijstand de hoogte van het bedrag is. De financieringsstromen zullen totaal veranderen, want de ID-regeling en de Wiw-regeling verdwijnen. Het wordt een grote zak met geld. Dan weten wij ook wat de gemeente Amsterdam in de jaren 2004, 2005 en 2006 eventueel tekort komt.
   (De heer RES: Vanaf 2004 krijgen wij beleidsvrijheid op veel terreinen. Als er geld beschikbaar is, kunnen wij met elkaar afspreken wat het aantal banen is dat wij in stand houden.)
  De absolute randvoorwaarde is dat daarvoor geld beschikbaar is.
   (De heer RES: Ja.)
  Daarbij komt dat wij banen in stand moeten houden die nuttig en noodzakelijk zijn. De Raad en het College hebben dan de volledige beleidsvrijheid om dat op een veel minder strenge manier in te zetten.
   (De heer RES: Nu lijkt het vaak alsof alles van bovenaf wordt geregeld, maar dan zijn wij daadwerkelijk zelf voor die zaken verantwoordelijk.)
  Ja, maar dan worden wij ook risicodrager voor wat betreft de effecten. Het heeft altijd voor- en nadelen.
   (Mevr. ASANTE: Het lijkt alsof u nu zegt dat u voor het vervolg van uw werkzaamheden afhankelijk bent van het geld uit Den Haag. U geeft aan dat dit belangrijk is voor de toekomst van de gesubsidieerde arbeid. Ik herinner het College eraan dat het heeft toegezegd te streven naar het behoud van alle ID-banen, ongeacht het feit of Den Haag geld beschikbaar stelt. Graag wil ik dat het College uitspreekt dat het zich daaraan houdt. Deze week was ik bij een organisatie die volledig draait op medewerkers met een ID-baan. De directeur heeft mij gevraagd wat hij na 2004 met zijn personeelsleden moet doen. Kunt u die vraag beantwoorden?)
  Ik ken die organisatie niet, maar ik weet dat die ID-banen behouden blijven. Onder andere de fractie van mevr. Asante heeft het programakkoord ondertekend. Daarin is dat klip en klaar verwoord. Het gaat er echter om op welke wijze wij dat doen. Ik ben er nog steeds voorstander van dat zoveel mogelijk medewerkers met een ID-baan doorstromen naar een reguliere baan.
Ook wethouder Van der Horst heeft daarover zojuist een opmerking. gemaakt. Als wij in de haven 1000 tot 1500 reguliere banen voor jongeren kunnen creëren, terwijl die anders misschien een gesubsidieerde baan zouden krijgen, kies ik daarvoor. Reguliere banen hebben wat mij betreft de voorkeur. In het najaar spreek ik met de Raad over al die vormen. Wat dat betreft, staat het programakkoord als basis garant voor het streven naar het behoud van die belangrijke banen. Daarover bestaat geen enkel misverstand.
    (De heer VAN POELGEEST: Ik heb dat voorbeeld van die locatie niet zomaar genoemd. Ik wil geen verstoppertje spelen. Daar werken 36 personen, maar het merendeel daarvan zal nooit doorstromen. Toch moeten die banen blijven bestaan. Als wij daarvoor geen geld van Den Haag krijgen, moeten wij bereid zijn dat zelf bij te leggen.)
 Daarover bestaat geen enkel misverstand. Dat willen wij ook.
  Twee weken geleden bespraken wij in het College het model voor het op een nieuwe manier omgaan met de gesubsidieerde arbeid in Amsterdam. De financiële invulling daarvan is afhankelijk van de inkomsten uit Den Haag en het bedrag dat de gemeente Amsterdam zelf bijlegt. Voor mij staat dat als een paal boven water. Ik ben het met de heer Van Poelgeest eens dat helaas voor een groot aantal Amsterdammers geldt dat zij waarschijnlijk nooit doorstromen. Toch doen die medewerkers nuttig werk en daarom moeten die banen behouden blijven.
   (Mevr. VAN DER WIEKEN-DE LEEUW: De wethouder zegt dat die ID-banen behouden blijven. Als er straks een grote zak met geld is waaruit wij de bijstand moeten betalen, moet duidelijk zijn dat personen die om welke reden dan ook niet kunnen werken, hun geld eerst dienen te krijgen en dat wij van de rest alleen ID-banen kunnen financieren. Het is best mogelijk dat daarvoor in een neergaande conjunctuur een beperkte hoeveelheid geld beschikbaar is, ook gezien het feit dat daarvoor in onze rompbegroting niet een onbeperkt bedrag is opgenomen. Het is daarom misschien nodig op een bepaald moment te zeggen dat wij diverse ID-banen niet kunnen financieren. Zegt de wethouder dat die banen behouden blijven, ongeacht de overheidsfinanciering?)
  Nee. Het is niet mogelijk per definitie een baangarantie te geven. Ik geef een voorbeeld. Het is nu niet toegestaan uitkeringsgeld te gebruiken voor het creëren van een baan. Het is een uitkering, of niets. Straks mag ik het bedrag van 12.500 euro vrij gebruiken om in Amsterdam een gesubsidieerde baan in het leven te roepen of te behouden. Misschien moet daar overigens wel wat geld bij. Die beleidsvrijheid wil ik straks graag met de Raad delen. De nieuwe wet biedt eveneens veel kansen, al levert de budgetverantwoordelijkheid natuurlijk ook een bedreiging op.
  Ik ga in op amendement nr. 302. Het College is verheugd over het feit dat in de Raad veel steun is voor datgene wat het in de Voorjaarsnota heeft genoemd. Ik doel dan op onderwijs, werkgelegenheid en jeugdwerkloosheid. Bij B wordt gevraagd de jeugdwerkloosheid te bestrijden door uitbreiding van het Jeugdwerkgarantieplan. Dat raad ik af, want het Jeugdwerkgarantieplan bestaat niet meer en uitbreiding van nul is nul. Als de indieners daarmee allerlei maatregelen bedoelen om de jeugd zoveel mogelijk aan het werk te helpen, vind ik dat goed. Het Jeugdwerkgarantieplan is door Wiw-regelingen vervangen. Bij C wordt een aantal banen genoemd dat behouden moet blijven, zoals de stadswacht, de conciërge, de klassenassistent, de conducteur op de tram enzovoort. Ik neem echter aan dat de indieners er ook voorstander van zijn klassenassistenten, conducteurs en conciërges aan reguliere arbeid te helpen. Het gaat niet om het in stand houden van gesubsidieerde arbeid.
   (De heer ASSCHER: Om tijd te besparen, antwoord ik meteen bevestigend op die vraag. Dat doe ik ook in antwoord op de vraag die de heer Van Poelgeest gisteren heeft gesteld.)
  Dat is dan snel geregeld. Ik ben blij met de ondersteuning voor onderwijs en geef nogmaals aan dat ons bestuurlijk stelsel zodanig is opgebouwd dat de Raad en het College verantwoordelijk zijn voor het voortgezet onderwijs. De stadsdelen zijn voor het opknappen van hun basisscholen afhankelijk van de stadsdeelfinanciën. Wij moeten voorkomen dat in Amsterdam de situatie ontstaat dat het ene wel is opgeknapt en het andere niet.
  Ik ga in op het bedrag van 2,5 miljoen euro incidenteel voor verbetering en modernisering van de inventaris van VMBO-scholen. Ik ben er voorstander van aan die incidentele middelen voorwaarden te verbinden. Over ongeveer een week teken ik met de VMBO-scholen een soort regionaal arrangement en ik ben van mening dat daar iets tegenover mag staan. Als zij die incidentele middelen krijgen, moeten zij de afspraken in dat regionale contract nakomen. Wat dat betreft ben ik voorstander van resultaatsafspraken.
  Het amendement van de heer Van Poelgeest en mevr. Sargentini, nr. 313, heeft betrekking op de gesubsidieerde arbeid. Met de overwegingen heb ik geen problemen. De indieners verzoeken mij bij de begroting een voorstel te doen voor een compensatieregeling voor de reiskorting op de gesubsidieerde arbeid. Dat is sympathiek, maar ik doe een ander voorstel. Ik ga niet uit van slechts een compensatieregeling voor reiskortingen. Ik wil met de Raad van gedachten wisselen over de vraag op welke wijze wij de gesubsidieerde arbeid en het omzetten daarvan in reguliere arbeid gaan vormgeven, rekening houdend met personen die niet kunnen doorstromen. Als ik nu toezeg daarvoor 7 of 9 miljoen euro te reserveren, vindt men dat in Den Haag reuze gemakkelijk. Dan is dat immers geregeld. Dat geldt ook voor amendement nr. 351 van mevr. Kalt. Zij vraagt 9 miljoen euro van de structurele ruimte in te zetten voor het behoud van een deel van de Wiw-banen. Het is misschien wat prematuur dat te doen. Ik sluit daarmee niet uit dat dit straks kan en moet. Maar als ik dat nu doe, weet ik wat de inhoud is van de brief die ik morgen uit Den Haag krijg. Dat zal een dankbrief zijn.
   (De heer VAN POELGEEST: Ik begrijp uw probleem goed, maar speel de bal terug. De spelregels zijn dat de Raad bij de Voorjaarsnota de grote bestedingsrichtingen mag aangeven. Ik ben bereid het amendement in te trekken, maar dan wens ik in december niet van wethouder Dales te horen dat ik in juni een motie had moeten indienen met de vraag daarvoor een behoorlijk bedrag vrij te maken.)
  Als de heer Van Poelgeest amendement nr. 302 van de leden Asscher, Huffnagel en Res steunt, valt daaronder het eerste bolletje van C. Naar mijn idee staat daarin precies hetzelfde.
   (De heer VAN POELGEEST: Dat wil ik best steunen, maar misschien vind ik het daarin genoemde bedrag te laag. Dat vind ik veel te absoluut, maar dat is mijn probleem. Ik wil in december echter niet van het College horen dat ik dat in juni moest regelen. Ik verzoek het College dat toe te zeggen.)
  Naar mijn idee heb ik de intentie van de gesubsidieerde arbeid inmiddels diverse malen duidelijk uitgelegd.
  De amendementen nrs. 339 en 334 van mevr. Kalt zijn naar mijn idee niet meer opportuun, omdat wethouder Dales zojuist heeft opgemerkt dat wij in het najaar vervolg geven aan het idee van het opstellen van criteria en dat wij vervolgens bepalen wat er gebeurt.
 
 Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Zojuist werd een discussie gevoerd over de oude moties. Daarin komt onveranderlijk het woord `betrekken' voor en niet `dekken'. De reden daarvoor is dat de indieners van een dergelijke motie bij de begroting niet een meerderheid voor een dekking konden organiseren. De meerderheid van de Raad vindt het dan goed in het amendement het woord `betrekken' op te nemen. Dat betekent echter niet meer dan `denken aan' en dat heeft het College gedaan.
   (Mevr. BRUINES: In de toelichting bij die moties staat ook dat de mogelijkheden van veel van deze voorstellen worden onderzocht en dat het College daarop terugkomt. `Betrekken bij' is ook voortgekomen uit de beantwoording van het College indertijd. Het heeft namelijk opgemerkt dat het goed moest onderhandelen over het juiste bedrag en heeft de Raad verzocht nog geen bedrag op te nemen. Ik vind het dan ook flauw dat u dat op deze manier pareert.)
  De heer Van Poelgeest heeft op hoge toon gezegd dat het College die moties moet uitvoeren. Ik geef aan dat het College dat doet. Het denkt daar namelijk aan.
   (De heer VAN POELGEEST: Hoe weet ik voor sommige moties wat de hoogte is van het bedrag? Het College is daarop immers nog niet ingegaan.)
  Ik stel voor die discussie te voeren op een moment dat daarvoor meer tijd beschikbaar is. Die dient overigens te worden gevoerd met de wethouder voor Financiën, die daarvoor verantwoordelijk is.
  Amendement nr. 308 van de heer Goring heeft betrekking op het Zoeklichtproject en de particuliere huurvoorraad. Er is nog een brief van mij nagekomen, maar die was betrekkelijk laat. Ik weet dus niet of de heer Goring die al heeft kunnen lezen.
   (De heer GORING: Ik heb die gistermiddag gelezen. Ik begrijp dat die begin deze week is gestuurd. Dat is inderdaad betrekkelijk laat.)
  Het spijt mij, maar ik kwam terug uit Canada.
  De beantwoording van de schriftelijke vragen volgt nog. Ik geef de heer Goring in overweging die antwoorden af te wachten en het amendement aan te houden.
  Mevr. Kalt heeft amendement nr. 344 ingediend over de Amsterdamse Middensegment Hypotheek. Over dat onderwerp hebben wij in deze Raad reeds driemaal gesproken. Ik verwijs daarom naar de notulen van de raadsvergaderingen waarin zij de argumentatie van het College kan lezen.
 
  Wethouder mevr. BELLIOT: Mijnheer de Voorzitter. De discussie over de cultuur hebben wij gisteren gevoerd.
  Met betrekking tot de portefeuille Zorg merk ik op dat ik uiteraard content ben met het bedrag van 3,5 miljoen euro. Dat betreft amendement nr. 302. De Raad begrijpt dat ik met dat bedrag nogal wat problemen kan oplossen op het gebied van de maatschappelijke opvang. Ik doel dan ook op de plannen die tot doel hebben in de verslavingszorg een inhaalslag te maken, op het gebied van de vrouwenopvang en andere opvang.
   (Mevr. CODRINGTON: Betekent dit dat mijn motie nr. 868 uit 2002 over de maatschappelijke opvang voortgang vindt? U bent immers al bezig met de uitwerking daarvan.)
  Dat is absoluut het geval.
  Mevr. Codrington heeft gisteren een amendement ingediend over het niet laten vrijvallen van het restantbedrag Wvg-reserve. Het betreft amendement nr. 311. Ik heb haar naar blz. 17 van de nota verwezen en ik wijs er nogmaals op dat de wethouder voor Financiën en ik dat bedrag van 4,6 miljoen euro hebben teruggeploegd. Het amendement is daarom overbodig.
   (Mevr. CODRINGTON: De uitleg van wethouder Dales was duidelijk. Die was duidelijker dan die van wethouder Belliot in de commissie en de brief die ik begin deze week over de Wvg-reserve ontving. Daarin heeft de wethouder toegezegd dat zij in het najaar met een nadere uitwerking komt met betrekking tot die vrijval van 2,4 miljoen euro. Als dat het antwoord is, trek ik het amendement in.)
  Ja. Ik zal het nader specificeren. Wij beschikken over een bedrag van 2,3 miljoen euro aan egalisatiereserve en 2,3 miljoen aan stimuleringsbudget. Daar gaat het om.
   (De VOORZITTER: Begrijp ik het goed dat amendement nr. 311 is ingetrokken?)
    (Mevr. CODRINGTON: Ja.)
  Amendement nr. 316 heeft betrekking op een gemeentebrede taakstellende ombuiging van de gemeentelijke subsidieverstrekkingen in 2005 en 2006. Voor mijn portefeuille Zorg geldt dat op een duidelijke manier wordt omgegaan met meerjarige subsidies. Daarover vindt op goede wijze evaluatie plaats en daarover wordt eveneens verantwoording afgelegd. Wat dat betreft zit het goed. Ik ben daarom van mening dat het aannemen van dit amendement niet zinvol is.
  Ik ga in op amendement nr. 329 van mevr. Kalt inzake de subsidie voor WAO-belangenorganisaties. Als het gaat om deze projecten, kies ik voor de kerntaken. Ik heb vertrouwen in de reïntegratietrajecten bij de Gemeentelijke Sociale Dienst. Naar mijn idee kunnen veel van die personen daar terecht. Derhalve breng ik geen positief preadvies op het amendement uit.
  Mevr. Kalt heeft diverse amendementen ingediend op het gebied van cultuur. Ik noem de amendementen nrs. 345 inzake de voorliggende bezuinigingen op het Amsterdams Historisch Museum, 346 inzake de voorgestelde tariefverhoging van het Amsterdams Historisch Museum en 352 inzake geld voor toegankelijkheid van cultuur. Veel zal afhangen van wat er met amendement nr. 309 gebeurt inzake de wijziging van de ombuigingsvoorstellen A tot en met E in de bijlage van de Voorjaarsnota 2003. Als het coalitieamendement wordt aangenomen, is het gevolg bekend.
  Op amendement nr. 302 inzake specifieke uitgaven ten laste van de begroting voor 2004 ben ik reeds ingegaan. De vraag is of de Raad akkoord gaat met het bedrag van 6 miljoen euro dat het College voorstelt - ik doel dan op de taakstelling cultuurdiensten - of dat hij zich voegt naar het bedrag van 4 miljoen euro dat door de coalitiepartijen wordt voorgesteld.
  Op amendement nr. 323 van de fractie van D66 inzake het afzien van ombuigingsvoorstel 291 geef ik geen positief preadvies. Ik ben namelijk van mening dat ook ik in de ombuigingsoperatie mijn verantwoordelijkheid moet nemen voor de portefeuille Cultuur.
  Op amendement nr. 338 van mevr. Kalt inzake de taakstellende bezuiniging op kunst en cultuur ben ik reeds ingegaan.
  Met betrekking tot amendement nr. 354 inzake het aanstellen van ambassadeurs voor het Stedelijk Museum zeg ik toe dat ik dat idee van mevr. Van Oudenallen zal betrekken bij de plannen betreffende de verzelfstandiging van het stedelijk Museum.
  In amendement nr. 355 stelt mevr. Van Oudenallen voor een oplossing te zoeken voor de collectie van het Stedelijk Museum. Daarbij stelt zij voor mogelijk iets van de collectie te verkopen. Dat vind ik geen positief idee. Bij de herontwikkeling van het museum gaan wij juist op zoek naar mogelijkheden om de collectie te waarborgen. Ik pleit ervoor de collectie in eigen hand te houden. Dat is namelijk publiek bezit. Het lijkt mij niet een goed idee tot verkoop over te gaan.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Dat is wat kort door de bocht geformuleerd. Ik stel voor na te gaan of een aantal werken na zoveel jaren niet overtollig is. Dat gebeurt vaker. Een huis is op een gegeven moment ook vol. Als wij geen geld hebben voor nieuwe kunstwerken, is het misschien goed een deel van de collectie te verkopen en daardoor weer een nieuwe samen te stellen.)
  Ik ben benieuwd naar uw definitie van `overtollig'.
   (De VOORZITTER: Het lijkt mij verstandig daarop in tweede termijn in te gaan.)
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Het is een gevoelig punt, maar als er 50.000 werken zijn, is het misschien verstandig daarover de gedachten te laten gaan.)
   (De VOORZITTER: Ik stel voor daarop in tweede termijn nader in te gaan.)
  Ik ga niet akkoord met het voorstel na te denken over de verkoop van de collectie of delen daarvan.
  Amendement nr. 356 inzake de bruikleenovereenkomst met het Rijk voor de Nachtwacht is eveneens van mevr. Van Oudenallen. Die afspraken zijn in de negentiende eeuw gemaakt. Toen is nagedacht over de vraag of het Rijksmuseum in Den Haag, of Amsterdam moest komen. Er is voor Amsterdam gekozen met als afspraak dat er sprake is van een eeuwigdurende bruikleen.
    (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik vraag u die bruikleenovereenkomst nogmaals onder de loep te nemen. U zegt nu iets wat niet overeenstemt met de gegevens waarover ik beschik. Ik verzoek u dat aan de commissie over te laten. Als u mij toezegt dat wij de bruikleenovereenkomst kunnen agenderen voor bespreking in de commissie, is dat voldoende.)
  Het is natuurlijk altijd mogelijk de overeenkomst te agenderen en daarover in de commissie te spreken, maar mijn antwoord zal hetzelfde zijn.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Wij verschillen van mening.)
  Als mevr. Van Oudenallen over andere informatie beschikt, verzoek ik haar een notitie in te dienen.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik heb dat stuk gisteren aan u overhandigd en dat is vanmiddag naar de griffier gegaan.)
 Ik heb één pagina van u ontvangen.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Nee, dat is niet correct.)
 Ik preadviseer amendement nr. 356 negatief.
 
  Het amendement-Codrington (nr. 311), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
 
 De VOORZITTER: Ik constateer dat de aandacht enigszins verslapt en stel daarom voor vijf minuten te pauzeren.
 
  De vergadering wordt van 15.32 tot 15.42 uur geschorst.
 
  De Burgemeester neemt het presidium weer op zich.
 
 De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer Asscher.
 
 De heer ASSCHER: Mijnheer de Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Er zijn nog enkele punten blijven liggen. Wethouder Dales begon zijn betoog met 'politiek is kiezen' en ik meen dat dit precies is wat deze Raad aan het doen is. Ik meen dat dit een goede zaak is. Ik meen ook dat wij moeten uitkijken elkaar te veel te gaan beschuldigen van slappe verhalen en te veel te gaan difficulteren over de sommetjes. Deze operatie zal tot een goed einde komen. Dat is een compliment waard aan het College, maar volgens mij ook aan deze Raad. Dan zal ik nu met liefde het debat aangaan over de punten die het College heeft aangestipt voor opheldering.
  Eerst de rekening. Ik ben het ermee eens dat het jammer is dat daarvoor nu weinig aandacht is. Wij moeten dat dus goed doen in het najaar. Dat moeten wij echt serieus gaan doen, want het is een mooi boek en daarvan moeten wij gebruikmaken.
  Wethouder Dales verwijt mij gebrek aan motivering bij het bedrag van 5 miljoen euro dat wij niet willen steken in de dotatie voor het Nissanterrein. Ja, natuurlijk is dat arbitrair, natuurlijk moet dat sommetje rond. Volgens mij doet wethouder Dales zijn werk precies op die manier. Is het onverantwoord? Nee, want wij willen absoluut niet een onverantwoord financieel beleid. En wethouder Dales gaat straks ook niet zeggen dat dit onverantwoord is, want dat is het niet. Het is wel scherp aan de wind varen. Daar zijn wij voor, want wij willen het geld nu uitgeven in Amsterdam. Vandaar.
  Hetzelfde geldt min of meer voor de dotatie van 8,5 miljoen euro aan het weerstandsvermogen. Wethouder Dales zegt: ' Dit is om het op het niveau van 80 miljoen euro te krijgen.' Als men alle optellingen optelt die in de rest van die Rekening worden gedaan, komt men ruim boven de 100 miljoen euro. Dus dan is wethouder Dales volgens mij een tevreden mens. Dit is trouwens toch wat mij opvalt: hij straalt een serene rust uit en ik hoop dat dit nog even zo kan blijven, want het gaat allemaal niet zo slecht. Dit over de rekening.
 Ik kom op de subsidies, want daar ging het een beetje mis in zijn beantwoording. Wat is nu onze bedoeling met die subsidies? Onze bedoeling is om het wel degelijk gemeentebreed te gaan doen. Dit betekent in de portefeuille van wethouder Dales, in die van wethouder Maij en in die van wethouder Oudkerk, dat overal die subsidies boven tafel moeten komen. Dit moet op een gestructureerde manier gebeuren. Waarom is dit exclusief de kunst? Omdat wij die juist als een voorbeeld beschouwen van hoe het moet. Er is een onafhankelijk adviesorgaan, er is een vaste termijn, dat wordt gestructureerd gedaan. Op die manier kan men dus op een fatsoenlijke manier omgaan met de instellingen, of dit nu maatschappelijke instellingen, kunstinstellingen of andere zijn. Dat is wat wij hier hebben willen bereiken. Het gaat niet om het niet aandurven van keuzes. Natuurlijk, politiek is kiezen, maar als men de motivering beziet: wethouder Dales zegt in zijn beantwoording dat die motivering prachtig is gedaan. Ik zal twee voorbeelden noemen.
  Bij voorstel 5.2.8, over de beëindiging van subsidie aan NME – Natuur- en Milieueducatie – staat in de toelichting: "Korten heeft als gevolg dat het NME-Centrum in haar bestaansrecht wordt aangetast. Bekend is dat het NME-Centrum geen al te rijke organisatie is en het werk wel erg gewaardeerd wordt." Het gaat dan om schooltuinen enz. Ik weet niet welk criterium dit nu was. En dan de motivering voor het korten op de organisatie ZAMI. Daarbij staat letterlijk: "Honderd procent ombuigen is mogelijk geen beleidsprioriteit." Een ijzersterk verhaal, maar toch niet helemaal overtuigend, want die beleidsprioriteiten staan er niet bij, dus dat gaan wij beter doen. Wethouder Dales zegt: 'Dat werk is al volmaakt', maar wij , en met ons een aantal andere fracties en een aantal organisaties, menen: 'Dit moet beter en dit kan beter.'
   (Wethouder DALES: En nu uw argument voor die 2,5 miljoen euro.)
  Die 2,5 miljoen euro, dat ben ik met u eens, dat is een bedrag dat eigenlijk een peulenschil is. Dat is heel weinig. Waarom moet men er toch zo'n bedrag, zo'n taakstelling, opzetten? Omdat wij als Raad eerder moties hebben aangenomen over het subsidiesysteem. Daarin stond dat wij het beter moeten bezien, dat het inzichtelijker moet zijn, enzovoort. Maar u weet als wethouder Financiën als geen ander dat er wel een taakstelling moet zijn, wil er wat beweging komen. Het is een begin.
   (Wethouder DALES: Waarom dan geen 10 miljoen euro? Doe dan 10, doe dan wat.)
  Wij beginnen nu met 2,5 miljoen euro. Als dan al duidelijk is dat het 10 miljoen kan worden¼
   (Wethouder DALES: Gewoon, hup, een beetje de toeter erin!)
  Nee, die toeter krijgt de Burgemeester al om zijn oren. Wij beginnen met 2,5 miljoen euro en dan zullen wij in september a.s. bezien of er niet meer mogelijk is.
   De VOORZITTER: Dat is een redenering die mij wel aanspreekt.)
  Ik kom op de bestedingen. Wethouder Dales vraagt naar de weging van het bestedingsamendement, of daaraan wel concrete plannen ten grondslag liggen. Dat is natuurlijk waarom het ons hier gaat. Ombuigen is investeren. Veel concreter dan dat wordt het niet. Bij het onderwijs bijvoorbeeld gaan wij daarvan straks zestig scholen opknappen. Als dat niet concreet is. Daar wordt het geld aan besteed. Daarmee moet wethouder Dales ontzettend blij zijn. Daar gaat het om.
  Vandaag staat in de krant dat de werkloosheid de 400.000 personen haalt. Dat lijkt mij een concreet probleem, ook een concreet probleem voor deze stad, dus maken wij nu middelen vrij om deze mensen te gaan activeren. Dat is cruciaal voor de stad. Dan zegt wethouder Dales: 'U maakt met die som alle ruimte op, al het geld wordt uitgegeven.' Dat klopt. Wij gingen niet meer oppotten, wij gingen het geld investeren. Dus hebben wij er in die rekensom inderdaad voor gekozen, met de fracties van VVD en CDA, om aan de echt allerbelangrijkste punten het meeste geld uit te geven. Dat moeten wij ook doen.
  Wat als er een ramp gebeurt, als er in de tussentijd een vliegtuig op het dak van dit huis landt? Ja, dan wordt alles anders, dat begrijp ik ook wel. Dan moeten wij alles herbezien en dan gaan wij bij de begroting alles anders indelen. Dit zijn onze investeringsrichtingen, dit zijn onze bestedingsrichtingen. Daarmee kan het College alleen maar zijn voordeel doen. Het is aan hem om dat om te zetten in concrete plannen. Dat wordt ook in het amendement gevraagd. Dat is zijn werk. Het is in die zin onze uitvoeringsinstantie, en dat is het van harte toevertrouwd. Concrete richtingen, met bedragen.
  Ik kom nog op het sommetje, er komt alweer een compliment aan. Wethouder Dales is zonder enige twijfel de beste boekhouder van de stad. Hij is van het boekhouden, wij zijn van het investeren. Zo'n foutje van het casino, dat neem ik hem niet kwalijk, dat moet kunnen. Dus als blijkt dat er uiteindelijk in die optelsom minder geld is, dan is er minder geld. Tot het onmogelijke is niemand gehouden. Het amendement is echter zeer helder. De optelling klopt. Laat er misschien 0,5 miljoen euro niet kloppen, dat is aan hem.
    (Wethouder DALES: De optelling van uw uitgaven klopt wel, maar aan de dekkingskant zit een probleem. U zult het mij niet kwalijk nemen dat ik dat wel even in orde zal maken. Er komt een keurig lijstje, daar staat het allemaal prima op, en ik weet zeker dat wij daar binnen een minuut helemaal uit zijn.)
  Daar bent u voor, dat is prima.
   (Wethouder DALES: Onder meer ben ik daarvoor.)
  Bovendien vroeg u mij ook: 'Vindt u het dan wel goed als ik ook nog andere dekkingsmiddelen zoek en aan u presenteer.' Dat lijkt mij uitstekend. Daar bent u, alweer, voor, voor het boekhouden en wij geven de investeringen aan, dan komt het helemaal goed.
  Dan zegt u: 'Dat Stadsdeelfonds, wat heeft dat nu eigenlijk voor zin? 3 miljoen euro, wat kunnen zij daarmee? Als men het per straat berekent, blijft er misschien een euro over.' Zo een soort redenering zet u op. Ik meen dat het wel degelijk belangrijk is, ik meen dat het wel degelijk veel geld is. Bovendien komt er in deze operatie ook in 2005 structurele ruimte, en ook in 2006. Dat is juist het prachtige ervan. Wij spreken over meer dan 100 miljoen euro, groot geld. Dat betekent, omdat wij dit zo belangrijk vinden, dat wij ook in de jaren hierna, in 2005, in 2006, kunnen bijplussen voor die stadsdelen. Bovendien is het misschien ook een moment om die stadsdelen zelf op te roepen te gaan ombuigen: 'Volg het goede voorbeeld van de grote broer, kijk wat de belangrijkste prioriteiten zijn, dan is er zeer veel mogelijk.' Dan kan er misschien door die 3 miljoen euro enorm veel worden bereikt wat anders niet mogelijk was geweest.
  Ik ga heel kort in op de hoeveelheid beleid die wij als Raad produceren en wat dit voor gevolgen heeft in de kosten van het ambtelijk apparaat. Ik meen dat de Burgemeester, en wethouder Dales zei daarover ook iets, een punt heeft. Wij moeten onszelf dus ook zien te beperken. Wij moeten dus een zekere mate betrachten bij wat wij vragen van het ambtelijk apparaat. Het lijkt mij zeer belangrijk om dat met elkaar te constateren. Het geldt in elk geval voor de PvdA-fractie dat wij moeten uitkijken met nog meer en nog meer en nog meer beleid. Sterker nog, men kan misschien ook zaken afschaffen. Dat lijkt mij een uitstekend idee, en ik vind het ook een fair signaal, gezien wat wij vragen van het College.
  Ik vraag ten slotte de voorzitter om over de taakstelling van het ambtelijk apparaat de heer Halbertsma nog even het woord te geven.
 
  De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Voordat ik dat doe, wil ik nog een ander punt niet onweersproken laten. In de eerste termijn hebben onder andere de fracties van GroenLinks en van D66 ons achterkamertjespolitiek verweten.
    (De heer VAN POELGEEST: Ik heb het u niet verweten. Ik heb u ervoor gecomplimenteerd.)
   (Mevrouw BRUINES: Ik niet, ik heb het gewoon geconstateerd.)
  Dan zijn wij alweer dichter bij elkaar gekomen, mijnheer Van Poelgeest. Als zo'n stapel voorstellen ons bereikt, dan neemt niemand ons kwalijk dat wij ons voorbereiden en ons in de eerste plaats voorbereiden met de coalitiepartners. Wij hebben dat gedaan, ik wil daarvoor graag rekening en verantwoording afleggen, en al of niet tot onze verwondering kunnen constateren dat wij daar bliksemsnel uitkwamen. Ons, als PvdA-fractie, ging het erom dat wij binnenkort zestig scholen kunnen gaan vernieuwen, repareren, enzovoort. Het ging ons om het werk. Op dat soort punten waren de coalitiepartners het met ons eens en dat wij daartegenover in gezamenlijke amendementen zaken moesten inleveren als parkeren in het Amsterdamse Bos, zult u wellicht kunnen begrijpen. Wij hadden daar vrede mee. Wij vinden dit geen achterkamertjespolitiek omdat dit hier, in deze voorkamer, wordt besproken en wij daarvoor uitdrukkelijk alle verantwoording willen afleggen.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer Halbertsma, hoorde ik u zeggen dat de PvdA-fractie voor betaald parkeren in het Amsterdamse Bos is? Krijgen wij over enkele jaren via de PvdA-fractie dit onderwerp nogmaals?)
  Dat zou heel goed kunnen, maar op dit moment hebben wij met de coalitiepartners afgesproken daarover niet te beginnen. Wij hebben gezegd: 'Het is ons punt niet, maar als jullie dat per se niet willen invoeren...' Het is, meen ik, ook niet een groot onderdeel van het sociaal-democratisch gedachtegoed om parkeren in het Amsterdamse Bos in te voeren, dus 'soit, Huffnagel, voor jou' , om het zo eens te zeggen.
   Mevr. VAN OUDENALLEN: Complimenten voor uw gedachten, en dank aan de heer Huffnagel.)
   (De heer VAN POELGEEST: Als de heer Halbertsma daarover verantwoording wil afleggen graag, dus ga uw gang. Geeft u even inzicht in wat u vindt dat u heeft ingeleverd. Om welke zaken gaat het? Zaken die u misschien toch anders had gewild. Dat hoort ook bij verantwoording afleggen.)
  Ik heb geen enkele behoefte om alle woorden die de heer Asscher daaraan heeft gewijd nog een keer uit te spreken.
   (De heer VAN POELGEEST: De heer Asscher heeft helemaal niet gesproken over punten die de PvdA-fractie liever wel had geregeld, maar die helaas niet geregeld konden worden. U heeft net gezegd dat u graag verantwoording aflegt, dus niets staat u in de weg. Ga uw gang.)
  Omwille van de tijd wil ik dat niet doen. De heer Asscher heeft duidelijk aangegeven waar wij de prioriteiten leggen. Die zijn terug te vinden in de gezamenlijke amendementen die wij hebben ingeleverd. Ik heb u één voorbeeld genoemd. U bent trouwens een intelligent mens, u kunt zelf wel bij enkele andere bedenken dat die niet onmiddellijk uit de koker van de PvdA-fractie zijn gekomen.
   (De heer VAN POELGEEST: De heer Asscher heeft verteld wat u binnen heeft gehaald. Dat hoort ook bij het verantwoording afleggen. Dus hij heeft het ene deel van het verhaal verteld. Ik dacht: ik geef nu het woord aan u om het andere deel van het verhaal te vertellen.)
 Dan heeft u het helemaal verkeerd begrepen.
   (De heer HUFFNAGEL: Volgens mij is het veel simpeler: ik heb de andere helft van het verhaal verteld. Ik heb namelijk verteld wat wij hebben binnengehaald. Als u dat optelt, dan bent u er.)
   (De heer VAN POELGEEST: Dus alles wat u heeft genoemd, daar was de PvdA-fractie tegen?)
   (De heer HUFFNAGEL: Ik kan wel merken dat u een tijdje uit de coalitie bent, maar men kan het ook wel eens eens zijn op punten.)
   (De heer VAN POELGEEST: De heer Halbertsma begon over zaken die hij had ingeleverd, dus ik raak steeds nieuwsgieriger.)
  Als laatste, mijnheer Van Poelgeest, de conclusie is: u moet goed luisteren naar de fracties van VVD en PvdA en dan komt u een heel eind.
   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Waar bleef de CDA-fractie in dat verhaal?)
   (De heer H. BAKKER: Is de CDA-fractie een wormvormig aanhangsel van de PvdA-fractie? Dan moet u wethouder Oudkerk even bellen om het weg te snijden.)
  Laten wij overgaan tot datgene wat onderliggend de crux is van het hele verhaal. Dat zijn de besparingen waarover wij nu al jaren spreken en die wij hopen te kunnen bereiken in het ambtelijk apparaat. Ik zeg u ook eerlijk, ik zal dat niet verhelen: ik ben ooit zelf als iemand uit het bedrijfsleven door de PvdA in deze Raad gezet om juist de ervaringen op dat terrein mee te nemen. Als er nu één onderdeel is waarop bedrijfsleven en overheid echt van elkaar afwijken, is het de mogelijkheid om te besparen op de eigen diensten, het eigen apparaat. Wij hebben de afgelopen weken ook weer gemerkt dat er wrevel, onbegrip, bestaat. 'Het is niet gewenst, het kan niet', zei de Burgemeester net nog.
   (De BURGEMEESTER: Ho ho ho.)
  Kijkt u de notulen maar na, ik heb het niet voor niets opgeschreven. Bij een bepaald onderdeel hebt u gezegd: 'Het kan niet.'
   (De BURGEMEESTER: Dat was toen het over meer ging dan 40 miljoen euro.)
  Dat is een soort instelling waarin overheidsapparaten afwijken van datgene wat elders in de maatschappij wel mogelijk blijkt. Het lijkt erop dat wij hier met ons allen – daarmee bedoel ik Raad, bestuur en ambtenaren – niet zijn ingesteld op dat soort actie, die – dit hebben wij allen geconstateerd – wel nodig is. Het is ook bestuurlijk een uitermate onaangename taak om dit te doen. Wij moeten dit niet mooier maken dan het is. Degenen die deze taak moeten vervullen verdienen alle steun van ons als wij dit werkelijk willen. In de eerste plaats kijk ik daarbij naar de portefeuillehouder voor Personeel – de Burgemeester in dit geval – die deze onaangename taak heeft. Steun van de Raad, een Raad, die, zoals de heer Asscher net zei, terughoudend moet zijn in zijn eigen wensen. Steun aan een bestuur dat zo'n soort operatie heel zorgvuldig, maar ook heel kordaat, zou moeten uitvoeren. Ik heb dit elders wel eens zien vergelijken met een pleister die je van je vel trekt. Men kan er heel lang aan gaan peuteren en er lang over doen, maar men kan hem op een goed moment beter ook met een kordate ruk van je aftrekken zodat je daarna weer verder kan.
  Wij moeten ook het bestuur voorhouden dat op dit terrein ook geen heilige huisjes gewenst zijn. Of die heilige huisjes nu het GVB, het Havenbedrijf of de Dienst Wonen heten, doet niet ter zake. Het lijkt ons verstandig bij zo'n actie die zo moeilijk is, tevoren niets uit te sluiten.
  Er zijn veel woorden gewijd aan de bedragen, of dit nu 10, 20, 40 of 50 miljoen euro moet zijn. Ik ben het met iedereen eens dat het altijd ambitieus is, maar het is wel in de praktijk van dit soort acties gebleken dat het wijs is de lat altijd heel hoog te leggen, en ambities kunnen in dezen niet hoog genoeg zijn. Het is de politieke taak van dit College dit uit te voeren, dat beseffen wij. Het College zal datgene moeten uitstralen wat de Burgemeester zojuist sense of urgency noemde. Ik heb er ook geen betere term voor. Het moet echt om ruimte te kunnen maken voor dat nieuwe beleid waarover wij de afgelopen twee dagen hebben gesproken. Voor die urgentie is een intentie niet genoeg. Hoe meer druk op de ketel, hoe beter.
  Daarom wil ik hiermee besluiten. Als wij dit voor elkaar krijgen, en wij, zeg ik heel eerlijk, is wel makkelijk, want dat bent met name u daar achter de tafel¼ Als u dat voor elkaar krijgt, dan levert u in ieder geval in de Nederlandse overbureaucratie een spectaculaire en unieke prestatie die ons in staat zal stellen om dat nieuwe beleid uit te voeren dat wij hier met ons allen willen.
   (De heer H. BAKKER: Nu schrijven wij weer historie, mijnheer Halbertsma. Maar ik heb u niets horen zeggen over het CDA. De vorige keer heeft u het een tuttenpartij genoemd en ik denk dat u er nog zo over denkt.)
  Nee, dat moet mijn onbezonnen jonge kompaan de heer Asscher zijn geweest. Het CDA is zeker niet een tuttenpartij in deze`n geweest, want die fractie heeft bijvoorbeeld op het onderdeel zorg heel veel nadruk gelegd en ervoor gezorgd dat dit in een zo significantie omvang in dat bestedingsamendement is terechtgekomen. Achteraf zijn wij daarmee ook heel gelukkig.
    (De heer H. BAKKER: Maak hen ook even gelukkig.)
 
  De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Zoals gisteren aangegeven, zijn wij zeer tevreden over de voorstellen van het College en zeker na de gewenste aanpassingen door de coalitiepartners. Daarover moeten wij natuurlijk nog stemmen. De aanpak van de verloedering, geen bezuinigingen op veiligheid, maar juist meer geld naar veiligheid, geld naar onderwijs, de studentenhuisvesting, de maatschappelijke opvang, geen verhoging van de parkeertarieven en geen betaald parkeren in het Amsterdamse Bos, geen verhoging van de onroerendezaakbelastingen, om maar eens wat te noemen. Daarover zijn wij allemaal zeer tevreden en wij zijn ook zeer tevreden over het feit dat wij uiteindelijk uitkomen op een bedrag dat ruim boven de 100 miljoen euro ligt, waarom wij het College oorspronkelijk hadden gevraagd. Dit College en deze wethouder voor Financiën zullen ongetwijfeld de geschiedenisboeken ingaan als degenen die leiding gaven aan de grootste bezuinigingsoperatie in de geschiedenis van Amsterdam.
    (Mevr. VAN OUDENALLEN: Hoort wethouder Dales nu ineens wel bij de VVD, of niet? Straks zei u dat hij niet meer bij de VVD hoorde.)
  Ik heb niet gezegd dat deze VVD'er de geschiedenisboeken ingaat als de man die leiding gaf. Hij zal dat als wethouder doen. Maar als u daar elke keer bij blijft vertellen dat hij van de VVD is, dan straalt dat ook nog een beetje op ons af. Dus dat stel ik wel op prijs.
  Er waren nog wat vragen van het College. Op het risicoprofiel van het Nissanterrein is de heer Asscher al ingegaan. Volgens ons klopt hetgeen hij daarover zei, dus daaraan hoef ik niet veel toe te voegen. Over de vraag waarom 2,5 miljoen euro als het gaat om de maatschappelijke organisaties, meen ik dat dat het voorstel van het College is. Het is enigszins vreemd als het College van ons gaat vragen of wij daarin iets ambitieuzer willen zijn. Wij willen altijd wel ambitieuzer zijn, maar als wij dat wel zijn, is het nog niet goed.
   (Wethouder DALES: Mijnheer Huffnagel, dat is niet het voorstel van het College. Het voorstel van het College is om het meteen te doen voor die reeks waarover u het nu opeens heeft. Ik heb echter gezegd dat als wij naar die criteria toegaan – en nogmaals, wij zullen dat doen want dat is op zichzelf helemaal niet slecht, maar dan over de volle breedte en dan gaat het over een veel groter bedrag – dat ik dan niet snap waar u die 2,5 miljoen euro vandaan haalt, want dat vind ik dan een beetje kabouterig.)
  Dan veronderstel ik dat het College wel blij zal zijn dat wij een zo lage taakstelling hebben neergezet, want dan kan het straks weer scoren door met voorstellen te komen die boven die 2,5 miljoen euro uitgaan.
  Als het College de volgende keer de 1,5 miljoen euro van het casino wat prettiger opschrijft, dan graag, maar ik begrijp dat wij het geld dat er niet is ook niet kunnen uitgeven.
  Is de 4 miljoen euro voor cultuur die de coalitie nu voorstelt een bedrag met de natte vinger? Ja, alleen is die iets droger dan de 6 miljoen euro van de natte vinger van het College. Dus die kritiek snap ik niet zo goed.
  Het College aansporen om de dekkingsbronnen voor voorstellen aan te geven? Ja, natuurlijk mag het ook op zoek naar geld dat wij over het hoofd hebben gezien.
  Dan heeft het College ook gevraagd hoe, gezien het amendement, de verdeling is tussen verschillende zaken. Soms is het zeer gemakkelijk. Voor bijvoorbeeld de opvang van islamitische homojongeren is 300.000 euro nodig. Voor de studentenhuisvesting en de sportstimulering is het vrij logisch om fifty-fifty te kiezen. Als het echter gaat over het Stadsdeelfonds zoals het er nu voorstaat, moet men bezien hoeveel geld er nodig is, maar er staan aardige bedragen voor, meen ik.
  Zijn de oude moties hierbij ingetrokken, waarover de heer Van Poelgeest ook heeft gesproken? Dat lijkt mij niet. Het lijkt mij dat wat toen is aangenomen later, in het najaar, weer wordt betrokken bij het opstellen van de begroting.
   (Mevr. BRUINES: Dat is natuurlijk waar, maar met die motie van u en uw kompanen is al het geld helemaal op. Hoe dacht u daarmee dan om te gaan? Er zitten bij die moties toch ook zaken waarvan de VVD-fractie een groot voorstander was?)
  Jawel, maar ik ben democraat genoeg om het logisch te vinden dat ook voorstellen worden uitgevoerd waar wij niet voor zijn, maar waarvoor wel een meerderheid bestaat. Tenzij die weer worden teruggedraaid, maar daarvoor moet de Raad dan weer toestemming geven.
   (Mevr. BRUINES: U heeft in de coalitie besloten dat in het voorstel in amendement nr. 302 geen cent meer overblijft voor wat dan ook bij de begroting. Gaat u dus allen dat amendement aanpassen?)
  U trekt nu al een conclusie over wat wij zullen aantreffen in het najaar. Zo ver ben ik nog niet.
   (Mevr. BRUINES: Ik meende dat wij nu de ruimte bepaalden voor de begroting.)
   (De heer ASSCHER: Volgens mij was het de opmerking van mevr. Bruines dat voor dit hele rijtje amendementen het College zou komen met een uitwerkingsvoorstel, waaruit ook zou blijken hoeveel er nodig is en of er geld nodig is en wat dit zou betekenen. Vindt de heer Huffnagel dan ook niet dat wij daarop beter hadden kunnen wachten, of dat het College te laat is gekomen met die uitwerkingen?)
 Mijnheer Asscher, ik ben het volstrekt met u eens.
    (Mevr. BRUINES: Mijn vraag blijft hoe u daarmee omgaat.)
  Dat vertel ik u dus. Dat gaan wij in het najaar betrekken bij het vaststellen van de begroting. Daarmee doe ik dus nu verder even niets.
    (Mevr. BRUINES: Daarmee gaat u straks ook niets doen, want u maakt nu al het geld op. Wij bepalen nu de ruimte en dan kunt u nu evengoed zeggen: 'College stop maar.' Dan is dat ook weer een bezuiniging en scheelt het een hoop uren van ambtenaren die nu al die amendementen uitwerken.)
  Wij draaien in cirkels rond en dat vind ik enigszins zonde van mijn spreektijd. De wethouder heeft gezegd dat er minder geld is dan wij hebben¼
   (De heer VAN POELGEEST: Mijnheer Huffnagel, ik wil een poging wagen, maar dan andersom geformuleerd. Bent u bereid om bij het vaststellen van de begroting, mocht blijken dat alle financiële ruimte weg is, waardoor deze amendementen niet kunnen worden uitgevoerd, te bezien of er toch nog her en der wat kan worden ingeschikt, waardoor deze amendementen wel kunnen worden uitgevoerd?)
  Ja, dan zullen wij die afweging dus opnieuw maken. Dat is wat ik probeer aan te geven.
  De wethouder heeft gezegd dat er minder geld is dan nu in amendement nr. 302 staat, maar heeft ook al aangegeven dat dit vrij snel is op te lossen. Ik neem dus aan dat wij na deze tweede termijn een schorsing hebben en ik veronderstel dat wij daar dan vrij snel uit zijn.
   (Wethouder DALES: Dat is simpel op te lossen door die bedragen te verlagen die u in amendement nr. 302 heeft staan.)
 Zo ver was ik ook nog wel.
    (Wethouder DALES: Dat is de oplossing, maar na uw uitspraak over de amendementen is dat probleem natuurlijk wel een beetje pregnanter geworden. Althans in uw wereld, want wij zagen het al aankomen.)
  De Burgemeester sprak van een gemeente die slimmer en moderner moet worden en zei dat vooral meer ICT moet worden ingezet. Ik dacht nog: 'Wat jammer dat mijn liberale vriend de heer Arda niet meer in de Raad zit', want hij was altijd degene die daarop het hardst tamboereerde en daarin ook werkelijk voorop liep. Als ik het goed heb begrepen, heeft de Burgemeester gezegd dat er voor de ombuiging van het ambtelijk apparaat voor 2004 nog niets ingeboekt en dat pas in 2005 en 2006 daarvan de resultaten duidelijk worden. Daarover denk ik dat er des te meer reden is deze 10 miljoen euro extra in de lucht te houden, want van die 10 miljoen extra hebben wij de eerste twee voor het volgende jaar ingeboekt. Het moet toch mogelijk zijn om in dit huis 2 miljoen euro te bezuinigen op het ambtelijk apparaat.
   (Wethouder DALES: Mijnheer Huffnagel, u bent het met mij eens dat men eerst moet inboeken, eerst zien, eerst vangen, en dan uitgeven.)
  Ik weet hoe het gaat. Als wij nul neerzetten, dan komt u ook met niets.
   (Wethouder DALES: Nee, maar u deelt dat misschien wel. U kunt dat immers nu wel heel makkelijk zeggen. Het is nu juni van 2003. De begroting voor 2004 wordt over enkele maanden vastgesteld. Dan moet dat dus wel kei- en keihard zijn en als het er dan niet is – daarover kunt u het College vervolgens wel uitschelden – kan het niet worden uitgegeven. Daarmee bent u het toch wel eens?)
  Dat ben ik alleen maar met u eens op het moment dat u dat kunt aantonen. Ik wil dat het College komt met plannen waarin deze 2 miljoen euro al wordt gerealiseerd. Mij lijkt dit niet zo moeilijk en anders wil ik u nog wel verwijzen naar een boekje dat aan het begin van dit jaar is uitgekomen met twee collega-burgemeesters van de G4 en onder andere de heer Roel in 't Veld. De titel is 'Een kwestie van uitvoering, de vernieuwingsagenda voor de presterende overheid'. Wellicht mag ik het motto in elk geval alvast meegeven. Het is het motto dat Elvis Presley ooit zong: ' A little less conversation, a little more action'.
   (De BURGEMEESTER: Ik heb u net uitvoerig voorgelezen uit dat boekje, toen het ging over de voorstellen die ik noemde. De titel van het boekje is ook 'Belgen doen het beter'.)
 Nee, zo heet het niet, het is toch een ander boekje.
   (De BURGEMEESTER: Nee, dat is hetzelfde boekje.)
  Hadden die ook als motto die tekst van Elvis Presley? Dan doet het opgeld.
   (De BURGEMEESTER: Ja.)
  Wethouder Dales merkte op dat er weinig is gezegd over de rekening. Daardoor voelt de VVD-fractie zich in elk geval niet aangesproken. Zowel in de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer als in de Commissie voor Financiën en Economische Zaken heeft de VVD-fractie vrij uitgebreid stilgestaan bij de rekening. Dat wij dat hier niet hebben gedaan, heeft dus een goede reden, lijkt mij.
  Wethouder Van der Horst zei dat hij akkoord kon gaan met de taakstelling van het Gemeentelijk Havenbedrijf op voorwaarde dat de Raad het Gemeentelijk Havenbedrijf dan in staat stelt om dat geld te verdienen. Dat ben ik volstrekt met hem eens. Net zo goed als alle steun naar de Burgemeester gaat voor het realiseren van de extra taakstelling, meen ik dat dit voor wethouder Van der Horst geldt bij het Gemeentelijk Havenbedrijf.
  Ten slotte heeft wethouder Stadig gisterenmiddag gereageerd op een amendement dat wij toen hebben ingediend, niet wetende welke reactie hij toen al ging geven. Ik stel voor dat wij dit amendement intrekken. Wij zullen het betrekken bij de begrotingsbehandeling. Ik doel op het amendement over de operatie Zoeklicht onder nr. 308.
 
  Het amendement-Goring (nr. 308), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
 
 De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Ik maak eerst een kleine opmerking aan het adres van de heer Huffnagel. Hij moet de geschiedenisboeken er nog eens op naslaan. Gisteren kon of wilde hij al niet onthullen welk kabinet het begrotingstekort het meest heeft laten oplopen. Vandaag begint hij erover dat dit de grootste bezuinigingsoperatie in de geschiedenis van de gemeente Amsterdam is. Ik herinner u eraan dat de heer Etty indertijd, in de jaren tachtig, wat dat betreft ook het nodige heeft gedaan, ook met de hele bestuurlijke decentralisatie die daaraan vastzat. U kunt het misschien op de tweede plaats houden, maar daar houdt het ongeveer op.
  Ik zal kort iets zeggen over de vacaturestop. Ik vind het maf. Twee partijen die in potentie de meerderheid hebben, slingeren een bericht de wereld in dat er een vacaturestop moet komen. Het College doet dit niet. Dan veronderstelt men dat men bij de eerste gelegenheid dit voorstel zal doen. Naar aanleiding van wat de heer Halbertsma net heeft gezegd is het mij een stuk duidelijker geworden. Dit is namelijk wat de heer Res heeft binnengehaald. Die heeft gewoon in de onderhandelingen met de coalitiepartijen gezegd: 'Die vacaturestop, als jullie dat doen, dan stap ik eruit.' Toen dachten de heer Huffnagel en de heer Halbertsma: 'Dat doen wij maar niet.'
   (De heer HUFFNAGEL: Ik heb gisteren al tegen de heer Van Poelgeest gezegd dat in een amendement wel degelijk ook het invoeren van een gemeentelijke vacaturestop is opgenomen. Dat is amendement nr. 305. U wilt het niet horen en u wilt het niet lezen en daarna krijgen wij het verwijt. Dat lijkt mij een beetje onterecht.)
  Het compromis was dat de heer Res op een gegeven moment zei: 'Je mag het wel noemen als een mogelijk optie, maar eigenlijk wil ik het niet.' Daarop heeft u elkaar gevonden, en zo is dat in dat amendement gekomen.
    (De heer HUFFNAGEL: Eerst wordt ons achterkamertjespolitiek verweten en daarna komt u met sprookjes. Ik weet niet wat erger is.)
  Ik heb u daarmee gecomplimenteerd. Alleen geef ik nu een vooronderstelling van wat daar is gebeurd.
   (De heer RES: Mijnheer Van Poelgeest. U komt zodanig in de richting dat het heus niet allemaal zo makkelijk was en dat wij er zo snel uitkwamen. Zoals de heer Halbertsma zei, er is echt wel wat tijd overheen gegaan.)
  Ziet u wel, ik zat toch dicht bij de waarheid.
   (De heer HALBERTSMA: Mijnheer Van Poelgeest. Al was het maar omdat wij vijf jaar geleden nog gezamenlijk zulke geweldige efficiency-moties indienden, samen met wethouder Dales overigens, moet ik u toch echt uit de droom helpen. De PvdA-fractie is van mening dat wij het dualisme serieus moeten nemen. Dat betekent dat het College bestuurt. Wij hebben een voorstel voor een vacaturestop gedaan. De heer Asscher heeft ook andere zaken genoemd, zoals het wegsnijden van managementlagen, het beëindigen van activiteiten, enzovoort, enzovoort, maar dat wil wij echt even aan het College overlaten. Wij willen dus niet bij motie weer precies tot achter de komma voorschrijven hoe het moet. Het College weet hoe wij erover denken, het doet er zijn voordeel mee of niet.)
  Ik zou zeggen: zet dat er voortaan in het persbericht ook bij.
  Ook interessant vond ik dat net in het begin van het debat wethouder Dales nogal hoog inzette door te zeggen: 'Het is ook volstrekt arbitrair wat die coalitiepartijen hebben gedaan en hoe die getallen zijn gekozen', enzovoort. Toen zei de heer Asscher: 'Nou ja, wat het College heeft gedaan, dat is pas arbitrair.' Hij wist te komen met enkele harde voorbeelden daarvan. Ik begon de heer Asscher daarin steeds meer te geloven. Ik vond hem op dat punt overtuigender dan wethouder Dales. Ik moet u helaas teleurstellen. Dit was het geval totdat de heer Res in een interruptie tegen wethouder Van der Horst, die bezwaar maakte tegen die miljoenenbezuiniging op het Havenbedrijf, heel eerlijk – zo kennen wij hem ook – zei: 'Wij hebben zo eens zitten kijken, maar bij u was er zo weinig, dus wij dachten ach wat, hij moet ook wat inleveren, wij doen 1 miljoen euro bij dat Havenbedrijf.' Dat kwam mij weer zeer arbitrair voor, dus de heer Res haalde toch enigszins de positie van de heer Asscher onderuit die deze heel goed had opgebouwd. Maar goed, de waarheid zal wel in het midden liggen of de getallen nu wel of niet arbitrair zijn gekozen.
   (De heer ASSCHER: Voor de heer Van Poelgeest en als steun voor vriend Res: die 1 miljoen euro van het Havenbedrijf is natuurlijk niet heel arbitrair. Wij hebben overwogen of men niet een aantal van de F-posten van het College zou moeten opvoeren, te weten de lidmaatschappen en de specifieke subsidies. Maar dan bemoeit men zich weer heel sterk met het dagelijkse werk van wethouder Van der Horst. Een bedrag van 1 miljoen euro is verspreid over drie jaar absoluut niet veel en daaraan is ook niets arbitrairs als men ziet dat het Havenbedrijf ten opzichte van andere diensten echt heeft ondergepresteerd. Ik meen dus dat u uw steun gewoon kunt volhouden.)
  Ik heb daar geen bezwaar tegen en ik meen dat deze bezuiniging van 1 miljoen euro misschien best mogelijk is, maar zoals de heer Res het zojuist formuleerde, leek het er enigszins op dat men meende dat wethouder Van der Horst nog te weinig had ingeleverd en dat men er dus even een miljoentje bij deed. Dat is natuurlijk wel heel arbitrair. Als er goede inhoudelijk argumenten onder liggen, had het misschien wel 2 of 3 miljoen euro kunnen zijn; ik weet niet hoe dergelijke gesprekken verlopen. Maar die interventie deed uw betoog geen goed, mijnheer Asscher. Dat is het enige wat ik heb geponeerd.
   (De heer ASSCHER: Legt u dat nog eens uit.)
  Ik kom op die extra taakstelling voor het College van 10 miljoen euro. Ik vond dat de Burgemeester op dat punt zeer overtuigend was. Hij heeft een serie aan argumenten gegeven. Ik merk op dat tot nu toe in de tweede ronde de indienende partijen daar nog niet op een overtuigende manier tegenin zijn gegaan. Ik vond vooral het argument van de Burgemeester goed waarbij hij zei: 'Voor dit bedrag teken ik, maar misschien kom ik wel hoger uit, maar dat durf ik op dit moment nog niet te beloven. Mijn intentie is natuurlijk wel om het niet te laten waar meer efficiencywinst of wat dan ook is te boeken.' Ik vind eigenlijk dat u wel ver gaat om toch nog dat amendement op tafel te houden als de Burgemeester in deze Raad zo'n betoog houdt, waarin zo duidelijk blijkt wat zijn intentie is in deze operatie. Dat moet u verder zelf weten, maar¼
    (De heer HALBERTSMA: Mijnheer Van Poelgeest, herinnert u zich nog wat er gebeurde in 1999, nadat u in 1998 met anderen een motie had ingediend om het College te vragen eventueel 15 miljoen gulden extra aan bezuinigingen te vinden? Weet u wat daarvan is terechtgekomen, als men het zo vrijblijvend doet? Precies, geen bal.)
  Het zijn uw woorden en het zijn uw kwalificaties, maar ik vond de woorden van de Burgemeester allesbehalve vrijblijvend. U vindt ze blijkbaar vrijblijvend, maar ik vond ze allesbehalve vrijblijvend. Ik vond ook dat de Burgemeester op een geheel andere wijze argumenteerde als destijds in het debat. U vindt blijkbaar van niet, maar ik vind van wel. Wij steunen dus het College op dat punt. De consequentie daarvan is dat wij ons eigen amendement zullen intrekken, omdat wij het vertrouwen hebben dat dit meegaat in deze operatie. Dat is amendement nr. 314.
  Verder zijn wij het met het College eens over het taakstellende bedrag voor al die subsidies. Wij menen ook dat dat een goede benadering is. Ik heb al in de eerste termijn gezegd dat men dat niet moet doen. Dus daarin steunen wij het College ook.
   (Mevr. BRUINES: Betekent dit dat u de amendementen van de GroenLinks-fractie ook intrekt waarin heel expliciet wordt aangegeven om voor een aantal subsidieposten de bezuinigingen niet te laten doorgaan, of laat u die staan?)
  Nee, wij zijn er niet voor om die beslissingen nu op deze manier zo kort door de bocht te nemen. Maar natuurlijk mogen straks, als al die subsidierelaties weer worden bekeken, ook die posten weer opnieuw in beeld komen. Daar gaat het niet om, maar wij vinden het niet juist om dat nu te laten staan.
   (Mevr. BRUINES: Goed, dan snap ik wat u bedoelt.)
  Dan even de kwestie van de oude moties. Ik vind toch echt dat het College dat allemaal veel te makkelijk doet. Bij bijvoorbeeld drie van die oude moties, over de Hortus, het Slavernijmonument en de Wibautas, staat in het dictum ook heel duidelijk "financieel te regelen bij de Voorjaarsnota". Daar staat niet "betrekken bij", wethouder Stadig. Daar staat heel duidelijk "te komen met een structurele oplossing". Bij die drie zaken is nu ook ongeveer bekend wat het gaat kosten. Als u er geen trek in heeft – dat mag allemaal – dan vind ik dat u met een voorstel moet komen. Ik word daarin ondersteund door het Reglement van Orde. Daarin staat namelijk in artikel 15, over moties: "Indien het College geen uitvoering geeft aan een door de Gemeenteraad aangenomen motie, wordt hiervan onder opgaaf van reden kennis gedaan aan de Gemeenteraad." Dat impliceert ook dat het College daarvoor een voorstel, een besluit, moet voorleggen. Dat heeft het College niet gedaan. Ik vind het dan ook niet in de haak dat het College stelt dat die moties min of meer op de tocht staan. Zolang het dat voorstel niet heeft gedaan en zolang dat voorstel geen meerderheid heeft gehaald, staan die moties.
   (Wethouder DALES: Mijnheer Van Poelgeest, voor de laatste keer. Op blz. 20 van de Voorjaarsnota, besluit 3a, een besluit dat heel expliciet aan u wordt voorgelegd en gaat over die moties, wordt u gevraagd uitspraken te doen in kwalitatieve en/of kwantitatieve zin over de bestedingsrichtingen voor de resterende te verdelen bedragen, zoals opgenomen in paragraaf 3.1, onder c en d . Dat slaat onder andere op die moties. Dus wij vragen daar expliciet besluitvorming over. Wij hebben verder bij de ombuigingsoperatie gezegd, en dat is gesteund door een ruime meerderheid in de Raad: 'geen taboes, geen heilige huisjes, alles boven water halen', en daaronder hoort ook de mogelijkheid om moties die door de Raad zijn aangenomen vervolgens niet uit te voeren. Het is aan u, als Raad om te zeggen of wij dat wel of niet moeten doen. En dan horen wij het wel. Wij moeten wel wat horen, anders kunnen wij niet verder.)
  U formuleert geen duidelijk besluit, want u stelt niet voor de moties niet uit te voeren. U zegt: 'Eigenlijk gaan we er nog een keer over stemmen.' Dat is wat u zegt. Mijn stelling is: daar is over gestemd, daar is een meerderheid voor. Als er fracties zijn die nu denken: 'Het wordt te wild, of het geld hebben wij niet' of wat dan ook, dan moeten die fracties hier in de Raad met dat voorstel komen. Als u meent dat het te veel wordt, dan moet u met dat voorstel komen. Maar niemand doet concreet dat voorstel, tenzij u mij nu gaat vertellen dat ik hier moet lezen dat het College voorstelt om al deze moties niet uit te voeren. Dat is ook helder, maar wat staat er nu in dit besluit? Wat stelt het College voor?
   (Wethouder DALES: U bent toch niet zo achterlijk, mijnheer Van Poelgeest, dat u niet heeft begrepen wat het voorstel van het College is. Het staat er toch niet voor niets zo opgeschreven. Als wij zouden zeggen dat die moties naar ons idee allemaal moeten worden uitgevoerd, hadden wij er wel het zwijgen toe gedaan. Wij hebben toch niet voor niets daarover tekst opgenomen in de Voorjaarsnota en het onderdeel van de conceptbesluitvorming gemaakt. U vraagt nu geloof ik voor de vierde keer naar de bekende weg. En ik geef u, zo ben ik ook wel weer, voor de vierde keer het voor de hand liggende antwoord.)
  Het is verder niet zo van belang in deze vergadering of ik wel of niet achterlijk ben, maar volgens mij gaat het erom dat het College heldere voorstellen voorlegt, en dat doet het niet op dit punt.
  Amendement nr. 309 gaat over de diverse bezuinigingen op al die kleine postjes. Met de meeste daarvan kunnen wij instemmen, maar met twee ervan niet. Ik vraag daarom de indieners of het amendement kan worden gesplitst. Dan kunnen wij met het ene deel meestemmen en met het andere deel niet. Wij zijn het niet eens met de parkeerheffing in het Amsterdamse Bos en daaronder de verhoging van parkeertarieven in garages. Als het amendement zo blijft, moeten wij daar helaas tegen stemmen.
 
  Het amendement-Van Poelgeest (nr. 314) ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
 
 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. Ik bedank het gehele College voor de uitgebreide beantwoording op allerlei punten en ook de meegegeven overwegingen over de vraag of de coalitie wel op de goede weg zit. Dit hebben wij ons heus ter harte genomen.
  Op de eerste vraag van wethouder Dales, over de rekening en het Jaarverslag, zeg ik het volgende. U zei het zelf al, politiek is kiezen als er niet zoveel geld is. Het is voor ons, of in ieder geval voor mij, ook kiezen als er zeer veel te lezen is. Als men dan weet dat een rapport, waarvoor wij in ieder geval een compliment geven, later nog eens terugkomt, dan zullen wij dat ook zeker doen. Het is niet zo dat wij dat maar even beschouwen als niet van belang. Vandaar dat punt.
  Ik kom op het Nissanterrein en het weerstandsvermogen. Het weerstandsvermogen heeft de heer Asscher al besproken. Niet zo heel lang geleden hebben wij het Nissanterrein teruggekocht. Als men nu meent dat er zoveel risico's aan zaten, zodat men ook een zodanig grote dotatie aan het Weerstandfonds moet doen, meen ik dat men het wellicht beter niet had kunnen kopen. Wij vonden in elk geval dat er wellicht geld naartoe moet. Dat is de consequentie van zuinig aan met het geld, en ook voorzichtig aan, maar het kon heus wel wat minder, want anders had men gewoon die aankoop niet moeten doen, als het zo risicovol was.
  Ik kom op de subsidies, en zeker ook gemeentebreed. Dat staat er ook zo in. Wij willen vooral uitstralen dat wij een betrouwbaar Amsterdam en een betrouwbare overheid zijn en niet zomaar even willen opzeggen met ingang van het jaar 2004, al zouden wij dat in theorie kunnen, maar in de praktijk toch echt niet. Wij hebben het voorgesteld met wel dat bedrag van 2,5 miljoen euro erbij. Volgens ons is dat geen 10 miljoen euro. Dat zou men misschien wel willen, maar het is geen 10 miljoen, ook niet als men al die zaken echt serieus nakijkt. Als straks blijkt dat het wel degelijk 10 miljoen is, dan hadden wij dat vele malen eerder moeten doen, want dan zijn wij echt geld aan het weggeven. Dat de kunst daarbij niet wordt meegenomen, lijkt ons heel begrijpelijk en dat is gewoon goed, want dat zit in een bepaald traject dat heel goed te verdedigen is, ook door ons.
  Ik kom op de hondenbelasting. Om geen slag in de lucht te doen – maar voor ons is het ook zeker geen woordspelletje – geldt voor ons voor die 100 euro: kijken wat men in andere steden betaalt voor dat soort zaken. Een verhoging van 25 procent, naar het niveau dat er ook is in andere steden, is een veel reëler besluit dan het koppelen aan een woordspelletje door te zeggen: 'Maak er maar honderd euro van.'
  Over de raadsbesluiten die wij bij de begroting voor het jaar 2003 hebben genomen, noemt u 3 miljoen euro. Volgens ons, als u het nakijkt, moet u daarvoor in ieder geval wel enkele honderdduizenden euro's uitgeven. Voor de rest moet maar blijken hoeveel het zal zijn en zouden die besluiten gewoon nog voorgelegd moeten worden. Dan zou het inderdaad kunnen dat men zegt die kant niet op te willen. Maar voorlopig moeten ze allemaal nog worden voorgelegd.
  Dan kom ik op de 10 miljoen euro die de heer Cohen extra moet binnenhalen. Ik begrijp wel dat het een van de uitermate lastige zaken is, want je hebt wel met mensen en zo te maken. Toch willen wij het sowieso met de coalitie stevig inzetten. Ik begrijp ook heel goed dat het in trappen moet. Dat was wat wij meteen bij onze eigen besprekingen ook meenemen: laten wij eerst zorgen dat het binnenkomt voor wij het ook echt gaan uitgeven. Maar laten wij in ieder geval die druk op de ketel zetten en zeggen: 'Wij hechten eraan, en niet zo'n klein beetje ook, dat het ook die kant opgaat.' Wat dat betreft sluit ik aan bij de woorden van de heer Halbertsma.
  Het geld wordt voornamelijk uitgegeven aan de onderwerpen die wij als coalitie belangrijk vinden of nogal belangrijk vinden: veiligheid, werk, onderwijs. Wij wilden zorg absoluut op een hoger niveau hebben en juist ook jeugd en werk. Werk is iets van de laatste tijd, dat erbij is gekomen. Dat zijn echt de terreinen waarop wij in ieder geval als drie partijen die kant op willen gaan. Wij hebben ook die mogelijkheid en wij willen ook heel duidelijk aangeven dat dat voor ons van belang is.
  Tot slot de invulling van het Stadsdeelfonds. Het is zeer zeker ook bedoeld om de verloedering aan te pakken. Als men het zo gaat verwateren, kunnen wij misschien wel iets anders bedenken. De beantwoording door wethouder Oudkerk op die 2,5 miljoen euro die hij over regionale VMBO's ging verdelen, waarbij ook een bepaalde terugkoppeling zat, zodat men ook weet hoe dat gaat, klonk niet echt alsof er heel veel ambtenarij achter zat voor wat wij allemaal weer moeten uitzoeken en waar wij veel geld aan besteden. Ik dacht dat dat een goede methode zou zijn. Men krijgt geld en vertelt wat men ervoor doet en wij checken dat. Dat zou ook met het Verloederingsfonds en ook dat geld voor die scholen zo gedaan worden, in plaats van dat men het allemaal gaat verwateren. Wellicht moeten wij nog eens bezien of wij dat niet op een andere manier kunnen gebruiken.
 
 Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. ( Zij zwijgt enige seconden ). Dit was mijn bijdrage over de beantwoording die wethouder Dales had moeten geven op ons amendement nr. 318.
 
 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Wij kunnen wel zeggen dat wij eigenlijk een nieuwe partij in ons midden hebben, geheten De Coalitie. Zij vond dit onderwerp kennelijk zo zwaar en belangrijk dat dit echt allemaal dichtgesmeed moest worden, terwijl er veel onderwerpen zijn die natuurlijk ook bij andere fracties leven. U heeft gewoon een aantal stemmen laten liggen en een aantal grote verzamelmoties gemaakt waarin een aantal zaken staan waarmee men het wel of niet eens kan zijn. Ik vind het heel jammer dat het zo is gegaan. Het had wat mij betreft helemaal niet zo gehoeven en volgens mij wat u betreft ook niet moeten hoeven. Dan had de heer Halbertsma of de PvdA-fractie misschien ook minder water in de wijn hoeven doen. Het zijn belangrijke zaken, waarover wij met ons allen moeten spreken, en ik ontkom niet aan de gedachte dat de coalitiepartijen alledrie bedacht hebben: 'Zo willen wij het. Wat voor argumenten het College ook geeft, wat voor argumenten de andere fracties ook geven, zo gaan wij het doen.' Dat betreuren wij zeer.
  Ik ga op een aantal punten nog in. Ten eerste het subsidieverhaal. Wethouder Dales heeft in zijn bijdrage aangegeven dat het inderdaad wel zinnig is om het hele verhaal nog eens tegen het licht te houden. Ik heb er wel enkele vragen bij. Eerst zei hij tot de heer Asscher: 'Wij hebben echt alles bekeken.' Later zei hij: 'Die 2,5 miljoen euro is veel te weinig.' Als hij alles heeft bekeken en op 2,5 miljoen euro komt, waar zit dan het gemak waarmee hij zegt dat het ook 10 miljoen euro kan zijn. Dat begrijp ik niet helemaal.
  Is het zinnig om daar de cultuur of het Kunstenplanbudget bij te betrekken? Wij zijn van mening dat daarop toch een iets andere systematiek is losgelaten. Het College zegt dat zelf ook in de Voorjaarsnota, met de rol van de Kunstraad erin en de afweging, enzovoort. Maar als het kan, moeten wij dat misschien proberen. Als dat de mening van het College is, vind ik het jammer dat de wethouder voor Cultuur gisteren geen voorstellen van die strekking heeft gedaan toen wij zo uitgebreid over cultuurnota's en dergelijke spraken. Dat betekent immers wel een doorbreking van de wijze waarop het tot nu toe gaat. Dus graag helderheid daarover.
  Wat het apparaat en de 20 miljoen euro extra korting betreft het volgende. Wij maakten ons gisteren zorgen over de Burgemeester in verband met de toch zware politieke portefeuille die hij nu krijgt. Ik vind het jammer dat hij er niet een beetje op heeft gereageerd. De D66-fractie vond het betoog en de argumentatie en de aanpak zoals die nu voorligt verstandig. Wij herkennen daarin ook de zaken die wij in de eerste termijn hebben genoemd. Wij gaan ervan uit dat dit ook is meegenomen, dus ik hoef daarop niet terug te komen. Ik wil echter wel graag weten wat de Burgemeester nu met die 10 miljoen euro extra doet die nu voorligt. Hij heeft zich daartegen in eerste termijn vrij heftig verzet. Wethouder Dales overigens ook. Maar net zat wethouder Dales weer te glimmen met de houding: 'Blijkbaar moet het toch maar zo.' Hoe zwaar neemt het College dit nu op? En hoe denkt de Burgemeester, portefeuillehouder P en O moet ik eigenlijk zeggen, dit nu te gaan doen?
  De D66-fractie is voorstander van het opnieuw bezien van die subsidie, hebben wij gezegd. Een aantal keuzes hebben wij wel gemaakt. Die liggen op het gebied van milieu. Daarover ligt een aantal moties voor. Wij hebben die ingediend op basis van hetgeen er stond in de Voorjaarsnota over hoe om te gaan met oude moties. Ik noem het maar even zo. Wij willen graag deze moties handhaven en in stemming brengen, maar wij willen wel helderheid hebben over hoe dat nu verder gaat. Als iedereen hier meent, en ook de coalitiepartijen, dat het allemaal bij de begroting wel weer terugkomt, dan laten wij deze moties natuurlijk niet afstemmen – zij moeten gewoon worden aangenomen, dat zou het mooiste zijn – want dan hebben wij met ons allen gezegd: 'Wij doen het niet.' Ik wil er ook volstrekte helderheid over van de coalitiepartijen, die nu al het geld hebben opgebruikt en tegelijkertijd zeggen: 'Nou ja, dan zien wij dat bij de begroting weer.' Ik vind dat echt een vrij onverstandige en ook onzorgvuldige manier van omgaan met een zo belangrijk onderwerp als waarover wij vandaag spreken. Ik maak mij daarover grote zorgen.
  Een andere keuze van de D66-fractie betreft de kunst. Daarover ligt ook een amendement voor. Mevrouw Kalt heeft dezelfde, een die ongeveer op hetzelfde neerkomt.
  Kortom, wij moeten wel hoe dan ook ruimte overhouden voor moties en posten die in de begroting van 2004 nog aan de orde gaan komen. Wethouder Dales heeft daarop ook gewezen. Hoe men het ook wendt of keert, daar komen toch altijd weer zaken op. Zoals de voorstellen er nu bij meerderheid lijken te liggen, is er straks geen cent meer over. Neemt het College daarmee nu wel of geen genoegen, en hoe ver gaat het daarin? Wethouder Dales was overigens wel duidelijk in zijn betoog over die oude moties, maar wethouder Van der Horst zei: 'Nee, ik ga er gewoon van uit dat ik die Wibautas ga uitvoeren.' Dus dat snap ik ook niet helemaal. Daarover graag wat helderheid.
  Wij houden gewoon vast aan de voorstellen die wij zelf hebben gedaan. Wij hebben een voorstel ingediend dat in zijn totaliteit goed past binnen de beschikbare ruimte en waarmee ook nog geld overblijft voor zaken die wij de komende tijd zullen tegenkomen. Wij vinden het niet verstandig om nu de Burgemeester op te zadelen met nog 10 miljoen euro extra. Als het op termijn kan, moeten wij dat vooral niet laten, dat heeft hij al gezegd, maar laten wij hier toch een beetje verstandig met elkaar omgaan.
  Kortom, mijn conclusie is: de coalitie gaat met grote gebaren naar een begrotingstekort toe en zegt: 'Nou, dan schikken wij wel weer in', maar de tanden zijn getoond en wat ons betreft had dit niet gehoeven.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Wij vinden dat met de bezuinigingsoperatie het College in ieder geval op de goede weg is. Wij zijn ook blij dat de broekriem goed wordt aangehaald. Wij zijn tevens blij positieve berichten te horen, hoewel wij er weinig in betrokken zijn. Door de grote partijen was de buit inmiddels al verdeeld en wij konden niet meedelen. Desondanks zijn wij blij geluiden te horen dat, zoals het er nu naar uitziet, De Opstapper gered blijkt en dat er geen betaald parkeren komt in het Amsterdamse Bos. Wij zijn ook blij vandaag vast te stellen, zoals het er nu naar uitziet, dat de hondenbelasting niet met 100 procent wordt verhoogd, maar met 25 procent. Wij vinden dit nog wel aan de hoge kant, maar alles is beter dan zo'n absurde verhoging.
  Over de brandweerkazernes zullen wij ons amendement handhaven. Dit betreft ook de blusboot. Wij zijn bang voor calamiteiten in de oude binnenstad waar de Brandweer niet als eerste bij kan komen en calamiteiten in het havengebied. Ik stel dan ook voor dat ook die blusboot in het rapport wordt betrokken. Ik geef het woord aan mijn collega.
 
 De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Begrotingsnota. De grote partijen laten de kleine partijen in een vijver vissen waarin geen vis zit. De arrogantie straalt van hen af. De grote partijen hebben weer achterkamertjespolitiek gevoerd, dus er is weer geen vernieuwing van politiek. Wij als Leefbaar Amsterdam hopen over drie jaar enkele visjes van de PvdA in onze vijver te gooien, zodat wij dan het visverkeer kunnen regelen.
 
 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Over deze bezuinigingsoperatie zegt wethouder Dales dat die nog nooit zo groot is geweest; dit bleek achteraf niet waar te zijn, zoals de heer Van Poelgeest zei. Het ging even over de persoonlijke roerselen van wethouder Dales, die zegt dat het pas echt leuk en spannend wordt als er flink moet worden bezuinigd en als het erg wordt. Het doet mij een beetje denken aan een brandweerman die dol is op een goede fik en dan dus niet zoveel zin heeft om te blussen, of juist wel. Ook al vallen er doden; dan wordt het pas leuk. U moet toch een beetje opletten met uw woorden.
  Bij het gevecht van wethouder Dales om het weerstandsvermogen hoog te krijgen in verband met een stijgend risicoprofiel, weet ik precies waarover hij het heeft: dat is de Noord-Zuidlijn. Dat is de zeperd die de meerderheid van de Raad naar zich heeft toegehaald. Hij zal waarschijnlijk wel gelijk hebben, helaas.
  Dan vind ik de hele heisa van de VVD-fractie en ook de CDA-fractie over veiligheid en schoon en verloedering een enorm opgeklopte, belachelijke toestand. Als er straks raadsleden zeggen: 'Mevrouw Kalt, waar betaalt u dat alles van?' dan wil ik dat allemaal betalen uit al die miljoenen die voor veiligheid en schoon en tegen de verloedering worden ingezet. Dat is even vooraf.
   (De heer RES: En zorg, mevr. Kalt?)
  Zorg vind ik prachtig. Zorg is belangrijk en onderwijs is belangrijk, maar ik denk niet dat iemand daarover een andere mening heeft. Het is dus niet zo interessant dat hier te bespreken.
   (De heer H. BAKKER: En cultuur natuurlijk, hè, mevr. Kalt? Jaah, jaja.)
  Ja. Ik kom op het verzamelamendement van de PvdA-fractie. Ik heb altijd moeite met verzamelvoorstellen, want sommige onderdelen vind ik wel aardig en andere helemaal niets. Ik vind het dus niet goed. U had dat amendement veel beter kunnen splitsen in een aantal onderdelen, ook waar u zelf zeker over bent of iets minder zeker. Dus nu zit ik met het probleem dat dit verzamelamendement op zich een aardig idee is, maar over de 2,5 miljoen euro taakstellend die de PvdA-fractie erin stopt om al die kleintjes te bezien ben ik het met wethouder Dales eens. Het is natuurlijk idioot; je moet nul zeggen. Het gaat over de inhoud, het gaat over de kwaliteit en de criteria daaronder. Dan kijk je wel hoever je komt, het kan minder zijn en het kan meer zijn, maar je gaat niet tevoren al.. Het is een gemixt systeem dat gewoon niet goed is. Wij zijn er altijd voor om bij subsidies goed te bekijken wat de mensen ermee doen en of zij nog wel worden gebruikt waarvoor zij bedoeld zijn. Dat is doodnormaal, dat vind ik eigenlijk niet een politieke kwestie.
  Dan de vraag of de kunst daaronder moet vallen. Ik heb al in eerste instantie betoogt dat ik dat niet wil. Dat komt ook omdat iedere euro die men bij de kunst weghaalt een negatief multiplier-effect heeft. Als men een euro schrapt, is men in feite vier euro's kwijt. Als men eerlijk rekent zou men moeten zeggen dat men in feite 16 miljoen euro kwijt is als er 4 miljoen euro op de kunst wordt bezuinigd. Dat kan in dat veld niet. Men werkt er al enorm zuinig. Bovendien wordt die hele kunstsector al driemaal gepakt. Eenmaal met de ID-banen, of Wiw-banen, of hoe ze heten. Die mensen stromen namelijk niet door, want dat kunnen ze niet omdat ze niet gewit kunnen worden. Daarvoor is geen subsidie. Ten tweede gaan de bezuinigingen van het Rijk er nog eens overheen. En dan zijn er allerlei andere eisen – mevr. Bruines heeft dat heel aardig opgesomd – allerlei andere Arbo-eisen. En dan zouden wij er nog eens overheen gaan. Dat kan gewoon niet, vooral niet als wij de stad Amsterdam belangrijk vinden.
  Ik vond het wel grappig: de Coalitiepartij, kennelijk een nieuwe partij. Dat zei mevr. Bruines, dat vond ik erg geestig. De Coalitiepartij heeft inderdaad alles dichtgetimmerd, dat ben ik eens met een aantal andere fracties.
   (De heer RES: Wij mogen dat geen nieuwe politiek noemen, als er zomaar een nieuwe partij is?)
   (Mevr. BRUINES: Dit is gewoon oude politiek. Ouder als maar kan.)
  Ja, waar is de openheid. Alles is dichtgespijkerd. Ik heb gewoon gehoord van een van de deelnemers: 'Wij gaan geen enkele motie over de Voorjaarsnota steunen waarin een geldkwestie zit. De Voorjaarsnota gaat over geld, dus wij zullen geen enkele motie van een ander steunen.' Nou, hartelijk bedankt. Ik ben nog steeds blij dat ik 27 amendementen heb ingediend. U weet in ieder geval hoe wij over de problemen nadenken.
   (De heer ASSCHER: Wij moeten het ook niet gaan overdrijven. Mevrouw Bruines tamboereert verschrikkelijk, en u doet nu¼ Als men probeert het eens te worden over de financiën, dan probeert men een sommetje te hebben dat kloppend is. Dat is al moeilijk genoeg, hebben wij van wethouder Dales gehoord. Dat betekent dus dat men heel moeilijk allerlei andere zaken ook kan doen als men het daarover eens is. Daardoor komt het. Het is dus niet zo heel dramatisch, en het is ook niet zo dat wij niet willen luisteren naar argumenten van andere fracties. Dat doen wij wel. Wij gaan ook straks bekijken welke amendementen wij willen steunen. Maar in dat financiële bouwwerk dat men probeert op te zetten, kan men natuurlijk niet één ding eruit trekken.)
  U zegt nu precies wat ik u net verwijt.
   (De heer ASSCHER: Ja, maar ik leg even uit waarom dat zo is en waarom dat niet zo erg is.)
  Natuurlijk wel, het is allemaal arbitrair. Wij spreken hier over 'met de natte vinger', en dat is natuurlijk zo. Wij zitten hier een beetje te voorspellen en wij zijn met politiek bezig. Het gaat ook vanuit je politieke visie, wij zijn hier niet een zooitje boekhouders. Dat doet men maar op de afdeling van wethouder Dales.
   (De heer ASSCHER: Dat ben ik met u eens; daarom moeten wij ook investeren. Dat is zijn afdeling. Wij zijn van het investeren. Maar ja, het leven is hard. Als wij het nu eens zijn over die bestedingen, dan kunt u toch ook gewoon bezien of dat een goede zaak is of niet.)
 Ja, en dan verder mijn mond houden ¼
   (De heer ASSCHER: Helemaal niet.)
 ¼ want het heeft verder geen nut. Ik kan u niet eens overtuigen. Het is wel aardig dat de heer Asscher probeert er nog wat leuks van te maken, maar dat gaat dus niet.
  Ik ben nog steeds erg tevreden over mijn eigen amendementen en ik ben ook heel benieuwd hoe andere partijen daarover zullen stemmen. Om de irritatie niet op te voeren zal ik over de amendementen die dubbel zijn, die wij dus samen hebben met de fracties van GroenLinks of D66, even overleggen welk amendement blijft staan en wie welk amendement intrekt.
   (De heer H. BAKKER: Mevrouw Kalt, u heeft geen amendement ingediend voor extra geld voor veiligheid. Dat wil ik even duidelijk stellen.)
  Integendeel, ik wil minder geld aan veiligheid uitgeven, veel minder.
   (De heer H. BAKKER: Daar zullen de Amsterdammers niet blij mee zijn.)
 Ik denk van wel.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik vraag mij wel eens af of men het nog wel kan volgen als men als burger naar een debat luistert dat over bezuinigingen gaat. Na ongeveer drie zinnen van de heer Asscher, met op ongeveer elke zin wethouder Dales in de bocht, dacht ik dat dit gewoon niet meer is te begrijpen voor een leek. Ik dacht echter dat wij hier met ons allen op een goede manier wat dingen zouden willen zeggen. Daarnaast vind ik het als woordvoerster van een oppositiepartij, en dat hoor ik ook van andere collega's in de oppositie, heel teleurstellend – ik moet dat in de tweede ronde zeggen – dat de coalitiepartijen niet tevoren iets hebben laten langsgaan waarin stond wat zij gingen doen. Wij horen het pas in de Raad. Hoe kunnen wij, terwijl er geen verkiezingen zijn, met ons allen meedenken over hoe wij tegenover het College in een duaal systeem kunnen meedenken? Het is heel leuk dat wij hier kunnen zeggen: 'Goede ideeën heeft u', en: 'Deze drie regenteske partijen hadden toch wel goede ideeën'. Daaraan zal het dus niet liggen, maar het gaat enigszins om de manier waarop.
  Toen ik deze week mijn collega Nijman aansprak over het Amsterdamse Bos en vroeg wat zijn fractie zou doen, zei hij dit niet te weten. In de commissie riep hij uit: 'De PvdA zal dit niet zomaar goedvinden.' Ik dacht dat hij de gang op zou gaan en zou zeggen: 'Ik regel dat wel even', maar ik heb niet gezien dat hij dat deed.
   (De heer NIJMAN: In de commissie heb ik over het parkeergeld in het Amsterdamse Bos gewoon een aantal vragen aan de wethouder gesteld en daarover geen mening geventileerd. De uiteindelijke beslissing is hier en nu. Ik begrijp daarom uw bijdrage niet helemaal.)
  Dan heeft u misschien niet gehoord wat uw fractievoorzitter zei. Hij zei: 'Wij van de PvdA hadden parkeergeld in het Amsterdamse Bos niet zo erg gevonden.' En ik heb u toch echt in de commissie tegen die mensen horen zeggen: ' Zo'n vaart zal het niet lopen, wij van de PvdA¼ ' Ik ben ook blij dat de PvdA-fractie overtuigd is door haar twee coalitiepartners en dat wij straks geen betaald parkeren in het Amsterdamse Bos zullen hebben.
  Wij zijn blij dat er over De Opstapper heel veel commotie is. Het had niet anders gekund met de heer Bijlsma als voorloper daarvan. Wat de hondenbelasting betreft, blijf ik erbij dat men niet mensen zomaar van het ene op het andere moment 25 tot 100 procent belastingverhoging door hun mik moet duwen als men in Amsterdam belastingen verhoogt, ongeacht welke belasting het is. Of het nu onroerendgoedbelasting zou zijn of wat dan ook. Inderdaad zei wethouder Dales: 'Had die mevrouw een hondje genomen als zij dit had geweten?' Beleid is als de wethouder zegt dat hij over zoveel jaar een zo hoog percentage aan hondenbelasting wil invoeren. Dan weten mensen dat. Maar hij kan niet ineens omdat hij wat geld te kort komt, zeggen: 'Waar kunnen wij nog wat bovenop doen?' Dat vind ik een beetje volksverlakkerij. Als het hem uitkomt gaat het omhoog en als wij geen bezuinigingen hadden gehad, dan was het gelijk gebleven. En was het nu maar zo dat het geld wordt gebruikt om bijvoorbeeld hondenpoep, die toch illegaal is gedumpt, op te ruimen. Dat zal echter niet gebeuren. Ik veronderstel dat mensen nu vanwege die 25 procent zeggen: 'Ik laat het lekker een keer liggen en vier keer ruim ik het op.' Daarbij kan ik mij wat voorstellen.
  Wat de kunstsector betreft had ik wethouder Belliot gevraagd de bruikleenoverkomst nog eens te bezien. Daarop zou ik zo terugkomen, want wij hadden elkaar even verkeerd begrepen. Ik heb het herziene amendement ingediend, zodat u dat kunt zien.
  Gisteren heb ik opgemerkt dat wij een motie uit 1999 hadden ingediend, die was aangenomen. In de motie stond dat wij een wachtlijst hebben met ambtenaren die thuiszitten en niet kunnen werken. Dat is tegenwoordig gedecentraliseerd. Er stond in dat wij hopen dat deze ambtenaren in hun eigen dienst weer aan het werk worden gesteld, of dat er extra op wordt gelet, nu er de komende twee jaar misschien zoveel bezuinigingen worden doorgevoerd, of niet een aantal ambtenaren op die manier aan subsidies kan worden toegevoegd. Met een ambtenaar die een halfjaar zeer goede zaken kan uitwerken, bijvoorbeeld voor een MCA of wat dan ook, is dat misschien een methode om dit te laten gebeuren zonder geld toe te voegen. Men moet het geld immers toch al uitgeven. Om die reden heb ik voor de zekerheid dit amendement¼
   (De heer NEDERVEEN: U heeft tegelijkertijd een notitie ingediend.)
    et zijn drie amendementen.
   (De heer NEDERVEEN: Ja, dat is nog een andere. Zou u die amendementen willen aanhouden, waarbij wij eerst in de commissie de notitie bespreken? Dan kunnen wij daarna komen tot een uitspraak.)
  Ik vroeg in die notitie niet om een uitspraak. Wij spreken hier over bezuinigingen. De fractie van Mokum Mobiel heeft gedacht dat zij met ideeën moet komen over hoe te bezuinigen. Als men dan men ideeën komt en iedereen vraagt wat dat ermee te maken heeft¼ Andere mensen gaan dat geld in een ander potje stoppen. Wij hebben drie amendementen ingediend, waarbij wij zeggen dat men daarmee in de toekomst geld kan verdienen. Daarom hebben wij ze bij de bezuinigingen ingediend en niet gezegd dat de uitkomst er moet zijn. Het amendement dat bijvoorbeeld vraagt of wij iets mogen verkopen van die 50.000 kunstwerken in opslag willen wij aanhouden. Dat is wat mijn collega en ik net hebben besloten. Want stel je voor dat de heer Sanders er niet uit komt en stel je voor dat in de O+S-enquête die wij hebben uitgezet 90 procent van de Amsterdammers zegt: 'U mag verkopen', dan wil ik die discussie nog wel eens opnieuw aangaan. Maar nu is het daarvoor niet het moment. Wij hebben het idee opgeworpen omdat wij willen laten zien dat wij meedenken over hoe men aan geld binnen de eigen gemeente zou kunnen komen. Ik had geen idee wat de coalitiepartijen gingen doen, want die hebben niet overlegd met de kleinere partijen. Dus dan komt men met eigen ideeën. Dus dat amendement wordt ingetrokken tot later.
  Van de Burgemeester wil ik straks nog weten of hij er wat mee kan zonder dat dit extra veel geld hoeft te betekenen. Ik heb namelijk begrepen dat al die ambtenaren gedecentraliseerd binnen hun eigen dienst als het ware op de wachtlijst staan. Misschien kunnen wij daarmee al heel snel resultaat bereiken.
 
  Het amendement-Van Oudenallen (nr. 355), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
 
 De VOORZITTER deelt mee dat is ingekomen:
 
127°    Amendement van 19 juni 2003 van het raadslid Van Oudenallen inzake de inzet van ambtenaren op wachtgeld (Gemeenteblad afd. 1, nr. 361).
 
  Het amendement wordt terstond in behandeling genomen.
 
  De Burgemeester draagt het presidium over aan de heer Bijlsma.
 
 Wethouder DALES: Mijnheer de Voorzitter. Veel valt er niet meer toe te voegen aan wat er is gezegd. Mevrouw Bruines vroeg nog iets over de subsidiesystematiek, maar ik heb haar vraag niet begrepen. Als er nog iets is dat ik kan verduidelijken ten opzichte van wat ik eerder heb gezegd, wil ik dat wel doen, maar het is geen onwil als ik daarover nu niets meer zeg, want ik ben eigenlijk uitgepraat. Ik begrijp dat de Kunstenplansystematiek anders is dan bij andere subsidies, maar waar het om ging was het totale kader van het Kunstenplan. Dat laat men op deze manier buiten schot en dat kan ik niet zo goed volgen. Dat zou wat ons betreft onderdeel van het totale pakket aan criteria moeten zijn.
    (De heer ZAFER YURDAKUL: U heeft een preadvies van het College gegeven over het amendement over subsidies. Een amendement met dezelfde strekking hebben wij ook ingediend, en daarover hebt u helemaal niets gezegd. Dat komt meer in de richting van wat u bedoelde betreffende subsidiesystematiek, breder trekken en dergelijke. Dit is amendement nr. 321.)
  Ik zal intussen even kijken en ik kom er straks misschien nog even op terug. Een begroting moet sluitend zijn. Het kan dus niet zo zijn dat ergens gaten worden geslagen. Dat zal volgens mij hier ook niemand willen. Ik zal dus weer als vanouds de boekhouder uithangen, mijnheer Asscher. Ik tel het op en trek weer af, dan komen wij ergens en dat leg ik aan u voor. Als namelijk die oude moties nog moeten worden uitgevoerd, heeft dat financiële consequenties. Ik hoor wel wat de Raad daarmee precies wil en dan zullen wij zorgen dat de zaak aan het eind van het traject weer helemaal sluit. Dat zien wij ergens in het najaar. Als er onvoldoende geld is, dan moet u voor uw prioriteitsgebieden naar rato het bedrag enigszins naar beneden brengen. Dat is de oplossing. Daar komen wij volgens mij in het najaar wel uit.
  Over amendement nr. 321 van de D66-fractie heb ik daarstraks al het nodige gezegd. Wij zijn er geen voorstander van om die subsidiëring tot het jaar 2005 vooruit te schuiven. De coalitiepartijen hebben echter voorgesteld dat toch wel te doen en dan zal er wel een meerderheid voor komen. Dus dat gaat in uw richting. Over die gemeentebrede objectieve toetsingscriteria heb ik de heer Asscher horen zeggen dat dit ook de inzet is van de PvdA-fractie en volgens mij ook van de andere coalitiefracties. Volgens mij heeft u elkaar daarin gevonden en valt het misschien in elkaar te schuiven.
   (Mevr. BRUINES: U zegt dat wij vooral niet moeten laten wat er in 2004 mogelijk is. Daarmee zijn wij het overigens eens.)
  Ja, dat heb ik overigens ook uit de mond van de heer Asscher gehoord.
   (Mevr. BRUINES: Precies, dat was meer uit netheid bedacht. Wat wij er wel bij leveren en de coalitie niet, is ook de incidentele dekking voor de gaten die dan vallen in het totale financiële plaatje voor volgend jaar.)
  Dat zou men kunnen doen, ja. Dat zou kunnen.
   (Mevr. BRUINES: Als het College zegt dat het allemaal toch niets meer uitmaakt ¼)
  Daar heeft u gelijk in. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daartegen geen bezwaar wil maken. Men kan het op die manier oplossen, daarin heeft u volstrekt gelijk. Dat betekent dat men iets anders met dat incidentele geld niet meer kan doen, maar het is wel een manier om in ieder geval in 2004 het volle bedrag binnen te hebben. Ik heb daar dus geen bezwaar tegen.
  Ik kom op het amendement van de SP-fractie. Ja, wat moet men ermee? Ik zie er niet zozeer het nut van in. Overigens is er in de commissie ook al over gesproken. Die wethouderssalarissen en die topsalarissen, dat is allemaal zo breed en zo breedsprakig en dat leidt uiteindelijk allemaal tot niets. Laat ik er dus maar heel kort over zijn. Wij ontraden u om dit amendement aan te nemen.
   (Mevr. KALT: Ik begrijp wel dat u dit vindt over dat SP-amendement, maar vindt u de strekking ervan niet aardig? Het is tegen zakkenvullers en graaiers, dat is toch wel aardig.)
  Ja, dat is wel waar, maar ik zou niet weten hoe wij hier in de gemeente Amsterdam de gemeentekas kunnen vullen door de salarissen van de directeur van – ik noem maar wat – Heineken, Philips, enzovoort, te gaan verlagen. Wij kunnen dat niet eens, dus wat moet ik met zo'n amendement. Daarom noem ik het een beetje apekool.
   (Mevr. ALBERTS: Nu bent u moedwillig verkeerd aan het lezen. Wij spraken natuurlijk over topsalarissen van ambtenaren. Maar ik begrijp het wel, het is mij helemaal duidelijk. De Raad mag meedenken, dat heb ik helemaal begrepen, maar alleen als de Raad doet wat het College wil. Dat is nu wel over-, over-, overduidelijk. Ik heb alleen maar negatieve preadviseringen gehoord. Hartelijk dank.)
  Inderdaad negatief gepreadviseerd. En dan tot slot: de Raad is buitengewoon tevreden over zichzelf en het College is eigenlijk ook wel tevreden over zichzelf.
   (De heer VAN POELGEEST: Wat bedoelt u nu? 'De Raad is tevreden over zichzelf.' Hoor ik daar ook bij?)
..  Ja, u hoort daar ook bij.
   (De heer VAN POELGEEST: Hoezo, ik ben helemaal niet tevreden over mijzelf. Volgens mij bedoelt u de coalitiepartijen.)
 Nee, want ik heb mevr. Kalt ook horen zeggen ¼
   (De heer J.L. BAKKER: Wethouder Dales is bijzonder tevreden over zichzelf.)
 ¼ dat zij heel tevreden is over haar amendementen. Ik heb veel blijken van tevredenheid gehoord van mensen over zichzelf. Op zichzelf vind ik dat mooi. Het College is ook tevreden over zichzelf en de Raad is in ieder geval voor een deel behoorlijk tevreden over het College. Het College is ook tamelijk tevreden over de Raad. Dus eigenlijk zou ik zeggen dat wij hier een fantastische middag hebben gehad en vol goede moed vooruit.
    (De heer J.L. BAKKER: Is dit nodig, Voorzitter? Wij zijn hier serieus bijeen als volksvertegenwoordigers, er zit hier een stelletje te blaten en wethouder Dales raakt helemaal buiten zinnen van tevredenheid. Wij zijn hier serieus bezig met de Voorjaarsnota, mijnheer Dales.)
  Maar ik wilde net een positieve noot inbrengen, dat mag toch wel?
   (De heer J.L. BAKKER: Een positieve noot? U maakt er een parodie van.)
  Nee, ik heb hier veel positieve noten gehoord. Waarom mag ik die niet nog een keer uiten?
   (De heer J.L. BAKKER: Omdat u er een parodie van maakt, dat zeg ik juist.)
  Dat mag ook wel eens gebeuren. Het is ook wel eens mooi dat men hier iets voor elkaar brengt. Het is geen geringe operatie. Als men daarover wat woorden van tevredenheid zegt, zou ik dat helemaal niet erg vinden, waarmee niet is gezegd dat iedereen altijd even blij is. Ik kan het ook niet helpen, maar ik denk toch dat dit een mooie opmaat is naar het maken van de begroting voor 2004.
 
 De BURGEMEESTER: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb twee punten. Ik begin met het kleinste punt, dat is het amendement van mevr. Van Oudenallen. Zij verzoekt nog eens te bezien of men mensen in wachtgeld kan inschakelen. Wij doen dat en, waar nodig, zullen wij bezien of wij dit nog verder kunnen intensiveren. Maar juist voorzover wij daarbij zelf handelen zijn wij daarmee heel intensief en consciëntieus bezig, juist omdat wij vinden dat die mensen ook heel goed kunnen worden ingeschakeld en het ook weer een goede opstap is naar verder werk. Dus wij doen het al.
  Over amendement nr. 305 hebben de heer Halbertsma en anderen gezegd dat hun intentie is dat zij echt willen dat er bij het ambtelijk apparaat fors wordt gekeken hoe men daar kan bezuinigen en hoe men de zaak daar kan verbeteren. Als het daarover gaat, dan begrijp ik dat ook heel goed en dan lijkt mij dat ook prima. De heer Halbertsma heeft vervolgens een kwalificatie gegeven dat er sprake zou zijn van een spectaculaire en unieke prestatie wanneer het College erin zou slagen die taakstellingen te vervullen. Dat ben ik met hem eens. Als wij daarin niet zouden slagen en erin zouden slagen wat wij ons hebben voorgenomen, namelijk om die extra 20 miljoen euro te bezuinigen, zou dus sprake zijn van een goede prestatie. Dat is precies zoals ik het amendement interpreteer. Ik ben het met de richting daarvan eens. Verder denk ik, dat is hier vaker gezegd, dat het College niet is gehouden tot het onmogelijke. Wij gaan ons best doen. Ik meen dat wij een uitstekende prestatie verrichten als wij erin slagen de taakstelling die wij hebben te realiseren. Als het mogelijk is daaraan meer te doen, dan zullen wij dat zeker niet nalaten.
   (De heer VAN POELGEEST: Ik neem aan dat de wethouder voor Financiën dat niet allemaal zo voor zijn rekening kan nemen. Dat geld dat de coalitiepartijen erbij doen, wordt immers ondertussen wel uitgegeven. U zegt eigenlijk dat u gaat proberen het binnen te halen, maar het niet belooft. Dan kunt u dat bedrag niet als zeker inboeken; dat is met elkaar in tegenspraak.)
  Ik meen dat wethouder Dales precies hetzelfde heeft gezegd. Die heeft ook eerder gezegd: 'Eerst hebben en als men het heeft, kan men het uitgeven.' Dat past hier naadloos op en dat klopt natuurlijk, want dat is een en hetzelfde College.
   (De heer VAN POELGEEST: Dat betekent dus dat het amendement over de bestedingsrichtingen door het College in hoge mate wordt gerelativeerd. Dat is dan wel de conclusie.)
   (Wethouder DALES: Ik meen dat ik daarover inderdaad heel duidelijk ben geweest: eerst vangen en dan uitgeven. Dat wordt naar mijn idee door de Raad gesteund. Dat zou trouwens ook niet anders kunnen, anders krijgen wij problemen met de provincie Noord-Holland en dat zouden wij niet willen. Dus dat moeten wij realiseren. Dan zet het College zich in en wat wij dit jaar al kunnen, moeten wij ook gewoon doen en niet laten lopen. Dus wij doen zoveel als maar kan. Maar als het niet kan, en in het najaar komt op tafel wat wij hebben gerealiseerd, dan kan het niet. Uiteindelijk zal de zaak wel moeten sluiten, maar ik meen dat dit ook het standpunt van de Raad is.)
   (De heer H.H.G. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. De heer Cohen zou nog een onderwerp behandelen, dus ik denk dat het handiger is dat de discussie wordt afgemaakt en dat hij daarna op dat onderwerp terugkomt.)
   (De heer HALBERTSMA: Dit is natuurlijk een belangrijke discussie, want het gaat er niet alleen om dat de provincie Noord-Holland tevreden is over de boekhouding. Net zoals u er in de Meerjarenraming van uitgaat dat het Havenbedrijf een aanzienlijke inkomstenstijging zal verkrijgen, gaat mijn fractie ervan uit dat het ambitieniveau zoals is neergelegd over de apparaatskosten wordt gehaald. Voor ons staat dat op één lijn.)
   (De heer H.H.G. BAKKER: U zou ons amendement nog bekijken.)
  Dat klopt, ik heb het nog een keer bekeken en ik preadviseer daar negatief over. Dit is het gecombineerde amendement over de brandweerkazerne en over de blusboot, waarbij u in beide gevallen vraagt de bezuiniging niet in te boeken. Ik heb daarvan gezegd dat het wat de Haarlemmerpoort betreft geen inboeken is maar uitstellen. Wat die blusboot betreft is het wel degelijk doorgaan op de lijn zoals wij die hebben voorgesteld. U zegt iets anders, dus ik adviseer daar negatief voor.
 De VOORZITTER: Dit is amendement nr. 324.
 De BURGEMEESTER: Mevrouw Bruines zegt dat er nu sprake is van een politieke portefeuille voor de Burgemeester. Ja, dat wisten wij ook op het moment dat ik die portefeuille kreeg. Toen is dat debat ook gevoerd en toen heb ik daarover het nodige gezegd. Wat nu gebeurt, is daarmee geheel in lijn.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Wethouder Maij heeft daarstraks gezegd dat zij over een aantal amendementen niets kon zeggen tot de tweede termijn van de Raad. Ik begrijp dat zij al deze amendementen positief preadviseert?
 
 
  De motie-Van Oudenallen (nr. 356), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit.
 
 De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
128°   Motie van 18 juni 2003 van het raadslid Van Oudenallen inzake de bruikleenovereenkomst met het Rijk voor de Nachtwacht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 357).
 
 De motie wordt terstond in behandeling genomen.
 
 Wethouder mevr. BELLIOT: Mijnheer de Voorzitter. Motie nr. 356 is aangepast en draagt nu nr. 357. Ik preadviseer die positief omdat er informatie bij is gekomen, waarbij mevr. Van Oudenallen erop wijst dat aan de bruikleenovereenkomst sinds 1977 door de Gemeenteraad geen aandacht meer is geschonken, terwijl toen is beloofd dat dit onderwerp na vijf jaar opnieuw zou worden bezien. Dit had op zijn laatst in 1982 gebeurd moeten zijn. Dus wat mij betreft plaatsen wij dit op de agenda van de commissie.
 
  De vergadering wordt van 17.10 uur geschorst tot 19.30 uur.