OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 26 MAART 2003.
Aanwezig
: de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de
heer J.L. Bakker (SP), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de
heer Bijlsma (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr.
Buurma-Haitsma (VVD), mevr. Codrington (GroenLinks), mevr. Dalm (GroenLinks),
de heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer
Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Halbertsma (PvdA), de heer
Huffnagel (VVD), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), mevr. Kalt
(Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Klerks (PvdA), de heer Manuel (D66), de
heer Marres (PvdA), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman
(PvdA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), mevr.
Özütok (GroenLinks), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren
(GroenLinks), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Res (CDA), de heer
Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr.
Spee-Rouppe van der Voort (CDA), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de
Leeuw (VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66) en de heer
Zati Yurdakul (PvdA). Afwezig: het lid mevr. Schaapman (PvdA).
Aanwezig
: de wethouders mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der Horst (VVD), mevr. Maij
(CDA), de heer Oudkerk (PvdA) en de heer Stadig (PvdA). Afwezig
: wethouder de heer Dales (VVD).
Middagzitting op woensdag 26 maart 2003.
Voorzitter
: mr. M.J. Cohen, burgemeester
, alsmede het raadslid drs. A. Bijlsma, plv. voorzitter
Raadsgriffier: mevr. mr. A.J.M. Smeets De VOORZITTER:
Hierbij open ik de vergadering van de Gemeenteraad van Amsterdam. Ik deel u
mede dat er bericht van verhindering is ontvangen van wethouder Dales en mevr.
Schaapman. Tevens deel ik u mee dat de Commissie Werkwijze heeft besloten dat
deze vergadering uit één dagdeel zal bestaan. 1
Notulen van de raadsvergadering op 5 maart 2003
De notulen worden ongewijzigd goedgekeurd. 2
Vaststelling van de agenda.
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 3
Mededeling van de ingekomen stukken.
1E Adres van C.J. Tol van 20 februari 2003 inzake de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen
ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de
leden van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en
Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie.
..............................................
3E Adres van mr. H.A. Sarolea van 21 februari 2003 inzake de vluchtveiligheid van
de ondergrondse stations van de Noord-Zuidlijn. De VOORZITTER:
Ik deel u mede, dat mevr. Kalt
voorstelt dit adres te behandelen in de Commissie voor Verkeer, Vervoer en
Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie.
Wethouder VAN DER HORST: Ik maak daartegen geen bezwaar.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen
ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Verkeer, Vervoer en
Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en
communicatietechnologie.
....................................
..............................................................
..................
14E Adres van T. Rijnink
jr. van 6 maart 2003, houdende een voorstel voor een alternatief tracé
voor de Noord-Zuidlijn.
Besloten wordt, dit adres voor kennisgeving aan te nemen.
..........................................................
...........................................................................
................................
............................
5 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 6 februari 2003 tot delegatie en
mandatering van planschadebesluiten met betrekking tot de aanleg van de
Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 67). De heer PAQUAY
(stemmotivering): Wij wensen te worden geacht tegen deze voordracht te hebben
gestemd. Gezien de ontwikkelingen op dit terrein lijkt het ons niet verstandig
nog meer uit handen te geven dan wij reeds hebben gedaan. Mevr. KALT:
Om meer principiële redenen zijn wij erop tegen dat de Raad nog meer
bevoegdheden aan het College van Burgemeester en Wethouders delegeert. Naar ons
idee is dat een verdere uitholling van zijn functie. Door middel van
planschadebesluiten is het juist mogelijk te controleren hoe het met de
Noord-Zuidlijn verloopt. Wij hebben liever een hamerstuk dan geen stuk.
Mevr. VAN OUDENALLEN:
De fractie van Mokum Mobiel sluit zich aan bij de woorden van mevr. Kalt.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 67 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met
inachtneming van de door de raadsleden Paquay, Kalt en Van Oudenallen
gevraagde aantekening.
..............................................................
....................................................
...........................................................................
.................................
4A Interpellatie van het raadslid mevr. Bruines over het openbaar worden van
vertrouwelijke informatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 115). Mevr.
BRUINES:
Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben geconstateerd dat informatie, die vorige
week vertrouwelijk in een raadscommissie is besproken, naar buiten is gekomen
en door de pers is gepubliceerd. De fractie van D66 is van mening dat dit een
ernstig voorval is dat wij hier niet onopgemerkt voorbij moeten laten gaan.
Naar onze mening is dit een aanslag op het vertrouwen dat het College en de
Raad in elkaar moeten kunnen hebben. Tevens kan dit een aanslag zijn op de
actieve informatievoorziening die het College ook in het kader van de nieuwe
wet Dualisering aan de Raad moet geven. De fractie van D66 is van mening dat
het vertrouwen in de politiek en het bestuur op het spel staat als de Raad er
niet op aandringt deze kwestie tot op de bodem te onderzoeken.
Is de voorzitter van de Raad bereid een onderzoek te laten instellen naar de
wijze waarop de vertrouwelijke informatie naar buiten kon komen?
Is hij bereid voor de volgende vergadering een procedureel voorstel voor dit
onderzoek aan de Gemeenteraad voor te leggen?
Wat ons betreft kan daarbij ook de vraag aan de orde komen of het nodig is een
aantal zaken te verbeteren op het gebied van het aan raadsleden bezorgen van
schriftelijke vertrouwelijke informatie. Ook zojuist werd ons een
vertrouwelijke brief uitgereikt die wij onmiddellijk in de tas moeten stoppen.
(De VOORZITTER:
Voor de duidelijkheid merk ik op dat die brief alleen is bedoeld voor de leden
van de Commissie voor Verkeer enz.) De BURGEMEESTER:
Mijnheer de Voorzitter. Ik stel voorop dat ik het volstrekt eens ben met de
vraagstelling van mevr. Bruines. Het heeft ook het College zeer gestoord dat
dit gebeurde, temeer daar dit het geval was na de vorige raadsvergadering.
Tijdens die vergadering heeft de Raad wethouder Van der Horst nog eens
nadrukkelijk verzocht vooral aan de Raad mededelingen te doen. Wethouder Van
der Horst heeft mede naar aanleiding van die discussie gevraagd wat hij moest
doen met de stukken waarop nu wordt gedoeld. Na enige afweging is ervoor
gekozen de Raad op die manier te informeren. Het niet informeren van de Raad
kon immers opnieuw tot een dergelijk probleem leiden. Als dan dit het gevolg
is, ontstaat er daadwerkelijk een probleem. Dat ben ik graag met mevr. Bruines
eens.
Dit is overigens niet het enige probleem dat speelt. Tijdens de volgende
vergadering van de Commissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid,
Integraal Veiligheidsbeleid, Personeel en Organisatie en Bestuurlijk Stelsel
zal ik een vergelijkbaar punt aan de orde stellen. Ook dat heeft mij gestoord,
maar daar gaat het nu niet om.
Het is niet de eerste maal dat dit gebeurt. Ongeveer een jaar tot anderhalf
jaar geleden is ook vertrouwelijke informatie uit een commissie uitgelekt. Het
College heeft indertijd verzocht een onderzoek naar de gang van zaken in te
stellen. Dat is door de Rijksrecherche uitgevoerd en de resultaten daarvan zijn
onlangs beschikbaar gekomen. Die zijn overigens negatief. Het is vrijwel
onmogelijk te achterhalen wie heeft gelekt. Ik vraag mij daarom af of het
zinvol is opnieuw een dergelijk onderzoek in te stellen. Ik ben eerder geneigd
een dringend beroep op de voltallige Raad te doen om hiermee op te houden,
omdat dit niet alleen hem schaadt maar de gemeente Amsterdam in totaliteit.
Mevr. Bruines heeft gevraagd of het niet verstandig is goed na te gaan of het
mogelijk is onze procedures dusdanig in te richten dat de kans op het uitlekken
van informatie gering wordt. Die vraag beantwoord ik graag bevestigend.
Daarbij kunnen wij bovendien ons voordeel doen met het onderzoek van de
Rijksrecherche van een jaar geleden. Wellicht komt daaruit een aantal
aanbevelingen naar voren dat tot verbetering kan leiden. Misschien kan de Raad
met algemene stemmen een motie van dergelijke strekking aannemen, maar dat laat
ik aan hem over. Mevr. MEIJER:
Mijnheer de Voorzitter. Ik begrijp dat het College zich heeft gestoord aan het
feit dat geheime informatie is uitgelekt. Ik stoor mij enigszins aan de
opmerking van de Burgemeester dat hij een beroep doet op de Raad om hiermee op
te houden. Daarmee legt hij de schuld bij de Raad. Ook ik heb mij afgevraagd
hoe dit kon gebeuren. Ik heb bijvoorbeeld in De Telegraaf informatie
aangetroffen waarover ik niet beschikte. Daaruit concludeer ik dat dit lek niet
bij ons zit. Naar mijn idee zit dat hoger in de organisatie.
Is de Burgemeester bereid na te gaan of iemand anders heeft gelekt?
De VOORZITTER:
Ik bied mijn excuses aan, want mevr. Bruines moest als eerste het woord
krijgen. Mevr. BRUINES:
Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de Burgemeester voor de beantwoording van de
vragen. In het verleden is vaker gelekt en zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd
waaruit bleek dat het niet mogelijk is een persoon aan te wijzen die dat had
gedaan. Ik ben daarvan op de hoogte, maar het gaat erom dat wij hier uitspreken
dat wij alles eraan moeten doen om te achterhalen hoe dit mogelijk was. Naar
ons idee is het niet mogelijk per definitie te zeggen dat de raadscommissie
schuldig is. De mogelijkheid bestaat dat andere bronnen voor het lekken
verantwoordelijk zijn.
Mevr. Meijer heeft gelijk als zij zegt dat er meerdere personen op de hoogte
zijn van de betreffende informatie. Het was niet onze bedoeling de Raad of de
raadscommissie te beschuldigen. Wij zijn echter wel van mening dat wij alles
eraan moeten doen om het lek te achterhalen. Ook vinden wij het goed de
procedures na te lopen en na te gaan op welke punten eventuele verbeteringen
mogelijk zijn.
In eerste termijn heb ik mijn motie vergeten in te dienen. Ik hecht eraan dat
alsnog te doen. Daarmee vraag ik de voorzitter van de Raad en het College een
onderzoek in te stellen naar de mogelijke herkomst. Ook verzoek ik hem daarmee
een procedureel voorstel voor dit onderzoek voor te leggen, waarbij tevens
eventuele verbeterpunten aan de orde kunnen zijn. Als de voorzitter van het
College de motie op die wijze leest, dien ik deze graag in. (De
BURGEMEESTER:
Legt u daarmee de nadruk op het tweede deel? Dat zeg ik u toe. Het lijkt mij
namelijk verstandig die procedures nog eens langs te lopen. Ik merk nogmaals op
dat ik weinig heil zie in het wederom instellen van een onderzoek. Dat kost
zeer veel tijd en de ervaring leert dat wij daarmee niet verder komen.Dat neemt
niet weg dat ik het met u eens ben dat het van belang is een dergelijk
onderzoek in te stellen en dat dit ook als signaal belangrijk is. Dat is er de
reden van dat wij dat ook vorig jaar hebben gedaan, maar u ziet wat het
resultaat daarvan is. Naar mijn idee is dat het verkeerde middel voor het goede
doel.)
Dan stel ik voor dat mevr. Bruines een procedurevoorstel doet over het
inrichten van een onderzoek. Aan de hand daarvan kunnen wij bepalen in
hoeverre, hoe diepgaand en door wie eventueel een onderzoek moet worden gedaan.
Ik vind het wel belangrijk na te gaan wat de mening van de Raad daarover is.
(De VOORZITTER:
Ik doe mevr. Bruines de suggestie de formulering van de motie ietwat te
wijzigen, zodat daarover geen misverstanden ontstaan.)
Wij laten onze gedachten gaan over een andere formulering. Tussentijds kan de
voorzitter misschien iemand anders het woord geven. Mevr.
ALBERTS:
Mijnheer de Voorzitter. Ik hecht eraan te onderstrepen dat ik uit het antwoord
van de Burgemeester uitsluitend kan vaststellen dat het probleem bij de Raad
ligt. Ik verzoek hem met klem de schuld niet meteen bij de raadsleden te
leggen. Zodra personen vertrouwelijke informatie ontvangen
? dat kan iedereen zijn ? bestaat de mogelijkheid dat er wordt gelekt. Ik
verzoek hem nogmaals dringend de schuld niet
uitsluitend bij de raadsleden te leggen. Dat zou immers zeer vervelend en
eenzijdig zijn. De BURGEMEESTER:
Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het volstrekt met mevr. Alberts eens.
De heer HALBERTSMA:
Mijnheer de Voorzitter. Elk raadslid die gelegenheid heeft gehad de memoires
van burgemeester Van Thijn te lezen of de biografie van burgemeester Polak,
weet zeker dat de afgelopen 25 jaar geen verandering is gekomen in het feit dat
er wordt gelekt. `Schering en inslag' zijn naar mijn idee de enige woorden die
daarbij passen, zeker als wij ons verdiepen in het recente verleden van onze
Raad. Op dit terrein zijn veel onderzoeken gedaan die meestal niets hebben
opgeleverd. Ik herinner mij een onderzoek naar uitgelekte geheime informatie
uit een fax van een wethouder. Ook dat onderzoek liep dood.
Ik herinner de Raad aan het jongste voorval in de commissie, namelijk op 25
september jl. Mijn fractie heeft naar aanleiding daarvan voorgesteld een
justitieel onderzoek in te stellen. Dat lijkt ons namelijk de enige juiste weg.
Wij hebben hier immers al vele malen met elkaar vastgesteld dat het niet is
toegestaan te lekken en als dat desondanks gebeurt, is het van belang via de
geëigende kanalen maatregelen te nemen in de vorm van het instellen van
een justitieel onderzoek. Deze mening zijn wij nog steeds toegedaan. Dat laat
onverlet dat de Raad wat dat betreft op de eerste plaats zelf een belangrijke
taak heeft. Dan doel ik niet alleen op het feit dat wij ons verre moeten houden
van dit soort acties, maar daarmee zeg ik ook dat wij zeer terughoudend moeten
zijn met het geven van reacties in het geval dat er is gelekt. Ik hecht eraan
erbij stil te staan dat vorige week twee fracties, waaronder de fractie van
D66, hebben gereageerd op de informatie die is uitgelekt. Op deze manier houden
zij het wormpje natuurlijk wel in stand.
Onze fractie staat sympathiek tegenover deze motie, ondanks het feit dat zij
van mening is dat de justitiële weg moet worden bewandeld. Wij verzoeken
de fractie van D66 dan ook in overweging te nemen dat in het dictum van de
motie niet uit te sluiten. Mevr. DALM:
Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de Burgemeester voor zijn beantwoording. Ook
de fractie van GroenLinks is van mening dat het geen goede zaak is dat op deze
manier met vertrouwelijke informatie is omgesprongen. De Burgemeester heeft
opgemerkt dat het lastig is te onderzoeken waar het lek zit. Als wij de
Rijksrecherche een onderzoek laten instellen, kost dat bovendien veel geld.
Wellicht zijn er andere methoden, zoals een gesprek. Misschien is er iemand die
een gesprek kan voeren met voorlichters, raadsleden en de ambtenaren die bij
het project zijn betrokken. Wellicht is het mog
elijk ook dat in de motie op te nemen.
Ik hecht eraan te vermelden dat reeds in het blad Binnenlands Bestuur van 14 ma
art jl. ? dat was dus voordat de commissievergadering plaatsvond ? een artikel
was opgenomen over de verzekeringen van de Noord-Zuidlijn.
Het informatiegehalte daarin was niet zeer hoog, maar kennelijk was er voor de
desbetreffende journalist aanleiding daarover te publiceren. In dat stuk wordt
ook de heer Bijlsma geciteerd.
Is het in een dergelijk geval niet verstandig tegen de pers te zeggen dat het
een vertrouwelijk onderdeel van de commissievergadering betrof en dat wij
daarover op dit moment derhalve geen mededelingen doen?
De fractie van GroenLinks heeft dat in ieder geval wel op deze manier gedaam.
Ook zij werd door de pers benaderd, maar zij heeft gezegd dat deze kwestie in
een vertrouwelijk deel van de vergadering is besproken en dat zij berichten
daarover derhalve noch bevestigt noch ontkent.
Ik verzoek het College hierop een reactie te geven. De heer
FLOS:
Mijnheer de Voorzitter. Ik vind het een goede zaak dat de fractie van D66
vragen over dit onderwerp stelt. Wel ben ik het met de heer Halbertsma eens dat
zij als het ware krokodillentranen huilt. De heer Manuel heeft op AT5 immers
commentaar geleverd op het uitlekken van die geheime informatie en daarmee
geeft hij ook grond aan het feit dat het bericht al dan niet waar is. Ik ben
het met mevr. Dalm eens dat het dan ook niet past in de pers daarop te
reageren. De telefoon stond die middag inderdaad roodgloeiend, maar ik heb niet
gereageerd.
Ik vraag wethouder Van der Horst of de gemeente Amsterdam door het bekend
worden van deze informatie zijns inziens schade is toegebracht.
De heer RES:
Mijnheer de Voorzitter. Wij ondersteunen het voorstel van de fractie van D66.
Het lijkt ons ook goed nog eens aandacht aan de procedure te besteden en na te
gaan op welke wijze de geheimhouding wordt opgelegd. Wij zijn het echter niet
met de Burgemeester eens als hij zegt dat het niet zinvol is een onderzoek in
te stellen. Dan kan degene die in het vervolg van plan is geheime informatie
naar buiten te brengen er immers al vanuit gaan dat er toch geen onderzoek
wordt ingesteld. Naar ons idee is dat een slecht signaal. Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Mijnheer de Voorzitter. De Raad wil dat er waarheden boven tafel komen. Ik
begrijp dan ook niet dat wij anno 2003 niet kiezen voor het inzetten van een
leugendetector. Misschien lees ik teveel thrillers of detectives, maar in die
boeken worden de problemen altijd opgelost. In de Raad is dat echter nooit
mogelijk. (Mevr. DALM:
Liefdesromans lopen ook altijd goed af.)
Dat hangt ervan af welke u leest. De heer H.H.G. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. Wij steunen het voorstel van de fractie van D66 niet,
omdat zojuist is aangegeven dat het niet eenvoudig is erachter te komen waar
het lek zit.
Ook ik stoor mij aan de opmerking van de Burgemeester dat hij de
verantwoordelijkheid bij de Raad legt. De pers staat namelijk al op het
terrein, voordat wij bijvoorbeeld over de Theemsweg hebben gesproken. Het
betreft dus voornamelijk zijn commissie.
Ik ga in op het stuk over de DIVV van wethouder Van der Horst. In de
vergadering van 20 maart jl. heeft hij ons om geheimhouding gevraagd, terwijl
in de knipselkrant van 18 maart de tekst al in grote lijnen was verwoord. Dan
begrijp ik niet waarom ons tot 20 maart om geheimhouding is gevraagd.
(Wethouder VAN DER HORST: Op welk stuk doelt u?)
In de knipselkrant van de gemeente staat een artikel uit het blad Binnenlands
Bestuur. Daarin delen twee ambtenaren van wethouder van der Horst alles in
grote lijnen mee. De wethouder moet dus eerst bij zijn eigen ambtenaren te rade
gaan.
Wij hebben ook diverse vertrouwelijke gesprekken met wethouder Oudkerk gevoerd.
Om 17.45 verliet ik de kamer van deze wethouder en om 18.00 uur zag ik het
volledige interview op AT5 terug. Ik raad het College dan ook aan eerst de hand
in eigen boezem te steken en pas dan bij de Raad te komen. Mevr.
BRUINES:
Mijnheer de Voorzitter. Ik kom met de tussenstand over de motie. Gehoord de
discussie stel ik voor de motie als volgt aan te passen: "verzoekt de
voorzitter van de Raad en het College een onderzoek in te stellen naar de
mogelijke herkomst van het naar buiten komen van de vertrouwelijke
informatie".
Ik vraag hem dus na te gaan waar het lek kan zitten. Denk aan de commissie, de
Raad, het College, de ambtenaren enzovoorts. De voorzitter legt dan aan ons
voor wat hij gaat onderzoeken en ik verzoek hem voor de volgende
raadsvergadering een voorstel tot het instellen van dit onderzoek aan de Raad
voor te leggen, waarbij de justitiële weg niet wordt uitgesloten en
aanbevelingen ter verbetering van de omgang met vertrouwelijke informatie
worden betrokken.
Naar mijn idee krijgt de voorzitter van de Raad zodoende alle ruimte om te werk
te gaan op de wijze zo
als hij die zojuist heeft aangegeven en is rekening gehouden met datgene wat de
Raad heeft gezegd. De VOORZITTER
deelt mede dat is ingekomen: 19E
Motie van 26 maart 2003 van het raadslid Bruines inzake een onderzoek naar het
naar buiten komen van vertro
uwelijke informatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 116).
De motie wordt terstond in behandeling genomen. De
BURGEMEESTER:
Mijnheer de Voorzitter. Mij wordt verweten dat ik alleen over raadsleden heb
gesproken, maar daarop had de vraagstelling betrekking. Er werd mij gevraagd
wat ik daarvan vind. Overigens heb ik nauwelijks begrepen dat er ook raadsleden
zijn die verwachten dat het niet zo kan zijn, dat ook leden van de Raad hier
iets hebben opgemerkt wat zij niet hebben gezegd. Ik sluit niet uit dat daarbij
ook ambtenaren zijn betrokken. Het is ook mogelijk dat wethouders of
burgemeesters dat hebben gedaan. Het kan iedereen zijn en dat maakt het
instellen van een onderzoek lastig. Daarom voel ik er meer voor gezamenlijk te
noteren op welke wijze wij preventief beter te werk kunnen gaan. Misschien is
het goed dat ik de motie van mevr. Bruines op die wijze interpreteer en
uitvoer. Dat betekent dat wij duidelijk moeten maken waarheen stukken gaan,
wanneer en op welke manier dat gebeurt. Naar mijn idee kunnen wij wat dat
betreft nog wel winst boeken. Door preventief beter te werk te gaan, wordt het
eenvoudiger bij een vergelijkbaar voorval in de toekomst een onderzoek uit te
voeren met kans op succes. Vanzelfsprekend begrijp ik de reacties goed en zou
ik niets liever willen dan weten hoe de zaak in elkaar zit. Als wij echter
nagaan wie het zou kunnen zijn en daarin willen investeren, kost ons dat zeer
veel tijd en energie. Daarbij komt dat de kans op succes beperkt is. Het lijkt
mij derhalve verstandiger datgene wat is gebeurd als aanleiding te gebruiken om
na te gaan op welke wijze wij voor de toekomst verbeteringen kunnen
aanbrengen. Dat lijkt mij beter dan dat wij deze zaak als uitgangspunt nemen en
daadwerkelijk trachten te achterhalen wat er eventueel is gebeurd. Het gaat
mij om het investeren van beperkte tijd en ik ben absoluut niet van mening dat
het reuze meevalt. Het tegendeel is het geval. (De heer
HALBERTSMA:
Bent u zich ervan bewust dat er op 9 oktober jl. naar aanleiding van het
gebeuren in de commissie van wethouder Stadig is gezegd, dat dit de laatste
maal moest zijn en dat het de bedoeling was regels op te stellen om herhaling
te voorkomen? Nu zegt u hetzelfde.)
Nee. Met de twee boeken die de heer Halbertsma noemt in de hand zou ik dat niet
durven. Natuurlijk is dit niet de laatste maal, maar ik wil wel proberen het
lastiger te maken. Naar mijn idee kunnen wij beter daarin investeren dan in het
onderzoeken van deze zaak. Het ligt mede aan ons allen of dit al dan niet de
laatste maal is geweest. Ik ben het met de heer Halbertsma eens dat de
geschiedenis leert dat dit inderdaad niet het geval zal zijn, maar dat ligt aan
ons. Ik vind het gemakkelijk te zeggen dat justitie onderzoek naar deze gang
van zaken moet verrichten. Dat is mogelijk, maar justitie heeft ook nog andere
zaken af te handelen. Eerlijk gezegd heb ik liever dat zij zich bezighoudt met
zaken waarvoor geldt dat de kans op succes groter is dan dat zij hiermee aan de
slag gaat. (De heer FLOS:
Bent u niet van mening dat een onderzoek als zodanig al een preventieve
uitwerking heeft op degene die misschien van plan is dit nogmaals te doen?)
Ik heb die opmerking mede gemaakt, omdat wij juist enkele van dergelijke
onderzoeken achter de rug hebben. Desondanks zitten wij weer met hetzelfde
probleem. Dat is er de reden van dat ik mij afvraag of het zinvol is wederom
een onderzoek in te stellen. (De heer OLIJ:
Is het dan misschien zinvol dat onderdeel uit de wet te schrappen? Het is
immers toch niet handhaafbaar en uitvoerbaar. U zegt dat justitie belangrijker
werk te doen heeft. Laten wij hierover dan ophouden. Dat is toch de
consequentie van datgene wat u zegt? Dan heeft het geen dus zin.)
De heer Olij luistert slechts naar de helft van mijn betoog.
(De heer OLIJ:
Nee. Op 9 oktober jl. hebben wij in de commissie van wethouder Stadig
geconstateerd dat er was gelekt. Naar aanleiding daarvan is er een brief
gekomen waarin stond dat dit nooit meer mag gebeuren. Vervolgens zouden wij
actie ondernemen. Nu zegt u wederom dat het weer is gebeurd en dat wij
misschien iets gaan ondernemen als een dergelijk voorval zich nogmaals
voordoet. Steeds als er is gelekt, zullen wij deze discussie voeren. Ook over
een jaar heeft justitie immers geen capaciteit en ook dan is het lastig een
onderzoek te doen. Zo kunnen wij het probleem steeds voor ons uit blijven
schuiven en dan is er nooit de dreiging dat betrokkene wordt gepakt. Dan moeten
wij die passage schrappen.)
De heer Olij legt mij allerlei woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken.
(De heer H. BAKKER:
Hebben wij hier te maken met draaideurcriminelen?)
Ik heb niet gezegd dat justitie daarvoor geen capaciteit heeft. Wel heb ik
opgemerkt dat het mij verstandig lijkt dat zij haar capaciteit inzet voor zaken
waarvoor geldt dat de kans op succes zo groot mogelijk is. Ook heb ik gezegd
dat ik graag wil investeren in het zodanig inrichten van onze procedures dat de
kans op lekken geringer wordt en die op het instellen van een succesvol
onderzoek groter. Met de regels die wij nu kennen, kunnen wij inderdaad een
onderzoek instellen. Dat levert echter weinig op. Het is dan beter de tijd op
een andere manier te besteden. (Mevr. DALM:
Het College heeft een van mijn vragen niet beantwoord, namelijk die over het
feit dat het beter is dat raadsleden de pers niet te woord staan als het een
vertrouwelijk deel van een commissievergadering betreft.)
Daarin heeft mevr. Dalm groot gelijk. Als de raadsleden zich daaraan houden, is
dat goed. Als dat niet gebeurt, hebben wij met een probleem te maken.
(De heer FLOS:
Ik heb een vraag aan wethouder Van der Horst gesteld.) Wethouder
VAN DER HORST:
Mijnheer de Voorzitter. De heer Flos heeft gevraagd of de gemeente Amsterdam
schade ondervindt nu informatie uit een geheime commissievergadering is
uitgelekt. Dat is mogelijk, maar daarover kan ik op dit moment geen uitsluitsel
geven. Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT
(orde): Er staat een foutje in de motie. 'Donderdag 20 maart' dient te worden
gewijzigd in 'woensdag 19 maart'. De VOORZITTER:
De datum in de overwegingen wordt gewijzigd. De heer HUFFNAGEL
(stemmotivering): Ondanks het feit dat wij de woorden van de Burgemeester goed
hebben begrepen, ondersteunen wij de motie. Wij zijn namelijk van mening dat
daarvan een signaalfunctie uitgaat. Daarbij komt dat er geen betere argumenten
zijn. Ik ben het grotendeels met de Burgemeester eens dat de kans op succes
niet groot is, maar desondanks ben ik van mening dat wij dit niet zomaar moeten
laten passeren. Mevr. KALT:
Ik ben van mening dat deze motie overbodig is en heb zin om tegen te stemmen.
De heer HALBERTSMA:
Wij stemmen voor deze motie, maar gaan ervan uit dat de Burgemeester inderdaad
met voorstellen komt om de procedures en dergelijke aan te scherpen. Ik neem
aan dat wij daarover in zijn commissie zo snel mogelijk voorstellen tegemoet
kunnen zien. De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over de ingediende motie.
De motie-Bruines (nr. 116) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER
constateert dat, van de bij de stemming aanwezige leden het raadslid Kalt zich
tegen de motie heeft verklaard.
............................................................
...................
....................................................
.............................................................
De vergadering wordt om 16.26 uur gesloten.
|