OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 5 MAART 2003.

Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), de heer Asscher (PvdA), de heer J.L. Bakker (SP), de heer H. Bakker (LA), de heer H.H.G. Bakker (LA), de heer Bijlsma (PvdA), mevr. Bruines (D66), de heer Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), mevr. Codrington (GroenLinks), mevr. Dalm (GroenLinks), de heer Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), de heer Goring (VVD), de heer De Graaf (CDA), de heer Halbertsma (PvdA), de heer Huffnagel (VVD), de heer Isik (VVD), de heer Jamari (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), de heer Manuel (D66), de heer Marres (PvdA), mevr. Meijer (SP), de heer Nederveen (VVD), de heer Nijman (PvdA), de heer Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), de heer Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), de heer Van Poelgeest (GroenLinks), de heer Res (CDA), de heer Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), de heer Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), de heer De Wolf (PvdA), de heer Zafer Yurdakul (D66) en de heer Zati Yurdakul (PvdA).
Afwezig
: de leden de heer Klerks (PvdA) en mevr. Özütok (GroenLinks).

Aanwezig
: de wethouders mevr. Belliot (PvdA), de heer Van der Horst (VVD), mevr. Maij (CDA) en de heer Oudkerk (PvdA).
Afwezig
: de wethouders de heer Dales (VVD) en de heer Stadig (PvdA).



Middagzitting op woensdag 5 maart 2003.



Voorzitter
: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede het raadslid A. Bijlsma, plv. voorzitter

Secretaris
: mevr. mr. A.M. Smeets, griffier

De VOORZITTER: Hierbij open ik de vergadering van de Gemeenteraad. Ik deel u mee dat bericht van verhindering is ontvangen van de wethouders Stadig en Dales. Ook de raadsleden mevr. Özütok en de heer Klerks zijn verhinderd. Wethouder Belliot is onderweg vanuit Den Haag en komt dus later. Verder deel ik u mee dat de Commissie Werkwijze heeft besloten dat deze vergadering uit één dagdeel bestaat.
.................................................
.....................................................
...................................................
................................................
6
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 6 februari 2003 tot delegatie en mandatering van planschadebesluiten met betrekking tot de aanleg van de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 67).

Dit punt is niet in behandeling gekomen.
.........................................
....................................................
...............................................
...................................................................
4B
Interpellatie van de raadsleden Van Poelgeest en Van Pinxteren inzake het project Metromorfose.

Hierbij komen tevens in behandeling:

1E vraag van het raadslid mevr. Spee-Rouppe van der Voort inzake de kosten van de uitvoering van het project Metromorfose.

2E vraag van het raadslid de heer Flos inzake de kosten van de uitvoering van het project Metromorfose.

Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Mijnheer de Voorzitter. Op 24 april 2002 is er een feestje op de locatie station Ganzenhoef. De champagne vloeit overvloedig, want demissionair minister Netelenbos zal haar opwachting maken op station Ganzenhoef om officieel het startschot te geven voor het ambitieuze project Metromorfose. Zij komt hoogstpersoonlijk om de beschikking voor de start van de werkzaamheden aan de wethouder te overhandigen. Om de spanning nog wat te verhogen, worden er 3d-brilletjes uitgedeeld. Helaas weet ik niet meer wat de kleur daarvan was, maar op grond van de berichtgeving uit de media verwacht ik dat de brilletjes roze waren.
De afgelopen week verschenen in de media berichten over het stilleggen van dit ambitieuze project als gevolg van een kostenverdubbeling waarvan eventueel sprake is als wij uitgaan van het oorspronkelijke ambitieniveau. Naar aanleiding van deze berichtgeving stel ik het College een aantal vragen.
Is het project Metromorfose momenteel inderdaad stilgelegd? Zo ja, vanaf wanneer is dat het geval?
Wanneer en door wie is het College op de hoogte gebracht van het feit dat er sprake is van een verdubbeling van de kosten van het project Metromorfose ten opzichte van de ramingen ten tijde van het raadsbesluit van 28 maart 2001?
Ik spreek niet over de eerdere meldingen van de wethouder dat er wellicht een verhoging dreigt, of dat er misschien zelfs sprake is van een forse verhoging. Ik spreek over de verdubbeling van de kosten. Dat is naar mijn idee iets anders dan een dreigende verhoging van de kosten.
Kan het College een feitenrelaas geven vanaf de dag dat het op de hoogte was tot aan het moment dat de Raad het nieuws uit de media kon vernemen?
Wat is vanaf dat moment het plan van aanpak geweest en waarom is de Raad niet terstond, al dan niet vertrouwelijk, geïnformeerd over het daadwerkelijke probleem van de verdubbeling van de kosten van dit project?
Wanneer zou de Raad op de hoogte zijn gesteld door de opdrachtgever van het project Metromorfose, namelijk de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, over de verdubbeling van de kosten?
Aan de reiziger is toegezegd dat de stations langs de Oostlijn door het project Metromorfose mooier, schoner en bovenal veel veiliger worden. Dat zou een enorme impuls zijn voor het metrogebruik in Amsterdam. Mijn vraag is in hoeverre het oorspronkelijke ambitieniveau op het gebied van de veiligheid nog kan worden gegarandeerd als er sprake is van een verdubbeling van de kosten?
Graag verneem ik van het College of het Rijk nog steeds voornemens is onder deze omstandigheden 85 procent van de kapitaallasten van het project Metromorfose te dragen.

De heer FLOS: Mijnheer de Voorzitter. De recesweek was toch niet zo rustig. Het project Metromorfose leek de media de eerste dagen te beheersen. Wij hebben daarom reeds vorige week diverse mondelinge vragen aangekondigd die ik nu stel.
Is het juist dat het project Metromorfose tweemaal meer zal kosten dan in maart 2001 werd verwacht toen de Gemeenteraad met de uitvoering akkoord ging, als alle plannen conform het destijds gestelde ambitieniveau worden uitgevoerd?
Wanneer, op welke wijze en door wie is het College geïnformeerd over het feit dat dit project fors duurder zal uitvallen?
Was het College bekend met de omvang van de overschrijding die wordt verwacht?
Deelt het College de mening van directeur Kroon van het GVB dat dit bedrijf de direct betrokkenen, de DIVV en het College, tijdig en adequaat heeft geïnformeerd?
Heeft het College de Raad over de te verwachten kostenoverschrijding geïnformeerd? Zo ja, wanneer en hoe heeft het dat gedaan? Zo nee, waarom deed het dat niet en wanneer en op welke wijze is het van plan dat wel te doen?
Als het project zonder wijzigingen wordt uitgevoerd, wat zijn dan de redenen van het feit dat het veel duurder uitvalt dan in 2001 werd verwacht?
Is het College nog steeds van plan het project Metromorfose binnen de daarvoor in maart 2001 beschikbaar gestelde middelen - het betrof ongeveer 200 miljoen gulden in totaal - te realiseren?
Zo ja, denkt het College dan kostenreducties te kunnen toepassen die ervoor zorgen dat het project enerzijds binnen het beschikbare budget blijft en dat het anderzijds aan de door de Raad gewenste niveaus van veilig en schoon voldoet?
Wanneer verwacht het College de Raad mogelijke alternatieve voorstellen omtrent dit project te kunnen voorleggen?

Mevr. VAN PINXTEREN: Mevrouw de Voorzitter. Op 24 februari jl. stond in Het Parool dat de kosten voor het project Metromorfose tweemaal hoger blijken te zijn dan geraamd. Wethouder Van der Horst zegt zich rotgeschrokken te zijn van de situatie die hij aantrof toen hij dit project onder zijn beheer kreeg.
Op 26 februari jl. stonden de volgende uitspraken van de wethouder in Het Parool: 'Er zijn de laatste maanden voor het GVB tal van mogelijkheden geweest om mij hierover te informeren. Dat heeft het bedrijf niet gedaan. Nu informeert het GVB wel de pers. Dat is, nogmaals, ronduit onbeschoft.'
Een tweede citaat is: 'Eind vorig jaar heb ik nog met René Weenink, de projectleider van het GVB, om de tafel gezeten. Ook hij heeft mij niets gezegd.'
Met de eerste uitspraak wekt de wethouder de indruk dat hij er verstandig aan zou hebben gedaan het project te stoppen. Waarschijnlijk is dat juist, maar het wordt steeds spannender als het GVB duidelijk verklaart dat het in januari 2002 het gemeentebestuur wel degelijk heeft ingelicht. Ook zegt de directeur dat dit bedrijf al op 28 maart 2002 een nieuwe begroting heeft toegestuurd. Het GVB verdedigt zich dus tegen de uitspraak dat het nooit eerder aan de bel zou hebben getrokken over de kostenoverschrijdingen. Vervolgens komt de wethouder met grof geschut: 'Het is onbeschoft en dit geval zal een staartje krijgen.'
Ik ben nagegaan wat zich heeft afgespeeld en erachter gekomen dat de wethouder inderdaad minstens vanaf 21 oktober precies op de hoogte moet zijn geweest van de kostenoverschrijding. Op 12 december 2002 blijkt er namelijk een notitie voor hem te zijn gemaakt. Deze begint met de zin: 'Het project Metromorfose, de renovatie van de infrastructuur van de Oostlijn, zal financieel ontsporen als wordt vastgehouden aan het in maart 2001 bestuurlijk vastgestelde hoge ambitieniveau', waarna een nauwkeurige uiteenzetting volgt van de voorgeschiedenis en de aanvankelijke kostencalculatie. Vervolgens komen de nieuwe ramingen op tafel waaruit inderdaad blijkt dat er sprake is van een verdubbeling. Het interessantste aan die notitie is dus dat er staat, dat er al uitdrukkelijk over is gesproken in de stafbesprekingen van de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur op 21 oktober en 4 november 2002. Hij wist dit dus zeker al vier maanden geleden en in grote lijnen zelfs langer. Het is daarom volstrekt onbegrijpelijk dat hij op 26 februari jl. zegt dat het GVB hem dat nooit heeft meegedeeld en dat de heer Weenink dat in december evenmin heeft gedaan. De wethouder hangt de vermoorde onschuld uit. Het meest schokkend vind ik dat hij het niet nodig vindt de Raad over een dergelijke gewichtige zaak te informeren. Ik ben daarom geïnteresseerd te vernemen wat zijn opvatting is over de rol van de Raad in het dualisme.
Is de wethouder van mening dat hij verplicht is de Raad actief te informeren? Als dat het geval was, had hij onmogelijk maandenlang kunnen wachten met het informeren van de Raad over deze kwestie.
Of is de wethouder van mening dat hij zijn schrik in alle eenzaamheid moet verwerken en dat hij eerst zelf een afgerond voorstel voor ons op tafel moet leggen?
Is de kostenoverschrijding van dit project onderwerp van gesprek geweest in de stafbesprekingen van de wethouder? Zo ja, wanneer gebeurde dat precies?
Als de wethouder al eerder was of moest zijn geïnformeerd, waarom heeft hij dan in de media gedaan alsof hij werd overvallen?
Waarom heeft hij op agressieve wijze gereageerd op de uitlatingen van het GVB?
Waarom heeft de wethouder gemeend dat hij de Raad niet eerder over deze kwestie moest inlichten?
Ik kan mij voorstellen dat andere leden van de Raad de zojuist genoemde notitie van 12 december willen inzien. Daarom verzoek ik de voorzitter mij toestemming te verlenen deze nu uit te delen.

De Burgemeester draagt het presidium over aan mevr. Bruines.

De VOORZITTER: Is de wethouder het ermee eens dat de notitie van 12 december wordt uitgedeeld?

Wethouder VAN DER HORST: Ik ben bijzonder verbaasd over het feit dat een raadslid in het bezit is van een stafstuk van mij en dat dit nu wordt uitgedeeld. Nu dat eenmaal gebeurt, stel ik de Raad voor het aandachtig te lezen, want dat kan bijdragen aan een goede discussie.

De VOORZITTER: In de Commissie Werkwijze is afgesproken dat ook alle fracties die geen mondelinge vragen over dit onderwerp hebben ingediend in eerste termijn de gelegenheid krijgen een bijdrage te leveren. Ik verzoek de fracties daarom aan te geven of daaraan behoefte bestaat.

De heer DE WOLF: Mevrouw de Voorzitter. De PvdA-fractie kiest ervoor twee woordvoerders aan het woord te laten. Naar ons idee zijn er namelijk minstens twee wethouders betrokken bij het gerezen probleem ten aanzien van het project Metromorfose. Misschien zijn dat er zelfs wel drie. Dat gebeurt op verschillende manieren. Er is sprake van een opvallende reeks van gebeurtenissen. Er is een conflict met de directeur van het Stedelijk Museum. De wethouder voor Financiën meent zich daarover denigrerend en opgewekt te moeten uitlaten. Kennelijk heeft de directeur van het GVB een opmerking gemaakt en meent de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur daarover iets te moeten zeggen wat eindigt met staartje. Als wij die twee gebeurtenissen met elkaar vergelijken, heeft de laatste een voordeel. Dat is dat die opmerking van een wethouder is, die iets te maken had met het probleem. Voor de eerste opmerking geldt dat niet, want het Stedelijk Museum valt niet direct onder de portefeuille van wethouder Dales. Dan komen wij meteen op het punt van de derde wethouder, namelijk die voor Bedrijven. Het GVB is immers nog steeds een dienst. Het is bekend dat dit niet onze voorkeur had, maar dat besluit is nu eenmaal genomen. Het gaat dus over de directeur van een dienst. De vragen die zojuist aan de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur zijn gesteld, kunnen wij dus ook neerleggen bij de wethouder voor Bedrijven. Dat geldt met name als het gaat om het GVB.
Ik kom dan op het punt dat ik de rol van drie wethouders aan de orde stel. Ongetwijfeld is men op een bepaald moment ingelicht. Ook zal men het gevoel hebben dat dit te laat is geweest. Uit de notitie die nu op tafel ligt - deze kende ik overigens niet - blijkt overigens dat men eerder is ingelicht dan in eerste instantie werd gezegd. Het gaat erom dat aan de Raad op verschillende niveaus mededelingen moeten worden gedaan over ontwikkelingen bij projecten. Behalve de direct verantwoordelijke wethouders, is de wethouder voor Financiën daarbij betrokken. Ik doel dan op de risicoparagraaf in de begroting. Gezien de besluitvorming van de Raad over de financiering van het project, moest daarover iets worden vermeld in de risicoanalyse van die begroting, ongeacht of er al dan niet sprake was van een probleem. Daarvan heb ik echter niets gezien.
Ik richt mijn vraag niet tot de wethouders, maar tot de voorzitter van het College.
Is binnen het College gesproken over de uitvoering van het project Metromorfose en de problemen die daarbij een rol spelen?
Zo ja, wanneer is dat dan gebeurd en hoe zijn de bestuurlijke verantwoordelijkheden voor dit project binnen het College geregeld?
Heeft binnen het College overleg plaatsgevonden tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer? Ik doel daarmee op de opdrachtgevende en opdrachtnemende wethouder.
Zijn de uitvoering en de voortgang van dit project binnen het College besproken? Zo ja, op welke wijze gebeurde dat?
Heeft er binnen het College tussen de drie wethouders uiteindelijk overleg plaatsgevonden over de financiële aspecten, de risicoparagraaf ofwel de begroting van dit project?
Hoe heeft het College als geheel - bij deze kwestie zijn drie wethouders betrokken - met dit probleem gewerkt?
Hoe is daarmee omgegaan? Wanneer is een en ander op tafel gekomen en wanneer zijn bepaalde zaken duidelijk geworden?

De heer BIJLSMA: Mevrouw de Voorzitter. Ik beperk mij tot de rol van de huidige wethouder. In voorbereiding op de discussie over de Noord-Zuidlijn hebben wij in september zowel mondeling als schriftelijk uitdrukkelijk de vraag gesteld welke bedragen voor de Oostlijn en de Ringlijn zullen worden gereserveerd en in welke periode deze moeten worden uitgegeven. Deze vraag maakte deel uit van onze serie vragen over de Noord-Zuidlijn. Wij wisten wel dat het project Metromorfose veel zou kosten, maar wilden op de hoogte zijn van het precieze bedrag. Daarop is door het College aan de Raad geantwoord dat de desbetreffende bedragen waren gealloceerd in het voorstel voor het project Metromorfose. Daarmee is de Raad naar mijn idee op het verkeerde been gezet. Mijn vraag is of de wethouder in september op de hoogte was van het feit dat de oorspronkelijke raming van 2001 ver zou worden overschreden. Zo ja, waarom is dat op dat moment niet klip en klaar geantwoord op onze schriftelijke vraag?

De heer MANUEL: Mevrouw de Voorzitter. Aan het gedonder bij het GVB lijkt geen eind te komen. Een tijdje geleden hebben wij gesproken over het jaarplan waar bakken geld bij moet. Daarvoor is de andere wethouder verantwoordelijk. Vervolgens werd gesproken over de chauffeurs die sjoemelden met hun rijtijden. Nu is de kostenverdubbeling van het project Metromorfose aan de orde. Ik vraag mij af of het ooit goed komt met het GVB. Het is voor de fractie van D66 wel duidelijk dat het zonder de externe verzelfstandiging een hele toer zal worden om het bedrijf goed op de rails te krijgen.
Wij vinden het werkelijk ongehoord dat wethouder Van der Horst ons niet informeert. Nu blijkt dat de wethouder in oktober - wij vermoeden zelfs in augustus - al op de hoogte was van de kostenstijging voor het project Metromorfose.
Als de media daarvan geen lucht hadden gekregen en de wethouder en de directeur van het GVB elkaar niet openlijk voor leugenaars hadden uitgemaakt, wist de Raad vandaag nog niets. Zelfs nadat alles in de media breed was uitgemeten, heeft de wethouder de raadsleden niet eens per brief geïnformeerd. Dat vinden wij schandalig. Het lijkt er bovendien op dat de wethouder in zijn publiekelijke welles-nietes-twist met de directeur van het GVB het onderspit gaat delven. Kennelijk heeft het GVB hem wel tijdig geïnformeerd, maar hebben zijn ambtenaren deze informatie niet aan hem doorgegeven. In dit geval lijkt het ons dan ook niet meer dan redelijk dat de wethouder voor deze gang van zaken zijn oprechte excuses aanbiedt aan de directeur van het GVB en vandaag aan de Raad. Wij verzoeken hem toe te zeggen dat dit niet meer zal voorkomen.

Mevr. ALBERTS: Mevrouw de Voorzitter. Veel gestelde vragen wilde ik ook stellen. Ik sluit mij daarbij dan ook aan. Die hebben onder andere betrekking op de datum waarop een en ander bij de wethouder bekend werd. Ook vraag ik mij af of alleen de bouw van het station is stopgezet, of ook het ontwerp dat voor de overige stations wordt gemaakt. Welk gedeelte wordt niet gerealiseerd?
Graag verneem ik ook wanneer een en ander is stopgezet.

Mevr. VAN OUDENALLEN: Mevrouw de Voorzitter. Ik vind het absurd dat een directeur van een dienst in de krant bepaalde opmerkingen over een wethouder maakt. Graag wil ik dat deze kwestie van twee kanten wordt belicht. Ik verzoek de wethouder nadere informatie te geven.

Wethouder VAN DER HORST: Mevrouw de Voorzitter. Ik roep de Raad in herinnering dat het project Metromorfose in de eerste plaats is bedoeld om de inmiddels 25 jaar oude techniek van de metro Oostlijn te vernieuwen. In de tweede plaats is het doel verbetering van de sociale veiligheid. Het derde doel is het upgraden van de stations en deze vriendelijker maken voor de reiziger. De Raad heeft het kader geaccordeerd waarbinnen het College aan het werk moet gaan en er is afgesproken dat er per station een plan en geld komt. Dat heeft ook geresulteerd in een krediet van de Raad om tot de eerste fase over te gaan, namelijk het metrostation Ganzenhoef.
Het GVB was destijds zowel opdrachtgever als opdrachtnemer. Door de verzelfstandiging vanaf 1 januari jl. zijn deze rollen opgesplitst. De wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur is vanaf dat moment verantwoordelijk voor de infrastructuur. Dat geldt dus ook voor de DIVV. Het GVB is de opdrachtnemende partij. Tussentijds werd zowel gewerkt aan de realisatie van het station Ganzenhoef - de Raad kon dat waarnemen - als aan de voorbereidingen voor de werkzaamheden voor de andere stations.
In maart 2002 heeft het GVB voor het gehele project een nieuwe raming gemaakt. Dat was een actualisatie en die is vervolgens naar de opdrachtgevende dienst, de DIVV, gestuurd. Ook zijn er gesprekken gevoerd over de cijfers. Daarna hebben de opdrachtgever en de opdrachtnemer een en ander doorgerekend en besproken. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een document waarin de jongste cijfers zijn vermeld. Ik verwijs naar de notitie die de Raad nu in zijn bezit heeft. Op 16 december heb ik dat stuk in de stafvergadering behandeld en toen bleek dat het project tweemaal duurder dreigde te worden. Misschien is het goed te melden dat het niet een overschrijding betreft. Het krediet van metrostation Ganzenhoef is namelijk binnen het budget gebleven. Het gaat dus om een dreigende overschrijding. Als wij voor de achttien andere stations hetzelfde niveau zouden hanteren als bij station Ganzenhoef, dreigen wij tweemaal duurder uit te komen.

(De heer VAN POELGEEST: De wethouder gaat behoorlijk snel, want hij is nu al bij die notitie van 12 december. Op 21 oktober en 4 november wordt in de stafvergaderingen gewag gemaakt van die notitie. Wat is daar precies besproken? Is het probleem toen in volle omvang bij hem op tafel gekomen?)
Deze vraag beantwoord ik graag bij het derde onderdeel, want dan komt het feitenrelaas aan de orde. Het probleem op zichzelf heb ik naar mijn idee duidelijk geschetst.
De vraag is hoe het mogelijk is dat het project nu tweemaal duurder is dan enkele jaren eerder was voorzien. De Raad kan dat in de notitie lezen. Daarvoor is een aantal oorzaken aan te geven. De raming op grond waarvan de Raad in maart 2001 een besluit heeft genomen, was grofmazig opgezet. Daarbij komt dat het ambitieniveau gaandeweg omhoog is gegaan en daarmee komt men dus ook duurder uit. Tussentijds zijn er nieuwe eisen bijgekomen, zoals die voor de tunnelveiligheid. Ook is er sprake van voortschrijdend inzicht op het gebied van de kosten voor het renoveren van stations.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Over wiens ambitie spreekt u?)
De Gemeenteraad heeft gezegd dat het ambitieniveau hoog moet zijn. Ook het College heeft dat gedaan en de ambtelijke diensten hebben zich dat steeds ten doel gesteld. Het doel was zo mooi mogelijke stations te maken.
Met de nieuwste inzichten en de kennis dat de kosten tweemaal hoger dreigen uit te vallen, is duidelijk geworden dat het belangrijk is na te gaan hoe wij verder moeten. Ik heb dan ook de opdracht gegeven verschillende scenario's uit te werken en deze aan de Raad voor te leggen, zodat hij kan kiezen op welke wijze met dit project wordt verdergegaan. Het onderzoek is nog niet afgerond, maar er wordt gerekend en getekend. Grofweg kunnen wij zeggen dat er vier mogelijkheden zijn.
De eerste mogelijkheid is over de hele linie te bezuinigen. Dan wordt alles soberder en gebeurt op de achttien stations het hoogst noodzakelijke.
De tweede variant is slechts een aantal stations aan te pakken, namelijk deze waarvoor geldt dat dit het hardst nodig is. De relatief goede stations pakken wij dan niet aan.
De derde optie is te kiezen voor temporisering. Dat wil zeggen dat wij de belangrijkste stations voorrang geven en dat wij de overige stations pas na jaren aanpakken, namelijk op het moment dat er zicht is op meer geld.
De vierde mogelijkheid is op dit moment op zoek te gaan naar meer geld. Met de ambtenaren in Den Haag hebben wij deze optie al goed besproken. Ik kan de Raad daarom nu al melden dat er geen zicht is op meer geld van de rijksoverheid. Ook in de gemeentebegroting is voor onze eigen financiering - dat is 15 procent van het project - geen zicht op veel meer geld, omdat wij gezamenlijk een ombuigingsoperatie in gang hebben gezet. Het vierde scenario is dus eigenlijk niet uitvoerbaar.
Op dit moment werkt het College aan een stuk waarin de scenario's voor de Raad inzichtelijk worden gemaakt. Daarmee wordt duidelijk op welke punten de Raad kan kiezen. Niet alleen de Raad moet overigens een keuze maken, maar ook het College. Dat stuk wordt uiteraard vergezeld van het feitenrelaas, informatie over de oorzaak en het vervolg. Ik verwacht dat het mogelijk is dat de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie dit alles binnen twee maanden in behandeling neemt.

(Mevr. CODRINGTON: Ik verzoek de wethouder te reageren op het eerste deel. Hij heeft gezegd, dat er in 2001 een principebesluit is genomen. De Raad heeft op dat moment voor de periode van twee jaar een krediet van 50 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Wat gebeurt daarmee op dit moment?)

Dat is een van de vragen die is gesteld over het stilleggen van het project. Het door de Raad gegeven krediet wordt gebruikt en de zaken waarvoor dat is bedoeld, zijn al lang in gang gezet. De werkzaamheden ten behoeve van station Ganzenhoef worden gewoon uitgevoerd.
Ik kom op het gehele proces. Naar mijn idee is daarover veel meer te doen geweest dan uiteindelijk nodig was. Misschien is het goed de Raad in herinnering te roepen dat het GVB per 1 januari 2002 opdrachtnemer is geworden. Dat heb ik zojuist al opgemerkt. Het bedrijf is intern verzelfstandigd en aannemer van het project. De DIVV is namens de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur de opdrachtgevende partij. De heer De Wolf heeft gevraagd hoeveel collegeleden over deze kwestie gaan. Alleen de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur is daarvoor verantwoordelijk. Het station valt namelijk onder deze wethouder. Vanaf 1 januari 2002 is er dus één verantwoordelijk wethouder. Vanaf dat moment zijn de rollen opdrachtgever en opdrachtnemer namelijk gescheiden. Naar mijn idee is het voor de Raad duidelijk dat er slechts één wethouder verantwoordelijk is, zelfs met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2001, en die wethouder ben ik. De Raad moet zich overigens wel bedenken dat de overdracht van het opdrachtgeverschap van het GVB naar de DIVV op 1 januari niet zomaar heeft plaatsgevonden. Door beide diensten is lange tijd over de wijze van overdracht gesproken. Uiteindelijk heeft dat pas in augustus 2002 geresulteerd in een overdrachtsdocument waarin is bepaald dat de overdracht met terugwerkende kracht per 1 januari 2002 heeft plaatsgevonden. Dat is dus de ambtelijke overdracht van het GVB als opdrachtgevende partij naar de DIVV als opdrachtgevende partij. In de praktijk is tussen januari en augustus bij beide diensten dus nogal veel te doen geweest over de vormgeving van de opdrachtgeverrol. Formeel is echter duidelijk dat de DIVV vanaf 1 januari 2002 ambtelijk de opdrachtgevende partij is en dat de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur politiek verantwoordelijk is.
In januari 2002 is er een brief ontvangen van het GVB waarin onder andere werd gesteld dat de bedragen fors hoger zouden uitvallen. In maart 2002 heeft het GVB bij de DIVV een gewijzigde begroting ingediend. Daaruit bleek dat de kosten fors zouden stijgen. In juni 2002 is een en ander voor het eerst behandeld in de stafvergadering van de wethouder. In de eerste plaats is er toen gesproken over de ambtelijke strubbelingen betreffende de overdracht en werd ik geïnformeerd over wat deze inhielden. In de tweede plaats heeft de DIVV mij ervan op de hoogte gesteld dat er grote financiële problemen dreigden als wij op die manier zouden doorgaan. Dat wil zeggen dat er niet een acuut financieel probleem was, want dat betrof ramingen voor andere stations en dus niet voor het station dat op dat moment in uitvoering was. Er lag een gewijzigde begroting van het GVB, maar die moest nog worden gecontroleerd. Ik heb de DIVV daarom de opdracht gegeven verder onderzoek te doen naar de financiën. Daarbij komt dat het project in de voorbereiding is stilgelegd. Onder anderen mevr. Alberts heeft daarover een vraag gesteld. De uitvoering is niet stilgelegd, want deze paste binnen het krediet van de Raad. De voorbereidingen voor de andere stations zijn stilgelegd, wat inhield dat architecten niet mochten doorgaan met het tekenen van geweldig mooie stations, in de wetenschap dat daarvoor wellicht geen geld beschikbaar zou zijn.

(De heer H.H.G. BAKKER: Heeft het stoppen met tekenen ook financiële consequenties?)
Daarop kom ik nog terug.
Later werden daarop twee uitzonderingen gemaakt, want diverse plannen waren al in een vergevorderd stadium waardoor het niet mogelijk was te stoppen.In de eerste plaats gold dat voor het metrostation Kraaiennest. Het winkelcentrum Kraaiennest wordt gesloopt en herbouwd. Het metrostation is daaraan direct gerelateerd. Het is immers niet mogelijk te stoppen met plannen maken als de omgeving wel doorgaat. Daarom is gezegd dat wij daarmee doorgaan.
De tweede uitzondering was het metrostation Reigersbos, waar het winkelcentrum wordt gerenoveerd. Wij hebben gezegd daarmee te moeten doorgaan. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat het winkelcentrum wordt gerenoveerd en dat wij later erachter komen dat het nodig is alsnog aan een metrostation te werken. In dit geval geldt bovendien dat de huidige en nieuwe huurders van het winkelcentrum straks beneden in de plint van het metrostation een plaats moeten krijgen.

(De heer MANUEL: Begrijp ik het goed dat het stoppen met de voorbereidingen al in juni vorig jaar aan de orde was? Toen was u dus al geïnformeerd en heeft u besloten de voorbereiding stop te zetten?)

Dat is correct.

(De heer MANUEL: Dat is wel heel lang geleden.)
Dat is correct. Ik geef daarbij aan dat in de periode na de zomer is gezegd dat het niet mogelijk was de voorbereidingen voor de metrostations Reigersbos en Kraaiennest stop te zetten. Deze twee stations moesten namelijk worden betrokken bij de projecten in de omgeving.

(De heer MANUEL: Maar in juni heeft u ons daarover niets meegedeeld.)
Dat is correct.

(De heer MANUEL: Dat is op zijn minst vreemd.)
Misschien is het duidelijk aan te geven dat het College voorbereidingen moest treffen om de Raad voordrachten voor te leggen met een plan per station. De voorbereidingen om tot een dergelijke raadsvoordracht te komen, zijn dus stilgelegd. Wij hebben daar even de rem op gezet. Toen was het zomer.

(De heer VAN POELGEEST: Dat is een onduidelijk antwoord. De vraag van de heer Manuel was duidelijk. Hij verneemt graag of u in juni de afweging heeft gemaakt de Raad daarover in te lichten. En waarom heeft u dat niet gedaan?)
Dat heb ik niet gedaan, omdat het voor mij op dat moment nog onduidelijk was wat ik daarover moest zeggen. Daarbij komt dat de voorbereidingen aan de orde waren en niet het stilleggen van het project.

(De heer VAN POELGEEST: U heeft in juni een besluit genomen. Dan kunt u de Raad dat besluit toch meedelen? Dat is absoluut niet ingewikkeld.)
Ik raad de heer Van Poelgeest aan twee minuten te wachten. Misschien krijgt hij dan antwoord op die vraag. In juni heb ik niet overwogen dat de Raad mee te delen. In de zomer is vanzelfsprekend verder gesproken. Zojuist heb ik al aangegeven dat in augustus over de overdracht overeenstemming was tussen de DIVV en het GVB. Vanzelfsprekend is dat in de stafvergadering besproken. Vervolgens heeft het GVB een rapportage over het jaar 2001 gegeven met een brief waarin wederom werd aangegeven dat de kosten fors hoger zouden uitvallen. Op 24 september heb ik informatie aan de commissie van advies gestuurd. Ik citeer: 'Op 24 september wordt gemeld dat de inventarisatie van de kosten wordt voorbereid en dat de Raad over de voortgang van het project Metromorfose zal worden gerapporteerd.' Aan de commissie werd dus in september voor het eerst gemeld dat er een probleem was in het kader van het project Metromorfose.

(De heer VAN POELGEEST: Kunt u nogmaals uw citaat voorlezen? Naar mijn idee staat in die tekst namelijk niets over een kostenverhoging. Wat was de letterlijke mededeling aan de commissie?)
Hij meldt dat de inventarisatie van de kosten wordt voorbereid en dat de Raad over de voortgang van het project Metromorfose zal worden gerapporteerd. Op dat moment heb ik volstaan met een eenvoudige mededeling, reagerend op de vragen van de heer Bijlsma. Het is juist dat ik niet een uitgebreide notitie aan de Raad heb gestuurd en dat de commissie dit punt evenmin heeft besproken.

(De heer VAN POELGEEST: Uit de mededeling die u blijkbaar in de commissie heeft gedaan en die u zojuist hebt geciteerd, kunnen wij toch niet concluderen dat er sprake is van een kostenverhoging? Daarin staat slechts dat er een soort actualisatie van het plan komt dat al veel langer loopt. Hoe kunt u denken dat u op die manier de Raad heeft geïnformeerd over een eventuele kostenverhoging?)
Naar mijn idee gaat het om het punt dat ik op dat moment heb volstaan met een eenvoudige mededeling. Ik citeer: 'Het blijkt nu dat de uitgangspunten en de doelstellingen in de raadsvoordracht dusdanig ruim zijn geformuleerd dat de vastgestelde raming dreigt te worden overschreden. De komende tijd zal de Raad over de voortgang van het project Metromorfose worden geïnformeerd. De inventarisatie van de kosten wordt thans ambtelijk voorbereid'.

(De heer BIJLSMA: Op 12 september heb ik nadrukkelijk gevraagd hoeveel geld moest worden gereserveerd en in welke periode dat diende te worden uitgegeven. Het College heeft daarop geantwoord dat in het kader van het project Metromorfose gemeentelijke budgetten en rijksbudgetten gealloceerd zijn. Ook stelt het College dat over de onderhoudskosten van de metro in het kader van het meerjarig onderhoudsplan nog met het Rijk wordt onderhandeld. Dat feit was al twee jaar eerder bekend. In de jaarlijkse exploitatiebijdrage van het openbaar vervoer zijn wel onderhoudsinvesteringen voor trams en dergelijke opgenomen, maar niet die voor de metro. Het is niet mogelijk uit het antwoord van de wethouder af te leiden dat er sprake was van een dreigende overschrijding. In het oorspronkelijk krediet is vanwege de onzekere raming namelijk al 40 procent onvoorzien opgenomen. Op 12 september wist de wethouder dus dat het veel meer zou zijn dan 40 procent. Waarom heeft hij dat toen niet klip en klaar aan de Raad meegedeeld?)

(De heer MANUEL: Ik heb de wethouder namelijk ook horen zeggen dat hij in maart 2002 al een gewijzigde begroting tot zijn beschikking had. Hij wist dus al op dat moment dat aan dat project aanmerkelijk meer geld moest worden uitgegeven. Vanaf maart tot 24 september 2002 heeft hij ons echter niets laten weten. Pas op 24 september heeft hij ons vaag geïnformeerd. Dat is een vreemde gang van zaken. Is dat juist? De wethouder heeft toch gezegd dat hij al in maart 2002 beschikte over een gewijzigde begroting?)
Op 28 maart heeft het GVB de gewijzigde begroting naar de DIVV gestuurd.

(De heer MANUEL: Dus?)
Zojuist heb ik gezegd dat wij daarover in juni hebben gesproken en dat toen bleek dat er een overschrijding dreigde.
De heer Bijlsma heeft wel een goed punt. Het is niet duidelijk hoe het project Metromorfose en de normale onderhoudsbudgetten in verhouding tot elkaar staan. Vervanging van de techniek maakt namelijk deel uit van het project Metromorfose, terwijl dat ook in de normale onderhoudsbudgetten zit. Dat was mijn punt. In juni was weliswaar gesignaleerd dat er een probleem dreigde te ontstaan, maar werd niet duidelijk wat dat precies inhield. Vandaar dat ik heb gevraagd dat verder na te gaan. De heer Bijlsma verwijst naar een bepaald gedeelte in een tekst. Misschien is dat antwoord daarin niet gegeven, maar in het eerste staat naar mijn idee duidelijk dat er een kostenoverschrijding dreigt als wij op hetzelfde pad doorgaan. Het is mogelijk te zeggen dat dit niet voldoende was, maar dat antwoord was wel duidelijk.

(De heer BIJLSMA: Daarin is niet duidelijk gesteld dat de kosten boven die 40 procent zouden uitkomen. Als dat het geval was geweest, hadden wij natuurlijk doorgevraagd. Dan hadden wij namelijk dolgraag geweten wat de hoogte van dat bedrag was.)
Dat was op dat moment niet duidelijk. Zojuist heb ik aangegeven wat die verhouding was en dat het exacte probleem voor mij en de staf pas op 16 december duidelijk werd. Ik verwijs naar de notitie die zojuist aan de Raad zojuist is uitgereikt. Er is gesignaleerd dat er zich een probleem voordeed en dat werd met cijfers onderbouwd. Toen was echter nog niet precies bekend wat er daadwerkelijk aan de hand was. Daarom heb ik de dienst gevraagd door te gaan met onderzoeken en een gesprek met de rijksoverheid aan te gaan om het exacte probleem vast te stellen.

(Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Ik begrijp uw betoog wel. Toch vind ik een dreigende overschrijding een understatement gezien de door u zojuist op tafel gelegde feiten, waarvan u op de hoogte was. U heeft de voorbereidende werkzaamheden stilgelegd. Ik ben van mening dat de door ons op 24 september ontvangen informatie uitermate summier was. Een verdubbeling is iets anders dan een overschrijding. Graag verneem ik nogmaals van u waarom u het niet voldoende interessant vond aan de Raad te melden dat een verdubbeling van de kosten dreigde.)
Op dat moment was geen sprake van een overschrijding. Het was immers niet het lopende project, maar de voorbereidingen. Rond de zomer was nog niet duidelijk dat het om een verdubbeling van de kosten ging. Dat werd bij mij en de staf pas op 16 december duidelijk. De Raad moet zich voorstellen dat er in die periode behoorlijk wat is gerekend en dat overleg met het Rijk is gevoerd om na te gaan of er toch geen middelen beschikbaar waren. Als in de tweede helft van vorig jaar was gebleken dat er bij de rijksoverheid meer middelen beschikbaar waren, was er sprake geweest van een andere situatie. Het was belangrijk goed na te gaan wat de exacte omvang van het probleem was en die werd mij pas op 16 december duidelijk. Daarvoor was wel duidelijk dat er een probleem was, maar niet wat dat precies was.

(Mevr. ALBERTS: Het is inmiddels 5 maart. Tussen 16 december 2002 en 5 maart 2003 zit ook nog een behoorlijke tijd. Wat waren de overwegingen van de wethouder om dit pas op 24 februari naar buiten te brengen?)

Die vraag beantwoord ik later in mijn betoog.
In november heeft het GVB wederom gemeld dat de kosten fors hoger zouden kunnen uitvallen en dat er werd gewerkt aan meer sobere varianten.
Op 6 november heb ik tijdens de Algemene Beschouwingen in de Raad op basis van de beschikbare informatie melding gemaakt van het feit dat de kosten hoger dreigden uit te vallen. Ook heb ik gezegd dat de Raad en het College moeten nagaan op welke manier wij verder gaan met het project Metromorfose. Dat is indertijd in de Raad gemeld, al geef ik toe dat dit niet een uitgebreide melding was. Evenals in september heb ik gemeld dat wij met dat probleem bezig zijn en dat wij daarop in de Raad terugkomen.
Zojuist heb ik gezegd dat wij op 16 december over de geactualiseerde kostenraming beschikten. Toen was ook duidelijk waar de rijksoverheid stond. Op dat moment is gezegd dat het goed is niet alleen stil te staan bij het probleem, maar ook de opdracht te geven verder vooruit te kijken en voor de Raad voorbereidingen te treffen om na te gaan op welke wijze verder moet worden omgegaan met het project Metromorfose. Vanzelfsprekend had ik op 16 december een voordracht kunnen maken waarmee ik het probleem op tafel zou leggen. Daarvoor heb ik echter niet gekozen. Ik koos ervoor niet alleen het probleem aan de Raad te zenden, maar tegelijkertijd de oplossing. Dat heeft echter nog meer tijd gekost. Zojuist heb ik gezegd dat binnen twee maanden het tweede deel van de tekst over het vervolg beschikbaar komt. Er waren voor mij dus twee keuzemogelijkheden. De eerste mogelijkheid was de Raad het probleem voor te leggen en te zeggen dat ik later met de oplossing bij hem zou komen. De tweede mogelijkheid was met het probleem en de oplossing naar de Raad te gaan. Dat zou echter wel langer duren. Ik heb voor de laatste optie gekozen en naar mijn idee is het aan de Raad te oordelen of dat al dan niet verstandig was.

(De heer VAN POELGEEST: De wethouder zei dat hij vanaf juni op de hoogte was en dat hij na de zomer steeds nauwkeuriger werd geïnformeerd. Op die wijze vat ik zijn betoog samen.)
Op 16 december was ik daarvan op de hoogte.

(De heer VAN POELGEEST: Ja, toen wist u het precies, maar gaandeweg zijn er natuurlijk ook andere momenten geweest waarop u weer iets is meegedeeld. Vanaf juni tot aan de winter werd voor u dus steeds duidelijker wat het exacte probleem was.)
Nee, in de periode tussen de zomer en december hebben wij voornamelijk gesproken over de stations waarvoor gold dat uitstel van de voorbereiding niet gewenst was, namelijk Kraaiennest en Reigersbos.

(De heer VAN POELGEEST: Maar u heeft dit in ieder geval ook op 21 oktober en 4 november met uw staf besproken. Naar mijn idee wordt een dergelijke bespreking dan al snel breder. Spoedig wordt dan gezegd dat er niet alleen hier sprake is van een probleem, maar dat dit voor het gehele project geldt. Dat is echter een andere discussie. Wel vind ik het merkwaardig dat, als u het eigenlijk al een half jaar weet, u in het interview in de krant toch zegt dat er de laatste maanden voor het GVB tal van mogelijkheden zijn geweest om u hierover te informeren, maar dat het bedrijf dat niet heeft gedaan. Dat is uiterst merkwaardig, want u was wel geïnformeerd. Dit is niet iets wat een journalist opschrijft, maar uw eigen uitspraak. U spreekt zichzelf tegen.)
Zojuist heb ik gezegd dat het GVB voldoende informatie naar de DIVV heeft gestuurd en dat deze dienst - dat is de ambtelijke dienst die mij bedient - mij voldoende heeft geïnformeerd. Vanaf juni is bij mij voldoende informatie binnengekomen.

(De heer VAN POELGEEST: Wat in de krant staat, is dus niet juist? Ik citeer namelijk uw woorden in plaats van die van iemand anders.)
Het citaat is juist en ik zeg u ook dat ik vanaf juni door de DIVV uitstekend ben geïnformeerd.
Nu zal ik u uitleggen wat mijn probleem is.

(De heer VAN POELGEEST: U zegt dat u goed bent geïnformeerd. In de krant zegt u echter dat het GVB de laatste maanden voldoende mogelijkheden heeft gehad om u te informeren, maar dat het dat niet heeft gedaan.)
Als de heer Van Poelgeest mij laat uitspreken, merkt hij dat de clou
aan het eind komt.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik maak bezwaar. De fractie van GroenLinks heeft tweemaal over een stafvergadering gesproken. Alleen zij beschikt over de stukken daarvan.)

(De VOORZITTER: Die stukken heeft u zojuist ontvangen.)

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Nee, ik heb een notitie ontvangen, maar niet een verslag van een stafvergadering. Ik kan de discussie niet volgen als een tekst wordt geciteerd uit een stuk dat ik niet in mijn bezit heb.)

(De heer VAN POELGEEST: Ik verwijs naar blz. 4, de tweede alinea.)

(De heer H.H.G. BAKKER: De wethouder zou terugkomen op de financiële consequenties van het stopzetten van de voorbereidingen.)
Ik beschik niet over een exacte berekening waaruit blijkt wat de hoogte was van de kosten van het stopzetten van de voorbereidingen. Als in de betreffende tekening is uitgegaan van een hoog ambitieniveau voor een station en de Raad straks uit een van de vier scenario's een aanpak kiest, bestaat de mogelijkheid dat al het teken- en rekenwerk in de prullenbak verdwijnt en er op een andere manier met dat station wordt omgegaan. Een andere mogelijkheid is dat niets met dat station gebeurt. Wij kunnen dat pas beoordelen op het moment dat wij gezamenlijk hebben vastgesteld hoe wij verder gaan met het project Metromorfose.
Ik ga in op de media. Op vrijdagmiddag 22 februari werd ik door Het Parool gebeld met de vraag of er een probleem was met het project Metromorfose, of dat ik daarmee problemen had. Ik heb gezegd wat ik wist, namelijk dat ik op de hoogte ben van het feit dat er zich een probleem voordoet en dat ik bezig ben met een voordracht voor de Raad. Ook heb ik gezegd dat ik mij ben rotgeschrokken. Dat is niet een kwalificatie of wat dan ook, maar ik ben mij werkelijk rotgeschrokken. Wij willen allemaal dat al die stations goed moeten worden opgeknapt, maar nu blijkt uit de jongste ramingen dat wij daarvoor tweemaal meer geld nodig hebben. Wij hebben dan ook een groot maatschappelijk probleem. Daarover ben ik zeer geschrokken. Wij willen immers mooie stations, maar dat blijkt nu vies tegen te vallen, al is dat afhankelijk van de variant waarop wij uitkomen.

(De heer PAQUAY: Is de wethouder zich op 16 december rotgeschrokken, of toen hij werd gebeld door Het Parool? Wat mij betreft is dat van belang om de vraag te kunnen beantwoorden wanneer de wethouder informatie aan de Raad wil geven. Doet hij dat als hij zich is rotgeschrokken, of op een ander moment?)
Nee. Ik meen dat ik dat zojuist duidelijk heb weergegeven. Ik schrik absoluut niet als Het Parool belt. Daarover hoeft de heer Paquay zich geen zorgen te maken. Er zijn meerdere momenten geweest waarop ik enorm ben geschrokken. Dat gebeurde op 16 december toen ik wist dat het project tweemaal duurder dreigde te worden, maar ook daarvoor schrok ik behoorlijk.

(De heer PAQUAY: Dat is niet een aanleiding om de Raad te informeren?)
Ik heb al gezegd dat ik de Raad daarover in september en november heb geïnformeerd.
Ik kom op het moment dat ook de heer Kroon, directeur van het GVB, in de media verschijnt. Naar aanleiding van het artikel in Het Parool op zaterdag is ook AT5 langsgekomen, evenals diverse andere media. Vanzelfsprekend reageerden ook raadsleden daarop. In september en november hadden zij een melding van de stand van zaken gekregen. Voor de directeur van het GVB was dat aanleiding om te reageren op de signalen die aan zijn bedrijf werden afgegeven. De betreffende directeur meende dat het goed was zelf de publiciteit te zoeken om zijn bedrijf te verdedigen. Directeur Kroon heeft dus niet zozeer op de wethouder gereageerd, maar op de opmerkingen van de raadsleden. Ik heb dinsdagochtend met hem contact gehad en begrepen dat er een persbericht zou uitgaan. Mij werd duidelijk dat hij de media actief zou benaderen. Ik heb de heer Kroon gezegd dat ik dat niet een goed idee vond, omdat de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur politiek verantwoordelijk is en over deze kwestie in de Raad en de pers het woord moet voeren. Naar mijn idee is dat niet een taak van een directeur. Desondanks is er een persbericht uitgegaan en heeft er een interview plaatsgevonden met AT5. Ook Het Parool heeft een interview afgenomen. Op de dag dat ik dat vernam, ben ik daarover ongelooflijk boos geworden. De heer Kroon heeft weliswaar feitelijke informatie verstrekt, namelijk wanneer het GVB de stukken naar de DIVV en het College heeft gestuurd, maar het probleem is echter dat hij naar mijn idee niet de aangewezen persoon is om ook nog in de media met raadsleden in discussie te gaan.

(De heer MANUEL: Dat wat de wethouder nu zegt, klinkt mij ietwat vreemd in de oren. Wij zijn immers niet blind en evenmin doof. Het lijkt er namelijk op dat hij in de media de woorden van de heer Kroon betwist. Hij zegt immers dat hij die informatie niet op dat moment heeft ontvangen. Daarover gaat het in de media. In zijn uitvoerige betoog - ik dank hem voor zijn uitgebreide beantwoording ? geeft de wethouder de heer Kroon echter gelijk. Is dat een juiste constatering?)
Ik geef de heer Kroon nog steeds gelijk. De feiten die door de directeur van het GVB zijn gemeld, zijn juist. Daarop is absoluut niets af te dingen.

(De heer MANUEL: Maar waarover was u dan zo boos?)
Ik heb zojuist gezegd dat ik boos werd over het feit dat een directeur van een ambtelijke dienst in de media de discussie met raadsleden is aangegaan.

(De heer DE WOLF: Ik begrijp de boosheid van de wethouder. Ik heb diverse vragen gesteld die nog niet zijn beantwoord, maar die worden naar mijn idee steeds meer prangend. Deze wethouder verklaart namelijk geheel verantwoordelijk te zijn voor ongeveer alles in de wereld. Hij is boos op een directeur van een dienst die valt onder een andere wethouder. Ik vraag mij af of hij wethouder Maij heeft gebeld voor overleg en of hij vooraf heeft nagedacht.)
Ik meld de heer De Wolf dat ik driemaal per dag contact heb gehad met wethouder Maij. Zij was echter niet op de hoogte van het feit dat de heer Kroon de pers actief wilde benaderen.

(De heer DE WOLF: Mag ik aannemen dat mijn vragen ook nog door wethouder Maij worden beantwoord en dat er iets wordt gezegd over de coördinatie tussen de twee wethouders? Mag ik ook aannemen dat ik iets te horen krijg over het vermelden van het geheel in de risicoparagraaf van de begroting?)
Deze vragen zal ik later in mijn betoog beantwoorden.

(De heer VAN POELGEEST: Het verwijt aan het adres van het GVB van deze wethouder is mij wel duidelijk, maar ik kan dat nog steeds niet rijmen met het citaat dat er voor dat bedrijf de laatste maanden tal van mogelijkheden zijn geweest om de wethouder over deze kwestie te informeren. Heeft die uitspraak betrekking op het feit dat de directeur van het GVB van plan was een persbericht uit te geven? De directeur was immers pas van plan dat uit te geven nadat de wethouder in de krant een andere uitspraak had gedaan. Mij lijkt daarom dat dit citaat alleen kan terugslaan op informatie over de kostenoverschrijding. De wethouder zegt daarover dat het bedrijf dat niet heeft gedaan. Het zou hem de laatste maanden geen informatie hebben verstrekt over het project zelf. Hoe zit dat dan met dat citaat? Ik begrijp dat niet.)
Als ik steeds word geïnterrumpeerd, kom ik nooit bij de clou. Ik heb de beelden gezien en de teksten gelezen en ik begrijp dat bij de Raad het beeld is ontstaan dat de wethouder van niets wist. Zojuist heb ik opgemerkt dat ik van mening ben dat ik vanaf juni uitstekend op de hoogte was van de vorm van het probleem.
Op dat moment was ik dus boos, omdat ik van mening ben dat een directeur van een gemeentelijke dienst niet in de media op raadsleden moet reageren. Het GVB is de opdrachtnemende dienst en het is nog altijd aan de opdrachtgever daarop te reageren. Dat kan dus de wethouder of de DIVV zijn. Ook was ik boos, omdat ik de regie kwijt was. Dat mag de Raad best weten. Als meerdere woordvoerders namens de gemeente optreden - het doet er niet toe of dat meerdere collegeleden of ambtenaren zijn - wordt het er vaak niet beter op. Ik zag de bui al hangen en vreesde dat de directeur van de DIVV tot aan de chef van de postkamer toe in de pers zou meedelen hoe een en ander was verlopen. Daarover was ik niet tevreden en zelfs boos.
In antwoord op de vraag van de heer Van Poelgeest over dat citaat zeg ik dat ik op dat moment er zeer boos over was, dat de directeur van het GVB wel actief de pers informeerde met een stuk dat ik niet kende. Ik wist wel dat de heer Kroon de pers actief wilde benaderen, maar dat persbericht kende ik niet. Dat vind ik geen manier van werken. Het GVB informeerde de pers wel zo snel mogelijk toen het moment daar was, maar sprak daarover in de tijd daarvoor niet met mij. Voor de duidelijkheid zeg ik dat alle contacten altijd via de DIVV zijn gelopen. In mijn boosheid over het moment heb ik mij naar mijn idee onvoldoende beheerst en te snel gereageerd. Dat is ook te zien aan de stevige taal in Het Parool en aan het interview op AT5. Dat was niet verstandig van mij. Ik had daarop veel rustiger moeten reageren en het was mogelijk geweest uit te leggen wat de gang van zaken was. Ik begrijp ook dat de directeur van het GVB de behoefte had zich te verdedigen tegen de aantijgingen dat het bedrijf er een zootje van heeft gemaakt. Naar mijn idee is dat terecht. Mijn oordeel is overigens niet dat het GVB er een zootje van heeft gemaakt. Dat oordeel moet de Raad geven op het moment dat hij over alle stukken beschikt. Ook begrijp ik dat de directeur van het GVB de feitelijke informatie nog eens de revue wilde laten passeren. Toch blijf ik bij mijn standpunt dat de wethouder daarover het woord moet voeren in plaats van een directeur van een gemeentelijke dienst. Ook ben ik van mening dat in deze Gemeenteraad de raadsleden en niet de ambtelijke organisatie de wethouder aan de tand voelen.

(Mevr. SPEE-ROUPPE-VAN DER VOORT: Ik kan mij uw boosheid best voorstellen, maar u kon die voorkomen door zelf de feiten meteen op tafel te leggen en te zeggen dat het GVB op dat moment niet meer verantwoordelijk was, maar de DIVV. Bent u het daarmee eens?)
Het doet er niet toe of ik het daarmee eens ben of niet. Het feit is dat ik dat niet heb gedaan. Op dat moment had ik wellicht de commissie bijeen kunnen roepen. Ook was het mogelijk geweest een brief te sturen. Dat heb ik echter niet gedaan. Vanzelfsprekend wist ik dat daarover tijdens deze raadsvergadering vragen zouden worden gesteld. De raadsleden gaan immers ook bellen. Ik heb ervoor gekozen het moment van deze raadsvergadering af te wachten om hier een goede discussie te voeren.
Ik meld de Raad dat de heer Kroon en ik onder leiding van wethouder Maij op maandagochtend jl. een gesprek hebben gevoerd over dit alles in de media. Wij hebben elkaar goed verstaan en gezegd dat het niet de bedoeling is dat wij dit nogmaals doen.
Binnen de eerste honderd dagen na mijn aantreden als wethouder was ik dus op de hoogte van het feit dat er een probleem dreigde te ontstaan, namelijk in juni. Ik ben van mening dat ik daarover goed ben geïnformeerd door de DIVV. Nog steeds ben ik van mening dat het verstandig is de voorbereidende werkzaamheden op een laag pitje te zetten. De noodzakelijke werkzaamheden moeten echter wel doorgaan. Ik vind het nog steeds verstandig dat ik de opdracht heb gegeven verder onderzoek te doen. Dat heeft geleid tot de notitie van 16 december. Naar mijn idee is het goed dat nu wordt gewerkt aan verschillende varianten die betrekking hebben op de toekomst van dit project. Op twee momenten, namelijk in september en november, heb ik er kort melding van gemaakt dat er sprake is van een probleem en dat ik ermee bezig ben dat op te lossen.

Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Mevrouw de Voorzitter. Graag ga ik terug naar de belofte die wij op 24 april 2002 publiekelijk aan de reiziger hebben gedaan, namelijk een megaproject met een enorme ambitie. Dat is terecht gevierd met een groot feest, want Metromorfose is een heel goed plan. Maar ook de Amsterdammer heeft op dat moment kennisgenomen van de toezegging van de gemeente Amsterdam.
Het grootste deel van het betoog van de wethouder kan ik best volgen. Voor veel punten geldt dat hij zorgvuldig te werk is gegaan. Hij geeft aan waarom er sprake zal zijn van een verdubbeling van de kosten. Ik neem voor kennisgeving aan dat hij daarvan op 16 december op de hoogte was. Het is bekend dat de raming op 28 maart 2001 grofmazig was, dus dat feit betrek ik niet bij de discussie. Toch is het nogal wat als het uiteindelijke resultaat een verdubbeling is ten opzichte van die raadsbehandeling indien wij dat ambitieniveau handhaven. De wethouder geeft als oorzaak aan dat het ambitieniveau omhoog is gegaan. Misschien kan hij nog eens toelichten wat dat precies inhoudt en of dat inderdaad de oorzaak is van het feit dat het project 200 miljoen euro duurder is geworden. Ook zijn er nieuwe eisen waardoor de kosten nog verder zijn opgelopen. Ik herhaal dat een verdubbeling iets anders is dan een overschrijding. Dat is dermate substantieel dat ik van mening ben dat de Raad daarover op een goed moment dient te worden geïnformeerd. De wethouder heeft ervoor gekozen eerst een oplossing te zoeken. Hoewel ik dat enigszins begrijp, weet hij vooraf dat dit maanden kan duren. De wethouder moet zich voorstellen dat ik een huis laat bouwen dat is begroot op een bepaald bedrag, maar dat ik toch graag een balkonnetje wil. Het maakt dan niet veel uit of dat huis 10.000 euro duurder wordt. Dat ligt anders als mijn huis opeens tweemaal duurder wordt. Daarbij komt dat wij de Amsterdammer duidelijk hebben gezegd wat onze ambitie is.
Uit het betoog van de wethouder blijkt dat hij steeds beter werd geïnformeerd en geleidelijk aan wist dat het project duurder zou worden. Daarvan heeft hij inderdaad op 24 september en 6 november melding gemaakt. Toch blijf ik erbij dat deze informatie dermate summier was dat de Raad op dat moment niet kon bevroeden wat de hoogte van dat bedrag was. De wethouder wist op 16 december dat het om een verdubbeling zou gaan. Hij heeft vervolgens de voorbereiding van het project stilgelegd. Als hij architecten de opdracht geeft naar een oplossing te zoeken, weet hij dat dit op een goed moment kan uitlekken en dat de Raad dit uit de media verneemt. Dat vind ik hoogst onwenselijk. Als ik op maandag, na een weekend te zijn weggeweest, door AT5 word overvallen met de mededeling dat een project wordt stopgezet vanwege een verdubbeling van de kosten, zeg ik liever dat ik ervan op de hoogte ben dat er zich een probleem voordoet en dat het College hard werkt aan een oplossing dan dat ik door een dergelijk bericht word overvallen. Als er sprake is van een dergelijke substantiële overschrijding en de wethouder al acties heeft ondernomen op het gebied van de aanpak, is hij naar mijn idee verplicht de Raad actief te informeren. Ik verzoek hem dat in de toekomst te doen, want ik wens niet op deze manier door de media te worden overvallen.

De heer FLOS: Mevrouw de Voorzitter. Naar mijn idee moeten wij alles in proporties zien. Er zijn in ieder geval geen kosten overschreden. Het gaat erom dat er sprake was van een dreigende kostenoverschrijding. Naar mijn idee heeft de wethouder de benodigde maatregelen genomen. Het is belangrijk gezamenlijk vast te stellen dat er nog niet te veel geld is uitgegeven en dat er tijdig is ingegrepen. De wethouder informeert ons later schriftelijk uitgebreider over de redenen van de kostenstijging. Op grond van het betoog van de wethouder kan ik mij voorstellen dat daarvoor een aantal plausibele redenen is aan te geven. Het past mijns inziens derhalve niet hem daarover een verwijt te maken. De discussie in deze Raad heeft vooral betrekking op de informatieplicht. Ik constateer dat de wethouder op 2 oktober aan de Raad een soort early warning heeft afgegeven. Het was de Raad toen in ieder geval al bekend dat de vastgestelde raming dreigde te worden overschreden. Op 6 november werd expliciet gemeld dat de kosten veel hoger zouden uitvallen dan aanvankelijk werd gedacht. Ik citeer de wethouder: 'Wij moeten met elkaar nog flink in gesprek over de vraag hoe wij dit varkentje kunnen wassen'. Dat betekent dat ook de Raad toen wist dat er iets aan de hand was en dat er sprake zou zijn van een forse overschrijding.

(Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Wist u ook dat het een verdubbeling was?)


Ik vind dat eerlijk gezegd een cosmetische discussie.

(Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: U spreekt van een cosmetische discussie? Neemt u mij niet kwalijk, maar het gaat om een verdubbeling!)
Dit is geen wiskunde en wij komen er dus niet uit of een verdubbeling iets anders is dan een veel hoger bedrag. Naar mijn idee wist de Raad het op dat moment en hij heeft er niet op aangedrongen dit meteen op schrift te stellen en in de raadsvergadering aan de orde te laten komen. Ik ben dan ook de mening toegedaan dat de wethouder op dat moment de juiste actie heeft ondernomen. De voorbereidingen voor het project waren namelijk al eerder stilgelegd en hij is aan de slag gegaan met het inzichtelijk maken van de oorzaken. Ook is hij nagegaan op welke wijze wij dit probleem kunnen oplossen.

(Wethouder VAN DER HORST: Op 6 november was nog niet duidelijk dat het een verdubbeling betrof. Dat bleek pas op 16 december in de stafvergadering. Ik hecht eraan de juiste volgorde te hanteren.)

(De heer VAN POELGEEST: Begrijp ik het goed dat de heer Flos van mening is dat de wethouder op uitstekende wijze met de Raad heeft gecommuniceerd?)
Naar mijn idee is het nodig in de eerstvolgende commissie verder te spreken over de vraag op welke wijze het College met de actieve informatieplicht ten opzichte van de Raad dient om te gaan. Ik weet nog wel dat de heer Bijlsma met betrekking tot de Noord-Zuidlijn heeft aangegeven dat hij in een vroeg stadium in kennis wenst te worden gesteld van dreigende overschrijdingen. Naar mijn idee moet de Raad dus aangeven op welke wijze het College met die actieve informatieplicht dient om te gaan.

(De heer VAN POELGEEST: Dat punt heeft u zojuist gemaakt, maar ik heb een andere vraag gesteld. Bent u van mening dat de wethouder op sommige punten iets beter kon handelen?)
Naar mijn idee was het voor allerlei partijen mogelijk geweest iets beter te handelen, waaronder de Raad en de wethouder. Dat heb ik zojuist betoogd. De discussie die de afgelopen week in de pers heeft plaatsgevonden, was wat mij betreft weinig verheffend, maar de wethouder heeft wat dat betreft het boetekleed aangetrokken. Dat verwijt ik echter niet alleen hem. Ik vind het evenmin verstandig dat raadsleden schuldigen binnen de gemeentelijke organisatie aanwijzen, zonder te weten wat de feiten zijn. De directeur van het GVB werd als schuldige aangewezen en zag zich genoodzaakt in de pers te reageren. Dat is niet in goed overleg met de wethouder gebeurd. Naar mijn idee is die mediahype dus door meerdere partijen ontstaan. Dat was niet nodig geweest als wij deze vergadering hadden afgewacht.

(Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: De wethouder wordt hier ter verantwoording geroepen en niet de Raad.)

(Mevr. ALBERTS: Ik vind dat de heer Flos een wat vreemde volgorde hanteert. Naar mijn idee moet de wethouder zich aan zijn informatieplicht houden. Ik weiger te accepteren dat de heer Flos mij de schuld geeft, omdat ik bepaalde vragen niet stel. Die vragen zijn wel degelijk gesteld, maar die zijn onvoldoende beantwoord. De heer Flos schuift ons de schuld in de schoenen. Dat accepteer ik niet!)
Ik heb ook gezegd dat de wethouder de afgelopen week wat onhandig op deze kwestie heeft gereageerd, maar dat hij zeker niet de enige was. Het was een samenspel van factoren. Ik ben van mening dat ook raadsleden voor hun beurt hebben gesproken door vooraf schuldigen aan te wijzen. In dit geval was dat het GVB. Daardoor voelde de directeur van dat bedrijf zich genoodzaakt de pers in te schakelen. Daarover moeten wij met elkaar van gedachten wisselen.

(Mevr. ALBERTS: Ik weiger dat te accepteren. U gooit dat mij nu voor de voeten, terwijl ik daarover geen woord heb gezegd. U generaliseert en ik ben van mening dat u deze woorden terug moet nemen. Dit kan niet!)
Wij zijn het niet met elkaar eens. Ik ben van mening dat ook raadsleden zorgvuldig met informatie moeten omgaan. Zij doen nu uitspraken op basis van onvolledige informatie.

(De heer PAQUAY: Dat geldt zeker niet voor de wethouder van de VVD?)
De VVD-fractie was de eerste die over deze kwestie een mondelinge vraag heeft gesteld. De heer Paquay moet nu niet doen alsof mijn fractie niet kritisch is als het dit onderwerp betreft.

(De heer PAQUAY: Het is een schande dat u raadsleden wenst te verwijten dat zij schuldig zijn aan een overschrijding voor het project Metromorfose.)
Natuurlijk niet! Ik sprak over het gedoe in de pers.

(De heer PAQUAY: Als je daarover in de pers leest en wordt bevraagd, geef je antwoord.)

(De VOORZITTER: Wij hebben afgesproken dat interrupties zijn bedoeld voor het stellen van verhelderende vragen. U kunt in uw eigen termijn nader op deze kwestie ingaan.)

(De heer PAQUAY: Met wie heeft u dat afgesproken?)

(De VOORZITTER: Dat hebben wij vanmiddag in de Commissie Werkwijze afgesproken. Dat is overigens al eerder gebeurd. Het is de taak van uw fractievoorzitter u daarover te informeren. De heer Bijlsma krijgt het woord voor het stellen van een vraag. Daarna vervolgt de heer Flos zijn betoog. Ik wijs de Raad er overigens op dat het inmiddels 15.10 uur is en dat wij ons na dit debat moeten beraden over de vraag of wij ook vanavond moeten doorgaan.)

(De heer BIJLSMA: Verschillende raadsleden hebben gewezen op het feit dat zij door de pers zijn gebeld. Het gaat hier niet over peanuts , maar in eerste instantie over het informeren over ramingverschillen van miljoenen euro's. Ik neem aan dat de heer Flos dat met mij eens is. Ik heb geen mondelinge vragen aangekondigd. Wij hebben dit weekend de moeite gedaan om alle stukken nog eens door te lezen. Op basis daarvan hebben wij schriftelijke vragen voorbereid die wij na dit debat wilden indienen. Ik vraag de heer Flos nadrukkelijk of hij dat verwijt ook richt tot de fractie van de PvdA.)

Nee, ik verwijt dat de PvdA-fractie niet. Dat zou ik niet durven.

(Mevr. ALBERTS: En u verwijt dat de andere raadsleden wel? Dat kan toch niet?)
Het is mogelijk aan casuïstiek te doen, maar ik doel met name op de televisieoptredens van een aantal raadsleden. Het was een serie waar ook ik vorige week dinsdag in zat.
Mijn conclusie is dat ik graag in de commissie discussieer over de wijze waarop het College daadwerkelijk inhoud dient te geven aan de actieve informatieplicht, zodat onze wensen voor de wethouder ook duidelijk zijn. Wellicht moet die informatieplicht inderdaad verder gaan dan tot nu toe het geval was, maar wat mij betreft is de kous daarmee af. Er is immers geen sprake geweest van forse overschrijdingen en de wethouder heeft tijdig ingegrepen.

Mevr. VAN PINXTEREN: Mevrouw de Voorzitter. Wat de heer Flos nu doet, begrijp ik wel. Toch ben ik van mening dat dit absoluut niet kan. De wethouder heeft gezegd, dat de Raad niet is ingelicht, omdat hij eerst precies wilde weten wat er aan de hand was. Hij heeft helaas geen antwoord gegeven op mijn vraag in eerste termijn of hij van mening is dat hij de plicht heeft de Raad actief te informeren. Mijn mening is dat hij die informatieplicht wel heeft en dat hij daaraan onvoldoende heeft voldaan. De wethouder heeft ons vage stukken voorgelegd waaruit op geen enkele wijze bleek dat er sprake zou zijn van een verdubbeling van de kosten zoals die ons later werd voorgeschoteld. Wat hij heeft gedaan, was absoluut onvoldoende. Wat dat betreft onderschrijf ik de woorden van mevr. Spee-Rouppe van der Voort. Bovendien heeft de wethouder in die stukken mijns inziens niet gemeld dat hij al had gekozen voor een stopzetting. Naar mijn idee zijn dat cruciale punten, temeer daar de wethouder in zijn redenering ook heeft aangegeven dat het hogere ambitieniveau een van de redenen was van het duurder worden van het project. Dat was een ambitieniveau van de Raad. Als de wethouder constateert dat het me t dat budget niet mogelijk is dat ambitieniveau te realiseren, moet hij daarover met de Raad van gedachten wisselen. Het is dan van belang het probleem gezamenlijk te bespreken. Ik zit er dan absoluut niet op te wachten dat de wethouder het probleem nog een hele tijd voor zich houdt en vervolgens met een zogenaamde pasklare oplossing komt. Wij hadden graag eerder met hem over dit probleem gesproken.

(De heer FLOS: Bent u niet van mening dat het zinvol is dat de wethouder een aantal scenario's uitwerkt en aangeeft wat daarvan de consequenties zijn? Anders kan de Raad toch niet goed aangeven hoe het verder moet?)
Nee, die mening ben ik niet toegedaan. De wethouder had op dat moment best kunnen uitleggen dat hij bezig was met het uitwerken van scenario's. Dat doet hij nu ook met heel veel woorden. Dit had maanden geleden moeten gebeuren. Wij zijn toch niet gek? Wij zijn toch niet een stelletje kleuters dat dit niet aan kan?
Ik kom op een ander punt dat mij stoort en dat ik niet begrijp. Hoe kan de wethouder zeggen dat er nog geen sprake is van een kostenoverschrijding, omdat het station Ganzenhoef nog voor dat budget kan? Ik heb de indruk dat de wethouder zijn kop in het zand steekt. Dat is immers ongeveer hetzelfde als dat je voor twee weken een vakantiereisje boekt terwijl je over een klein budget beschikt. De eerste nacht verblijf je in een vijfsterrenhotel en de volgende dag ontdek je dat je als zwerver op het station moet slapen, omdat je geen geld meer hebt. Je weet dan toch dat je boven je budget leeft?

(Wethouder VAN DER HORST: De Gemeenteraad heeft de beslissing genomen dat het station Ganzenhoef voor 50 miljoen gulden wordt vertimmerd. Op dat moment was pas bekend dat het totale project 200 miljoen gulden zou kosten. Voor een station is toen 25 procent van het budget geaccordeerd. Naar mijn idee was de Raad dus op de hoogte van het feit dat hij niet uitkomt op 200 als hij 18 met 50 vermenigvuldigt.)
Ik ben van mening dat de wethouder veel eerder met ons over deze kwestie had moeten spreken. Ook andere raadsleden hebben opgemerkt dat de wethouder de plicht heeft de Raad actief te informeren, maar kennelijk is hij niet bereid dat meteen toe te geven. Wij dienen daarom een motie in waarmee wij uitspreken dat het College de Raad actief dient te informeren in het geval dat substantiële kostenoverschrijdingen worden verwacht.

De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
26E
Motie van 5 maart 2003 van het raadslid Van Pinxteren inzake actieve informatie bij substantiële kostenoverschrijdingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 94).

De motie wordt terstond in behandeling genomen.

De heer DE WOLF: Mevrouw de Voorzitter. Ondanks het feit dat een groot deel van mijn vragen niet is beantwoord, wilde ik niet steeds interrumperen. Mag ik ervan uitgaan dat die vragen door het College schriftelijk worden beantwoord?
Wethouder Van der Horst heeft verklaard geheel verantwoordelijk te zijn voor dit project. De vraag is dan of hij dat op een bepaald moment inderdaad waarmaakt. Het komt vaker voor dat er zich met betrekking tot een project een probleem voordoet. Het bedrag is weliswaar enorm en de kwestie is van groot belang, maar wat mij betreft gaat het er in dit debat om of het College de Raad al dan niet prompt over een dergelijke situatie informeert. Met wethouder Van der Horst constateer ik dat dit inderdaad niet het geval is geweest. Hij was al vanaf begin 2002 van het probleem op de hoogte. Vanzelfsprekend was het nodig allerlei zaken te onderzoeken, maar hij heeft de Raad niet meteen geïnformeerd. Later was de wethouder wel degelijk beter geïnformeerd en beschikte hij over meer detailinformatie. De vraag is of de wethouders Van der Horst en Dales op dat moment hebben gesproken over de risicoparagraaf in de begroting. Dat was ook met zoveel woorden toegezegd op het moment van de besluitvorming over het project Metromorfose. Toen werd gesteld dat aan dit project in de begroting elk jaar apart aandacht zou worden besteed. Dat is toegezegd en staat keurig in de stukken. Waarom gebeurt dat dan niet? Kennelijk heeft die afstemming niet plaatsgevonden. Waarom is dat niet gebeurd? Die vraag heb ik in eerste termijn aan het College gesteld, maar daarop heb ik geen antwoord gekregen. Ik ga dus ervan uit dat dit antwoord mij schriftelijk zal bereiken.
Ik heb reeds gemeld dat door wethouders in de pers mededelingen worden gedaan over personeel dat in dienst is van de gemeente. Nog steeds ben ik van mening dat het niet goed is dat op die wijze te doen en ik begrijp niet waarom dat steeds gebeurt. Mij is dat absoluut niet duidelijk als wordt gesproken over opdrachtgever- en opdrachtnemerschap. Als de wethouder spreekt over de opdrachtnemer en die dienst niet als zijn eigen dienst beschouwt, mag hij daarover inderdaad zijn mening ventileren. Hij moet dan echter wel fair zijn en dat in een open situatie doen. Ik begrijp absoluut niet dat de wethouder boos werd omdat de heer Kroon zich verdedigde. Dan is er geen sprake van een opdrachtgever en opdrachtnemer, maar draait hij de zaak als het ware terug. In feite zegt de wethouder daarmee dat het GVB gewoon een ambtelijke dienst is en dat hij van mening is dat hij daarover iets te zeggen heeft. De vraag is echter of dat juist is.

(De heer FLOS: U bekritiseert de wethouder, omdat hij kritiek levert op een ambtenaar. De directeur van het GVB reageert een dag nadat via AT5 diverse opmerkingen zijn gemaakt over de verantwoordelijkheden van dat bedrijf. Vindt u het wenselijk dat hij daarover rechtstreeks de pers benadert?)
De Raad en het College hebben ervoor gekozen het opdrachtnemer- en opdrachtgeverschap te scheiden. Het GVB is in de opdrachtnemerrol geplaatst en ik vind dit op zichzelf dan ook aanvaardbaar. Het is immers een bedrijf geworden. Op die wijze wordt het in ieder geval door dit College benaderd. Ik vind het dan niet vreemd dat een directeur van een bedrijf zich verdedigt als hij via AT5 verneemt dat de wethouder niet weet wat er aan de hand is, terwijl 23.000 ambtenaren kennelijk wel op de hoogte zijn van de problematiek. Naar mijn idee is het niet vreemd dat de directeur van dat bedrijf vervolgens aangeeft dat dit niet het geval is en dat een aantal stappen is gezet, waardoor duidelijk werd dat de wethouder wel op de hoogte was. De wethouder geeft dat ook toe.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Als een wethouder tegen een directeur van dienst zegt dat hij niet op prijs stelt dat het op deze wijze in de pers komt en hij dat desondanks doet, is er toch iets fout met die directeur die tegen het beleid van het College ingaat? Ik neem namelijk aan dat het collegelid dan namens het College spreekt.)
Dat is mogelijk, maar dan hebben wij de discussie over het opdrachtgever- opdrachtnemerschap niet goed gevoerd.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Nee, ik spreek over een ambtenaar die iets doet wat een collegelid heeft verboden.)
Het woord verboden heb ik niet gehoord, maar als mevr. Van Oudenallen dat op die wijze wil formuleren, kom ik weer terug op het opdrachtgever- en opdrachtnemerschap en de scheiding die in dat verband in het College is aangebracht. Als de wethouder van mening is dat dit niet aanvaardbaar is en dat hij moet afrekenen met de betrokken directeur van dienst, is de vraag of het goed is dat in de krant te doen. Naar mijn oordeel moet hij dat niet doen. Daarover zijn wij het overigens eens. De vraag is wie binnen het College dat mag en doet. Binnen het College is de afspraak gemaakt dat er een wethouder is die verantwoordelijk is voor de bedrijven. In die situatie is het GVB een bedrijf. Ik heb wethouder Maij dan ook gevraagd antwoord te geven op de vragen die aan wethouder Van der Horst zijn gesteld. Als ik die vraag toespits, luidt die als volgt: Heeft wethouder Maij, nadat dit alles was gebeurd, met de heer Kroon gesproken en over deze gang van zaken haar mening geventileerd?
Ook vraag ik mij af of zij vóór het moment dat wethouder Van der Horst in de stress schoot een mening had over hoe het GVB daaruit naar voren kwam.
Hoe heeft de wethouder voor Bedrijven gehandeld met het bedrijf waarvoor zij staat en waarmee zij moet onderhandelen?
Heeft zij überhaupt met het bedrijf gesproken over het aannemen van de opdracht?
Ik herhaal dat ik ervan uitga dat mijn vragen schriftelijk worden beantwoord. Misschien kan het College daarop in tweede termijn in het kort ingaan. Ik zit met een coördinatieprobleem. Dat blijft bestaan en naar mijn idee is dat niet onmiddellijk opgelost. Mijn conclusie is dat ik het optreden van het College in deze situatie bijzonder zwak vind en dat van de wethouder nog zwakker.

De heer MANUEL: Mevrouw de Voorzitter. Ik hoorde de wethouder zeggen dat de uitlatingen van de heer Kroon in de media inhoudelijk juist zijn. Als ik het niet juist verwoord, verzoek ik hem mij te corrigeren. Ook hoorde ik hem zeggen dat hij spijt heeft van de toonzetting van zijn uitlatingen in de media. Tevens is uit zijn betoog gebleken dat hij erkent dat hij de commissie en de Raad laat en summier heeft geïnformeerd. De wethouder heeft wel informatie gegeven, maar betrekkelijk laat en niet al te duidelijk. Ook hoorde ik hem duidelijk zeggen dat hij voor deze kwestie de politiek verantwoordelijke persoon is en dat hij bewust ervoor heeft gekozen op deze wijze te handelen. De fractie van D66 meent dat dit een foute keuze is geweest en hoopt dat hij deze in de toekomst niet meer zal maken. Wij zullen de motie van de fractie van GroenLinks dan ook steunen, al zijn wij van mening dat de strekking daarvan ietwat vreemd is. Het lijkt ons namelijk overduidelijk dat een collegelid wordt geacht de commissie en de raadsleden tijdig te informeren bij een dreigende overschrijding. Ik verzoek de wethouder nogmaals toe te zeggen dat dit wat hem betreft niet meer op deze manier zal voorkomen.

Mevr. ALBERTS: Mevrouw de Voorzitter. Er wordt ietwat verbolgen gereageerd, omdat de discussie in de media plaatsvindt. Misschien had de wethouder dan de hand in eigen boezem moeten steken door meteen te zeggen dat hij niet de juiste weg heeft bewandeld. Dan had hij de situatie zelf in de hand gehad. Ik heb de indruk dat hij dit uit handen heeft laten glippen. De heer Kroon en de wethouder hebben met elkaar gebeld. Heeft de wethouder hem gezegd dat de dienst geen blaam treft en dat hij dat zal meedelen? Ik vermoed dat hij dat niet wilde doen en dat de heer Kroon daarover zo boos is geworden dat hij ervoor heeft gekozen eigenhandig naar buiten te treden met als doel terug te slaan.
Op een ander moment heeft de wethouder de verantwoordelijkheid bij de Raad gelegd. Hij heeft gezegd, dat de Raad kon weten dat 18 maal 50 miljoen niet 200 miljoen is. Dat rekensommetje is correct, maar dan begrijp ik niet dat de wethouder is geschrokken van dat bedrag. Dat is immers een kwestie van het nalezen van het besluit. Dan had hij deze baan niet moeten aanvaarden in de wetenschap dat hij op enig moment zou moeten uitleggen dat 18 maal 50 niet 200 is. Dan had hij moeten zeggen dat hij wel wethouder voor Verkeer wilde worden, maar dat hij niet verantwoordelijk wilde zijn voor het project Metromorfose omdat hij dan later in de problemen zou komen.
Bij de begrotingsbehandeling in december heb ik een interpellatie gehouden die betrekking had op de tunnelveiligheid. Ik doe de wethouder een onthulling. Ik was bijzonder verbaasd dat het zo eenvoudig was antwoord te krijgen. Ik liep namelijk vier jaar lang tegen een rubberen muur en vocht tegen de bierkaai. Ik kreeg van nagenoeg alles de schuld, omdat ik dit onderwerp überhaupt wilde bespreken. In december gaf deze wethouder mij echter gelijk. Toen was ik verbaasd, maar dat ben ik nu nog meer. De wethouder wist immers waarom hij mij gelijk kon geven. Hij heeft ietwat onhandig gehandeld, want het was een aangevertje van mij. Hij hoefde alleen nog in te koppen. Enkele dagen voor die interpellatie had hij met zijn staf immers gesproken over het feit dat er een probleem was op het gebied van de tunnelveiligheid. Dat is een onderdeel van het project Metromorfose. Het zou hem hebben gesierd als hij van dat aangevertje gebruik had gemaakt.
Ik ga in op de tijdigheid van melden. De wethouder heeft ervoor gekozen tegelijkertijd met een oplossing te komen. Het project Metromorfose is betrekkelijk overzichtelijk. Wij kennen een ingewikkelder project, namelijk de Noord-Zuidlijn. Daartoe is niet zo lang geleden besloten. Ik kan mij voorstellen dat ook voor dat project geldt dat niet alle problemen zijn afgedekt en dat er nog wel wat boven de grond komt. Wanneer is de wethouder van plan over dit project te melden? Doet hij dat onmiddellijk? De wethouder mag mij thuis bellen als hij een probleem heeft. Dat mag hij desnoods 's nachts doen. Daarmee heb ik absoluut geen moeite. Trekt de wethouder aan de bel en deelt hij mee dat hij met een probleem zit, of kiest hij ervoor eerst de oplossing daarvan te bedenken, al neemt dat misschien drie jaar in beslag?

(De heer BIJLSMA: Is u bekend dat deze vraag overbodig is, omdat de Gemeenteraad twee jaar geleden een motie van mijn hand heeft aangenomen waarmee hij het College oproept alle dreigende overschrijdingen die te maken hebben met de Noord-Zuidlijn op een dusdanig tijdstip te melden dat er nog kan worden ingegrepen? Het is niet alleen van belang op zoek te gaan naar een dekking. Ook is het belangrijk na te gaan of het mogelijk is de dreigende overschrijding te voorkomen.)

Die vraag is niet overbodig. Vanzelfsprekend herinner ik mij dat, maar wij hebben ook afgesproken dat wethouders in het algemeen de plicht hebben de Raad te informeren. Ik kan mij voorstellen dat die motie gaande de rit wel eens anders wordt geïnterpreteerd. De heer Bijlsma vertrouwt er nog op dat dit niet het geval was. Gezien de ervaring met deze kwestie, twijfel ik daar ernstig aan. Daarom verzoek ik de wethouder nogmaals die toezegging te doen.
Ik vind het vreemd dat het ambitieniveau tijdens de rit steeds hoger werd. De Raad wil een station met marmer en glas en andere glimmende zaken. Wat is aan dat ambitieniveau veranderd? Zijn dat gouden randjes geworden? De wethouder begrijpt vast en zeker dat ik steeds nieuwsgieriger word naar de antwoorden.

Mevr. VAN OUDENALLEN: Mevrouw de Voorzitter. Een tijdje geleden heeft de fractie van Mokum Mobiel gezegd dat het College nu en dan ietwat arrogant is. Ook nu vind ik de wethouder ietwat arrogant, maar daarvoor heb ik wel begrip. De Raad wenst informatie te ontvangen, maar de wethouder wacht met het verstrekken daarvan. Daar zit natuurlijk iets heel anders achter. Als het bedrag niet toereikend is en het daardoor niet mogelijk is aan de wensen te voldoen, kan het College voorstellen bijvoorbeeld de architect niet meer in te huren. Of het kan melden dat bijvoorbeeld een dienst met ideeën komt die niet met dat budget zijn uit te voeren. Ik betreur het dat onder andere de fractie van de PvdA daarop niet ingaat. Wel wordt een wethouder aangevallen, omdat hij geen informatie heeft gegeven. Mij gaat het om de inhoud. Wanneer komt de wethouder met een volledige lijst waarin staat wat met het oorspronkelijke bedrag de bedoeling was? Ook verneem ik graag wat hij later moest toevoegen en wat hij nog van de Raad verwacht. Naar mijn oordeel was het nodig geweest de Raad eerder te informeren, maar daarmee is voor mijn fractie de kous af.

Wethouder VAN DER HORST: Mevrouw de Voorzitter. Wij wilden de metrostations in Amsterdam goed opknappen. Nu moeten wij constateren dat dit niet mogelijk is met een bedrag van 400 miljoen gulden. Dat is een ongelooflijke teleurstelling. Die ramingen zijn verdubbeld ten opzichte van enkele jaren geleden en dat is heel vervelend. Dat betekent ook dat wij de reiziger niet kunnen bieden wat wij hadden verwacht. Dat is het hoofdprobleem in dit dossier. Ten opzichte van de grove ramingen die ten grondslag liggen aan het besluit van maart 2001 is het mooier geworden. Dat geldt niet zozeer voor de techniek, maar wel voor de uitstraling van het station. Dat is inderdaad glas, steen enzovoort. Dat heeft een grotere nadruk gekregen dan aanvankelijk werd gedacht bij het opstellen van die raming.

(Mevr. ALBERTS: Heeft u enig idee wat het percentage was?)
Nee.

(Mevr. ALBERTS: Wilde u dat ook niet weten?)
Ja, dat wilde ik wel weten. Ik wil nog veel meer weten en heb gezegd dat het reken- en tekenwerk dat betrekking heeft op de verschillende scenario's nog niet gereed is.
Mevr. Spee heeft mijns inziens duidelijk aangegeven waarop de irritatie van de voltallige Raad is gebaseerd. De Raad voelt zich overvallen. Het is een feit dat ik hem op twee momenten heb geïnformeerd. Dat is overigens op een moment gebeurd waarop ik zelf nog niet op de hoogte was van de totale situatie. Dat was ik namelijk pas in december. In eerste termijn heb ik al gezegd dat ik ervoor heb gekozen het probleem en de oplossing aan elkaar te koppelen. Zojuist heb ik al opgemerkt dat dit over ongeveer twee maanden aan de raadsleden wordt gezonden. Zeker na deze behandeling en de berichten in de media begrijp ik dat het verstandiger was geweest het probleem en de oplossing niet te koppelen, maar te splitsen. Het was bovendien goed geweest de Raad in december nog een brief te sturen met het stuk uit de stafvergadering dat zojuist is uitgedeeld, of een samenvatting daarvan. Dan was de Raad in ieder geval ervan op de hoogte geweest dat het probleem inmiddels genoegzaam bekend is en dat het College werkt aan oplossingsrichtingen waaruit de Raad een keuze kan maken. In het licht van datgene wat er is gebeurd, had ik verstandiger eraan gedaan de Raad in december in ieder geval een briefje te sturen in plaats van het bij de mededelingen in september en november te laten.

(De heer H.H.G. BAKKER: Het laatste is mij niet geheel duidelijk. Ik heb namelijk begrepen dat u het probleem voor uzelf heeft gehouden, omdat u de Raad een oplossing wilde voorleggen. Nu blijkt dat u over een aantal maanden met een oplossing komt. Bestaat die oplossing eruit dat de helft wordt uitgevoerd of dat slechts enkele stations worden aangepakt? In onze visie is dat niet een oplossing, maar een lapmiddel. Graag zou ik zien dat de wethouder met een oplossing kwam voor het gehele project. Het is juist dat het dan belangrijk is na te gaan waar dat geld vandaan moet komen.)
In eerste termijn heb ik gezegd dat er grofweg vier oplossingsrichtingen zijn. Wij zullen alle voor- en nadelen van de verschillende oplossingsrichtingen aangeven. Wellicht komt de Raad aan de hand van het stuk van het College met nog meer oplossingsrichtingen. Deze moeten wij gezamenlijk bespreken en daarna dienen wij de richting van dit project bepalen.

(De heer H.H.G. BAKKER: Ik begrijp niet dat u zegt dat wij dat gezamenlijk moeten bespreken. Dan had u toch veel eerder naar de Raad moeten komen om dat te doen?)

Nee. Om een oplossingsrichting te kunnen kiezen, is informatie nodig. Deze wordt op dit moment vergaard. De bedoeling daarvan is de Raad in ieder geval inzicht te geven in de consequenties van die oplossingen. Het is daarom voor mij op dit moment niet mogelijk daarover een stuk te produceren. Misschien moet ik iets dieper ingaan op de vragen van de heer De Wolf. Hij heeft gezegd, dat er drie collegeleden bij dit project zijn betrokken. De wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur is verantwoordelijk voor het project Metromorfose met als tussenschakel de DIVV. Uiteindelijk komt alles bij één wethouder terecht. De wethouder voor Financiën krijgt op een bepaald moment informatie van de diensten. Deze wordt verwerkt in de jaarrekening of in andere financiële stukken. De wethouder voor Bedrijven heeft slechts een beperkte rol. Dit bedrijf is immers intern verzelfstandigd. De opdrachtnemer - het GVB - is immers verantwoordelijk voor de uitvoering van dit project. Het is als het ware meteen een aannemer. Tussen de wethouder voor Bedrijven en die voor Vervoer, Verkeer en Infrastructuur heeft over deze kwestie geen overleg plaatsgevonden. De wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur is ten slotte de opdrachtgever. Hij is verantwoordelijk voor het project Metromorfose. Ik heb al opgemerkt dat ik het bijzonder onplezierig vind dat ik in de pers opmerkingen heb gemaakt over de directeur van het GVB. Het College is het echter niet met de heer De Wolf eens dat ambtenaren in de gemeente Amsterdam zich zonder meer kunnen mengen in iedere publieke discussie over een dossier. Ik ben van mening dat de verantwoordelijke wethouder zoveel mogelijk het woord moet voeren, of dat hij iemand moet aanwijzen die deze taak op zich moet nemen. Dat kan bijvoorbeeld een voorlichter, een directeur of een beleidsmedewerker zijn.

(De heer DE WOLF: Het is mij nu wel duidelijk dat de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur verantwoordelijk is voor het project Metromorfose. De vraag is wie verantwoordelijk is voor het GVB en de directeur van dat bedrijf. Ik constateer dat wethouder Maij dat is. De wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur uit zijn stress in de vorm van kwaadheid op de directeur van het GVB. Ik vraag mij af waarom hij niet naar wethouder Maij heeft gebeld met de vraag `wat maak je me nou?' Zij is politiek-bestuurlijk verantwoordelijk voor het GVB. Dat lijkt mij derhalve de juiste gang van zaken. Is dit correct, of is er dan opeens wel sprake van het collectieve verantwoordelijkheidsbesef van het College? Als dat het geval is, vraag ik mij af hoe die coördinatie tot stand komt.)

(Wethouder mevr. MAIJ: Wethouder Van der Horst heeft mij op dinsdag gebeld over de mogelijke uitlatingen van de directeur van het GVB. Ik heb vervolgens het programma op AT5 gezien. Het was namelijk al laat en ik wilde op de hoogte zijn van datgene wat daar werd gezegd. 's Avonds heb ik de heer Kroon gebeld en gezegd dat ik van mening ben dat de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur de woordvoerder is. Ook heb ik meegedeeld dat het dus niet aan de directeur is een en ander naar buiten te brengen, ondanks het feit dat hij juiste opmerkingen heeft gemaakt. Tevens heb ik opgemerkt dat wethouder Van der Horst, hij en ik dat op maandagochtend verder zouden uitspreken. Dat is niet meteen gebeurd, omdat het reces was. Wethouder Van der Horst heeft daaraan in zijn betoog overigens ook gerefereerd. De lucht is weer helemaal opgeklaard, dus de woordvoerder voor het project Metromorfose is de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur.)

(De heer DE WOLF: Het College heeft besloten elk jaar bij de begrotingsbehandeling de kostenramingen aan te passen, dat in de begroting te melden en daaraan in de risicoparagraaf aandacht te besteden. Ik heb gevraagd waarom dat niet gebeurt en hoe de afstemming is geweest tussen de wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur en wethouder Dales, die verantwoordelijk is voor de begroting.)
Op 16 december is dit onderwerp met de staf besproken en op 18 december is een afschrift van die notitie naar de afdeling voor Financiën gegaan, zodat men dat in stukken van de gemeente kan verwerken.
Mevr. Alberts heeft gevraagd wat ik tegen de heer Kroon heb gezegd. Het lijkt mij niet de bedoeling hier letterlijk het telefoongesprek over te doen. Ik heb in ieder geval aangegeven dat ik van mening ben dat niet een ambtenaar van de gemeente Amsterdam het woord voert over een project waarvoor de wethouder verantwoordelijk is. Daarbij komt dat het onverstandig is voor een onderwerp meer woordvoerders aan te stellen. Tijdens dat gesprek op maandagochtend heb ik hem ook gezegd dat de wethouder namens het GVB het woord had kunnen voeren over het project en de aantijgingen. Als wij daarover eerder een gesprek hadden gevoerd, had ik dat kunnen doen. Die mogelijkheid was er echter niet meer, omdat de directeur van het GVB al in de pers was verschenen.

(Mevr. ALBERTS: Tijdens dat gesprek had u kunnen zeggen dat die directeur zijn mond moest houden, dat u het zou zeggen en hem gelijk zou geven.)
Ik heb gezegd dat de directeur van het GVB over deze kwestie niet het woord moet voeren.

(Mevr. ALBERTS: Nee, dat had u moeten doen. De feiten die de heer Kroon naar buiten heeft gebracht, had u bekend moeten maken. Het was mogelijk geweest de directeur dat toe te zeggen.)

Ik heb tegen de directeur gezegd dat ik de aangewezen persoon ben om te communiceren als dat nodig is.

(Mevr. ALBERTS: Maar u communiceerde niet.)
Mevr. Alberts heeft zich afgevraagd of ik het nog wel leuk vind wethouder voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur te zijn en dat ik anders het project Metromorfose niet had moeten doen. Daarop antwoord ik dat ik dit een goede baan vind. Naar mijn idee dienen de wethouders van Amsterdam de problemen van de stad op te lossen. Daarop heb ik mij dan ook steeds geconcentreerd. Steeds ben ik nagegaan op welke wijze ik een bepaald probleem kon oplossen. In eerste termijn heb ik aangegeven hoe ik heb gehandeld. Er was een probleem. Ik heb de voorbereidingen stilgelegd en gevraagd om een onderzoek. Nu werken wij aan een oplossing. Ik was dus steeds bezig met het oplossen van het probleem, want daarvoor ben ik immers ingehuurd. Omdat ik mij daarop heb gericht, had ik veel minder aandacht om met de Gemeenteraad over dit probleem te communiceren. Ik herhaal dat ik verstandiger eraan had gedaan de Raad na 16 december een brief te sturen.

(Mevr. ALBERTS: Een van de spelregels in dit huis is dat de Raad het budgetrecht heeft. De wethouder wilde in dit geval deels een budgettair probleem oplossen. Hij had dus bij ons moeten komen. Waarom gaat hij daaraan voorbij?)
Mevr. Alberts suggereert dat ik niet van plan was naar de Raad te komen, maar ik heb gezegd dat ik in september en november een melding heb gedaan. Ook heb ik aangegeven dat ik ervoor heb gekozen niet alleen het probleem voor te leggen, maar ook de oplossing. Het stuk waarin de betreffende informatie staat, is in de maak. Omdat ik voor die methode heb gekozen, heeft het langer geduurd. Als over deze kwestie geen berichten in de media waren verschenen, zou deze over een aantal weken in de commissie aan de orde zijn gekomen. Dan hadden wij daar in alle rust over het project Metromorfose spreken. Deze fuzz hadden wij dan inderdaad niet gehad. Het is echter anders verlopen, want ik heb ervoor gekozen het probleem en de oplossing aan elkaar te koppelen.
Mevr. Alberts heeft een opmerking gemaakt over de Noord-Zuidlijn. Ik wijs haar erop dat dit een totaal andere situatie is. Wij hebben in het kader van de Noord-Zuidlijn afgesproken dat de Raad kwartaalrapportages ontvangt. Deze worden hem vertrouwelijk toegezonden. Dan wordt ook stilgestaan bij de stand van zaken. De Raad ontvangt daarover ook informatie. De heer Bijlsma heeft dat al genoemd. Naar mijn idee zijn daar alle checks and balances op voorhand
meer ingebakken dan bij dit project.
Mevr. Van Oudenallen heeft het College soms arrogant genoemd. Dat begrijp ik niet goed. Ik zit hier alleen met het doel mijn werk voor de stad Amsterdam goed te doen. Zojuist heb ik gezegd dat ik mij richt op het oplossen van die problemen. Dat is de kern van mijn werk. Nu is mij wel duidelijk dat ik daarover beter moet communiceren.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik doelde met mijn opmerking op de wijze waarop nu en dan door het College met de Raad wordt gecommuniceerd. Voor derden komt het soms behoorlijk arrogant over.)

De discussie wordt gesloten.

Aan de orde is de stemming over de ingediende motie.

De heer VAN POELGEEST (orde): Het woord 'voortaan' in het besluit van de motie is overbodig, omdat de Raad altijd actief dient te worden geïnformeerd. Misschien is die zin zelfs overbodig. Naar mijn idee is deze echter wel nodig. Dat heeft dit debat wel aangetoond. Laten wij daarom gezamenlijk deze open deur intrappen.
De VOORZITTER: Ik wil mij niet met de inhoud bemoeien, maar vraag u of u dat wel zeker weet.
De heer VAN POELGEEST: Voor mij is dat niet een probleem. De essentie van de motie is volstrekt duidelijk. Blijkbaar is het nodig deze motie in te dienen.

De motie-Van Pinxteren (nr. 94), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van behandeling meer uit.

De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
27E

Motie van 5 maart 2003 van het raadslid Van Pinxteren inzake actieve informatie bij substantiële kostenoverschrijdingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 95).

De motie wordt terstond in behandeling genomen.

De heer HALBERTSMA (stemmotivering): Voor ons ligt een motie die weergeeft wat het College altijd wordt geacht te doen. Deze is dan ook volstrekt overbodig. Gezien het feit dat de eindconclusie van mijn fractie is dat het College in dit geval de Raad niet prompt heeft geïnformeerd, stemmen wij ondanks al onze principes voor deze motie. Wij merken daarbij nadrukkelijk op dat wij daarmee het signaal willen afgeven dat dit niet nogmaals moet voorkomen.
Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: De heer Halbertsma heeft reeds opgemerkt dat deze motie geheel overbodig is, omdat in de Gemeentewet staat dat een wethouder een actieve informatieplicht heeft. Ik begrijp van de wethouder dat hij toegeeft dat hij de verkeerde keuze heeft gemaakt door de Raad niet eerst van het probleem in kennis te stellen. Hij wilde eerst met een oplossing komen. Daaruit leid ik af dat hij de Raad in de toekomst wel eerst zal informeren. Dat is voor ons de tweede reden waarom deze motie overbodig is. Wij steunen deze derhalve niet.
De heer FLOS: De heer Van Poelgeest zegt dat deze motie overbodig is. De VVD-fractie is geen voorstander van het intrappen van open deuren. Naar ons idee heeft wethouder Van der Horst duidelijk aangegeven dat het beter was geweest die overschrijding eerder te melden. Daarmee is voor ons de kous af. De fractie van de VVD zal derhalve niet voor deze motie stemmen.
Mevr. KALT: Deze motie zou misschien minder overbodig zijn geweest als de woorden 'op tijd' aan het besluit waren toegevoegd. Daar gaat het immers om. Ik stem desondanks voor de motie, omdat ik daarmee hoop te bereiken dat de wethouder in het vervolg eerder in de vergadering toegeeft dat het beter was geweest anders te handelen.
De heer MANUEL: De heer Halbertsma maakt deze motie door zijn stemverklaring tot een motie van afkeuring. De fractie van D66 wenst dat niet te doen. Zij steunt de motie in de oorspronkelijke vorm.
Mevr. ALBERTS: Wij steunen deze motie, omdat wij het belangrijk genoeg vinden deze wethouder nog eens aan de democratische spelregels te herinneren. Dit is een gemeenteraad en de wethouder handelt namens hem. Kennelijk moesten de spelregels opnieuw worden afgesproken. De wethouder heeft de Raad namelijk nog niet uit zichzelf geïnformeerd.
De heer VAN POELGEEST: Wie de tekst van het besluit letterlijk neemt, concludeert met ons dat het misschien een open deur is. Gezien het debat, moet deze motie politiek worden geduid als een motie van terechtwijzing. Dat is wat wij beogen. Wij hopen dus dat deze motie een meerderheid krijgt.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Uit het betoog van de wethouder begrijp ik dat hij in het vervolg op de juiste wijze zal handelen. Naar mijn idee is de motie daarom overbodig.
De heer H.H.G. BAKKER: Wij stemmen voor deze motie. Naar ons idee kan het College op dit gebied wel wat informatie gebruiken. Het blijkt nodig te zijn deze motie in te dienen en daarom zullen wij voor stemmen.

De motie-Van Pinxteren (nr. 95) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.

De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H. Bakker, H.H.G. Bakker, Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink, Goring, De Graaf, Huffnagel, Isik, Nederveen, Van Oudenallen, Res, Spee-Rouppe van der Voort, Weenink en Van der Wieken-de Leeuw zich tegen de motie hebben verklaard.
..................................................................
....................................................................
..........................................................
.......................
..............................................................
De vergadering wordt om 17.30 uur gesloten.