|
Gemeenteblad
|
afd. 1
nr. 247 |
|
|
|
Aan de Gemeenteraad
1. Inleiding.
Hierbij bieden wij u de Voorjaarsnota 2003 aan, ter behandeling in alle
afzonderlijke raadscommissies (in de periode 4 tot en met 12 juni) en in uw
raadsvergadering (18 en 19 juni).
Met deze voorjaarsnota beogen wij uw Vergadering de mogelijkheid te bieden de
kaders te stellen waarbinnen en de richtingen aan te geven waarin wij het
verdere proces van voorbereiding van de begroting 2004 ter hand moeten nemen.
Hiertoe wordt in het vervolg van deze nota ingegaan op:
2. beschikbare ruimte;
2.1 aanleiding en noodzaak, aanpak en resultaten ombuigingsoperatie;
2.2 structurele ruimte algemene dienst;
2.3 incidentele ruimte algemene dienst; 2.4 ruimte in de fondsen;
3. voorstellen voor besteding van de beschikbare ruimte;
3.1 structurele ruimte algemene dienst;
3.2 incidentele ruimte algemene dienst; 3.3 fondsen;
4. besluitvorming.
Daaraan voorafgaand roepen wij in § 1.1 nog even kort de achtergrond en
voorgeschiedenis van het instrument voorjaarsnota in herinnering.
1.1. De voorjaarsnota als instrument.
In het Programakkoord voor de periode 19982002 zijn afspraken gemaakt
over vernieuwing van de be-grotingscyclus, integratie met het
P&C-instrumentarium en de rol van uw Vergadering bij de
begrotingsvoor-bereiding. In essentie ging het hierbij om een eerdere en
grotere betrokkenheid van uw Vergadering bij het begrotingsproces en het bieden
van meer inzicht in niet in de laatste plaats de begroting bij ongewijzigd
beleid. Dit in tegenstelling tot wat langer geleden gebruikelijk was en op
begrijpelijke bezwaren vanuit uw Vergadering stuitte, namelijk dat u pas in het
najaar bij de begroting werd betrokken en dan in de vorm van beraadslagingen
over een volledig uitgewerkt -en dus niet onlogischerwijze als
"dichtgetimmerd" ervaren- voorstel van ons College (de
ontwerp-begroting..). Om aan deze bezwaren tegemoet te komen is en wordt de
P&C-cyclus stapsgewijs ingrijpend vernieuwd, tot uiting komend in de
indeling van de begroting naar samenhangende resultaatgebieden, het streven
naar een duidelijker koppeling tussen te bereiken resultaten en daartoe in te
zetten middelen (gecombineerd met programma's voor prestatievergelijking en
beleids-evaluatie) alsmede het voor uw Vergadering zichtbaarder maken van
keuzemogelijkheden/bestedings-varianten in de begroting bij ongewijzigd beleid.
Twee eveneens in dat kader geïntroduceerde instrumenten waren het
jaarlijks te actualiseren financieel meerjarenperspectief en de voorjaarsnota.
De achterliggende bedoeling van het opstellen van de voorjaarsnota was en is
het vroegtijdig aan uw Vergadering bieden van de mogelijkheid om voor de nieuwe
ruimte in de begroting de bestedingsrichtingen op hoofdlijnen te bepalen (in
feite dus dualisme avant la lettre).
In de afgelopen jaren is op verschillende wijzen getracht zo goed mogelijk vorm
te geven aan deze gewenste betrokkenheid vóóraf van uw
Vergadering. In de praktijk is dit een nog vrij weerbarstige materie gebleken,
waarbij de diverse betrachte varianten alle zo hun eigen nadelen met zich mee
bleken te brengen: §
in 1999 is de voorjaarsnota opgesteld op basis van een korte ambtelijke
inventarisatie, gericht op bestuurlijk gewenste prioriteiten voor (ten opzichte
van het programakkoord) nieuwe ontwikkelingen. De uiteindelijke uitkomst was
een minder korte, zeker niet in hoofdzaak bestuurlijke en op een aanzienlijk
breder spectrum gerichte inventarisatie, leidend tot een voorjaarsnota die
dienovereenkomstige sporen van versnippering droeg; §
in 2000 is daarom gekozen voor een puur politiek-bestuurlijke aanpak waarbij
via het akkoordpartijen-overleg een verdeling in compartimenten werd
afgesproken, die vervolgens in de voorjaarsnota van een nadere
uitwerking/invulling werd voorzien; §
aangezien ook deze benadering door uw Vergadering op onderdelen als te
gedetailleerd werd ervaren, is in de voorjaarsnota 2001 een grofmaziger
werkwijze gehanteerd, behelzend dat voor de verschillende onderdelen van de
beschikbare ruimte uitsluitend bestedingsvoorstellen werden gedaan die direct
samenhingen met de uitvoering van het toen geldende programakkoord en/of op
grond van eerdere besluitvorming c.a. feitelijk onontkoombaar werden geacht.
Voor de daarna per onderdeel resterende vrij beschikbare ruimte lagen geen
bestedingsvoorstellen van de zijde van onze ambtsvoorgangers voor: ervan
uitgegaan werd dat de gedachtewisseling bij de raadsbehandeling tot
richtinggevende uitspraken daaromtrent zou leiden.
Deze laatste aanpak werd door de toenmalige gemeenteraad verreweg het meest
positief beoordeeld. Wel kan worden geconstateerd dat de toentertijd gedane
uitspraken vooral kwalitatief en niet kwantitatief van aard waren, terwijl
juist concrete uitspraken omtrent de omvang van voor een bepaald onderwerp ter
beschikking te stellen bedragen richting geven aan de verdere
begrotingsvoorbereiding; §
in 2002 tenslotte is, vanwege het toen zeer recent verschenen programakkoord,
afgezien van het opstellen van een aparte voorjaarsnota. In z'n algemeenheid
kan worden gesteld dat de relevantie van de voorjaarsnota als instrument
toeneemt naarmate de tijd ten opzichte van het moment van opstellen van het
programakkoord verstrijkt (omdat zich veelal in de loop van een bestuursperiode
in toenemende mate nieuwe, niet in het programakkoord voorziene ontwikkelingen
voordoen die vragen om ook een financiële vertaling).
In de thans voorliggende voorjaarsnota hebben wij zoveel mogelijk aansluiting
gezocht bij het karakter van die van 2001: een berekening van de voor volgend
jaar beschikbare ruimte in de diverse compartimenten en bestedingsvoorstellen
die, behalve voor wat betreft de programakkoordprioriteiten en de uitwerking
van eerder genomen besluiten, globaal van karakter zijn.
Op deze wijze beogen wij uw Vergadering optimale mogelijkheden te bieden om
richtinggevende keuzes te maken en daarmee de kaders te stellen waarbinnen de
verdere begrotingsvoorbereiding zal plaatsvinden.
2. Beschikbare ruimte.
De beschikbare ruimte in de diverse compartimenten van de gemeentebegroting is
normaliter rechtstreeks af te leiden uit het financieel meerjarenperspectief
(eerder al rondgezonden als bijlage bij deze nota). Gezien de samenloop met de
ombuigingsoperatie (zie § 2.1 hierna) is dat voor 2004 niet het geval, en
kan de in het financieel meerjarenperspectief voor 2004 berekende ruimte steeds
worden vermeerderd met het uit de ombuigingsoperatie al in 2004 te realiseren
bedrag. Ook dit vergroot de keuzemogelijkheden voor uw Vergadering: keuzes
omtrent al dan niet daadwerkelijk te realiseren ombuigingsmogelijkheden en
keuzes omtrent het opnieuw inzetten van langs deze weg beschikbaar gekomen
extra ruimte.
2.1. Aanleiding en noodzaak, aanpak en resultaten ombuigingsoperatie.
Aanleiding en noodzaak.
De noodzaak om in de komende jaren tot een serieuze ombuigingsoperatie te
komen, is sedert medio 2002 bij meerdere gelegenheden kenbaar gemaakt.
Reeds in de circulaire van 12 juni 2002 aan de directeuren van diensten en
bedrijven over de opgave prioriteiten 2003 werd gesteld dat de financiële
situatie op dat moment werd gekenmerkt door een aantal grote onzekerheden
betreffende de richting waarin zowel het rijksbeleid als de toestand van de
(inter)nationale economie zich leken te ontwikkelen. Gesteld werd tevens dat de
ongunstige signalen zouden kunnen betekenen dat een ombuigingsoperatie nodig
zou blijken. Om die reden werd er toen al op aangedrongen bij de indiening van
prioriteiten de grootst mogelijke terughoudendheid in acht te nemen.
In het regeerakkoord van 2002
(kabinet Balkenende) werd een aantal maatregelen opgenomen welke sterk
negatieve consequenties voor de gemeenten hadden. Deze hadden onder meer
betrekking op kortingen op het Gemeentefonds, kortingen op specifieke
uitkeringen (waaronder de ID-banen) en maatregelen die zouden kunnen leiden tot
een verhoogde instroom in de bijstand, met navenante negatieve gevolgen voor
gemeenten (WAO, Spak enz.).
Meer uitgebreid is op de noodzaak van een ombuigingsoperatie ingegaan in het
hoofdstuk financiële beschouwingen bij jaarplan/begroting 2003. Hierin is
de sombere financiële context geschetst waarin de begroting voor 2003
moest worden opgesteld. Vastgesteld werd dat er een forse discrepantie dreigde
te ontstaan tussen de ambities voor het in gang zetten van nieuw beleid en de
financiële mogelijkheden daartoe. Als oplossingsmogelijkheden voor deze
financiële klem werd een aantal suggesties gedaan, waaronder sterkere
begrotingsdiscipline, doorlichting, reserves en voorzieningen aan de hand van
de rekeningen 2002, managen van verwachtingen, kritische herbezinning op
gemeentelijke eigendommen en gesubsidieerde objecten, matiging van
planvoorbereiding en het beperken van ambities.
De conclusie in de financiële beschouwingen was dat een ombuigingsoperatie
onontkoombaar moest worden geacht.
Deze conclusie is bij gelegenheid van de begrotingsbehandeling eind vorig jaar
door uw Vergadering van harte ondersteund, hetgeen onder meer tot uitdrukking
is gebracht in een aantal aangenomen moties, waarin ons College onder andere de
opdracht kreeg een dusdanig bedrag aan ombuigingsmogelijkheden te
inventariseren dat uw Vergadering daarbinnen nog de nodige keuzes zou kunnen
maken (overmaat ten opzichte van het wenselijk geachte te realiseren eindbedrag
van 100 miljoen euro).
Sindsdien zijn de economische ontwikkelingen verder verslechterd en verkeert,
naar verluidt, een nieuw regeerakkoord in een afrondend stadium dat misschien
op een enkel punt een verbetering voor de gemeenten ten opzichte van het
kabinet Balkenende teweeg zal brengen, maar op tal van andere punten (kortingen
Gemeentefonds, sociale zekerheid, infrastructuur, enz.) waarschijnlijk tot een
verdere verslechtering van de situatie zal leiden.
En hierbij is nog geen rekening gehouden met eventuele rijksbezuinigingen op
specifieke uitkeringen die het voorzieningenniveau in de stad kunnen
beïnvloeden: zowel omdat deze nog niet bekend zijn als omdat het in onze
optiek eenvoudigweg niet zo kan zijn dat het eventueel wegvallen ervan zou
betekenen dat de gemeente de betreffende kosten zou moeten overnemen.
De conjuncturele ontwikkelingen laten zich onder meer voelen in het resultaat
van de gemeentelijke grondexploitatie. Uit de periodieke overzichten van het
verwachte resultaat actieve grondexploitaties (RAG) blijkt dat de periode
waarin met regelmaat grote bedragen uit het Vereveningsfonds konden worden
ingezet ten behoeve van de algemene dienst achter ons ligt en dat dit
verschijnsel zich in de komende jaren niet meer zal voordoen. Sinds 1998 zijn
honderden miljoenen uit het Vereveningsfonds ingezet ten behoeve van
investeringen in scholen, groen, Artis, milieu, infrastructuur (weg- en rail-),
woningbouw en cultuur. Uit het Vereveningsfonds is voor de komende jaren op
dit gebied niets meer te verwachten. Bovendien laat de gevoeligheidsanalyse met
betrekking tot conjuncturele invloeden van kosten en opbrengsten op de te
dekken saldi van grondexploitatieplannen zien dat bij slechts een kleine
wijziging van de aannames voor de berekening van de plansaldi (hogere k
ostenstijging, lagere stijging opbrengsten) het resultaat al drastisch kan
veranderen. Een positief beeld kan heel snel omslaan in een zwaar negatief
beeld. De huidige ontwikkelingen op de kantoren- en woningmarkt nopen rekening
te houden met sombere scenarios. De resultaten van de grondexploitatie
kunnen verder onder druk komen te staan door inmiddels aangenomen verruiming
van de toepassing van de AMH-regeling en de maatregelen die genomen worden in
het kader van het actieplan versnelling woningproductie.
De berekeningen in het thans voorliggende
financieel meerjarenperspectief 20042007
ondersteunen, zeker in structurele zin, het hiervoor geschetste beeld. Werd
in het vorige financieel meerjarenperspectief voor de jaren 2004, 2005 en 2006
deze bestuursperiode -
nog uitgegaan van een beschikbare structurele ruimte van 23,8 miljoen euro
(net genoeg om het resterende gedeelte van de financieel vertaalde structurele
programakkoordprioriteiten, namelijk 22,7 miljoen euro, te dekken), inmiddels
moet worden gerekend met een bedrag van 16,4 miljoen euro voor dezelfde periode
(oftewel een tekort van 6,3 miljoen euro).
Hierbij moet nog worden aangetekend dat op een aantal onderdelen, waarbij met
name te denken valt aan de toeristenbelasting en de havenexploitatie, de
berekeningen in het financieel meerjarenperspectief tegen de achtergrond van de
neergaande conjuncturele ontwikkeling wellicht aan de optimistische kant
lijken. Ook om deze reden is het effect van de dalende omslagrente nu op
een historisch laag niveau - als incidenteel aangemerkt.
De grootste verschuiving doet zich voor bij het Gemeentefonds: van in totaal
voor de jaren 2004 t/m 2006 + 14,9 miljoen euro naar -/- 9,6 miljoen euro. De
afname doet zich voor in de jaren 2005 en 2006; het jaar 2004 laat nog een
toename van 6 miljoen euro zien. Dit relatief gunstige beeld voor 2004 is op
hoofdlijnen te verklaren doordat de ombuigingen van het kabinet Balkenende nog
in hoge mate gecompenseerd bleken te worden door de eerder op rijksniveau
gehanteerde zeer voorzichtige veronderstellingen met betrekking tot de
ontwikkeling van het Gemeentefonds.
Zoals uit het onderstaande staatje blijkt is het incidentele beeld voor de
algemene dienst minder ongunstig:
bedragen x 1 miljoen
|
2003
|
2004
|
2005
|
2006
|
2007
|
vorige fmp (2003-2006)
|
(162)
|
43,1
|
35,4
|
29,6
|
Nvt
|
huidige fmp (2004-2007)
|
nvt
|
56,9
|
44,3
|
40,1
|
(35,7)
|
* alle bedragen exclusief het rekeningresultaat, positief of negatief, van het
voorgaande jaar
De toename in het huidige financieel meerjarenperspectief ten opzichte van het
voorgaande is vooral te verklaren uit het effect van de lage omslagrente.
Hierbij is nog geen rekening gehouden met de mogelijke vrijval (laatste
tranche) van het garantiefonds niet-marktconforme kosten UNA (een bedrag van
tussen de nul en 100 miljoen euro waarover in de loop van dit jaar finale
besluitvorming in de Eerste Kamer wordt voorzien).
Eveneens niet verdisconteerd, noch structureel noch incidenteel, zijn de
mogelijke effecten van de invoering van het BTW-compensatiefonds: deze laten
zich op dit moment nog volstrekt niet kwantificeren.
Overigens willen wij in dit kader in herinnering roepen dat de dekking voor de
aanleg van de Noord-Zuidlijn voor een bedrag van 66 miljoen euro naar de
volgende bestuursperiode is doorgeschoven.
Samengevat resulteert een financieel perspectief dat zonder aanvullende
maatregelen niet toereikend is om onze ambities, die een breed terrein beslaan,
waar te maken.
Allereerst moet ons streven zijn het overeengekomen programakkoord uit te
voeren. Het Programakkoord 20022006
draagt het karakter van een akkoord op hoofdlijnen: niet alle posten zijn
financieel vertaald (p.m.-posten) en gezien het karakter is het logisch dat van
jaar tot jaar een reeks nieuwe prioriteiten opdoemt waarvoor het wenselijk
wordt geacht geld vrij te maken.
Zo werd bij de voorbereiding van de begroting 2003 voor meer dan 40 miljoen
euro structurele prioriteiten aangevraagd die niet in het programakkoord waren
opgenomen. Daarvan is voor circa 10 miljoen euro gehonoreerd. Mede door een op
dat moment al bekende tegenvaller ten opzichte van het financieel
meerjarenperspectief 20032006 (het vorige dus) van circa 8 miljoen euro
betekende dit dat de financiële buffer van ruim 18 miljoen euro die voor
de periode 20032006 achter de hand was gehouden (het nog niet geoormerkte
deel van de geprognotiseerde beschikbare ruimte in de collegeperiode) reeds
bij de begroting 2003 was opgebruikt.
Van de structurele programakkoordprioriteiten (43,9 miljoen euro) is in de
begroting 2003 al bijna 50% (21,2 miljoen euro) verwerkt. Het overblijvende
deel zou op basis van het toenmalige inzicht kunnen worden gedekt uit de tot en
met 2006 resterende ruimte (zie ook hiervoor: inmiddels is te voorzien dat de
ruimte hiervoor niet toereikend zal zijn).
Al het overige (structureel en incidenteel) zou alleen kunnen worden gedekt
uit inkomstenmeevallers en/of ombuigingen: §
in het programakkoord is een aantal p.m.-posten
opgenomen waarvan de financiële vertaling nog moet plaatsvinden. Het gaat
hierbij om: onderwijsvoorzieningen;
onderhoud van de hoofdinfrastructuur;
investeringen in de kwaliteit van de gemeentelijke organisatie, te dekken uit
efficiency na evaluatie van de operatie kwaliteitsslag;
§ onderwerpen waaromtrent het in de rede zou kunnen liggen een
beroep op het rijk
te doen, maar waarbij te voorzien is dat de verslechterde financiële
positie van het rijk ofwel zal moeten leiden tot een neerwaartse bijstelling
van de ambities, ofwel tot een grotere gemeentelijke inzet; §
eventuele intensiveringen
van programakkoordprioriteiten, zoals de hoofdpunten veiligheid, onderwijs,
zorg en wonen; §
op basis van een mede ten behoeve van de programakkoordbesprekingen opgesteld
extern advies hebben wij ervoor gekozen het weerstandsvermogen
op een meer dynamische wijze te beschouwen (dotaties aan het
weerstandsvermogen bij stijgende risicos). In dit kader zullen de komende
tijd reserveringen moeten worden getroffen om een aantal majeure risicos
af te dekken. Bij de gemeenterekening 2002 (eveneens geagendeerd voor uw
Vergadering van 18 en 19 juni) worden hiertoe enkele voorstellen gedaan, maar
daarmee is geen uitputtende afhandeling van alle lopende risicos
voorzien. Geconstateerd kan immers worden dat het risicoprofiel voor de
gemeente in verband met lopende en voorgenomen grote investeringsprojecten
alsmede een aantal overige dossiers aanzienlijk is (Noord-Zuidlijn, Zuidas,
GSD).
Ook meer in het verlengde van het programakkoord spelen onderwerpen die
eenvoudig kunnen leiden tot een behoefte aan extra middelen (zie voor een
nadere uitwerking § 3.1 en 3.2): §
een programakkoord met als motto "alleen het resultaat telt" en de
achterliggende beoogde accent-verschuiving van beleid naar uitvoering vraagt om
een daarbij passende ook in financiële zin -
bejege-ning van de 14 specifieke uitvoeringsorganisaties die ons bestuurlijk
stelsel kent: de stadsdelen; §
uit de ontwikkelingen rond het project Metromorfose, maar ook uit de recente
inventarisatie van brandveiligheidseisen in theateraccommodaties en de opgedane
ervaringen met sportaccommodaties, blijkt tot welke financiële
consequenties een grondige aanpak van het achterstallig onderhoud en
verbetering van de veiligheid in de openbare ruimte aanleiding kan geven.
Met het voorgaande is in onze optiek de onontkoombaarheid van een serieuze
ombuigingsoperatie ruimschoots voldoende aangetoond, zeker waar sprake is van
een hoger ambitieniveau dan het louter "op de winkel passen" en
uitvoeren van programakkoordprioriteiten plus daaraan te relateren onderwerpen.
Voor die verdergaande ambities is het noodzakelijk dat waar mogelijk
efficiencyslagen gemaakt worden, dat onnodige bureaucratie verdwijnt, dat
bovenmatige planvorming wordt stopgezet, dat het accent van beleid naar
uitvoering gaat en dat het geld alleen daar wordt ingezet waar het maximale
resultaat wordt geboekt. Een grondige doorlichting van alle
begrotingsonderdelen is een noodzakelijke operatie om de maximale
financiële speelruimte voor een ambitieus en slagvaardig bestuur te
realiseren. Aanpak.
Na een aantal voorbereidende stappen heeft een eerste inventarisatieronde
plaatsgevonden, met als belangrijke elementen hierin: 1.
het uitgangspunt dat ombuigingen zouden worden geïnventariseerd van een
zodanige omvang dat: §
de ondergrens van 100 miljoen euro ruimschoots zou worden overtroffen;
§
er ruimte is voor afweging en keuze, en er dus inzichtelijkheid en overmaat
wordt geboden; §
de onderlinge vergelijkbaarheid tussen verschillende terreinen zou worden
geoptimaliseerd; 2.
de expliciete keuze om niet op voorhand bepaalde centrale gemeentelijke
onderdelen uit te zonderen (behalve het GVB, waarvoor al een apart traject is
vastgesteld). Dit betekent dat ook onderdelen in de operatie zijn betrokken,
waar ombuigingsmaatregelen niet zonder meer leiden tot een voor uw Vergadering
vrij besteedbaar budget. Dit betreft bijvoorbeeld de Gemeentelijke Dienst
Afvalverwerking, de sector Rioleringen en (in mindere mate) de
Gemeentewaterleidingen; 3.
de keuze voor het inventariseren van een percentage van een zogenaamd relevant
bedrag, gedefinieerd als het uitgaventotaal van een begrotingsonderdeel minus
kapitaallasten en uitgaven die onlosmakelijk verbonden zijn met rijksbijdragen.
Dit om richting te geven aan het per beleidsveld te inventariseren bedrag.
Deze methode heeft als hoofdkenmerken: §
een globale benadering zonder detailleringen en uitzonderingen; §
in deze fase geen weging vooraf tussen de beleidsvelden.
Voor de methode om te werken met een "relevant bedrag" en niet met
een "beïnvloedbaar bedrag" is zeer bewust gekozen in het volle
besef dat in het berekende relevante bedrag in meer of mindere mate uitgaven
voorkomen die niet of nauwelijks beïnvloedbaar zijn. Het trachten te
elimineren van al dat soort posten is beoordeeld als een zeer arbeidsintensieve
maar niet zinvolle verfijning van de methodiek en dus achterwege gelaten.
Daarenboven zijn wij van mening dat elke discussie over "relevant"
versus "beïnvloedbaar" net als die over de precieze berekening
van welk bedrag dan ook, alleen maar afleidt van waar het in deze operatie om
behoort te gaan: het uitgangspunt dat alles bespreekbaar moet zijn en er geen
"heilige huisjes" bestaan. Elke methode moet immers per definitie
worden beschouwd als een hulpmiddel, niet als doel op zich.
Hiernaast hebben wij, als stimulans tot het realiseren van wat kleine
efficiency kan worden genoemd, bij gelegenheid van het opstellen van de
jaarlijkse richtlijnen voor het indienen van de begrotingen besloten om in
ieder geval voor het jaar 2004 het toegestane nominale percentage voor
prijscompensatie van materiële uitgaven op nul te stellen.
De resultaten van deze eerste ronde overziende hebben wij geconcludeerd dat er
weliswaar een hoopgevende aanzet lag, maar dat op een aantal onderdelen en
aspecten verdere verdieping nodig was. Dit heeft geleid tot een vervolgfase,
waarin onderbelichte zoekrichtingen nader zijn geëxploreerd, nadere
onderbouwingen zijn geleverd, aanvullende voorstellen zijn uitgewerkt èn
alle voorstellen zijn gerangschikt in een zevental categorieën:
A. onderuitputting/efficiency;
B. inkomstenverhogingen exclusief uit belastingen en overheidsmonopolies;
C. inkomstenverhogingen wel uit belastingen en overheidsmonopolies;
D. taakreductie zonder directe gevolgen voor de dienstverlening;
E. taakreductie met aanvaardbaar geachte gevolgen voor de dienstverlening;
F. taakreductie met door ons College niet wenselijk geachte gevolgen;
G. verkoop gemeentelijke eigendommen.
De resultaten van deze tweede ronde vormen met nog enkele aanvullingen en
bewerkingen (zoals het elimineren van onderdelen die vanuit
financieel-technisch oogpunt als niet realistisch moeten worden beschouwd) de
totale inventarisatie van ombuigingsmogelijkheden zoals wij u die thans
voorleggen en waarvan wij u voorstellen de categorieën A tot en met E en G
daadwerkelijk te realiseren (zie de bijlagen bij deze nota).
Wij wijzen u er hierbij op dat categorie F zeer wisselend van karakter is: soms
is daarin in feite de complete begroting van een onderdeel opgenomen, in
andere gevallen betreft het wel daadwerkelijk taakreductie die wij bestuurlijk
niet wenselijk achten. Dit betekent dat deze categorie verre van eenduidig te
beoordelen is, dit in tegenstelling tot de andere categorieën.
Resultaten.
In totaal (zowel in als buiten de algemene dienst) beslaan de geïnventaris
eerde ombuigingsmogelijkheden navolgende bedragen:
bedragen x 1 miljoen º
|
2004
|
2005
|
2006
|
totaal 2006 t.o.v. 2003
|
|
|
|
|
|
structureel
|
|
|
|
|
- A: onderuitputting/efficiency
|
15,96
|
9,96
|
16,98
|
42,90
|
- B: inkomstenverhoging excl.
|
3,96
|
3,77
|
8,80
|
16,53
|
- C: inkomstenverhoging uit belastingen/monopolies |
3,55
|
--
|
--
|
3,55
|
- D: taakreductie zonder gevolgen
|
5,28
|
1,22
|
1,03
|
7,53
|
- E: taakreductie aanvaardbare gevolgen
|
20,56
|
13,35
|
10,30
|
44,21
|
- ABCDE: taakstelling FWI
|
--
|
--
|
12,50
|
12,50
|
- F: taakreductie niet wenselijke gevolgen
|
55,77
|
10,45
|
11,72
|
77,94
|
|
|
|
|
|
totaal A t/m E (incl. FWI)
|
49,31
|
28,30
|
49,61
|
127,21
|
totaal A t/m F
|
105,07
|
38,75
|
61,33
|
205,15
|
|
|
|
|
|
incidenteel
|
|
|
|
|
- A: onderuitputting/efficiency
|
0,14
|
0,30
|
--
|
0,44
|
- B: inkomstenverhoging excl.
|
6,50
|
2,00
|
3,20
|
11,70
|
- C: inkomstenverhoging uit belastingen/monopolies
|
--
|
--
|
--
|
--
|
- D: taakreductie zonder gevolgen
|
--
|
--
|
--
|
--
|
- E: taakreductie aanvaardbare gevolgen
|
5,94
|
1,08
|
1,08
|
8,10
|
- F: taakreductie niet wenselijke gevolgen
|
0,74
|
1,87
|
1,36
|
3,97
|
-G: verkoop gemeentelijke eigendommen
|
--
|
--
|
5,00
|
5,00
|
|
|
|
|
|
totaal A t/m E
|
12,58
|
3,38
|
4,28
|
20,24
|
totaal A t/m G
|
13,32
|
5,25
|
10,64
|
29,21
|
º = afronding op 2 decimalen, derhalve ten opzichte van de bijlagen kleine
afrondingsverschillen
Wij vragen hierbij apart uw aandacht voor twee voorstellen:
het eerste betreft de bestuurlijke taakstelling om ingaande 2006 een overschot
bij het Fonds Werk en Inkomen te creëren, dat dan kan worden besteed voor
activering van bijstandscliënten. Om dit te kunnen bereiken moet de
Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) de komende jaren op orde worden gebracht.
Gelet op de vele verbetertrajecten die nog met succes moeten worden uitgevoerd,
achten wij het prematuur om een dergelijk resultaat in financiële zin al
volledig in te boeken. Wel willen wij het bestuurlijke signaal geven dat de
vele inspanningen in 2006 tot resultaten leiden: ons College gaat ervan uit dat
in 2006 een overschot kan worden gerealiseerd van 12,5 miljoen euro (het
huidige 25%-aandeel). Mocht dat onverhoopt niet lukken, dan zal binnen het
resultaatgebied werk en inkomen compensatie worden geboden. Vanwege de
onzekerheden rond deze taakstelling is deze post in de cijfers en bijlagen met
betrekken tot de ombuigingsvoorstellen apart opgenomen;
in de afzonderlijke voorstellen zijn vele posten geïnventariseerd die een
efficiëntere en slagvaardiger gemeentelijke organisatie beogen. Naar het
oordeel van ons College is er op dit terrein evenwel meer haalbaar. Voor de
jaren 2005 en 2006 zijn om die reden nader in te vullen taakstellende bedragen
opgenomen in categorie A (6,70 respectievelijk 13,33 miljoen euro, leidend tot
een totaal aan ombuigingen op de apparaatskosten van circa 40 miljoen euro).
Deze taakstelling moet worden gerealiseerd door onder meer het verminderen van
beleidscapaciteit, vermindering van de toetsbureaucratie,
efficiënter/slimmer werken, betere benutting van technische hulpmiddelen,
verlaging van het ziekteverzuim en vermindering van externe inhuur. Teneinde
dit mogelijk te maken, is op onderdelen een andere wijze van (samen)-werken
noodzakelijk. Wij denken daarbij aan thema's als verbetering dienstverlening
(frontoffice/ backoffice), ketensamenwerking, concernbrede samenwerking
waardoor schaalvoordelen kunnen worden gerealiseerd. Voor het uitwerken hiervan
zijn waarschijnlijk incidentele voorbereidingskosten gewenst; wij komen hierop
terug bij de begroting voor 2004. Mochten ook structureel extra uitgaven
wenselijk zijn, dan komen deze niet in mindering op genoemde taakstelling: deze
is netto. 2.2. Structurele ruimte algemene dienst.
Het financieel meerjarenperspectief plus de resultaten van de
ombuigingsoperatie zoals wij die voorstellen te effectueren (categorieën A
t/m E) geven voor de structurele ruimte in de algemene dienst in de resterende
jaren van deze bestuursperiode het volgende beeld:
bedragen x 1 miljoen euro º
|
2004
|
2005
|
2006
|
totaal 2006 t.o.v. 2003
|
structurele ruimte financieel meerj.perspectief
|
14,3 |
0,3 |
1,8 |
16,4 |
structurele ruimte ombuigingsoperatie
|
|
|
|
|
- A: onderuitputting/efficiency
|
7,76 |
8,37 |
15,43 |
31,56 |
- B: inkomstenverhoging excl.
|
1,16 |
3,77 |
8,30 |
13,23 |
-
C: inkomstenverhoging uit belastingen/ Monopolies |
3,55 |
-- |
-- |
3,55 |
- D: taakreductie zonder gevolgen
|
4,99 |
1,20 |
1,00 |
7,19 |
- E: taakreductie aanvaardbare gevolgen
|
10,17 |
10,13 |
7,29 |
27,59 |
- F: taakreductie niet wenselijke gevolgen
|
51,32 |
10,27 |
11,54 |
73,13 |
|
|
|
|
|
totaal ombuigingsoperatie A t/m E
|
27,63 |
23,47 |
32,02 |
83,12 |
totaal ombuigingsoperatie A t/m F
|
78,95 |
33,74 |
43,56 |
156,25 |
|
|
|
|
|
totaal fmp + ombuigingen A t/m E
|
41,93 |
23,77 |
33,82 |
99,52 |
totaal fmp + ombuigingen A t/m F
|
93,25 |
34,04 |
45,36 |
172,65 |
º = afronding op 2 decimalen, derhalve ten opzichte van de bijlagen kleine
afrondingsverschillen
Dit betekent dat de in de algemene dienst beschikbare structurele ruimte voor
2004 door de ombuigings-operatie grofweg kan worden verdrievoudigd ten opzichte
van het financieel meerjarenperspectief. Hierbij geldt -
evenals bij de overige onderdelen van de gemeentebegroting -
uiteraard wel dat de eventuele consequenties van een nieuw regeerakkoord niet
zijn verwerkt en dus enig voorbehoud in acht moet worden genomen.
2.3. Incidentele ruimte algemene dienst.
In het financieel meerjarenperspectief (fmp) 20042007 is de incidentele
ruimte in de algemene dienst voor 2004 berekend op 56,9 miljoen euro + p.m.,
waarbij de p.m.-post stond voor het op dat moment nog niet bekende netto
rekeningresultaat over 2002 dat conform de bestendige gedragslijn ten gunste of
ten laste van de incidentele ruimte voor in dit geval 2004 komt.
Nu het rekeningresultaat bekend is (zie verder § 2.3.1) resulteert,
inclusief eveneens de resultaten uit de ombuigingsoperatie, het volgende beeld:
bedragen x 1 miljoen euro
|
2004
|
incidentele ruimte fmp
|
56,9 + p.m.
|
netto rekeningresultaat 2002
|
2,8 (= p.m.)
|
subtotaal
|
59,7
|
|
|
incidentele ruimte ombuigingsoperatie
|
|
- A: onderuitputting/efficiency
|
0,14
|
- B: inkomstenverhoging excl.
|
6,5
|
-
E: taakreductie aanvaardbare gevolgen |
5,94
|
- F: taakreductie niet wenselijke gevolgen |
0,74
|
|
|
totaal ombuigingsoperatie A+B+E
|
12,58
|
totaal ombuigingsoperatie A+B+E+F
|
13,32
|
|
|
totaal fmp + ombuigingen A+B+E
|
72,28
|
totaal fmp + ombuigingen A t/m F
|
73,02
|
Wij wijzen er hierbij op dat, zoals ook in het financieel meerjarenperspectief
is aangegeven, hierbij geen rekening is gehouden met eventuele vrijval vanuit
het garantiefonds niet-marktconforme kosten UNA (zie fmp, paginas 21/22).
2.3.1. Rekeningresultaat 2002.
Onderdeel van de incidentele financiële ruimte voor het komend jaar is het
rekeningresultaat dat resteert na de besluitvorming daaromtrent in het kader
van het jaarverslag/de jaarrekening van de centrale stad over het vorig jaar.
Vanaf de rekening over 1999 is in dit verband sprake van een goed werkbare
aanpak: na vaststelling van het (bruto) rekeningresultaat op basis van de
ingediende jaarrekeningen van de diensten en bedrijven vindt gelijktijdig met,
of beter gezegd direct voorafgaand aan, de behandeling van de voorjaarsnota
besluitvorming plaats over de noodzakelijk op concernniveau te treffen
voorzieningen en reserves. Het daarna resterende (netto) resultaat wordt
vervolgens betrokken bij de incidentele begrotingsruimte voor het volgende
dienstjaar. Dit leidt weliswaar tot een halfjaar vertraging in de besteding
ervan, maar een belangrijk voordeel is dat aldus een afzonderlijk verdeelmoment
wordt vermeden, hetgeen de integrale afweging onmiskenbaar ten goede komt.
Een eerste behandeling van jaarverslag/jaarrekening over 2002 van de centrale
stad staat gepland voor 18 juni 2003, direct voorafgaand aan de behandeling van
onderhavige voorjaarsnota. Daarbij wordt uw Vergadering ter instemming een
aantal besluiten voorgelegd, onderverdeeld in de volgende drie categorieën
(de eerste categorie is nieuw): ·
de opschoning van reserves en voorzieningen (zie ook hierna); ·
het treffen van voorzieningen, of het aanvullen daarvan; ·
het vormen van reserves, of het aanvullen daarvan.
Indien uw Vergadering instemt met onze voorstellen terzake, kan als
nettorekeningresultaat 2002 uiteindelijk een bedrag van 2,8 miljoen euro aan de
incidentele ruimte voor 2004 worden toegevoegd.
Opschoning reserves en voorzieningen.
Zoals aangekondigd, heeft ons College bij de jaarrekening een accent gelegd op
het kritisch doorlichten van reserves, voorzieningen en nog niet tot uitgave
gekomen budgetten. Deze aanpak heeft geresulteerd in een vrijval van in totaal
circa 130 miljoen euro.
Een deel van dit bedrag is niet vrij besteedbaar: de vrijval treedt op bij
budgetten met een geoormerkte bestedingsrichting (zoals het ISV/SV-fonds en het
Mobiliteitsfonds) of in onderdelen met een afzonderlijk financieel kader
(bijvoorbeeld de sector rioleringen, stadsdelen en het Gemeentevervoerbedrijf).
In hoofdlijnen (in de gemeenterekening wordt hierop uiteraard meet
gedetailleerd ingegaan) bestaat de vrijval uit: §
door diensttakken in de afzonderlijke jaarrekeningen verwerkte posten: 32
miljoen euro, waarvan 16 miljoen euro betrekking heeft op de algemene dienst.
Belangrijke posten hierin zijn:
opschonen van niet tot uitgave gekomen budgetten bij de Bestuursdienst en de
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (7,7 miljoen euro);
uitkering opgebouwde reserves NV SGA (5 miljoen euro);
vrijval in ruimtelijke fondsen (ISV/BWS en Vereveningsfonds 16 miljoen euro).
§
door ons College aanvullend genomen besluiten: 49 miljoen euro, waarvan 44
miljoen euro betrekking heeft op de algemene dienst. Belangrijke posten hierin
zijn:
gedeeltelijke vrijval reserve voor rioolrecht (20 miljoen euro);
UNA-fonds; diverse posten (9,6 miljoen euro);
Wvg (8,3 miljoen euro, waaronder rentetoevoeging 3,4 miljoen euro);
Vereveningsfonds (5 miljoen euro). §
onttrekking rente-egalisatiereserve: 50 miljoen euro waarvan 15 miljoen euro
niet doorwerkend.
De ten gunste van de algemene dienst komende vrijval bedraagt derhalve 95
miljoen euro.
Hiertegenover wordt in de jaarrekening voorgesteld diverse nieuwe
voorzieningen/reserves te vormen tot een totaalbedrag van circa 95 miljoen euro
De niet doorwerkende vrijval blijft daarnaast beschikbaar binnen bovengenoemd
afzonderlijk financieel kader en de fondsen.
2.4. Ruimte in de fondsen.
2.4.1. Mobiliteitsfonds.
Voor het meerjarenoverzicht van het Mobiliteitsfonds is uitgegaan van de
volgende vooronderstellingen:
de doorrekening van de in de park
eernota genoemde jaarlijkse tariefstijging van gemiddeld
0,20, omdat de parkeernota over de periode na 2005 geen tariefsverhoging
meer raamt, is er voor het jaar 2006 en 2007 geen verhoging toegepast;
voor de ontwikkeling van het tekort Parkeergebouwen
is uitgegaan van: · begroting 2003 RVE Parkeergebouwen;
· begroting 2003 Transferium (Grb); ·
rentekosten voor de in aanbouw zijnde parkeergarages (zie functienummer
214.2.03); ·
een omslagrente van 4% voor de kapitaallasten motie-Cornelissen; ·
jaarlijkse nominale aanpassing van de kosten van fiets- en
verkeersveiligheidsbeleid, mobiliteitsbeleid en-onderzoek, beheer
Mobiliteitsfonds en CFA-organisatie met 3,5%.
Op basis van deze vooronderstellingen ontstaat onderstaand overzicht (voor een
nadere specificatie verwijzen wij naar het financieel meerjarenperspectief
20042007):
bedragen x 1 miljoen euro
|
2004
|
2005
|
2006
|
2007
|
voeding
|
18,8
|
20,5
|
20,5
|
20,5
|
bestaande verplichtingen (-/-)
|
3,7
|
3,7
|
3,8
|
3,9
|
jaarlijks te besteden ( = )
|
15,1
|
16,8
|
16,7
|
16,6
|
Vervolgens is binnen het resultaatgebied verkeer en infrastructuur een aantal
ombuigingsmaatregelen geïnventariseerd welke betrekking hebben op het
Mobiliteitsfonds, namelijk:
beëindiging exploitatie van De Opstapper 1,0 miljoen euro;
beëindiging nadelig saldo parkeergarages Molenwijk
0,5 miljoen euro;
beëindiging huidig parkeer en reisbeleid 3,6 miljoen euro;
nader in te vullen taakstelling dIVV 1,0 miljoen euro.
Deze maatregelen zijn opgenomen in categorie E (taakreductie met aanvaardbaar
geachte gevolgen voor de dienstverlening) en komen dus voor realisering in
aanmerking. Het totaal effect van deze maatregelen bedraagt 6,1 miljoen euro.
Van dit bedrag is 1,1 miljoen euro (bijdrage tekort parkeer en reisterrein
Sloterdijk en Transferium) onderdeel van de zogenaamde bestaande
verplichtingen.
Na verwerking hiervan resulteert voor 2004 dus het volgende beeld:
bedragen x 1 miljoen euro
|
2004
|
voeding
|
18,8
|
bestaande verplichtingen (-/-)
|
2,6
|
jaarlijks te besteden ( = )
|
16,2
|
2.4.2. ISV/SV-fonds 11.
In het financieel meerjarenperspectief is, onder verwijzing naar de
onzekerheden waarmee het budgettair kader voor het Investeringsbudget
Stedelijke Vernieuwing/StadsVernieuwingsfonds is omgeven, uitgegaan van een
voor 2004 beschikbaar bedrag van 120 miljoen euro, zijnde de al bekende
rijksbijdrage van 95,7 miljoen euro, vermeerderd met een schatting voor een
aantal bij te tellen posten.
Nu de analyse van de rekening 2002 is afgerond kunnen deze posten meer precies
worden berekend:
toevoeging rentebijschrijving over het geraamde centrale deel van de fondsen
SVF/ISV in 2004. Op basis van de rekening 2002 wordt dit centrale deel van het
SVF/ISV geraamd op 280 miljoen euro. Uitgaande van een rekening-courantrente in
2004 van 4%, beloopt het rentebedrag 11,2 miljoen euro;
de vrijval in het BWS. In de rekening 2002 is deze bepaald op 1,5 miljoen euro;
de vrijval van reserveringen uit begrotingen SVF en ISV 2002 en eerder. Op
basis van de becijfering in de voorlopige rekening 2002 SVF/ISV valt een bedrag
vrij van 2,3 miljoen euro;
de storting van rijk in het kader van het BLS (de zogenaamde Vinex-bijdrage)
voor woningbouw in binnenstedelijk gebied. De bijdrage 2004 wordt geraamd op
3,3 miljoen euro;
een post in verband met vooraf in te boeken vrijval. In 2003 was deze post
gesteld op 3,4 miljoen euro, voor 2004 wordt gerekend met eenzelfde bedrag.
Samenvattend geeft het budgettair kader ISV-SVfonds voor 2004 derhalve het
volgende beeld:
bedragen x 1 miljoen euro
|
2004
|
Rijksbijdrage
|
95,7
|
Rentebijschrijving
|
11,2
|
vrijval BWS
|
1,5
|
vrijval ISV/SV 2002 en eerder
|
2,3
|
rijksstorting BLS
|
3,3
|
vooraf te ramen vrijval
|
3,4
|
totaal budgettair kader 2004
|
117,4
|
2.4.3. Vereveningsfonds.
Zoals in het financieel meerjarenperspectief al is aangegeven, wordt in het
Vereveningsfonds voor de huidige bestuursperiode geen ruimte voorzien voor
afdracht aan de algemene dienst. Dit in tegenstelling tot de vorige
bestuursperiode waarin in totaal circa 163 miljoen euro aan het
Vereveningsfonds kon worden onttrokken voor diverse wenselijk geachte
prioriteiten.
2.4.4. Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (KTA-deel).
Bij de behandeling van de begroting 2001 is afgesproken dat de toen nog niet
gereserveerde ruimte in het KTA-deel van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting
(37,6 miljoen euro) zou worden gebruikt voor de transformatie van de
woningvoorraad in de vooroorlogse stad. Tot en met 2005 zijn daarvoor
jaartranches beschikbaar van circa 6,2 miljoen euro. Uw Vergadering beslist
jaarlijks over de bestemming van deze tranches, een en ander op voordracht van
de Commissie Stimuleringsfonds Volkshuisvesting. Thans kan worden geconstateerd
dat de jaartranches van het KTA-deel van het fonds slechts traag tot besteding
komen, terwijl de gemeente zich elders binnen de stedelijke ontwikkeling voor
grote opgaven gesteld ziet (met name de stagnerende woningproductie). Wij zijn
daarom voornemens ten behoeve van de begroting 2004, in overleg met genoemde
commissie, te bezien of de nog komende jaartranches van een andere bestemming
kunnen worden voorzien.
3. Voorstellen voor besteding van de beschikbare ruimte.
Zoals eerder gesteld, streeft ons College ernaar meer neer te zetten dan
op de winkel passen en het uitvoeren van
programakkoordprioriteiten. Vanzelfsprekend is het programakkoord, met als
hoofdthema's zorg, onderwijs, veiligheid en wonen, leidraad bij de nadere
invulling van onze bestuurlijke prioriteiten. Daarnaast zijn bij de bestemming
van de financiële ruimte die vrijkomt door de voorgestelde ombuigingen
scherpe bestuurlijke keuzes onvermijdelijk om de te verwachten ontwikkelingen
in Amsterdam ten goede te keren. In deze paragraaf schetsen wij de inhoudelijke
accenten die wij daarbij willen leggen.
In ons programakkoord is de ontwikkeling van werkgelegenheid
als een belangrijk thema aangemerkt. Hierbij ligt de nadruk op het stimuleren
van werkgelegenheid in de marktsector. Deze is gebaat bij de aanwezigheid van
(internationale) bedrijven die qua karakter en productiewijze etc. passen bij
de diverse economische infrastructuur van Amsterdam. Daarom is investeren in
promotie en acquisitie, het tegengaan van migratie van bedrijven en het
oplossen van urgente problemen die met bereikbaarheid samenhangen noodzakelijk.
Echter met het oog op de verslechterende economie is aanvullend
werkgelegenheidsbeleid voor de komende jaren aangewezen. In de praktijk is
gebleken dat mensen die nu via een gesubsidieerde baan aan het werk zijn maar
in beperkte mate kunnen doorstromen naar een reguliere baan. Daarnaast wordt
breed onderschreven dat het werk dat thans door deze mensen wordt verricht van
groot maatschappelijk belang is.
Een goed functionerende arbeidsmarkt is gebaat bij een goed opgeleide
bevolking. Het beschikken over een startkwalificatie voor alle leerlingen,
zeker in het beroepsonderwijs
, is van groot belang om over een behoorlijke arbeidspotentieel te kunnen
beschikken en jeugdwerkeloosheid te bestrijden. Ons College zal daarom
investeren in het reduceren van de schooluitval in het middelbaar- en
beroepsonderwijs met 10%, aantrekkelijke schoolgebouwen en veiligheid in en
rond scholen. Ook het tegengaan van taalachterstand een van de oorzaken
van schooluitval - verdient extra investeringen.
3.1. Structurele ruimte algemene dienst.
Ons College stelt voor ten laste van de beschikbare structurele ruimte in de
algemene dienst voor 2004 van 41,9 miljoen euro (14,3 miljoen euro fmp + 27,6
miljoen euro te realiseren ombuigingen) in ieder geval te brengen: a
tweede tranche programakkoordprioriteiten; b
gevolgen IJburg voor ontwikkeling Stadsdeelfonds.
Vervolgens gaan wij onder c
in op de eventuele financiële vertaling van eerdere besluitvorming, en
doen wij onder d
enkele suggesties voor mogelijke bestedingsrichtingen voor de na aftrek van
deze posten resterende ruimte.
a Tweede tranche programakkoordprioriteiten.
Zoals uit onderstaand schema blijkt, is van de structurele
programakkoordprioriteiten (43,9 miljoen euro) al een groot deel (21,2 miljoen
euro ofwel bijna 50%) in de begroting voor 2003 verwerkt. Gezien de budgettaire
verwachtingen voor de komende jaren (een zeker na 2004 zonder nadere
maatregelen sterk afnemende ruimte) lijkt het ons raadzaam om nu de
mogelijkheden daartoe nog aanwezig zijn in 2004 wederom een substantieel deel
in de begroting op te nemen. Wij denken hierbij aan een bedrag van 10,8 miljoen
euro, zijnde (met één uitzondering) de helft van het resterende
bedrag en ongeveer een kwart van het totale bedrag in het programakkoord; naar
rato te verdelen over de per resultaatgebied gebundelde onderwerpen. Daarbij
tekenen wij aan dat daadwerkelijke toekenning als altijd afhankelijk is van het
in de verdere begrotingsvoor-bereiding conform de daarvoor op te stellen
richtlijnen beschikbaar komen van concrete, goed onderbouwde en
uitvoeringsgerede plannen.
De uitzondering die wij voorstellen, betreft de openbare bibliotheek
(resultaatgebied educatie, jeugd en diversiteit waar naar onze mening gezien de
planning van het project volstaan kan worden met een derde van de in het
programakkoord opgenomen exploitatie-aanloopkosten (1,33 miljoen euro).
Dit leidt tot het volgende totaalbeeld:
bedragen x 1 miljoen euro
|
program-
|
begroting
|
|
begroting
|
resultaatgebied
|
akkoord
|
2003
|
restant
|
2004
|
1. openbare orde en veiligheid
|
4,0
|
1,8
|
2,2
|
1,1
|
2. werk en inkomen
|
18,0
|
9,2
|
8,8
|
4,4
|
3. zorg
|
2,0
|
1,3
|
0,7
|
0,35
|
4. educatie, jeugd en diversiteit - onderwijs
- exploitatie bibliotheek
|
2,5 4,0
|
0,6 ---
|
1,9 ---
|
0,95 1,35
|
5. verkeer en infrastructuur
|
6,3
|
1,9
|
4,4
|
2,2
|
6. openbare ruimte en groen
|
1,0
|
0,7
|
0,3
|
0,15
|
8. milieu en water
|
1,0
|
1,2
|
(-0,2)
|
0,0
|
9. sport en recreatie
|
1,1
|
1,1
|
0,0
|
0,0
|
10. economie en haven
|
1,5
|
1,5
|
0,0
|
0,0
|
14. bestuur en concern
|
2,5
|
1,9
|
0,6
|
0,3
|
|
|
|
|
|
totaal a.
|
43,9
|
21,2
|
22,9
|
10,8
|
b
Gevolgen IJburg voor ontwikkeling Stadsdeelfonds.
Uit onderzoek van CEBEON is gebleken dat als gevolg van het realiseren van
IJburg de ontwikkeling van de voeding van het Stadsdeelfonds in
substantiële mate en in structurele zin achterblijft bij de ontwikkeling
van de uitkeringsbasis. Dit betekent dat op termijn alle stadsdelen erop
achteruit zouden gaan (door een afname van het uitkeringspercentage).
Wij beschouwen dit als een volstrekt onwenselijk neveneffect van de bouw van
IJburg en zijn dan ook, met de Raad voor de Stadsdeelfinanciën die
hieromtrent een advies heeft uitgebracht, van mening dat hiervoor compensatie
in het Stadsdeelfonds behoort te worden geboden: in eerste instantie via een
structurele prioriteit voor 2004 (omdat immers het budgetrecht van uw
Vergadering expliciete besluitvorming vraagt) en vervolgens in aansluiting op
het tempo van realisatie van IJburg als rompmatige ontwikkeling. In totaal gaat
het om een eindbedrag van 9 miljoen euro, hetgeen uitgaande van realisatie van
IJburg omstreeks het jaar 2015 neerkomt op een budgettair beslag voor 2004 van
0,75 miljoen euro.
bedragen x 1 miljoen euro
|
begroting 2004
|
b. gevolgen IJburg voor ontwikkeling Stadsdeelfonds
|
0,75
|
c Financiële vertaling eerdere besluitvorming.
Bij gelegenheid van de behandeling van de begroting 2003 heeft uw Vergadering
een aantal moties aangenomen waarin ons College wordt verzocht om (uiterlijk)
in het kader van de voorjaarsnota respectievelijk de begroting voor 2004 nadere
voorstellen aan u voor te leggen. Dit betreft navolgende moties/amendementen:
642: personeelstekorten + opheffen parkeerbelemmeringen collectieve sector;
701: versnellen aanpak verkeersonveilige plekken (zie Mobiliteitsfonds);
747: structureel maken bijdrage huisvesting Nationaal Instituut
Slavernijgeschiedenis en Erfenis;
837: visie financiële gezondmaking Artis en herijking subsidierelatie;
848: taakspecifieke automatiseringssystemen;
849: aanvullende dekking project Burgers aan het glas;
855: omvang, voorwaarden en regeling structurele en incidentele
subsidiëring MCA;
868: structurele oplossing knelpunten met betrekking tot dekking
maatschappelijke opvang;
874: ingaande 2004 structureel geld voor de exploitatie van de Hortus;
880: financieel waarborgen uitvoering masterplan Wibautas;
905: behoud bestaande gesubsidieerde banen na 2003.
Voor deze onderwerpen zijn veelal uitwerkingsvoorstellen en eventuele
financiële vertaling in voorbereiding en zult u derhalve separaat worden
geïnformeerd. Indien u voor de uitvoering van deze moties/amende-menten
ten laste van de structurele ruimte thans middelen wenst te reserveren, is de
behandeling van onderhavige voorjaarsnota daartoe het geëigende moment.
Overwogen kan uiteraard ook worden om hier gezien het gewijzigd financieel
perspectief van af te zien. d
Tussenstand: totaalbeeld en eventueel aanvullende bestedingsrichtingen.
Hiervoor hebben wij aangegeven welke posten onzes inziens als eerste ten laste
van de beschikbare structurele ruimte voor 2004 behoren te worden gebracht:
bedragen x 1miljoen euro
|
begroting 2004
|
a
programakkoordprioriteiten, 2e tranche
|
10,8
|
b
gevolgen Ijburg voor Stadsdeelfonds
|
0,75
|
totaal a + b
|
11,55
|
Na aftrek van deze posten resteert, ervan uitgaande dat u instemt met onze
ombuigingsvoorstellen, voor 2004 in de algemene dienst een structurele ruimte
van 30,4 miljoen euro (41,93 -/- 11,55 miljoen euro), minus een eventueel te
reserveren bedrag voor de onder c opgenomen moties.
Voor dit resterende bedrag gaan onze gedachten primair uit naar de volgende
aanvullende bestedingsrichtingen: §
een stelpost voor overige prioriteiten. Jaarlijks doen zich tijdens de
begrotingsvoorbereiding niet eerder voorziene/voorzienbare ontwikkelingen voor,
waarvoor het noodzakelijk wordt geacht via de ruimte voor prioriteiten
middelen beschikbaar te stellen. Via de ruimte voor prioriteiten omdat en waar
het niet gaat om zaken die in de begroting bij ongewijzigd beleid behoren te
worden opgenomen maar om onderwerpen waarover wij expliciete besluitvorming
door uw Vergadering wenselijk achten.
Eerder in deze nota is al aangegeven dat bij de voorbereiding van de begroting
voor 2003 voor 40 miljoen euro aan niet in het programakkoord opgenomen
structurele prioriteiten werd gevraagd, waarvan wij circa 10 miljoen euro in
ons verdelingsvoorstel hebben kunnen opnemen. Gezien de sterk afgenomen
financiële ruimte kunnen bedragen van dergelijke omvang (noch qua
aanvragen noch qua honorering) uiteraard niet meer aan de orde zijn, maar een
stelpost van beperkte omvang achten wij niettemin wel nodig; §
verruiming structurele voeding Stadsdeelfonds. Dit vanuit het eerder
gememoreerde motto van ons programakkoord, de daarbij beoogde verschuiving van
beleid naar uitvoering en dus de daarbij passende bejegening ook in
financiële zin van de stadsdelen als uitvoeringsorganisaties bij uitstek.
Wel zijn wij van mening dat hierbij in het verlengde van het bestuursakkoord
concrete resultaatafspraken behoren te worden gemaakt; §
invulling van de p.m.-posten in het programakkoord zoals de post
onderwijshuisvesting, waaromtrent immers in de begroting 2003 is opgenomen dat
deze in 2004 zal worden ingevuld afhankelijk van de beschikbaarheid van de
middelen en onder voorwaarde dat de extra ruimte in 2003 daadwerkelijk wordt
benut (blz. 133, A2 jaarplan/begroting 2003); §
versnelling uitvoering programakkoord en/of intensiveringen van
programakkoordprioriteiten zoals de hoofdpunten veiligheid, onderwijs
(taaloffensief, met extra aandacht voor oudkomers en de voorschool), zorg
(preventie, participatie gehandicapten en dak- en thuislozen, crisisopvang en
maatschappelijke opvang) en wonen; §
invulling van tot op heden niet financieel vertaalde beleidsvoornemens uit het
programakkoord, indien sprake is van concrete en uitvoeringsgerede voorstellen
en expliciete nadere bestuurlijke besluitvorming. Dit geldt bijvoorbeeld de
uitvoering van de inmiddels behandelde topsportnota (ook conform motie 838
waarin ons College onder meer werd verzocht de "mogelijkheden te
onderzoeken om op meer structurele basis geld vrij te maken voor
topsportevenementen").
3.2. Incidentele ruimte algemene dienst.
Voor wat betreft de incidentele ruimte in de algemene dienst (van 72,3 miljoen
euro) stelt ons College voor ten laste daarvan in ieder geval de tweede tranche
van de incidentele programakkoordprioriteiten (a
) en de financiële gevolgen van eerdere besluitvorming (b
) te brengen. Voor de daarna resterende incidentele ruimte worden vervolgens
enkele bestedingsrichtingen (c) in overweging gegeven.
a Tweede tranche programakkoordprioriteiten.
In het programakkoord is voor een bedrag van 127,9 miljoen euro + p.m. aan
incidentele prioriteiten opgenomen, waarbij de p.m-post bedoeld was voor het
resterende deel van de gemeentelijke bijdrage in de aanlegkosten van de
Noord-Zuidlijn. In de begroting 2003 is hiervan een aanzienlijk deel (ruim 48
miljoen euro ofwel bijna 40% alsmede 66 miljoen euro ter gedeeltelijke
invulling van de p.m-post) verwerkt. Dit was mogelijk doordat de incidentele
ruimte voor 2003 ongewoon groot was (in totaal ruim 156 miljoen euro) door de
vrijval van een deel van de UNA-gelden.
Hoewel aanzienlijk lager dan vorig jaar kan, in hoofdzaak door de opschoning
van reserves en voorzieningen alsmede de lage omslagrente, ook voor 2004 een
omvangrijk bedrag aan incidentele ruimte worden ingezet.
Wij stellen daarom ook hier voor een substantieel deel van de resterende
incidentele programakkoord-prioriteiten in de begroting 2004 op te nemen, te
weten in beginsel de helft van de resterende bedragen (wederom op voorwaarde
van het tijdig beschikbaar komen van concrete, goed onderbouwde en
uitvoeringsgerede plannen).
Hierop willen wij een drietal uitzonderingen maken, namelijk daar waar het gaat
om de openbare bibliotheek (resultaatgebied educatie, jeugd en diversiteit),
diversiteit in cultuur (resultaatgebied cultuur en monumenten) respectievelijk
het Stadsdeelfonds (resultaatgebied middelen).
Openbare bibliotheek (resultaatgebied educatie, jeugd en diversiteit).
In het programakkoord (PA) is voor het resultaatgebied educatie, jeugd en
diversiteit een totaal bedrag van 53,8 miljoen euro aan incidentele
prioriteiten opgenomen: 3,8 miljoen euro voor het op orde brengen van
onderwijsvoorzieningen i.c. de uitvoering van het deltaplan onderwijs (PA 4.6)
en 50 miljoen euro voor de nieuwbouw van de openbare bibliotheek (PA 4.9). In
de ontwerpbegroting die wij in oktober 2002 aan uw Vergadering hebben
voorgelegd, was ons voorstel hiervan 15,08 miljoen euro in 2003 te dekken:
2,58 miljoen euro voor het deltaplan onderwijs en 12,5 miljoen euro als de
eerste van vier gelijke tranches voor de openbare bibliotheek. Door het
aannemen van amendement 864 (eerder 668') van de raadsleden Asscher, Huffnagel
en Res is bij de begrotingsbehandeling ons voorstel in die zin gewijzigd dat
voor de bibliotheek 4,1 miljoen euro mìnder ter beschikking is gesteld.
Aangezien ons College het vanuit het oogpunt van ordentelijk financieel beleid
nog immer zeer wenselijk acht de nieuwbouwkosten voor de openbare bibliotheek
(gepland voor 2006) in deze bestuursperiode te nemen, stellen wij thans voor in
de begroting 2004 hiervoor een bedrag van 16,6 miljoen euro op te nemen
(zijnde de beoogde tweede tranche van 12,5 miljoen euro plus het ontstane
tekort ten opzichte van gelijkmatige spreiding over de jaren van 4,1 miljoen
euro).
Diversiteit in cultuur (resultaatgebied cultuur en monumenten).
Deze prioriteit was conform het programakkoord expliciet bedoeld voor de eerste
twee jaar van deze bestuursperiode (de periode tot aan het nieuwe
Kunstenplan): reden om voor te stellen hiervoor net als vorig jaar 1 miljoen
euro op te nemen.
Stadsdeelfonds (resultaatgebied middelen).
In het kader van het Bestuursakkoord hebben wij als centrale stad met de
stadsdelen een reeks van afspraken gemaakt over verdere decentralisatie van
taken. In het verlengde daarvan is inmiddels ook de operatie financiële
decentralisatie geldstromen in gang gezet.
In het programakkoord is een incidenteel bedrag van 20 miljoen euro opgenomen:
de helft daarvan is verwerkt in de begroting 2003 en de tweede helft komt
conform eerdere besluitvorming (jaarplan/begroting 2003) beschikbaar in 2005.
Het voorgaande resulteert voor wat betreft de incidentele
programakkoordprioriteiten in onderstaand voorstel.
bedragen x 1 miljoen euro
|
program-
|
begroting
|
|
begroting
|
resultaatgebied
|
akkoord
|
2003
|
restant
|
2004
|
1. openbare orde en veiligheid
|
10,0
|
2,5
|
7,5
|
3,75
|
2. werk en inkomen
|
12,1
|
12,1
|
0,0
|
0,0
|
3. zorg
|
0,0
|
0,1
|
(-0,1)
|
0,0
|
4. educatie, jeugd en diversiteit
|
53,8
|
13,0
|
41,6
|
16,6
|
5. verkeer en infrastructuur
|
p.m.
|
66,0
|
0,0
|
0,0
|
6. openbare ruimte en groen
|
10,0
|
2,5
|
7,5
|
3,75
|
7. cultuur en monumenten
|
2,0
|
1,0
|
1,0
|
1,0
|
9. sport en recreatie
|
15,0
|
3,8
|
11,3
|
5,65
|
12. stedelijke ontwikkeling
|
0,0
|
0,1
|
(-0,1)
|
0,0
|
13. middelen
|
20,0
|
10,0
|
10,0
|
0,0
|
14. bestuur en concern
|
5,0
|
1,0
|
4,0
|
2,0
|
|
|
|
|
|
totaal a.
|
127,9 + p.m
|
114,2
|
82,9
|
32,75
|
b
Financiële vertaling eerdere besluitvorming.
Meerjarig incidentele prioriteiten.
Bij de begroting voor 2003 heeft uw Vergadering ingestemd met een aantal
incidentele prioriteiten welke een meerjarig incidenteel karakter hebben. Op
grond daarvan moeten navolgende incidentele verplichtingen voor de
begrotingsjaren 2004, 2005 en 2006 ten laste van de beschikbare incidentele
ruimte worden gebracht:
bedragen * 1000 euro
|
2004
|
2005
|
2006
|
meerjarenvisie brandweer
|
1.000
|
0
|
0
|
Fietsendiefstalpreventie
|
681
|
681
|
681
|
versterking bedrijfsvoering dAB
|
150
|
0
|
0
|
Archief geschiedenis Amsterdam
|
100
|
0
|
0
|
extra personeel bruggen/verminderen nachtdienst |
105
|
0
|
0
|
professionalisering Salto
|
200
|
200
|
0
|
gebruik Clipper
|
95
|
0
|
0
|
de stijl van Amsterdam
|
230
|
0
|
0
|
projectorganisatie ouder en kind centra
|
200
|
200
|
200
|
In het kader van de voorstellen rond de ombuigingen is aangegeven dat de
incidentele middelen voor extra personeel bruggen door aanpassing
van de nachtdienstbezetting niet nodig zullen zijn (-/- 105.000).
Voor 2004 dient derhalve rekening te worden gehouden met een beslag van 2,7
miljoen euro. Frictiekosten.
Om de structurele ombuigingen te kunnen realiseren, zullen in sommige gevallen
(bijvoorbeeld subsidie-beëindiging) op incidentele basis f
rictiekosten onvermijdelijk zijn. Hiertoe hebben wij een p.m-post opge-nomen.
Noord-Zuidlijn.
Onlangs heeft in uw Vergadering besluitvorming plaatsgevonden over de
verzekering met betrekking tot de Noord-Zuidlijn.
Rekening houdend met het tijdpad waarlangs mogelijke risico's zich voor kunnen
doen en met eerdere besluitvorming over het gewenste dynamische karakter van
het weerstandsvermogen, achten wij het nood-zakelijk daar vanuit de incidentele
ruimte thans een bedrag van 20 miljoen euro aan toe te voegen. Hierbij gaan
wij er voorts vanuit dat eventuele financiële meevallers die zich in het
kader van de aanleg van de Noord-Zuidlijn zouden kunnen voordoen ten gunste van
de aanwezige risicodekking komen.
Hiernaast is in oktober 2002 is bij de besluitvorming over de aanleg van de
Noord-Zuidlijn een voorstel aangenomen met het verzoek dit te betrekken bij de
voorjaarsnota (nr. 545 over de omgevingsprojecten en de risicos). Hiertoe
het volgende. Omgevingsprojecten.
Het betreft de fietsenstallingen bij de metrostations, de herinrichting van het
Rokin, Vijzelgracht en Ceintuurbaan, voorinvesteringen Sixhavenstation en de
wijziging van metrotoegangen bij het station RAI: §
fietsenstallingen:
binnen het Mobiliteitsfonds zullen reserveringen worden getroffen voor
fietsenstallingen bij de metro-stations; § herinrichting:
de herinrichting van het Rokin, de Vijzelgracht en de Ceintuurbaan zal worden
betrokken bij de meerjaren-programmas voor de hoofdnetten Auto, Rail en
Fiets; § station Sixhaven:
de voorinvesteringen voor het op termijn kunnen realiseren van het station
Sixhaven zullen worden gedekt binnen de grondexploitaties voor de Noordelijke
IJoevers; § toegangen station RAI:
de financiële consequenties worden geraamd op 16,9 miljoen euro en zullen
voor 12,0 miljoen euro ten laste van de grondexploitatie Zuidas en voor 4,9
miljoen euro ten laste van het risicofonds Noord-Zuidlijn worden gedekt (in
oktober jl. werd het projectrisico geraamd op 10 à 15 miljoen euro).
Risicos.
Op het afdekken van de verzekeringsrisicos is hiervoor al ingegaan. Bij
de overige risicos merken wij het volgende op: §
loon- en prijsstijgingen.
Wij hebben bezwaar gemaakt tegen de door het rijk vastgestelde indexering.
Vooruitlopend op de uitkomst van deze procedure achten wij het niet opportuun
nu aan de getroffen reservering voor risicos een bedrag toe te voegen.
§ ingroeiregeling 2009 en 2010.
In onze voordracht van 30 september 2002 hebben wij ten aanzien van dit risico
gesteld dat aangezien tegen die tijd een geheel nieuw bekostigingssysteem voor
het openbaar vervoer van kracht zal zijn wij het toen niet opportuun vonden
daarvoor op dat moment al een reservering voor te treffen. Sinds die tijd is de
feitelijke situatie niet gewijzigd. §
overige risicos.
In een vertrouwelijke rapportage hebben wij inzicht gegeven in de ontwikkeling
van deze risicos. Op basis van deze rapportage achten wij het mogelijk de
overige risicos binnen de getroffen reservering voor risicos
Noord-Zuidlijn op te vangen.
Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg).
In het kader van de rekening 2002 heeft gemeentebreed (met andere woorden met
betrekking tot alle ingediende rekeningen) een analyse van bestaande reserves
en voorzieningen plaatsgevonden; zo ook inzake de Wvg-reserves: de
egalisatiereserve voor lopende Wvg-projecten en het Stimuleringsfonds
gehandicapten. In de aan uw Vergadering aangeboden gemeenterekening is een
vrijval in de reserves verwerkt.
In het kader van de ombuigingsoperatie (en derhalve verwerkt in de eerder in
deze voorjaarsnota opgenomen cijfers) is bij de reguliere WVG-uitvoering in
structurele zin een ombuiging opgenomen in de periode 2004 2006.
Aangezien de incidentele projecten in het kader van de Nota Vraag en Aanbod ook
nog in 2004 doorlopen en het budgettaire effect van een aantal van deze
projecten een indicatief karakter heeft, achten wij het noodzakelijk voor dat
jaar een stelpost van 2,3 miljoen euro beschikbaar te houden. Op deze wijze
ontstaat een optimale conditie voor enerzijds de uitvoering van de lopende
projecten en anderzijds het realiseren van de ombuiging met ingang van 2004.
Najaar 2003 wordt in een voortgangsrapportage ingegaan op de uitvoering van de
Wvg in kwalitatieve en kwantitatieve zin en de lopende projecten, zodat dan
eveneens inzicht ontstaat in de budgettaire situatie van deze projecten.
In de rekening 2002 is vrijval opgetreden bij het Stimuleringsfonds
Gehandicapten. Gezien de looptijd van dit fonds, ultimo 2004, achten wij het
nodig de eerder berekende vrijval beschikbaar te houden tot ultimo 2004.
Voor 2004 dient op basis van het voorgaande rekening te worden gehouden met een
reservering van 4,6 miljoen euro voor gehandicapten (in het resultaatgebied
Zorg).
Voor wat betreft de financiële vertaling van eerdere besluitvorming leiden
de voorgaande drie punten tot onderstaand voorstel:
bedragen x 1 miljoen euro
|
begroting 2004
|
- meerjarig incidentele prioriteiten
|
2,7
|
- frictiekosten ter realisering structurele ombuigingen
|
p.m.
|
- toevoeging weerstandsvermogen i.v.m. verzekering NZ-lijn
|
20,0
|
- Wvg
|
4,6
|
totaal b.
|
27,3 + p.m.
|
c
Tussenstand: totaalbeeld en aanvullende bestedingsrichtingen.
Hiervoor hebben wij aangegeven welke posten onzes inziens als eerste ten laste
van de beschikbare incidentele ruimte voor 2004 behoren te worden gebracht:
bedragen x 1 miljoen euro
|
begroting 2004
|
a. programakkoordprioriteiten, 2e tranche
|
32,75
|
b. financiële vertaling eerdere besluitvorming
|
27,3 + p.m.
|
totaal a + b
|
60,05 + p.m.
|
Ten opzichte van de eerder (§ 2.3) berekende incidentele ruimte van 72,3
miljoen euro betekent dit dat nog een bedrag van 12,25 miljoen euro -/- p.m. te
verdelen is. Hieromtrent gaan onze gedachten primair uit naar de volgende
bestedingsrichtingen: §
verdere verruiming financiële armslag stadsdelen. Zoals hiervoor
aangegeven is via het programakkoord een incidenteel bedrag van 20 miljoen euro
beschikbaar gekomen (waarvan 10 miljoen euro opgenomen in de begroting 2003 en
conform de afspraken 10 miljoen euro in de begroting 2005 wordt verwerkt).
Vanuit de invalshoeken van het bestuurlijk stelsel en de
stadsdeelfinanciën dringt zich echter desondanks de vraag op of daarmee
voldoende mogelijkheden worden gecreëerd om de beoogde accentverschuiving
van beleid naar uitvoering ook daadwerkelijk te effectueren. Het bedrag lijkt
namelijk wellicht omvangrijk, maar dit verdient -gerelateerd aan de incidentele
inkomstenmeevallers voor de centrale stad, zoals bijvoorbeeld de UNA-middelen-
enige relativering. Hiernaast worden in de relatie centrale stad-stadsdelen
met enige regelmaat onderwerpen aan de orde gesteld die te maken hebben met de
werking van de huidige verdeelmaatstaven in het Stadsdeelfonds en het vraagstuk
van de ontwikkeltaken (Bos en Lommer, Zeeburg); §
wegwerken achterstallig onderhoud. In de duale begrotingsvoorschriften zijn
gemeenten verplicht ook een paragraaf over onderhoud en beheer en het gewenste
niveau daarvan op te nemen. Een doorlichting van de onderhoudstoestand van de
gemeentelijke weg-, water- en bruggen-infrastructuur, accommodaties en andere
gebouwen in gemeentelijk eigendom moet zicht bieden op de omvang van de
middelen die gemoeid zijn met het wegwerken van achterstallig onderhoud. Uit de
recente inventarisatie van brand-veiligheidseisen in theateraccommodaties
bleek dat het hierbij al snel om grote bedragen gaat. De enkele jaren geleden
uitgevoerde inventarisatie van achterstallig onderhoud aan sportaccommodaties
leidde eveneens tot een aanzienlijk benodigd bedrag. Ook hierbij moet overigens
worden bedacht dat een belangrijk deel van het areaal qua beheer en dus
onderhoud tot het domein van de stadsdelen behoort; §
versnelling uitvoering programakkoord en/of intensiveringen van
programakkoordprioriteiten; §
afhankelijk van de resultaten van nog lopend onderzoek en/of overleg is niet
uit te sluiten dat een beroep op (extra) gemeentelijke middelen zal worden
gedaan voor investeringen in cultuur-gebouwen (motie 891) en/of het Stedelijk
Museum; §
en tot slot wil ons College niet onvermeld laten dat aan bestuur en directie
van het Muziektheater een bedrag van 2,3 miljoen euro in het jaar 2006 is
toegezegd voor de afronding van de renovatie van de theatertechniek.
3.3. Fondsen.
3.3.1 Mobiliteitsfonds.
Bij gelegenheid van de begroting voor 2004 zullen wij u een bestedingsvoorstel
met betrekking tot de in het Mobiliteitsfonds voor 2004 beschikbare middelen
(16,2 miljoen euro) voorleggen. Onze gedachten hieromtrent gaan vooralsnog uit
naar de volgende bestedingsrichtingen: §
verkeersveiligheid (black spots/red routes; zie ook motie 701) §
parkeervoorzieningen (fiets/auto) §
ontwikkelingsprogramma §
hoofdnetten (openbaar vervoer, weg, fiets, veren)
3.3.2 ISV/SV.
In § 2.4.2 is het budgettair kader 2004 voor het ISV/SV-fonds bepaald op
117,4 miljoen euro. Naar hun aard zijn de bedragen in het ISV incidenteel: de
verdeling vindt jaarlijks plaats. Niettemin is er een groot aantal posten, dat
op grond van meerjarig doorlopende programmas en afspraken met stadsdelen
een min of meer vaststaand karakter heeft gekregen (optellend tot een
totaalbedrag van ruim 102 miljoen euro).
Hiervan uitgaande bedraagt de vrij beslisbare ruimte voor 2004 dan dus nog
bijna 15 miljoen euro. Wij zijn overigens voornemens in het kader van de
verdere begrotingsvoorbereiding een aantal van deze posten (waaronder
bodemsanering en EZ centraal stedelijk) nog eens kritisch tegen het licht te
houden vanuit de vraag of betreffende middelen in 2004 daadwerkelijk tot
uitgave zullen komen.
De bestedingsrichtingen waar wij voor wat betreft de dan resterende vrij
beslisbare ruimte in eerste instantie aan denken zijn die welke ook in de
begroting 2003 terug te vinden zijn, zoals het knelpuntenbudget voor
stadsdelen, het ontwikkelingsbudget SV/stenen voor sociaal, monumentenzorg en
broedplaatsen. 3.3.3 Vereveningsfonds.
Het feit dat het Vereveningsfonds geen ruimte biedt voor afdracht aan de
algemene dienst/het aangaan van nieuwe verplichtingen betekent dat (ook) voor
de onrendabele kosten van voorzieningen op IJburg geen dekking aanwezig is.
Voor 2004 betreft dit een gewenste bijdrage van 3 miljoen euro voor de kosten
van het tot een volwaardige sporthal opwaarderen van de gymvoorziening van de
school voor voortgezet onderwijs.
Wij stellen voor dit als volgt op te lossen. In de begroting voor 2000 is 3,4
miljoen euro gereserveerd voor een op IJburg te realiseren zwembad. Van dit
bedrag is inmiddels
0,7 nader gereserveerd voor de mogelijke kosten van de opwaardering van
gymzalen op Haveneiland West tot een multifunctionele sporthal. Voor het
zwembad resteert dan nog 2,7 miljoen euro. Realisering van dit zwembad wordt de
eerste jaren echter niet voor
zien, reden waarom wij voorstellen de nog resterende reservering (2,7 miljoen
euro) nu te bestemmen voor de meerkosten van de sporthal. Voorzover dit bedrag
niet toereikend is, kan het resterende bedrag ten laste van de in het
programakkoord gereserveerde middelen voor sporthalaccommodaties worden
gebracht. 4. Besluitvorming.
De Gemeenteraad van Amsterdam,
Gezien de nota van Burgemeester en Wethouders van 16 mei 2003,
Besluit: I.a
in te stemmen met de in het financieel meerjarenperspectief 2004-2007 berekende
ruimte voor 2004 voor wat betreft de algemene dienst (structureel en
incidenteel), het Mobiliteitsfonds en het ISV/SV-fonds; b
het netto-rekeningresultaat 2002 (de p.m.-post in het financieel
meerjarenperspectief) vast te stellen op 2,8 miljoen euro (conform het
voorstel aan van Burgemeester en Wethouders aan de Gemeenteraad (bij het
hieraan voorafgaan-de agendapunt); c
in te stemmen met de voorgestelde ombuigingsmogelijkheden zoals opgenomen in de
categorieën A tot en met E (§ 2.1 van deze voorjaarsnota alsmede de
desbetreffende bijlagen); d
en derhalve de beschikbare ruimte voor 2004 in beginsel als volgt vast te
stellen: structurele ruimte algemene dienst
41,93 miljoen euro; incidentele ruimte algemene dienst
72,28 miljoen euro; Mobiliteitsfonds
16,2 miljoen euro; ISV/SV-fonds
117,4 miljoen euro;
II.a
in te stemmen met de voorgestelde structurele bestedingen (§ 3.1) ten
laste van de algemene dienst tot een bedrag van 11,55 miljoen euro en een
derhalve resterend te verdelen bedrag van 30,4 miljoen euro;
b
in te stemmen met de voorgestelde incidentele bestedingen (§ 3.2) ten
laste van de algemene dienst tot een bedrag van 60,05 miljoen euro + p.m. en
een derhalve resterend te verdelen bedrag van 12, 25 miljoen euro -/- p.m.;
III.a
uitspraken te doen in kwalitatieve en/of kwantitatieve zin over de
bestedingsrichtingen voor de (resterende) te verdelen bedragen zoals opgenomen
in: - § 3.1 onder c en d
(structurele ruimte algemene dienst); - § 3.2 onder c
(incidentele ruimte algemene dienst);
- § 3.3.1 (Mobiliteitsfonds); - § 3.3.2 (ISV/SV-fonds);
IV
de onderhavige nota voor het overige voor kennisgeving aan te nemen en het
College van Burgemeester en Wethouders uit te nodigen, in het kader van de
begrotingsvoorbereiding 2004 met uitvoerings-voorstellen terzake te komen.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
|
E. Gerritsen
|
M.J. Cohen
|
secretaris
|
burgemeester
|
Toelichting (bestuurlijke context).
Bij deze nota zijn u de volgende stukken toegezonden: ·
ombuigingsoperatie: 1. totaaltellingen;
2. ombuigingsvoorstellen per categorie;
3. ombuigingsvoorstellen per resultaatgebied;
4. ombuigingsvoorstellen per portefeuillehouder;
5. alle ingediende ombuigingsvoorstellen + toelichtingen. ·
financieel meerjarenperspectief 20042007.
Verschenen 11 juni 2003.
|