Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 augustus 2002

In reactie op de brief van de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat (zie bijlage) deel ik u mee dat ik in afwachting van het algemeen overleg geen verdere stappen ter uitvoering van de met de gemeente Amsterdam gemaakte bestuurlijke afspraken zal zetten.

Ik ben overigens op grond van zowel inhoudelijke, verkeer en vervoerkundige, als bestuurlijke redenen van plan de door mijn ambtsvoorganger gemaakte afspraken gestand te doen. De Noord/Zuidlijn biedt de mogelijkheid de autonome en beleidsmatig gewenste reizigersgroei op te vangen.
Ik ben voorts van oordeel dat de afspraken uitdrukkelijk niet de lump sum financiering betreffen.

Ik wijs u er overigens op dat de afspraken voor één onderwerp (ingroeiregeling exploitatie) reeds schriftelijk zijn vastgelegd. De betreffende brief is u op 15 april 2002 in afschrift toegestuurd (VW02–298).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
R. H. de Boer

BIJLAGE

’s-Gravenhage, 26 juli 2002

Onder verwijzing naar de brief van uw voorganger dd. 16 juli 2002 houdende een nadere reactie op de door de Kamer aangenomen motie Giskes c.s. (28 000-A, nr. 33) deelt de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat u mee het niet eens te zijn met de inhoud van de brief en dat zij op het standpunt staat dat de motie onverkort moet worden uitgevoerd.
De commissie is voornemens meteen na afloop van het zomerreces met u algemeen overleg te voeren over deze kwestie. Zij gaat ervan uit dat de door uw voorganger met de gemeente Amsterdam gemaakte afspraken inzake extra financiering niet (juridisch) bindend zijn en verzoekt u geen onomkeerbare besluiten van financiële aard te nemen, voordat voornoemd overleg met de Kamer heeft plaatsgevonden. Zij vraagt u een en ander schriftelijk te bevestigen. De commissie ziet uw antwoord graag uiterlijk medio augustus 2002 tegemoet.

De griffier van de commissie,
Roovers