Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties
’s-Gravenhage, 5 april 2002
Hierbij zend ik u – mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – een reactie op uw brief van 21 september 2001 (kenmerk B.Z.K.-01-720).
De Tweede Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over diverse aspecten van de Noord-Zuidlijn. Op 11 september 2001 is door de Minister van Verkeer en Waterstaat nog een brief (kenmerk DGP/VI/u0102875) over dit project aan de Tweede Kamer verstuurd. In deze brief wordt ook ingegaan op veiligheidsaspecten.
In de betreffende brief is aangegeven dat er vooralsnog geen sprake is van nieuwe feiten, zodat bijstelling van de in 1999 ten tijde van de subsidieverlening voor het project vastgestelde beleidslijn niet wenselijk en niet noodzakelijk is. Onze beide ministeries hebben meegewerkt aan het beveiligingsconcept van de Noord-Zuidlijn. Het is aan de gemeente adequate maatregelen te treffen, zodat voldaan wordt aan het gestelde in het beveiligingsconcept. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden dat het niet om één of enkele maatregelen gaat, maar om complete maatregelenpakketten voor infrastructuur, materieel, personeel en beheer. Er is momenteel verschil van mening tussen diverse deskundigen over het veiligheidseffect van maatregelen. Het kan echter zo zijn dat een minder effect van een maatregel gecompenseerd kan worden door een hoger effect van een andere maatregel. De Inspectie Verkeer en Waterstaat zal voor de indienststelling van het project beoordelen of de Noord-Zuidlijn voldoet aan de wettelijke veiligheidseisen en bovendien of het project voldoet aan de risiconormering, zoals deze door het ministerie is vastgelegd in de subsidieprocedure.
De beeldvorming rond de Noord-Zuidlijn baart ons echter zorgen. Voor veiligheid van de Noord-Zuidlijn is een integrale afweging noodzakelijk, waarbij aspecten als voorkomen van ongevallen, zelfredzaamheid van de gebruikers en optreden van hulpdiensten aan de orde zijn. De Noord-Zuidlijn is alleen maar wenselijk, indien zeer veel reizigers er gebruik van maken; de (toekomstige) reizigers dienen daarom een vertrouwd gevoel te hebben bij het gebruik van de nieuwe verbinding. De negatieve beeldvorming, die onder andere wordt verwoord in de brief van de stichting «De Bovengrondse», kan dat ondergraven. Een afschrift van deze brief zend ik aan de gemeente Amsterdam.
Hoogachtend,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
|