De
VOORZITTER
heropent om 19.30 uur de des middags geschorste vergadering en stelt aan de
orde de v o o r t z e t t i n g van de behandeling van:
..................
.......................................................................
....................................................
.............................
Aan de orde is thans opnieuw:
23
Stemming over de ingediende moties/amendementen van raadsleden inzake de
begroting voor 2003 (Gemeenteblad afd. 1, nrs. 591-609, 632-748 en 757-764).
Wethouder
DALES:
Mijnheer de Voorzitter. Ik zal enkele opmerkingen maken over het
begrotingsinstrument in het algemeen, op welke wijze wij daaraan invulling
hebben gegeven, hoe dat beter kan en op welke manier wij dat volgend jaar
zullen doen. Ook zal ik stilstaan bij de begroting voor 2003 en de stand van
zaken met betrekking tot de financiën voor 2003. Dan zal ik spreken over
de ombuigingen, de redenen daarvan en waarom het 100 miljoen euro betreft.
Tevens zal ik ingaan op de opmerkingen die door de Raad zijn gemaakt over het
voorstel niet voor 100 miljoen euro met voorstellen te komen, maar voor een
bedrag van bijvoorbeeld 150 miljoen euro. Zodoende zou ook de Raad immers
kunnen kiezen. Vervolgens reageer ik op de opmerkingen van de afzonderlijke
fracties. Ik zal eindigen met het bespreken van de moties en amendementen die
betrekking hebben op mijn portefeuille, waarna de andere collegeleden het van
mij zullen overnemen.
Ik begin met de begroting op zichzelf. Wij hebben de afgelopen jaren enorm ons
best gedaan om de begroting inzichtelijker en hanteerbaarder te maken voor de
leden van de Raad. Ik herinner mij nog goed dat ik in 1998 lid werd van de
Gemeenteraad en dat ik als financieel woordvoerder voor het eerst een begroting
voor mijn kiezen kreeg waaraan ik geen touw kon vastknopen. Dankzij de
inspanningen van zeer velen ?
niet alleen leden van het College, maar ook de ambtenaren van de gemeente
Amsterdam ?
is mijns inziens een geweldige verbetering tot stand gebracht op het gebied
van de bruikbaarheid van de begroting voor de Gemeenteraad. De Raad heeft
immers een stuk no
dig aan de hand waarvan hij kan nagaan hoe de financiën in elkaar zitten
en wat de reden is van het feit dat het College met bepaalde voorstellen komt.
De tekst moet niet te omvangrijk zijn en het is belangrijk dat deze
begrijpelijk is. Die moet tevens inzicht bieden in de koppeling tussen de in te
zetten middelen en de daarmee te verkrijgen resultaten. Ik meen dat wij voor
de begroting voor 2003 weer een geweldige stap vooruit hebben gezet op het
gebied van de indeling en de resultaatgebieden. Per resultaatgebied is
bovendien een aparte paragraaf besteed aan de koppeling van middelen aan
resultaten en activiteiten. Ook is er een aparte paragraaf gewijd aan
prestatiemetingen. Naar mijn idee is dat goed, al kan het beter. Wij zijn dan
ook van plan het komende jaar stappen vooruit te zetten en doen dat graag in
overleg met de Raad. Het College zal binnenkort daarom voorstellen aan de Raad
voorleggen voor een verdere verbetering van de begroting. Ook zullen wij hem
een aantal vragen voorleggen. Wij willen namelijk weten wat de Raad nog meer
wil. Een andere mogelijkheid is dat hij minder wil, omdat het hem te veel wordt
en boven het hoofd groeit.
Een van de vragen is of de Raad nog een touw aan de begroting kan vastknopen.
Dergelijke vragen krijgt hij voorgelegd en daarover zou ik graag met hem een
openhartige discussie voeren.
In Het Parool heb ik vandaag een aantal opmerkingen gemaakt en dat deed ik
natuurlijk niet voor niets. De heer Asscher concludeert daaruit dat ik mij
verveel, maar dat is niet het geval en dat zal ik zeker niet doen zolang hij
hier nog zit. Ik heb dat gedaan, omdat ik van mening ben dat onder anderen de
wethouder voor Financiën, die op de eerste plaats verantwoordelijk is voor
de vormgeving van de begroting, door de Raad moet worden opgejaagd met het
doel het nog beter te doen. Het College heeft de Raad daarbij nodig en het is
voor hem een uitdaging het daarbij behulpzaam te zijn. Als de Raad ons omhoog
duwt, duwen wij hem verder omhoog. Zo gaat dat.
Dat bedoelde ik te zeggen met die tenniswedstrijd. Als de Raad de ballen niet
over het net slaat, kunnen wij die niet terugslaan. Ook het omgekeerde is het
geval. Wij moeten het samen doen. Met die opmerking bedoelde ik niet te zeggen
dat de Raad zijn werk niet goed doet, dat het niets is en dat het niet deugt.
Evenmin bedoelde ik te zeggen dat ik mij verveel. Het is een streven om
gezamenlijk omhoog te gaan. Dat staat ook expliciet in dat interview. Ik
herhaal dat wij dat niet alleen kunnen en dat wij de Raad daarbij nodig hebben.
(De heer
HALBERTSMA:
Inmiddels zijn wij ook in de gelegenheid geweest Het Parool tot ons te nemen.
Dit is een begrotingsdebat in tweede termijn. De eerste termijn hielden wij
enkele weken geleden. U somt een aantal onderwerpen op dat in de eerste ronde
van de Algemene en Financiële Beschouwingen uitgebreid aan de orde is
geweest. Bent u het niet met mij eens dat het enigszins beledigend is te doen
alsof al die onderwerpen door de Raad zijn gepasseerd? Ik vind het
onbegrijpelijk, want dat is gewoonweg niet juist. Ik verwacht dan ook van u dat
u dat terugneemt.)
Nee, absoluut niet. Ik ben het niet met de heer Halbertsma eens. Enige tijd
geleden spraken wij over de Noord-Zuidlijn. De Raad heeft ons op dat moment
gevraagd een onderzoek te laten doen naar de gevolgen van het Regeerakkoord
voor de gemeente Amsterdam. Dat hebben wij gedaan. Samen met de Stichting voor
Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam heb ik dat project in
gang gezet en daaruit is een studie voortgekomen die breder is dan dat. Wij
hebben ook onderzoek verricht naar de economische situatie van Amsterdam,
alsmede het groeipotentieel. Naar mijn idee zijn daarin allerlei interessante
zaken opgenomen. Ik had dan ook gedacht dat in het kader van de
begrotingsbehandeling met het College en zeker met mij als wethouder voor
Economische Zaken een fundamenteel, serieus en diepgaand debat zou worden
gevoerd over de vraag wat de uitkomsten van dat rapport betekenen voor het
beleid van de gemeente Amsterdam. Ik stel vast dat dit niet is gebeurd, maar
dat kan nog komen.
(De heer
ASSCHER:
Dat stelt u dan ten onrechte vast. Ik heb het SEO-rapport uitgebreid
besproken, al weet ik dat dit alweer enige tijd is geleden. Onder andere naar
aanleiding daarvan heb ik het beeld geschetst van heden zon en morgen regen.
Wij dienden een motiein om u te dwingen de bezuinigingsplannen te
concretiseren. Daar ligt uw uitdaging. Alstublieft!)
In dat rapport stond onder andere dat het groeipotentieel van de gemeente
Amsterdam groot is, maar dat er sprake is van een aantal belangrijke
precondities. Één daarvan is voldoende arbeidsaanbod. Wij kunnen
dan toch verwachten dat in de Gemeenteraad van Amsterdam uitgebreid wordt
gediscussieerd over de vraag hoe wij voldoende arbeidsaanbod garanderen en
welke voorwaarden wij daarvoor moeten scheppen. De heer Asscher kan zeggen wat
hij wil, maar dat is niet gebeurd. Dat geeft echter niet, want dat kunnen wij
alsnog doen. Maar ik heb veel meer voorbeelden genoemd. Er is in deze Raad niet
een principiële discussie gevoerd over de vraag hoever de gemeente moet
gaan in haar rol om rijkszaken te financieren Deze discussie is hier wel ad hoc
gevoerd aan de hand van een voorbeeld, maar niet in den brede. Dat kan de heer
Asscher niet volhouden.
(De heer
VAN POELGEEST:
Die discussie is in deze Raad op verschillende momenten gevoerd.)
Ja. Dat gebeurde ad hoc.
(De heer
VAN POELGEEST:
U kunt zeggen dat dit ad hoc gebeurde, maar die discussie is twee jaar geleden
gevoerd op het moment dat wij spraken over de conducteurs op de tram. Dat
gebeurde ook in het kader van die zeesluis en de Noord-Zuidlijn. U kunt niet
doen alsof dat nooit is gebeurd.)
Dat zeg ik ook niet.
(De heer
VAN POELGEEST:
Aan de hand van concrete gevallen is die discussie keer op keer gevoerd. Ten
principale kunnen wij daarover nog wel eens spreken, maar dan zal er sprake
zijn van een hoog theoretisch gehalte. Dan zult u zich daaraan ergeren. De
voorbeelden die u in de krant noemt, zijn feitelijk niet juist.)
Ook het laatste is feitelijk niet waar. Die discussie is in den brede niet
gevoerd. Wij kunnen daarover vreselijk gaan zeuren. Ik vind het fijn dat u zich
dat aantrekt. Laten wij het dan beter doen. Ik heb allemaal voorbeelden
genoemd van zaken waarvan ik tot op dit moment volhoud dat die juist zijn. Dat
wat ik in het interview heb gezegd, zal ik niet terugnemen. Dat is namelijk
juist. Bij de Algemene Beschouwingen zijn allerlei onderwerpen aangesneden,
maar deze zijn vervolgens niet uitgewerkt. Wij hadden hier te maken met een
proces van twee maanden. Wij spraken alleen over de moties en die grote lijnen
heb ik niet meer teruggezien. In mijn commissie zijn die in ieder geval niet
aan de orde geweest en dat betreur ik. Ik herhaal dat dit niet een verwijt is
aan de Raad, want misschien moeten wij het ook beter doen en meer van
dergelijke belangrijke onderwerpen agenderen. Wellicht moeten wij tevens
proberen die discussie op gang te brengen. Als dat zo is, zal ik dat in de
toekomst doen. Ik heb de indruk dat wij erin zijn geslaagd die grote
vraagstukken in de begroting goed te benoemen. Daarin is namelijk een politieke
inleiding opgenomen over onze wensen overeenkomstig de uitwerking van het
programakkoord. Ook staat daarin een lange tekst over de Financiële
Beschouwingen. Tevens is in de begroting een uitgebreide tekst opgenomen over
de OZB-belasting. De heer Asscher vroeg zich af waarom wij deze in de
begrotingstekst hebben opgenomen. Daarin worden immers ook niet de argumenten
opgenomen voor de toetreding van Polen tot de Europese Unie. Dat zijn allemaal
zaken die de gemeente aangaan waarover niet is gesproken.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Dat betekent dat u ook de voltallige fractie van de VVD voor het blok zet. U
had wel wat kennis aan haar kunnen overdragen. Dan was zij daarmee gekomen.)
(Mevr.
BRUINES:
Wij hebben bij de Algemene Beschouwingen nadrukkelijk aan de orde gesteld dat
wij het betreuren dat te weinig werd gesproken over de Strategische Visie met
betrekking tot de toekomst van Amsterdam. Toen is een aantal zaken aan de orde
gesteld. Op dit moment vindt een discussie plaats over het Structuurplan. U
weet ook dat dit veel verder strekt dan de vraag wat op welke locatie wordt
gebouwd. Dat heeft ook veel te maken met de vraag hoe wij de toekomst van de
regio zien. Ik begrijp wat u bedoelt en daarmee zijn wij het in principe eens,
maar ik vind het niet terecht dat u zegt dat over dat soort grote, meer
strategische vraagstukken in deze Raad niet wordt nagedacht. Naar mijn idee
zijn wij het wel allemaal met u eens dat wij over een aantal punten wat langer
moeten spreken. De vraag is of dat bij deze Algemene Beschouwingen had moeten
gebeuren. Steeds horen wij immers ook dat het programakkoord kort geleden is
vastgesteld en dat de grote lijnen daarin zijn vastgelegd. Eerlijk gezegd ben
ik van mening dat uw reactie ietwat te heftig is. Ik ben het niet oneens met uw
uitspraak, maar uw reactie is naar mijn idee wel te heftig.)
Dat is mogelijk. Ik herhaal dat het de bedoeling is ons allen vooruit te
helpen. Dat geldt ook voor het College. Als er niet een samenspel is, legt het
College zich er op een bepaald moment bij neer dat de Raad het agenderingsrecht
heeft. Wij kunnen dat op die wijze laten doorlopen, maar ik zou graag willen
dat wij wat dat betreft wat dieper gaan. Misschien moet het College daarvan
meer werk maken. Als lid van dit College zal ik dat ook gaan doen. Ik herhaal
dat dit niet is bedoeld om de Raad op de een of andere manier op zijn nummer te
zetten. Dat was overigens absoluut niet de toonzetting van dat interview.
(De heer
HUFFNAGEL:
Ik begrijp dat datgene wat in de krant staat heel belangrijk is, maar ik ben
er voorstander van nu de begroting te behandelen.)
Dit heeft wel met de begroting te maken.
(De heer
VAN POELGEEST:
Met de opmerking van de heer Huffnagel ben ik het niet eens. Ik stel namelijk
graag een vraag aan wethouder Dales. Vanaf het begin heeft dit College gezegd
dat het resultaat telt, dat het nu om de uitvoering gaat en niet om nieuwe
plannen. Wij moeten discussiëren over wat in de stad concreet moet
gebeuren. U doet nu als het ware een oproep tot het houden van algemene, meer
theoretische beschouwingen over principiële uitgangspunten, terwijl de
Raad daarover concreet spreekt op het moment dat het betreffende onderwerp aan
de orde is. Ik noem de rijksfinanciering als voorbeeld. In welk kader moeten
wij uw opmerkingen plaatsen? Welke mening is het College toegedaan? Wethouder
Oudkerk zegt te pas en te onpas dat het resultaat telt, dat er niet steeds over
beleid moet worden gesproken en dat de uitvoering belangrijk is. Is het
College het daarmee eens, of staat het achter datgene wat u in het interview in
de krant zegt? Daar zit namelijk wel licht tussen.)
Waarom doet u nu zo vreselijk ingewikkeld? U weet precies wat ik bedoel. De
wijze waarop u daarover vanmiddag bezig was, vind ik ietwat kinderachtig. U
vraagt wat het College van mijn uitspraken vindt. Dat is toch niet een manier
om gezamenlijk een discussie aan te gaan? U houdt toch ook van debatteren?
Steeds als een wethouder iets zegt, moet u toch niet zemelen over de vraag of
dat wel een collegestandpunt is? Wij willen toch graag een debat met elkaar
voeren? Dat wilt u toch ook?
(De heer
VAN POELGEEST:
Laten wij die discussie dan daadwerkelijk voeren. Gaat u over dit punt dan nu
met wethouder Oudkerk in debat. Ik heb de indruk dat u beiden een andere mening
bent toegedaan. Laten wij dat dan in de openbaarheid doen. De stelling van
wethouder Oudkerk is dat er niet teveel over beleid moet worden gesproken en
dat het om de uitvoering gaat. Uw stelling is dat er meer op hoofdlijnen over
beleid moet worden gesproken. U geeft de voorkeur aan een aantal goede
theoretische discussies.)
(De heer
HUFFNAGEL:
Is het werkelijk de bedoeling dat dit het thema van het debat wordt? Dan doen
wij iets totaal anders dan wij vanavond van plan waren.)
(De
VOORZITTER: Iedereen mag zijn eigen tekst uitspreken.)
(De heer
VAN POELGEEST:
Ik laat dergelijke uitspraken niet in de krant plaatsen. Dat doet wethouder
Dales.)
(De heer
HUFFNAGEL:
Nee, maar u begint daar wel over.)
(De heer
VAN POELGEEST:
Ja, en dat is vreemd als iets dergelijks in de krant staat.)
Voor de begroting voor 2004 gaan wij verder met het verbeteren van de
inzichtelijkheid en de transparantie, want dat is het instrument voor de Raad
om aan zijn kaderstellende, beleidsbeïnvloedende en controlerende rol
daadwerkelijk inhoud te geven. Wij zullen zeer spoedig met de Raad over nadere
voorstellen spreken. Deze zullen onder andere betrekking hebben op wat hij op
het gebied van de prestatiemeting wil, of hij misschien bepaalde onderdelen in
de begroting ziet waarvan hij de prestatiemetingen wat meer wil intensiveren.
Het is mogelijk dat de Raad behoefte heeft aan meer vergelijkingen tussen
bedrijven en gemeenten. Dat bespreken wij graag met hem, zodat ook wij nuttig
en doeltreffend bezig zijn en de Raad niet voorzien van een overdosis aan
informatie waaraan hij niets heeft.
Ik ga in op de stand van zaken met betrekking tot de begroting voor 2003. In
dat jaar staat het er allemaal nog wel redelijk goed bij. Wij hebben nog steeds
extra structurele en incidentele ruimte te vergeven, bovenop datgene wat er al
was. De Raad kon echter zien dat op het gebied van de structurele ruimte
sprake is van een neerwaartse trend. Het wordt minder meer. Wij hebben al vaker
gezegd dat het eind in zicht komt. Wij zien negatieve ontwikkelingen en moeten
rekening houden met de situatie dat het niet minder meer wordt, maar meer
minder. Die situatie zal zich hoogstwaarschijnlijk in 2004 voordoen. Ik weet
overigens niet zeker hoe de stand van zaken met betrekking tot de
financiën dan is, maar wij nemen allerlei ontwikkelingen in neerwaartse
richting waar. De Raad moet er rekening mee houden dat de begroting voor 2003
er nog aardig uitziet, omdat daarin een enorme incidentele component is
opgenomen. Het betreft het geld dat is vrijgekomen uit de verkoop van de
UNA-aandelen, tweede tranche.
Dat vertekent het beeld over een lange reeks van jaren bezien. Dat doet zich
niet ieder jaar voor. Het beeld van 2003 is relatief gunstig, maar daaraan moet
de Raad niet conclusies verbinden voor 2004. Wij gaan echt achteruit.
Inmiddels nemen wij ook conjuncturele ontwikkelingen in de nationale economie
waar. Het wordt op dagbasis slechter. Het CBS heeft gisteren wederom nieuwe
cijfers gepubliceerd die niet bemoedigend zijn. Dat vertaalt zich op een dag in
lagere rijksuitgaven en die vertalen zich weer in een lagere uitkering uit het
Gemeentefonds. Wij als grootste gemeente van Nederland zullen dat zeer
nadrukkelijk voelen. Om die reden heeft het College gezegd dat wij genoodzaakt
zijn om te buigen als wij de komende jaren nog iets anders willen. Daarbij komt
dat wij in het programakkoord diverse posten hebben opgenomen waaraan nog niet
een financiële vertaling is gegeven. Dat zijn niet de geringste. In de
begroting voor 2003 kon de Raad lezen dat ongeveer 50 procent van alles wat in
het programakkoord financieel is vertaald inmiddels in de begroting is
opgenomen. Voor de komende drie jaar van deze collegeperiode verwachten wij dat
er nog net voldoende is om de andere helft af te dekken, maar voor al het a
ndere beschikken wij niet meer over geld. Als wij dus nog iets anders willen ?
het is gebleken dat velen dat willen, want er is voor een bedrag van
tientallen miljoenen euro;s structureel aangevraagd ?
zal dat uit een ombuiging moeten worden gefinancierd.
Verschillende woordvoerders hebben vanmiddag gevraagd meer
achtergrondinformatie te geven over de motivering van het bedrag van 100
miljoen euro. Eerder is gevraagd waarom ik dat getal noem, ondanks het feit ik
dat eerder niet wilde. Eerder is mij namelijk gevraagd als taakstellend budget
een bedrag te noemen. Ik heb gezegd dat ik dat niet een goede methode vind en
dat wij vanuit de inhoud moeten werken. Wij moeten dus vanuit de inhoud
redeneren, ons de vraag stellen wat niet meer nodig en inefficiënt is. Ik
heb inderdaad lang volgehouden dat ik niet een getal wil noemen. Dat wordt dan
immers meteen heilig en iedereen gaat zich daarop focussen. Voordat je het
weet, is dat getal te laag en dan is het zeer moeilijk het anders te doen. De
roep om enigerlei indicatie ?
ik ben geneigd van een roep uit de samenleving te spreken ?
werd echter dermate krachtig dat ik die niet kon weerstaan. Op een dag heb ik
daarom gemeend dat het toch verstandig was daarmee op de proppen te komen,
zodat men ook kon zien dat het niet een k
leinigheidje betreft. Ik heb een berekening voorgelegd en mijn conclusie was
dat het indicatief in ieder geval om 100 miljoen euro gaat. Dat is niet tot
drie cijfers achter de komma nauwkeurig berekend. Ik zal u melden hoe ik aan
dat bedrag ben gekomen, al doe ik dat met een zekere voorzichtigheid. Alle
getallen die ik noem, worden op een gegeven moment namelijk als een soort
beleidsdoelstelling opgevat. Niet alles is te bediscussiëren, maar je kunt
wat meer of minder doen. Ik noem een paar onderdelen waarop dat bedrag is
gebaseerd en begin met het weerstandsvermogen. In Amsterdam hebben wij een
weerstandsvermogen van minder dan 80 miljoen euro. Dat vind ik ruimschoots te
weinig en het College volgt
mij daarin. Over het zogenaamd dynamisch weerstandsvermogen hebben wij vorig
jaar met de Raad afgesproken dat, als het risicoprofiel van Amsterdam toeneemt,
wij moeten doteren aan het weerstandsvermogen. Tot dusverre hebben wij dat nog
niet gedaan, maar inmiddels is er een aantal ontwikkelingen waardoor het
risico naar mijn idee toeneemt. Grote projecten zijn in gang gezet. Ik noem
bijvoorbeeld het Stationseiland en de Zuidas. De Raad heeft onlangs een besluit
genomen over de aankoop van het Nissanterrein. Er spelen zaken in de sfeer van
de grondexploitatie enz. Wij zien het risico links en rechts toenemen.
(De heer
ASSCHER:
Is dat dan nieuw voor u? Als dat niet het geval is, waarom heeft u dan niet
voorstellen gedaan om het weerstandsvermogen te verhogen?)
Dat is absoluut niet nieuw, maar ik ben nu bezig met het inhoud geven aan het
door deze Raad geaccordeerde nieuwe beleid met betrekking tot het
weerstandsvermogen. Dat houdt in dat je doteert aan het weerstandvermogen als
de risico's toenemen. Tot dusverre hebben wij dat niet gedaan, omdat alle
centjes die wij te vergeven hadden in het kader van de begroting voor 2003 dan
grotendeels zouden zijn verdwenen. Dan zou de Raad zeggen dat hij niets meer te
zeggen en te kiezen heeft. Uit politiek oogpunt lag dat daarom niet voor de
hand, maar het is vanzelfsprekend aan de Raad daarover anders te oordelen. Hij
kan vanavond alle moties intrekken en zeggen dat hij dat alles niet doet. Hij
kan ervoor kiezen al het geld nu aan het weerstandsvermogen te besteden. Dat
zou kunnen, maar het is aan de Raad dat te doen. Ik zeg nu dat wij het nodig
hebben te doteren aan het weerstandsvermogen en om daarvoor geld te vinden,
moeten wij ombuigen. De orde van grootte kan ik niet precies aangeven, maar het
is meer dan een paar miljoen euro structureel. Het toevoegen van een bedrag
van 10 tot 20 miljoen euro structureel aan het weerstandsvermogen, zou ik
reëel vinden. De Raad weet dat tijdens de voorbereiding van de begroting
voor 2003 door de diensten en bedrijven bij de portefeuillehouders voor 40
miljoen euro structurele prioriteiten zijn aangevraagd. Daarvan hebben wij 10
miljoen euro gehonoreerd. Er is dus sprake van een gat van 30 miljoen euro. Ik
ga ervan uit dat al die aanvragen serieus waren, maar zelfs als dat slechts
voor de helft het geval was, spreken wij nog over 20 miljoen euro structureel
per jaar voor prioriteiten die niet in het programakkoord staan. Dat is hier
blijkbaar nodig en dat bedrag mag de Raad er rustig bij tellen.
(De heer
ASSCHER: Dan is volgens u dus driekwart serieus?)
Nee, de helft.
(De heer
ASSCHER:
Er is een bedrag van 40 miljoen euro aangevraagd en daarvan is 10 miljoen euro
toegekend.)
Ja. Dat geldt voor het jaar 2003, maar in 2004 krijgen wij het terug en het zal
vast en zeker meer worden. Laten wij ervan uitgaan dat het dan de helft is.
Dan zitten wij al behoorlijk laag. Een bedrag van 20 miljoen euro is dus
volstrekt normaal. Dat is blijkbaar nodig om in deze stad zaken te financieren
die niet in het programakkoord zijn geregeld, maar wel moeten gebeuren. Zij
hebben deels betrekking op het beleidsmatige vlak en deels op het
organisatorische. In het programakkoord staat een fors aantal zaken dat is
voorzien van `pm'. Ook staan daarin veel punten die wij niet financieel hebben
vertaald en waar zelfs niet `pm' achter staat. Deze zullen op een dag echter
wel geld kosten. Loze kreten zijn dat niet. Ik schat in dat het wat dat betreft
gaat om tientallen miljoenen euro's aan structureel geld. Daar zitten wij
spoedig aan. Ook de Raad kan dat berekenen. In deze stad hebben wij te maken
met behoorlijk wat achterstallig groot onderhoud. Dat is ook te zien aan de
moties die in relatie tot de begroting voor 2003 zijn ingediend. Dat is het
geval bij gebouwen. Denk bijvoorbeeld aan de cultuuraccommodaties. Er liggen
verzoeken voor grote bedragen. Dat doet zich ook voor op het gebied van de
sport en de infrastructuur. Bij de Oostelijke Handelskade is wethouder Stadig
met een gebouw aan de slag. Daar is een kade in elkaar gezakt. Deze stad zit
vol met dat soort zaken. Wij moeten de stad ook goed achterlaten voor de
volgende generatie. Ik verwacht dat wij ook daarvoor structureel een fors
bedrag nodig hebben, bijvoorbeeld 5 tot 15 miljoen euro. Dat is afhankelijk van
het kwaliteitsniveau.
Door velen in deze Raad is diverse malen gezegd dat het tijd wordt iets aan de
stadsdelen te doen en dat de vergoeding uit het Stadsdeelfonds anders wordt
geregeld. Dat hoor ik onder andere regelmatig van de fractie van de PvdA. De
Raad weet dat ik vaak bezoek krijg van stadsdeelvoorzitters en
portefeuillehouders voor Financiën. Zij komen niet langs om met mij een
borrel te drinken, maar om geld te vragen. Soms zie ik in dat zij een punt
hebben, maar ik heb niets te vergeven. De Raad heeft vaker gezegd dat dit goed
moet worden nagegaan. Daarover is ook een motie ingediend. Vanzelfsprekend moet
ook dat financieel worden vertaald. Ook wat dat betreft gaat het niet om 1 of
2 miljoen euro. Schrijft u dat er ook maar bij.
(De heer
GORING:
Over dit onderwerp hebben wij in de Commissie voor Financiën en
Economische Zaken regelmatig gesproken. Tot nu toe was de conclusie dat er niet
een reden is meer geld aan de stadsdelen te geven. Kunt u een voorbeeld noemen
waaruit blijkt dat de stadsdelen wel een punt hebben?)
Het zou zeer onverstandig zijn dat vanavond luid en duidelijk te zeggen, want
dan komen ze morgen allemaal bij mij terug met de vraag dat in de begroting
voor 2003 te regelen. Dat zal ik dus niet doen, maar ik kan de heer Goring wel
zeggen waarover het in het algemeen gaat. De uitbreiding van de
ontwikkelingstaken van de stadsdelen is één van de grootste
punten. Bij de volgende evaluatie van de werking van het Stadsdeelfonds zullen
wij goed moeten nagaan of de door ons gehanteerde uitgangspunten bij de
instelling van dat fonds nog valide zijn in het licht van de ontwikkelingstaken
die vele stadsdelen op dit ogenblik hebben, of dat wij daarin verandering
moeten aanbrengen. Ik zal nog een voorbeeld noemen. Wij hebben een nieuw
stadsdeel, namelijk IJburg. Berekeningen wijzen uit dat, zodra IJburg is
volgelopen met bewoners, dat een fors herverdeeleffect zal hebben op de
uitkering in het Stadsdeelfonds. Wij hebben dan twee mogelijkheden. Als wij
binnen het bestaande financiële kader willen blijven, kunnen wij de andere
stadsdelen daarvoor aanslaan. Dat is de eerste mogelijkheid. Als wij daarvoor
kiezen, weten wij wel zeker dat wij daar nogal wat gekrakeel van krijgen. De
tweede mogelijkheid is het op te lossen door extra voeding aan het
Stadsdeelfonds. Op een dag komen wij voor die keuze te staan. Vanavond hoeven
wij dit niet tot in detail te bespreken, laat staan op te lossen. Dit zijn
echter wel zaken die op mijn lijstje staan en ik ben nog lang niet
uitgesproken. Toch ben ik naar mijn idee al ver over het bedrag van 100 miljoen
euro heen.
Per 1 januari 2003 beschikken wij over een BTW-compensatiefonds. Niet wij
hebben dat bedacht, maar het Rijk. Dat gebeurde onder leiding van mijn
partijgenoot de heer Zalm.
In tal van fora heb ik mij duchtig tegen de komst van dat fonds verzet, maar
uiteindelijk is dat er toch gekomen. Daarin is nog een aantal verbeteringen
aangebracht, maar op het moment van de inwerkingtreding van dat
BTW-compensatiefonds is sprake van belangrijke herverdeeleffecten voor wat
betreft de uitkering uit het Gemeentefonds. Ik sluit niet uit dat de gemeente
Amsterdam daarvan sle
chter wordt, al bestaat de mogelijkheid dat zij daarvan beter wordt. Het
vervelende is dat wij dat nog niet weten. Wel is er sprake van risico's en
langzamerhand begint het beeld te ontstaan dat ?
wij hebben te kampen met een groot probleem dat te maken heeft met
afschrijvingen van oude investeringen. Dit is financiële techniek, maar
degenen die zitting hebben in de Commissie voor Financiën en Economische
Zaken zullen dat herkennen ?
de daarvoor door het Rijk geboden compensatie onvoldoende is. De door tal
van gemeenten gemaakte berekeningen leren ons dat. De Raad kon daarover onlangs
een artikel lezen in het blad Binnenlands Bestuur. Dat zie ik ook op de
gemeente Amsterdam afkomen en dat zou ik graag inboeken als pm-post. Tevens
hebben wij te maken met wijzigingen in de bijstandswetgeving. Wethouder Oudkerk
weet daar alles van. De decentralisatie ? invoering van nieuwe modellen ?
leidt ook tot een totaal ander financieel beeld. Ik weet niet hoe dat uitpakt
en wethouder Oudkerk evenmin. Ik boek het in als een pm-post, maar h
et zou mij niet verbazen als wij ook daarvoor op een dag een rekening gepres
enteerd krijgen. Dat alles bij elkaar is meer dan voldoende om de conclusie te
trekken dat een ombuiging voor een bedrag van 100 miljoen euro structureel
daadwerkelijk nodig is en dat dit niet overdreven is. Dat is niet te veel, maar
misschien wel te weinig. Die richting zullen wij daadwerkelijk op moeten.
De Raad heeft gevraagd of het mogelijk is voorstellen voor 150 miljoen euro of
iets dergelijks voor te leggen, omdat hij dan kan kiezen. Het zal nog knap
lastig worden uit te gaan van 100 miljoen euro. Ik vind het dan ook fijn dat
vanmiddag in de Raad en eerder door diverse fracties is opgemerkt dat zij die
operatie steunen. Dat is ook goed voor het College, want dat maakt het voor hem
gemakkelijker die operatie uit te voeren. Het wordt echter pas echt
interessant op het moment dat de keuzes worden gemaakt en vervolgens worden
geëffectueerd. Dan begint het pas, maar ook in de aanloop daar naartoe is
dat merkbaar. Ik begin dat nu al te merken. Bij iedere 10.000 euro heeft men
immers altijd wel een ander argument en wij moeten dan doorduwen. Dat geldt
overigens ook voor de Raad. Wij zijn dan ook blij met zijn steun. Die hebben
wij keihard nodig. Maar nu dat eraan komt, moet de Raad ook bereid zijn mee te
doen en te kiezen. Hij heeft een enorm aantal moties ingediend met veel zaken
die daarbij moeten worden opgeteld. Vanmiddag is daarvan overigens een
behoorlijk aantal ingetrokken. Er zijn niet veel moties ingediend met het
voorstel iets van de lijst te schrappen. De fractie van D66, bij monde van
mevr. Bruines, heeft dat vanmiddag wel gedaan. Met die motie kunnen wij uit de
voeten.
(Mevr.
BRUINES:
Er lag ook al een motie met het voorstel de marathon af te schaffen.)
Het was niet de enige, maar vanmiddag heeft mevr. Bruines nogmaals een
dergelijke motie ingediend. Zij zegt dat zij het begrijpt, dat zij invulling
wil geven aan een prioriteit en daarvoor iets inlevert. Over het geheel genomen
is dat echter te weinig gebeurd. Wij hebben geïnventariseerd wat de Raad
er zoal bij wil en dat is een lange lijst. Deze is bekend, dus die hoef ik niet
voor te lezen. De wensen variëren van het Rozentheater, Felix Meritis,
het Cosmic-theater, verbouwingen, het Huis voor de Dans, glasvezel in Zeeburg,
het 24 uur lang inzetten van de metro, een pont op het JAVA-eiland tot het
maandblad MUG enz.
Het betreft grote en kleine voorstellen. Nadat ik het heb opgeteld, blijkt dat
het in totaal gaat om een bedrag ver boven de 20 miljoen euro. Niet alles is
structureel, maar veelal is er sprake van structurele lasten. Soms worden
voorstellen gedaan waarvoor incidenteel een groot bedrag nodig is. Denk aan dat
voor het Huis voor de Dans. Over de structurele lasten wordt niet eens
gesproken, maar die krijgen wij ook nog op onze nek.
Een veel grotere post is de Openbare Bibliotheek, waarvoor wij nog niet eens de
investeerder hebben geregeld; dat geldt ook voor de structurele lasten die
daaraan vastzitten. Er ligt dus een groot aantal voorstellen voor. Dat hadden
wij al, maar met al zijn moties heeft de Raad daaraan nog voor enige tientallen
miljoenen euro's toegevoegd. Ik begrijp dat wel, maar de Raad vraagt het
College een voorstel te doen voor 150 miljoen euro aan ombuigingen in plaats
van voor 100 miljoen euro. Hij moet ons dan ook helpen en niet met een lijst
komen om daaraan nog eens voor tientallen miljoenen euro's toe te voegen. Dan
wordt het namelijk moeilijker. Wij hebben een voorstel om dit op te lossen. Wij
presenteren de Raad een voorstel voor 100 miljoen euro.
Ik weet niet of het meteen lukt dat volledige bedrag voor de Voorjaarsnota 2003
bij elkaar te harken, want het is immers een megaoperatie. Het is niet een
kleinigheid, maar wij zullen dat doen. Wij hogen dat wel op met exact het
bedrag voor alle zaken die de Raad wil toevoegen. Hij heeft het recht al die
moties aan te nemen, maar wij tellen dat bedrag daarbij. Wij leggen het bedrag
van 100 miljoen euro voor met daarbij datgene wat de Raad daar zelf bij plust.
De Raad mag bij de Voorjaarsnota zeggen wat hij daarvan niet wil laten
doorgaan. Dan komt het er immers op aan.
(De heer
ASSCHER:
Dat klinkt op zichzelf goed. Ik heb al gezegd dat ook wij sportief moeten zijn
en dat wij niet moeten uitgaan van heilige huisjes enz. Over de zaken die
vanavond aan de orde komen, zullen wij ook in de toekomst spreken. Dat geldt
zeker als het keuzes betreft. Maar de motie is heel duidelijk. Daarin wordt
gevraagd om een ruime inventarisatie met meer keuzes dan wat wij vanavond doen.
U gaf zojuist een aantal vreemde voorbeelden van zaken die wij niet kunnen
betalen. Over de Openbare Bibliotheek is al eerder een besluit genomen. Er komt
niet nog een bibliotheek bij. Er is inderdaad sprake van nieuwe wensen,
waarvoor geld nodig is. Het is echter niet een groot bedrag. Dat zijn
peanuts
. Het blijft dus staan. Ik verzoek u creatief te zijn en te proberen een
dusdanig ruime inventarisatie te maken dat er iets te kiezen valt. Wij zullen
dan afzonderlijk het debat voeren over het precieze bedrag dat voor die
ombuiging nodig is.)
Dat is goed. Dat zullen wij doen. De Raad heeft het volste recht wat dat
betreft zijn keuze te maken, maar de keuzes die hij in de moties maakt, leggen
wij daarnaast. En dan zegt de Raad het maar. Wij hebben onze prioriteiten en de
Raad de zijne. De Gemeenteraad heeft het recht en de bevoegdheid vervolgens te
kiezen wat wel en niet doorgaat, maar wij kunnen niet alleen maar bijplussen.
Er zal daadwerkelijk moeten worden gekozen. Ook de Raad zal dat moeten doen.
(De heer
ASSCHER:
Daar legt u dan ook de verhoging van de apparaatskosten naast? Dan kunnen wij
dat precies afwegen.)
De Raad krijgt dat alles daarbij. Ik zie de heer Van Poelgeest overigens heel
ingespannen luisteren. Is er iets, meneer van Poelgeest?
(De heer
VAN POELGEEST:
Ik word op het verkeerde been gezet, want u spreekt nu over een lijstje met
bestedingen. U zegt dat het College met een voorstel komt voor zaken die
noodzakelijk of gewenst zijn en dat het het lijstje van de Raad daarnaast legt,
zodat hij kan kiezen. Maar het gaat er natuurlijk ook om dat u een lijstje met
bezuinigingsvoorstellen maakt. Het is niet gezegd dat alle bezuinigingen die u
belangrijk vindt automatisch door deze Raad worden geaccordeerd. Mijn vraag
met betrekking tot dat bedrag van 150 miljoen euro is of u een
bezuinigingspakket ter grootte van dat bedrag op tafel legt, zodat wij in
vrijheid kunnen kiezen in welke zaken wij al dan niet willen snijden. Dat is
een geheel andere vraag.)
Dat is precies wat er zal gebeuren. Ik weet niet of het 150 miljoen euro zal
zijn, want het zal al een mijl op zeven zijn om het bedrag van 100 miljoen euro
bij elkaar te krijgen. De Raad krijgt van ons voorstellen voorgelegd voor het
bedrag van 100 miljoen euro met daarbij datgene wat hij daar zelf bij plust.
(Mevr.
KALT:
Het is toch gemakkelijk? Dan realiseren wij de Noord-Zuidlijn niet en dan zijn
wij opeens rijk. Vindt u dat niet een goede inlevering?)
Nee, dat vind ik absoluut niet. De Raad krijgt die lijst. Daarop staan niet
bestedingsvoorstellen van het College. Hij krijgt voorstellingen voor
ombuigingen. Wij geven de Raad een lijst waarop staat welke zaken kunnen worden
geschrapt en daarbij voegen wij datgene wat de Raad nu inlevert. Hij krijgt
daarbij voorgelegd het Huis voor de Dans, het Rozentheater, Felix Meritis, de
Apollohal, de Hortus, het Milieucentrum, het meldpunt enz. Al die zaken krijgt
de Raad daarbij voorgelegd en hij mag zeggen of hij van mening is dat ook
daarin moet worden gesneden.
(De heer
HUFFNAGEL:
Voor alle voorstellen die de Raad nu doet, is een financiële dekking. Ik
neem aan dat wij bij de Voorjaarsnota de plannen van het College ontvangen met
daarin deze voorstellen van de Raad in plaats van apart. U bent toch niet van
plan dit een halfjaar te laten liggen, zodat wij daarover daarna nog eens
kunnen spreken? Dat lijkt mij niet de juiste gang van zaken.)
Wat is dan bijvoorbeeld de dekking voor de gezamenlijke motie van de coalitie
die betrekking heeft op Artis, het glasvezelnet enz.?
(De heer
HUFFNAGEL:
Het is wel prettig dat het College leest wat wij op papier zetten.)
Gaat u nu niet zitten jijbakken. U begrijpt heel goed wat ik bedoel.
Wat is de dekking voor de Openbare Bibliotheek? U wilt die niet over vier, maar
over zes jaar financieren. Vanmiddag heb ik al gezegd dat wij die financiering
over zes jaar kunnen uitsmeren, maar dat wij daardoor niet over meer geld
beschikken. Wat is de dekking? Hoe gaat dat dan?
De planning is die bibliotheek in 2006/2007 te openen. De bouw daarvan zal
ongeveer in 2006 gereed zijn. Wij hebben gezegd dat wij deze in vier tranches
van 12,5 miljoen euro financieren voor dat resterende gat van 50 miljoen euro,
namelijk in 2003 tot en met 2006. De structurele lasten die met de realisatie
van die bibliotheek zijn gemoeid, zijn bovendien ook nog niet afgedekt. Ook die
rekening krijgt de Raad nog gepresenteerd. De Raad stelt voor dat niet in
vier, maar in zes jaar te doen en door te gaan in 2007 en 2008 als die
bibliotheek al gereed is. Wij krijgen dan in 2006 een rekening van de aannemer
voor de geleverde bibliotheek en hij vraagt of hij mag vangen. Hoe gaan wij die
naar het oordeel van de Raad betalen? Hij heeft ons dan immers niet de
toestemming gegeven voor het betalen van die rekening.
(De heer
H.H.G. BAKKER:
Misschien kunnen wij hetzelfde verhaal vertellen als wethouder Van der Horst
over slagerij Jansen.)
Hoe doen wij dat dan? Wijst u ons de weg. De Raad heeft blijkbaar geld gevonden
dat ik niet zie. Deel mij dat dan maar mee.
(De heer
HALBERTSMA:
Wij besluiten twee VMBO-scholen te bouwen en trekken daarvoor een structureel
bedrag uit. De aannemer komt over ongeveer twee jaar bij ons met een rekening
van ongeveer 20 miljoen euro. Ook dat bedrag smeren wij rustig over een
twintigtal jaren uit. Wat is het verschil?)
Wij smeren dat bedrag niet over twintig jaar uit.
(De heer
HALBERTSMA: Het kapitaaldekkingstel.)
Nee, vanmiddag is de vergelijking gemaakt met de Noord-Zuidlijn. Gezegd is dat
wij de financiering daarvan ook over meerdere jaren uitsmeren. Dat is juist,
maar deze is wel betaald op het moment dat die trein gaat rijden.
(De heer
ASSCHER:
U maakt zich dus zorgen over de mensen die in de bibliotheek komen en te horen
krijgen dat die niet is betaald?)
Nee, zorgen maak ik mij daarover niet.
(De heer
ASSCHER:
De Noord-Zuidlijn is betaald als de treinen rijden en de bibliotheek als de
boeken worden geleend. Daar komt het op neer.)
De aannemer stuurt ons in 2006 een rekening voor de opgeleverde bibliotheek en
vraagt ons deze te betalen. Dan zeggen wij hem dat hij u moet bellen, omdat u
ons niet de toestemming heeft gegeven dat geld uit te geven. Hoe doen wij dat
dan?
(De heer
ASSCHER:
U maakt zich enigszins schuldig aan jij-bakkerij, al verweet u dat uw
partijgenoot de heer Huffnagel zojuist. U maakt de vergelijking met de
Noord-Zuidlijn door te zeggen dat de treinen zijn betaald op het moment dat
deze gaan rijden. In uw persbericht geeft u aan dat de bibliotheek in het
vroegste geval in juli 2007 open zal gaan. In november 2007 stellen wij de
begroting voor 2008 vast. Die vier maanden kunt u overleven.)
De heer Asscher neemt dus bedragen in de begrotingen voor 2007 en 2008 op voor
een gebouw dat reeds in 2006 gereed is?
(De heer
ASSCHER:
Ja.)
In 2007 en 2008 zullen wij die resterende tranches voor de realisatie van de
Openbare Bibliotheek alsnog moeten betalen. De heer Asscher is het ongetwijfeld
met mij eens dat die rekening moet worden betaald. Hij raakt dat bedrag van 50
miljoen euro hoe dan ook kwijt. Door de financiering uit te stellen, krijgt de
Raad toch niet meer geld? Waar heeft hij dat geld dan gevonden? Dat is toch
niet een manier van financieren?
(De heer
ASSCHER:
Het gaat ons erom dat wij liever in 2007 en 2008 doorgaan met de betaling van
die bibliotheek, zodat daar leerlingen kunnen komen die bijvoorbeeld op een
goede VMBO-school les hebben gekregen.)
De heer Asscher geeft het geld tweemaal uit. Hij smeert dat niet alleen over
een langere periode uit ? ik zeg overigens dat hij dat niet moet doen ?
maar geeft dat intussen ook aan iets anders uit. Van welk bedrag betaalt hij
dan in 2007 en 2008 de resterende rekening?
(De heer
ASSCHER:
Dat is datzelfde bedrag van 50 miljoen euro.)
Dat geeft de heer As
scher dus tweemaal uit. Hij wil namelijk geld voor het Huis voor de Dans, een
glasvezelnet, Artis enz. Hij wenst dat bedrag tweemaal uit te geven.
Op het moment dat wij de rekening voor de oplevering van de Openbare
Bibliotheek voorgeschoteld krijgen, moet ik zeggen dat wij die niet kunnen
betalen omdat de heer Asscher dat bedrag al aan Artis heeft uitgegeven. Hij is
het toch wel met mij eens dat dit niet kan?
(De heer
HALBERTSMA:
Ik raad u dringend aan een cursus boekhouden te volgen. U haalt twee
principiële zaken door elkaar, namelijk een bouwbesluit met een bepaald
commitment voor een bedrag van bijvoorbeeld 50 miljoen euro en de wijze waarop
dat wordt gefinancierd. Nu haalt u alles door elkaar.)
De discussie moet een andere zijn. De Raad wil van alles, terwijl wij een
discussie voeren over ombuigen en het maken van keuzes. De Raad vraagt ons niet
een voorstel voor 100 miljoen euro voor te leggen, maar voor 150 miljoen euro.
Ondertussen houdt hij alles in de lucht. Hij wil een milieucentrum, een
glasvezelkabel, het Huis voor de Dans, een stimuleringsfonds voor de
bevordering van de volksgezondheid, Cosmic, uitbreiding van de Kunstraad, het
Rozentheater enz. Dat kan toch niet?
(De heer
ASSCHER:
Vandaag staat in Het Parool dat u een kaderstellende Raad wilt die u
opdrachten geeft. Wij geven vandaag een kader aan door u te vragen voor een
ruime bezuinigingsinventarisatie te zorgen.)
Dat moeten wij nog wel realiseren.
(De heer
ASSCHER:
In de begroting voor 2003 heeft u niet aangegeven op welke wijze u gaat
bezuinigen. Daarin staat alleen dat het nodig is dat te doen. Vervolgens haalt
u structureel en incidenteel door elkaar. De gelden die u zojuist optelde tot
20 miljoen euro en vervolgens bij de Voorjaarsnota terug gaat brengen, zijn
grotendeels incidenteel. U vergroot nu een kleine pinda tot een enorm grote
pepernoot.)
Nee, de heer Asscher wil het College ertoe dwingen geld tweemaal uit te geven.
Ik ben van mening dat hij dat niet kan doen. Naar mijn idee is dat
onverantwoord omgaan met de financiën.
(De heer
ASSCHER:
Nee, een meerderheid van de Raad is voorstander van het over een langere
periode uitspreiden van de betaling van de bibliotheek. Dat is er aan de hand.)
Krijgt u dan opeens meer geld?
(De heer
HUFFNAGEL:
Dan ontstaat er toch een financiële ruimte? Anders maakt het niet uit of
wij dat in één of in honderd jaar doen.)
Nee, de heer Huffnagel schuift het probleem voor zich uit.
(De heer
HUFFNAGEL: Dat is inderdaad de beslissing die voorligt.)
Dat is toch hetzelfde als dat de heer Huffnagel vrolijk doorgaat met het naar
de kroeg gaan en geld uitgeven, ondanks het feit dat zijn salaris van deze
maand op is. Dan heeft hij toch ook met een probleem te maken?
(De heer
HUFFNAGEL: Dat gebeurt regelmatig!)
(De heer
VAN POELGEEST:
De heer Asscher zegt heel stoer dat de meerderheid van de Raad voorstander is
van het over een langere periode uitsmeren van de betaling van de Openbare
Bibliotheek. Dat blijkt straks bij de stemming. Misschien heeft hij gelijk en
dan is de vraag of het College dit amendement zal uitvoeren. Ik vind wel dat
wethouder Dales een punt heeft en adviseer hem het niet te doen.)
Wij zullen die discussie moeten voeren op het moment dat wij erin zijn geslaagd
in het kader van die ombuigingsoperatie geld te vinden. Dat is het moment
waarop wij daarover knopen kunnen doorhakken. Dat moment dient zich pas bij de
Voorjaarsnota aan. Dan kunnen wij nagaan of dat iets heeft opgeleverd. Stelt u
zich voor dat die operatie niets oplevert en dat het een grote mislukking
wordt. Dat voorzie en hoop ik overigens niet. Stelt u zich voor dat alle
argumenten van de tegenpartij - als ik van de tegenpartij mag spreken - sterker
zijn dan die van het College. Wij komen bij u langs en het is geheel mislukt.
Wat doen wij dan bij de Voorjaarsnota? Gaan wij dan desalniettemin al die
besluiten effectueren, terwijl wij die niet kunnen betalen? Dat wil de Raad
toch ook niet?
(De heer
OLIJ:
Als wij nu de begroting vaststellen, wordt u geacht die uit te voeren.)
Ook als het geld daarvoor niet beschikbaar is?
(De heer
OLIJ:
Ja, want wij hebben die begroting dan vastgesteld. Dat is ons budgetrecht.)
De heer Olij weet wat er gebeurt als de Raad een begroting vaststelt die niet
in orde is?
(De heer
OLIJ:
Ja, dan grijpen Gedeputeerde Staten in.)
Juist. Wil de heer Olij het zover laten komen?
(De heer
OLIJ:
Ik weet niet of wij een begroting vaststellen die dermate slecht is.)
(De heer
VAN POELGEEST:
Het geld dat wordt gereserveerd voor de Openbare Bibliotheek - wij hadden
liever nog meer gereserveerd - wordt door die amendementen lager. U kunt
daartegen goede inhoudelijke argumenten aandragen, maar op basis daarvan zullen
Provinciale Staten de begroting voor 2003 niet nietig verklaren. De Raad
beslist in meerderheid minder te reserveren, al is dat een domme beslissing.
Het kan echter wel.)
Dat begrijp ik, maar op een zeker moment krijgt hij zijn probleem wel terug, al
gebeurt dat niet in 2003.
(De heer
VAN POELGEEST:
Daarover zijn u en ik het eens. Degenen die op dat moment in de Raad zitten,
zullen dat probleem dan moeten oplossen.)
Ja, maar de Raad stelt het alleen maar uit. Hij heeft veel rechten en
mogelijkheden, maar ik zou het eerlijk gezegd onverstandig vinden het College
ertoe te dwingen zich vast te leggen op het doen van meer uitgaven dan het kan
betalen. Daarom stel ik voor dat de Raad van ons een voorstel krijgt dat
betrekking heeft op de ombuigingen. Ook zijn wij bereid na te gaan of wij
verder kunnen gaan dan 100 miljoen euro. Daarmee zeg ik niet dat een bedrag van
150 miljoen euro tot de mogelijkheden behoort. Het zal immers al moeilijk
genoeg zijn dat van 100 miljoen euro te halen. Dat wat wij vinden aan
mogelijkheden voor ombuigingen, zullen wij vermeerderen met datgene wat de Raad
daarbij wil.
(De heer
ASSCHER:
U gaat voor 100 of 150 miljoen euro structureel. Datgene wat wij voor 2003
incidenteel gaan regelen, mag u daarbij plaatsen. Daar gaat het nu echter niet
om.)
Het doet er niet toe of het structureel of incidenteel is. Het is allemaal
geld. Die ombuigingen hebben niet slechts betrekking op structureel geld, dus
dat alles nemen wij mee en de Raad mag kiezen. Hij moet dan maar zeggen of hij
wil dat alles doorgaat, of dat prioriteiten moeten worden geschrapt. De Raad
moet ons er echter niet toe dwingen steeds meer te doen - die kant gaat het
enigszins op - terwijl hij tegelijkertijd zegt dat wij moeten ombuigen omdat
wij al die zaken niet kunnen betalen. Dat kunnen wij niet volgen. Ik herhaal
dat ik van mening ben dat de Raad ons daartoe niet kan dwingen. Hij moet ons
dan ook een handje helpen. Ik vind dat hij moet inzien dat het niet op die
wijze kan. Dwing dit College niet tot het doen van uitgaven die wij niet kunnen
dekken. Dat zou ik onverantwoord vinden en ik kan mij niet voorstellen dat de
Raad dat wil.
(De heer
VAN POELGEEST:
U spreekt over een lijstje en zegt wat u daarin wilt opnemen. Ik kan mij
daarbij wel iets voorstellen als het reserveringen of incidentele uitgaven
betreft voor zaken die in de toekomst zullen worden gerealiseerd. Die zijn
overal in de begroting opgenomen en daaraan voegt de Raad misschien een aantal
prioriteiten toe. De meerderheid van de Raad zegt nu dat het voor een aantal
structurele prioriteiten extra geld wil uittrekken en ik vind het vreemd dat u
dat over twee of drie maanden opnieuw ter discussie gaat stellen. Dat kan, maar
ook het College heeft in de begroting allerlei zaken structureel toegekend en
ik neem aan dat ook die op dat lijstje worden vermeld. Dat differentieert dan
niet meer. Waarom moet het een apart lijstje zijn? Dat maakt immers onderdeel
uit van het inhoudelijk debat.)
Dat maakt mij niet uit. Dan maken wij een geïntegreerde lijst. De heer Van
Poelgeest heeft gelijk. De Raad ontvangt ook datgene wat het College misschien
graag zou willen. Dat wordt aan hem voorgelegd. Wij maken een lijst waarop
alles is vermeld. Dan zegt de Raad het maar bij de Voorjaarsnota, want dat is
het moment waarop wij daarover kunnen beslissen. Dan weten wij ook wat het
financiële kader is en wat al dan niet mogelijk is.
(Mevr.
BRUINES:
Gaat het nu om de voorstellen die de Raad misschien zal aannemen en waarvan
het College zegt dat de dekking niet deugt? Als wij nu de Hortus Botanicus
Amsterdam inruilen voor de marathon, komt dat naar ik aanneem niet op de lijst
terug. Dat zou uit financieel oogpunt immers een keurige regeling zijn.
Daarvoor is misschien niet een meerderheid te vinden, maar dat kan. Het gaat om
een structureel bedrag van 200.000 euro. Dat staat in de begroting en kunnen
wij daaruit halen. Begrijp ik het goed dat wij de grote lijst met wensen
uitstellen tot de Voorjaarsnota?)
Daarvan zouden wij kunnen zeggen dat er niet een financieringsprobleem is. De
pijn zit vooral in de zaken waarvan de Raad zegt dat hij die wil realiseren en
waarvoor een dekking wordt aangegeven waarvan wij zeggen dat die niet juist is.
Het is niet mogelijk tweemaal hetzelfde bedrag uit te geven. Daartoe kan de
Raad het College niet dwingen.
Ons voorstel is die discussie bij de Voorjaarsnota voort te zetten en af te
ronden. Ik verzoek de Raad daarover zijn gedachten te laten gaan en daarop in
tweede termijn te reageren.
De heer Asscher merkte vanmiddag nog op dat wij over alle zaken moeten kunnen
spreken, dus ook over de OZB. Ik vind het fijn dat hij de discussie daarover
toch wil openen. Het College deelt de opvatting dat het mogelijk moet zijn over
alles te spreken. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor een verhoging of een
eventuele verlaging van de OZB. Het moet mogelijk zijn van gedachten te
wisselen over de verkoop van gemeentelijke aandelen. Alles komt aan de orde,
dus wat dat betreft krijgt de heer Asscher zijn zin.
De fractie van GroenLinks heeft aangegeven voor welke prioriteiten de
resultaten van de ombuiging kunnen worden gebruikt. Het College neemt daarvan
kennis. De discussie daarover zullen wij bij de behandeling van de
Voorjaarsnota voeren. Ook de fractie van de PvdA heeft een aantal prioriteiten
aangegeven. Uiteraard zullen wij daarop goed letten, maar wij moeten eerst de
ombuiging realiseren. Daarna kunnen wij de discussie daarover voortzetten.
Mevr. Alberts biedt aan 20 procent van het salaris van raadsleden in te
leveren. Sprak zij slechts over raadsleden, of ook over de wethouders?
(Mevr.
ALBERTS: Ik sprak ook over de wethouders.)
Dan zijn wij tegen dit voorstel!
(Mevr.
ALBERTS:
U moet niet denken dat u de dans ontspringt!)
Dan lijkt mij dat een slecht plan. Ik raad mevr. Alberts aan het goede
voorbeeld te geven. Wellicht doet dat volgen.
(Mevr.
ALBERTS:
Dan zal ik u de regeling van de SP-fractie maar niet uitleggen.)
Nee, dat moet mevr. Alberts niet doen, want die volgen wij absoluut niet.
(De heer
H. BAKKER:
Dat stoppen ze allemaal in die tomaten.)
Het College heeft waardering voor de inzet van de fractie van D66 voor wat
betreft het maken van keuzes. Wij zijn van mening dat het op die wijze moet
gebeuren.
De wethouder voor Zorg zal later ingaan op haar opmerking over de GG & GD.
De fractie van Leefbaar Amsterdam heeft voorgesteld de hondenbelasting af te
schaffen, omdat zij van mening is dat het huisdier een belangrijke rol speelt
in het sociale verkeer. Naar mijn idee is iedereen die mening toegedaan. Dat is
onweersproken, maar de hondenbelasting is onderdeel van de zogenoemde algemene
dekkingsmiddelen. Als wij die afschaffen, ontvalt ons een paar miljoen euro.
Stelt u zich voor dat wij dat een goed plan zouden vinden, waarvan moeten wij
dat gat dan dichten?
(De heer
H. BAKKER:
Dan gaat u naar een kauwgomfabriek en laat u die daaraan meebetalen. Die
vervuilt immers veel meer en betaalt niets. Sommige straten moeten worden
`geherprofileerd' vanwege de kauwgom. Dat is een eenvoudige oplossing.)
Dat laat de wet niet toe.
(De heer
H. BAKKER:
Dat zijn toch ook vervuilers? De wet met betrekking tot de hondenbelasting is
ouderwets. Wij zouden voor grote honden meer belasting kunnen heffen. Jonge
mensen hebben vaak grote honden die een paar kilo aan uitwerpselen op straat
achterlaten. Kleine hondjes laten slechts een half onsje achter.)
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
In een oude motie stelde ik inderdaad voor naar gewicht hondenbelasting te
heffen.)
(De heer
H.H.G. BAKKER:
Wij zitten toch op één lijn?)
De motie ligt voor en wij wachten af wat daarmee gebeurt. Het is misschien een
sympathieke gedachte de hondenbelasting af te schaffen, maar dan ontstaat er
een gat dat op de een of andere manier moet worden gedicht. Bovendien is het
structureel geld waarmee veel kan worden gedaan.
(De heer
H. BAKKER:
U weet waar wij wonen. Daar lopen meer katten rond dan honden en ook daarvoor
wordt niet een belasting geheven.)
Ik heb een tip voor de heer H. Bakker. Hij moet op zijn kameel gaan zitten.
(De heer
H. BAKKER:
Wij hebben niet een kameel, maar een olifant. Ik zal een goede bril voor u
kopen.)
U moet op die olifant van u gaan zitten en daarmee naar Den Haag gaan. Ik stel
u voor met Mat Herben over dit onderwerp van gedachten te wisselen en ervoor te
zorgen dat de Gemeentewet op de lokale belastingen wordt gewijzigd. U kunt
daarin nieuwe belastingen laten opnemen en dat geeft tal van mogelijkheden.
Mevr. Kalt heeft gevraagd of het College de Raad niet kan helpen met het vinden
van een dekking voor zijn goede ideeën. Dat is de omgekeerde wereld, want
de Raad is de hoogste macht en gaat over het geld. De Raad kan zeggen hoe het
moet. Wij doen hem een sluitend voorstel. Als de Raad met iets anders komt,
slaat hij een gat in ons voorstel. Wij vinden het dan ook fair dat hij nadenkt
over de vraag op welke wijze dat moet worden gedekt. Dat vind ik wel een goed
uitgangspunt.
(Mevr.
KALT:
Ik heb u gevraagd over een dekking na te denken voor een voorstel dat u goed
vindt. Ik zal u niet dwingen na te denken over een dekking voor een idee dat u
waardeloos vindt. U heeft immers de beschikking over ambtenaren en weet waar de
gelden zijn genoteerd. Als de Raad met een goed idee komt, behoort u naar mijn
idee na te gaan of het mogelijk is een bepaald bedrag vrij te maken.)
Mevr. Kalt kent ons. Altijd als zij met een goed idee komt, zijn wij haar
behulpzaam. Als wij wat centjes kunnen vinden, zullen wij het oplossen. Ik heb
begrepen dat de wethouder voor de bomen mevr. Kalt nu ook bijzonder behulpzaam
is. Als dat nodig is, zal dat op een dag misschien financieel worden vertaald.
Mevr. Kalt heeft gevraagd waarom het College niet alles presenteert. Als wij de
Raad
alles zouden moeten presenteren wat wij bedenken, zou hij daarvan niet goed
worden. Dat doen wij dan ook niet. Wij schiften daarom en schrappen de onzin.
(Mevr.
KALT:
U zit nu wel gezellig te babbelen, maar dat heb ik niet gezegd. Ik heb u
gevraagd te beargumenteren waarom aan de ene zaak meer geld wordt uitgegeven en
aan de andere minder. U bent politicus en geen manager.)
In de begroting geven wij u die argumenten, maar mevr. Kalt heeft een punt. Ook
ik ben namelijk van mening dat dit beter kan. In de begroting voor 2004 zullen
wij dat beter doen, vooral als wij besluiten iets niet te doen. De Raad heeft
wel eens gevraagd of het niet mogelijk is meer keuzemogelijkheden te krijgen.
In het kader van het democratisch proces, de kaderstellende rol van de Raad en
de dualisering ben ik van mening dat het College daaraan meer kan doen.
Ik kom bij de moties en amendementen, te beginnen bij motie nr. 599 van de heer
Olij c.s. inzake het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing en het
Stadsdeelfonds.
(De heer
OLIJ:
Deze is gewijzigd in nr. 842 en teruggebracht tot het Stadsdeelfonds.)
Het College maakt geen bezwaar tegen het aannemen van deze motie.
Ik kom op amendement-Asscher c.s., nr. 636, inzake de bezuiniging op het
gemeentelijk apparaat. Wij hebben reeds eerder gezegd dat wij van mening zijn
dat dit amendement onze lijn grotendeels onderschrijft. Daarmee zijn wij dan
ook niet ongelukkig. Het voorstel is te besluiten dat het College voor het
verschijnen van de Voorjaarsnota met een concrete gekwantificeerde
inventarisatie komt van de diverse mogelijkheden van de bezuinigingen. Wij
zullen dat zo spoedig mogelijk doen en verwachten dat dit bij de Voorjaarsnota
zal gebeuren, opdat wij daarover bij de behandeling daarvan besluiten kunnen
nemen. Daarmee hebben wij dus niet een probleem. Het gaat vooral om het tweede
besluit, namelijk dat er sprake moet zijn van een inventarisatie van een
dusdanige omvang dat de Raad uit verschillende alternatieven kan kiezen.
Zojuist heb ik daarover gesproken. Wij willen het doen op de wijze die ik
zojuist heb geschetst. Als de heer Asscher dat met ons deelt, maken wij geen
bezwaar tegen het aannemen van dit amendement.
Het College handhaaft zijn preadvies op de motie-Paquay c.s., nr. 653, inzake
de pilot gecombineerde aanslag gemeentebelastingen. Het College heeft
geadviseerd deze motie niet aan te nemen.
(De heer
PAQUAY:
Die motie is al ingetrokken. U moet wel opletten.)
Daarin heeft de heer Paquay gelijk.
Ik ga in op de motie-Weenink, nr. 670, inzake SMART (
Specific, Measurable, Achievable, Realistic, Timely)
. Dat betekent dat je zaken zodanig formuleert dat het mogelijk is te meten. Zo
zou de gewone man dat zeggen. De heer Weenink vraagt ons in 2003 zo spoedig
mogelijk een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden om onderdelen van de
begroting vooraf per instelling, organisatie, doel of dienst SMART afrekenbaar
en evalueerbaar te maken en dat in augustus 2003 af te ronden. Betekent dit
dat wij bijvoorbeeld ten aanzien van de cultuurbegroting van alle door de
gemeente gesubsidieerde instellingen moeten nagaan wat deze doen met het doel
dat SMART te maken? Dat kan de heer Weenink toch niet van ons verwachten?
(De heer
WEENINK: Ja, dat bedoelen wij.)
Dan ontraadt het College het aannemen van deze motie ten stelligste.
Ik reageer op het amendement-Van Poelgeest, nr. 687A en B, inzake de verhoging
van het budget internationale betrekkingen. Het College blijft van mening dat
het onverstandig is aan het bedragje voor
Public Affairs
te komen. Ik heb al vaker gezegd dat het niet de bedoeling is voor 150.000
euro iemand in Den Haag neer te zetten. Zo gek zijn wij niet. Het gaat om veel
meer. De Raad heeft immers vaak gezegd dat wij meer moeten doen aan lobby en
betrekkingen met de rijksoverheid. Wij moeten daarvoor dan ook maatregelen
nemen die geld kosten en het College vindt het daarom onverstandig in die
middelen te graaien. Hetzelfde geldt voor het project huisstijl. Ik begrijp dat
de heer Van Poelgeest in eerste instantie denkt dat het maken van een
huisstijl onzinnig is, maar ik raad hem aan stil te staan bij de ratio
daarachter en wat dat op termijn voor het concerndenken en de samenhang in de
gemeente zou kunnen betekenen. Bovendien zal uiteindelijk sprake zijn van een
vrij fors inverdieneffect, want daarmee is te voorkomen dat allerlei diensten,
bedrijven en stadsdelen alles zelf gaan doen.
(De heer
VAN POELGEEST:
Kunt u dan uitleggen waarom het College van die huisstijloperatie wel 300.000
euro doorschuift als het zelf op zoek is naar geld en het hem uitkomt?)
Ik wil dat uitleggen, maar naar mijn idee moet ik dat overlaten aan de
eerstverantwoordelijke portefeuillehouder. Binnen het College is namelijk
sprake van een scheiding van rollen en bevoegdheden. Naar mijn idee gaat de
Burgemeester daarover. Hij zal daarop ingaan.
(De heer
VAN POELGEEST:
U zei zojuist dat dit meteen moest, maar ik herinner u eraan dat het College
zelf al 300.000 euro heeft doorgeschoven.)
Ik neem aan dat de Burgemeester daarop terugkomt.
Ik kom op het amendement-Bruines, nr. 696, inzake het Rozentheater met de
dekkingGG & GD. Ik zie dat de wethouder voor Zorg daarop zal reageren.
(Mevr.
BRUINES:
Ik heb dat amendement gewijzigd. Daardoor is een andere motie ontstaan waarmee
u ons zojuist complimenteerde.)
Ik reageer op het amendement-Nederveen, nr. 891, inzake het instellen van een
fonds voor de Amsterdamse Cultuurgebouwen. De in het amendement verwoorde
gedachte vinden wij sympathiek. Het is hem erom te doen over voldoende budget
te beschikken voor het bijhouden van die cultuurgebouwen, maar dan moeten wij
ook een voeding voor een dergelijk fonds hebben. Het lijkt ons niet een goed
plan daarvoor een apart fonds in het leven te roepen. De laatste jaren hebben
wij binnen deze gemeente juist een beleid ingezet met het doel de fondsen
zoveel mogelijk op te doeken. Wij deden dat om ertoe te komen dat wij ove
r de volle breedte een goed inzicht hebben in de gemeentefinanciën. Als
wij een fonds inrichten en daarin geld storten ?
dat staat nog los van de vraag waar de heer Nederveen de voeding vandaan zou
willen halen. Dat weet ik namelijk niet ? zien wij dat nie
t meer. Het wordt dan immers een aparte pot en die onttrekt zich vervo
lgens aan de integrale overwegingen die wij ten aanzien van de gemeentelijke
middelen moeten hebben. Sinds lange tijd is de lijn dan ook dat wij zo weinig
mogelijk fondsen willen. Om die reden raadt het College dat voorstel af. De
reden is dus niet dat wij de inzet van de heer Nederveen voor die
cultuurgebouwen niet waarderen. Dat doen wij juist wel, maar wij raden hem aan
het niet op deze manier te doen.
(De heer
H.H.G. BAKKER:
U slaat onze motie over.)
Dat komt omdat de heer H.H.G. Bakker de motie een letter heeft gegeven.
(De
VOORZITTER:
Dat komt ook doordat de heer H.H.G. Bakker jarig is. Daarmee feliciteren wij
hem van harte.)
(De heer
H. BAKKER:
Dat komt natuurlijk door die olifant. Die heeft een grote slurf.)
In motie nr. 909 wordt gevraagd te waken voor onnodige kapitaalvernietiging.
Dat lijkt mij iets voor wethouder Oudkerk.
Motie nr. 910 over de haalbaarheid lijkt ons goed.
Op motie nr. 911 over de hondenbelasting ben ik reeds ingegaan. De intentie is
wel sympathiek. De heer H.H.G. Bakker wil dat namelijk doen vanwege de sociale
rol van het huisdier. Desalniettemin moeten wij tegen het afschaffen van de
hondenbelasting zijn, omdat dit een gat in de financiering slaat waarvoor de
dekking ontbreekt. Wij kunnen dat niet goed vinden en ontraden de Raad derhalve
deze motie aan te nemen.
(De heer
ZAFER YURDAKUL:
De twee moties staan op gespannen voet met elkaar en spreken elkaar tegen. De
eerste motie van de heer H.H.G. Bakker waarover u sprak, is een open deur. Als
wij moties van die strekking gaan indienen, kunnen wij niet met 120 pagina's
aan moties volstaan. Dan hebben wij misschien wel 1000 pagina's nodig. Het
lijkt mij goed dat het College zegt dat het niet de behoefte heeft dergelijke
moties positief te preadviseren.)
(De heer
H.H.G. BAKKER:
Als u de inhoud goed leest, begrijpt u het misschien.)
Wethouder
OUDKERK:
Mijnheer de Voorzitter. Het zal je maar gezegd worden dat je over de
kapitaalvernietiging gaat.
(De heer
HALBERTSMA:
Wethouder Dales weet niet dat u uw gebouwen keurig middels het
kapitaaldekkingsstelsel dekt. Dat gebeurt heel goed en daarover hoeven wij
vanavond dan ook niet te spreken.)
Dank u wel.
De motie-Paquay, nr. 847 heeft betrekking op het smartengeld voor de
cliënten van de GSD die mogelijk door een foutieve administratie zijn
gedupeerd. De motie is inmiddels gewijzigd, maar ik maak daartegen nog steeds
bezwaar. In de commissie heb ik al gezegd dat wij een excuusbrief zullen sturen
aan de personen die zijn gedupeerd doordat wij een fout hebben gemaakt. Het
zal niet blijven bij een excuusbrief. Ook het onterecht verkregen geld zal
worden teruggestort. Mevr. Alberts merkte terecht op dat ik heb toegezegd haar
voor deze begrotingsbehandeling antwoord te geven op de vraag of de ACAM gelijk
heeft met de opmerking dat het honderden of misschien wel enkele duizenden
gevallen betreft. Naar mijn besten weten heeft de ACAM daarin niet gelijk, maar
het onderzoek is nog niet afgerond. Wij houden nu een steekproef onder 720
cliënten. De opmerking dat het honderden of misschien zelfs enkele
duizenden gevallen betreft, lijkt op een aantijging. Ik ben van mening dat dit
wat ruim is genomen, maar ik kan mevr. Alberts nog niet melden wat het aantal
cliënten is. Desalniettemin vind ik het niet gewenst iedere gedupeerde
cliënt 200 euro aan smartengeld te verstrekken. Ik raad de Raad sterk af
deze motie aan te namen, omdat ik van mening ben dat wij dat geld beter kunnen
gebruiken.
Ik kom op de motie-Sargentini, nr. 683 inzake de plusvoorziening. Dat lijkt mij
een prachtige motie en ik maak dan ook geen bezwaar tegen het aannemen
daarvan. Wij zullen ons best doen in Den Haag.
Het amendement-Zafer Yurdakul c.s., nr. 692 heeft betrekking op de besteding
van ESF-subsidies GSD die nog niet in de portemonnee van de gemeente Amsterdam
zijn terechtgekomen. Ik heb reeds enkele malen gezegd dat ik het een slechte
zaak vind dat bedrag nu al in te zetten.
De motie-Zafer Yurdakul c.s., nr. 693 heeft niet zozeer betrekking op de
keuzevrijheid en de mogelijkheid op meerdere scholen in te schrijven, maar meer
op het consumentenplatform. Voorgesteld wordt datgene ten aanzien van die
keuzevrijheid bij dat consumentenplatform te voegen. Die motie heeft betrekking
op een extra bedrag van 150.000 euro voor een consumentenplatform. In de
commissievergadering heb ik gezegd dat ik van mening ben dat er teveel sprake
is van nattevingerwerk als ik nu 150.000 euro fourneer, terwijl er nog niet een
consumenteninformatiecentrum is. Bovendien tonen berekeningen aan dat ik het
eerste jaar volledig uitkom met een bedrag van 50.000 euro. Als bij de
Voorjaarsnota blijkt dat meer geld nodig is om dat te bewerkstelligen, ben ik
de eerste die de heer Zafer Yurdakul dat meldt. Ik ben namelijk voorstander van
die consumenteninformatie.
(De heer
ZAFER YURDAKUL:
Wethouder Oudkerk heeft in de commissie gezegd dat hij ervoor gaat dat die
consumentenorganisatie wordt gerealiseerd, omdat zowel ouders als kinderen
worden benadeeld. Nu blijkt dat daarvoor slechts een bedrag van 50.000 euro is
uitgetrokken. Dat is schijnbaar slechts goed voor het onderhouden van een
website. In onze visie is dat niet een consumentenorganisatie. Consumenten
hebben er recht op mee te praten. Nu lijkt het erop dat er een onderonsje is
tussen schoolbesturen en de gemeente. Dat is een slechte zaak.)
Over de kwalitatieve aspecten ben ik het met de heer Zafer Yurdakul eens. Wij
verschillen van mening over de financiën die wij daarvoor nu opzij moeten
zetten. Daar gaat het mij om. De rest van de motie is uitermate sympathiek en
daarover verschillen wij niet van mening.
Over het amendement-Meijer, nr. 884 inzake het leerlingenvervoer merk ik op dat
dit niet een verantwoordelijkheid is van de centrale stad. Dat heb ik ook in
de commissievergadering gezegd. Als wij dit weer willen centraliseren, moet de
Raad dat uiteindelijk zeggen. Het is van de stadsdelen en dat blijft het geval
totdat de Raad zegt dat dit niet een goed idee was.
Hetzelfde geldt voor de moties nr. 711A en nr. 711B van mevr. Meijer.
Het amendement-Meijer c.s., nr. 712 en de motie-Asante, nr. 747 hebben beiden
betrekking op het slavernij instituut. Zowel in de commissie als in deze Raad
is daarover gesproken. Het zou mij een lief ding waard zijn geweest als deze
motie en dat amendement in elkaar waren geschoven. Ik heb mijn excuses al
aangeboden vanwege het feit dat er verschillende preadviezen zijn gegeven. Het
slavernij instituut zal worden gerealiseerd. Dat zal niet een instituut zijn
van de fractie van de SP of die van de PvdA, maar van alle Amsterdammers.
Alleen het resultaat telt en ik ben daarmee in ieder geval gelukkig. Hopelijk
geldt dat ook voor de Raad.
(De heer
PAQUAY:
Ik ben het volstrekt met u eens, maar begrijp niet waarom u niet alsnog de
definitieve stap zet die nodig is om de onbehoorlijkheid op te lossen. Ik doel
dan op het omkeren van de twee preadviezen.)
Als ik dat doe, ga ik mee in die lijn. Het lijkt mij beter dat niet te doen.
(De heer
PAQUAY:
Nee, u corrigeert dan een gemaakte fout. Ik zou al tevreden zijn als u zegt
dat u ook amendement nr. 712 positief preadviseert, maar ook dat doet u niet.)
Ik had begrepen dat de heer Paquay zowel de motie als het amendement heeft
ondertekend en daarop is het preadvies uiteindelijk ook gebaseerd. Dat bleek
een vergissing. Dat had hij namelijk niet zelf gedaan. Dat is natuurlijk heel
vervelend, maar Ik hecht eraan de verantwoordelijkheden te laten waar deze
behoren te liggen. In de commissie heb ik gezegd dat ik het goed zou vinden als
het amendement en de motie in elkaar werden geschoven. Dat heb ik ook in een
brief verwoord. Als dat gebeurt, zie ik eerlijk gezegd het probleem niet. Ik
zie het probleem overigens sowieso niet, want het is geregeld.
(De heer
PAQUAY:
Het is aan de Raad te bepalen of de motie en het amendement in elkaar worden
geschoven.)
Dat ben ik met de heer Paquay eens, maar ik mag hem dat vragen.
(De heer
PAQUAY:
Ik doe u een voorstel. Daarmee bent u het eens, want dat blijkt uit het
preadvies op motie nr. 747. Het voorstel dat ik u nu doe, wijst u echter af.)
Als het niet zou zijn geregeld, hadden wij naar mijn idee met een probleem te
maken. Met het oog op de visie van de heer Paquay begrijp ik wel dat hij hierop
tamboereert, maar het is toch prachtig dat het instituut zal worden
gerealiseerd?
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Moet er niet worden getost? Beide fracties hebben gelijk, maar de wethouder
doet niet een uitspraak. Het is dus aan de voorzitter een Salomonsoordeel te
vellen.)
(De
VOORZITTER: Dat lijkt mij niet.)
Naar mijn idee zou niet de voorzitter dat moeten doen. Ik blijf bij datgene wat
ik heb gezegd en wens niet in herhaling te vervallen.
(Mevr.
CODRINGTON:
Als u nu zegt dat zowel amendement nr. 712 als motie nr 747 positief zijn
gepreadviseerd, zijn wij allemaal gelukkig.)
Er zijn verschillen tussen het amendement en de motie. Daarover hebben wij in
de commissievergadering al gesproken. Motie nr. 747 vind ik nog steeds
vollediger dan amendement nr. 712. Naar mijn idee is de vraag aan de orde wie
de motie of het amendement het eerst heeft ingeleverd en dus uiteindelijk met
de eer kan gaan strijken. Wat mij betreft mag niemand met de eer gaan strijken,
met uitzondering van de Amsterdammers.
(Mevr.
MEIJER:
Ik heb het amendement van de SP-fractie op donderdag als eerste ingeleverd.
Het idee van het slavernij instituut kwam destijds van de heer Van Bommel. Ere
wie ere toekomt.)
Ik vind het prachtig dat mevr. Meijer dat zegt. Als het inderdaad juist is dat
voor mijn tijd in de Raad aan de orde is geweest dat het idee van de heer Van
Bommel is, is naar mijn idee ongeveer alles gezegd. De heer Van Bommel heeft
het initiatief genomen. De motie is door mevr. Asante als eerste ondertekend en
wordt naar mijn idee raadsbreed ondersteund. Uiteindelijk is het ook nog voor
de bakker gekomen.
(De heer
H.H.G. BAKKER:
Daarvan kan ik mij niets herinneren.)
Het is uw verjaarsfeestje. Vandaar.
Tegen de motie-Van Oudenallen, nr. 743, inzake het instellen van een onderzoek
naar de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen maakt het College geen bezwaar.
Zij heeft de motie gewijzigd in motie nr. 903
Hetzelfde geldt voor de motie-Asante c.s., nr. 746 inzake gesubsidieerde banen.
(De heer
JAMARI:
Ik heb u niet gehoord over het amendement-Paquay c.s., nr. 882.)
Het College blijft bij zijn eerdere preadvies op amendement nr. 882.
(De heer
PAQUAY:
Er is een gewijzigd amendement ingediend. Aan het eerste amendement is
namelijk een financiering toegevoegd. U zegt dat het preadvies hetzelfde
blijft. Graag verneem ik wat er mis is met de financiering. Of is er iets mis
met het blad MUG? Dat kan natuurlijk ook. Als u die mening bent toegedaan,
verneem ik dat graag.)
Nee. De heer Paquay heeft van mij al gehoord dat ik vond en vind dat daarmee
niets mis is. Hij heeft de ESF-financiering vervangen door de financiering uit
het fonds Werk en Inkomen. Daarmee graait hij uit een pot waaraan ik die
bestemming nu nog niet wil geven. Wat dat betreft verandert er voor mij niets
aan het feit dat het een niet solide dekking is.
(De heer
PAQUAY:
Maar dat doet u wel bij het tekort dat bij Maatwerk moet worden aangecijferd.
In dat geval graait u wel voor 1,5 miljoen euro. Ik vraag nu om 50.000 of
97.000 euro. Wat is dan graaien?)
De heer Paquay heeft gelijk. Het zijn zowel kwalitatief als kwantitatief
onvergelijkbare grootheden. Hoewel het een klein getal is, is het een kwestie
van kiezen. Ik vond Maatwerk belangrijker dan een extra bedrag van ongeveer
50.000 euro voor het blad MUG.
(De heer
PAQUAY:
Maar Maatwerk legt die eisen op aan het maandblad MUG.)
De heer Paquay kan het blijven proberen, maar ik vind deze financiële
dekking nog steeds ondeugdelijk. Die wil ik daarvoor niet gebruiken.
(De heer
PAQUAY:
Ik stel vast dat er een verschil is tussen de ene en de andere graaier.)
Het is niet zozeer graaien. Het is meer een kwestie van de vraag stellen wat
wij met het fonds Werk en Inkomen willen financieren en wat niet.
(De heer
PAQUAY: Het zijn uw woorden.)
Ik geef toe dat ik dat woord heb gebruikt.
Wethouder mevr.
MAIJ:
Mijnheer de Voorzitter. Ik zal alleen ingaan op de moties en amendementen die
zijn veranderd.
Ik behandel het amendement-Asscher c.s., nr. 592 inzake de participatie
jeugdsport en dat van mevr. Spee-Rouppe van der Voort c.s., nr. 641 inzake de
contributiekortingsregeling gezamenlijk. Het is de Raad bekend dat het College
heeft besloten 475.000 euro uit het armoedegeld vrij te maken voor
jeugdparticipatie. Dat doet het met name voor kinderen waarvan de ouders onder
de armoedegrens leven en onder de bijzondere bijstand vallen. Wij zijn van plan
de amendementen, die gezamenlijk precies het bedrag van 4750.000 euro
omvatten, uit te voeren. Wij maken dus geen bezwaar tegen het aannemen van deze
amendementen, al zijn deze door deze toezegging overbodig geworden. Het is aan
de Raad te bepalen wat hij daarmee doet.
De heer J.L. Bakker heeft de dekking van motie nr. 595 inzake het project De
Held gewijzigd. De dekking was één van de bezwaren. Hij vraagt
het College zich in te spannen voor de realisatie van het project `De Held van
Amsterdam', maar het argument blijft staan dat de gemeente Amsterdam dit al
doet door middel van het project `Topscore'. Dat heb ik reeds aangegeven in het
preadvies dat ik eerder heb gegeven. Het College blijft derhalve de mening
toegedaan dat deze motie overbodig is.
In het amendement-H. Bakker c.s., nr. 850 inzake Artis worden de vrijgekomen
middelen van wethouder Dales als dekking gebruikt.
(De heer
J.L. BAKKER:
Ik zal het nogmaals proberen uit te leggen. Er zitten drie leden in de Raad
met de naam Bakker. Twee van hen zijn van de fractie Leefbaar Amsterdam en
één van de SP-fractie.)
U heeft gelijk. Ik moet naar rechts kijken.
(De heer
J.L. BAKKER:
Als het om politiek gaat, moet u wat mij betreft altijd naar Links kijken,
maar in dit geval moet u rechts zijn.)
Ja, maar ik kijk ook naar rechts. Ik bied mijn excuses aan.
Er is niet sprake van vrijgekomen middelen van wethouder Dales. Vanwege de
financiële dekking moeten wij derhalve een negatief preadvies geven.
Ik kom op het amendement-Nijman, nr. 646. Dat is gewijzigd in amendement nr.
853 naar aanleiding van het preadvies van het College. Wij geven derhalve een
positief preadvies.
In het amendement-De Wolf c.s., nr 648 is de dekking gewijzigd. De Burgemeester
zal een reactie geven op amendement nr. 855.
Het amendement-Manuel c.s., nr. 690 heeft betrekking op de Hortus Botanicus.
Bij variant I stelt de heer Manuel voor de structurele prioriteit van de
marathon als dekking in te zetten. Ik heb al eerder aangegeven dat het College
van mening is dat dit niet wenselijk is. Dat is ook de reden van de afwijzing.
(De heer
MANUEL: Wat vindt u van variant II?)
Daarop zal de Burgemeester reageren.
(De
BURGEMEESTER:
Die zal ik zo afwijzen.)
U ziet dat wij al aardig integraal werken.
De motie-Meijer op nr. 709 is naar ons oordeel sympathiek. Wij hebben
aangegeven dat wij een en ander zullen nagaan. Het gaat om een vrijval van
23.000 euro, maar mevr. Meijer heeft zojuist gehoord dat wethouder Dales in
zijn betoog opmerkte dat hij 100 tot 120 miljoen euro structureel wil
vrijmaken. Als wij consequent zijn, is het bedrag van 23.000 euro incidenteel
daarvan de eerste bijdrage. Gezien het financiële aspect kunnen wij de
motie derhalve niet honoreren.
Het amendement-Flos c.s. nr. 894 heeft betrekking op conducteurs op alle
tramlijnen. Wij hebben daarover gesproken. Hij verzoekt het College
alternatieve dekkingsvoorstellen aan de Raad voor te leggen indien de
voorgestelde dekking onverhoopt ontoereikend blijkt. Dat zullen wij doen buiten
de gemeente. Als de heer Flos deze wijziging wil aanbrengen, kunnen wij
daarmee instemmen. Het geld voor deze conducteurs komt namelijk altijd van
buiten de gemeente.
(De heer
FLOS:
Dat is wat mij betreft akkoord als de andere indieners daartegen geen bezwaar
maken.)
Ik constateer dat zij daartegen geen bezwaar maken. Dat wordt dan amendement
nr. 895 en het College gaat daarmee akkoord.
Het amendement-Flos op nr. 896 met betrekking tot het tegengaan van de
verloedering van de openbare ruimte is zeer belangrijk voor de gemeente
Amsterdam. Dit punt staat bij de Amsterdammers hoog op de agenda. Het College
maakt geen bezwaar tegen de nieuwe dekking die daarin wordt aangegeven.
(De heer
FLOS:
Ik wijs erop dat er tweemaal een vel is rondgedeeld met motie nr. 894. Het gaat
om de motie waarin punten zijn doorgestreept.)
Namens het College heb ik daarop zojuist een preadvies gegeven.
Het amendement-Flos c.s. (nr. 894), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel
van behandeling meer uit.
De
VOORZITTER
deelt mee dat is ingekomen:
57°
Amendement van 18 december 2002 van de raadsleden Flos, Spee-Rouppe van der
Voort en Bijlsma inzake conducteurs op alle tramlijnen (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 895).
Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
Wethouder mevr.
BELLIOT:
Mijnheer de Voorzitter. Het amendement van mevr. Spee op nr. 591 heeft
betrekking op de exploitatiesubsidie aan Artis. De wethouder voor
Financiën is daarop zojuist uitgebreid ingegaan. Dat heeft ook betrekking
op de bibliotheek. Daar gaat het hier om. Door de voorstelle
n die wethouder Dales ten aanzien van de bibliotheek heeft gedaan ?
de ombuigingsoperatie ?
kunnen wij waarschijnlijk in het voorjaar van 2003 tot een verdeling komen.
Zodoende kan deze subsidie mogelijk aan Artis worden gegeven.
Het amendement van mevr.
Riem Vis op nr. 649 heeft betrekking op het Huis voor de Dans. Zij stelt daarin
voor de financiering te zoeken in de door ons gemaakte reservering voor
Carré/Het Muziektheater. Ik wijs haar erop dat Het Muziektheater op dit
moment met gigantische problemen te kampen heeft op het gebied van besturings-
en bedieningssystemen die sinds 1988 zijn afgeschaft. Op dit moment doen zich
levensgevaarlijke situaties voor en worden allerlei voorstellingen afgelast. De
directeur is van plan daarover bij ons een serieuze klacht in te dienen. omdat
hij als gevolg van deze problematiek ook de komende jaren veel voorstellingen
zal moeten afgelasten. Ik pleit er dan ook voor het door ons voorgestelde
bedrag voor Het Muziektheater te behouden.
(De heer
VAN POELGEEST:
Waarom heeft het College dat dan niet in de begroting voorgesteld?)
Dat had ook gekund, maar wij hebben niet gekozen voor die manier van
financieren.
(Mevr.
KALT:
Nee, dat is niet waar. U heeft het geld aan Carré toegezegd, maar men
had niet al dat geld nodig. Het Muziektheater stond dus al op de tweede plaats.
Het Huis voor de Dans heeft totaal niets. Het Muziektheater heeft nu enige
problemen met zijn materialen, maar dat is minder ernstig dan dat je helemaal
niets hebt. Het Huis voor de Dans is al jarenlang geld beloofd.)
Ik besef ook dat het Huis voor de Dans al tien jaar lang op een
vestigingsplaats wacht, maar wij hebben het afgewogen tegen de problemen
waarmee Het Muziektheater op dit moment te maken heeft. Uiteraard ben ook ik
mij ervan bewust dat wij met het Huis voor de Dans voor Amsterdam een
behoorlijke infrastructuur zouden creëren. Wat dat betreft ga ik met u
mee, maar Het Muziektheater heeft op dit moment met gigantische problemen te
kampen die tot ongelukken kunnen leiden.
(De heer
NEDERVEEN:
Wat zou u dan hebben gedaan als Carré het volledige bedrag nodig had
gehad?)
Dan zouden wij bij de Voorjaarsnota andere voorstellen aan de Raad hebben
voorgelegd.
(De heer
NEDERVEEN:
Dan nodig ik u daartoe uit. U vindt dan de oplossing voor Het Muziektheater.)
Dan geven wij de Raad een totaaloverzicht en mag hij kiezen, zoals dat is
afgesproken met wethouder Dales.
(Mevr.
BRUINES:
Dat lijkt mij een zeer onverstandig voorstel. Wij kunnen wel stellen dat het
College het in de begroting op vreemde wijze heeft genoteerd. Als Het
Muziektheater nu niet weet wat het kan doen en het moet wachten tot het
voorjaar of de zomer totdat er wat meer bekend is, lijkt dat op onbehoorlijk
bestuur. Elke dag heeft men immers te maken met de planning van voorstellingen
voor de komende jaren.)
Mevr. Riem Vis doet op dit moment het voorstel het Huis voor de Dans met de
middelen voor Het Muziektheater te dekken, maar ik pleit ervoor dat niet te
doen.
(De heer
VAN POELGEEST:
Dit is mij te gemakkelijk. Kunt u nog eens meedelen wat bij het opstellen van
de begroting uw overweging was om Het Muziektheater niet op te nemen? U heeft
het niet in de begroting opgenomen. Het voorstel van het College was dat niet
te doen. Ik vraag u wat de argumenten daarvoor waren.)
(Wethouder
DALES:
De wethouder voor Cultuur staat mij toe dat ik even meedoe.
Wij wilden zowel Carré als de vervanging van de technieken van Het
Muziektheater. Overigens is daarin vanwege de brandveiligheid ook een bedrag
opgenomen dat nodig is voor de publieksruimte. Het was niet mogelijk beide
zaken te financieren, dus ook daar stonden wij voor een keuze. Wij hebben er op
dat moment voor gekozen dat bedrag voor Carré op te nemen. Wij moesten
in de begroting immers iets opnemen. De wetenschap op dat moment was dat er
voor Carré een bedrag nodig was van ongeveer 8 miljoen euro. Reeds op
dat moment vonden gesprekken met Carré plaats die erop wezen dat men
misschien met wat minder geld kon toekomen. Als dat inderdaad zou lukken, zou
het verschil tussen dat wat minder nodig is en het bedrag van 8,5 miljoen euro
wat het College betreft bij voorrang voor Het Muziektheater kunnen worden
ingezet. Op het moment dat die begroting is gemaakt, waren al die gegevens nog
niet bekend. Het is toch niet zo vreemd dat wij daarna meer gegeve
ns ontvingen waaruit blijkt dat Carré er inderdaad in is geslaagd uit
eigen middelen meer geld te vinden dan wij hadden gedacht ?
wat dat betreft kunnen wij Carré prijzen ?
en dat de wethouder voor Cultuur namens het College vervolgens het voorstel
heeft g
edaan het probleem bij Het Muziektheater op te lossen. Dat is naar mijn oordeel
een ordentelijke weg.)
(De heer
NEDERVEEN:
Ik stel wel vast dat het College heeft aangegeven dat het alleszins redelijk
is als de oplossing bij de Voorjaarsnota wordt gevonden.)
(Mevr.
BRUINES:
Naar mijn idee heeft de wethouder zojuist tegengesproken dat zij dat heeft
toegezegd.)
(De heer
NEDERVEEN:
De wethouder heeft gezegd dat het blijkbaar acceptabel was geweest als wij dat
geld niet van Carré hadden gekregen. Onacceptabele voorstellen doet het
College immers niet.)
(Mevr.
BRUINES:
Wat is nu het preadvies?)
Het preadvies is de verbetering van Het Muziektheater voorrang te geven en het
geld van dit theater niet als dekking te gebruiken.
(Mevr.
VAN PINXTEREN:
Waarom vraagt u ons op dit punt uw fouten te verbeteren, terwijl wij aangeven
dat er een andere prioriteit is die wij graag honoreren? U heeft een fout
gemaakt door niet duidelijk in de begroting op te nemen dat er naar uw oordeel
een groot gebrek was bij Het Muziektheater. In de commissievergadering heb ik
reeds gezegd dat u de oplossing van de problemen van Het Muziektheater in de
begroting afhankelijk laat zijn van de vraag of elders sprake is van goed
financieel beheer. Dat doe je niet met iets wat heel belangrijk is. Dat blijft
staan.)
Wij hebben het samengetrokken. Wij hebben gezegd dat de renovatie van Het
Muziektheater moet worden opgevoerd en dat dit dient te worden gecombineerd met
Carré.
Het amendement-Van der Garde op nr. 651 heeft betrekking op de Wibowoningen en
wordt positief gepreadviseerd.
In het amendement-Asscher op nr. 864 inzake de betaling van de herhuisvesting
van de Openbare Bibliotheek wordt voorgesteld te spreiden over zes termijnen in
plaats van vier. Ik heb ook aangegeven in het preadvies op het eerste
amendement van de heer Asscher hieromtrent dat dit niet betekent dat wij geld
verdienen. Wij krijgen dan na 2006 met financiële problemen te maken. Ik
verzoek de Raad dan ook het advies van wethouder Dales op te volgen.
(Mevr.
KALT:
Die mensen die dat moeten betalen, hebben dan wel een bibliotheek. Dat geldt
niet voor ons, dus wat dat betreft is het ook niet vreemd de betaling over een
langere periode te spreiden. Is de wethouder die mening niet toegedaan?)
(De
VOORZITTER:
Dat debat is zojuist uitvoerig gevoerd. Ik stel daarom voor daarop niet
nogmaals in te gaan.)
(Mevr.
KALT:
Dat is nog een extra argument.
(De
VOORZITTER:
Dat is precies hetzelfde argument. Het is duidelijk dat u volgende besturen
met problemen opzadelt.)
Ik reageer nu op de amendementen van mevr. Bruines onder nr. 694 inzake de
renovatie van de huisvesting van de GG&GD, onder nr. 695 betreffende het
Huis voor de Dans en onder nr. 696 over het Rozentheater. In deze amendementen
wordt voorgesteld af te zien van de renovatie van het gebouw van de GG&GD.
De GG&GD heeft een uitgebreide presentatie gehouden over de stand van
zaken. Daar is opgemerkt dat het water.op dit moment tot aan de lippen staat en
dat het eigenlijk onverantwoord is het huidige gebouw te handhaven. Het gaat
met name om publieksruimtes. Ik heb begrepen dat ook de commissie toegeeft dat
het onverantwoord is het gebouw in de huidige staat te handhaven. Ik pleit er
daarom voor de GG&GD de kans te geven zo snel mogelijk met de renovatie te
beginnen.
Amendement nr. 695 heeft betrekking op subsidie voor het Huis voor de Dans ten
laste van het gebouw van de GG&GD. Daarvoor geldt hetzelfde.
(Mevr.
BRUINES: Dat amendement is gewijzigd.)
In amendement nr. 877 wordt ook een voorstel gedaan ten laste van de GG&GD.
(Mevr.
BRUINES:
Nee. Dat amendement is gewijzigd in een overigens ook niet al te fraaie motie.
Deze is naar mijn idee wel geheel in lijn met het voorstel dat wethouder Dales
heeft gedaan om dergelijke zaken over te hevelen naar de Voorjaarsnota. Dat is
namelijk wat ik vraag. Ook vraag ik de Raad daarmee de uitspraak te doen dat
hij van mening is dat het Huis voor de Dans moet worden gerealiseerd en dat hij
het belangrijk vindt dit bij de Voorjaarsnota te betrekken. Wij kunnen dan
gezamenlijk een prioriteit aangeven.)
Dat is akkoord.
(De heer
NEDERVEEN:
Wat zou u doen als die middelen aan Het Muziektheater werden besteed en dus
niet beschikbaar waren?)
(Mevr.
BRUINES:
Ik ben er daarom voor nu de problemen van Het Muziektheater op te lossen en
daarna het Huis voor de Dans te realiseren. Iedereen wil dat en het moet dus
gebeuren. Het lijkt mij verstandig dat het op de lijst van wethouder Dales komt
te staan. Voor het Huis voor de Dans moet namelijk pas in 2005 worden gebouwd,
terwijl Het Muziektheater morgen aan de slag moet.)
Het amendement-Bruines, nr. 696 inzake het Rozentheater is positief
gepreadviseerd.
Het amendement-Nederveen c.s., nr. 721 heeft betrekking op het instellen van
een fonds voor de Amsterdamse Cultuurgebouwen. Wethouder Dales wees op de
problemen en het belang van het integraal afwegen en kiezen als er sprake is
van financiering. Met een fonds is er weer sprake van verkokering van geld. Ik
zou het dan ook niet prettig vinden een speciaal fonds voor de Amsterdamse
Cultuurgebouwen in het leven te roepen. Het College stelt daarom voor het
amendement te verwerpen.
Op het amendement-Nederveen c.s., nr. 722 inzake de incidentele subsidie voor
Felix Meritis geven wij een negatief preadvies. Daarin wordt namelijk
voorgesteld dat te dekken uit de middelen voor Het Muziektheater.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Ook amendement nr. 734 over de daklozen valt onder de verantwoordelijkheid van
wethouder Belliot. Dat staat nu nog bij wethouder Stadig.)
Ik heb daarover tegen mevr. Van Oudenallen gezegd dat ik bereid ben een
onderzoek te doen om na te gaan wat het probleem is.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
U zegt dat het niet nodig is dat amendement te handhaven, omdat u het voor mij
gaat doen. Ik dank u voor deze toezegging en trek amendement nr. 734 in.)
Het amendement-Van Oudenallen op nr. 737 heeft betrekking op het gebruik van
oude invalidenwagens. Deze zijn in het bezit van de Stichting Welzijn. Daarover
hebben wij niets te zeggen, maar ik zal een inspanning leveren door na te gaan
wat wij daarmee überhaupt kunnen doen. Meer kan ik mevr. Van Oudenallen
niet toezeggen.
Het amendement-Alberts op nr. 907 heeft betrekking op een mantelzorgfonds.
Daarin wordt gevraagd of het mogelijk is een mantelzorgfonds in het leven te
roepen waarop mantelzorgers voor hun noden een beroep kunnen doen en de
financiële middelen daarvoor te betrekken uit de stelpost `Overig
Patiënten- en consumenten-beleid' die wordt gefinancierd uit de WVG. Ik
vind het amendement interessant en sympathiek, maar kies niet voor een
dergelijke financiering. Ik ben er niet een voorstander van over te gaan van
een fonds naar een stelpost. Wel ben ik bereid met mevr. Alberts na te gaan op
welke wijze eventueel een eenmalige investering kan worden gedaan voor het
realiseren van een aantal projecten op het gebied de mantelzorg. Dat heb ik
haar ook in de commissie toegezegd. Uiteraard ben ik bereid in overleg met WPOZ
na te gaan of wij met de provincie financiering kunnen regelen.
(Mevr.
ALBERTS:
De wethouder maakt bezwaar tegen de laatste twee zinnen, namelijk dat ik het
College verzoek alles in het werk te stellen om binnen een jaar een kant en
klaar rolstoelcircuit in de aanbieding te hebben en de financiële middelen
hiervoor te betrekken uit de stelposten overige uitgaven lichamelijk
gehandicapten dan wel de stelpost stimuleringsfonds lichamelijke gehandicapten.
Hoor ik haar nu zeggen dat zij daaraan wel geld zou willen geven, maar dat het
niet een goed idee is het uit het Stimuleringsfonds te halen?)
Nee, ik kan mij heel goed voorstellen dat mevr. Alberts een project indient.
Zij vraagt nu om een stelpost waaraan verschillende partners een
financiële bijdrage leveren. Ook vraagt zij mij de regie op mij te nemen.
Ik ben van mening dat wij dat niet moeten doen. Wel kan ik mij voorstellen dat
door de mantelzorg projecten worden ingediend en dat wij daaraan aandacht
besteden. Mij lijkt niet dat ik samen met de provincie financiën moet
organiseren voor een speciale stelpost.
(Mevr.
ALBERTS:
Misschien moet ik het amendement dan nogmaals wijzigen. Begrijp ik het goed
dat de wethouder zegt dat zij wel moeite wil doen, maar dat zij de financiering
niet juist vindt?)
Uiteraard wil ik moeite doen, maar het lijkt mij niet verstandig het geld uit
een fonds te halen en dat in een stelpost onder te brengen.
(Mevr.
ALBERTS:
Het financiële deel wil ik aan de ambtenaren voorleggen met de vraag na
te gaan hoe dat moet worden geregeld. Dat betekent dat ik de laatste twee
zinnen uit het amendement schrap en dat ik de inspanningsverplichting handhaaf.
Ik schrap het financiële deel.)
Daarmee kan ik akkoord gaan.
Het amendement van mevr. Alberts op nr. 763 heeft betrekking op de vering van
de busjes van Stadsmobiel. Ook dat vind ik sympathiek. Naar mijn idee stelt
mevr. Alberts terecht dat mensen met veel pijn last moeten hebben van een bus
die niet een goede vering heeft. Zij vraagt de veringen te vervangen en doet
een voorstel voor een mogelijke dekking. Ik weet niet of dit technisch mogelijk
is. Op grond van de informatie waarover ik beschik, plaats ik daarbij
vraagtekens. Ik ben wel bereid na te gaan of het mogelijk is nieuw aan te
schaffen bussen van betere vering te voorzien.
(Mevr.
ALBERTS:
Dat lijkt mij een goed idee.)
(Mevr.
CODRINGTON:
Ik ben verbaasd dat de wethouder voor Zorg niet reageert op mijn amendement
onder nr. 682 inzake de renovatie van het gebouw van de GG&GD, de
maatschappelijke opvang en de verslavingszorg. Dat is een belangrijk amendement
dat al maanden in de roulatie is. Ik heb dat amendement gewijzigd in nr. 868
en ik neem aan dat wethouder Belliot daarop alsnog zal reageren.)
Mevr. Codrington vraagt de middelen die vrijvallen door uitstel van de
renovatie van het gebouw van de GG&GD over te hevelen naar de
maatschappelijke opvang.
(Mevr.
CODRINGTON:
U heeft niet het juiste amendement voor u. Ik heb een gewijzigd amendement
ingediend, namelijk 868. In de commissie heb ik toegezegd het besluit te
wijzigen.)
Het amendement-Van Oudenallen, nr. 734, ingetrokken zijnde, maakt geen
onderdeel van behandeling meer uit.
Het amendement-Alberts c.s. (nr. 907), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel
van behandeling meer uit.
De
VOORZITTER
deelt mede dat is ingekomen:
58°
Amendement van 18 december 2002 van de raadsleden Alberts, Paquay, Meijer en
J.L. Bakker inzake mantelzorgers (Gemeenteblad afd. 1, nr. 908).
Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
Wethouder
VAN DER HORST:
Mijnheer de Voorzitter. Het amendement-Marres onder nr. 849 inzake de pilot
glasvezel Zeeburg is naar onze mening sympathiek. Gezien de voorgestelde
dekking en gelet op de woorden van de wethouder voor Financiën, moet het
College dat echter ernstig ontraden. Daarbij komt dat wij met smart wachten op
de commissie-Andriessen die een uitspraak zal doen over de ICT-infrastructuur.
Bij de Voorjaarsnota zal blijken op welke wijze wij daarmee omgaan.
De motie-Spee-Rouppe van der Voort, nr. 645, heeft betrekking op het 24 uur
lang inzetten van de metro. Deze is gewijzigd in nr. 852 en daarin wordt
voorgesteld de metro tot 3 uur te laten rijden. Ook dat vinden wij sympathiek.
Als wij vooraf weten dat dit dermate veel geld kost en dat wij dat gezien de
bezuinigingen die op ons af komen niet kunnen betalen, is het echter niet nodig
dat te onderzoeken. Wij ontraden deze motie, omdat wij nu al weten dat wij dat
nooit kunnen doen.
Het amendement van mevr. Kalt onder nr. 860, inzake de P+R-voorzieningen aan de
Zuidas is niet veel veranderd. Wel is duidelijk dat het niet mogelijk is een
goedkope P+R-voorziening op de duurste grond van Nederland te realiseren. Dat
moet op een andere locatie gebeuren.
(Mevr.
KALT:
Ik heb het amendement juist wel veranderd, omdat ik zag dat u een argument
had. Nu gaat het niet meer over de Zuidas, maar over de andere plaatsen langs
de A10. Wij willen namelijk dat die auto's daar blijven.)
Dan stel ik mevr. Kalt voor het amendement in te trekken, want dat gebeurt
reeds. Het is daardoor overbodig.
(Mevr.
KALT:
Als dat waar is, ben ik zeer gelukkig.)
Dat dacht ik al. Dat zag ik meteen.
Over het amendement van mevr. Kalt op nr. 861, inzake fietslessen voor
allochtone vrouwen heb ik al eerder gezegd dat wij beter kunnen ophouden met al
die flauwekul. Duidelijker kan ik het niet zeggen. Mocht het amendement worden
aangenomen, dan zeg ik mede namens de wethouder voor Diversiteit dat wij dat
niet zullen uitvoeren.
(Mevr.
KALT:
Waarom spreekt u dergelijke sterke taal over een aardig onderwerp als
fietslessen. Dat is toch te gek?)
Het is inderdaad te gek dat wij dat doen. Wij kunnen ons geld beter uitgeven
aan vrij liggende fietspaden, het oplossen van de
black spots
in deze stad, het maken van goede fietsenstallingen enz. Dat staat ook in de
begroting en is veel beter voor het fietsbeleid.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Op 15 januari a.s. wordt de oude notitie van de heer Frankfurther over de
fietslessen behandeld. Misschien kan mevr. Kalt haar amendement dan opnieuw
indienen.)
(Mevr.
BRUINES:
Die notitie heeft niet betrekking op fietslessen, maar op
fietsparkeerplaatsen.)
In de titel staat "fietslessen", maar dat is niet het onderwerp van
die notitie.
Er is nog een aantal moties en amendementen ingediend dat niet sterk is
gewijzigd. Het oordeel van het College daarover blijft dan ook hetzelfde.
Er zijn moties ingediend over het Javapontje. Het lijkt mij een goede gewoonte
overbodige moties niet positief te preadviseren. Zowel in de commissie als in
de Raad heb ik naar mijn idee duidelijk gezegd dat het ons wat waard is dat het
Javapontje blijft varen, dat het College daarmee creatief omgaat en dat er
altijd iets vaart. Ik heb de Raad zelfs toegezegd dat dit meer zal zijn dan een
kano. Ik weet niet hoe ik het nog duidelijker kan zeggen. De moties over dit
onderwerp lijken mij overbodig.
(Mevr.
DALM:
Misschien kunt u duidelijk aangeven of de huidige verbinding in 2003 blijft
bestaan.)
Dat zal in 2003 zeker het geval zijn.
Over het amendement-Bijlsma op nr. 880, inzake de Weesperstraat/Wibautas hebben
wij gezegd dat wij goed moeten lezen wat daarin staat. Dat amendement zou
namelijk multi-interpretabel kunnen zijn. Dat weet ik echter niet. Misschien
kan de heer Bijlsma daarover iets zeggen. Duidelijk is dat wij met de
Weesperstraat/Wibautas aan de slag willen. Ooit is uitgerekend dat de kosten
daarvoor 40 miljoen gulden zullen bedragen, maar wij weten niet of wij over dat
bedrag beschikken. Dat was immers nooit gereserveerd. Wij kunnen nu een eerste
stap maken met ongeveer 4 miljoen euro. Dat is al heel wat. Bovendien staat
het in het programakkoord. Het College is daarmee serieus bezig en wil het
tempo niet verlagen. In 2003 kan het daarmee gewoon doorgaan en bij de
Voorjaarsnota of de begroting voor 2004 starten wij met de volgende fase.
Vanzelfsprekend wordt dit wel integraal afgewogen tegen al die andere zaken.
(De heer
BIJLSMA:
Toen het masterplan destijds werd aangenomen, hebben wij al gezegd dat het
iedereen duidelijk was dat wij niet alles in vier jaar kunnen uitvoeren. Ons
gaat het erom dat er niet een gat in de uitvoering valt. In deze en de volgende
periode moet de uitvoering worden gecontinueerd. U moet het amendement lezen
als dat u in het voorjaar voor de rest van uw collegeperiode aangeeft op welke
wijze u de uitvoering meent te continueren. Ik vraag u dat aan de Raad voor te
leggen. Het gaat ons er dus niet om het in deze collegeperiode af te ronden.
Het betreft de continuering van de uitvoering.)
Als de heer Bijlsma daarbij duidelijk stelt dat er enige ruimte is op het
gebied van het tempo en het ambitieniveau, zullen wij daarop terugkomen. Dan
verstaan wij elkaar goed en blijkt dat zowel de heer Bijlsma als het College
hetzelfde wil.
(De heer
BIJLSMA:
Geeft u dan een positief preadvies op het amendement?)
Ja. Met deze woorden geeft het College daarop een positief preadvies.
De heer Marres heeft motie nr. 881 ingediend inzake de Amsterdamse
dienstverleningsstrategie, kostenbesparing en de herinzet. Die zit op het
snijvlak van ICT, dienstverlening en het bestuurlijk stelsel. Het gaat nogal
ver te zeggen dat de stadsdelen de exclusieve `frontoffice' (het loket naar de
burger) voor alle gemeentelijke diensten en producten worden. Misschien kan de
heer Marres dat toelichten.
(De heer
MARRES:
De oorspronkelijke motie was door het College aanvaard met de prachtige zin:
"Motie aannemen met inachtneming van bovenstaande constatering".
Daarmee was ik het eens, want ook ik ben niet veel wijzer dan wij allen
tezamen. "Een nader antwoord op de vraag" heb ik gewijzigd in
"een nader antwoord op de vraag wordt gegeven". De motie is tekstueel
veranderd, maar niet inhoudelijk. Ik verzoek de wethouder dan ook zich aan het
oorspronkelijke preadvies te houden. Dan kunnen wij samen ruim door de bocht.)
(De
BURGEMEESTER:
Als wij het erover eens zijn dat wij ten aanzien van dit onderwerp een
beleidsplan maken waarin wij aangeven op welke wijze dat moet worden gedaan en
daarbij gebruik maken van datgene wat in de motie staat zonder vast te leggen
dat de stadsdelen de exclusieve "frontoffice" voor alle gemeentelijke
diensten en producten worden, zijn wij het naar mijn idee snel eens. Dat was
onze interpretatie van de motie.)
(De heer
MARRES:
U heeft keurig in de conclusies aangegeven wat uw interpretatie is en daar
houden wij ons aan.)
(De
BURGEMEESTER:
Op die wijze is de motie positief gepreadviseerd.)
Wij zouden een soortgelijke discussie kunnen voeren over het amendement-Flos op
nr. 713, inzake veiligheidsarrangementen in het openbaar vervoer. Laat er niet
een misverstand over bestaan dat ook het College voorstander is van veilig
openbaar vervoer.
(De heer
FLOS:
Dat amendement is ingetrokken ten gunste van het pontje Nieuwe Meer. Dat staat
inderdaad foutief op de lijst.)
Ik bied mijn excuses aan.
(De heer
FLOS:
Het nummer is gehandhaafd, omdat de dekking voor de veiligheidsarrangementen
hetzelfde is dan die voor het pontje over het Nieuwe Meer. Ik weet overigens
dat u ook daarvan tegenstander bent.)
Ik ben een voorstander van het Javapontje. Het lijkt wel een hobby van deze
Raad over pontjes te spreken. De Raad verleidt mij als actieve watersporter
bijna met al dat bootjesgedoe. Ik ontraad de motie inzake het pontje over het
Nieuwe Meer vanwege de dekking en het feit dat dit niet te maken heeft met het
Hoofdnet Fiets. Het is een recreatief pontje en het is niet juist dat voorstel
in te dienen in het kader van verkeer. Fietsen is immers gezond en men moet dan
ook maar iets verder fietsen. Als men wil recreëren, mag men daarvoor
bovendien best betalen.
Het amendement-Flos c.s. onder nr. 894 heeft betrekking op de conducteurs op
alle tramlijnen. Laat er geen misverstand over bestaan dat ook het College
voorstander is van conducteurs op de tram. In het amendement staat echter dat
wij daarvoor extra geld uit onze eigen begroting moeten vrijmaken als wij niet
een bedrag van het Rijk krijgen.
(De heer
FLOS:
Dat heb ik zojuist met wethouder Maij kortgesloten. Dit amendement is positief
gepreadviseerd en komt naar mijn idee op de A-lijst.)
Dat wilde ik zojuist zeggen. Als het niet van de gemeentebegroting kan,
beschikken wij over een ander potje. Misschien heeft de heer Flos gezien dat de
portefeuillehouder voor openbaar vervoer van het ROA weer grote sommen geld
heeft gegeven voor de veiligheid aldaar.
De motie van mevr. Van Oudenallen op nr. 740 omarmen wij met ongelooflijk veel
liefde.
Wethouder
STADIG:
Mijnheer de Voorzitter. Het amendement van de heer Olij op nr. 597 heeft
betrekking op het project Doorstroming. Het is gewijzigd in nr. 840. Het
College wordt nu verzocht iets na te gaan. Dat heeft het al gedaan. Ik verwijs
naar het preadvies waarin precies is verwoord hoe het College daarover denkt.
Ik heb de indruk dat dit amendement overbodig is en om die reden moet worden
ontraden.
Het amendement-Olij c.s. op nr. 598, inzake het Meldpunt Ongewenst
Verhuurgedrag en de Stichting Kennisnetwerk Amsterdam is gewijzigd in nr. 841.
De dekking is gewijzigd ten laste van ruimte om te kiezen. Het College ontraadt
dat.
De motie-Olij op nr. 599, inzake het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing
en het Stadsdeelfonds is reeds door wethouder Dales besproken en geaccordeerd.
De heer J.L. Bakker wil met motie nr. 600 dat wij de Stichting Kennisnetwerk
Amsterdam iets opdragen. Dat kunnen wij echter niet. Als ik dat zo mag lezen
dat wij dat verzoeken, hoeft hij de motie niet te wijzigen en maakt het College
daartegen geen bezwaar.
Ik ga verder met het amendement-De Graaf op nr. 601 inzake het project Buurt in
beeld.
(De heer
DE GRAAF:
Wij hebben amendement nr. 601 gewijzigd in nr. 844. Het is medeondertekend
door de heren Klerks en Van der Burg.)
Dan moet het mij toch van het hart dat 70 van de 140 moties gewijzigd zijn
ingediend. De heer De Graaf weet dat ik hier inmiddels een aantal jaren zit.
Dit heb ik echter nog nooit meegemaakt: het indienen gaat dus nog door. Het
College is niet in staat een preadvies te geven op moties en amendementen die
het niet kent. De heer De Graaf krijgt dus niet een preadvies van het College.
Dat houdt in dat het eerdere negatieve preadvies gehandhaafd blijft. Het spijt
mij, maar ik kan niet anders.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Is dit dualisme?)
(De heer
DE GRAAF:
Ik maak daartegen bezwaar. Vanzelfsprekend mag de wethouder zijn gal spuwen,
maar ik ben van mening dat hij het amendement in ieder geval kan lezen en
daarop een preadvies kan geven.)
Op het moment dat ik het woord neem, heb ik het gewijzigde amendement niet eens
in mijn bezit. Wat wil de heer de Graaf nu?
(De heer
DE GRAAF:
U oordeelt al voordat u het amendement heeft gezien en dat vind ik zeer
voorbarig.)
Ik ken het amendement niet en blijf daarom bij het oordeel dat over de vorige
versie is gegeven.
(De heer
DE GRAAF:
Tussen die komma's stond een zin die mij niet aanstond.)
Dat is dan zo.
Van de motie-De Graaf op nr. 602 inzake de doorstroming op de woningmarkt, het
amendement-De Graaf op nr. 603 betreffende het project Wonen boven winkels, de
motie-De Graaf c.s. op nr. 604 inzake de vestiging van de studentenboot en de
motie-De Graaf op nr. 605 betreffende huisvesting van jongeren zijn nieuwe
versies ingediend. Die wijken slechts af van de vorige doordat daaronder een
extra handtekening staat. Dat betekent dat het negatieve preadvies daarop
gehandhaafd blijft.
Het amendement van mevr. Kalt op nr. 656, inzake de binnentuinen is gewijzigd
in nr. 859. Aan het dictum is een punt toegevoegd. Het College moet oplossen
wat mevr. Kalt niet kan. Dat is niet een oplossing, dus het College blijft bij
zijn standpunt en ontraadt het amendement.
Het amendement-Dalm c.s. op nr. 681, inzake de bereikbaarheid/Regionet valt
onder de wethouder voor Verkeer.
Het amendement van mevr. Codrington op nr. 682, over de renovatie van het
gebouw van de GG & GD, de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg
valt onder de wethouder voor Zorg.
(De heer
VAN POELGEEST:
Over het amendement-Dalm op nr. 681 heeft de wethouder voor Verkeer zojuist
niets gezegd. Als het College het gevraagde toezegt, kan dat amendement worden
ingetrokken.)
Dat amendement heeft betrekking op de bereikbaarheid/Regionet. Daarin wordt
gevraagd de aangevraagde structurele prioriteit voor Regionet te honoreren en
dit ten laste te brengen van het Ontwikkelingsprogramma 20022006 uit het
Mobiliteitsfonds. Vervolgens wordt gevraagd de onderzoeksgelden die binnen dit
budget zijn gereserveerd voor de ondergrondse wegverbinding A6/A9 te laten
vervallen. In het preadvies geeft het College aan dat er voldoende geld is voor
die studie.
De motie-H. Bakker op nr. 705 inzake de volkstuinen was en blijft ontraden.
De motie van mevr. Meijer op nr. 711 betreffende de speelvoorzieningen is nu in
twee delen opgesplitst. Beide delen hebben naar de mening van het College
betrekking op stadsdeeltaken. Het realiseren van speelvoorzieningen is niet aan
de centrale stad. Om die reden ontraadt het College deze motie.
De motie-Goring op nr. 719 betreffende de voorrangsregeling beroepsgroepen was
akkoord en dat verandert niet.
Het amendement-Buurma-Haitsma op nr. 725 inzake de campagne voor woonruimte
voor jongeren was ontraden en ook dat verandert niet.
Het amendement-Buurma-Haitsma op nr. 727 met betrekking tot de verkoopteams
huurders is naar de mening van het College niet gewijzigd. Het College kon niet
een accent ontdekken. Het blijft derhalve bij zijn standpunt en ontraadt dit
amendement.
Het amendement-Flos op nr. 732 inzake het tegengaan van de verloedering van de
openbare ruimte is inmiddels bij wethouder Maij terechtgekomen. Als ik het goed
heb gevolgd, is dat geaccordeerd.
De motie-H. Bakker op nr. 745 inzake het Andreasziekenhuis was en blijft
ontraden.
(De heer
J.L. BAKKER:
Ik heb motie nr. 654 ingediend met de vraag of de heer Verdellen zich
specifiek met de Wibowoningen wil bezighouden, gezien het feit dat daarvoor
gelden op de plank blijven liggen. Het College merkt op dat deze motie
overbodig is, omdat dit in het gehele woningproductieplan zal worden
meegenomen. Het gaat echter wel akkoord met een inspanningsverplichting voor
het realiseren van die woningen. Kan de wethouder dat misschien toelichten?
Betekent dit dat die Wibowoningen zullen worden gebouwd. Als dat het geval is,
hoeft de heer Verdellen zich daarmee wat mij betreft niet te bemoeien. Dan
worden die gelden immers alsnog benut en dat was mijn inzet.)
Waar haalt de heer J.L. Bakker die inspanningsverplichting vandaan?
(De heer
J.L. BAKKER:
Die staat in het amendement-Van der Garde op nr. 651 inzake de Wibowoningen.
Daarop is gereageerd door wethouder Belliot.)
Wethouder Belliot spant zich in en ik doe wat ik moet doen.
(De heer
J.L. BAKKER:
Er wordt werkelijk gesproken van een inspanningsverplichting.)
Ik ga niet akkoord met een inspanningsverplichting voor bijzondere
categorieën woningen.
(De heer
J.L. BAKKER:
Dat is duidelijk.)
De
VOORZITTER:
Ik geef het woord aan wethouder Van der Horst om te reageren op het
amendement-Dalm c.s. op nr. 681 inzake de bereikbaarheid/Regionet en het
amendement-Meijer c.s. op nr. 862 betreffende de autoloze dagen.
Wethouder
VAN DER HORST:
Mijnheer de Voorzitter. Wij ontraden het amendement van mevr. Dalm op nr. 681
omdat daarin wordt gesteld dat er extra geld voor Regionet zou moeten komen.
Naar ons oordeel is daaraan voldoende geld besteed. Hoewel destijds een
prioriteit is aangevraagd, meld ik de Raad nu dat wij in de regio met dat
bedrag toekomen. De reden daarvan is dat wij diverse zaken niet zullen
onderzoeken, want dan blijven wij aan onderzoek doen. In besluit II wordt
voorgesteld daarvoor de onderzoeksgelden, die binnen dit budget zijn
gereserveerd voor de ondergrondse weg-verbinding A6/A9, te laten vervallen. Die
prioriteit staat in het programakkoord, dus die zullen het College en de
coalitiepartijen natuurlijk wel uitvoeren.
Ik was het amendement-Meijer op nr. 862 inzake de autoloze dagen vergeten. In
de wijziging is daarvoor extra geld gekomen. Ik verwijs naar eerdere
preadviezen. Het College stelt dat de centrale stad de coördinerende rol
vervult en dat met name het stadsdeel Amsterdam-Centrum voldoende inkomsten
ontvangt uit het betaald parkeren. Daarvan komt immers 84 procent in de
stadsdeelkas terecht. De stadsdelen kunnen dat uitstekend zelf betalen en het
College ziet dan ook niet in waarom de centrale stad dat zou moeten doen.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
De wethouder heeft niet een reactie gegeven op motie nr. 738 inzake een impuls
op het gebied van de public relations van de Amsterdamse Haven.)
(De heer
BIJLSMA:
De wethouder heeft gelijk als hij zegt dat wij niet een stadsdeel kunnen
bevoordelen, maar er is een koopzondag ingesteld en het gebied van de
Stadshartlus ondervindt daarvan de meeste hinder. Wij weten dat het stadsdeel
het plan heeft in 2003 eenmalig een experiment te doen om in dat gebied een
autoloze koopzondag in te voeren. In het kader van de regietaak en de
experimenten leek het ons juist wel goed de helft van het vrijvallende budget
daarvoor in te zetten. Het betreft 200.000 euro. Het lijkt ons goed de andere
helft te besteden aan het taxioverleg, zoals de wethouder dat heeft
voorgesteld.)
Het is fijn dat dit stadsdeel dat wil doen. Wij kunnen dat ondersteunen en
helpen bij de coördinatie. Het wordt echter te dol als wij daarvoor enkele
honderdduizenden euro's moeten uittrekken, terwijl 84 procent van de inkomsten
in de kas van het stadsdeel Amsterdam-Centrum terechtkomt en wij slechts 16
procent ontvangen. Ik handhaaf mijn standpunt.
De
VOORZITTER:
Ik geef het woord aan wethouder Belliot voor een reactie op het
amendement-Codrington onder nr. 682 inzake de renovatie van het gebouw van de
GG&GD, de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg.
Wethouder mevr.
BELLIOT:
Mijnheer de Voorzitter. In het amendement van mevr. Codington op nr. 682 wordt
gevraagd bij de Voorjaarsnota een Plan van Aanpak voor te leggen. Wij hebben
uitgebreid gesproken over de problemen bij de maatschappelijke opvang. Ook in
mijn schrijven liet ik de fractie van GroenLinks weten dat ik samen met de
instellingen, het platform POA en de zorgverzekeraars zal nagaan of de komende
jaren een doorkijk in de financiën mogelijk is om te voorkomen dat wij in
de situatie terechtkomen dat wij om vijf over twaalf naar middelen moeten
zoeken. Ik zal met veel plezier meewerken aan het realiseren van dat Plan van
Aanpak. Dat had ik al toegezegd.
(Mevr.
CODRINGTON:
Betekent dat dit wethouder Belliot het amendement positief preadviseert?)
Ja.
(Mevr.
CODRINGTON:
Hoe verhoudt zich dat tot het persbericht dat ik vanavond van u kreeg? Daarin
staat: "Per 1 januari gaat niet een enkele instelling voor
maatschappelijke opvang dicht". U heeft het financieringsprobleem nu voor
een halfjaar opgelost. In mijn amendement stel ik voor ook de financiën
voor de tweede helft van 2003 en de eerste helft van 2004 te regelen. Hoe
verhoudt zich dat tot uw persbericht waarin u zegt dat niet een enkele
instelling voor maatschappelijke opvang dicht gaat? Dat heb ik in mijn
amendement niet beweerd, dus ik vraag mij af waar dat vandaan komt.)
Ik houd mij aan het amendement dat door mevr. Codrington is gepresenteerd. Ik
heb gezegd dat dit Plan van Aanpak er komt. Op dit moment wil ik niet over dat
persbericht spreken.
(De heer
VAN DER BURG:
Het was toch wethouder Dales die vandaag in Het Parool en het debat aangaf dat
hij graag ziet dat wij het niet alleen over de moties spreken, maar ook over
de grote maatschappelijke vraagstukken die aan de orde zijn. Ik weet dat in
ieder geval wethouder Dales de maatschappelijke opvang lief heeft en dat hij
dit een belangrijk punt vindt. U zult die mening toch ook zijn toegedaan?
Tijdens een begrotingsbehandeling moeten wij toch ook over dat soort zaken
spreken?)
Absoluut. In het overzicht dat de Raad van mij heeft ontvangen, heeft het
College gemeld dat twee instellingen in de zomer van 2003 hoogstwaarschijnlijk
een andere locatie zullen krijgen. Dat had met name betrekking op een van de
instellingen van HVO die met de schuldhulpverlening te maken heeft. Ook betrof
het de instelling aan de Mauritskade. Drie instellingen zouden na onderzoek
worden ondergebracht bij wethouder Oudkerk en twee voorzieningen zouden
mogelijk worden omgebogen. Die middelen heb ik ook ingezet voor het regelen van
een dekking voor de maatschappelijke opvang in 2003. Ter verantwoording heeft
u daarover van mij een schrijven ontvangen.
(Mevr.
CODRINGTON:
Het is goed persberichten in het vervolg niet van dergelijke teksten te
voorzien. In het persbericht staat namelijk dat niet een enkele instelling voor
maatschappelijke opvang dicht gaat. U spreekt zichzelf dus tegen. Waar gaat
het dan over?)
Nee, wij spreken over ombuigingen en niet over sluiten. De instellingen hebben
ingesproken. Zij hebben ons met dit project veelvuldig gesteund en zelf
aangeboden om te buigen in plaats van te sluiten. Dat zijn twee verschillende
kwesties.
(De heer
VAN DER BURG:
Dat klinkt goed. De wethouder heeft gelijk als zij zegt dat instellingen voor
maatschappelijke opvang niet per 1 januari 2003 dicht gaan. Volgend jaar zal
dat echter wel gebeuren. De wethouder kan wel spreken van ombuigen, maar
volgend jaar zal sowieso een aantal instellingen sluiten. Dat staat in haar
notitie van 17 december.)
(De
VOORZITTER:
Wij zijn bezig met de behandeling van de begroting en de preadvisering op de
moties en amendementen. Laten wij ons daartoe beperken.)
(De heer
VAN DER BURG:
Wij hebben onze moties ingetrokken - de heer Huffnagel heeft deze zojuist
opgesomd - omdat de wethouder afgelopen dinsdag of donderdag in de commissie
heeft gezegd dat het niet een probleem was dat te doen. Zij zou namelijk op
dinsdag 17 december met een notitie komen met betrekking tot het dekken van het
gat van 3 miljoen euro. Het ligt dan mijns inziens voor de hand dat wij
tijdens de begrotingsbehandeling een gesprek kunnen voeren over de notitie die
wij gisterenavond hebben ontvangen. Die notitie was voor ons namelijk een reden
om onze moties in te trekken.)
Heel graag zelfs, want het gaat om het bedrag van 2,8 miljoen euro. Ik herhaal
dat er drie instellingen zijn genoemd, waaronder die aan de Mauritskade en de
Vliegende Hollander. De derde kan ik mij op dit moment niet voor de geest
halen. Die instellingen hebben zelf aangegeven dat zij zullen meewerken aan de
ombuiging. Ik herinner de heer Van der Burg eraan dat twee van deze
instellingen hebben aangegeven dat het Mauritshuis per dag zeven klanten
ontvangt. Er is dus alle reden voor ombuiging.
(De heer
VAN DER BURG:
U hoort mij niet zeggen dat ik het niet eens ben met dat voorstel, maar de
instellingen zullen wel sluiten. In uw brief zegt u letterlijk dat een aantal
voorzieningen tot nul zal worden afgebouwd. Als u een voorziening tot nul
afbouwt, houdt deze wel op te bestaan.)
De heer Van der Burg suggereert dat de deuren zullen sluiten. De deuren gaan
weliswaar dicht, maar er zal sprake zijn van voldoende spreiding. Ook zal
opvang worden geregeld voor die zeven plus vijf cliënten. Zij kunnen
namelijk elders worden ondergebracht. Het gaat dus niet om het gebouw, maar om
de opvang van mensen. Dat zijn twee verschillende zaken.
Ik kom bij de motie van mevr. Van Oudenallen op nr. 741 inzake het gebruik van
het gebouw in de J.M. Coenenstraat. Zij heeft gevraagd om extra noodopvang voor
Amsterdammers. Daarvan zal ik een studie maken.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN: Neemt u de motie over?)
Ja.
(De heer
VAN DER BURG:
Naar aanleiding van het amendement-Van der Garde op nr. 651 inzake de
Wibowoningen hebben wij in de commissie gevraagd of in het plan over het
rechttrekken van de woningbouw - die 16.000 woningen van wethouder Stadig -
extra aan deze categorie wordt getrokken. Naar ons oordeel gebeurt dat namelijk
niet. Wethouder Belliot zegt dat dit zal worden gedaan, maar wethouder Stadig
zei zojuist iets anders. Ik verzoek wethouder Belliot daarop te reageren.)
Ik ben van mening dat ik als wethouder voor Zorg de inspanningsverplichting heb
wethouder Stadig te stimuleren daaraan zoveel mogelijk te trekken. Wethouder
Stadig heeft daarover een andere mening.
(De heer
VAN DER BURG:
Het College spreekt met één mond. Welke mond laat het spreken?)
Ik spreek met mijn mond. Ik sta ook voor de zorg voor oudere mensen en wil
graag dat Wibowoningen worden gebouwd. De heer Van der Burg weet echter ook dat
de markt zich op dit moment niet zomaar laat plooien. Ik kan mij voorstellen
dat wethouder Stadig zegt dat daaraan een grens zit, maar het is niet mogelijk
te zeggen dat wij daarmee ophouden. Het is belangrijk dat er een positieve
grondhouding blijft bestaan ten aanzien van het bouwen van Wibowoningen. Ik heb
niet de indruk dat wethouder Stadig geen positieve grondhouding heeft, maar
hij weet zich beperkt door de werkelijkheid van de markt.
De
BURGEMEESTER:
Mijnheer de Voorzitter. Het amendement-De Wolf op nr. 648 heeft betrekking op
de subsidie van het Milieucentrum Amsterdam.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
In het kader van het dualisme moet er op dit moment toch een andere voorzitter
komen?)
De Burgemeester draagt het presidium over aan de heer Bijlsma.
De
BURGEMEESTER:
Ik vervolg mijn betoog. Het voorstel is de post te verhogen ten laste van de
post conferentie directeuren, dat levert problemen op. De post conferentie
directeuren staat namelijk niet in het voorstel van het College. Dat had ik
graag gewild, maar dat heeft het in het College niet gehaald. Het is wel
mogelijk de dekking te regelen uit het toptraject. Dat heeft betrekking op de
werving en de opleiding van het talent voor directeursposities. De heer De Wolf
begrijpt dat het College daarvan een sterk tegenstander is, want wij zijn er
allemaal zeer bij gebaat dat de kwaliteit van het apparaat flink verbetert. Dat
is onderdeel van de operatie Kwaliteitsslag. Als dit niet doorgaat, gaat het
toptraject ter ziele. Ik ontraad de heer De Wolf dat derhalve ten zeerste.
Het amendement-Van Poelgeest op nr. 872 heeft betrekking op het verhogen van
het budget voor internationale betrekkingen. Ter dekking hiervan wordt
voorgesteld de post `de stijl van Amsterdam, visuele huisstijl' incidenteel met
150.000 euro te verlagen. Ik meen dat wethouder Dales daarover zojuist al iets
heeft gezegd. `De stijl van Amsterdam' kost in eerste instantie zeker geld,
maar voor het concern is dat uiteindelijk bijzonder belangrijk. Al die
verschillende onderdelen hoeven dan niet meer apart die uitgaven te doen. Als
het op deze manier met 150.000 euro wordt verlaagd, zakt het onder de vloer en
is het niet meer mogelijk die huisstijl op een behoorlijke manier vorm te geven
en in te zetten. Het College ontraadt dat dan ook.
(De heer
VAN POELGEEST:
Dat meent u niet, want het College heeft zelf al een redelijk deel van dat
bedrag naar 2004 geschoven. Als dat dus werkelijk het geval zou zijn, begrijp
ik niet waarom het College dat heeft gedaan.)
Dat is inderdaad een redelijk deel daarvan. Eerder hebben wij gezegd dat het
mogelijk zou zijn dat budget met 100.000 euro te verlagen, maar dat het door de
vloer zakt als daarvan 150.000 euro wordt afgehaald.
Datzelfde geldt voor het amendement-J.L. Bakker op nr. 596, en dat van de heer
Manuel c.s. op nr. 690 inzake de Hortus Botanicus Amsterdam. Daarin wordt
voorgesteld een bedrag van 300.000 euro incidenteel te gebruiken, dat bestemd
was voor de visuele huisstijl van Amsterdam, of dat over twee jaar te verdelen.
Daarvoor geldt hetzelfde argument. Daaraan voeg ik toe dat het in het ene
geval de bedoeling is daarvoor structureel een voorziening te treffen, terwijl
het in het andere slechts een incidentele post betreft. Het College ontraadt de
Raad een prioriteit met incidenteel geld structureel op poten te zetten.
Daardoor zal het probleem volgend jaar immers vanzelf terugkeren.
De motie-Van Oudenallen op nr. 742 inzake de aanschaf van elektronische
stemcomputers is naar het oordeel van het College overbodig. In de motie wordt
namelijk gevraagd na te gaan of het mogelijk is dat volgend jaar te doen. Die
mogelijkheid zullen wij altijd onderzoeken. Om die reden is de motie overbodig.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
U zegt dat dit komt en stemt daarmee in?)
Nee, ik vind de motie overbodig. Wij zullen de mogelijkheid volgend jaar
onderzoeken, maar dat gebeurt gelijktijdig met allerlei andere zaken. Wij zien
wel of dat tot veel zal leiden.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Dat is voor mij voldoende.)
Dan kan mevr. Van Oudenallen de motie intrekken.
De motie van mevr. Van Oudenallen op nr. 744 heeft betrekking op het aantrekken
van divers personeel. In de motie wordt ons gevraagd een extra inspanning te
leveren voor het houden van een evaluatie. Ook die motie is wat mij betreft
overbodig, omdat wij ons best doen met de diversiteit aan de slag te gaan. Op
verzoek van mevr. Van Oudenallen heb ik daarover uitvoerig met haar
gedebatteerd. Wij zijn van mening dat het overbodig is daaraan iets te doen.
Dat leidt slechts tot extra werk. Het gaat erom dat wij daaraan inhoud geven in
plaats van dat wij een evaluatie houden.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Als u zegt dat de evaluatie op andere wijze in onze vakcommissie terugkomt,
trek ik deze motie in.)
Die gaat mee in de bekende cycli die wij daarvoor hebben.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN: Ik vertrouw daarop en trek de motie in.)
Op de motie over de deelraden heb ik al een preadvies gegeven. Wij handhaven
ons negatieve preadvies.
(De heer
H. BAKKER:
Waarschijnlijk leest u de rapporten niet die wij u overhandigen. Dat moet u
niet nalaten, want in de toekomst zullen wij met nog meer rapporten komen.
Vanavond heeft u ook vernomen dat de deelraad Westerpark er slecht voor staat.
Ik verzoek u deze zaak te evalueren.)
Wij hebben diverse malen over dit onderwerp gesproken. Het standpunt van de
heer H. Bakker over dit onderwerp is duidelijk en dat geldt ook voor dat van
het College.
(Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Wethouder Van der Horst heeft motie nr. 738 inzake een impuls op het gebied
van de public relations van de haven afgewezen. Mag hij zijn argumentatie nog
geven?)
(De
VOORZITTER:
Ik stel voor dat wij doorgaan, want het College is door zijn spreektijd heen.
Wij hebben afgesproken dat wij ons daaraan zullen houden. Ik stel daarom voor
verder te gaan met de tweede termijn.)>
De motie-Van Oudenallen, nr. 902, ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van
behandeling meer uit.
De motie-Van Oudenallen, nr. 904 ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van
behandeling meer uit.
De Burgemeester neemt het presidium weer op zich.
De heer
ASSCHER:
Mijnheer de Voorzitter. De wethouder voor Financiën heeft ons vanmiddag
uitgenodigd voor een tenniswedstrijd, maar gaat pingpongen. Pingpongen doe je
met een ander batje en een ander balletje dan tennissen.
Ik zal eerst ingaan op de tenniswedstrijd. De wethouder vraagt om debatten over
groot geld. Dat willen wij ook, namelijk kaderstellend. Het verheugt mij dat
de hij het amendement uiteindelijk positief waardeert. Wij hebben gehoord dat
hij heeft toegezegd dat hij juist ook die inkomenskant aan ons presenteert, de
mogelijkheden daarvan zal onderzoeken en aan ons zal voorleggen. De wethouder
voor Financiën verlangt naar het principiële debat over het
weerstandsvermogen. Daaraan doen wij graag mee, hoewel hij zojuist een
berekening uit de losse pols maakte. Dat geeft niet, want hij gaf reeds aan dat
hij nog niet over de precieze getallen beschikt. Ik zeg toe dat er inderdaad
niet een taboe zal zijn bij die behandeling bij de Voorjaarsnota.
Wethouder Dales verwijdt de Raad nu gebrek aan lef om keuzes te maken. Hij
spreekt over die tennis- en pingpongballen in de lucht, maar zelf toont hij ook
niet veel durf. Ik heb al gezegd dat er in de begroting voor 2003 niet een
taakstelling is opgenomen. Het is nog erger. Hij laat het apparaat flink
doorgroeien. Waarom stelt hij de Raad dan niet voor te bevriezen op het niveau
van 2002 en nu alvast in eigen vlees te snijden? Dan zou hij recht van spreken
hebben als hij de Raad verwijdt dat hij met politieke keuzes te veel ballen in
de lucht houdt.
(Wethouder
DALES:
Komt u dan met dat voorstel. Misschien krijgt u daarvoor spoedig een
meerderheid. Wat houdt u tegen? Dat zou een geweldige ondersteuning zijn van
het beleid van het College. Ik raad u aan een motie in te dienen en dat daarin
voor te stellen.)
De vorige maal heb ik wethouder Dales nog gevraagd daaraan aandacht te
besteden, maar hij heeft daarop negatief gereageerd.
(Wethouder
DALES:
Wat wilt u nu? U zegt dit niet zomaar. Vraagt u het College daarmee dat nog
eens na te gaan? Zegt u daarmee dat de Raad liever niet wacht op de begroting
voor 2004 en dat het in het kader van de eerste suppletoire begroting niet wil
beginnen met verschuiven en bijplussen, maar met afbouwen? Is dat wat u wilt?
Dat zou misschien interessant kunnen zijn. Laat dat zien.)
In november heb ik al voorgesteld het niet bij woorden te laten en op te
schieten. Tot nu toe blijft het echter bij die `Sinterklaasbrief'. Vandaag
heeft de wethouder die enigszins gematerialiseerd.
(Wethouder
DALES:
Nee, dat is niet waar. Het is u niet kwalijk te nemen, maar u weet niet
precies wat er in het stadhuis gebeurt. Het is niet juist dat wij slechts
enkele opmerkingen hebben gemaakt en dat ik een briefje heb gestuurd. Er is
vele malen meer gedaan. Dat weet u ook wel.)
Dat zal ongetwijfeld het geval zijn. Wij communiceren op allerlei manieren met
elkaar. Dat gebeurt onder andere aan de hand van de begroting. Daarin zegt de
wethouder dat het nodig is, maar verder niets. Dat bent u met mij eens.
(Wethouder
DALES: Dat ben ik absoluut niet met u eens.)
Toen kwam ons amendement en vervolgens een `Sinterklaasbrief'. Dat is de
chronologie. Nu moet de wethouder ook sportief zijn.
(Wethouder
DALES:
Nee, dat heeft niets met sportief zijn te maken. Wat u zegt, is onzin.)
Naar mijn idee was dat de chronologie.
(Wethouder
DALES: Nee, dat is werkelijk onzin! Reeds in oktober ?
dat was dus ruim voordat u daarover bent begonnen ?
is ambtelijk gestart met het maken van een inventarisatie. Deze heeft
inmiddels geleid tot een enorm pakket aan mogelijke voorstellen. U beschik
t nog niet over die stukken. U heeft daarnaar gevraagd en mag deze inzien. Dat
loopt dus al enige tijd en dat is niet gebeurd, omdat u met dat amendement
kwam. Dat wat u zegt is dus werkelijk onzin, maar ik geef u veel eer en
krediet. Dat mag u toekomen. Ik ben blij met uw medewerking en hoop dat u
raadsbrede steun krijgt, maar maak het niet te bont.)
Ik ben het niet met de wethouder eens. Die inventarisatie die hij heeft gedaan,
is typisch een geval van de kalkoen en het kerstmenu. Dat weet hij zelf ook.
Ik ben er dus wel degelijk van overtuigd dat wethouder Dales op ons verzoek aan
de slag is en dat vinden wij ook goed. Dat verheugt ons.
Ik ga in op het pingpongwedstrijdje dat de wethouder ook wilde spelen. Over de
Openbare Bibliotheek zei dat wethouder voor Financiën dat hij de aannemer
naar mij zou moeten doorverwijzen, omdat hij het geld niet heeft. Naar mijn
idee is dat onzin. Wethouder Dales wordt hier geconfronteerd met een politieke
keuze van de Raad en niet met een van hemzelf. Het gaat ons erom nu die
VMBO-school te realiseren en de betaling van een dergelijke bibliotheek over
een langere termijn te spreiden. Dat heb ik concreet aangegeven. Dat betekent
niet dat die aannemer niet wordt betaald. De wethouder leent een bepaald bedrag
en financiert het op een andere manier. Het voorbeeld van de
kapitaallastfinanciering is genoemd, alsmede die van VMBO-scholen zelf. De
wethouder gaat het politieke debat uit de weg waaruit duidelijk wordt dat deze
Raad het nu belangrijk vindt voor deze zaken te kiezen.
(Wethouder
DALES:
Wat u doet, noemde men vroeger potverteren. Het is een kwestie van de zaak
voor zich uitschuiven, de rekening naar voren schuiven en zoek het dan later
maar uit. Dat is wat u doet. Zeg dat dan eerlijk. U kunt zeggen dat de Raad
daarvoor kiest en dan merk ik op dat dit een onverstandige keuze is. U moet
echter niet doen alsof dat een fatsoenlijke financieringsmethode is, want dat
is het niet.)
Dat is het wel!
(Wethouder
DALES:
Het is niet een goede manier van financieren. U schuift de financiering naar
een volgende collegeperiode onder het motto `zoekt u het dan maar uit'. Ik
herhaal dat ik dat niet een goede methode vind.)
Het is mogelijk dat u dat niet een goede methode vindt, maar het is niet juist
dat wij dat geld tweemaal uitgeven. Het is evenmin correct dat de aannemer
straks niet wordt betaald. Het gaat ons erom dat wij nu een aantal zaken
realiseren.
(Wethouder
DALES:
Zegt u dan dat de consequentie daarvan is dat u de begrotingen voor 2007 en
2008 nu al gaat belasten met zaken die eigenlijk al per 2006 hadden moeten zijn
geregeld. Ik merk daarbij meteen op dat dit ook op die wijze in het
programakkoord is geregeld.)
Met andere woorden?
(Wethouder
DALES:
Wij hebben die financiering in het programakkoord geregeld. Dat hebben wij
niet voor niets gedaan. Ook een aantal leden van uw fractie heeft aan die
onderhandelingen deelgenomen. Dat is in het programakkoord opgenomen. Wij
hebben nog 50 miljoen euro nodig.)
De wethouder speelt weer een pingpongspelletje. Ik spreek nu niet over de
techniek, maar leg hem voor dat wij deze politieke keuze maken.
(Wethouder
DALES:
Die keuze houdt in dat u het restant van die financiering vooruitschuift naar
een periode na deze collegeperiode en dat u in die periode een aantal andere
zaken niet kunt realiseren. Dat is daarvan de consequentie. Als u denkt dat u
dan gewoon kunt doorgaan, is het een kwestie van tweemaal dat geld uitgeven. Ik
ben van mening dat dit een onverstandige financieringsmethode is. Het is
immers niets anders dan de rekening over de schutting van de toekomst gooien.
Dat moeten wij in deze gemeente niet te veel doen.)
Probeer die tennisbal te zien en u daarop te concentreren. In de krant zegt u
dat u niet alleen over financiële zaken wil debatteren, maar u doet dat nu
zelf weer.
Wij doen daaraan niet meer mee. Wij handhaven dit amendement om de door mij
genoemde redenen. Een van die politieke redenen is die VMBO-school. De andere
fracties hebben hun eigen redenen. Wij weten dat u het niet verstandig vindt,
maar wij gaan het op die wijze doen. Wij stellen hier immers het budget vast.
(Wethouder
DALES:
Wij moeten dit werkelijk tot op het bot uitdiscussiëren.)
Voorzitter, is dit de tweede termijn van het College?
(Wethouder
DALES: Dit is een buitengewoon principieel punt.)
(De heer
VAN POELGEEST:
Dit debat heeft nu lang genoeg geduurd. De argumenten zijn nu driemaal
gewisseld.)
(De
VOORZITTER:
Wethouder Dales, in tweede termijn krijgt u de gelegenheid daarop te
reageren.)
(De heer
VAN POELGEEST:
De fractie van de PvdA spreekt in haar amendement over de ombuigingsoperatie
over een dusdanig hoog bedrag dat de Raad in vrijheid keuzes kan maken. Aan
welk bedrag denkt zij dan? Het College heeft gezegd dat dit niet veel meer kan
zijn dan 100 miljoen euro. Houdt u toch vast aan een hoger bedrag?)
Wij houden niet vast aan die 100 miljoen euro, omdat de berekening die
wethouder Dales zojuist uit zijn mouw schudde allerlei onzekerheden in zich
had. Wij moeten een debat voeren over de vraag wat nodig is en wat wij willen.
Wij houden wel vast aan een inventarisatie die in ieder geval het benodigde
ruim overschrijdt. Dat hoorde ik wethouder Dales toezeggen. Hij noemt de zaken
die wij vandaag bespreken, maar dat zal toch meer moeten zijn om een keuze te
kunnen maken. Het doet er dan niet toe of het 150 miljoen of 120 miljoen euro
is.
(De heer
VAN POELGEEST:
Dan is mij duidelijk wat wij aannemen en wat de opdracht aan het College is
als uw amendement het haalt. Ik hoop dan ook dat het College dat zal
uitvoeren.)
De heer
HUFFNAGEL:
Mijnheer de Voorzitter. Uit de discussie van zojuist begrijp ik niet waarom
het niet mogelijk is die termijn te verlengen. Het Gemeentearchief wordt over
twintig jaar afgeschreven met 1,5 miljoen euro per jaar. Vanzelfsprekend moeten
wij dat geld dan niet tweemaal uitgeven. Wethouder Dales zegt dat er voor de
bibliotheek uiteindelijk geld nodig is. Dat is juist en dat moet dan ook worden
gevonden. Als de wethouder zegt dat de Raad daarvoor zorg moet dragen, is dat
eveneens juist. Anders komt de Openbare Bibliotheek niet van de grond en als
die niet wordt gerealiseerd, hoeven wij deze niet af te schrijven. Dat is
overigens ook een idee, maar naar mijn idee hebben wij dat in het
programakkoord niet afgesproken. Ik begrijp dus nog steeds niet goed wat het
probleem is.
Het verheugt ons dat het College inmiddels veel moties en amendementen van de
fractie van de VVD positief heeft gepreadviseerd. Wat mij betreft kunnen die
per hamerslag worden aangenomen. Op de lijst van bij hamerslag aan te nemen
moties en amendementen staat ook nr. 878 over het Rozentheater. Ik stel voor
dat wij die motie niet bij hamerslag aannemen. Mijn fractie zal daar namelijk
tegen stemmen. Het Rozentheater hebben wij inmiddels geregeld met een dekking
ten laste van de Openbare Bibliotheek. Ik doel op de verzamelmotie waarin ook
de VMBO-scholen staan.
(Mevr.
BRUINES:
Daarmee bent u nog niet aan het bedrag dat nodig is.)
(De heer
NEDERVEEN:
Dat andere miljoen komt uit de gelden van Het Muziektheater.)
(Mevr.
BRUINES:
Op dit moment is minimaal een bedrag van 2,7 miljoen euro nodig en dat loopt
op tot 3,8 miljoen euro.)
(De heer
ASSCHER:
Het lijkt mij vanzelfsprekend dat de mogelijkheid bestaat ook tegen de moties
te stemmen die op de lijst staan met moties en amendementen die bij hamerslag
kunnen worden aangenomen. Voor een aantal moties en amendementen geldt dat wij
dat ook van plan zijn. Het probleem van de heer Huffnagel lijkt mij daarmee
opgelost.)
Wij hebben nog een tweede probleem, namelijk dat uitgerekend onze vrienden van
de fractie van D66 willen beknibbelen op het budget voor dualisering. Dat is
toch wel opmerkelijk.
(Mevr.
BRUINES:
Daarover zal ik straks iets zeggen.)
Wij zijn niet van plan moties in te trekken en zijn dus snel klaar.
Ik verzoek de voorzitter de heer Flos het woord te geven.
De
VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer Flos.
De heer
FLOS:
Mijnheer de Voorzitter. Over de motie-Meijer op nr. 664 inzake de autoloze
dagen merk ik op dat het bijzonder vreemd is dat met name de fractie van de
PvdA, die voortdurend
aandringt op het feit dat taken van stadsdelen niet moeten worden vermengd met
die van de centrale stad, het voorstel doet voor het stadsdeel
Amsterdam-Centrum ?
dat stadsdeel is sinds kort wegbeheerder van de straten in het centrum ?
een autoloze koopzon
dag te financieren. De fractie van de PvdA geeft op andere momenten immers aan
dat die taken strikt gescheiden moeten zijn. Het argument dat zij aandraagt is
dat vorig jaar de toezegging is gedaan dit jaar een experiment te doen. Dat is
niet gedaan en zij wil dat experiment volgend jaar wel financieren. Dan kan ik
nog wel tien gevallen noemen. Ik vind dat principieel onjuist en dat met name
de fractie van de PvdA in dit geval met twee maten meet.
(De heer
BIJLSMA:
In reactie op de woorden van de wethouder hebben wij nadrukkelijk gezegd dat
het niet de bedoeling is dit structureel te financieren. Voor 2002 stonden twee
autoloze zondagen op stapel. Vorig jaar is de Raad ermee akkoord gegaan dat
daarvoor geld zal worden vrijgemaakt. Het was netjes geweest als het College in
de begroting had opgenomen dat 455.000 euro zou vrijvallen, doordat
één van de twee door de Raad gewenste autoloze zondagen niet zou
worden uitgevoerd.)
De heer
VAN POELGEEST:
Mijnheer de Voorzitter. Het verheugt mij te vernemen dat het College van de
PvdA-fractie de opdracht krijgt voor die bezuinigingsoperatie een ruimer pakket
samen te stellen. Naar mijn idee is het belangrijk dat dit ruimer is. Als het
een dichtgespijkerd pakket is, kan deze Raad immers slechts ja of nee zeggen.
Dan slaat de inhoudelijke discussie dood. Als dat amendement wordt aangenomen,
neem ik aan dat het College dat loyaal uitvoert en naar een ruimer pakket op
zoek gaat. Ik spreek de wens uit dat wij niet voor een voldongen feit worden
geplaatst op het moment dat die stukken voor de Voorjaarsnota beschikbaar
komen. Als de voorstellen voor de behandeling van Voorjaarsnota voorliggen, is
het belangrijk dat ook de bestedingen daarbij zijn vermeld. Ik neem overigens
aan dat het College dat van plan was. Vanzelfsprekend gaat het er niet alleen
om dat er wordt gesneden en gekort. Wij moeten ook weten waaraan het geld wordt
besteed. Als het zaken betreft die wij bijvoorbeeld om politieke redenen niet
zien zitten, kunnen wij ons afvragen of wij moeten korten. De discussie over de
bestedingsrichtingen behoort er wat ons betreft nadrukkelijk bij. Wij zullen
de voorstellen voor de Voorjaarsnota afwachten.
Met betrekking tot de Openbare Bibliotheek merk ik op dat ik van oordeel ben
dat wethouder Dales gelijk heeft. De motie haalt de facto geld uit 2007 of 2008
naar voren. Daarvan kan men voorstander zijn, maar het is juist dat de
begroting in die jaren dan krapper is. Als wij dat niet doen, is dat geld in
2007 en 2008 nog beschikbaar. De indieners moeten daarover duidelijk zijn. Ik
begrijp ook wel wat de reden is van het feit dat wethouder Dales zich daarover
om inhoudelijke redenen boos maakt. Al in het vorige programakkoord stond
namelijk dat de financiering van de Openbare Bibliotheek in die periode zou
worden geregeld. De volledige financiering zou voor elkaar komen. Dat is er
toen niet van gekomen, omdat fracties daaraan op dezelfde wijze als nu begonnen
te rommelen. Zij hadden dat geld voor het Stedelijk Museum op dat moment nodig
en de Openbare Bibliotheek moest daarom even wachten. Er werd een streep
gehaald door die afspraken in het programakkoord. Dat kan zich nu herhalen,
want daarover staan duidelijke teksten in het programakkoord.
Als je bij de eerste de beste begroting eigenlijk al begint te knabbelen aan
maar een kwart van het bedrag dat voor die Openbare Bibliotheek nodig is,
begrijp ik heel goed dat het College zich zorgen maakt. Wat dat betreft steunt
de fractie van GroenLinks het College volledig. Wij zullen dan ook niet voor
moties en amendementen stemmen waarin deze gelden als dekking zijn opgenomen.
Dat wil niet zeggen dat wij die doelen niet goed vinden, maar wij zijn van
mening dat wij dat niet moeten doen en dat dit het verkeerde politieke signaal
is. Het is immers ook een politiek signaal dat je die Openbare Bibliotheek
eigenlijk niet zo belangrijk vindt. Ik betreur het zeer dat de meerderheid van
deze Raad die bibliotheek lager op het lijstje heeft gezet. Het is echter niet
anders.
Naar aanleiding van de beantwoording van wethouder Van der Horst zullen wij het
amendement Dalm c.s. op nr. 681 inzake de bereikbaarheid/Regionet intrekken.
Het amendement-Dalm c.s., nr. 681, ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van
behandeling meer uit.
De heer
RES:
Mijnheer de Voorzitter. Ik dank het College voor zijn uitgebreide
beantwoording, al wordt die niet in alle opzichten in dank afgenomen.
Ook ik heb er behoefte aan terug te komen op het amendement-Asscher onder nr.
668, inzake de betaling van de herhuisvesting van de Openbare Bibliotheek
Amsterdam. Wij hebben afgesproken het bedrag van 50 miljoen euro ongeveer
binnen deze periode in vier tranches te regelen. In de slotbeschouwingen heb ik
al gezegd dat dit misschien een iets te hoge conjuncturele inschatting was.
Als wij het rapport van professor Geuzekamp bestuderen over hoe het in 2006 en
2007 gaat ? wethouder Dales noemde dat al ?
is een verschuiving goed te verdedigen. Wij blijven dat voorstel derhalve
volledig steunen.
Het amendement-Spee op nr. 591 inzake de exploitatiesubsidie voor Artis is
gewijzigd. Besluit II blijft gehandhaafd, te weten; he
t College van Burgemeester en Wethouders uit te nodigen, in overleg met Artis
een visie te ontwikkelen inzake de gezondmaking van de financiële positie
van Artis, alsmede een gezonde en gestructureerde subsidierelatie met Artis en
de Gemeenteraad ten tijde van de Voorjaarsnota voorstellen te doen toekomen
inzake deze herijking van de subsidierelatie. Besluit I verwijst naar de
dekking in het amendement-Asscher op nr. 668, inzake de herhuisvesting van de
Openbare Bibliotheek Amsterdam.
Wij wijzigen het amendement-De Graaf onder nr. 601, in nr. 844. Wij leggen
daarmee meer nadruk op de relatie tussen de stadsetiquette en de stadsdelen.
Dit amendement wordt mede ondertekend door de fracties van de PvdA en de VVD.
Ik kom terug op de motie-Spee onder nr. 645 inzake het 24 uur lang inzetten van
de metro. Welke zaken zouden in Amsterdam zijn gerealiseerd als wij vooraf
steeds hadden gezegd dat wij die niet kunnen betalen. Naar mijn idee is
Amsterdam niet zo angstig. In de Algemene Beschouwingen merkte mijn fractie al
op dat Amsterdam op bepaalde gebieden moet durven voorop te lopen. Zij moet
niet eerst links en rechts kijken hoe het moet. Het antwoord dat het College
dit voorstel niet steunt omdat het dat niet kunnen betalen, zint ons absoluut
niet. Wij zijn bereid nog wat verzachtende omstandigheden te noemen. Misschien
willen nog meer raadsleden meestemmen om dat toch voor elkaar te krijgen. Wij
kunnen goed begrijpen dat wordt gediscussieerd over de vraag of het 2 of 3 uur
moet zijn. Ook begrijpen wij dat eerst wordt nagegaan of het zinvol is in het
weekend wat langer te rijden, maar wij moeten meer doen met het openbaar
vervoer en het is het Amsterdams College niet waardig te zeggen dat het dat
niet doet omdat het dat niet kan betalen. Wij gaan daarmee niet akkoord.
(Wethouder
VAN DER HORST:
Als dat een paar miljoen euro zou kosten, op welke aspecten van het openbaar
vervoer zou u dan willen bezuinigen? Dat is namelijk de consequentie. Hoeveel
tramlijnen in Amsterdam moeten wij schrappen om de metro 's nachts te laten
rijden?)
De wethouder weet nog niet wat de kosten daarvan zullen zijn.
(Wethouder
VAN DER HORST:
Ik weet dat dit dergelijke consequenties heeft. Dat heb ik u ook gezegd.)
Wat levert de halvering van het ziekteverzuim op?
(Wethouder
VAN DER HORST:
U moet mijn vraag niet ontwijken. Wij beschikken over een bedrijfsplan dat tot
doel heeft het GVB gezond te maken. De opdrachtgever moet keuzes maken. Als u
de metro midden in de nacht wilt laten rijden, moet u ervoor kiezen op een
ander moment een bepaald vervoermiddel niet te laten rijden.)
Dan ben ik niet met de wethouder eens.
(De heer
HUFFNAGEL:
Het kan toch interessant zijn te weten waarover wij dan spreken? Voorlopig
weten wij dat niet. Wij kunnen dat toch onderzoeken?
(Wethouder
VAN DER HORST:
De heer Huffnagel weet toch van tevoren dat dit geld kost. Als de Raad
daarvoor moet kiezen, weet ik dat die tramlijn niet verdwijnt. Ook de heer
Huffnagel weet dat, dus laten wij ophouden met die onzin. Ik weet dat de heer
Huffnagel er niet voor gaat midden in de nacht een metro te laten rijden waar
geen hond in zit.)
Wij houden vast aan die motie en willen Amsterdam goed vooruit helpen. Ik
verzoek de voorzitter het woord te geven aan de heer Weenink voor het
toelichten van de motie-Weenink, nr. 670, inzake SMART.
Het amendement-De Graaf (nr. 601), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van
behandeling meer uit.
De
VOORZITTER
deelt mede dat is ingekomen:
59°
Motie van 18 december 2002 van de raadsleden De Graaf, Klerks en Van der Burg
inzake het initiatief Buurt in Beeld (Gemeenteblad afd. 1, nr. 844).
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
De
VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer Weenink.
De heer
WEENINK:
Mijnheer de Voorzitter. Ik ken de heer Dales als een goede wethouder voor
Financiën en ook als een goed liberaal. Het verbaast mij dan ook zeer dat
hij het amendement-Weenink onder nr. 601 inzake SMART heeft afgewezen. Ik
verwacht namelijk dat hij in de toekomst al het geld kan krijgen dat hij nodig
heeft voor bijvoorbeeld het financieren van de Openbare Bibliotheek als dit
amendement wordt aangenomen. Alles wat wij in deze stad doen, willen wij
meetbaar maken. Wij wensen de effecten van elk bedrag te meten, zodat de
wethouder de gelden kan schrapen voor projecten en prioriteiten die niet
voldoende effect sorteren. Een andere mogelijkheid is ervoor te zorgen dat er
verbetering optreedt. Dat is de enige intentie van de fracties van het CDA, de
VVD en de PvdA. In het kader van de kwaliteitsfilms hebben wij al metingen
gedaan. Het blijkt dat de ene instelling 3 euro per bezoeker aan subsidie
krijgt en de andere 0,25 euro. Als ik zou moeten bezuinigen, zou ik een deel
weghalen bij de eerste instelling en een bedrag toevoegen aan dat van de tweede
instelling. Op die manier is het mogelijk de kwaliteit en het aanbod te
handhaven en toch veel geld te besparen. De wethouder kan er steeds voor zorgen
dat hij het juiste effect bereikt met de gelden die hij inzet. Dat betekent
wel dat een systeem moet worden opgezet, al kost dat in eerste instantie wat
moeite. Andere gemeenten werken daarmee al 14 à 15 jaar. Als dat systeem
eenmaal draait, kunnen wij op eenvoudige wijze aan de knoppen draaien. Wij
kunnen dan bijvoorbeeld nagaan of een schooltelevisieprogramma als BASTA effect
heeft. Als dat effect heeft, moeten wij daarmee doorgaan en daaraan meer geld
besteden. Als dat niet het geval is, moeten wij daarmee ophouden. Daar gaat het
om.
(Mevr.
KALT:
Ik vind het wel heel schattig dat u een dermate eenvoudig wereldbeeld heeft
dat u meent alles te kunnen kwantificeren.)
Dank u wel dat u dat schattig vindt. Gemeenten over de hele wereld, inclusief
Nederland, doen dat al. Ik weet niet wat daar schattig aan is, want het werkt.
Mevr.
ALBERTS:
Mijnheer de Voorzitter. Ik kom toch nog even terug op het amendement-Meijer
op nr. 710 inzake het leerlingenvervoer. Door de wethouder voor Verkeer is aan
het begin van deze avond duidelijk toegegeven dat veiligheid heel belangrijk
is. Wij hebben deze voorstellen juist ingediend omdat alle bij het
leerlingenvervoer betrokken partijen zeggen dat de vraag is wanneer er een
ongeluk gebeurt.
Er is sprake van een explosieve situatie, maar de wethouder gaat deze vorm van
veiligheid uit de weg. Hij zegt dat de stadsdelen actie moeten ondernemen,
terwijl alle stadsdeelbesturen aangeven dat zij graag willen dat het
leerlingenvervoer weer door de centrale stad wordt geregeld. Ik begrijp daarom
niet dat de wethouder niet zegt dat hij ervoor gaat, dat hij gaat graven en
nagaat of dat zo snel mogelijk is recht te breien. Ik dring erop aan dat hij
daarover nog eens goed nadenkt. In de vorige periode is raadsbreed erkend dat
er sprake is van een veiligheidsbedreigende situatie is. Desondanks wijst de
wethouder dit steeds af op allerlei gronden die in feite nergens toe doen. Per
dag worden 1700 kinderen vervoerd. Ik zou niet graag in de schoenen van de
wethouder staan op het moment dat het fout gaat. De Raad heeft goed in de gaten
hoe de situatie is.
Ik verzoek de voorzitter het woord te geven aan de heer Bakker.
De
VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer J.L. Bakker.
De heer
J.L. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. Wethouder Stadig doet alsof ik hem met motie nr. 654
het komend jaar een meetbaar aantal Wibowoningen uit de grond wil laten
stampen. Dat is absoluut niet het geval. Wij zijn wel zo reëel te beseffen
dat dit niet kan. In de motie vragen wij slechts de heer Verdellen te laten
onderzoeken wat de drempels zijn om dit soort woningen te realiseren en of daar
wat te halen valt. Nu blijft het geld op de plank liggen en dat is jammer. Dat
is de enige inzet die wij van het College vragen. Wij handhaven deze motie.
De heer
PAQUAY:
Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn bereid motie nr. 606 over de Sociale Dienst
in te trekken onder de voorwaarde dat de wethouder toezegt dat hij het
resultaat van de discussie met de ACAM in de commissie inbrengt. Wij kunnen dan
nagaan wat wij daarmee doen.
(Wethouder
OUDKERK:
Dat zeg ik toe.)
Ik vraag de voorzitter aan de Raad voor te stellen eerst lijst A in stemming te
brengen en vervolgens B.
De motie-Paquay, nr. 606, ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van
behandeling meer uit.
Mevr.
BRUINES:
Mijnheer de Voorzitter. Wij ondersteunen de laatste woorden van de heer Paquay
van harte. Ook vraag ik de voorzitter eerst een aantal verstrekkende moties en
amendementen in stemming te brengen. Denk bijvoorbeeld aan het amendement
waarin wordt voorgesteld de Hortus Botanicus Amsterdam van het budget voor de
marathon te betalen. Daarnaast is er het amendement met het voorstel de
marathon aan het Topsportfonds toe te voegen. Ik verzoek de voorzitter dus
eerst het amendement inzake de Hortus Botanicus Amsterdam in stemming te
brengen en vervolgens het andere.
Ik ga in op het amendement-Zafer Yurdakul onder nr. 875 inzake de keuzevrijheid
van kinderen en hun ouders om in te schrijven op meer dan één
middelbare school op grond van het geadviseerde schooltype en het
consumentenplatform. Wethouder Oudkerk heeft daarover gesproken. Wij begrijpen
dat hij bezig is met de vormgeving daarvan en dat hij niet meteen kan zeggen
wat de hoogte van het bedrag is. Als de wethouder toezegt dat hij binnenkort
met voorstellen komt, daarbij de kwestie keuzevrijheid betrekt en ingaat op de
financiën, zijn wij bereid dat amendement in te trekken. Wij zullen
daarover dan immers nog spreken.
(Wethouder
OUDKERK:
Ik ben bereid die kwestie daarbij te betrekken, maar dat heeft in de raadzaal
ook altijd een frêle betekenis. Ik zal nagaan of het mogelijk is die
daarbij te betrekken. Het zijn in principe immers twee separate discussies. Als
dat mogelijk is, breng ik dat vanzelfsprekend in de commissie in. Ik plaats
een en ander op dit moment echter niet in een financieel kader, maar dat had u
al gemerkt.)
Nee, maar als de wethouder daarmee aan de slag gaat, zal er op een gegeven
moment toch een bepaald bedrag worden betaald. Wij vernemen graag wat de hoogte
daarvan zou kunnen zijn. Als wethouder Oudkerk in dat stuk in ieder geval
vermeldt wat naar zijn idee de reden is van het feit dat die keuzevrijheid
daarbij moet worden betrokken, kunnen wij daarover spreken.
(Wethouder
OUDKERK: Dat is toegezegd.)
Ik trek nr. 875 in.
Ik ga in op de kwestie van de renovatie van het gebouw van de GG&GD. Wij
realiseren ons dat er nu hoge nood is, maar het zit ons behoorlijk dwars dat
het een gigantische operatie betreft waarmee veel geld is gemoeid en dat de
Raad wat dat betreft nooit enige strategische keuze kon maken. De Raad kon niet
aangeven of hij van mening is dat de GG&GD in dat pand moet blijven, dat
de medewerkers alles centraal op een hoofdvestiging moeten blijven doen, of dat
er mogelijkheden zijn voor decentralisatie. Ook kon hij niet discussiëren
over de vraag of het laboratorium op een andere locatie kan worden gehuisvest
enz. Ongetwijfeld zijn er argumenten om het op deze manier te doen, maar het
zit ons dwars dat wij daarover nooit op die wijze konden spreken. Ik ben bereid
amendement nr. 694 in te trekken als het College toezegt dat wij dit in de
toekomst niet meer zullen tegenkomen. Tegen de tijd dat er kredietbesluiten
moeten worden genomen, ontvangen wij graag een uitgewerkt plan over wat er
precies gaat gebeuren. Op dat moment is ook de Gezondheidsnota beschikbaar. Wij
verzoeken de wethouder dat in de commissie aan de orde te stellen.
De heer Huffnagel stelde mij een vraag over amendement nr. 878 over het
Rozentheater en de dekking ten laste van het budget dualisering. Ik geef toe
dat deze motie ietwat laat is binnengekomen. Als dat niet het geval was
geweest, hadden wij daarover kunnen spreken. Maar ik heb mij pas gisteren
bedacht. Wij zijn voorstander van dualisering, maar constateren dat er al een
jaarafdracht beschikbaar is en dat wij daarvan tot nu toe nog niet
één cent hebben benut. Dat bedrag valt straks dus in de rekening
vrij. De Raad moet ook durven stilstaan bij zijn eigen budget als hij van
mening is dat de komende tijd op allerlei posten, inclusief het ambtelijk
apparaat, flink moet worden bezuinigd of omgebogen. Wij zijn van mening dat het
Rozentheater hoge prioriteit heeft. Bovendien zijn wij het niet eens met de
dekking Carré/Muziektheater, zoals die door anderen is voorgesteld. Dat
is er de reden van dat wij deze motie hebben ingediend. Daarmee kan de heer
Huffnagel het eens zijn of niet, maar dat zijn de argumenten.
(De heer
HUFFNAGEL:
Dit jaar zijn wij met de dualisering begonnen. Het geld daarvoor is nog niet
gebruikt, maar u weet hoe het in dit huis gaat. Als wij dat eenmaal weggeven,
krijgen wij dat niet snel terug. Als wij het dualisme tot uitdrukking willen
brengen, lijkt het mij niet verstandig in onze middelen te snijden.)
Ik vermoed dat er nog veel geld over is en dat wij enigszins op weg zijn om het
dualisme vorm te geven. Ik ben het absoluut met de heer Huffnagel eens dat er
op dat gebied nog veel moet gebeuren. Dat zit soms misschien zelfs wat meer
tussen de oren dan in geld, maar dat is een andere discussie. Ik meen dat wij
met een budget van 500.000 euro per jaar aan onderzoeksgeld daadwerkelijk uit
de voeten kunnen. De Raad zou kunnen zeggen dat hij daarvan een
second opinion
wil of dat hij een bepaalde zaak nader wil laten onderzoeken. Ook ten behoeve
van een ander, zeer nuttig doel is dat onze overtuiging. Voor mij is er dan ook
niet een reden om die motie in te trekken. Ik begrijp dat daarvoor niet een
brede steun is en betreur dat. Het verheugt mij wel dat wij daarvoor de steun
van het College krijgen.
Het amendement waarin het geld van Carré/Muziektheater aan de orde komt,
zullen wij niet steunen.
(Mevr.
CODRINGTON:
Trekt u amendement nr. 876 in, of houdt u dat boven de markt voor het geval
dat over dit onderwerp in de commissie een discussie wordt gevoerd?)
Ik heb dat amendement ingetrokken. De wethouder zegt dat wij in de commissie
over dit onderwerp uitgebreid hebben gediscussieerd en dat door de GG&GD
een korte presentatie is gehouden over de stand van zaken. De plannen zijn te
ver gevorderd om deze nu nog terug te draaien. Wel betreurt het ons dat het op
de wijze is gebeurd zoals ik die zojuist heb geschetst.
Het amendement-Zafer Yurdakul, nr. 875, ingetrokken zijnde, maakt geen
onderdeel van behandeling meer uit.
Het amendement-Bruines, nr. 876, ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van
behandeling meer uit.
De heer
H.H.G. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. Wij komen toch terug op de motie-H. Bakker, nr. 639,
inzake het instellen van een onderzoek naar de verkleining van het aantal
stadsdelen. Over dat onderwerp hebben wij al informatie aangeleverd, waaronder
een rapport. Wij vragen nu niet om afschaffing van de stadsdelen, maar om het
instellen van een onderzoek.
Als het College een goed gevoel heeft over het functioneren van de stadsdelen,
begrijp ik niet waarom het tegen een dergelijke evaluatie is. Als alles goed
werkt, komt er immers niets aan het licht. Wij hebben daarbij andere gevoelens.
Wij zijn bereid deze motie in te trekken als het College een evaluatie van de
stadsdelen toezegt.
Wij spreken steeds over het linksom en rechtsom bezuinigen. Vandaag hebben wij
diverse moties in achtvoud voor onze kiezen gekregen. Ik ben van mening dat dit
verspilling van het materiaal is. Aan het begin ontvingen wij een pakket van
150 moties. Dat kan ik in de prullenbak gooien, want nagenoeg alle moties en
amendementen zijn gewijzigd. Ik ben van mening dat de gemeente Amsterdam moet
opletten waaraan zij het geld uitgeeft. Wij kunnen beginnen met het uitgeven
van minder geld aan papier.
Mevr.
KALT:
Mijnheer de Voorzitter. Als het nu werkelijk gaat om bezuinigen, hebben wij
onze eigen kop in de strop gestoken door de gigantische belasting op de
begroting door de Noord-Zuidlijn, Ceres en de Megabanenmarkt. Daarmee zijn
honderden miljoenen euro's gemoeid en het bevalt mij dan ook niet dat wethouder
Dales zo `knieperig' doet. In die gevallen deed hij dat in ieder geval niet.
Een kunstje dat bij wethouder Stadig past, is dat verlies op een plan meteen
wordt ingeboekt. De situatie ziet er dan zeer treurig uit. De winst waarvan
later sprake is, wordt pas ingeboekt als deze wordt geïncasseerd. Als je
dat niet weet, denk je dat alles er somber uitziet, terwijl alles netjes
parallel loopt. Ik vind het daarom flauw dat wethouder Stadig zegt dat ik een
subpost moet aanwijzen. Er is een groep die zich bezighoudt met binnentuinen in
de negentiende-eeuwse wijken. Deze groep heeft een doorlopende conferentie
georganiseerd en heeft dat geld nodig om daarmee door te kunnen gaan. Ik
betreur het dat dit springt op een verwijt over een subpost van het Stedelijk
Vernieuwingsfonds. Derhalve handhaaf ik de motie en hoop ik dat andere
raadsleden deze steunen. Dan mag wethouder Stadig het uitzoeken, want dat kan
zo niet.
Wethouder Van der Horst heeft problemen met het amendement dat betrekking heeft
op fietslessen voor allochtonen. Die fietspaden zijn echter wel voor fietsers
bedoeld. Het is de bedoeling dat ook mensen uit andere landen op die fietspaden
kunnen rijden, ondanks het feit dat zij in hun jeugd niet hebben geleerd te
fietsen. Het is een kwestie van inburgering en integratiebeleid. Straks spreken
al die mensen Nederlands. Dan is veel geld nodig voor het inzetten van trams,
omdat deze personen het te gevaarlijk vinden in de stad te fietsen.
(De heer
HUFFNAGEL:
Mag ik aannemen dat de volgende maal een amendement wordt ingediend met de
vraag iedereen die niet kan zwemmen zwemles te geven? Moeten wij dat allemaal
subsidiëren? Zullen wij het hier een beetje serieus houden?)
Ja, dat is inderdaad een goed idee. Je kunt in Amsterdam namelijk in iedere
gracht verdrinken. Ik vind het kinderachtig dat over dat geringe bedrag voor
fietslessen ingewikkeld wordt gedaan. Wij handhaven het amendement dan ook.
Wethouder Van der Horst zei dat hij voldoende geld heeft voor P+R-voorzieningen
langs de A10 in Amsterdam. Wij willen hem daarvoor nog wat meer geld geven.
(Wethouder
VAN DER HORST:
U begrijpt dat de wethouder voor Verkeer nooit genoeg geld heeft.)
Dan moet hij reuze blij zijn. Wij bieden hem in amendement nr. 661 namelijk een
bedrag aan van 2,5 miljoen euro aan. Dat kan hij inzetten voor
P+R-voorzieningen rond de A10. Dat bedrag gaat wel af van de planvorming over
en de realisatie van de Singelgrachtgarages, want daarvan zijn wij
tegenstander. Wij hebben dat liever allemaal aan de A10.
(Wethouder
VAN DER HORST:
Dat is een goed punt uit het programakkoord, dus dat haalt u toch niet. Ik
stel voor dat u dat bijvoorbeeld van het geld voor de binnentuinen haalt. Dan
vind ik het goed.)
Ach, die arme binnentuinen met dat geringe bedrag. Nee, dat doe ik niet. Ik
begrijp al dat de wethouder vast zit aan het programakkoord. Ik hoop dat de
andere raadsleden dit een beter idee vinden, maar eerlijk gezegd vermoed ik dat
ik dat niet haal.
(De heer
HUFFNAGEL:
Ik vrees dat meer raadsleden vastzitten aan het programakkoord.)
Dat is heel treurig. Daarmee heb ik gelukkig niet te maken.
De verbouwing van het Cosmictheater is heel belangrijk. Dat theater loopt als
een trein. Nu is het een soort gezellig
shabby
buurthuisje, maar dat kan gewoonweg niet meer. Het theater moet worden
opgeknapt. Het is gekocht door de gemeente, al moet nog een aantal handelingen
worden verricht. Graag wil men eind 2003 starten. Ik verzoek de wethouder in
ieder geval geld toe te zeggen, zodat men dit jaar met de verbouwing kan
beginnen. Ik vraag hem een reactie te geven.
Wij hebben amendement nr. 748 ingediend met het voorstel 0,2 miljoen euro voor
het cameratoezicht te schrappen en daarvoor stadswachten in te zetten. Het
plaatsen van camera's helpt immers toch niet. Het inzetten van stadswachten is
veel nuttiger en die mensen hebben dan een leuke baan. Ik beveel de Raad dat
amendement aan.
Mevr.
VAN OUDENALLEN
(orde): Aan het begin van deze vergadering heb ik punt 14 aangehaald. Ik keek
in de eerlijke blauwe ogen van wethouder Dales en geloofde hem op zijn woord
toen hij zei dat mijn duo-raadslid het niet bij het rechte eind had, maar in de
pauze hebben wij ontdekt dat zij en ik wel degelijk gelijk hadden. Wij zullen
punt 14 in de commissie dan ook ter sprake brengen. Dat heeft niets met het
onderwerp te doen dat wij nu behandelen, maar ik merk dat op voor de notulen.
Wethouder
DALES:
Ik had wel gelijk toen ik zei dat dit op de agenda van de commissie heeft
gestaan. Die commissievergadering is echter door de commissieleden geannuleerd
op het moment dat ik in het buitenland zat. Uw duo had zeker gelijk.
Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Het omgekeerde was het geval. Die vergadering werd geannuleerd omdat de
wethouder niet aanwezig was.
Mevr.
VAN OUDENALLEN:
Mijnheer de Voorzitter. Ik dank het College voor de preadviezen op onze moties
en amendementen. Wij hopen dat de raadsleden onze moties over het onderzoek
naar blauwe zones, hergebruik van invalidenwagens, een onderzoek naar
dubbelgebruik van gemeentelijke garages en parkeerterreinen steunen.
De motie van de fractie van de PvdA over de autoloze dagen in de binnenstad is
onzinnig. Daarmee hebben wij namelijk niets te maken. Dat zou de
vice-voorzitter van de Raad toch moeten weten.
Motie nr. 899 heeft betrekking op de PR van de Amsterdamse Haven. De wethouder
wijst deze motie af, maar het enige wat wij vragen, is het verloop te
evalueren. Naar mijn idee kan hij ja zeggen.
(Wethouder
VAN DER HORST: Ja.)
Deze motie is aangenomen. Ik dank de wethouder. Wat wil ik nog meer?
Wij komen met een notitie met de titel `Draaischijf van Amsterdam' met het doel
de Amsterdamse Haven een impuls te geven.
Wij verwachten dat er in 2004 stemcomputers zullen zijn. Anders moeten wij zo
lang wachten om te weten te komen welke personen na de verkiezingen in de
Tweede Kamer komen.
(De
BURGEMEESTER:
Dat heb ik niet toegezegd.)
De Burgemeester heeft wel toegezegd dat hij de aanzet zal geven en de
mogelijkheden zal nagaan.
(De
BURGEMEESTER:
Nee. Ik heb toegezegd dat ik dat zal nagaan en niet dat ik de aanzet zal
geven.)
Dat vind ik een toezegging.
Met betrekking tot motie nr. 744 merk ik op dat wij hopen dat er inderdaad
voldoende personeel komt en dat wij niet over een jaar tot de ontdekking komen
dat het is mislukt, omdat de diensten en bedrijven dat zelf mogen regelen. Wij
hebben goede hoop, want op onze aansporing van verschillende diensten en
bedrijven hebben wij leuke reacties ontvangen. Ditmaal zijn wij gelukkig en
volgend jaar hopen wij weer met goede reacties op de begroting te komen.
(Wethouder
STADIG: Het was al over elven.)
Ik begrijp uw opmerking niet.
De
VOORZITTER:
Mevr. Kalt wil nog een opmerking maken. Ik geef haar daartoe de gelegenheid.
Mevr.
KALT:
Mijnheer de Voorzitter. De motie van D66 met het voorstel het Rozentheater met
dualiseringsgeld te financieren vind ik sympathiek. Wij helpen wethouder
Belliot daarmee tevens uit de ruzies met Het Muziektheater. Graag verneem ik
wat zij daarvan vindt.
De
VOORZITTER:
Ik geef het College het woord voor de beantwoording van de resterende vragen.
Wethouder mevr.
BELLIOT:
Mijnheer de Voorzitter. Ik heb mevr. Bruines al gecomplimenteerd met deze
fantastische dekking.
Wethouder
DALES:
Mijnheer de Voorzitter. Ik begin met het heikele punt, namelijk de Openbare
Bibliotheek. Graag houden wij vast aan het principe dat de financiering moet
zijn geregeld op het moment dat een gebouw wordt opgeleverd. Dat doen wij ook
in het geval van het Gemeentearchief. Dat financieren wij namelijk via de
Kapitaalsdienst. Dat is structureel geld, namelijk de kapitaallast. Die
financiering loopt inderdaad twintig à dertig jaar door, maar dat is
iets anders dan afschrijven. Bij de bibliotheek zal dat met incidentele
middelen gebeuren.
(De heer
HALBERTSMA:
Dit is de grootste flauwekul. Het Gemeentearchief financiert u in twintig
stapjes, jaar na jaar. Wij spreken in dit geval over een termijn van zes jaar.
Houd u alstublieft op met die flauwekul.)
Dat kan ook wel met structureel geld, maar dan moet de Raad bij het structurele
geld iets weg halen. Het principe blijft hetzelfde.
(De heer
ASSCHER:
Uw voorstel is dus de constructie van het archief ook voor bibliotheek te
gebruiken?)
Ik weet niet waar ik die structurele ruimte moet vinden. In de begroting voor
2003 hebben wij immers exceptioneel veel incidenteel geld. Het was veel beter
geweest die zaak meteen te regelen, maar dan hadden wij veel andere zaken niet
kunnen uitvoeren. Dan was het te weinig geworden en daarom is gekozen voor die
vier tranches. Dat is overigens geheel conform de afspraken in het
programakkoord. Het College kan wel leven met een financiële dekking per
datum oplevering. Tot die tijd kan dan naar wens worden geschoven. Dat is ook
voor de Raad de oplossing van het probleem in 2003. Hij wil immers een aantal
prioriteiten dekken. Op die manier zou hij dat ook kunnen doen.
(De heer
HUFFNAGEL:
Dat klinkt goed. Deze discussie heeft al veel te lang geduurd en met dat
voorstel zijn wij snel klaar.)
De heer Van Poelgeest vraagt of ik bij de Voorjaarsnota niet alleen met
ombuigingsvoorstellen wil komen, maar ook met voorstellen voor de besteding.
Dat zal ik doen. Het is immers niet de bedoeling om te buigen vanwege het
opbuigen op zichzelf. Het geld wordt meteen aan een bepaald doel besteed. Het
is goed mogelijk dat de Raad besluit niet akkoord te gaan met onze
ombuigingsvoorstellen en dat het geld dus niet op een andere wijze wordt
besteed.Dat lijkt mij niet waarschijnlijk, maar dat kan. De Raad krijgt die
voorstellen uiteraard voorgelegd.
Inzake het Huis voor de Dans doe ik een suggestie om te voorkomen dat wij ook
wat dat betreft vastlopen. Als ik goed ben geïnformeerd, wordt die uitgave
van 2 miljoen euro voor het Huis voor de Dans nog niet in 2003 gedaan. Het
gaat erom dat er zekerheid wordt geboden voor de cofinanciering. Het is dus ook
mogelijk het College te vragen dat bij de Voorjaarsnota financieel te regelen.
Dan is die zekerheid geboden en blijven wij ook in dat geval min of meer
binnen de regels van onze financiële discipline.
(Mevr.
BRUINES:
Dat is precies wat in mijn gewijzigde amendement over het Huis voor de Dans
staat. U heeft dat zojuist negatief gepreadviseerd, maar nu neem ik aan dat die
overgaat naar de andere lijst.)
Ik ken dat gewijzigde amendement niet. Voor mij ligt amendement nr. 855.
(De
VOORZITTER: Welk amendement is het?)
(Mevr.
BRUINES: Het is amendement nr. 877)
De
VOORZITTER:
Ik stel voor dat de wethouder amendement nr. 877 leest en dat hij daarop later
terugkomt. Ik geef het woord aan wethouder Maij.
Wethouder mevr.
MAIJ:
Mijnheer de Voorzitter. Er is nog een motie bijgekomen, namelijk nr. 845. Dat
heeft betrekking op het leefbaar en veilig maken van Amsterdam.
Het College is in principe akkoord, maar de deadline van maart is onhaalbaar.
Als de heer De Graaf ermee kan instemmen dat wij die deadline niet zo nauw
nemen, gaan wij daarmee akkoord. Anders zouden wij alles al in januari a.s.
gereed moeten hebben en ook de omlooptijd speelt een rol. Dat redden wij
gewoonweg niet.
Wethouder mevr.
BELLIOT:
Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Alberts zou een gewijzigde motie indienen, maar
die heb ik nog niet ontvangen.
(Mevr.
ALBERTS:
Ik heb slechts twee zinnen geschrapt. Wel merk ik op dat `v' in `a' moet
worden veranderd.)
De
VOORZITTER:
Ik geef het woord aan wethouder Dales.
Wethouder
DALES:
Mijnheer de Voorzitter. Ik reageer op het amendement van mevr. Bruines. Zij
heeft gelijk als zij zegt dat ik een fase achter liep. Wij proberen met de Raad
mee te denken en een oplossing te vinden waarmee zowel het College als de Raad
kan leven. Alles afwegende lijkt mij de in het amendement weergegeven
oplossing de beste. Het College geeft dus een positief preadvies op dat
amendement.
De discussie wordt gesloten.
De heer
HALBERTSMA
(orde): Wij willen ons graag op de stemming voorbereiden. Ik verzoek de
voorzitter daarom de vergadering gedurende tien minuten te schorsen.
De
VOORZITTER:
Ik stel voor dat wij eerst nagaan wat wij voor ons hebben. Daarna zal ik de
vergadering enige tijd schorsen, zodat u zich kunt voorbereiden.
Wij beschikken over twee lijsten. Op stemminglijst A, versie 4, staan de moties
en amendementen die door het College negatief zijn gepreadviseerd. Ik
constateer dat niet iedereen in het bezit is van die lijst en schors de
vergadering totdat dit wel het geval is.
De vergadering wordt van 23.15 tot 23.25 uur geschorst.
De
VOORZITTER:
U heeft stemmingslijst A, versie 4, ontvangen. Dat is de lijst met moties en
amendementen die door het College negatief zijn gepreadviseerd. U treft daarop
amendement nr. 601 aan. Dat verdwijnt van die lijst, want wij hebben zojuist
gehoord dat het gewijzigde amendement nr. 845 door het College positief is
gepreadviseerd. Dat gewijzigde amendement komt op stemmingslijst B te staan.
Het amendement-Paquay, nr. 847, over het smartengeld voor de cliënten van
de GSD is ingetrokken en dient derhalve te worden doorgestreept. Het
amendement-Dalm c.s., nr. 681, over Regionet is eveneens ingetrokken. Ook dat
kunt u doorstrepen.
(Wethouder
STADIG:
Ook de motie-J.L. Bakker, nr. 600, moet naar de andere lijst.)
Ik spreek over de vierde versie van lijst A. U moet zich daarmee niet bemoeien.
Het amendement-Zafer Yurdakul c.s., nr. 875 over de keuzevrijheid om op
meerdere scholen in te schrijven, is ingetrokken en kan worden doorgestreept.
Hetzelfde geldt voor het amendement-Bruines, nr. 694. Het amendement-Bruines,
nr. 695, komt op lijst B, omdat dat positief is gepreadviseerd.
De motie-Van Oudenallen, nr. 738, verdwijnt eveneens van deze lijst en komt op
lijst B.
(De heer
VAN POELGEEST:
Is ook de motie-J.L. Bakker, nr. 600, door het College positief
gepreadviseerd?)
Ja, ook motie nr. 600 verdwijnt van lijst A en komt op lijst B.
(Mevr.
ALBERTS:
Amendement nr. 763 had ik al ingetrokken, maar staat nog op de lijst.)
De motie-Alberts onder nr. 763 over de vering van de bussen is ingetrokken en
verdwijnt van de lijst.
Ik ga in op stemmingslijst B. Daaraan hebben wij de motie-J.L. Bakker, nr. 600,
toegevoegd. Hetzelfde geldt voor de motie-De Graaf, nr. 844, het
amendement-Bruines, nr. 695 en de motie-Van Oudenallen, nr. 738.
(De heer
HALBERTSMA:
Het amendement-Asscher op nr. 592 wensen wij alsnog in te trekken en het
amendement-Halbertsma op nr. 635, is reeds ingetrokken. Wij verzoeken de
voorzitter het amendement-Asscher op nr. 668 aan het begin in stemming te
brengen, omdat die stemming van invloed is op andere moties en amendementen.)
(De heer
FLOS:
Op lijst A staat bij het amendement-Flos op nr. 713 een foutieve omschrijving.
De amendementen nrs. 888 en 889 hebben betrekking op het pontje over de Nieuwe
Meer in plaats van op veiligheidsarrangementen openbaar vervoer.)
Als ik mij goed herinner, heeft de heer Paquay er de voorkeur aan gegeven eerst
te stemmen over lijst A.
(De heer
HUFFNAGEL:
Boven stemmingslijst B staat dat de daarop vermelde moties en amendementen bij
hamerslag kunnen worden aangenomen.)
Ja, maar daarover zullen wij wel stemmen. Ik zal de raadsleden vragen wie niet
voor die moties of amendementen wil stemmen.
(De heer
H.H.G. BAKKER:
In het amendement-H. Bakker op nr. 896 hebben wij de financiële dekking
van Ceres teruggehaald. Dat is in gewijzigde vorm ingebracht.)
Ik begrijp dat de tekst "ten laste van Ceres" moet worden
doorgestreept. Is er nog behoefte aan schorsing?
(Mevr.
BRUINES:
Ik verzoek de voorzitter de vergadering twee minuten te schorsen. Ook vraag ik
hem het amendement-Manuel op nr. 873 van lijst A in stemming te brengen
voordat het amendement-Nijman op nr. 853 van lijst B in stemming komt.)
Dat komt vanzelf goed.
(De heer
VAN POELGEEST:
Wij verzoeken de voorzitter het amendement-Dalm op nr. 679 over de autoloze
dagen in stemming te brengen voordat de motie-Meijer op nr. 664 over datzelfde
onderwerp in stemming komt. Het amendement nr. 679 is namelijk
vérstrekkender.)
Dat is genoteerd.
De vergadering wordt voor enkele minuten geschorst.
De
VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Aan de orde is de stemming over de ingediende moties en amendementen.
Het amendement-Asscher c.s. (nr. 864) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden
Codrington, Dalm, Van Pinxteren, Özütok, Van Poelgeest en Sargentini
zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Spee-Rouppe van der Voort c.s. (nr. 837) wordt met zitten en
opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden
Codrington, Dalm, Özütok, Van Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini
zich tegen het amendement hebben verklaard.
De motie-J.L. Bakker (nr. 839) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer, Van
Oudenallen, Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest en
Sargentini zich voor de motie hebben verklaard.
Het amendement-Olij c.s. (nr. 840) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker, Bruines, Kalt, Manuel, Van Oudenallen en Zafer Yurdakul
zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Olij c.s. (nr. 841) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink, Goring, Huffnagel, Isik, Manuel,
Nederveen, Van der Wieken-de Leeuw en Zafer Yurdakul zich tegen het amendement
hebben verklaard.
De motie-De Graaf (nr. 846) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
Asante, Asscher, J.L. Bakker, Bijlsma, Van der Garde, Halbertsma, Jamari,
Kalt, Klerks, Marres, Meijer, Nijman, Olij, Paquay, Reuten, Riem Vis,
Schaapman, De Wolf en Zati Yurdakul zich tegen de motie hebben verklaard.
Het amendement-Marres (nr. 849) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker en H.H.G. Bakker zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-H. Bakker c.s. (nr. 850) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker en H.H.G. Bakker zich voor het amendement hebben verklaard.
Het amendement-H. Bakker c.s. (nr. 633) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker en H.H.G. Bakker zich voor het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Asscher c.s. (nr. 851) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Manuel en Zafer Yurdakul zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Van Poelgeest (nr. 637) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer, Özütok, Paquay, Van
Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich voor het amendement hebben
verklaard.
De motie-H. Bakker c.s. (nr. 639) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker, Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink, Goring,
Huffnagel, Isik, Nederveen, Van Oudenallen en Van der Wieken-de Leeuw zich voor
de motie hebben verklaard.
De motie-Spee-Rouppe van der Voort (nr. 852) wordt met zitten en opstaan
aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden het lid Kalt zich
tegen de motie heeft verklaard.
Het amendement-De Wolf c.s. (nr. 855) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Van der
Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink, Goring, De Graaf, Huffnagel, Isik,
Nederveen, Res, Spee-Rouppe van der Voort, Weenink en Van der Wieken-de Leeuw
zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Riem Vis c.s. (nr. 856) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Manuel en Zafer Yurdakul zich tegen het amendement hebben verklaard.
De motie-J.L. Bakker (nr. 654) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Bruines, Codrington, Dalm, Kalt, Manuel, Meijer, Van Oudenallen,
Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Sargentini en Zafer
Yurdakul zich voor de motie hebben verklaard.
Het amendement-Kalt (nr. 857) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Kalt, Meijer en Paquay zich voor het amendement hebben verklaard.
Het Amendement-Kalt (nr. 858) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden het lid Kalt zich
voor het amendement heeft verklaard.
Het amendement-Kalt (nr. 860) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Kalt, Meijer en Paquay zich voor het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Kalt (nr. 861) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden het lid Kalt zich
voor het amendement heeft verklaard.
De motie-Meijer c.s. (nr. 863) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Kalt, Meijer, Van Oudenallen en Paquay zich voor de motie hebben
verklaard.
De motie-Weenink c.s. (nr. 865) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Bruines, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer, Özütok,
Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich tegen de motie hebben
verklaard.
Het amendement-Dalm c.s. (nr. 866) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer,
Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich voor
het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Dalm c.s. (nr. 867) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer, Özütok, Paquay, Van
Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich voor het amendement hebben
verklaard.
De motie-Meijer c.s. (nr. 862) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker, Bruines, Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink,
Goring, De Graaf, Huffnagel, Isik, Manuel, Nederveen, Van Oudenallen, Res,
Spee-Rouppe van der Voort, Weenink, Van der Wieken-de Leeuw en Zafer Yurdakul
zich tegen de motie hebben verklaard.
Het amendement-Dalm c.s. (nr. 680) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer, Özütok, Paquay, Van
Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich voor het amendement hebben
verklaard.
Het amendement-Van Pinxteren c.s. (nr. 870) wordt met zitten en opstaan
aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Kalt, Manuel en Zafer Yurdakul zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Van Poelgeest (nr. 687A) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer, Özütok, Paquay, Van
Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich voor het amendement hebben
verklaard.
Het amendement-Van Poelgeest (nr. 687B) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker, Bruines, Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink,
Goring, De Graaf, Huffnagel, Isik, Manuel, Nederveen, Van Oudenallen, Res,
Spee-Rouppe van der Voort, Weenink, Van der Wieken-de Leeuw en Zafer Yurdakul
zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Manuel c.s. (nr. 690A) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Codrington, Dalm, Kalt, Manuel, Özütok, Van Pinxteren, Van
Poelgeest, Sargentini en Zafer Yurdakul zich voor het amendement hebben
verklaard.
Het amendement-Manuel c.s. (nr. 690B) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker en Van Oudenallen zich tegen het amendement hebben
verklaard.
Het amendement-Zafer Yurdakul c.s. (nr. 692) wordt met zitten en opstaan
verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Bruines, Kalt, Manuel, Meijer, Paquay en Zafer Yurdakul zich voor
het amendement hebben verklaard.
De motie-H. Bakker c.s. (nr. 705) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Kalt, Meijer, Van Oudenallen en Paquay
zich voor de motie hebben verklaard.
Het amendement-Paquay c.s. (nr. 882) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Kalt, Meijer en Paquay zich voor het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Meijer c.s. (nr. 883) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker, Bruines, Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink,
Goring, Huffnagel, Isik, Manuel, Nederveen, Van Oudenallen, Van der Wieken-de
Leeuw en Zafer Yurdakul zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Meijer c.s. (nr. 884) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Meijer, Van Oudenallen en Paquay zich voor het amendement hebben
verklaard.
De motie-Meijer c.s. (nr. 885) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Manuel, Van Oudenallen en Zafer Yurdakul zich tegen de motie hebben verklaard.
De motie-Meijer c.s. (nr. 886) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Meijer en Paquay zich voor de motie hebben verklaard.
Het amendement-Meijer c.s. (nr. 887) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Bruines, Codrington, Dalm, Kalt, Manuel, Meijer, Van Oudenallen,
Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Sargentini en Zafer
Yurdakul zich voor het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Flos c.s. (nr. 888) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker, Bruines, Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink,
Goring, De Graaf, Huffnagel, Isik, Manuel, Nederveen, Van Oudenallen, Res,
Spee-Rouppe van der Voort, Weenink, Van der Wieken-de Leeuw en Zafer Yurdakul
zich voor het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Flos c.s. (nr. 889) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
het amendement heeft verklaard.
Het amendement-Nederveen c.s. (nr. 720) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Bruines, Codrington, Dalm, Manuel, Meijer, Özütok,
Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Sargentini en Zafer Yurdakul zich tegen
het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Nederveen c.s. (nr. 891) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
het amendement heeft verklaard.
Het amendement-Nederveen c.s. (nr. 892) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Manuel en Zafer Yurdakul zich tegen het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Buurma-Haitsma (nr. 725) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink, Goring, De Graaf, Huffnagel,
Isik, Manuel, Nederveen, Res, Spee-Rouppe van der Voort, Weenink, Van der
Wieken-de Leeuw en Zafer Yurdakul zich voor het amendement hebben verklaard.
Het amendement-Buurma-Haitsma (nr. 727) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Bruines,
Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink, Goring, De Graaf, Huffnagel,
Isik, Manuel, Nederveen, Res, Spee-Rouppe van der Voort, Weenink, Van der
Wieken-de Leeuw en Zafer Yurdakul zich voor het amendement hebben verklaard.
De motie-H. Bakker c.s. (nr. 745) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker en H.H.G. Bakker zich voor de motie hebben verklaard.
Het amendement-Kalt (nr. 906) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Kalt, Meijer en Paquay zich voor het amendement hebben verklaard.
De motie-H. Bakker c.s. (nr. 909) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker en H.H.G. Bakker zich voor de motie hebben verklaard.
De motie-H. Bakker c.s. (nr. 911) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker en Van Oudenallen zich voor de motie hebben verklaard.
Mevr.
BRUINES:
Ik voel mij tot mijn grote spijt genoodzaakt amendement nr. 877 over het Huis
voor de Dans in te trekken, die nu overbodig is geworden.
De motie-Spee-Rouppe van der Voort (nr. 838) wordt met zitten en opstaan
aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Bruines, Codrington, Dalm, Kalt, Manuel, Meijer,
Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Sargentini en Zafer
Yurdakul zich tegen de motie hebben verklaard.
De motie-Olij c.s. (nr. 842) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
De motie-Marres (nr. 848) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
Het amendement-Spee-Rouppe van der Voort c.s. (nr. 641) wordt met zitten en
opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Meijer en Paquay zich tegen dit amendement hebben verklaard.
De motie-Spee-Rouppe van der Voort (nr. 642) wordt met zitten en opstaan
aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer, Özütok, Paquay, Van
Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich tegen de motie hebben verklaard.
De motie-Spee-Rouppe van der Voort (nr. 644) wordt met zitten en opstaan
aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
Het amendement-Nijman (nr. 853) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Codrington, Dalm, Kalt, Meijer, Paquay, Van Pinxteren, Van
Poelgeest, Özütok en Sargentini zich tegen het amendement hebben
verklaard.
De motie-Marres c.s. (nr. 854) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
Het amendement-Van der Garde c.s. (nr. 857) wordt met zitten en opstaan
aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
het amendement heeft verklaard.
De motie-Kalt (nr. 663) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
Het amendement-Codrington c.s. (nr. 868) wordt met zitten en opstaan
aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
het amendement heeft verklaard.
De motie-Sargentini c.s. (nr. 869) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden De
Graaf, Res, Spee-Rouppe van der Voort en Weenink zich tegen de motie hebben
verklaard.
De motie-Zafer Yurdakul c.s. (nr. 691) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Asante,
Asscher, Bijlsma, Van der Garde, Halbertsma, Jamari, Klerks, Marres, Nijman,
Olij, Reuten, Riem Vis, Schaapman, De Wolf en Zati Yurdakul zich tegen de motie
hebben verklaard.
Het amendement-Bruines c.s. (nr. 878) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Bruines, Codrington, Dalm, Kalt,
Manuel, Meijer, Van Oudenallen, Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van
Poelgeest, Sargentini en Zafer Yurdakul zich voor het amendement hebben
verklaard.
De motie-Jamari c.s. (nr. 879) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
De motie-Bijlsma (nr. 699) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
De motie-Bijlsma (nr. 700) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
De motie-Bijlsma (nr. 701) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
De motie-Bijlsma c.s. (nr. 880) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
De motie-Marres (nr. 881) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
Het amendement-Meijer (nr. 883) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Kalt, Meijer en Paquay zich tegen het amendement hebben
verklaard.
De motie-Geerdink c.s. (nr. 893) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Kalt, Meijer en Paquay zich tegen de motie hebben verklaard.
De motie-Geerdink c.s. (nr. 729) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
Het amendement-Flos c.s. (nr. 894) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
het amendement heeft verklaard.
Het amendement-Flos c.s. (nr. 896) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
het amendement heeft verklaard.
Het amendement-Van Oudenallen (nr. 898) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
het amendement heeft verklaard.
De motie-Van Oudenallen (nr. 739) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Asante,
Asscher, Bijlsma, Codrington, Dalm, Van der Garde, Halbertsma, Jamari, Kalt,
Klerks, Marres, Nijman, Olij, Özütok, Van Pinxteren, Van Poelgeest,
Reuten, Riem Vis, Sargentini, Schaapman, De Wolf en Zati Yurdakul zich tegen de
motie hebben verklaard.
De motie-Van Oudenallen (nr. 900) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
De motie-Van Oudenallen (nr. 901) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Asante,
Asscher, Bijlsma, Van der Garde, De Graaf, Halbertsma, Jamari, Kalt, Klerks,
Marres, Nijman, Olij, Res, Reuten, Riem Vis, Schaapman, Spee-Rouppe van der
Voort, Weenink, De Wolf en Zati Yurdakul zich tegen de motie hebben verklaard.
De motie-Van Oudenallen (nr. 903) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
Asante, Asscher, J.L. Bakker, Bijlsma, Van der Garde, Halbertsma, Jamari,
Kalt, Klerks, Marres, Meijer, Nijman, Olij, Paquay, Reuten, Riem Vis,
Schaapman, De Wolf en Zati Yurdakul zich tegen de motie hebben verklaard.
De motie-J.L. Bakker (nr. 843) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Asante,
Asscher, Bijlsma, Van der Garde, De Graaf, Halbertsma, Jamari, Klerks, Marres,
Nijman, Olij, Res, Reuten, Riem Vis, Schaapman, Spee-Rouppe van der Voort,
Weenink, De Wolf en Zati Yurdakul zich tegen de motie hebben verklaard.
De motie-De Graaf (nr. 844) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
J.L. Bakker, Kalt, Meijer en Paquay zich tegen de motie hebben verklaard.
De motie-Asante c.s. (nr. 905) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
de motie heeft verklaard.
De motie-Asante (nr. 747) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker, Van der Burg, Buurma-Haitsma, Flos, Geerdink, Goring, De
Graaf, Huffnagel, Isik, Nederveen, Res, Spee-Rouppe van der Voort, Weenink en
Van der Wieken-de Leeuw zich tegen de motie hebben verklaard.
Het amendement-Alberts c.s. (nr. 907) wordt met zitten en opstaan aangenomen.
De
VOORZITTER
constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen
het amendement heeft verklaard.
De motie-H. Bakker c.s. (nr. 910) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H.
Bakker, H.H.G. Bakker, Codrington, Dalm, Van Oudenallen, Özütok, Van
Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich voor de motie hebben verklaard.
De motie-Van Oudenallen (nr. 899) wordt met zitten en opstaan verworpen.
De
VOORZITTER
constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts,
Asante, Asscher, J.L. Bakker, Bijlsma, Codrington, Dalm, Van der Garde,
Halbertsma, Jamari, Kalt, Klerks, Marres, Meijer, Nijman, Olij,
Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Reuten, Riem Vis,
Sargentini, Schaapman, De Wolf en Zati Yurdakul zich voor de motie hebben
verklaard.
De
VOORZITTER:
Tot slot van deze vergadering dank ik ten zeerste de griffie voor de
voortreffelijke wijze waarop zij de zo laat gewijzigde moties heeft verwerkt.
Ik wens u uitstekende kerstdagen en een goed nieuwjaar.
(Applaus) De vergadering wordt om 00.00 uur gesloten.