OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 9 OKTOBER 2002  

       Aanwezig :
     de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), Asscher (PvdA), J.L. Bakker (SP), H. Bakker (LA), H.H.G. Bakker (LA), Bijlsma (PvdA), mevr. Bruines (D66), Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), mevr. Codrington (GroenLinks), mevr. Dalm (GroenLinks), Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), Goring (VVD), De Graaf (CDA), Halbertsma (PvdA), Huffnagel (VVD), Isik (VVD), Jamari (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), Klerks (PvdA), Manuel (D66), Marres (PvdA), mevr. Meijer (SP), Nederveen (VVD), Nijman (PvdA), Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), Van Poelgeest (GroenLinks), Res (CDA), Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), De Wolf (PvdA) en Zati Yurdakul (PvdA).

       Afwezig :
     de leden mevr. Özütok (GroenLinks) en Zafer Yurdakul (D66).
       Aanwezig
     : de wethouders mevr. Belliot (PvdA), Dales (VVD), Van der Horst (VVD), mevr. Maij (CDA), Oudkerk (PvdA) en Stadig (PvdA).
       Afwezig :
     geen der wethouders. 





     Avondzitting op woensdag 9 oktober 2002
 

       Voorzitter : mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede het raadslid S. Bruines, waarnemend plaatsvervangend voorzitter
       Secretaris: mevr. mr. A.M. Smeets, griffier.
     De VOORZITTER:
      Leden van de Gemeenteraad en dames en heren op de publieke tribune, ik heet u hartelijk welkom. Ik open hierbij de vergadering. Ik verzoek iedereen te gaan staan en ik geef het woord aan loco-burgemeester Dales.
     Wethouder DALES: Leden van de Raad, burgemeester Cohen is niet in de gelegenheid de vergadering van vanavond te openen. Hij was aan het begin van de avond in Den Haag om namens Amsterdam de laatste eer te bewijzen aan Prins Claus en nu is hij op weg hierheen. De reden dat wij hier vanavond toch vergaderen, in tegenstelling tot het parlement, is gelegen in het feit dat het nemen van het besluit over de Noord-Zuidlijn geen verder uitstel kan velen.
      Zondagavond hoorden wij het verdrietige bericht van het overlijden van Prins Claus. De televisie en kranten hebben de afgelopen dagen zijn veelzijdige leven belicht. Zelf werd ik getroffen door een artikel in Het Parool van gisteren, waarin de joodse hoogleraar Levi Primo bericht over zijn bijzondere vriendschap met de prins. Primo had er aanvankelijk tegenop gezien om Prins Claus te ontmoeten vanwege diens Duitse achtergrond. Toen zij elkaar toch spraken, was hij verrast over de openheid en de eerlijkheid van de prins, die openhartig praatte over de Tweede Wereldoorlog, zijn verleden en zijn familie. Er volgde een vriendschap van decennia. Primo kenschetste Prins Claus als een oprecht en betrokken mens en zo hebben wij hem in Amsterdam ook leren kennen.
      Leek hij in de jaren zestig niet welkom in Amsterdam, in de loop der tijd heeft onze stad Prins Claus in haar hart gesloten. Hij was met regelmaat aan het Museumplein te vinden als liefhebber van muziek en als beschermheer van het Concertgebouworkest. Ook de jaarlijkse herdenking op de Dam en de uitreiking van de kunst- en cultuurprijzen die zijn naam dragen, voerden hem naar onze stad.
      Maar Prins Claus was vooral ook een wereldburger. Hij was niet alleen op Nederland en Duitsland gericht en op de verbetering van de relatie tussen deze twee landen, maar hij had oog voor de wereld en met name voor de Derde Wereld. Met kennis van zaken en met volharding drong hij erop aan Afrika niet als een verloren continent te beschouwen. Vele lezingen heeft hij daarover gegeven, onder andere in het Tropeninstituut.
      Amsterdam en de Amsterdammers zullen de prins missen. Moge zijn nagedachtenis Koningin Beatrix en haar zonen tot steun zijn en kracht geven. Wij gedenken Prins Claus met eerbied en met genegenheid.
      De vergadering wordt gedurende enkele ogenblikken geschorst.
     De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. 
     1

      Vaststelling van de agenda.
     De heer BIJLSMA (orde): Ik stel voor het agendapunt over de aanschaf van het materieel voor de Noord-Zuidlijn te bespreken vóór het agendapunt met betrekking tot de start van de aanleg van de Noord-Zuidlijn. In het stuk van het College van Burgemeester en Wethouders wordt bij agendapunt 3 uitgegaan van de aanschaf van een bepaald type materieel, maar dat besluit hebben wij dan nog niet genomen.
     De heer HUFFNAGEL: Het lijkt mij handig eerst te besluiten óf wij de lijn aanleggen en daarna pas welk materieel daarover rijdt. Het is niet zo handig eerst het materieel te bepalen en dan pas na te gaan of wij die lijn gaan aanleggen.
     De heer VAN POELGEEST: Om aan dit beginnende gekissebis tussen de fracties van de PvdA en de VVD een einde te maken, stel ik voor alles in één keer te behandelen. Dan kan iedereen zelf bedenken wanneer hij wat zegt.
     De VOORZITTER: Er liggen nu twee voorstellen voor. De heer Bijlsma stelt voor de materieelkeuze naar voren te halen. Wij kunnen ook dat deel van de voordracht over de materieelkeuze aanhouden en zeggen dat dat pas in werking treedt nadat wij de materieelkeuze hebben behandeld.
     De heer H. BAKKER: Wij kunnen ook gaan stemmen. Dan kunnen wij alvast naar huis en dan kan de Raad daarover later debatteren.
     De VOORZITTER: Ik stel voor het voorstel van de heer Bijlsma in stemming te brengen.
      De heer VAN POELGEEST: Ik heb ook een voorstel gedaan.
     De VOORZITTER: Ja. Daarna komt het voorstel van de heer Van Poelgeest aan de orde. 
     In stemming komt het ordevoorstel van de heer Bijlsma.
      Het voorstel wordt met zitten en opstaan verworpen.
     De VOORZITTER: Wie is voorstander van het gevoegd behandelen van alle agendapunten?
      De heer HUFFNAGEL: Ik kan mij wel vinden in het gevoegd behandelen van alle agendapunten, maar ik neem aan dat het voorstel met betrekking tot het stemmen niet daarbij hoort.
     De VOORZITTER: Nee. Dat betekent dat de raadsleden in hun termijn meteen alle onderwerpen behandelen. Ik kan mij overigens voorstellen dat wij het onderwerp met betrekking tot de referendumaanvraag wel apart houden.
     De heer VAN POELGEEST: Daarmee ben ik het eens, maar als fracties in hun bijdragen over het besluit onder punt 3 spreken, lijkt mij dat zij ook iets over het besluit onder punt 5 willen zeggen. Ik vind het daarom vreemd te zeggen dat je dat in je betoog moet scheiden. Misschien moeten wij daarover nog even nadenken.
     De VOORZITTER: Het voorstel van de heer Van Poelgeest is alles in één keer te behandelen, met uitzondering van agendapunt 7 over het referendum, dat op de supplementagenda staat.
      In stemming komt het ordevoorstel van de heer Van Poelgeest.
      Het voorstel wordt met zitten en opstaan aangenomen.
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Asante, Asscher, H. Bakker, H.H.G. Bakker, Bijlsma, Codrington, Dalm, Van der Garde, Halbertsma, Jamari, Kalt, Klerks, Marres, Nijman, Olij, Van Oudenallen, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Reuten, Riem Vis, Sargentini, Schaapman en De Wolf zich voor het voorstel hebben verklaard.
      De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
     De VOORZITTER: Als het goed is, hebben in ieder geval de fractievoorzitters de spreektijdregeling op hun tafel aangetroffen. Deze regeling gaat uit van een vergadering tot 23 uur. Wij gaan ervan uit dat wij dat halen en anders zien wij weer verder.
      Mevr. KALT (orde): Ik ben tegen het voorstel dat ik slechts zeven minuten tijd heb over twee belangrijke punten te praten. Graag zou ik meer minuten spreektijd krijgen.
     Mevr. VAN OUDENALLEN: Uiteraard ondersteun ik dit fantastische voorstel van mevr. Kalt. Daarnaast doe ik een ordevoorstel. Wij hebben genoeg kunnen lezen van de fracties die voorstander zijn. De fractie van Mokum Mobiel stelt voor dat eerst de fracties die tegen het voorstel zijn in volgorde van grootte hun visie geven.
     De VOORZITTER: Ik stel voor het laatste voorstel niet over te nemen. Als het dit soort belangrijke punten betreft, is het naar mijn idee in deze Raad een gebruik dat op grootte van fracties te doen.
      Met betrekking tot het voorstel van mevr. Kalt merk ik op dat de Commissie Werkwijze vorige week heeft besloten uit te gaan van een avondvergadering tot ongeveer 23 uur. De spreektijden zijn daarop gebaseerd. Ik stel voor dat mevr. Kalt begint en dan zien wij wel. 
     2

      Mededeling van de ingekomen stukken
     De VOORZITTER: De ingekomen stukken die op de agenda staan, worden betrokken bij de raadsvoordracht, zoals deze vanavond voorligt. De raadsleden hebben gisteren de stukken 1 tot en met 7 gekregen en 8 tot en met 13 vinden zij op hun tafel. Het betreft brieven over de Noord-Zuidlijn en ik stel dus voor deze te betrekken bij de behandeling van de agendapunten van vanavond. 1E
      Adres van B. Schraven van 13 september 2002 inzake de Noord-Zuidlijn. 
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 2E
     Adres van D. Brekveld van 16 september 2002, houdende verzoek tot uitstel van het aanlegbesluit van de Noord-Zuidlijn.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht, nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 3E
      Adres van J.C. Haije, voorzitter van het Nederlands Genootschap van Insprekers, van 30 september 2002 inzake de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 4E
      Adres van mevr. S. Boerlage, namens Actieve Stad, van 4 oktober 2002, houdende verzoek toestemming te verlenen tot het houden van een nieuw referendum over de besluitvorming met betrekking tot de aanleg van de Noord-Zuidlijn. 
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 529 van 2002, punt 7 van de agenda. 5E
      Adres van mevr. R. Kleijwegt e.a. van 7 oktober 2002, houdende verzoek niet in te stemmen met de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 6E
      Adres van J.C. Haije van 6 oktober 2002 inzake de aanleg van de Noord-Zuidlijn en de Tweede Coentunnel.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 7E
      Adres van prof. ir. Tj. Dijkstra van 6 oktober 2002 inzake de aanleg van de Noord-Zuidlijn en de bouw van een busstation aan IJ-zijde van het Centraal Station.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 8E
      Adres van mevr. M. Overbeeke, namens FNV Regiowerk Randstad, van 4 oktober 2002, houd ende verzoek het project Noord-Zuidlijn geheel en al uit de begroting voor Verkeer en Vervoer te financieren.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 9E
      Adres van H. Zwarts, voorzitter van de Kamer van Koophandel Amsterdam, van 4 oktober 2002, en negen anderen, namens diverse organisaties, houdende verzoek tot aanleg van de Noord-Zuidlijn te besluiten.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 10E
      Adres van A.R. Kuyper van 6 september 2002, houdende bezwaar tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 11E
      Adres van drs. P.A. Lankhorst van 3 oktober 2002 inzake bezuiniging op het overige openbaar vervoer ten gevolge ingebruikname van de Noord-Zuidlijn contrair eerdere toezeggingen.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 12E
      Adres van ir. G. Lindner van 4 oktober 2002 inzake de veiligheid van de passagiers van de Noord-Zuidlijn.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 13E
      Adres, in de vorm van drie e-mailberichten, van D. van der Horst van 3, 7 en 8 oktober 2002, houdende verzoek af te zien van de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
      Besloten wordt, dit adres te betrekken bij voordracht nr. 514 van 2002, punt 3 van de agenda. 
     3

      Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 september 2002 inzake de start van de aanleg van de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 514). 
     4

      Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 september 2002 tot het beschikbaar stellen van een vervolgkrediet ten behoeve van de aanleg van de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 515). 
     5

      Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 september 2002 inzake de materieelkeuze van de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 516). 
     6

      Preadvies van Burgemeester en Wethouders op de notitie van het raadslid Paquay (nr. 417 van 2002) van 30 september inzake de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 517).
     Deze punten worden gevoegd behandeld.
      Hierbij worden betrokken:
- het adres van D. Heslenfeld van 9 september 2002;
- het adres van R. Spithorst en C. Vonk, namens de Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer, regio Amsterdam, van 20 augustus 2002;
- het adres van C. Oostveen van 17 juli 2002;
- het adres van mevr. L.W. van Reijendam
-Beek van 26 juli 2002;
- het adres van J. Tol en anderen van 29 juli;
- het adres van B. Schraven van 13 september 2002;
- het adres van D. Brekveld van 16 september 2002;
- het adres van J.C. Haije, voorzitter van het Nederlands Genootschap van Insprekers, van 30 september 2002;
- het adres van mevr. S. Boerlage, namens Actieve Stad, van 4 oktober 2002;
- het adres van mevr. R. Kleijwegt e.a. van 7 oktober 2002;
- het adres van J.C. Haije van 6 oktober 2002;
- het adres van prof. ir. Tj. Dijkstra van 6 oktober 2002;
- het adres van mevr. M. Overbeeke, namens FNV Regiowerk Randstad, van 4 oktober 2002;
- het adres van H. Zwarts, voorzitter van de Kamer van Koophandel Amsterdam, van 4 oktober 2002, en negen anderen, namens diverse organisaties;
- het adres van A.R. Kuyper van 6 september 2002;
- het adres van drs. P.A. Lankhorst van 3 oktober 2002;
- het adres van ir. G. Lindner van 4 oktober 2002;
- het adres, in de vorm van drie e-mailberichten, van D. van der Horst van 3, 7 en 8 oktober 2002; alle inzake de Noord-Zuidlijn.
      Het presidium wordt overgedragen aan de Burgemeester.
     De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik denk dat het een historisch moment is, wat Het Parool ook schreef. Ik denk dat dit het belangrijkste besluit van deze Raad zal worden, zowel qua omvang als wat het project zelf betreft. Naar mijn idee is het een van de meest ingewikkelde ondergrondse bouwprojecten ter wereld. Aan alle stukken en e-mails die wij daarover hebben gekregen, is te merken dat dit onderwerp ook zeer breed onder de bevolking leeft.
      Laat ik beginnen met een persoonlijk woord. Ik was destijds een van de mensen die tegen de Oostlijn van de metro was, zoals deze toen werd gepland. De reden daarvan was dat dat een instrument was om de stad en de structuur van de stad totaal te veranderen, namelijk om woningen te vervangen door meer winstgevende bebouwing, waaronder hotels, kantoren en dergelijke, en daarboven ook autowegen aan te leggen. Ik denk dat deze visie, dankzij het verzet van de Nieuwmarktbuurt en andere buurten, door de stad al in 1978 met het aantreden van Schaeffer en Van der Vlist is verlaten en in 1981 is de overloopfilosofie officieel door de landelijke overheid aan de kant gezet.
      Als je nu ziet waarover de discussie op dit moment gaat, is te constateren dat die stedenbouwkundige discussie eigenlijk niet meer aan de orde is. De bestaande bebouwing langs het tracé is goed beschermd met bestemmingsplannen en het beleid van Amsterdam is er al lang op gericht om van Purmerend, Alkmaar of Almere geen grote overloopgebieden te maken. Het is er juist op gericht in de stad zelf zoveel mogelijk op een gemengde manier te verdichten. Die discussie is dus niet meer aan de orde en ik denk dat dat belangrijk is, omdat niemand naar de Brusselse situatie zou willen waar voor die visie al veel wijken zijn afgebroken.
      Misschien is het toch ook wel aardig nog even in herinnering te brengen dat wij in 1974 ook het Geldersekade-tracé voor de metro hebben voorgesteld, waarbij de stemmen in de Gemeenteraad staakten. Er waren dus evenveel stemmen vóór als tegen. Dat tracé was erop gericht de Oostlijn door te trekken naar Amsterdam-Noord. Als dat er had gelegen, hadden wij deze discussie naar mijn idee niet gevoerd. Ik denk wel eens dat het jammer is dat men het idee van destijds niet heeft overgenomen. De stemmen staakten doordat een van de wethouders van de fracties die tegen de metro waren, opeens omdraaide. Hij was de eerste van een serie wethouders die op het onderwerp metro sneuvelde. Wij hopen dat dat zich in de toekomst niet zal voortzetten en zullen dat proberen te vermijden.
      Toen ik in 1994 in de Raad kwam, heb ik de aantekening bij het verkiezingsprogramma laten maken dat ik geen voorstander was van het onderwerp metro was en gaandeweg - tussen 1994 en 1998 - ben ik overtuigd geraakt van de noodzaak. Alle mogelijke concepten om met een tram een grote hoeveelheid mensen te laten vervoeren, bleken namelijk onmogelijk te zijn.
     Er zijn allerlei second opinions gedaan en toen ben ik overtuigd geraakt van het feit dat het nodig was dat met een metro te doen. Op het moment dat het principebesluit werd genomen, heb ik mij wel van stemming onthouden. Ik was er namelijk nog niet van overtuigd dat de financiële kanten van de zaak in orde waren. In 1998 is de subsidieaanvraag uiteindelijk naar het Rijk gegaan en wij hebben een subsidiebeschikking teruggekregen, waarover wij in het jaar 2000 hebben gediscussieerd. Als je leest wat er toen is gezegd, is het opvallend dat dat nagenoeg hetzelfde is van wat wij nu hebben geprobeerd te doen. Namens de fractie van de PvdA heb ik toen ook gezegd dat wij het go- of no-go -signaal pas kunnen geven op het moment dat de briefjes van de aannemers zijn geopend, want dan weten wij pas wat het daadwerkelijk gaat kosten en of de stad het financieel kan trekken.
      Over het nut en de noodzaak is in het kader van het principebesluit een uitvoerige discussie gevoerd en veel steden in de wereld zijn er inmiddels van overtuigd dat het openbaar vervoer sterk moet worden verbeterd. Vorige week was ik in Lissabon om Amsterdam te vertegenwoordigen. Ook andere hoofdsteden van Europa werden daar vertegenwoordigd. En ik werd getroffen door het feit dat de vertegenwoordigers van alle hoofdsteden zeiden - er was geen enkele uitzondering - dat hun beleid om steeds maar meer ruimte aan de auto te geven op zijn eind is, dat dat niet meer gaat en dat de steden vastlopen. Ook Amsterdam loopt vast. Je merkt dat de files rondom en in Amsterdam steeds meer toenemen en er komt een moment dat je de stad niet meer in en uit kunt. Alle hoofdsteden - er is geen enkele uitzondering - zijn dan ook van plan de komende jaren zeer veel in het openbaar vervoer te investeren, of zij hebben dat in de afgelopen jaren gedaan. Amsterdam is dus bepaald geen uitzondering. Integendeel. Misschien is de huidige regering wel een uitzondering, omdat zij de zaak juist weer heeft omgedraaid en ik denk dat dat zeer jammer is.
      Geleidelijk aan werd ik van tegenstander dus voorstander. De betrokkenheid van de bevolking en het feit dat velen ons adviezen hebben gegeven, wijst erop dat dit onderwerp in Amsterdam sterk leeft. Iedereen houdt van Amsterdam. Dat geldt ook voor deze levendige gemeenteraad. Het is een ingewikkeld dossier. Je kunt om respectabele redenen voorstander zijn, maar je kunt ook om respectabele redenen tegenstander zijn. Ik hoop dan ook dat wij dit debat in die sfeer zullen voeren.
      Ik kom op de eigenlijke voordracht. Wij hebben geprobeerd te inventariseren of wij het financieel aankunnen en wat de risico's van het aanleggen zijn. Met de subsidiebeschikking van de landelijke overheid zal Amsterdam andere prijsstijgingen dan loon- en prijsstijgingen zelf moeten dragen. In onze fractie hebben wij daarover zeer uitvoerig gedebatteerd. Ik denk dat het aantal schriftelijke vragen dat ik heb gesteld inmiddels is opgelopen tot ongeveer 120 en deze zijn over het geheel genomen goed beantwoord. Ik dank ook de ambtenaren voor hun inspanning. Zij moesten die vaak in korte tijd verrichten.
      Ik zal een aantal punten nalopen op het gebied van veiligheid en techniek. Ook zal ik ingaan op de juridische, de financiële, de uitvoerings- en de verzekeringsaspecten. Ik zal daarbij steeds kort aangeven op welke punten wij het met de reacties van het College eens zijn en op welke punten dat niet het geval is.
      Op het gebied van veiligheid hebben wij ons het afgelopen jaar sterk ingezet, omdat wij daarover voldoende zekerheid wilden. Inmiddels zijn ook de definitieve ontwerpen door prof. Horvat gescreend en zijn rapport kunnen wij volgende maand verwachten. Hij geeft daarover een positief oordeel. Dat is op ons verzoek gebeurd en wij vinden dat de vragen met betrekking tot veiligheid door het College goed zijn beantwoord.
      Wij twijfelden een aantal jaren geleden aan de technische uitvoerbaarheid, omdat een aantal technici daarover zeer verschillend dacht. De daarbij betrokken aannemers zeggen dat het technisch uitvoerbaar is en ook andere aannemers zeggen dat. Ook op dat punt zijn wij dus overtuigd geraakt.
      Ik ga in op de financiële kant van de zaak. Wij hebben vragen gesteld over de afspraken met het Rijk. Wij denken dat die voldoende hard zijn en dat wij zelf geen rentelasten hoeven te dragen. Dat neemt niet weg dat ik vind dat de brief van de minister op dat punt wel wat sterker had gekund. Ook een aantal onrechtvaardigheden in de afspraken met het Rijk, namelijk dat wij nu al de financiën moesten ophoesten alsof de Noord-Zuidlijn er al lag, is deels rechtgetrokken. Hetzelfde geldt voor de transfercapaciteit voor het Centraal Station.
      Ook de bouwfraude speelde en speelt er dwars doorheen. De vraag was hoe het mogelijk is dat er toch een behoorlijk gat zat tussen het budget, de raming en de uiteindelijke uitkomst van de onderhandelingen met de aannemers. Dat heeft een aantal oorzaken, te weten: een overspannen bouwmarkt, de gecompliceerdheid van het gehele project en je moet de mogelijkheid niet uitsluiten dat er toch ook afspraken zijn gemaakt of dat de exclusiviteit van onderaannemers een rol heeft gespeeld. Dat weten wij niet en het is moeilijk dat te achterhalen.
     
De heer H. BAKKER: Geeft u nu antwoord voor de commissie-Bouwfraude? Hoeft zij er niet meer uit te komen?)
      Nee, laat u mij over dit punt even uitspreken. Amsterdam had een aanwijzing dat er met name met betrekking tot de onderaannemers toch sprake was van onrechtmatige afspraken. Die klacht ligt bij de NMa ofwel de `kartelpolitie' en vanzelfsprekend is het jammer dat wij het antwoord van de NMa, of dat al dan niet rechtmatig is, nog niet hebben. De NMa heeft dat een aantal malen beloofd en wij hebben begrepen dat het College erbovenop heeft gezeten, maar het is er nog steeds niet. Het is overigens wel in oktober toegezegd. Het is naar mijn idee van belang te weten hoe wij ons hebben ingedekt. Alle aannemers moeten een contract ondertekenen waarin staat dat het contract op rechtmatige wijze tot stand is gekomen en dat moeten zij ook doen voor de onderaannemers. Ik heb begrepen dat zij niet alleen het bedrag moeten terugbetalen, maar dat er ook een boeteclausule in zit en dat zij ook moeten tekenen voor de onderaannemers. Hoe staat het met die ondertekening? Heeft het College er enig zicht op of de aannemers dat willen doen, als zij straks de contracten ondertekenen?
      Wij hebben vragen gesteld over de mogelijkheden van bezuinigingsopbrengsten - het punt van onvoorzien, waarop ik straks overigens nog terug kom - en wij zijn tevreden met de antwoorden.
      Als aan de Zuidas het zogenaamde Dokmodel zal worden gekozen, moeten de tekeningen ingrijpend worden veranderd en wij hebben van het College klip en klaar begrepen dat dat dan op de grondexploitatie van de Zuidas komt.
      Belangrijk is dat wij hebben gevraagd of het College, als de technische rapporten van de auditcommissie openbaar worden gemaakt, kan bevestigen dat dat geen financiële gevolgen heeft voor de afgesloten contracten. Ik vraag dat nogmaals in het openbaar.
      Wij hebben alle mogelijke risico's geïnventariseerd en zijn nagegaan of wij posten waren vergeten. Wij zijn inderdaad een aantal posten in de omgevingsprojecten tegengekomen. Op ons verzoek is destijds een lijst van omgevingsprojecten gemaakt met een schatting van de toekomstige kosten. Al die omgevingsprojecten komen immers toch voor rekening van de gemeente. Wij hebben die lijst gekregen met daarbij een inschatting waaruit het zal worden gedekt, maar een aantal daarvan is onvoldoende. Dat zijn bijvoorbeeld de herinrichtingskosten na afloop van het realiseren van de Noord-Zuidlijn op plaatsen van de stations, namelijk het punt van de fietsenstalling. Wij kunnen immers niet zonder fietsenstallingen. In het Sixhavenstation zal een voorinvestering moeten worden gedaan voor de toekomstige lijn naar Zaanstad en ook voor de Rai moeten tekeningen van metro-ingangen worden gewijzigd, omdat het aanvankelijke plan samen met de Rai één station te maken niet is doorgegaan. Dat zijn zaken waar je voor komt te staan en waarvoor in ieder geval een dekking moet worden gevonden.
      Wij denken dat het totaalbedrag ongeveer 25 miljoen euro is. Ik moet daarbij duidelijk zeggen dat dat niet uit het budget voor de Noord-Zuidlijn hoeft te worden gefinancierd, want ook voor andere omgevingsprojecten gebeurt dat niet. Graag vernemen wij wel van het College hoe het dat wil dekken.
      Wij hebben ook een aantal mogelijke risico's geïnventariseerd, namelijk de indexering van de loon- en prijsstijgingen. De loon- en prijsstijgingen krijgen wij vergoed, maar de afgelopen jaren hebben ons geleerd dat het Rijk deze niet vergoedt volgens de schaal van de echte loon- en prijsstijgingen, zoals deze hebben plaatsgevonden. Het College is evenals twee jaar geleden zeer optimistisch - toen heb ik dezelfde vraag gesteld - en het zegt dat het Rijk dat wel doet. Wij zijn daarover minder optimistisch. Wij hebben ook uitgerekend wat dat zal kosten en daarvan een schatting gemaakt. Wij komen tot de conclusie dat daarvoor moet worden gereserveerd. Ik hoop dat het College gelijk krijgt, maar wij weten dat niet zeker. Hierover loopt een bezwaarschrift tegen het Rijk.
      Wij weten ook dat de ingroeiregeling van de Noord-Zuidlijn - de korting op ons budget voor openbaar vervoer, alsof de Noord-Zuidlijn er al is - na 2008 nog niet is geregeld. Wij weten dat erop wordt gegokt dat de metro in 2011 gaat rijden, dus voor de jaren na 2008 moeten er toch voorzieningen worden getroffen.
      Ik kom op het punt van de bestekken en ik verheel niet dat dat moeilijk is. Voor een raadslid is het onmogelijk bestekken te controleren. Wij hebben ons wel georiënteerd en advies bij technici ingewonnen, maar ik geef toe dat dat een zeer moeilijk punt is om in te schatten. Wij hebben daarover uitvoerige discussies gevoerd met de mensen van het bureau Noord-Zuidlijn. Voor een aantal van de stations hebben zij creatieve oplossingen gevonden door een soort risicoverdeling aan te brengen tussen de stad en de aannemers. Maar voor de drie diepe stations denken wij dat men het toch te optimistisch heeft ingeschat. Ook daarvoor zal dus een voorziening moeten worden getroffen in de sfeer van een reservering om een eventuele tegenvaller op dat punt te dekken.
      Wij weten dat binnen een jaar, want die onderhandelingen met de onderaannemers moeten binnen een jaar zijn afgerond. Ik nodig het College dan ook uit nog vóór de Voorjaarsnota aan te geven hoe het deze onzes inziens noodzakelijke reserveringen wil dekken. Wij hebben zelf een idee voor de dekking. Wij zouden er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen het busstation achter het Centraal Station nu niet te bouwen, maar dat te verschuiven en te zeggen dat wij het voorlopig houden op het busstation achter het CS op de begane grond. Wij zouden het `op een verdieping maken' kunnen weglaten, of de trap weglaten. Beide opties kunnen een aanzienlijke besparing opleveren. De fundamenten zijn er dan en later kun je dan altijd nog besluiten tot een busstation op éénhoog met een kap daarboven. Wij geven slechts een suggestie en het College kan deze betrekken bij de voorstellen die wij van hem verwachten voor het dekken van deze zaken.
      Het volgende voor ons belangrijke punt heeft betrekking op de verzekeringen.
     
          (De heer MANUEL : Mag ik een vraag stellen over de vorige motie. Op welk extra bedrag voor de Noord-Zuidlijn komt u dan uit?)
      Dat bedrag is niet voor de Noord-Zuidlijn, maar voor werken die met de Noord-Zuidlijn samenhangen. Ik zeg dat heel helder, omdat mensen de neiging hebben dat meteen bij het budget voor de Noord-Zuidlijn op te tellen. Ook in Amsterdam-Noord zal veel worden gebouwd.
     
          (De heer MANUEL: Ja, maar u denkt dat u dat geld toch nodig heeft voor de randvoorwaarden van de Noord-Zuidlijn.)
      Mijnheer Manuel, lees de motie, want daar staat het in.
     
          
          (De heer MANUEL: Misschien kunt u het nu even noemen.)     
      Ik heb het zojuist genoemd. Het totaalbedrag voor de omgevingsprojecten zal ongeveer 25 miljoen euro zijn.
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: Ook wij willen de bedragen graag horen.)     
      Voor de mogelijke risico's is het een bedrag van circa 56 miljoen euro waarvoor je reserveringen moet doen. Ik heb die motie inmiddels ondertekend ingediend.
      Ik kom op het punt van de verzekeringen. Iedereen kent het schrikwekkende voorbeeld van de Haagse tramtunnel. Het College kwam tot op het laatste moment met nieuwe informatie. Dat ligt niet alleen aan het College, want de verzekeringsmarkt schijnt moeilijk te zijn, maar dat maakt het voor de Raad wel moeilijk om goede besluiten te nemen. Wij hebben geprobeerd een sluitende formulering te vinden om te voorkomen dat wij in een Haagse situatie terechtkomen. Wij hebben dat geprobeerd door te stellen - wij willen dat ook heel duidelijk stellen - dat wij van het College de absolute garantie willen dat de schaden, die kunnen ontstaan tijdens of in samenhang met de aanleg van de Noord-Zuidlijn, door verzekeringen worden afgedekt. Dat zijn ook schades die ontstaan door ontwerpfouten. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een aannemer keurig volgens het ontwerp van de stad heeft gebouwd, maar dat er toch iets misgaat. Wij willen klip en klaar horen dat die schades in het hele project niet alleen verzekerbaar zijn - dat staat immers in de brief die wij afgelopen maandag hebben gekregen - maar ook dat deze zullen worden verzekerd en dat daarop niet zal worden gekort. Wij willen dat graag van het College horen voordat wij het besluit nemen. Deze motie vraagt verder, als de onderhandelingen zijn afgerond over de premie die voor die polissen moet worden betaald - blijkens de brief zit daar het springende punt - die polissen door een onafhankelijk expert te laten bestuderen en een rapport aan de Raad te laten uitbrengen. Zodoende kunnen wij controleren of er inderdaad geen gaten in die polis zitten, want dat is voor de stad bijzonder belangrijk.
      Ik kom op het punt van de materieelkeuze. Wij hebben daarover vele jaren vragen gesteld. Het College vindt dat wij nu moeten kiezen en daarmee leggen wij een bepaalde vorm vast, namelijk gewoon regionaal doortrekken. Het blijkt dat daarover een uitvoerige ambtelijke discussie heeft plaatsgevonden, maar dat is gebeurd buiten de Raad, de regionale partners en de ROA-raad om. De experts denken daarover verschillend. Wij hebben twee hoorzittingen gehad en daaruit bleek dat zeer duidelijk. De meningen over de beste manier van regionaal doortrekken, zijn dus verdeeld. Wij willen naar de regio doortrekken. Daarover zijn wij het allen eens en daarvoor is die lijn bedoeld. Met deze motie vragen wij dit besluit niet nu te nemen, maar samen met de regiopartners - de regionale gemeenten - een onafhankelijke commissie in te stellen die daarover uiterlijk binnen vier maanden een rapport uitbrengt, zodat wij samen met de regiogemeenten een verantwoord besluit kunnen nemen. Ik heb dat zojuist bij de regionale partners gemeld. Wij zullen de steun van de regiogemeenten namelijk hard nodig hebben om in Den Haag geld voor die regionale doortrekking te krijgen.
     
          (De heer H. BAKKER: Als ik het goed begrijp, stellen wij het besluit over de Noord-Zuidlijn vanavond uit. Prima.)     
      Nee. Wij stellen het besluit uit over het materieel - metro's, sneltrams of lightrail - dat op de Noord-Zuidlijn moet rijden.
      Mijn fractie heeft op dit moment geen voorkeur, omdat zij van mening is dat wij op dat punt te veel informatie missen en wij dat samen met de regiopartners willen doen. Een aantal jaren geleden heb ik op dit punt ook een motie ingediend. Deze heb ik ingetrokken door de toezegging dat het College deze informatie zou geven. Deze is helaas nooit gekomen. Vandaar dat wij nu in deze situatie zitten.
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: Als er wordt gekozen voor welk materieel dan ook, is het dan mogelijk dat het nog duurder wordt? Of is het dan eerder goedkoper?)     
      De commissie die moet worden ingesteld, zal ook de financiële aspecten van die keuze op een rij moeten zetten. Het is zo dat de ontwerpen moeten worden aangepast. Dat kost inderdaad extra geld. Maar wellicht kun je ook grote hoeveelheden geld besparen, doordat bijvoorbeeld een lightrail tramlijn veel goedkoper is dan infrastructuur voor een metrotrein.
     
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: Weet u over welke bedragen wij dan praten?)     
      Nee, dat moet die commissie ons juist melden.
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: Het wordt voor ons moeilijk te stemmen, als wij niet weten om welk bedrag het gaat.)     
      Wij vragen met deze motie daarom eerst een commissie in te stellen die ons van advies kan dienen. Wil de heer H.H.G. Bakker die motie straks eerst doorlezen?
      Ik kom op het punt van de uitvoering. Dat punt is naar mijn idee van eminent belang en ik heb er op dit moment onvoldoende vertrouwen in dat er in voldoende mate rekening wordt gehouden met de hinder. Het wordt immers vijf à zes jaar lang een puinhoop. Laten wij daar niet omheen draaien. Op papier is het fantastisch geregeld, maar je liep `knetterend' vast als je het afgelopen weekend met je fiets vanaf het Muntplein langs de Vijzelstraat moest. Je hebt geen idee waar je langs moet. Dat moet anders. Daarvoor moet meer aandacht zijn en ik vraag het College hoe het dat denkt te realiseren. Wenst het dat te doen door middel van boetes, permanent toezicht of iets dergelijks.
      Draagvlak creëren is naar mijn idee bijzonder belangrijk. Wat gaat het College doen om met name allerlei vragen die er leven te beantwoorden en de bevolking op dit punt goed voor te lichten. In Berlijn had men een prachtige infobox, waar ook ongeveer 20 miljoen toeristen zijn geweest. Wellicht is ook dat een idee.
     
          (Mevr. MEIJER: Ik stel een vraag over de tweede motie met betrekking tot de verzekerbaarheid. U zegt dat u de bedragen wilt verzekeren, maar is er dan sprake van een limiet? Moet er dus worden verzekerd tot een bepaald bedrag, of zou alle gemaakte schade verzekerd moeten zijn?)     
      Als mevr. Meijer de motie goed leest, ziet zij dat daarin ook staat dat er gangbare bedragen voor dat soort gebeurtenissen zijn en dat men niet daaronder moet gaan zitten.
     
          (Mevr. MEIJER: Er is dus wel sprake van een plafond?)     
      Ja, er is altijd sprake van een plafond. Als mevr. Meijer een brandverzekering voor haar huis afsluit - ik neem niet aan dat zij een huis van 1 miljoen euro heeft - dan zal zij dat doen naar rato van de waarde van haar huis. Dat bepaalt hoe hoog die brandverzekering is. Zij moet dus inschatten wat de mogelijke schade kan zijn. Er zijn ervaringscijfers en men moet dus niet daaronder gaan zitten.
     
          (Mevr. MEIJER: Zouden wij een calamiteit verzekeren, zoals bij de Haagse tramtunnel, met een schade van 125 miljoen euro?)     
      Ja. Ik zeg dat de schade die het gevolg is van ontwerpfouten mede moet zijn verzekerd. Dat betekent dat je aan dat soort bedragen moet denken. Ik heb een aantal polissen gezien en ik dacht dat dat per schadegeval ongeveer 200 miljoen guld en. Het is iets in die orde van grootte. Aan dat soort bedragen moet je dan denken.
     De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:  14E
      Motie van 9 oktober 2002 van de raadsleden Bijlsma en Marres inzake een dekkingsmogelijkheden voor omgevingsprojecten en mogelijke risico's van de Noord-Zuidlijn
          (Gemeenteblad afd. 1, nr. *A). 15E
      Motie van 9 oktober 2002 van de raadsleden Bijlsma en Marres inzake verzekering van de Noord-Zuidlijn
          (Gemeenteblad afd. 1, nr. *B). 16E
      Motie van 9 oktober 2002 van de raadsled en Bijlsma en Marres inzake een onafhankelijk advies over regionalisering van metro en sneltram (Gemeenteblad afd. 1, nr. *C).
      De moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
     De heer FLOS: Mijnheer de Voorzitter. Vanavond nemen wij geschiedkundig een zeer relevant besluit. Ik neem de Raad even mee terug naar de zeventiende eeuw.
     
     
          (De VOORZITTER: U heeft negentien minuten. Dat weet u?)     
      Ja, maar ik kom snel in de eenentwintigste eeuw.
      In de zeventiende eeuw hebben wij de grachtengordel in Amsterdam aangelegd. Dat was een prachtig, particulier initiatief. Toen ik raadslid werd, heb ik overigens gekeken in het boek `Amsterdam in de tweede Gouden Eeuw', dat verkrijgbaar is bij het Amsterdams Historisch Museum. Daarin kunnen wij lezen dat in 1866 en in 1869, toen de liberalen in Amsterdam een beetje aan de macht kwamen, het Noordzeekanaal is gegraven en dat het Centraal Station is gebouwd. De liberalen waren de grote inspirators van de grote publieke werken in die tijd.
     
          (Wethouder STADIG: Die waren toen behoorlijk links hè?)     
      Dat waren de radicalen later misschien.
     
          (De heer H. BAKKER: Het lijkt wel een nostalgisch debat. Eerst spreekt de heer Bijlsma over het jaar 1500 en nu komt u weer.)     
      Een saillant detail is overigens dat het CS destijds op een locatie was gevestigd die was gekozen door de rijksoverheid in plaats van door Amsterdam.
      In 1975 hebben wij gezien dat het aanleggen van de eerste metrolijn gepaard ging met vele rellen. Ook die metro diende toen om het centrum bereikbaar te houden. Nu, in 2002, staan wij voor de keuze die Noord-Zuidlijn al dan niet daadwerkelijk aan te leggen. De VVD-fractie wil die Noord-Zuidlijn graag. Ik zal u daarvoor een viertal redenen geven.
      Onze visie op de stad als netwerkstad is dat er in een metropool als Amsterdam niet meer sprake is van één centrum, maar van meerdere sociaal-economische centra. Amsterdam-Noord, de binnenstad en de Zuidas willen wij graag verbonden zien middels de vervoersslagader, de Noord-Zuidlijn. Daardoor kan er een gezamenlijke in plaats van een gescheiden ontwikkeling plaatsvinden en daardoor kan er sprake zijn van een verbonden in plaats van een geïsoleerde ontwikkeling. Ook mag duidelijk zijn dat de VVD-fractie altijd staat voor het verbeteren van de bereikbaarheid, geen `stadsinfarcten' wat de VVD-fractie betreft.
      Amsterdam heeft een groot bereikbaarheidsprobleem. Dat is nu het geval, maar als de Noord-Zuidlijn er niet komt, zal dat in de toekomst zeker het geval zijn. De fractie van de VVD is daarom voor hoogwaardig, veilig, goed, snel, stipt en comfortabel openbaar vervoer. Dat wordt het best gegarandeerd met een ondergrondse metrolijn naast een goede wegeninfrastructuur. Ik laat het niet na om ook het laatste te melden. Ook merk ik daarbij op dat het ons deugd doet dat het kabinet heeft besloten de tweede Coentunnel aan te leggen, want dat hoort ook in dat plaatje.
      De Noord-Zuidlijn biedt een uitgelezen kans voor omgevingsimpulsen, parkeergarages, herinrichtingen van de openbare ruimte, de infrastructuur en ontwikkelingen van nieuwe gebieden, zoals bijvoorbeeld rond de Sixhaven.
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: Waar haalt u na de Noord-Zuidlijn het geld voor die parkeergarage vandaan?)      
     Als de heer H.H.G. Bakker het niet erg vindt, maak ik mijn betoog af.
      Het laatste punt is de kostendekkendheid van het openbaar vervoer, die in Amsterdam belabberd laag is. Een metro rijdt toch zeker 20 procent meer kostendekkend dan de bestaande trams. Dit is een goede manier om een aanvulling te doen op het traditionele tramnet. De Noord-Zuidlijn is wat de VVD-fractie betreft een duurzame investering in de sociaal-economische ontwikkeling en de bereikbaarheid van Amsterdam.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik hoor u zeggen dat het goed is als aanvulling, maar is niet de prognose, dat veel tramlijnen van het fijnmazige net verdwijnen? Waar haalt u dit nu weer vandaan?)     
      Er zijn nog geen prognoses. Natuurlijk zullen er ook trams blijven rijden, maar door de Noord-Zuidlijn zal het voorzieningenniveau per saldo in ieder geval verbeteren.
      Als wij het niet doen, voorziet de VVD-fractie desastreuze gevolgen voor de sociaal-economische ontwikkeling van Amsterdam, de ontwikkeling van Amsterdam-Noord, de Zuidas, datgene wat wij met het structuurplan willen en voor de bereikbaarheid van Amsterdam. Bovendien spreken wij dan over kapitaalvernietiging van ruim 170 miljoen euro.
      Wij hebben natuurlijk gekeken naar de voorbereidende besluiten. In december 2000 en oktober 2001 zijn er aanbestedingsrondes geweest, die helaas zijn mislukt. Voor datgene wat Amsterdam wilde bieden, konden de aannemers het niet doen.
      Nu ligt het definitieve aanlegbesluit echter voor en dat moet vandaag vallen. Het College vraagt ons voor die Noord-Zuidlijn een totale gemeentelijke bijdrage te leveren van 317 miljoen euro. Dat is 132 miljoen euro bovenop het oorspronkelijk in 2000 vastgestelde bedrag. Dat is 22,5 procent van de totale projectkosten. Dat wil zeggen dat wij de komende collegeperiode van dat totale bedrag op de begroting ongeveer 66 miljoen euro kwijt zullen zijn. An sich vindt de VVD-fractie dat een acceptabel bedrag.
      Ik ga in op de onderhandelingsresultaten. In januari jl. was er sprake van een situatie dat wij overal dekkingen vandaan moesten halen. Wij denken dat wethouder Dales hier een prima klus heeft geklaard. De derde onderhandelingsronde met de aannemers leverde weliswaar iets minder op dan gehoopt, maar van het Rijk en de regio kregen wij vervolgens een dusdanig bedrag dat wij nu in ieder geval binnen het vooraf aangegeven budget kunnen beslissen de Noord-Zuidlijn aan te leggen. Wij vinden het bijzonder jammer dat die lumpsum-beschikking in 1999 door het Rijk is afgegeven, maar daaraan kunnen wij nu niets meer veranderen. Die discussie is voorbij.
      De vraag is hoe de VVD-fractie concreet heeft bepaald of zij dit project financieel goed, solide en veilig vindt. Mijn fractie vindt dat het project moet voldoen aan de volgende drie vereisten: er moet sprake zijn van een correcte risico-inventarisatie, de bestaande risico's moeten geminimaliseerd zijn en als er zich risico's voordoen, moeten deze voldoende zijn gedekt. Voordat ik op deze drie elementen inga, geef ik aan dat ik onder de indruk ben van de kwaliteit van de ondersteuning van het projectbureau, de Dienst ROIB en het GVB. Steeds als wij vragen hadden, hebben zij ons met volledige openheid van zaken, snel, adequaat en hulpvaardig antwoord gegeven. Dat gebeurde zowel telefonisch, face-to-face, als schriftelijk. Er was bijna geen tijdstip dat te vroeg, te laat of onmogelijk was. Wat mij betreft is dat klasse. Wij hebben dan ook het gevoel dat wij voldoende informatie hebben om een verantwoord besluit te kunnen nemen. Ik ga nu in op de drie genoemde elementen.
      De risico-inventarisatie. Deze heeft zeer breed plaatsgevonden en er zijn redelijke inschattingen gemaakt. Wij mochten de risicoparagraaf afgelopen maandag nog in de vorm van een mooi schema ontvangen en deze toont dat nog eens aan.
      Ik ga in op het bouwproces. Dit zijn beproefde bouwmethodes en de daaruit voortvloeiende technische risico's zijn naar onze mening te overzien en acceptabel. De financiële risico's zijn op een goede manier geïnventariseerd. Dat geldt ook voor de risico's voor wat betreft de markt, de indexering, de BTW, de rente, de afspraken met het Rijk, de verzekeringen, de grond, de organisatie en de bouwschades. Je moet als raadslid heel wat risico's nagaan. Ook met betrekking tot de vergunningen, de organisatie van het proces en de verzekeringen zijn wij van mening dat er sprake is van een goede risico-inventarisatie. De aanwezige risico's zijn naar ons oordeel geminimaliseerd. Over het bouwen kan ik zeggen dat wij zien dat er diep en langzaam wordt geboord, dat er zoveel mogelijk beproefde bouwmethodes worden gebruikt, dat er proeven zijn gedaan als er twijfels waren, dat er preventief is gefundeerd en dat er correcties kunnen worden aangebracht in het geval dat er toch iets mis mocht gaan. Voorts zijn er door de auditcommissie uitgebreide audits gedaan op het gebied van de bouwveiligheid en de financiën. Er is zelfs een third opinion uit Canada gehaald om de baanvaktunnel en het station Ceintuurbaan te laten checken en het resultaat daarvan stemde ons ook weer tevreden.
      Ik ga in op de financiën. Alle beleid is erop gericht geweest de financiële risico's zoveel mogelijk te minimaliseren. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de contracten met de aannemers. Voor de moeilijke contracten is het reeds `uit'onderhandeld en voor de contracten die nog moeten worden besteed, hebben wij daarin het volste vertrouwen. De onderhandelingen met het ministerie van Verkeer en Waterstaat hebben ook bevredigende resultaten opgeleverd. Desnoods moet er sprake zijn van dreiging met juridische procedures, maar wij zijn van mening dat er ook voldoende is gedaan inzake de risico's ten aanzien van de rijkstoezeggingen.
      Ook op het juridische vlak is er een audit gedaan van prof. Koeman met als belangrijkste conclusie dat er voldoende zekerheid is over de planologische basis van de stationslocaties en dat er kan worden gestart met bouwen, waar dat moet gebeuren. Duidelijk is dat je risico's nooit voor 100 procent kunt uitsluiten. Wel zijn wij van mening dat het maximale is gedaan.
     
          (Mevr. DALM: Wat vindt de VVD-fractie van de opsomming die in de eerste motie van de PvdA-fractie staat?)     
     Daarop zal ik in tweede termijn reageren.
     
     
          (Mevr. DALM: Ik zou het interessant vinden als u daarover nu iets wilt zeggen.)     
      Ik maak mijn betoog af en daarna zal ik nagaan of ik nog tijd heb daarop in te gaan. Anders doe ik dat in tweede termijn.
      Ik kom op de risicodekking en de verzekeringen. Het is jammer dat er nog geen definitieve polissen liggen, maar er liggen wel concepten in het geval dat dat mogelijk is.
      Het is ons duidelijk dat wij niet van het College kunnen eisen dat het die definitieve polissen nu opeist, omdat de verzekeraars een pas op de plaats maken voordat de gemeente Amsterdam een go- besluit heeft genomen. De VVD-fractie heeft wel geëist dat de verzekering in ieder geval rond is, voordat wij beginnen met bouwen. Graag vernemen wij van de wethouder of dat inderdaad het geval zal zijn.
      Wij denken wel dat er een redelijke inschatting is te maken van de kosten van de verzekeringen en er is dan ook een goede second opinion van AEON-consultancy beschikbaar.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Als dat met die verzekeringen anders uitpakt en blijkt dat die verzekering niet kan worden afgesloten, wat doet de VVD-fractie dan?)     
      Wij hebben daarin vertrouwen op grond van de expertise van AEON-consultancy.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Vertrouwen? Je moet het op papier hebben.)     
      Wij hebben daarin inderdaad vertrouwen. Ook wij hebben al die stukken goed gelezen. Als mevr. Van Oudenallen daarin iets anders leest, is dat haar zaak. Wij hebben daarin vertrouwen.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Dit staat niet op papier. Het hebben van dat vertrouwen is heel onhandig.)      
     
          (Mevr. DALM: Er staat wel iets op papier. Ik zal u dat voorlezen. Uit beantwoording van het door u zo gewaardeerde projectbureau Noord-Zuidlijn blijkt het volgende: `Thans is de stand van de verzekering boven de raming en het ingeschatte extra risico. Het maximum gereserveerde bedrag zou dus kunnen worden overschreden.' Betekent dat dat de VVD-fractie overschrijdingen nu voor lief neemt?)     
      Nee, want dat wisten wij al, omdat wij regelmatig contact hebben gehad met de mensen van het projectbureau Noord-Zuidlijn en ik hoop dat ook mevr. Dalm met hen contact heeft gehad. Dat wat zij zei, was mij dus reeds bekend.
     
     
          (Mevr. DALM: Dus het is u bekend dat het bedrag van 130 miljoen euro op dit moment onvoldoende is?)     
      Nee. Wij zijn van mening dat het kan, maar als ik daarop inga, ga ik nu al verklappen wat ik straks wil zeggen.
     
          (Mevr. DALM: Dat zou ik toch niet willen missen, dus ga vooral door!)     
      Wij vinden dat bij de post onvoorzien, voor meer- en minderwerk, een beredeneerd en redelijk bedrag is geboekt dat niet sterk afwijkt van dat van andere grote projecten, rekening houdend met de specifieke risicodekkingen die wij hebben gemaakt. Daarnaast zijn er specifieke risicofondsen voor de moeilijkste contracten, het risicofonds voor de nog aan te besteden contracten. Dat zijn in feite de gemakkelijke contracten. Ook is er het algemeen risicofonds voor de overige onderdelen. Het laatste fonds is naar onze mening krap, maar acceptabel. Wij hebben daarover doorgevraagd. Niet alle risico's die onder dat fonds vallen, zullen zich naar onze inschatting in volle omvang voordoen en daarom vinden wij het daarvoor gereserveerde bedrag voldoende.
     Tot slot ga ik in op de veiligheid.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Wat er nu aan reserveringen voor risico's is geraamd, vindt u voldoende. Mag ik daaruit ook concluderen dat voorstellen voor het wederom maken van extra reserveringen wat u betreft helemaal niet nodig zijn?)     
      Ik wil daarover in ieder geval eerst de mening van de wethouder horen.
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Daarover heeft u toch zelf een oordeel?)      
      Naar ons idee is dat op zichzelf niet nodig, maar wij horen straks graag in de discussie waarom dat in de toekomst nodig of mogelijk zal zijn.
      Ik ga in op de veiligheid in de operationele fase. Ik wijs de Raad erop dat de metro de veiligste openbaarvervoermodaliteit is die wij kennen. In Amsterdam vallen er door auto's en trams vijf doden in het verkeer, maar niet door metro's. Hetzelfde beeld zie je ook elders in de wereld. In het veiligheidsconcept, dat is opgesteld onder leiding van de brede beveiligingsadviesgroep Operationele Veiligheid en dat vervolgens diverse malen is getoetst, namelijk door TNO en in 2000 en in 2002 door prof. Horvat, hebben wij voldoende vertrouwen. Wel wijs ik de wethouder erop dat prof. Horvat aangeeft dat er in de exploitatiefase een mentaliteitsverandering nodig is ten aanzien van een aantal veiligheidsvraagstukken. Ik verzoek de wethouder dan ook daarop in de commissie terug te komen en ervoor te zorgen dat dat goed is geregeld, ruim voordat de exploitatie in 2011 begint. Hetzelfde geldt voor mijn vragen over het Liftinstituut. Ik verneem graag wat het College daarvan denkt, want het Liftinstituut moet immers bepaalde zaken goedkeuren.
      Het eindoordeel is dat de VVD-fractie de Noord-Zuidlijn graag wil. Zij vindt dat er een goede risico-inventarisatie is gemaakt en zij heeft vertrouwen in de risicominimalisering van het project. Ook is zij van mening dat er sprake is van een acceptabele risicodekking. Wij gaan daarom akkoord met een extra bijdrage van 132 miljoen euro.
      Ik ga over tot de materiaalkeuze, die wij helaas ook op dit moment moeten behandelen.
      Er liggen diverse rapporten over dit onderwerp, namelijk het dIVV-rapport - dat is de dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer - en een second opinion van de Grondmaatschappij. Naar ons oordeel is dat een zeer gedegen rapport. Vervolgens is dat nog eens bevestigd door de stuurgroep Regionet. De regio zit hier dus in.
     
          (De heer BIJLSMA: Het laatste moet ik toch echt ontkennen. Dat zijn de wethouders van Amsterdam, samen met een paar wethouders uit de regio. U weet net zo goed als ik dat daar geen overeenstemming was en dat de conclusie was: dan laten wij de discussie maar aan Amsterdam over. Het is dus nooit in de ROA-raad geweest.)
    
      Precies. Ik constateer dus dat men zegt dat Amsterdam zelf moet beslissen wat zij wil. Vervolgens constateer ik dat duidelijk blijkt dat een hoge en snelle metro veiliger is, dat daarin meer mensen kunnen, dat er sprake is van een beter zitcomfort, dat deze sneller is en beter voldoet aan het idee van een verbindende lijn. Het is echt een sneltrein in plaats van een stoplijntje. Bovendien kost deze metro voor Amsterdam beduidend minder en wij moeten nog maar afwachten of dat wat betreft de regionalisering zo'n enorm financieel verschil is, zoals de heer Bijlsma dat eigenlijk aangeeft. Dat betekent dat wij hartgrondig voor dit punt uit de voordracht van het College zijn.
      Ik sluit af met de hoop dat Amsterdam met de aanleg van de Noord-Zuidlijn een nieuwe derde Gouden Eeuw kan ingaan.
     Mevr. DALM: Mijnheer de Voorzitter. Een Gouden Eeuw kan ik de Amsterdammers niet beloven, maar goed openbaar vervoer wel. Dat is naar de mening van de fractie van GroenLinks in ieder geval essentieel voor de stad Amsterdam en dat wordt alleen maar noodzakelijker, omdat ook wij Amsterdam willen ontwikkelen als een complete en vitale stad. Wij willen daarom goed, veel, hoogwaardig, frequent, veilig en schoon openbaar vervoer dat 24 uur per dag beschikbaar is. Maar wij zetten ook in op betaalbaar openbaar vervoer, zowel voor gebruikers als voor de exploitant. Zo hebben wij de voorstellen voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn dan ook beoordeeld. Wij hopen vanavond op een goede discussie - inmiddels blijkt dat ook wel - zonder al te veel politiek gedoe, want ik denk dat Amsterdam recht heeft op een goede en heldere besluitvorming. Of het nu `ja' of `nee' wordt, de gevolgen voor deze stad zullen immers nog heel wat jaren zijn te merken. Ook ik doe een stapje terug in de geschiedenis. Ik ga niet terug tot in de zeventiende eeuw, maar wat eerder.
      De fractie van GroenLinks heeft altijd instemmend op de plannen voor de Noord-Zuidlijn gereageerd. Sterker nog, tijdens het referendum in 1997 heeft zij haar nek uitgestoken en de Noord-Zuidlijn in debatten verdedigd. Wethouder Köhler voor Verkeer heeft de plannen daarna verder ontwikkeld. Dit deed hij overigens samen met de wethouders voor Financiën, de heren Groen en Dales, en voor de financiële afspraken heeft hij altijd raadsbrede steun ontvangen. Oorspronkelijk ging Amsterdam uit van een verdeling van de kosten met het Rijk, namelijk 95 procent voor het Rijk en 5 procent voor de stad. Dat is de normale gang van zaken bij dit soort grote projecten, omdat gemeenten dat niet kunnen dragen. Voor de Noord-Zuidlijn ging dat niet op. Het Rijk heeft al snel gezegd: "Wij doen een voorstel. Lump sum en de meerkosten zijn voor de stad Amsterdam."
      Op dat moment was het echt take it or leave it . De Tweede Kamer had namelijk geen zin in het project, dus Amsterdam was blij met dat bod en ook de Gemeenteraad ging akkoord. Dit was binnen. De Noord-Zuidlijn is in de loop der jaren echter steeds duurder geworden. Onderhandelingen met de aannemers verliepen zeer moeizaam. Dat was helaas niet in het minst het geval door de voortdurende interventies van VVD-raadslid Ton Hooijmaijers, die steeds met veel enthousiasme verkondigde dat de aanleg echt wel 3 miljard gulden en misschien zelfs wel meer zou gaan kosten.
      Als de wethouders Köhler, Dales en Van der Aa toen aan de Raad hadden voorgesteld bovenop het bedrag van 2 miljard gulden als rijksbijdrage, 800 miljoen gulden als gemeentelijke bijdrage te leggen, waren zij door de Raad uitgefloten, weggehoond en weggelachen. Als twee jaar geleden was voorgesteld een dergelijk bedrag beschikbaar te stellen, was deze Raad niet akkoord gegaan. Dat is echter wel het bedrag waarover wij vandaag praten.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Als nu een wethouder van GroenLinks in dit College had gezeten, was u dan dezelfde mening toegedaan?)
    
      Ik zal u straks vertellen hoe consequent de fractie van GroenLinks is.
     
     
          (De heer FLOS: U heeft in 2000 toch ingestemd met het raadsbesluit voor een extra risicofonds van in ieder geval 250.000 gulden extra voor Amsterdam? U bent toch akkoord gegaan met het financieren daarvan door de gemeente? U bent dus akkoord gegaan met het feit dat het de gemeente Amsterdam meer zou kosten dan aanvankelijk was gedacht.)
    
      Op dat moment was de rijksbijdrage 2 miljard gulden, waarin een risicofonds zat. Ik betoog nu dat wij destijds over een veel kleinere bijdrage van de gemeente Amsterdam hebben gesproken.
      Iedereen weet dat Amsterdam inmiddels voor een heel andere verhouding staat, namelijk 75 procent voor het Rijk en 25 procent voor de gemeente. De cruciale vraag is of het daarbij blijft, want iedereen heeft toch wel een ander beeld van de voorgestelde begroting dan de wethouder voor de Noord-Zuidlijn. Ook de PvdA-fractie liet zojuist zien dat zij daarvan toch een ander beeld had. De aannemers kwamen tot zulke hoge offertes, omdat zij een te negatief beeld van de risico's zouden hebben. Dat heeft ook de wethouder tegenover de enquêtecommissie Bouwfraude gezegd. Ook de verzekeringsmaatschappijen hebben volgens de wethouder een ongefundeerd negatieve perceptie. Het moet mij van het hart dat ik toch denk `gek hè, mensen die vaker met dit soort projecten te maken hebben gehad, denken allemaal iets anders dan de wethouder die zich voor het eerst met dit project bezighoudt.'
      De fractie van GroenLinks is overigens ook zeer benieuwd naar de reactie van de wethouder voor Financiën hierop. Schat de wethouder voor Financiën het ook zo gemakkelijk in dat Amsterdam eigenlijk onverzekerd aan een dergelijk groot project begint?
      Sterker nog, de wethouder voor de Noord-Zuidlijn stelt voor een deel van het project niet te verzekeren, of een hoger eindrisico te nemen. Ik vraag mij af wat de wethouder voor Financiën ervan denkt om een deel van het bedrag niet te verzekeren. Misschien wreekt het zich dat de wethouder voor Financiën en de Noord-Zuidlijn zich nu in één persoon verenigen, maar ik hoop toch niet dat de drive om een project te realiseren zo groot is dat het financiële plaatje minder van belang wordt geacht.
      Ik zal ook kijken naar het kasbeheer, dus de balans tussen de inkomsten en de uitgaven. Dat zal ook de wethouder voor Financiën interesseren. De gelden die wij vanuit het niets van het Rijk krijgen, worden opgeschoven. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft gezegd dat er zich met name in 2004 en 2005 verschillen zullen voordoen tussen wat Amsterdam in kas heeft en wat zij moet betalen. Wethouder Dales heeft in de laatste commissievergadering gezegd dat hij geen open einde wil, maar een klip en klaar, helder dossier. Vandaag kregen wij een brief van minister De Boer waarin hij hetzelfde zegt als wat hij al enige tijd zegt, namelijk dat het zich wel zal oplossen. Wij moeten dan maar uit onze eigen `onderuitputting' met geld schuiven. De minister zal zich daarvoor ook nog inspannen, maar hij heeft, zoals bekend, ook nog eens te maken met de overschrijdingen voor de HSL en de Betuwelijn. Kortom, er is op dit punt absoluut geen sprake van een helder dossier. Er zijn veel losse eindjes en er wordt wel vaak gevraagd vertrouwen te hebben in de onderhandelingscapaciteiten van de wethouder.
      Terug naar de fractie van GroenLinks. In februari van dit jaar hebben wij al helder aangegeven dat het voorgestelde bedrag te hoog was. Ik zal letterlijk citeren: "Het bedrag moet substantieel omlaag. Wij houden overeind dat, als in juni blijkt dat het tekort niet voldoende is teruggebracht, alternatieven die nu door het College terzijde worden geschoven, dan opnieuw ter tafel komen."
      Dat zijn woorden van Ruud Grondel in februari van dit jaar. Wethouder Dales was het toen met de fractie van GroenLinks eens en hij was van plan onder het bedrag van 290 miljoen gulden uit te komen. Inmiddels zijn de kosten niet teruggebracht. Wij zitten nog steeds op hetzelfde bedrag, hoewel wij ons inmiddels allemaal hebben aangewend dat euro's te noemen. Het is dus 130 miljoen euro. De GroenLinks-fractie is daarom consequent in haar opstelling.
     
          (De heer FLOS: Nu geeft u volgens mij een verkeerde voorstelling van zaken. Volgens mij was het tekort aan het begin van dit jaar 420.000 gulden, terwijl u zegt dat dat 290 miljoen gulden was. Volgens mij is er beloofd dat bedrag terug te brengen naar dat bedrag en dat is gelukt.)
    
      In februari jl. was er sprake van een voorgestelde overschrijding door het College van Burgemeester en Wethouders van 290 miljoen gulden. De fractie van GroenLinks heeft dat destijds al betwist, omdat het onzes inziens 390 miljoen gulden was. Wethouder Dales heeft in diezelfde maand gezegd dat hij dat bedrag van 290 miljoen gulden inderdaad wilde terugbrengen. Dat is echter niet gelukt, want de heer Flos weet dat 130 miljoen euro ongeveer hetzelfde is. Wij zijn daarom consequent in onze opstelling. Wij gaan niet akkoord met de voorliggende overschrijding en wij wensen consequent dat alternatieven opnieuw ter tafel komen. Bovendien is de overschrijding veel groter dan het aangegeven bedrag van 130 miljoen euro. Dat komt, omdat het College een aantal posten niet meerekent. De bus-overstapstations worden bijvoorbeeld niet in de begroting opgenomen. Deze worden naar de toekomst verschoven en dat geldt ook voor een aantal andere kosten.
     
          (De heer BIJLSMA: U heeft in februari jl. ingestemd met het toenmalige besluit op die wijze door te gaan.)
    
      Nee, de fractie van GroenLinks heeft zich toen tegen twee punten in het besluit verzet. Zij ging niet akkoord met de voorgestelde overschrijding.
     
     
          (De heer BIJLSMA: Men heeft toen gezegd dat er naar alternatieven moet worden gezocht. Dat hebben wij ook gedaan. In mei en juni zijn rapporten over die alternatieven geleverd. Het is binnen het bedrag gebleven dat in februari aan de orde is geweest. In juni heeft u de gegevens gekregen en ik begrijp niet waarom u toen niet stante pede een persbericht heeft uitgegeven waarin u opmerkte tegenstander te zijn. Ik begrijp niet dat u daarover in augustus en september nog allerlei vragen moest stellen. Waarom heeft u dit debat afgewacht en heeft u vóór die tijd - bijvoorbeeld de afgelopen weken - niet gezegd dat het u toch te duur was? Waarom heeft u al die maanden nog nodig gehad als u in februari eigenlijk al wist dat het te duur werd?)
    
      Ik vind het een fijne tip, maar ik denk dat het goed is geweest dat ook de fractie van GroenLinks zich goed in dit dossier heeft verdiept evenals de fractie van de PvdA.
      Ik heb zojuist opgemerkt dat een aantal posten niet wordt meegerekend, waaronder de overstapstations voor het busvervoer. Dat wordt niet in deze begroting opgenomen, maar naar de toekomst verschoven zo van `die hebben wij toch pas in 2011 nodig en dan hebben wij nog genoeg tijd om geld te zoeken'. Dan heb ik nog wel meer bezuinigingstips voor de huidige begroting. De bovenleiding voor de stroom is bijvoorbeeld ook pas in 2011 nodig evenals de roltrappen en de borden op de stations. Er zijn veel bedragen die wij pas in 2011 nodig hebben. Wie dan leeft, wie dan zorgt.
      Ik chargeer enigszins, maar u begrijpt de boodschap van mijn betoog. Samenhangende kosten met dit project moeten niet naar de toekomst worden verschoven en moeten ook niet worden doorgeschoven naar andere budgetten zoals ISV-gelden of het Stadsvernieuwingsfonds. Wij hebben in Amsterdam immers nog meer opdrachten. Dit is alvast een korte, eerste reactie op de motie van de PvdA-fractie. Aan de Noord-Zuidlijn gerelateerde kosten behoren nu in de begroting van de Noord-Zuidlijn thuis en daarover moeten wij nu kunnen beslissen. Ik vind het te bont worden als het College beargumenteert dat de reservering voor de ingroeiregeling voor de jaren na 2008, die vorig jaar nog in de begroting stond, nu wordt geschrapt onder het mom `alles wordt toch nog anders'.
      De conclusie van de fractie van GroenLinks is dus dat de kosten en daarmee het tekort op de aanleg van de Noord-Zuidlijn nog hoger zijn dan de kosten die het College opgeeft. De bedragen verschillen. De fractie van GroenLinks was nog bescheiden met de opmerking dat het ongeveer 60 miljoen gulden zal zijn. De PvdA-fractie geeft een lijstje waaruit blijkt dat het heel wat hoger is. Wij zijn dus nog steeds zeer benieuwd naar de reactie van de VVD-fractie op dit punt.
     
          (De heer FLOS: Ik zal nu in ieder geval een reactie op uw betoog geven. Ik vind dat de fractie van GroenLinks krokodillentranen huilt. Ik ben het met de heer Bijlsma eens die heeft gezegd dat u dit toch al in juni kon weten. U heeft ons steeds gezegd dat u eerst wil weten wat er uit Den Haag komt. Voordat überhaupt duidelijk is wat dat voor ons betekent, heeft u opeens een oordeel klaar.)
     
     Het is vreemd dat juist fracties dit soort vragen stellen die - wat er in Den Haag ook gebeurt - toch voorstander zijn.
      Het belang van de lijn wordt door de GroenLinks-fractie niet betwist, maar dit bedrag kan de gemeente Amsterdam niet meer dragen. Ik zeg met nadruk `de gemeente Amsterdam', want wij moeten te veel eigen geld in de Noord-Zuidlijn steken dat wij vrij besteedbaar hebben voor andere projecten. Niet in de laatste plaats zeg ik dat dat probleem alleen maar nijpender wordt door de tegenvallers die ons ook door het nieuwe kabinetsbeleid te wachten staan. Wij hebben onze positie ook vastgelegd in de amendering van het besluit en dat amendement zal ik straks toelichten.
      Ik stel een drietal vragen aan collega's in de Raad. De eerste vraag stel ik aan de VVD-fractie, wat haar niet zal verbazen. De fractie van de VVD heeft verschillende malen aangegeven dat 130 miljoen euro echt haar maximum is.
     
          (De heer FLOS: 132 miljoen euro.)
    
      De puntjes op de i. Wat als nu blijkt dat het toch meer wordt en als er inderdaad sprake is van de door de PvdA-fractie genoemde overschrijdingen? Zal de VVD-fractie het project dan alsnog afblazen? Ik denk niet dat dat kan en ik vind het dan ook misleidend te zeggen dat het nooit meer zal worden. Kennelijk gelooft de fractie van de VVD ook de motie van de PvdA op dit punt niet. Ik ben zeer benieuwd naar haar antwoord.
      Wethouder Dales heeft in juni overwogen de hele zaak af te blazen, omdat hij het niet rond kreeg. Ik ben zeer benieuwd naar zijn grens. Ik doel dan op een bedrag.
      Is de wethouder nu bereid zich zodanig aan het bedrag van 130 miljoen euro te committeren dat hij daaraan ook zijn politieke lot verbindt?
      De fractie van de PvdA heeft diverse moties ingediend. Ik heb begrepen dat deze dienen als een soort voorwaarde voor het besluit. Als zij daarvoor van deze Raad niet voldoende steun krijgt, welke consequenties verbindt zij daar dan aan?
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Waar blijft een eventuele motie van wantrouwen ten aanzien van de wethouder voor Financiën, als u het niet eens kunt worden met de wethouder voor de Noord-Zuidlijn? Komt deze in tweede termijn?)
    
      Daarop blijf ik het antwoord schuldig. Dat was ik niet van plan.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Dus ferme woorden, maar verder doet u niets?)
     
      Ik zal het amendement van de fractie van GroenLinks kort toelichten. Wij willen het besluit als volgt amenderen: op dit moment niet akkoord te gaan met de voorgestelde begroting van het besluit, het College opdracht te geven te gaan heronderhandelen met het Rijk om na te gaan of een betere financiering mogelijk is, ons te rapporteren over de mogelijkheden van opnieuw aanbesteden, daarbij alternatieven te betrekken zoals het tracé- Boerenwetering en het werk rond het CS te garanderen omdat daar voortgang moet worden geboekt.
     
     
          (De heer FLOS: Meent u dit nu werkelijk? Denkt u niet dat Amsterdam zich bij de aannemers en het Rijk compleet belachelijk maakt als zij weer gaat onderhandelen? U zei dat het steeds duurder wordt. Meent u werkelijk dat het goedkoper wordt als wij over een paar jaar beslissen?)
    
      Als onze overtuiging is dat het een goed project is, maar dat de lasten voor de gemeente Amsterdam op dit moment niet zijn te dragen en dat deze alleen maar hoger zullen worden, is er naar mijn idee alle reden om na te gaan of er extra geld bij kan. Dat geld zal van het Rijk moeten komen, want wij hebben dat niet.
     
          (De heer FLOS: U bent ongeloofwaardig. U heeft continu tegen dit kabinet geageerd dat het alleen maar slechte dingen doet en dat het op het gebied van het openbaar vervoer alleen maar bezuinigt. En nu moet ik uit uw mond horen dat wij van dat kabinet geld moeten krijgen.)
    
      Het zou de VVD-fractie bijzonder sieren als zij het kabinet zou bewegen tot het leggen van iets minder asfalt en iets meer infrastructuur op rails. Ik zou haar daarbij van harte steunen!
     
          (De heer FLOS: De VVD-fractie is hier bereid in te stemmen met het besteden van vele honderden miljoenen euro's aan openbaar vervoer door de gemeente, dus ik denk niet dat u daarover heeft te klagen.)
    
     Hartelijk dank.
     
          (De heer RES: Kunt u nog eens in twee woorden uitleggen waarom u enerzijds zegt dat het Rijk geen geld voor Amsterdam meer over heeft. Dat baseert u op een rapport en dat vind ik al een verkeerde conclusie. Anderzijds zegt u `ga toch maar onderhandelen met het Rijk'. Dat zit toch wel verkeerd in elkaar.)
    
      Ik constateer dat er op dit moment geen geld meer van het Rijk komt en daaraan moet de fractie van GroenLinks helaas de conclusie verbinden dat zij nu niet met deze begroting akkoord kan gaan.
     
          (De heer RES: Maar u vraagt wel meer geld uit Den Haag.)
    
      Het lijkt mij verstandig na te gaan of het project doorgang zou kunnen vinden op basis van heronderhandelingen met het Rijk, met name voor die meerkosten. Die meerkosten zijn er en dat is niet alleen door de fractie van GroenLinks naar voren gebracht, maar ook door de fractie van de PvdA.
     
          (De heer BIJLSMA: Toen wethouder Köhler deze lumpsum-beschikking destijds aan ons heeft voorgelegd, was de reactie van de fractie van GroenLinks dat zij meende dat het geraamde bedrag voor de lumpsum-beschikking in de voordrachten juist was. Zij heeft gezegd geen aanleiding te kunnen vinden, te denken dat de gemeente over dat bedrag heen zou gaan. Dat is nog geen twee jaar geleden. Ik begrijp daarom absoluut niet waarom u nu deze redenering ophangt om vervolgens gewoon tegen de Noord-Zuidlijn te stemmen.)
    
     Ik heb zojuist zeer uitgebreid betoogd - waarschijnlijk heeft de heer Bijlsma dat wel gehoord - dat die lumpsum-financiering destijds in zijn geheel juichend door deze Raad is binnengehaald in de trant van `dat hebben wij binnen'. Ik heb gezegd dat die afspraken zijn gemaakt binnen een College waarin zowel de fracties van de PvdA, de VVD als GroenLinks waren vertegenwoordigd. Helaas is het project steeds duurder geworden en de heer Bijlsma geeft ook zelf in zijn eerste motie aan dat het nog steeds te verwachten is dat het project duurder zal worden dan de voorgestelde, huidige begroting.
     
          (De heer BIJLSMA: U geeft geen antwoord op mijn vraag. Uw eigen fractie heeft destijds geen aanleiding gezien voor het plaatsen van kritische kanttekeningen. Dat hebben wij wel gedaan. Wij hebben toen op al die risico's gewezen en van een aantal daarvan is sprake. Wij zijn toch bereid voor de Noord-Zuidlijn te gaan, al hebben wij hier een aantal voorwaarden op tafel gelegd. Maar u gaat er nu al vandoor, terwijl dat volstrekt in strijd is met de lumpsum-beschikking die uw eigen wethouder destijds in de Raad heeft voorgelegd.)
    
      Ik ga daarop nu niet door. In februari hebben wij aangegeven dat het bedrag wat ons betreft omlaag moest. Dat is niet gelukt en wij moesten constateren dat dat bedrag sinds februari alleen maar is toegenomen doordat een aantal kosten door dit College consequent niet in de begroting wordt opgenomen en wij verwachten dat wij de komende jaren steeds opnieuw met nieuwe bedragen zullen worden geconfronteerd die aan het project Noord-Zuidlijn zijn gerelateerd. Dat is de feitelijkheid waarvoor wij nu staan.
     
          (De heer MARRES: Ik haal de woorden van wethouder Dales aan: "Wethouder Dalm gaat over vier jaar opnieuw dit tracé in. Zij krijgt dit niet voor minder geld voor elkaar. Treedt zij dan direct af?")
    
      Het is voor het eerst dat ik `wethouder Dalm' wordt genoemd. Ik begrijp de vraag niet.
     
          (De heer MARRES: U heeft gezegd in een later stadium opnieuw die onderhandelingen te willen voeren. Stelt u zich voor dat u wethouder bent en dat u het niet voor elkaar krijgt. Treedt u dan af?)
    
      Dat ligt eraan wat ik de Raad op dat moment heb beloofd. Dat lijkt mij helder. Je treedt af op het moment dat je een belofte die je hebt gedaan, niet kunt waarmaken.
      Ik heb nog wat collectief geheugen naast mij zitten die ik graag het woord wil geven.
     De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Ik ga kort in op de vraag van de heer Bijlsma over die lumpsum-beschikking. Ik weet dat eenieder - op het moment dat wij allen daarmee in de Raad akkoord gingen - ook wist dat...
     
          (Mevr. KALT: Dit is de tweede keer. Degenen die vóór waren.)
    
      Oké, degenen die vóór waren. Zij wisten op dat moment, gezien het lumpsum-karakter daarvan, dat zij op een gegeven moment misschien `nee' moesten zeggen als het voor de gemeente te veel zou worden. Als het op de gebruikelijke manier gaat - 95 procent-5 procent - ligt het ook met die risico's anders. Maar het feit dat je akkoord gaat met een lumpsum-financiering, sluit ook in dat je ergens je grens legt. Natuurlijk wordt die grens binnen verschillende fracties op een verschillende hoogte gelegd, maar het is te gemakkelijk te zeggen dat je altijd maar door moet. Daartegen hebben wij onszelf willen beschermen door onder ogen te zien dat er een moment kan zijn dat wij `nee' moeten zeggen. Misschien zeggen wij dat eerder dan de fractie van de PvdA, maar dat is een andere discussie.
     
     
          (De heer BIJLSMA: U heeft destijds geen aanleiding gezien daarbij ook maar één kritische kanttekening te maken, wat wij wel hebben gedaan.)
    
     
     
          (De heer H. BAKKER: Toen was er nog geld genoeg.)
    
      Wij hebben in het kader van de lumpsum-beschikking an sich gezegd dat wij niet tevreden waren om het op die manier te regelen. Wij hebben daarover dus wel iets gezegd, maar wij vonden toen dat het te overzien was. Het werd toen geraamd op 250 miljoen gulden voor de gemeente zelf. Ik geef wel toe dat wij nu drie aanbestedingen verder zijn en dat het anders is gelopen dan zowel de heer Bijlsma als ik had gehoopt.
     
          (De VOORZITTER: En in de toekomst zal het weer anders lopen.)
     
     Mevr. DALM: Ik vervolg mijn betoog. Ik bedank alle mede- discussianten in deze stad en in deze fractie. De fractie van GroenLinks moest een moeilijk betoog houden, namelijk dat zij uiteindelijk tegen een voorstel voor de aanleg van een openbaarvervoersverbinding moet stemmen. Ik hoop dat voor iedereen voldoende duidelijk is dat mijn fractie nog steeds een groot voorstander is van openbaar vervoer, maar dat ieder project zijn prijs heeft en dat deze prijs voor de gemeente Amsterdam niet meer te dragen is. Ik benadruk dat de gemeente Amsterdam nog meer te doen heeft. Zij heeft niet alleen maar te maken met het aanleggen van deze Noord-Zuidlijn, maar zij heeft ook nog een aantal opgaven op het gebied van sociaal beleid. De uitgaven stijgen en de inkomsten van deze gemeente zullen de komende jaren alleen maar teruglopen. En ergens is er dan een grens bereikt aan wa t je als gemeente nog kunt dragen. Ik hoop dat wij de komende jaren niet iedere keer zullen moeten zeggen: "Helaas. Dat gaat niet door, want wij hebben het project Noord-Zuidlijn om onze nek hangen."
     De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 17E
     Amende ment van 9 oktober 2002 van de raadsleden Dalm en Van Pinxteren inzake heronderhandeling met het Rijk over verhoging van de rijksbijdrage voor de extra kosten van de Noord-Zuidlijn
          (Gemeenteblad afd. 1, nr. *D).
      Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
     Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Mijnheer de Voorzitter. Allereerst zal ik de visie van de fractie van het CDA op de Noord-Zuidlijn nog eens puntsgewijs uiteenzetten. Achtereenvolgens komen vier kernargumenten aan de orde, waaruit blijkt dat wij altijd voorstander zijn geweest van deze Noord-Zuidlijn. Vervolgens zal ik ingaan op een aantal aandachtspunten en zorgen die ook wij hebben.
      De verbinding Noord-Centrum-Zuid is voor deze stad van levensbelang. Amsterdam-Noord moet worden aangesloten op de rest van onze stad. Dat is een stadsdeel met 90.000 inwoners en dat is dus vergelijkbaar met een stad als Delft of Leiden. Op dit moment beschikt dat stadsdeel niet over een eigen station noch over railinfrastructuur naar de stad of de regio. Daarnaast is het centrum het dynamische en economische hart van de stad en dat moet daarom snel bereikbaar blijven. De ontwikkeling aan de Zuidas vraagt om extra en adequate infrastructuur. Met de Noord-Zuidlijn zullen wij de voorwaarden scheppen, waaronder Amsterdam-Noord en Amsterdam-Zuid zich in sociaal-economisch opzicht optimaal kunnen ontwikkelen. Kortom, het is goed voor onze stad.
      Daarmee kom ik op mijn tweede punt. De Noord-Zuidlijn legt het fundament voor de toekomstige ontwikkeling van Amsterdam. Zoals ik al eerder heb gemeld, is de Noord-Zuidlijn niet alleen een verbetering van de huidige infrastructuur. Deze lijn is de komende decennia vooral een voorwaarde voor de ontwikkeling van Amsterdam en de regio. De infrastructuur in Amsterdam staat nu al onder enorme druk en deze zal alleen maar toenemen. De capaciteit voor autoverkeer is beperkt evenals uitbreiding van openbaar vervoer op maaiveldniveau. Dat heeft eenmaal ook te maken met de bebouwing zoals deze in onze stad nu eenmaal is. De stad en dus ook de regio's slibben verder dicht. Een openbaarvervoersverbinding onder het maaiveld door verdraagt in onze visie derhalve geen langer uitstel. Nogmaals, het is goed voor onze stad.
      Dit houdt ook sterk verband met mijn derde argument dat het snel, veilig en betrouwbaar moet. Als hoofdstad concurreert Amsterdam met grote Europese steden. Bereikbaarheid speelt hier een belangrijke rol. Bereikbaarheid binnen de stad, maar ook vanuit de regio naar de stad toe. Om een alternatief voor het autoverkeer te kunnen bieden, dient het openbaar vervoer snel, veilig en betrouwbaar te zijn. In haar concurrentiepositie ten opzichte van hoofdsteden als Parijs en Londen loopt Amsterdam op dit gebied al achter. Dat is wederom een argument dat het goed is voor onze stad.
      Tot slot het regionale karakter. Dat is mijn vierde punt. Het leidt geen enkele twijfel dat het kerntraject van de Noord-Zuidlijn, waarover wij het nu in feite hebben, een uitbreiding in de richting van Zaanstad, Amstelveen en Schiphol mogelijk maakt. Het voorgestelde hoge en brede materieel leent zich daarvoor uitstekend. De onderzochte alternatieven, zoals lightrail , maken dit overigens eveneens mogelijk. Daar de regio echter heeft aangegeven deze beslissing aan Amsterdam over te laten, omdat het haar om het even is, ligt de keuze voor de fractie van het CDA voor de hand: een verbindende lijn met een maximale vervoerscapaciteit en veiligheid. Snel, veilig en betrouwbaar. Ook dit is gewoon goed voor de stad.
      Maar er is ook een aantal aandachtspunten. Natuurlijk heeft ook de fractie van het CDA vragen en zorgen gehad. Ik leg de nadruk op `gehad'. Deze vragen zijn steeds zeer gedegen beantwoord in gesprekken met het projectbureau, of al dan niet schriftelijk door de desbetreffende wethouders. Dat wil niet zeggen dat onze zorgen voor honderd procent zijn weggenomen, maar het is wel zodanig het geval dat de fractie van het CDA veel vertrouwen heeft in het succes van de Noord-Zuidlijn en daarmee in het projectbureau en het College. De Noord-Zuidlijn is een zeer gecompliceerd project vanwege de noodzakelijke verschillende bouwtechnieken en het brengt diverse risico's met zich mee. De vragen van de fractie van het CDA waren dan ook gericht op, bijvoorbeeld, de risico's tijdens de bouw. Diverse calamiteitenscenario's zijn de revue gepasseerd. Het gaat dan om materiële schade aan bouwwerken en aan de omgeving, schade als gevolg van bouw, overlast enzovoorts. Ook risico's na de ingebruikname hebben onze aandacht gehad. Met name de veiligheid speelt in het openbaar vervoer een belangrijke rol. De geschiktheid van het save haven -concept en de vluchtmogelijkheden stonden ter discussie. Onze vragen waren vooral gericht op de financiële risico's. Het aanbestedingsresultaat van de zeven grootste en moeilijkste contracten moest binnen de kredietoverschrijding van 132 miljoen euro blijven. Maar op wiens bord moesten de financiële risico's na de start van de aanleg worden gelegd? De punten van zorg die wij daarbij hadden, waren bijvoorbeeld de verdeling tussen de rijksoverheid en de gemeente Amsterdam en de verdeling tussen de gemeente Amsterdam en de aannemers.
      Dan de verzekeringsmogelijkheden die ook door de PvdA-fractie reeds zijn aangehaald. Er zijn verschillende verzekeringen mogelijk, maar tot slot resteren er ook nog niet- verzekerbare of wellicht niet-voorziene risico's. In dit kader zou ik van het College graag nog een antwoord krijgen op de volgende vragen. Deze sluiten ook aan bij de zorgen die de PvdA-fractie in haar eerste motie heeft uitgedrukt.
      Op welke termijn denkt het College de onderhandelingen met de verzekeringsmaatschappijen te kunnen afronden?
      Is het College voornemens de aanbevelingen in de second opinion van AEON-Risk Consultancy, namelijk het inkopen van extra dekkingen, op te volgen als dat mogelijk is?
      Zo ja, kan het College aangeven aan welke dekkingen het dan denkt? Zo nee, waarom niet?
     Ik kom op de conclusie van mijn betoog.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Wat heeft de CDA-fractie gedaan? U heeft immers wat kortere lijnen met Den Haag dan andere fracties? Wat heeft u gevraagd om aan te geven dat wij meer geld van het Rijk zouden moeten hebben?)
    
      Ik heb mij er in Den Haag bijvoorbeeld hard voor gemaakt om bijvoorbeeld die motie-Giskes van tafel te krijgen die toch goed was voor een gat van 64 miljoen.
      Ik kom tot mijn conclusie. De Noord-Zuidlijn moet er komen om de toekomstige ontwikkeling van Amsterdam mede mogelijk te maken. Na het bereikte positieve aanbestedingsresultaat moet nu tot een beslissing over de aanleg worden gekomen, go of no go.
      Het traject van de afgelopen maanden is een traject geweest van het onderzoeken en analyseren van de al eerder genoemde risico's. Het is een traject geweest van het vergaren van informatie door voorstanders, maar vooral ook door de tegenstanders. Dat heeft geleid tot het stellen van vragen, het bestuderen van antwoorden en het stellen van nog meer vragen. Alle mogelijke risico's van een dergelijk project dienen in beeld te worden gebracht en te worden afgewogen. Het niet nemen van een beslissing is echter ook een beslissing. Dat zou namelijk betekenen dat Amsterdam stil blijft staan. Uitstel zal slechts leiden tot nog hogere kosten. Op een goed moment moet de knoop worden doorgehakt en moet de politiek een beslissing durven nemen. Dat moment is nu aangebroken. Het is ook een kwestie van lef. Maar al te vaak ontbreekt het de Amsterdamse politiek daaraan. En juist aan dit lef schijnt het sommige fracties wederom te ontbreken, nu het uur der waarheid nadert. De fractie van GroenLinks was overtuigend aanhanger, maar zij werd tegenstander zonder daarvoor werkelijk inhoudelijke argumenten te geven. Het is overigens wel aardig te zien - aangezien het kennelijk om financiële consequenties gaat - dat ook voor de fractie van GroenLinks het milieu een prijs heeft. Door tegen de Noord-Zuidlijn te stemmen, zal de automobiliteit verder stijgen, maar dat vindt zij niet erg en de ontwikkeling van het openbaar vervoer in de stad vindt zij niet zo belangrijk.
     
          (Mevr. DALM: Ik vind het prima dat u enige demagogie in uw betoog wilt leggen. Dat kan ik mij ook wel voorstellen, maar ik heb zeer duidelijk aangegeven dat het openbaar vervoer voor de fractie van GroenLinks topprioriteit heeft en dat wij daarvoor graag veel geld willen uittrekken. Ook heb ik aangegeven dat Amsterdam nog meer op haar lijstje heeft staan. Straks zullen wij dankzij dit kabinet, waarvan de fractie van het CDA toch niet in geringe mate deel uitmaakt, bijvoorbeeld moeten bezuinigen op onze ID-banen, andere sociale voorzieningen en dergelijke. Ik leg de bal dan ook bij u terug.)
    
      Graag. Ik ben ook een groot voorstander van de Noord-Zuidlijn en ik ga er ook vanuit dat deze er komt. Het is een goede investering voor de toekomst.
      Ook werd er de afgelopen weken in de pers het een en ander heen en weer geschreven en er werd nog eens flink met modder gegooid. Dat was zeer vermakelijk voor het publiek, maar het ging volstrekt voorbij aan waar het eigenlijk om gaat. Wat heeft Amsterdam nodig? Zoals gezegd heeft zij een verbinding Noord-Centrum-Zuid nodig die een fundament vormt voor de toekomstige ontwikkeling van Amsterdam, die snel, veilig en betrouwbaar is en de regio verbindt. De Noord-Zuidlijn is goed voor Amsterdam en de regio.
      Graag ontvang ik van het College een antwoord op mijn vraag.
      Mevr. MEIJER: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van de SP is altijd tegenstander van de Noord-Zuidlijn geweest. Vanaf het begin heeft zij gezegd dat het te duur is en wat ons betreft zijn er nog te veel veiligheidsaspecten die niet zijn gedekt. Daarbij komt dat die lijn in de loop der jaren alleen maar duurder is geworden. Er kwamen steeds meer problemen en risico's boven tafel en die zullen de kosten natuurlijk ook weer opdrijven. Eerst stonden wij met ons standpunt alleen met de fractie van Amsterdam Anders/De Groenen, maar de fractie van GroenLinks heeft zich nu ook aangesloten en als de fracties van de VVD en D66 eerlijk zijn, zouden eigenlijk ook zij zich hierbij moeten aansluiten. Zij hebben immers ook gezegd dat er geen cent meer bij dat bedrag van 132 miljoen euro zou mogen komen. Als die prijs nu omlaag was gegaan, hadden wij onze mening misschien aangepast, maar nu is het volgens ons tijd dat de wethouder erkent dat wij gewoon te ver gaan en dat die lijn te veel kost. Het wordt tijd dat hij zijn voorstel intrekt. Wij zijn van mening dat je altijd rekening moet houden met het duurste scenario om de tegenvallers te kunnen opvangen. Wij denken dat er bij de VVD-fractie heel voorzichtige rekenmeesters zijn, dat wethouder Dales nu met die traditie breekt en dat hij aan het potverteren is. En veel mensen beweren ondertussen dat Amsterdam naar het faillissement wordt geholpen.
      Wij gaan nu uit van de meest positieve rekensommen, maar de SP-fractie vindt dat wij ons moeten realiseren dat wij hier gokken met het geld van een ander, namelijk dat van de Amsterdammers. Iedereen kan immers op zijn klompen aanvoelen dat het veel meer wordt dan het extra bedrag van 132 miljoen euro. Wij krijgen namelijk steeds meer berichten dat zaken niet zijn afgedekt en vandaag stond bijvoorbeeld in de krant dat de gemeente nog een claim kan verwachten tussen de 45 en 100 miljoen euro vanwege die arbitragezaak van Maison Descartes die de gemeente zou hebben verloren. Hoe gaan wij dat betalen? Wat kan de wethouder over deze arbitragezaak melden en waarom hebben wij daarover nooit eerder gehoord?
      Hoe zit het bijvoorbeeld met die gemakkelijke contracten die nog open staan? Zijn die wel zo gemakkelijk en worden die niet duurder dan wij denken? Het Rijk gaat later betalen dan wij hadden afgesproken. Dat geld moeten wij voorschieten en daar komt natuurlijk rente bij. Wij kunnen hier wel zeggen dat dat wel goed komt, maar ook de laatste brief van de minister liet ons toch in het ongewisse. Het woord rente heb ik daarin niet kunnen vinden en zeker niet wie daarvoor gaat betalen.
      Wat gebeurt er als er een aannemer failliet gaat en wij opnieuw gaan aanbesteden? Je hebt dan misschien wel een bankgarantie en voor dat bedrag kun je opnieuw aanbesteden, maar de aannemers weten natuurlijk ook dat wij door moeten en die zijn misschien wel weer sterker dan wij. Hoe lang kunnen wij wachten en onderhandelen?
      Van andere projecten hebben wij inmiddels kunnen leren dat de kosten altijd hoger uitkomen, soms is er wel sprake van een verhoging van 50 tot 100 procent. Als je daarvoor reserveringen moet maken, kom je al op een fors bedrag uit. Dat bedraagt misschien wel 250 miljoen euro. Waarvan gaan wij dat betalen en ten koste van wat gaat het dan?
      De verzekeraars zijn nog met ons aan het onderhandelen. Volgens de wethouder zou de premie te hoog zijn. Over wat voor soort verzekeringen hebben wij het en kan hij ook garanderen dat die kosten niet hoger zullen worden dan hij voor ogen heeft? Zijn alle risico's dan ook daadwerkelijk in kaart gebracht en voorgelegd en hebben de verzekeraars bijvoorbeeld de auditrapporten gezien?
      Kan de wethouder ook uitleggen waarom er pas met die verzekeraars verder wordt gepraat als dat besluit is genomen? Waarom kan dat niet andersom?
      Wij hebben het rapport gehad van de onafhankelijke expert AEON-Risk Consultancy. Ik vraag mij af hoe onafhankelijk die expert is. Op blz. 1 van het rapport van deze verzekeringsmaatschappij staat dat zij zelf partij is bij de gemeente. Ik dacht dat wij hadden gevraagd om een onafhankelijke partij. Hoe steekt dat in elkaar? AEON-Risk Consultancy meldt wel dat er onvoldoende dekking is. Gaan wij nog een aanvullende dekking afspreken? Wat gaat dat kosten, hoe wordt dat gedekt et cetera? In hetzelfde rapport staat dat een aantal dekkingen in 1999 nog wel mogelijk was en nu niet meer. Betekent dat werkelijk dat er zaken zijn die wij wel moeten verzekeren, maar dat dat niet kan en dat dat dus niet gebeurt? Zo ja, over wat voor zaken en risico's gaat het dan?
      Als klap op de vuurpijl worden wij, vlak voordat wij het besluit gaan nemen, geconfronteerd met het ballonnetje van de wethouder dat hij een mandaat wil voor verdere onderhandelingen en tussen neus en lippen door meldt hij nog even dat er kan worden gedacht aan een verhoging van het eigen risico, het uitsluiten van beroepsaansprakelijkheid en het niet verzekeren van zaken die niet risicovol worden geacht. Denkt de wethouder echt dat de risico's zodanig zijn afgedekt dat wij ons kunnen permitteren het eigen risico op te hogen? Als ik een auto huur, koop ik het eigen risico juist af. Er is geen haar op mijn hoofd die erover denkt dat andersom te doen.
      Welke zaken achten wij niet risicovol en waarom zijn ze dat niet? Hoeveel gaat het ons kosten als deze dat wel blijken te zijn?
      De meest rooskleurige scenario's ken ik ondertussen wel, maar ik wil graag horen hoeveel het ons maximaal gaat kosten.
      Graag wil ik ook weten of er nog ongedekte en gedeeltelijk gedekte risico's zijn. Is bijvoorbeeld de schade ten gevolge van een aantal calamiteiten gedekt, zoals een blow-out en het stilleggen van het boorproces? Klopt het dat het boorproces niet is verzekerd en waarom dan niet? Zijn calamiteiten gedekt, zoals het opbarsten van de bouwput van een diep gelegen station? Is bijvoorbeeld het inzakken van een openstaande diepwandsleuf gedekt? Ook gevolgschade heb ik hier nog staan.
     Ten slotte moet mij nog van het hart dat ik mij blijf verbazen over de boeteclausule, waarover wij tijdens de vorige commissievergadering hebben gesproken. De wethouder heeft toen gemeld dat de aannemers wel willen tekenen, maar niet met een boeteclausule van 10 procent. Dat percentage zou te hoog zijn. Als ik tegen iemand zeg dat ik niet lieg en als diegene vervolgens aan mij vraagt het voor mij op te schrijven, doe ik dat als ik werkelijk niet heb gelogen. Ik vraag mij dan ook af waarom zij dit niet willen tekenen. Kan de wethouder daarover meer zeggen?
      Wat mijn fractie voornamelijk steekt, is dat wij hier vanavond eigenlijk niet eens meer over de argumenten zouden hoeven praten. In de krant heb ik namelijk kunnen lezen dat de race al is gelopen. Wij hebben het hier eigenlijk over een schijnvertoning, want de collegepartijen hebben al in het collegeakkoord afgesproken dat die lijn er hoe dan ook moet komen. Dan komen toch woorden naar boven als `achterkamertjespolitiek', `volksverlakkerij' en dergelijke. Ik heb mij direct afgevraagd of wethouder Oudkerk de Noord-Zuidlijn bedoelde, toen hij verkondigde dat alleen het resultaat telt. Gaan wij ervan uit dat de fractie van de PvdA bijvoorbeeld geen bestuurscrisis wil riskeren en dat zij daarom voor de Noord-Zuidlijn stemt? Ik mag toch aannemen dat deze mensen mans genoeg zijn om een eerlijk oordeel te vellen of is het behoud van het College dermate belangrijk dat zij het risico willen nemen dat die Noord-Zuidlijn onze stad in zware financiële problemen zal brengen?
     
          (De heer HALBERTSMA: U heeft in de partijkrant ook kunnen lezen dat er suggesties waren over geheime deals die er niet zijn. Ook kon u lezen dat deze fractie - deze fractie is een onderdeel van de coalitie - het belang van de coalitie ondergeschikt acht aan het nemen van een verantwoord besluit over de Noord-Zuidlijn. Zou u mijn woorden willen nemen voor wat deze zijn, namelijk dat wij daarover zo denken. Zou ik u bovendien mogen vragen alle suggesties die in een andere richting gaan, nu terug te nemen?)
    
      De heer Halbertsma heeft een antwoord gegeven. Ik heb een vraag gesteld. Ik vroeg de fractie van de PvdA of zij een crisis wil riskeren en of zij daarom voor stemt.
     
          (De heer HALBERTSMA: Ja.)
    
      Oké, dan weet ik genoeg.
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: Het is voor het eerst dat de fractie van de PvdA de waarheid spreekt.)
    
     
     
          (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Dat zijn niet mijn woorden!)
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Dit gaat iets te gemakkelijk. Ik heb de antwoorden van het College gekregen en u heeft in april afgesproken - ik kan mij best voorstellen dat je op dat moment getallen niet eens in de openbaarheid noemt - dat u in principe voorstander zou zijn als het project binnen het bedrag van 130 miljoen euro zou blijven. Betekent dat dat u die afspraak met terugwerkende kracht minder waardevol vindt? Hoe zit dat dan?)
    
     
     
          (De heer HALBERTSMA: De enige afspraak die niet in de openbaarheid is gebracht, is in de onderhandelingen naar de aannemers - niet naar u of naar mevr. Meijer - dat bedrag van 132 miljoen euro als een soort bovengrens te hanteren. Dat is alles wat wij hebben afgesproken. Dat was voor de aannemers en wij hebben die afspraak niet naar buiten gebracht om de belangen van deze stad niet in gevaar te brengen en het niet onnodig veel geld te laten kosten. Deze kan wat mij betreft nu bekend worden, maar wij hebben dat uitsluitend gedaan in het belang van de gemeente en de stad Amsterdam. Dat heeft helemaal niets met geheime deals te maken.)
    
      Ik kom nog even terug op de veiligheid, want ik vind dat daarover nog veel onzekerheden bestaan en dat daarover nog veel vragen leven. Naar aanleiding van vragen die ik in de vorige commissievergadering heb gesteld, laat de wethouder bijvoorbeeld weten dat hij bij het Liftinstituut geen problemen verwacht met de certificering van de roltrappen. Ook de fractie van de VVD had daarover vragen gesteld, die wat haar betreft blijkbaar naar tevredenheid zijn beantwoord. Voor mij geldt dat echter niet, want ik heb het Liftinstituut gebeld en men deelde mij mee dat men drie jaar geleden met de gemeente heeft gesproken en dat dat vervolgens nooit meer is gebeurd. Ook vertelden zij dat zij in de toekomst meer rekening zullen houden met het te verwachten gebruik van een roltrap. In het geval van de Noord-Zuidlijn moet die roltrap kunnen omkeren. In het geval van een calamiteit gaan al die roltrappen naar boven, ook als daarop mensen staan. Dat is een bijzonder geval en dus een uitzonderlijke situatie en zij zeggen dat daarnaar extra zal moeten worden gekeken. Een certificaat is heus niet zomaar te verkrijgen. Zij vroegen zich ook af waarom zij niet meer zijn geconsulteerd. Zij hebben gewaarschuwd. Is de wethouder hiervan op de hoogte? Zo ja, hoe komt hij er dan bij in zijn beantwoording te zeggen dat dat allemaal niet zo'n vaart loopt en dat wij dat wel even regelen?
      Het Liftinstituut heeft namelijk al meerdere malen meegemaakt dat er zo lang was gewacht met het consulteren dat er op het laatste moment nog lapmiddeltjes nodig waren die behoorlijk duur waren. Bovendien waarborgden deze lapmiddeltjes de veiligheid niet zodanig dan wanneer het instituut in het eerste stadium was gevraagd mee te denken en te adviseren.
      Hoe gaan wij dat doen? Gaan wij tegen die tijd gebruik maken van lapmiddelen en leggen wij er nog een paar miljoen euro bij, omdat eenmaal het point of no return is bereikt?
      Verder vind ik het zuur dat er nog veel leemtes op het gebied van de veiligheid blijven bestaan, zoals bijvoorbeeld de nooduitgangen die toch verder uit elkaar komen te liggen dan de bedoeling was. De roltrappen heb ik zojuist genoemd. Daarbij komt dat minder validen, invaliden, mensen met kinderwagens en dergelijke gewoon kansloos zijn als die trein in een tunnel komt stil te staan. Het save haven- concept ziet er wel mooi uit, maar wat gebeurt er als die trein daar daadwerkelijk stil staat? Dan weet je dat daar mensen achterblijven en veiligheid is een aspect waarop je niet mag inleveren. En dat er slechts één keer met het Liftinstituut is gesproken en dat dat drie jaar is geleden, vind ik ronduit onbehoorlijk. Ik vind dat dat echt niet kan.
      Het valt mij op dat de wethouder weinig inzicht in kosten wenst te geven. Raadsleden mogen de contracten met de bouwers niet inzien, ook niet in het geheim. Ook de auditcommissie heeft nooit een notitie over de kosten gehad, terwijl dat volgens de statuten wel moest gebeuren. Waarom is dat niet gebeurd?
      Het is de verantwoordelijkheid van de Raad te controleren, maar op die manier wordt dat zeer moeilijk. Ik vraag mij af of er een grote adder onder het gras zit, die wij pas tegenkomen als het besluit is genomen en wij dus voor de liefdesbaby van wethouder Dales - zo ben ik het intussen gaan noemen - hebben gestemd.
      De fractie van de SP is tegen de aanleg. Evenals de fractie van GroenLinks wil zij beter openbaar vervoer, maar zij verwacht niet dat dit project daaraan bijdraagt. Laten wij het geld op een andere manier inzetten. Het Rijk heeft gezegd dat de middelen, die voor het Amsterdamse openbaar vervoer waren bestemd, daarvoor beschikbaar blijven. Dat zal ook het geval zijn als die Noord-Zuidlijn niet doorgaat. Het is goed dat wij de mogelijkheden zijn nagegaan, maar het is wat ons betreft een slechte zaak krampachtig aan de Noord-Zuidlijn te blijven vasthouden.
     De heer MANUEL: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van D66 heeft deel uitgemaakt van de vorige drie Colleges en zij had in haar wethouders vaak warme pleitbezorgers voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn. In de media worden wij dan ook steevast tot de voorstanders van de Noord-Zuidlijn gerekend. Toch is dat redelijk voorbarig, want ongegeneerd kiezen voor politiek opportunisme, zoals de fractie van GroenLinks dat nu doet, is ook voor ons zeer verleidelijk. Het is ook niet moeilijk een dergelijke keuze te verantwoorden, want wij zijn wekenlang - zo niet maandenlang - bestookt door de tegenstanders van de Noord-Zuidlijn. Van die tegenstanders heb ik er velen persoonlijk leren kennen en waarderen en zij lijken haast bezeten van de gedachte dat die lijn voor deze stad een regelrechte ramp wordt.
      Voor onze ogen ontrolden zich vele doemscenario's en in de fractie keken wij elkaar aan. Wij vroegen ons af of wij dit nog wel voor onze rekening kunnen nemen. Maar angst is nooit een goede raadgever en als politieke partij moet je vooruit durven kijken. Je moet de argumenten zorgvuldig wegen, een visie ontwikkelen en proberen deze te verwezenlijken als dat tenminste enigszins mogelijk is. Zo ook in het geval van de Noord-Zuidlijn. Wij hebben ons daarom vier vragen gesteld.
      Hoe organiseer je in de toekomst het openbaar vervoer door de stad? De stad groeit en de vervoersstromen nemen toe. Steeds meer mensen willen en moeten zich verplaatsen. Zij willen dat snel en efficiënt doen. Daarvoor ontbreekt de ruimte op straat, want de hele stad zit verstopt - er rijden trams, bussen, auto's, taxi's, fietsers enzovoorts - en dat wordt alleen maar erger. Is een ringlijn rond de stad dan misschien een oplossing? Dat is mogelijk, maar het liefst zouden wij zien dat de mensen zich dwars door de stad kunnen verplaatsen: snel en efficiënt, zonder dat je daarvan op straatniveau last hebt. Een metrolijn is daarvoor de oplossing.
      Wij stelden ons de tweede vraag. Hoe kijken wij aan tegen de ontsluiting en de ontwikkeling van Amsterdam-Noord en de Zuidas? Als je wilt dat mensen daar gaan wonen en werken, moet je deze gebieden op de stad aansluiten. Wie daaraan twijfelt, moet in de spits maar eens bij de Oostlijn van de metro gaan kijken en zich afvragen hoe al deze mensen zonder metrolijn zouden kunnen worden vervoerd. Dat is `godsonmogelijk'. Zonder Oostlijn was de ontwikkeling van Amsterdam Zuidoost niet mogelijk geweest. Wie kiest voor de ontwikkeling van Amsterdam-Noord en de Zuidas, moet dus ook kiezen voor een Noord-Zuidlijn. Ik zeg `een Noord-Zuidlijn' en niet `de Noord-Zuidlijn'.
      De derde vraag die wij onszelf stelden, was: is Amsterdam een eiland of onderdeel van een groter geheel, namelijk de regio? Zijn Zaanstad, Purmerend, Almere en Hoofddorp andere werelden of zijn dat woon- en werkgebieden die wij met snel en efficiënt openbaar vervoer aan elkaar moeten knopen? De fractie van D66 denkt dat het laatste het geval is. De Noord-Zuidlijn is een essentieel onderdeel van een dergelijk openbaarvervoernetwerk.
      Als vierde en laatste vroegen wij ons af hoe wij aankijken tegen de ontwikkeling van de tunnelboortechniek en verder gebruik daarvan in de toekomst. Het boren in een slappe bodem was een aantal jaren geleden nog niet mogelijk en aanvankelijk was dat een hachelijke onderneming. Nu is die techniek zo ver ontwikkeld dat er tunnels kunnen worden geboord onder een monumentale stad, zonder dat je daarvan boven de grond veel merkt. Althans, dat hopen wij. Dat is een fantastische ontwikkeling die een geweldig perspectief biedt voor de toekomst. Wij kunnen nu al dromen over verdere uitbreiding van het metronet met bijvoorbeeld een westlijn en dwarsverbindingen. En met de enorme HSL-boor door het groene hart kunnen wij straks misschien de verbinding van de A6 met de A9 als een tunnel aanleggen. Met andere woorden, wij moeten deze boortechniek benutten en verder ontwikkelen met het oog op de toekomst van de stad en het land.
      Wij stelden ons vier vragen en deze mondden uit in een duidelijk `ja' voor de Noord-Zuidlijn.
     Maar wat bezielt al die tegenstanders dan toch?
      In de vele gesprekken die ik de afgelopen maanden met hen heb gevoerd en waarin zij zich altijd verbeten vasthielden aan hun tegenargumenten, stelde ik vaak de volgende wat gemene vraag. Deze kan ik nu overigens aan de fractie van GroenLinks stellen.
      Stel je voor dat het nu 2012 is. De Noord-Zuidlijn ligt er en functioneert. Amsterdam is niet failliet. Er zijn geen huizen ingestort of verzakt. Er zijn geen rampen gebeurd. Zijn de tegenstanders dan nog steeds tegen de Noord-Zuidlijn? Het merendeel van de tegenstanders valt dan even stil evenals de fractie van GroenLinks nu. Het moet soms een beetje lachen en sputtert `ja, maar dat gebeurt niet zo'. Uiteindelijk geeft het toe dat het in die situatie ook wel voor de Noord-Zuidlijn zou zijn.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Stelt u zich voor dat er wel veel huizen en prachtige gebouwen zijn gesneuveld. Welke vraag kunnen wij dan in 2012 aan de fractie van D66 stellen?)
     
      Ik heb nog niet gezegd of wij voor of tegen de Noord-Zuidlijn zijn. Misschien moet mevr. Van Oudenallen even nadenken over de vraag die zij ons dan eventueel kan stellen.
      Het merendeel van de tegenstanders is dus eigenlijk voorstander van de Noord-Zuidlijn, maar het maakt zich over een aantal punten grote zorgen. Dat lijkt mij terecht. Die punten zijn: overlast en veiligheid tijdens de bouw, de kwaliteit en de fijnmazigheid van het openbaar vervoer, de huizen langs het traject van de Noord-Zuidlijn en de financiën. Zij hebben de angst dat alles duurder zal worden.
      De eerste drie punten zijn door andere fracties al uitgebreid aan de orde gesteld.
     
          (Mevr. KALT: Doelt u ook op de mensen die zeggen dat het helemaal niet nodig is?)
    
      Ja.
     
          (Mevr. KALT: Dat heeft u er niet bij gezegd.)
    
      Ik bedoel iedereen.
      De eerste drie punten zijn ook door andere fracties uitgebreid aan de orde gesteld. Deze baren ook ons zorgen, maar in het voorstel zijn naar ons idee voldoende garanties ingebouwd om deze problemen te ondervangen. Het laatst punt - de financiën - baarde ons de meeste zorgen. Amsterdam heeft op dit gebied een slechte reputatie en alle meerkosten komen direct en uitsluitend voor rekening van de stad. Wij hebben de wethouder daarom gevraagd alle risico's in kaart te brengen, per risico te vermelden wat de eventuele meerkosten kunnen zijn en hoe dat risico is afgedekt dan wel verzekerd. Vervolgens hebben wij de wethouder gevraagd dit overzicht op het gebied van grondigheid en deugdelijkheid te laten beoordelen door een extern deskundige. Pas maandagavond jl. hebben wij een schrijven - het was niet echt een rapport - van AEON-Risk Consultancy ontvangen. Dat is geen onafhankelijke extern deskundige, maar een onderdeel - het is misschien een zelfstandig onderdeel, maar toch een onderdeel - van een verzekeringsmakelaar die bovendien voor de gemeente werkt. Zelfs uit dit rapportje blijkt onder andere dat de limieten van sommige conceptverzekeringen te laag worden geacht.
     
          (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Het is u toch wel bekend dat in de constructie en in de brief is gezet dat AEON-Risk Consultancy los staat van het makelaarsgedeelte?)
    
      Dat werd in de brief min of meer vermeld, maar het is maar in hoeverre je dat zelf gelooft.
     
          (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Vertrouwen.)
    
      Ja, het is vanavond steeds een kwestie van vertrouwen. Dat klopt.
      Het zijn conceptverzekeringen. Uit de begeleidende brief van de wethouder blijkt dat de verzekeringen nog niet zijn gesloten. Wat moeten wij hiermee, wethouder Dales? Wij voelen ons op een oneigenlijke manier voor het blok gezet. De arme PvdA zit `zwaar in de shit' zoals Het Parool dat treffend schreef. Als het mis gaat, is het tien jaar lang vrij schieten voor de fractie van GroenLinks. De moties van de heer Bijlsma doen daaraan niet veel af en ook de fractie van D66 voelt zich op dit moment zeer ongemakkelijk. Om nog maar te zwijgen over de impact van de uitkomst van de arbitrage rond Maison Descartes. Hoe zit dat precies? Is dat echt weer een extra bedrag van 100 miljoen euro voor de Noord-Zuidlijn? Deze vraag is ook gesteld door de SP-fractie.
      Ons wordt hier gevraagd akkoord te gaan met de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Dat willen wij ook, want dat past binnen onze visie op de stad, maar de wethouder gaat pas verder met het onderhandelen over de contracten en de verzekeringen nadat wij `ja' hebben gezegd. Toch wil hij ons doen geloven dat hij binnen het extra bedrag van 132 miljoen euro blijft en zelfs binnen dat van 130 miljoen euro. Wat is het woord van wethouder Dales eigenlijk waard?
      Ik besluit mijn betoog in eerste termijn door concreet twee vragen te stellen, waarop wethouder Dales wat de fractie van D66 betreft met `ja' zal moeten antwoorden.
      Kan de wethouder ons garanderen dat het bij het extra bedrag van 132 miljoen euro blijft? Zo ja, is hij dan bereid politieke consequenties te verbinden aan een verdere overschrijding?
      Kunnen wij hier en nu met de wethouder afspreken dat hij verantwoordelijk blijft voor het succesvol afsluiten van de contracten en de verzekeringen en kunnen wij afspreken dat wethouder Van der Horst zich alleen met de uitvoering hoeft bezig te houden?
     Graag driemaal `ja' op deze twee vragen.
     
     
          (Mevr. DALM: Zo gemakkelijk komt u er niet van af. U wordt boos op alles en iedereen, omdat iedereen zijn standpunt geeft en vervolgens doet u zelf alsof uw neus bloedt.)
     
     Wat bedoelt mevr. Dalm precies?
     
          (Mevr. DALM: Bent u voor of tegen de voordracht van het College?)
    
      Het lijkt mij duidelijk dat wij het antwoord van de wethouder afwachten.
     
          (Mevr. DALM: De wethouder zegt drie keer `ja'. Wat is dan het standpunt van de fractie van D66?)
    
     Dat hoort mevr. Dalm in tweede termijn.
     
          (Mevr. DALM: Ik begrijp waarom u maar drie zetels heeft!)
    
     
     
          (Mevr. BRUINES: Is het de bedoeling dat wij hier debatteren, of niet? Wij willen argumenten wisselen. Wij stellen vragen, wachten de antwoorden af en dan willen wij besluiten.)
    
     
     
          (Mevr. DALM: U vraagt ons voor te stellen dat het 2012 is. Wij vragen wat u doet als de wethouder de vragen met `ja' beantwoordt.)
     
     De heer H.H.G. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van Leefbaar Amsterdam bedankt de mensen en vele prominenten voor hun inzet en belangstelling inzake de Noord-Zuidlijn. Deze raadsvergadering had net zo goed in Carré kunnen worden gehouden, daar de fractie van Leefbaar Amsterdam het gevoel heeft dat de kaarten al zijn geschud.
      De fractie van Leefbaar Amsterdam is tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn, omdat wordt voorbijgegaan aan de slechte economie. Gezien dit feit vinden wij het niet verstandig een go- besluit te nemen. Door het buitensporige bedrag voor dit project, zal Amsterdam vele andere projecten namelijk niet kunnen realiseren. Mijn fractie is voorstander van goed functionerend openbaar vervoer, maar dat mag niet ten koste gaan van de stad.
      Vanavond spreken alle fracties over veiligheid. In Den Haag heeft veiligheid de hoogste prioriteit, maar in Amsterdam heeft men liever de Noord-Zuidlijn. Wij zien liever dat dit bedrag aan de veiligheid op staat wordt besteed. Daarbij komt dat de verzekering niet de risico's van de projecten dekt. Deze zijn niet af te dekken, want er is geen verzekeringsmaatschappij die dat doet. Dat zal vooral niet gebeuren nadat er een go- besluit is genomen, want dan kunnen de verzekeringsmaatschappijen de prijs gaan betalen. De CAR-polis biedt dan ook niet voldoende dekking. De risicoreserves zijn al lang opgesoupeerd, terwijl er nog voor een bedrag van 400 miljoen euro moet worden aanbesteed. Daarbij komt dat niet zeker is of deze contracten later duurder uitvallen. Een kostenoverschrijding is dan ook zeer reëel. Toch wordt aan alle kanten geprobeerd deze Noord-Zuidlijn er doorheen te drukken. Gezien de bevindingen van de enquêtecommissie Bouwfraude kan het niet zo zijn dat men maar moet uitgaan van nette bedrijven waarmee wordt onderhandeld. Het kan niet zo zijn dat je eerst mag stelen en dat je het mag terugbetalen als je wordt gepakt.
      Graag vernemen wij van de wethouder hoe een eventuele kostenoverschrijding wordt beheerst.
      Vanavond horen wij hoe het projectbureau alle informatie snel aanleverde, maar van voorstanders van de Noord-Zuidlijn kun je niet verwachten dat zij een objectief advies zullen geven. Zij hebben er namelijk allen belang bij deze lijn te laten doorgaan.
      De fractie van Leefbaar Amsterdam roept de wethouder dan ook op de voordracht inzake de Noord-Zuidlijn in te trekken en gehoor te geven aan de stem van vele Amsterdammers die ook zijn kiezers waren.
     
          (Wethouder DALES: Die zijn voor!)
    
     Zij zijn tegen de Noord-Zuidlijn.
     
          (Wethouder DALES: Nee, die zijn voor.)
    
      Wethouder Dales moet op straat toch wat beter luisteren, maar ik hoor dat hij daarmee moeite heeft.
     Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van Amsterdam Anders/De Groenen is tegen de Noord-Zuidlijn en dat is zij ook altijd geweest. Wij vinden de Noord-Zuidlijn niet nodig, gevaarlijk voor gebouwen en mensen en sociaal onveilig. Dat geldt ook voor de metro zelf. Ook vinden wij dat daarmee te veel geld is gemoeid. Het is te duur. Als je de financiële situatie van Amsterdam ziet, constateer je dat deze slechter wordt. Dat hebben wij gelezen in het rapport De frisse wind, dat ons is toegestuurd. Dat gaat over de financiële gevolgen van het nieuwe kabinetsvoorstel voor Amsterdam. Ik citeer: "bestuurlijke afspraken met het Rijk. Er zijn geen extra middelen voor nieuwe investeringen.'
     
          (De heer RES: Een frisse wind is geen storm tegen of zo.)
     
      Ik vind het daarom nogal een ironische titel. Ik denk inderdaad wel dat het een storm tegen is. Door de financiële situatie die zich in Amsterdam zal voordoen, zal er minder geld zijn voor stedelijke vernieuwing, sociale woningen, bijstand, reïntegratie - dat zijn dus ook weer de mensen met de bijstand- verlaging van het Gemeentefonds - in de periode van vier jaar waarover wij het nu hebben is dat - 72 miljoen euro - en dat gaat ten koste van het armoedebeleid van de stad evenals van de exploitatie van openbaar vervoer. Over het laatste heeft nog niemand het gehad.
     
          (Mevr. BRUINES: Wat bedoelt u precies met het laatste?)
     
      Als je een lagere uitkering van het Rijk krijgt voor het Gemeentefonds, heb je minder geld en de exploitatie van het openbaar vervoer moet daarvan worden betaald. Ik geloof dat wij dat nu inkopen. Dat heeft dus nogal wat consequenties.
      Het is interessant dat de wethouder behoorlijk creatief is met boekhouden. Ik citeer: "verhoging van de kosten zal zich niet voordoen, maar uitsluiten van nadelig verschil kan de gemeente niet".
      Je zegt tegen je moeder: "Ma, ik zal niet na twaalf uur thuiskomen, maar ik kan niet uitsluiten dat ik toch later ben."
      Dat is een interessante en zeer creatieve manier van voorlichten. En die creativiteit houdt hier niet op, want die zie je ook als wij het hebben over verzekeringspremies. Ik zal niet herhalen wat anderen al hebben gezegd.
     
      Ik stel een vraag over Maison Descartes. Er is een arbitrage-uitslag geweest. Dat had iets met preventief heien te maken. Wij zijn via een omweg aan deze berichten gekomen en ik vind het zeer vervelend dat de wethouder ons daarover niet heeft verteld, want dit heeft zeker gevolgen voor de claims die bij de gemeente kunnen komen te liggen als er wordt gegraven.
      Een volgend punt van creatief boekhouden is het bedrag van 45 miljoen euro dat van de regio is geleend. Dat bedrag was oorspronkelijk bedoeld voor het busstation. Dat moet later natuurlijk terug, want dat geld is naar voren gehaald. Ook anderen hebben daarover gesproken. Die vraag stel ik ook.
      Verder is er een risicofonds en de wethouder doet steeds alsof dat voor marktrisico is. Uit het risicofonds zijn al allerlei zaken betaald en die zou je dus rustig moeten optellen bij het bedrag van 130 miljoen euro dat de wethouder als bovengrens hanteert. Dan kom je tientallen miljoenen euro's hoger uit. Denk aan de stations bij de Rai die buiten de Noord-Zuidlijn worden gehouden en de noodzakelijke busstations die niet meer op dezelfde locatie kunnen staan. Graag verneem ik hoe de wethouder doorgaat met het creatief boekhouden om dat extra bedrag op 132 miljoen euro te houden.
      Wij hopen van harte dat er een no go- besluit wordt genomen, maar de wethouder heeft gedreigd met het feit dat het bedrag van ongeveer 100 miljoen gulden, dat al is uitgegeven, geheel voor rekening van de gemeente komt. Dat is onjuist. Die brief kon hij dan ook nooit overleggen. Volgens mij heeft de wethouder al toegegeven dat 50 procent voor rekening van het Rijk komt en 50 procent voor rekening van de gemeente. Dat scheelt ook nogal wat geld en er is dus gewoon niet goed voorgelicht. Als er een no go- besluit wordt genomen, blijft geld voor de regio beschikbaar voor betere, bovengrondse alternatieven van openbaar vervoer.
      Wij zijn dus tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn, omdat deze nieuwe ondergrondse helemaal niet nodig is. Je kunt bij de Zuidas komen, al doe je daar drie minuten langer over.
      Wij zijn tegen de aanleg, omdat het veel te duur is. Dat geld zou beter kunnen worden gebruikt voor ideaal, bovengronds openbaar vervoer. De technische risico's vinden wij vooral voor de stad te groot. Dat vinden wij het meest gevaarlijk. Dat geldt ook voor ondergronds, sociaal enzovoorts.
      Ik zal zeggen wat wij wel willen.
      Wij willen wel goed openbaar vervoer van het geld dat niet hoeft te worden uitgegeven aan de Noord-Zuidlijn. Wij zijn voorstander van het sluiten van de ringlijntreinen. Als er al iets ondergronds moet, vinden wij dat dat de auto's moeten zijn. Wij zijn van mening dat het openbaar vervoer bovengronds moet.
      Ik vraag de wethouder flink te zijn en te zeggen: "Wij hebben alles onderzocht. Helaas is het te duur." Ik weet zeker dat hij dan echt respect van mensen krijgt.
     Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Als je het als politieke partij volgt, kom je op een gegeven moment in een soort spagaat terecht. Al jaren zeggen wij dat het een goede route zal zijn, dat het er zal moeten komen en dan zie je dat er aan het eindpunt van de metrolijn al veel projecten zijn waarin veel geld is gestopt. Als Gemeenteraad zou je daarom eigenlijk niet meer kunnen zeggen dat je het niet doet omdat je het er niet mee eens bent en het te veel geld kost. Er zijn aan die andere kant immers al miljoenen geïnvesteerd. Ik verwijs dan bijvoorbeeld naar de Zuidas. Laatst hoorde ik een aantal ambtenaren zeggen: "Als de Raad `nee' zegt, moeten diverse directies maar eens opstappen. Dan hebben wij hier immers voor de kat et cetera gewerkt."
      Het is daarom ook moeilijk.
      Als je in grote lijnen wilt denken, zijn dat wel al die Amsterdammers. Dat zijn al die mensen die nu nog prettig lopen en die straks ondergronds verder zouden moeten. Hoe kan de wethouder ons verzekeren dat het fijnmazige net van de tram, dat bovengronds ligt, straks niet verdwijnt? Al die jongeren worden straks immers oud en als de haltes verdwijnen, moeten zij te voet grotere afstanden afleggen. Als je zegt dat je het in grote lijnen moet zien, zijn dat grote stappen die de Amsterdammer moet zetten. Het zijn grote afstanden die de Amsterdammer moet overbruggen.
     
          (De heer H. BAKKER: Welke kat bedoelde u eigenlijk?)
    
     De kat van Ome Willem.
      De liften in het huidige metrostation zijn slecht onderhouden. Wij kunnen zeggen dat wij al zoveel jaren plezier hebben van de metro, maar als mijn duo-raadslid af en toe probeert daar naar boven te komen, krijg ik regelmatig een telefoontje dat de liften stuk zijn en dat zij weer moet worden geholpen. Dat hebben wij de afgelopen jaren veelvuldig meegemaakt. Aan de ene kant zeggen wij dat het handig gaat en aan de andere kant doen wij de hele tijd niets om het goed te doen en ervoor te zorgen dat die liften functioneren.
      Als het duurder wordt, wie gaat dat dan betalen?
      Daarover heb ik hier weinig gehoord. De Amsterdammer gaat dit betalen, want als wij hier geld tekortkomen, gaat dat niet alleen van projecten af. Dat betekent dat de gemeentebelasting omhoog gaat.
      Kan de wethouder mij garanderen dat de gemeentebelastingen in geval van tekorten na 2006 niet zullen stijgen? Dat is natuurlijk wel de vraag die wij over vier jaar in het kader van de verkiezingen moeten stellen.
      Als er problemen zijn, moet de Amsterdammer immers betalen.
      Je kunt alle ambtenaren die hieraan hebben gewerkt geen motie van wantrouwen geven, want er is goed meegedacht. Maar als er steeds meer overschrijdingen zullen zijn - wij weten zeker dat dat het geval zal zijn - vraag ik mij af op welk moment je de wethouder mag vragen wanneer hij het genoeg vindt en wanneer hij vindt dat Den Haag inderdaad te weinig geld geeft.
      Ik hoorde de fractie van D66 zojuist iets zeggen, maar ik had verwacht dat de fractie van GroenLinks nu toch wel met een motie zou komen van `tot dit bedrag en anders stapt u maar op'.
      Ik dank in ieder geval alle Amsterdammers die de afgelopen jaren op alle fronten hebben meegewerkt en meegedacht. Ik heb het dan over de voor- en tegenstanders. Ook dank ik alle ambtenaren die dat hebben gedaan. Zij hebben hierover ernstig nagedacht.
      In ieder geval heb ik de fractiemedewerkers van sommige partijen hard zien werken om alle kaarten te beantwoorden, evenals die van ons, en ik hoop dat de mensen in ieder geval het gevoel hebben dat daarnaar is gekeken en dat zij niet voor niets iets hebben opgestuurd.
      Mijn vragen zijn gesteld. Wij zitten in een spagaat. De Boerenwetering was ooit de betere gedachte. De huidige route vinden wij helaas slecht en wij zijn van mening dat de prijs te hoog is. Dat is er de reden van dat de fractie van Mokum Mobiel tegen deze voordracht zal stemmen.
      De vergadering wordt van 21.50 tot 22.15 uur geschorst.
     De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
     Wethouder DALES: Mijnheer de Voorzitter. Door meerdere leden van de Raad is al gezegd dat het besluit dat de Raad nu gaat nemen - hoe het ook uitpakt - in ieder geval historisch is. Ik ga niet terug naar de Middeleeuwen en zo door naar de dag van nu, wat de heer Flos al heeft gedaan. Als je de geschiedenis van de Noord-Zuidlijn ziet, blijkt deze inmiddels ook al lang te zijn. De eerste discussies daarover zijn al in 1955 gevoerd. Toen was er de nota Binnenstad en daarbij was de vraag al aan de orde of ook Amsterdam, zoals zoveel steden in de wereld, zou moeten overgaan tot de aanleg van een ondergrondse spoorweg - zo werd dat toen nog genoemd - met als voordelen: sneller vervoeren van passagiers en ontlasting van verkeer in de straten. Dat was 1955 en daarna is er veel gebeurd, waaronder niet in de laatste plaats de aanleg van de Oostlijn met alles wat daar omheen heeft gespeeld, de Amstelveenlijn en de Ringlijn.
      Sinds lange tijd wordt er discussie gevoerd over de vraag of het technisch mogelijk is een Noord-Zuidlijn aan te leggen in de vorm waarover wij vanavond spreken. Dit heeft dus een voorgeschiedenis en inmiddels is daaraan veel onderzoek voorafgegaan. En dat is maar goed ook, want natuurlijk is het geen kleinigheid. Namens het College zeg ik dat ik alle begrip heb voor diegenen die zich in de afgelopen jaren, weken, dagen en ook vandaag hebben ingezet om tot op de bodem uit te zoeken of datgene wat hier voorligt, wel deugt. Ik heb daarmee geen probleem. Dat zeg ik luid en duidelijk. Ik heb ook geen probleem met diegenen die de afgelopen weken veel werk hebben veroorzaakt in de vorm van het laten beantwoorden van alle vragen. Dat hoort erbij en ik accepteer dat als iets volstrekt normaals bij een dergelijk besluit. Dat is onderdeel van dit proces en dat is geen enkel probleem. Ik heb ook veel begrip voor de zorgen die in de stad over dit project leven. Daaraan wil ik niet voorbijgaan. De heer H.H.G. Bakker denkt dat ik nooit op straat kom, maar dat valt reuze mee. Ik kom daar ook.
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: Ik heb gezegd dat u niet naar de mensen op straat luistert.)
    
      Ik luister ook zeer goed naar de mensen. Ik hoor wat daar wordt gezegd en ik hoor ook de stem van de tegenstanders. Ook lees ik de argumenten en luister ik naar die, welke door de tegenstanders worden ingebracht. Daaraan ga ik zeker niet voorbij en ook het College heeft dat niet gedaan. Alle argumenten pro en contra afwegend, is onze stellige overtuiging dat dat wat hier voorligt goed is voor de stad en voor de ontwikkeling van Amsterdam. De Noord-Zuidlijn moet ervoor zorgen dat wij ook in de toekomst voldoende capaciteit kunnen bieden voor het vervoer van passagiers in de stad, van de regio naar de stad en terug. Deze draagt bij aan een sterke verbetering van de kwaliteit van het openbaar vervoer in reistijd en in betrouwbaarheid. Deze lijn zal een grote bijdrage leveren aan de kostendekkendheid van het openbaar vervoer alsmede aan het in stand houden van het overige openbaar vervoer in Amsterdam. Dat zou anders wel onbetaalbaar kunnen worden. De Noord-Zuidlijn zal een grote bijdrage leveren aan het proces van ruimtelijke, economische ontwikkelingen in de stad, Amsterdam-Noord, de Zuidas en de verdere ontwikkeling van de binnenstad om te voorkomen dat deze dichtslibt en dat de binnenstad alleen nog maar een toeristenparadijs is. Deze lijn zal een grote bijdrage leveren aan de verbetering van de leefbaarheid in de stad en aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Met de Noord-Zuidlijn is, zoals de Raad weet, een groot aantal omgevingsprojecten verbonden en dit biedt dus ook veel nieuwe kansen voor het realiseren van nieuwe projecten. Al die argumenten hebben het College ertoe gebracht positief te staan tegenover de Noord-Zuidlijn, ondanks de enorme financiële inspanning die moet worden geleverd.
      Ik zal ook de andere kant van de medaille belichten. Natuurlijk zal de aanleg van die lijn veel overlast veroorzaken. Dat weten wij maar al te goed. Alles moet worden gedaan om deze overlast tot het minimum te reduceren. Daarop kom ik straks terug. Wij weten heel goed waaraan wij beginnen en wat dat betekent, vooral voor de mensen die langs dat tracé wonen en werken. Er is een forse gemeentelijke bijdrage gemoeid met het realiseren van de Noord-Zuidlijn. Laat ik daarover eens openhartig spreken. Dat heb ik overigens wel vaker gedaan, maar het is goed dat dat vanavond in deze samenstelling ook nog eens gebeurt. Aanvankelijk was het de bedoeling te komen tot de kostenverdeling 95 procent voor het Rijk en 5 procent voor de gemeente. Dat is de traditionele kostenverdeling voor infrastructurele projecten. Toen er in 1999 overeenstemming was over de lumpsum-beschikking, was er al een afwijking op deze percentageverdeling gekomen en wij gingen er nog steeds vanuit dat er een verdeling van kosten Rijk en kosten gemeente was die dichter bij 5 procent lag dan bij het percentage van 23 waarop wij uiteindelijk zijn uitgekomen. De Raad weet hoe dat is gegaan. In het bijzonder de ontwikkelingen op de bouwmarkt beheersen wij als gemeente Amsterdam niet. Er zijn ontwikkelingen geweest die ons danig parten hebben gespeeld en de lumpsum-overeenkomst die met het Rijk is gesloten, heeft het uiteindelijk moeilijk gemaakt - zo niet onmogelijk - opnieuw met het Rijk aan de onderhandelingen te beginnen. Het is de Raad bekend hoe daar op een zeker ogenblik de loketten zijn dichtgegooid.
      Ik hoor mevr. Dalm zeggen: "Ga toch terug naar het Rijk en ga weer onderhandelen." Volgens mij wijst dat erop dat zij onvoldoende inzicht heeft in de processen die zich daar hebben afgespeeld. En ik denk dat zij dat toch goed moet weten, want er zijn in de afgelopen jaren meerdere malen contacten met het Rijk geweest en wij weten wat de uitkomsten daarvan zijn geweest. Dat gebeurde tot kort geleden toen er in de Tweede Kamer is gesproken over de uitkomst van gesprekken die ik met voormalig minister Netelenbos heb gevoerd. Men was daartoe niet bereid. Mevr. Dalm heeft dat zelf gezegd. Die lumpsum-beschikking is ons opgedrongen en daarna hebben wij meerdere malen contact gehad met Den Haag om na te gaan of daaraan nog iets te doen was. Hier en daar hebben wij verbeteringen kunnen aanbrengen, maar in de basis is dat overeind gebleven en dat heeft ertoe geleid dat wij op de verhouding zijn gekomen van 74 procent voor het Rijk en 26 procent voor Amsterdam en de regio. Amsterdam zal dan voor 23 procent van de kosten opdraaien. Ik heb al vaker gezegd dat dat een beschikking is ten aanzien van een groot infrastructureel project, dat zich niet voor herhaling leent. Dat is te veel voor een gemeente. Ik vind dat het Rijk de gemeente niet op die manier voor die risico's moet plaatsen, maar wij zijn in die situatie beland en wij hebben geprobeerd daar op de best mogelijke manier uit te komen. Daarbij kwam natuurlijk de discussie over de bouwfraude, de parlementaire enquêtecommissie en alles wat daarmee samenhing. Dat heeft ook dit proces bepaald niet vergemakkelijkt. Ik hoef mijn optreden bij de parlementaire enquêtecommissie niet te herhalen, want dat heeft iedereen kunnen zien en horen en ook de daar geponeerde stellingen zijn helder. Er was een ongemakkelijk gevoel en dat zal ook zo blijven, maar voordat je kunt zeggen dat wij zijn `besodemieterd', moet je echt andere papieren in handen hebben dan de papieren die wij op dit ogenblik in handen hebben. Die stelling zal het College dan ook niet aanhangen.
      Wij zijn door drie rondes van aanbestedingen gegaan. Dat was een zeer intensief en langdurig proces. Dat gebeurde op een wijze die in deze omvang naar mijn idee in Nederland nog niet eerder is vertoond. Ik denk dat het ons is gelukt daaruit het maximale te halen. Voor ons is het moeilijk geweest, maar voor de aannemers ook. Het College is echter van mening dat het voorliggende resultaat acceptabel is. Daarmee kunnen wij uit de voeten, al hadden wij natuurlijk graag een andere kostenverdeling met het Rijk. Dat zit ons ook niet lekker.
      Aan dit project zitten natuurlijk risico's, die allemaal uit en te na zijn beschreven. De heer Flos heeft daarvan vanavond nog een opsomming gegeven en ik zal deze niet herhalen. Wij hebben die risico's in kaart gebracht en precies aangegeven hoe deze zijn afgedekt. Ook hebben wij precies duidelijk gemaakt waar zich in de toekomst nog risico's kunnen voordoen. Op de vraag of er nog meer is, kan ik alleen maar antwoorden dat wij alles wat wij weten en kunnen weten nu op papier hebben gezet en aan de Raad hebben voorgelegd. Wij hebben niets achtergehouden. Er is niets wat wij weten of kunnen weten, wat wij niet hebben verteld. Die stelling durf ik hier keihard te poneren. Op alle onderdelen - financieel, technisch, juridisch en qua vergunningen - hebben wij onze eigen rapporten gemaakt. Er zijn second, third , fourth en soms zelfs fifth opinions gemaakt. Het is een gigantisch dossier geworden.
      Op het gebied van de techniek hebben wij er niet alleen een groot aantal experts bijgehaald, maar er zijn ook proeven gedaan.
      Er zijn praktijkproeven gedaan, spleet-, staart-, injectie- en grouting -proeven gedaan. Er is een bouwputproef gedaan bij de Mondriaantoren en een tunnelproef bij de Heijnenoordtunnel. Er is veel gedaan. Op een zeker moment kun je je afvragen wat wij meer hadden kunnen doen. Er komt ook een moment waarop je moet zeggen: "Nu weten wij het. Alle techneuten bevestigen dat dit kan en nu zullen wij het ook moeten doen." In dit verband is het misschien interessant te weten dat de Technische Universiteit van Delft lang heeft gezocht naar een hoogleraar in het ondergronds bouwen en dat zij het beste van het beste wilde. Over dat zoeken heeft zij drie jaar gedaan, maar zij kon hem nergens vinden. Uiteindelijk vond zij de hoogleraar in Amsterdam bij het projectbureau Noord-Zuidlijn. Dat was prof. Johan Bos, die vandaag tot zijn verdriet niet aanwezig kan zijn. Hij is namelijk in Japan. Hij had erop gerekend dat deze bijeenkomst vorige week zou plaatsvinden en hij laat zich dan ook verontschuldigen. Hij is de hoogleraar ondergronds bouwen geworden en ik denk dat wij nauwelijks een beter compliment hadden kunnen krijgen voor de kwaliteit van ons projectbureau en die van onze mensen die hieraan hebben gewerkt.
      Ik sluit mijn inleidende woorden niet af zonder te zeggen dat ik veel waardering heb voor de wijze waarop de Raad heeft gewerkt. Namens het College zeg ik dat ik ook veel waardering heb voor de wijze waarop de ambtelijke ondersteuning, en iedereen die erbij is gehaald, het College en mij als wethouder voor de Noord-Zuidlijn hebben geholpen. Op grond van alles wat er nu ligt, durf ik de stelling aan dat het zo kan, dat wij het zo kunnen doen en dat wij het zo ook financieel kunnen beheersen.
      Ik ga nu in op de diverse vragen. Dat doe ik in de volgorde waarin de vragen zijn gesteld.
     
          (De heer FLOS: Gaat u ook in op de moties?)
     
     Ja, dat is zeker mijn bedoeling.
      De heer Bijlsma is inmiddels roemrucht geworden door zijn niet aflatende reeks vragen. Ik hoop dat hij staande deze vergadering niet weer een nieuwe lijst indient die is onderverdeeld in A, B en C. Ik merk wel op dat de heer Bijlsma mij daarmee ook een grote dienst heeft bewezen, want ik werd door hem en zijn fractie uitgedaagd en het was ook voor mij nodig nog eens tot op de bodem van dit project te gaan. Ik zal niet verhullen dat ik dat nu en dan wel lastig vond, maar dat heeft wel geholpen om dat hele proces nog eens goed door te lopen. Ik dank de heer Bijlsma daarvoor en dat doe ik in alle oprechtheid.
      De heer Bijlsma heeft een aantal opmerkingen gemaakt, maar ik zal vooral ingaan op de vragen. Een belangrijke vraag is die naar de contracten met de aannemers en hoe wij hebben voorzien in de mogelijkheid dat er bij de aanbiedingen die wij hebben gekregen sprake zou kunnen zijn van overtreding van de mededingingswetgeving, dus dat er prijsafspraken zouden zijn gemaakt. Dit kwam ook bij de parlementaire enquêtecommissie aan de orde en in de discussie over de bouwfraude. Wij zouden kunnen zeggen dat wij wachten totdat de parlementaire enquêtecommissie haar werk heeft afgerond en totdat de NMa met zijn rapportage komt. Ik weet echter niet hoe lang dat duurt. De NMa heeft nu gezegd, naar aanleiding van onze melding over de beroemde e-mail, dat zijn rapporten deze maand zullen komen. Directeur-generaal Kist heeft dat tegen mij gezegd en ik heb geen reden hem niet te geloven. Ik denk dus spoedig, maar ik weet dat niet zeker. Het is namelijk al vele malen uitgesteld en het is dus goed mogelijk dat dat november, december of nog later wordt. Het is klaarblijkelijk een ingewikkeld onderzoek dat de NMa doet. Als wij afwachten, komen wij in tijdnood. Hetzelfde geldt voor de uitkomst van de parlementaire enquêtecommissie en het is nog maar de vraag wat er in dat rapport staat en of wij daarmee iets kunnen doen. Je moet dus proberen dat probleem dat erin zit - ik heb daarvoor oog en ik wil mij daar ook zelf zeker bij voelen - op een andere manier op te lossen. Wij denken dat wij die oplossing hebben gevonden in een annex bij de contracten, waarin de aannemers verklaren dat hun aanbieding tot stand is gekomen in het kader van de vrije mededinging. Als naderhand blijkt dat dat niet zo is, hebben wij als gemeente het recht een schadevergoeding te eisen ter grootte van het percentage van de aanneemsom. Dan staat het de aannemer uiteraard vrij daarna te bewijzen dat alles dik in orde was, maar wij hebben de mogelijkheid dat te doen. De heer Bijlsma vraagt of alle aannemers daarvoor hebben getekend. Dat is inderdaad het geval.
     
     
          (De heer BIJLSMA: Geldt dat dan ook voor de contracten die zij straks met de onderaannemers sluiten?)
    
      Voor de contracten die zij sluiten met de onderaannemers geldt dat ook. Een specificatie is dat er één contract is dat nog dateert uit de tweede aanbestedingsronde. Wij hebben drie aanbestedingsrondes gehad. De heer Bijlsma weet dat er uit de tweede ronde één aannemer is gekomen - daar gaat het over twee contracten - met wie wij nu tot dit contract willen overgaan. Daaraan zit een aanbestedingsrechtelijke omgeving vast die dat geval anders maakt dan de andere gevallen. Dat is ook de aannemer die de onderaannemers al heeft gecontracteerd en die ook een aanbieding heeft gedaan - het is van belang je dat goed te realiseren - die binnen onze ramingen past. Dat is dus niet een aanbieding die daar ver bovenuit ging en waarvan je zegt dat ons misschien een oor is aangenaaid. Daar zijn die afspraken met de onderaannemers al gemaakt en daar hebben wij te maken met een aanbestedingsrechtelijke situatie die anders is dan in het geval van de laatste contracten. Daardoor is het tekenen door die hoofdaannemer voor de onderaannemer daar ingewikkelder, maar zij hebben gezegd: "Wij gaan die verplichting aan, maar als de onderaannemer dat weigert, gaan wij met de gemeente Amsterdam overleggen wat te doen. Amsterdam heeft dan de vrijheid te zeggen dat zij een ander wil. Dan zou daaraan een financiële consequentie kunnen hangen, maar dat moeten wij dan met Amsterdam regelen." Dat is iets waarvoor ik begrip kan opbrengen. Dat heeft te maken met de juridische constellatie waarin dat zit en ik vind het dus mooi en ook geruststellend dat alle aannemers, inclusief die aannemers, voor die clausule hebben willen tekenen.
     
          (Mevr. DALM: Wat is de hoogte van de boeteclausule? In de commissie heeft u namelijk nog aangegeven dat een aantal aannemers de hoogte van 10 procent te veel vond.)
     
     Ja, dat was zo. Je moet natuurlijk ergens beginnen. Dan wissel je de argumenten, dan kom je uiteindelijk ergens op uit en wij zijn uitgekomen op 3 procent.
     
          (Mevr. MEIJER: Als die aannemers nu werkelijk geen afspraken en dergelijke hebben gemaakt, ga je toch ook akkoord met 10 procent, of voor mijn part met 25 procent?)
    
      Nee, dat ligt anders. Ik zal mevr. Meijer dat straks uitleggen, want de aannemers hebben daarvoor hun argumenten gegeven. Dat is een kwestie van onderhandelen en daar kom je uit. En 3 procent van de aanneemsom, waarover het hier gaat, is veel geld. Dat geldt ongetwijfeld voor haar, maar ook voor mij.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Was dat niet een zeer grote aderlating, van 10 naar 3 procent?)
    
      Nee, dat valt wel mee. Ik ben er zeer content over dat dit op deze manier is afgedekt en ik zeg nogmaals dat het hier om groot geld gaat. Ik vind het een goed signaal dat alle aannemers daarvoor hebben willen tekenen.
     
          (De heer BIJLSMA: Die 3 procent is dus voor de boete die zij moeten betalen voor het geval dat iets - als het kan worden bewezen - niet op rechtmatige wijze tot stand is gekomen. Komt het geld dat zij te veel hebben gerekend daar nog bovenop?)
    
      Het is 3 procent aan schadevergoeding, onverlet het recht van de gemeente Amsterdam om het meerdere te claimen.
      De heer Bijlsma vraagt of ik kan bevestigen dat de rapporten geen financiële claims met zich meebrengen. Ja, dat kan ik bevestigen. De zaken die de heer Bijlsma heeft ingebracht ten aanzien van die herinrichtingskosten, de fietsenstallingen en dergelijke zal ik naar aanleiding van de moties bespreken. Dan kom ik vanzelf bij de indexering en de ingroeiregeling. Dat geldt ook voor de voorstellen van de PvdA-fractie voor de dekking met betrekking tot die kap voor het busstation. Daarop kom ik straks terug.
      Ook over de verzekeringen is een motie ingediend. Ik denk dat ik de verzekeringen het best aan de hand van die motie kan bespreken. Ik denk dat wij er zo beter doorheen kunnen lopen en dat geeft ook structuur. Hetzelfde geldt voor de materieelkeuze.
      Ik ga in op de uitvoering. De heer Bijlsma zegt dat hij vooralsnog onvoldoende vertrouwen heeft in die uitvoering, vooral als het gaat om het beheersen van de overlast voor de bewoners en de doorstroming van het verkeer. Ik weet niet waarop hij dat onvoldoende vertrouwen baseert. Ja, alles kan misschien beter.
     
          (De heer BIJLSMA: Dat is heel simpel. Dat baseer ik op mijn dagelijkse ervaring als fietser door deze stad. Dan denk ik `wij hebben fantastische voorstellen op tafel liggen over hoe het op papier wordt geregeld, maar op het moment dat je in de praktijk langs die straat fietst, deugt er geen klap van.' Dan raak ik ergens tussen de tramrails, zonder dat mij als fietser wordt aangegeven hoe ik moet rijden om op mijn bestemming aan de andere kant van de straat te komen.)
    
      Als dat zo is, is dat niet goed.
     
          (De heer BIJLSMA: Ik heb de directeur Noord-Zuidlijn voor de vakantie ettelijke malen gewezen op het feit dat dat te weinig in de hersenen zit van degenen die bij de uitvoering zijn betrokken. Die hebben toch de neiging een hoorzitting te houden. Iedereen mag zijn zegje doen. Ik heb gevraagd hoe de wethouder dat met boetes regelt.)
    
     
     
          (De VOORZITTER: De vraag is helder.)
     
      De heer Bijlsma weet dat er voor ieder afzonderlijk project een plan wordt gemaakt met betrekking tot Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie
          (BLVC-plan)
     , waarin precies is omschreven wat daar gaat gebeuren. Er is een begeleidingscommissie die bij ieder project zit en die dit uitwerkt. Het interessante was dat juist die begeleidingscommissie, waarin alle belanghebbenden zitten, complimenteus is geweest over de wijze waarop het is opgezet, juist op dat onderdeel waar de heer Bijlsma blijkbaar met de fiets in de tramrails is beland. Nogmaals, het moet niet gebeuren dat de heer Bijlsma en anderen met de fiets in de tramrails belanden. Als er op dat gebied iets niet goed is, moeten wij dat beter doen. Wij hebben dat goed gehoord, maar er ligt een uitgewerkt programma per onderdeel waaruit blijkt hoe dat moet. Er is een grote reeks zaken op het gebied van communicatie, nieuwsbrieven, websites en weet ik wat nog meer. Juist daarop moeten wij natuurlijk gaan inzetten en wij moeten qua inspanning het uiterste eruit halen. Als wij dat niet goed voor elkaar hebben, verliezen wij in de stad immers snel het draagvlak voor dit project en dat is het laatste wat wij moeten hebben. Maar de opmerkingen en de klacht van de heer Bijlsma zijn goed gehoord en ik heb zojuist de informatie gekregen dat hij de eerste is die daarover een klacht heeft ingediend. Iemand moet de eerste zijn. Dat is dus de heer Bijlsma. Wij zullen daarvan werk maken.
     
          (De heer BIJLSMA: Ik kan wel de eerste zijn die hier een klacht uit, maar ik denk dat de rest het heeft opgegeven. Die kent al die mooie uitvoeringsbesluiten niet. In de praktijk werkt het niet en de vraag is of u boetes gaat opleggen voor de aannemers die het uitvoeren, of dat u dagelijks toezicht vanuit de stadsdelen gaat eisen. Het moet op de een of andere manier worden geregeld, want in de praktijk blijkt het niet te werken.)
    
      Het gebeurt in overleg met de stadsdelen, want voor een belangrijk deel is dit stadsdeelwerk en er zijn overal mensen voor aangesteld. Ik weet niet wat de functienamen van deze mensen zijn, maar er zijn begeleiders, projectmanagers en daarmee is een stadsregisseur bezig. Daarmee is een leger mensen aan het werk, maar de indruk van de heer Bijlsma is dat het niet goed is en wij moeten dat dus beter doen. Ik neem dat serieus, maar er ligt per project een zeer uitgebreid plan voor de bereikbaarheid, de veiligheid en de communicatie. Ik kan op dit ogenblik niet bedenken wat daaraan schort, maar er is blijkbaar iets niet goed gedaan en dat zullen wij dus beter doen. Overigens is wethouder Van der Horst onze bestuurlijk verantwoordelijke voor de BLTC-plannen. Ik kijk even of hij daaraan iets kan toevoegen.
     
          (De heer BIJLSMA: U moet niet op mij afgaan. Ik denk dat het bureau O+S om de paar maanden een tevredenheidsonderzoek moet doen over de uitvoering onder fietsers, voetgangers, automobilisten en gebruikers van openbaar vervoer. Daaruit komt dan wel naar voren dat ik niet de enige ben, maar dat iedereen daartegenaan loopt. Ik zou graag die toezegging van u krijgen.)
    
      Die suggestie neem ik onmiddellijk over.
     
          (De heer BIJLSMA: Dank u wel.)
    
      Ik zeg nogmaals dat het voor ons van cruciaal belang is het draagvlak te behouden. Juist dit soort problemen, dat wij kunnen oplossen, moeten wij oplossen. Dat moeten wij goed doen, dus die suggestie neem ik meteen van de heer Bijlsma over.
      De heer Flos heeft vragen gesteld over de lift. Er is contact geweest met het Liftinstituut. Dat gebeurde overigens niet zo weinig als mevr. Meijer suggereert. Dat valt echt mee. Het Liftinstituut heeft de voorwaarde gesteld dat de nog te contracteren roltrappenfabrikant een risicoanalyse maakt en dat hij deze ter goedkeuring aan het Liftinstituut voorlegt. De roltrappenfabrikant is uiteraard nog niet gecontracteerd, want wij zijn echt een paar jaar verder voordat die stations er zijn. Ik citeer uit een brief van het Liftinstituut: "Het Liftinstituut heeft de verwachting dat de roltrappenfabrikant door middel van de risicoanalyse kan aantonen dat aan de gestelde eisen wordt voldaan". Dit is dus schriftelijk bevestigd.
     
          (Mevr. MEIJER: Waarom beweert de wethouder hier eigenlijk dat het Liftinstituut tegen mij heeft gelogen? Waarom zou het Liftinstituut tegen mij liegen? Toen ik het instituut pas geleden sprak, zei men dat de gemeente drie jaar geleden één keer met het Liftinstituut heeft gesproken. Graag zou ik de brief zien waarover u het heeft.)
    
      Ja, die brief kan mevr. Meijer van mij krijgen. Zij heeft mij niet horen zeggen dat het Liftinstituut tegen haar heeft gelogen, want ik weet absoluut niet wat men tegen haar heeft gezegd.
     
          (Mevr. MEIJER: Dat is impliciet natuurlijk wel zo, als u zegt dat het helemaal niet zo weinig is als mevr. Meijer zegt.)
    
     Nee, dat ziet u verkeerd. De heer Flos heeft nog een aantal vragen gesteld, maar ik kan dat niet meer vinden. Kan hij mij helpen?
     
          (De heer FLOS: Als u doorgaat, zoek ik de vragen op.)
    
      Mevr. Dalm zegt dat de fractie van GroenLinks altijd instemmend op de Noord-Zuidlijn heeft gereageerd en dat zij altijd instemmend heeft meegedaan. Dat klopt. Dat heeft zij inderdaad altijd gedaan tot op een laat moment. Ik herinner mij nog heel goed dat de heer Grondel - hij was de woordvoerder voordat mevr. Dalm dat werd - in de commissie altijd verstandig heeft gesproken. Hij was wethouder in Amsterdam en thans is hij dat in Haarlem. Dat is ook niet voor niets het geval. De heer Grondel heeft nog aan het begin van dit jaar gezegd dat de fractie van GroenLinks nog niet toe was aan het bedrag van 290 miljoen gulden, waarover het toen ging. Dat is dus 132 miljoen euro. De heer Grondel stond daarin niet alleen. Dat heeft bijvoorbeeld ook de fractie van de PvdA gezegd.
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Ik heb de notulen niet voor mij, maar hij heeft letterlijk gezegd: "Dat is te veel." Dat is iets anders.)
    
      Nee, dan moet ik de heer Van Poelgeest tegenspreken.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Dan gaan wij de tekst opzoeken.)
    
      Ik heb die notulen bij mij, dus ik zal de heer Van Poelgeest de tekst voorlezen. Ik had dit natuurlijk verwacht en ik heb mij daarop voorbereid, want ik ken de heer Van Poelgeest intussen een beetje. Ik citeer: "De heer Grondel staat achter de doelen, maar vraagt zich af of de kosten-baten wel in verhouding zijn. De omstreden 290 miljoen gulden zijn voor GroenLinks nog niet aan de orde". Hij spreekt over het omstreden bedrag van 290 miljoen gulden, want zo vond hij dat en dat was het uiteindelijk ook. In de notulen van die vergadering staat dus dat het nóg niet aan de orde is. Ik citeer ook uit de notulen van de daarop volgende vergadering: "Hij meent dat de wethouder denkt dat de minister gaat betalen, maar vindt dat het geld aan Amsterdam toebehoort. GroenLinks hanteert haar eigen limiet. Die ligt lager dan 290 miljoen gulden". Dat heeft de heer Grondel gezegd.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Dan heb ik nog een ander citaat uit de raadsvergadering van 13 februari 2002, blz. 338: "Dat is voor GroenLinks te veel". Dat staat in de notulen en mij lijkt dat heel helder.)
    
      Goed. Dat is ook gebleken, want dat was uiteindelijk ook de uitkomst van de beraadslagingen van de fractie van GroenLinks. Het is wonderlijk dat die uitkomst er al was, voordat alle informatie binnen was die de heer Van Poelgeest aan mij heeft gevraagd. Dat was kennelijk niet relevant, maar dat doet er niet toe. Dat zijn de afwegingen van de fractie van GroenLinks. Mijn vraag aan de fractie van GroenLinks is voor welk bedrag zij het wel had willen doen.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Daarop wil ik best antwoorden, maar bent u dan ook bereid een eind in onze richting op te schuiven?)
    
     Nee.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Omdat collegepartijen in het geheim namelijk afspraken maken over de hoogte van bedragen. Dat snap ik overigens wel.)
    
     Nee, dat is niet waar.
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Als u ons over de streep wil trekken, wil ik daarover een gesprek met u voeren.)
    
      Ik wil nog een poging wagen, want wij vinden het jammer dat de fractie van GroenLinks niet wil meedoen. Ik ben daarover ook `bozig' geworden, omdat ik de weg waarlangs de fractie van GroenLinks tot dit standpunt is gekomen, bizar vond. Vervolgens is de heer Van Poelgeest weer `bozig' op mij geworden, maar dat leggen wij weer bij. Maar wij vinden het jammer. Wij hadden de fractie van GroenLinks graag erbij willen hebben. Juist GroenLinks. Dat was belangrijk geweest. Wij betreuren dat dan ook zeer en misschien kunnen wij nog eens een poging wagen. Als de heer Van Poelgeest zegt voor welk bedrag hij het had willen doen en wat het verschil is tussen het bedrag van 132 miljoen euro en dat wat hij had willen inzetten, kunnen wij beoordelen of dat in een redelijke verhouding staat tot de enorme schade die je krijgt als je doet wat de heer Van Poelgeest wil. Misschien kunnen wij daarover discussiëren. Mevr. Dalm kan zeggen dat ik nog eens in Den Haag moet gaan onderhandelen, maar ik kan haar wel voorspellen wat daarvan de uitkomst zal zijn. De heer Res heeft terecht gezegd dat er in Den Haag op het ogenblik niets te halen is. Dat zegt mevr. Dalm overigens zelf ook. Je gaat dus, hoe dan ook, jaren vertraging in. Dan moet je opnieuw met aannemers onderhandelen en de kans dat dat goedkoper wordt, is klein. Dat kost dus een hoop geld. De vraag is hoe die kosten zich verhouden tot het verschil van 132 miljoen euro en dat wat de fractie van GroenLinks zou willen inzetten. Als zij dat kenbaar maakt, weten wij of zij een verstandig besluit heeft genomen.
     
          (De heer PAQUAY: In een eerder stadium heb ik wethouder Dales wel eens gevraagd wanneer voor hem de limiet is bereikt en wanneer hij het voorstel zou intrekken. Daarop heeft hij nooit antwoord gegeven. Misschien kan hij dat nu doen.)
    
      Dat antwoord heb ik wel gegeven.
     
          (De heer PAQUAY: Nee, dat heeft u nooit gegeven.)
    
      Het verbaast mij dat hij dat niet meer weet.
     
          (De heer PAQUAY: Het enige dat u altijd heeft gezegd is `een substantiële verhoging'. U heeft echter nooit aangegeven wat dat precies is.)
    
      Nee, toen wij nog spraken over een tekort van 420 miljoen gulden, heb ik gezegd dat dat onaanvaardbaar was. Toen heb ik ook gezegd dat wij aan de slag zouden gaan om dat bedrag drastisch naar beneden te brengen. De Raad was het daarmee eens. Tegen mevr. Dalm zeg ik dat wij niet zijn begonnen met een bedrag van 290 miljoen gulden. Wij zaten toen op 420 miljoen gulden. Dat was het vertrekpunt en dat bedrag is inderdaad drastisch naar beneden gebracht door middel van heronderhandelingen met de aannemers, afspraken met het Rijk en overeenkomsten die wij met de regio hebben weten te sluiten. Wij zijn daardoor uitgekomen op 290 miljoen gulden, ofwel 132 miljoen euro. Ik heb altijd gezegd dat dat de grens is.
     
          (Mevr. DALM: U zegt dat u dat bedrag drastisch omlaag heeft gebracht. Dat is voor de GroenLinks-fractie precies het probleem. U heeft dat bedrag omlaag gebracht door onder andere een aantal kosten niet mee te rekenen of naar de toekomst te verschuiven. Zo kan ik het dus ook.)
    
      Nee, dat is een onjuiste voorstelling van zaken, maar dat weet mevr. Dalm heel goed. Het heeft niet zoveel zin dat nog eens te weerleggen, want zij wil mij toch niet geloven.
     
          (Mevr. DALM: Wie bouwt het busstation in 2011? Dat zullen wij toch echt zelf moeten doen.)
     
      Nee, mevr. Dalm geeft daarmee de verkeerde voorstelling van zaken. Dat is blijkbaar traditie, want zij heeft ook de voorstelling gegeven dat wij van 1,4 miljard gulden naar 1,4 miljard euro zijn gegaan.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Waarom bent u er zo zeker van dat het Rijk in 2011 nog een keer geld stort in dat Regionale Fonds? Heeft u daarover informatie? Heeft u daarover in het programakkoord misschien iets afgesproken of hoe zit dat?)
    
     
     
          (De heer BIJLSMA: Wij hebben hier de notulen van de laatste vergadering.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Ik heb de vraag aan wethouder Dales gesteld.)
     
     
          (De heer BIJLSMA: Ja, maar ik wil daarop ook wel een antwoord geven.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Bent u een soort hulpwethouder?)
    
     
     
          (De heer BIJLSMA: Wij hebben dat risico ook bekeken. Deze notulen zijn vandaag binnengekomen. Daaruit blijkt duidelijk dat de minister zegt dat men ook na 2010 de regio van gelden zal voorzien. De regio heeft getekend voor het feit dat, als er na 2010 geld binnenkomt, het financieren van die busstations prioriteit heeft.)
    
     
     
          (De heer FLOS: Welk bedrag wil de fractie van GroenLinks dan wel aan de Noord-Zuidlijn uitgeven? Dat is nog niet duidelijk geworden.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Op deze vraag wil ik graag antwoord geven, maar ik doe dat alleen als ik het idee heb dat andere fracties er met ons willen uitkomen.)
    
     
     
          (De heer FLOS: Dat is wel heel slap. U vraagt ons om duidelijkheid.)
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: U zegt zelf herhaaldelijk - dat heeft u ook bij het programakkoord gezegd - dat wij bedragen niet aan de grote klok moeten hangen, omdat die aannemers meekijken. Dat is een type redenering van hetzelfde soort. Ik voel daar wel voor en vind dat niet zo gek. Dat heb ik zojuist ook tegen de heer Halbertsma gezegd. De VVD-fractie hangt die bedragen overigens wel aan de grote klok. De heer Hooijmaijers stond immers altijd vooraan om te roepen dat het wel 3 miljard gulden zou worden en daarvoor betaalt de fractie vandaag de prijs.)
     
     
          (De heer HALBERTSMA: De PvdA-fractie komt de fractie van GroenLinks te hulp. Als u het bedrag noemt, zullen wij nagaan of wij verder kunnen komen.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Dan gaan wij even schorsen en met elkaar in gesprek. Als de heer Halbertsma met mij wil praten over de vraag of wij op een lager bedrag kunnen uitkomen dan 132 miljoen euro, hij dat reëel vindt en denkt dat dat erin zit - de fractie van de PvdA heeft overigens een motie neergelegd waarin wordt gezegd dat de kosten alleen maar verder zullen stijgen - horen wij graag wat volgens hem de mogelijkheden zijn om dat bedrag naar beneden te krijgen. Blijkbaar ziet hij mogelijkheden.)
    
     
     
          (De heer BIJLSMA: De motie die wij hebben neergelegd, geeft niet aan dat het budget voor de Noord-Zuidlijn zal stijgen. Daarin staat dat voor een aantal kosten, samenhangend met de aanleg van de Noord-Zuidlijn, voorzieningen moeten worden getroffen of dekkingen dienen te worden gevonden. Er zijn veel omgevingsprojecten die niet uit het budget voor de Noord-Zuidlijn worden betaald.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Maar voor bijvoorbeeld die ingroeiregeling is het duidelijk dat het wel gaat om kosten die op dit budget slaan. Ik stel voor dat de wethouder verdergaat met zijn beantwoording.)
    
      Dat is een van de betere voorstellen van de heer Van Poelgeest.
      Er zijn vragen gesteld over de afspraken met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De Raad heeft de brief van minister De Boer gezien. Inmiddels zijn er twee brieven. Ik vind de tweede brief nog mooier dan de eerste. De minister heeft helder en duidelijk aangegeven waartoe hij zich heeft verplicht. Wij kunnen uit de voeten met de inhoud van die brief en wij durven dat aan. Wij hebben vertrouwen in de betrouwbaarheid van die minister. Hij heeft dat inmiddels dus twee keer bevestigd en ik zou niet weten wat ik nog meer had moeten doen. Dat zit volgens ons dus goed in elkaar.
     
          (Mevr. DALM: Wat staat er volgens u in die brief? Volgens mij staat daarin dat de gemeente Amsterdam geld uit haar eigen onderuitputting moet halen en in de commissie heeft u gezegd dat u zelfs de rente tot op de laatste cent uit Den Haag wil terugvorderen. Dat staat er niet in.)
    
      Mevr. Dalm overdrijft, maar dat doe ik ook wel eens.
     
          (De VOORZITTER: En wat u nu gaat zeggen, is dat overdreven?)
    
      Nee, de minister heeft gezegd na te gaan of er een mogelijkheid is dat probleem op te lossen door gebruik te maken van onderuitputting, waar zich dat ook voordoet. Ook heeft hij gezegd dat het een meer theoretisch dan praktisch probleem is en dat hij denkt daaruit te komen. Als er zich hier een onderuitputting zou voordoen, zou het niet zo gek zijn dat daarnaar werd gekeken. Wij moeten natuurlijk ervoor zorgen dat die onderuitputting er niet is. Wij moeten tempo maken en dat is des te meer reden voor mij om ook op te schieten, want dan kunnen wij eerder naar het besluit en hoeven wij daarop tenminste niet langer te wachten. Wij hebben rondom die Noord-Zuidlijn namelijk wel het beeld gegeven dat het wel even kan duren. En daar ontstaat een beeld dat het kennelijk niet zoveel haast heeft in Amsterdam, want die beschikking is in 1999 al gemaakt. Men denkt dan `laten we de centjes maar even ophalen'. En ik ben dus blij dat de minister heeft gezegd dat hij dat niet van plan is.
     De vragen van de VVD-fractie zijn inmiddels boven water. De vraag over het Liftinstituut heb ik inmiddels beantwoord.
      De heer Flos vraagt of het College kan garanderen dat de verzekering rond is, voordat met de risicovolle bouwactiviteiten wordt begonnen. Dat kan het College garanderen. Later in dit jaar kunnen wij inderdaad het veiligheidsconcept op basis van de nieuwste inzichten van prof. Horvat in de commissie bespreken.
      De fractie van GroenLinks spreekt nog over de alternatieven. De zaak met betrekking tot de Boerenwetering hebben wij hier al meerdere malen afgehandeld en op een zeker moment moet mevr. Dalm zich neerleggen bij een uitkomst van het democratisch proces. Misschien is dat lastig, maar dat is toch het beste. Dat is dus mijn advies aan mevr. Dalm.
     
          (De heer VAN POELGEEST: U slaat nog één vraag over die wel heel interessant is. U zei dat u begin juni zelf een moment heeft gedacht `we moeten dit niet meer doen.' Om welk bedrag ging het toen?)
    
      Het ging toen over een tekort dat op dat ogenblik nog boven het bedrag van 132 miljoen euro lag. Er is een moment geweest dat ik er ernstig aan heb getwijfeld of het ons zou lukken daaronder te komen. Dat had ik de Raad immers beloofd en daarop had ik mij ook politiek vastgelegd. Ik heb in de gesprekken die er zijn geweest altijd gezegd dat - dat heb ik ook naar buiten toe uitgestraald - als wij daartoe niet in staat zouden zijn, ik moeilijk naar de Raad kon gaan om te zeggen dat ik dat wel heb beloofd, maar dat ik dat niet kan waarmaken. Dan zou ik mijn geloofwaardigheid hier snel kwijt zijn en dat kan natuurlijk niet. Dat was de reden. Wij zaten er dus nog flink boven. Het was inderdaad waar. Wij hebben een moment gehad dat wij serieus scenario's aan het uitwerken waren over hoe het hele project moest worden afgeblazen, maar gelukkig is dat toch goed afgelopen. Althans, dat is gelukkig voor ons.
      Ik dank mevr. Spee-Rouppe van der Voort voor haar aardige woorden. Dat zeg ik overigens ook tegen de fracties van de PvdA, de VVD en toch ook wel tegen GroenLinks. Misschien komen er nog een paar aardige woorden van de fractie van de SP. Ik ben nogal optimistisch.
      Wij onderhandelen reeds met verzekeringsmaatschappijen, maar in de brief van AEON-Risk Consultancy kon mevr. Spee-Rouppe van der Voort lezen dat de verzekeringsbedrijven hebben gezegd dat zij eerst willen weten of de Amsterdammers die lijn überhaupt willen.
     
          (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Mijn vraag was wanneer u de onderhandelingen denkt af te ronden.)
    
      Wij denken die onderhandelingen vrij spoedig af te ronden, maar deze moeten uiterlijk 1 januari 2003 zijn afgerond. Dat is dus een zaak van korte termijn. Mevr. Spee-Rouppe van der Voort weet wat er aan aanbiedingen ligt. Het project is verzekerbaar. Daarover is geen twijfel mogelijk, maar het pakket dat er nu ligt, bevalt ons nog niet helemaal. Er zijn nog wat open punten waar wij uit moeten komen, maar die gesprekken konden pas beginnen op het moment dat duidelijk werd wie de aannemers zouden zijn. Daarvóór wilde men daarover überhaupt niet praten. Vervolgens hebben zij gezegd eerst te willen weten of de Amsterdammers dat eigenlijk wel doen. Het voeren van een dergelijke onderhandeling en het maken van een offerte is immers geen geringe zaak. Daarover wordt vaak te lichtvaardig gedacht. Het kost veel geld om dat te doen en die bedrijven zijn ook niet gek. Men leest daar ook de krant en men leest ook dat hier nogal wat mensen rondlopen die dat project steeds maar im Frage stellen. Dit is dan het gevolg. Dat lossen wij op.
     
          (De heer H. BAKKER: Zijn die mensen die er anders over denken misschien dommer? Ik heb u nu een paar keer horen discussiëren. Eerst hoorde ik u over het GVB en toen hoorde ik u over de Overtoom, maar als ik het goed bekijk, gaat het toch om de kat van mevr. Van Oudenallen.)
    
     
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: En die is niet voor de poes, hoor! Maar de kater komt later!)
    
      Ik ben zo onder de indruk. Ik ken noch die poes noch die kater, maar misschien komt dat nog.
     
          (De heer H. BAKKER: De Overtoom en het GVB kent u toch wel?)
    
     
     
          (Mevr. DALM: Ik kom nog even terug op de verzekeringen. In de beantwoording van de vragen staat - die vraag heb ik zojuist ook gesteld - dat het helemaal niet gaat om de vraag of het verzekerbaar is. Het gaat erom dat de verzekeringsmaatschappijen te veel geld vragen. In uw beantwoording staat dat de verzekering boven de raming en het ingeschatte extra risico uit gaat. Als antwoord daarop geeft u de Raad de optie een deel niet te verzekeren en een hoger eigen risico te nemen. Daarover wil ik graag meer duidelijkheid. Als u delen niet gaat verzekeren, hoe zit dat dan precies? U spreekt over een hoger eigen risico voor de gemeente Amsterdam. Of u gaat akkoord met de huidige polissen. Dan hebben wij dus extra geld nodig en dan heeft u de eerste overschrijding te pakken. Of u dekt bepaalde onderdelen niet - dat lijkt mij nog onverstandiger - of wij gaan akkoord met een hoger eigen risico. Dan hebben wij ook een overschrijding te pakken. Klopt dat?)
    
      Niet alles wat mevr. Dalm zegt, klopt. Sommige punten zijn wel juist. Het punt is dat die onderhandelingen nog moeten worden afgerond en dan pas weet ik waar wij financieel op zijn uitgekomen. Zoals het er nu ligt, zeg ik dat dat ons niet past. Ik ga niet precies zeggen wat wij wel willen, want het zou wel heel dom zijn in de Raad te zeggen wat wij wel en niet willen en tot welk bedrag. Zo gek ben ik niet. Ik neem aan dat mevr. Dalm dat niet van mij verwacht.
     
     
          (Mevr. DALM: Kunt u reageren op de tweede motie van de PvdA-fractie?)
    
      Ja, daar kom ik nog op.
      Mevr. Spee-Rouppe van der Voort vraagt of ik dat advies over die extra dekking van AEON-Risk Consultancy ga opvolgen en tot welk bedrag, maar het is niet handig dat hier te zeggen.
     
          (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Ik heb niet naar een bedrag gevraagd, maar naar de dekking.)
    
      Ja. Ik heb veel waardering voor het democratisch proces. Ik ben daaraan bijzonder gehecht. Dat heeft mijn hart, maar er zijn wel grenzen en het zou zeer onverstandig zijn hier precies te zeggen wat wij gaan doen. Iedereen luistert immers mee. Feind hört mit.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Heeft u dat ook tegen de heer Hooijmaijers gezegd, toen u nog lid was van de VVD-fractie? Het is wel mooier nu u aan die kant van de tafel zit, maar toen heb ik u nooit gehoord.)
    
     
     
          (De heer HUFFNAGEL: De VVD-fractie vergadert altijd in besloten kring en dat wil ik graag zo houden.)
    
      Mevr. Meijer heeft in het begin iets gezegd wat ik niet meer weet. Misschien weet zij dat zelf nog.
     
          (Mevr. MEIJER: De arbitragezaak.)
     
      Bij mij is dat de tweede vraag, maar kennelijk is dat niet zo van belang. De vraag is of wij de arbitragezaak Maison Descartes hebben verloren. Wat daarover vandaag in de krant stond, is apenkolder. Ik wil daarop wel gedetailleerder ingaan, maar misschien is dit duidelijk.
     
          (Mevr. MEIJER: Ik wil daarover graag wat meer horen.)
    
      Als daarvoor straks tijd is, zal ik dat uitleggen. Maar het is apenkolder en volgens mij is dat heldere taal. Dan weet mevr. Meijer wat ik daarvan vind en dat is het dus.
     
          (Mevr. KALT: Door drie fracties is gevraagd of u dit wilt uitleggen.)
    
      Ik zal dat in het kort doen, want anders lijkt het alsof ik niets wil zeggen. Ik sta te popelen, maar ik let op de Voorzitter die op de tijd let.
     
     
          (De VOORZITTER: Ik denk dat het verstandig is dat u kort en krachtig uitlegt wat u onder `apenkolder' verstaat.)
    
      Aanvankelijk was de classificatie bij Maison Descartes funderingsgestel categorie 4 en daarin had de Franse staat niet veel trek. Zoals bekend, is daarover lang gepraat. Uiteindelijk zijn wij overeengekomen te gaan arbitreren en daarvoor hebben wij de hooggeleerde Van Weren ingeschakeld. De uitkomst van die arbitrage beviel ons zeer. Wij hebben die niet verloren. De een zegt dat wij hebben verloren en de ander zegt dat wij hebben gewonnen. Dat maakt niet uit, want wij waren daarmee tevreden. De uitkomst was namelijk dat het voor een deel categorie 4 is en een deel categorie 3. Wij hadden dat voor een belangrijk deel dus goed gezien en voor een ander deel hadden wij het misschien iets zwaarder ingeschat, maar wij hebben die uitkomst geaccepteerd en vervolgens is gezegd dat dat kan, als je daar de trilmethode gebruikt. Je moet dat monitoren, daarbij een meetsysteem inrichten, bijhouden wat daar precies gebeurt en je moet geen keitjes neerleggen op de ventweg die daar langs loopt. Dan gaat het immers hobbelen. Je moet dus kiezen voor een gladde weg en dat is vervolgens ook gebeurd. Zo was het probleem opgelost en daarmee waren wij content. Er is geen sprake van dat prof. Van Weren heeft gezegd dat onze onderzoeksmethode niet deugt. Hij is alleen nagegaan of de uitkomst van die methode, waarover hij zich verder niet heeft uitgelaten, in orde was. Daar ging het dus over en de methode op zichzelf is onomstreden. Deze passen wij in Amsterdam al heel lang toe.
     
          (De heer MANUEL: Kan die uitkomst van die arbitrage financiële consequenties hebben? Dat is de vraag die is gesteld. Dit is het technische verhaal.)
    
     Nee.
     
     
          (De heer MANUEL: Dat weet u heel zeker?)
    
      Ja. Vanochtend stond in de krant dat onze methode niet deugt en er wordt over `claimen' gesproken. Daarvan zeg ik dat het apenkolder is.
     
          (Mevr. MEIJER: Mag ik de wethouder vragen of hij dat op papier kan laten zien, evenals de brief van het Liftinstituut? Het moet geen probleem zijn die teksten te kopiëren.)
    
      Als mevr. Meijer de papieren wil zien, kan dat natuurlijk. Bovendien komt alles wat ik hier zeg ook weer op papier, dus zij wordt op haar wenken bediend.
     
          (Mevr. MEIJER: Laat u het kopieerapparaat nu draaien?)
     
      Nee, ik ben nu bezig met de beantwoording van de vragen van mevr. Meijer en daarmee wil ik doorgaan. Gevraagd is naar de gemakkelijke contracten. Dat zijn de contracten voor het bovengrondse deel, zoals de afbouw, de leidingen en dergelijke. Deze moeten nog worden gesloten. Waarschijnlijk wil mevr. Meijer weten welk risico wij daarmee lopen. Dat staat omschreven in de stukken. Dat hangt af van de markt. Als ik de heer Van Poelgeest mag geloven, ontwikkelt de markt zich in gunstige zin, want hij wil ook uitstellen, zodat wij gebruik kunnen maken van de in zijn ogen sterk dalende prijzen. Als dat waar is - en wie ben ik om te zeggen dat de heer Van Poelgeest onzin spreekt - zou daarin de komende tijd een interessante meevaller kunnen zitten. Daarop hadden wij niet gerekend.
     
          (Mevr. MEIJER: Uit uw woorden begrijp ik wel dat u denkt dat de heer Van Poelgeest geen gelijk heeft en dan zouden die gemakkelijke contracten wel eens duurder kunnen uitvallen.)
    
      De heer Van Poelgeest heeft soms ongelijk en nu en dan heeft hij gelijk.
     
          (Mevr. MEIJER: Ja, maar nu willen wij toch wel graag duidelijkheid over de kosten.)
    
      Gevraagd is wat er gebeurt als een aannemer failliet gaat. Dan moet er een andere aannemer komen.
      Bij de motie van de heer Bijlsma kom ik op de verzekering.
      Er wordt gezegd dat AEON-Risk Consultancy niet onafhankelijk is, maar dat is niet waar. Dat zijn aparte vennootschappen die totaal onafhankelijk van elkaar zijn. Hetzelfde doet zich bijvoorbeeld voor bij een grote maatschappij als KPMG. Deze maatschappij heeft forensisch accountancy en adviestakken. Dat zijn onafhankelijke takken. Het is niet waar dat AEON-Risk Consultancy doet wat de baas en de opdrachtgever zegt.
      De heer Manuel beklaagt zich erover dat het zo lang heeft geduurd voordat hij die informatie over die verzekeringen kreeg, maar ik heb in de brief uitgelegd wat daarvan de reden was. Niet lang geleden heeft hij overigens zelf in de commissievergadering gevraagd naar een dergelijke externe expertise. Een dergelijk rapport moet dan natuurlijk nog wel worden gemaakt en dat duurt even. Je kunt dat niet à la minuut leveren.
     
          (De heer MANUEL: Dat kan waar zijn, maar u heeft dat toen toegezegd vóór 5 oktober en dat is niet gelukt. Het resultaat dat u ons op die maandagavond heeft gepresenteerd, was niet datgene wat wij u hebben gevraagd. Laat dat duidelijk zijn.)
    
     Niet helemaal.
     
          (De heer MANUEL: Nee, helemaal niet!)
    
      Nee, niet helemaal. Niet helemaal en dat hebben wij vervolgens zo snel mogelijk verbeterd. De Raad moet zich ook realiseren dat hij in een korte tijd veel heeft gevraagd. Als je dag en nacht doorwerkt, kan alles misschien nog wel sneller, maar er zijn grenzen aan wat je kunt. Ik denk dat wij echt ons best hebben gedaan. De heer Manuel heeft uiteindelijk gekregen wat hij heeft gevraagd en ik kon dat niet eerder doen.
     
          (De heer MANUEL: Nee, dat gaat u niet voor mij bepalen! Ik heb niet gekregen waar ik om heb gevraagd en de motie van de fractie van de PvdA ligt er natuurlijk niet voor niets.)
    
     Wat mist de heer Manuel nog?
     
          (De heer MANUEL: Leest u de motie van de PvdA-fractie nog maar even na.)
    
      Daarop kom ik zo meteen, maar wat mist de heer Manuel nog?
     
          (De heer MANUEL: Ik mis een duidelijk overzicht van alle risico's en de wijze waarop deze zijn afgedekt.)
    
     Dat heeft de heer Manuel.
     
          (De heer MANUEL: Dat heb ik niet.)
    
     De heer Manuel heeft een risicomatrix.
     
     
          (De heer MANUEL: Ik wil graag dat een extern deskundige daarnaar kijkt en dat hij daarvan een duidelijk verslag geeft.)
    
     Nee, nu overdrijft de heer Manuel.
     
     
          (De heer MANUEL: Dan gaat u zo meteen zeggen dat de motie van de PvdA-fractie overbodig is.)
     
      Daarop kom ik zo meteen. De heer Manuel heeft gevraagd naar een inventarisatie van alle risico's en hij wilde per risico weten hoe dit is afgedekt. Dat was een matrix. Aanvankelijk was dat een stuk dat ook mij niet beviel en daarover hebben wij met elkaar gesproken.
     
          (De heer MANUEL: Precies.)
    
      Vervolgens is dat verder uitgewerkt en dat heeft de heer Manuel niet zo lang geleden gekregen. En in de commissie hebben wij afgesproken dat die expertise zou worden ingeschakeld voor het onderdeel verzekering. Ik heb in de commissie gezegd dat het onmogelijk en totaal overbodig is er voor al die onderdelen nog eens nieuwe expertise bij te halen. Dat hebben wij namelijk al gedaan en er komt een keer een grens aan wat je aan externe expertise kunt inhuren. Langzamerhand zijn er geen extern deskundigen meer te vinden, omdat wij hen al hebben gevraagd. Dat hebben wij in de commissie besproken en ik houd dus vol dat de heer Manuel heeft gekregen wat hij heeft gevraagd. Ik vind het vervelend dat hij niet tevreden is, maar ik weet niet wat ik hem meer had moeten bieden.
     
          (De heer MANUEL: U moet ons meer bieden wat u ook de PvdA-fractie meer moet gaan bieden aan de hand van de motie.)
    
     Daarop kom ik zo meteen.
     
          (De heer FLOS: Helaas ga ik weer citeren uit het verslag van 24 juni: "De heer Bijlsma heeft gevraagd deskundigen naar de verzekeringsaspecten te laten kijken, omdat daarover bij de fracties veel vragen zijn. Het is niet zo dat een deskundige alle risico's gaat bekijken. De heer Manuel geeft aan dat te hebben begrepen.")
    
      De heer Manuel vraagt mij te garanderen dat het bij het extra bedrag van 132 miljoen euro zal blijven. Ik heb al vaker gezegd dat de grens voor mij en het College bij 132 miljoen euro ligt. Wij zeggen dat het zo kan en wij hebben aan de Raad een uitgebreide inventarisatie geleverd van de risico's die er nog zijn. Bovendien is er nooit een geheim van gemaakt dat, als alle risico's zich tegen het maximale bedrag materialiseren, er geld bij zal moeten. Dat staat in de stukken en dat is dus geen geheim.
     
          (De heer MANUEL: Nee, want conform die rapporten gaat u dat bijverzekeren.)
    
      Er zijn allerlei mogelijkheden om dat af te dekken, maar ik herhaal dat het niet lukt als alle risico's - die lijst is bekend - zich tegen het maximale bedrag materialiseren. De kans dat zich dat zal voordoen, blijkt op grond van de kansberekening klein. Dan komt het moment dat de Raad zich moet afvragen of hij er vertrouwen in heeft dat dit College de zaak op orde heeft. Dat is gewoon een vertrouwensvraag. De Raad moet dan zeggen: "Ja, dat hebben we." Of hij moet zeggen dat hij dat niet heeft. Maar dat merken wij dan wel.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Kunt u dat in 2012 zeggen, of kunt u daaraan ook een datum koppelen?)
    
      Mevr. Van Oudenallen weet hoelang het project loopt.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Er bestaat dus een kans dat het fout gaat en dan hoeft u daarover in 2012 geen verantwoording af te leggen?)
    
      Als ik in 2012 geen wethouder van Amsterdam meer ben, kan ik in de Gemeenteraad geen verantwoording afleggen. Dat spreekt voor zich.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Dus u heeft het wel gemakkelijk.)
    
     
     
          (Wethouder VAN DER HORST: Misschien vindt mevr. Van Oudenallen het goed dat ik tot 2011 blijf.)
    
     
     
          (De heer MANUEL: U zegt dus eigenlijk dat het College denkt dat het ongeveer bij 132 miljoen euro blijft, maar dat het over dat bedrag heen gaat als het tegen zit. Daarvoor vrezen wij. Ik begrijp dat u ons niet de garantie geeft dat het bij 132 miljoen euro zal blijven.)
    
      Ja, die geef ik u wel. Dat doe ik precies met de woorden die ik zojuist heb gesproken.
     
          (De heer MANUEL: Die garantie geeft u mij wel. Zegt u dan `ja, ja, ja'.)
     
      Nee. Misschien is de wereld van de heer Manuel zo simpel, maar die van ons is ietwat gecompliceerder.
     
          (De heer MANUEL: Nee, wethouder Dales. Mijn wereld is niet zo simpel als u denkt.)
    
      Luister goed naar wat ik zeg. Ik zal het herhalen, want dit is cruciaal. Wij zeggen dat wij met die extra gemeentelijke bijdrage van 132 miljoen euro ervan overtuigd zijn dat het kan en wij hebben de Raad een lijst geleverd waarin alle risico's die wij konden bedenken, precies zijn opgenomen. Voor zover dat mogelijk is, hebben wij die risico's gekwantificeerd. In de stukken staat dat wij hebben gezegd, dat als alle risico's zich tegen het maximale bedrag materialiseren, wij hiermee financieel niet uitkomen. Daarbij merk ik meteen op, dat ik de kans dat dat gebeurt, bijzonder laag aansla en daarom zeg ik namens het College dat het voor het bedrag van 132 miljoen euro kan.
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Slaat u die kans zo laag aan dat u ook durft te zeggen dat u uw politieke lot aan dat bedrag van 132 miljoen euro verbindt?)
    
      Over dit punt ben ik uitgepraat. Ik heb daarover nu genoeg gezegd. Lees het nog eens na. Ik meen dat ik daarover duidelijk ben geweest.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Mijn vraag is veel simpeler. Ik begrijp dat u zegt dat de kans dat dat gebeurt heel klein is. Ik vraag u of u, als die kans zo klein is, ook durft te zeggen dat u uw politieke lot aan het bedrag van 132 miljoen euro verbindt.)
    
     
     
          (De heer MANUEL: Dat was de vraag van de fractie van D66.)
     
     Dan vraagt mevr. Van Oudenallen wanneer ik dat doe.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Antwoordt u even op de vraag. Ik heb de vraag zojuist helder geformuleerd. Doet u dat?)
    
      De heer Van Poelgeest heeft het helder geformuleerd en ik heb helder geantwoord. Ik heb hierover niets meer te vertellen. Dit is het verhaal. De heer Van Poelgeest weet precies wat ik heb gezegd.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: U loopt ervoor weg!)
    
      Nee, ik loop er niet voor weg. Ik ben daarover glashelder geweest. Ik kan het nog een keer herhalen, maar dat is verspilling van tijd en dat doe ik dus niet. Ik heb precies gezegd hoe wij tegen dat bedrag van 132 miljoen euro aankijken en wat dat voor ons betekent. Dat is dus waarvoor wij staan. Het College staat daarvoor.
     
          (De heer MANUEL: De vraag is of u uw politieke lot aan dat bedrag verbindt. Dat is toch een heel duidelijke vraag?)
    
      Ik weet niet hoe lang de heer Manuel al in de politiek zit.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Niet zo badinerend! U moet eens antwoord geven.)
     
      Als de heer Manuel een beetje ervaring in de politiek heeft, weet hij toch wat er zou gebeuren als wij binnen de kortste keren op 180 miljoen euro zouden uitkomen. Dat weet hij toch ook wel? Dit is niet zomaar een loze tekst van dit College.
     
          (De heer MANUEL: Dan lijkt mij het antwoord niet zo moeilijk, maar u heeft daar problemen mee.)
     
     Nee.
     
          (Mevr. MEIJER: Dus met heel veel woorden zegt u `ja'?)
    
      Ik weet niet wat ik hieraan moet doen, want ik heb het nu twee keer in heldere bewoordingen uitgelegd.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: De wethouder zegt dus dat hij en meer mensen van dit College opstappen als het meer wordt. Dat haal ik uit zijn woorden.)
    
      Ik ben over dat bedrag van 132 miljoen euro altijd glashelder geweest en ik spreek hier namens het College.
      Ik ga door met de vragen van de heer H.H.G. Bakker. Hij vraagt hoe de kostenoverschrijding wordt beheerst. Dat is in de stukken omstandig beschreven. Wij hebben nog een behoorlijk aantal risicofondsen achter de hand. Er is een verzekering, maar dat staat allemaal in de beroemde matrix. Laat de heer H.H.G. Bakker daarnaar nog eens goed kijken en zich ervan overtuigen dat dat goed in elkaar zit, of niet en dan tegenstemmen. Het laatste was hij toch al van plan. De heer H.H.G. Bakker vraagt of ik voldoende gehoor aan de kiezers heb gegeven, maar ik kan niet voor alle kiezers spreken. Misschien kan ik zelfs niet voor alle VVD-kiezers spreken. Ik ken ze namelijk niet allemaal, want dat waren er veel. Ik ben natuurlijk Collegelid, dus ik praat even namens de heer Huffnagel. Ik weet zeker dat ook wij als VVD een ledenraadpleging hebben gehad. Dat verbaast de heer H.H.G. Bakker misschien en misschien verbaast dat ook de heer Van Poelgeest, die niet tevreden is. Daar was men massaal voor de Noord-Zuidlijn.
     
          (De heer H.H.G. BAKKER: Maar er lopen ook nog andere kiezers rond dan die van de VVD.)
    
      Ja, natuurlijk. Dat weet ik.
     
          (Mevr. DALM: Was dat de bijeenkomst in de Heeren van Aemstel met ongeveer dertig mensen?)
     
     
          (De heer HUFFNAGEL: Nee, de raadplegingen houden wij ergens anders, maar mevr. Dalm is daar altijd welkom.)
    
      Mevr. Kalt stelt vragen over de voorbereidingskosten. De kosten tot en met dusverre zouden 50 procent-50 procent worden verdeeld tussen het Rijk en Amsterdam. Dat is niet waar. Ook in de commissie heb ik dat uitgelegd. Dat waren de kosten tot de datum van de beschikking. Daarover is de afspraak gemaakt dat 50 procent voor rekening van Amsterdam komt en 50 procent voor die van het Rijk. Alles wat daarna is gebeurd zal het Rijk niet voor zijn rekening nemen. Daarover hoeft mevr. Kalt zich weinig illusies te maken. Zij kan echt vergeten dat het Rijk dat zal doen.
     
          (Mevr. KALT: Dat was tot 1999.)
    
      Ja, dat was tot de datum van de beschikking. Het is een misverstand dat alle voorbereidingskosten tot op heden - tot de definitieve start van de aanleg van de Noord-Zuidlijn - op basis van 50 procent-50 procent worden verdeeld. Dat is niet het geval. Misschien is dat jammer, maar zo is het gewoon.
      Mevr. Van Oudenallen vraagt hoe ik kan garanderen dat het fijnmazige systeem van het openbaar vervoer in tact blijft. Dat is te garanderen door de Noord-Zuidlijn aan te leggen, want als je dat niet doet, kom je in de problemen met de financiering van dat openbaar vervoer. De kostendekkingsgraad van de tram is nu, zoals zij weet, notoir laag. Die van de metro is significant hoger en wij zullen iets moeten doen om te voorkomen dat wij eindeloos uit eigen middelen - voor zover wij die hebben - moeten `bijplempen'. Dat is een van de redenen waarom die Noord-Zuidlijn zo goed is. Die houdt mede dat fijnmazige OV-systeem in tact en ik hoop dat mevr. Van Oudenallen dat nog even op haar laat inwerken, want voor alle tegenstanders geldt - vooral voor de fractie van Mokum Mobiel - dat ik het jammer vind dat zij van plan zijn tegen te stemmen en dat ik dat eigenlijk ook niet zo goed begrijp.
      Zij vraagt wie een eventuele overschrijding gaat betalen. Wij gaan niet overschrijden.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Kunt u dat nog één keer hardop zeggen?)
    
      Wij gaan niet overschrijden. Wij hebben het goed voor elkaar.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Wat is het antwoord op de vraag of de burgers straks meer gemeentebelasting gaan betalen?)
    
      Mevr. Van Oudenallen wil van mij de garantie dat de gemeentebelastingen in 2006 niet omhoog gaan. Die garantie kan ik haar geven, want dat staat in het programakkoord.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: U zegt dus dat u nu garandeert dat in 2006 de gemeentebelastingen niet zullen stijgen?)
    
      In het programakkoord staat dat voor deze programakkoordperiode...
     
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Zo kan ik het ook. Ik heb het over de periode dat u klaar bent en dat er tekorten zijn.)
    
      Ik weet niet over welke periode mevr. Van Oudenallen het heeft, maar zij vroeg naar het jaar 2006 en ik antwoord dat in het programakkoord 2002-2006 staat dat de onroerende- zaakbelasting niet wordt verhoogd, behoudens een verhoging voor de inflatiecorrectie.
     
          (Mevr. MEIJER: Ik stel het op prijs als wethouder Dales zegt dat hij mijn eerste vraag heeft gemist, maar dat wil niet zeggen dat hij mijn vragen niet moet beantwoorden.)
     
     Wat was de vraag?
     
          (Mevr. MEIJER: Ik had specifiek gevraagd naar de rentelasten van het vooruitschuiven van die rijksbijdrage. U zegt dat u er met de minister wel uitkomt, maar ik hoor u nu zeggen dat wij niet moeten denken dat u in Den Haag alles kunt regelen. Hoe gaan wij dat doen?)
    
      Wij doen dat op de manier zoals dat in de brief van minister De Boer inmiddels twee keer is bevestigd. De laatste brief is van 8 oktober. Mevr. Meijer kent deze.
     
          (Mevr. MEIJER: Nee, het woord rentelasten staat daar niet in. Daarover is absoluut geen duidelijkheid.)
    
      Nee, want mevr. Meijer heeft daarvan `rentelasten' gemaakt.
     
          (Mevr. MEIJER: Ja, omdat wij moeten voorfinancieren. Dat zal toch ergens vandaan moeten komen. Gaan wij lenen?)
    
      Wil mevr. Meijer mij een plezier doen en de brief van minister De Boer nog eens goed doorlezen. Dan zal zij zien dat dat anders ligt.
     
          (Mevr. MEIJER: Dat zal ik doen, maar ik heb nog meer vragen gesteld die niet zijn beantwoord. Ik heb gevraagd wat er gebeurt als een aannemer failliet gaat. U heeft gezegd dat er dan opnieuw moet worden aanbesteed. Dat had ik zelf ook gezegd. Mijn vraag was echter of wij dan in de positie zijn daadwerkelijk voor het juiste bedrag aan te besteden, of dat de druk voor ons zo groot is dat wij akkoord moeten gaan met de offerte van de bouwer die boven ons budget ligt.)
    
      Ik begrijp de vraag van mevr. Meijer niet en dat geldt ook voor wethouder Stadig. Het laatste is veelzeggend.
     
          (Mevr. MEIJER: Dan stel ik deze nog een keer en dan hoop ik dat ik dat nu duidelijker doe. Als een aannemer failliet gaat, moet er opnieuw worden aanbesteed. Er is een bankgarantie en voor dat bedrag kun je aanbesteden. Is onze positie dan sterk genoeg om inderdaad voor dat bedrag van die bankgarantie opnieuw aan te besteden, of moet er dan weer geld bij? Een bouwer weet namelijk ook dat wij onder druk staan. Die lijn moet immers door. Hij zal zijn bod dan ook niet snel naar beneden bijstellen. Wij zullen dus omhoog moeten, of begrijp ik dat verkeerd? Is de vraag nu wel duidelijk?)
    
     Nee.
     
          (Mevr. MEIJER: Toch heb ik het idee dat mensen aan deze kant van de zaal die vraag wel begrijpen.)
    
     Dat zou kunnen. Heeft u nog meer vragen?
     
          (Mevr. MEIJER: Ja. In het rapport van AEON-Risk Consultancy staat dat er nog zaken moeten worden bijverzekerd. Gaan wij dat werkelijk doen? In uw brief heeft u gemeld erover te denken het eigen risico op te hogen en ik heb gevraagd of u denkt dat de risico's zodanig zijn afgedekt dat wij ons dat kunnen permitteren.)
    
      Ik heb op die vraag al een antwoord gegeven bij het beantwoorden van de vragen van mevr. Spee-Rouppe van der Voort. Over dergelijke zaken moet je niet in de volle openbaarheid redekavelen, want dat ondermijnt je onderhandelingspositie. Mevr. Meijer krijgt mij dan ook niet zo ver.
      Ik denk dat ik over moet gaan tot het bespreken van de moties.
     
          (Mevr. MEIJER: Ik had nog gevraagd wat er gebeurt bij een aantal calamiteiten en of dat is gedekt. Ik denk dan aan de blow-out , het stilleggen van het boorproces en bijvoorbeeld het inzakken van de openstaande diepwandsleuf. Als laatste zou u mij nog uitleg geven over het feit dat aannemers niet akkoord gaan met bijvoorbeeld een boeteclausule van 25 procent en wel met die van 3 procent. Daarop zou u nog terugkomen, maar dat heeft u niet gedaan.)
    
      Ik heb hier moeite mee, want in de openbare raadscommissie hebben wij zeer uitgebreid gesproken over bijna alles wat mevr. Meijer hier inbrengt en iedereen was aanwezig. Ook in de beantwoording van schriftelijke vragen is daarop zeer gedetailleerd ingegaan. Ik voel er eigenlijk niets voor dat nu nog een keer te doen. Ik stel dan ook voor toch over te gaan tot de behandeling van de moties.
      In motie nr. *A wordt in het besluit gesuggereerd bij de Voorjaarsnota een voorstel voor te leggen voor de verschillende dekkingsmogelijkheden, respectievelijk te treffen voorzieningen voor de omgevingsprojecten en mogelijke risico's. De motie bevat twee hoofdonderdelen, namelijk de omgevingsprojecten en de risico's. De heer Bijlsma heeft zelf gezegd dat de kosten van de omgevingsprojecten niet projectkosten Noord-Zuidlijn zijn. Als wij daar spreken over die bedragen, spreken wij dus niet over bedragen die inbegrepen moesten zijn in het projectbudget van 1.407 miljoen euro. Of die projecten al dan niet moeten plaatsvinden, is een discussie op zichzelf. Er zijn argumenten pro en contra. Vanavond is dat niet het agendapunt, maar de inzet van de heer Bijlsma is op zichzelf helder en het College kan zich daarin vinden. Als je de Noord-Zuidlijn toch doet, moet je het ook goed doen en dan moet je ervoor zorgen dat alles wat daarmee samenhangt dik in orde is. Daarvoor is geld nodig. Het moet voor iedereen helder zijn dat dat niet valt onder de projectkosten Noord-Zuidlijn. Dat zijn andere zaken.
     
          (De heer BIJLSMA: De fractie van GroenLinks heeft mij zojuist voor de voeten geworpen dat die ingroeikosten wel bij de Noord-Zuidlijn zouden horen. Ik moet haar er dan toch even aan herinneren dat, op het moment dat die ingroeiregeling Noord-Zuidlijn ons door Den Haag ten onrechte werd opgelegd, op voorstel van haar eigen wethouder Köhler uit de Algemene Middelen is `bijgeplust'. Daarmee waren wij het volstrekt eens. Dat is niet uit het budget Noord-Zuidlijn gebeurd en ook niet uit het budget voor het openbaar vervoer, omdat wij niet wilden dat dat ten koste zou gaan van het openbaar vervoer.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Er is sprake van een misverstand, want wij vinden het heel goed dat die kosten zijn bijgeplust, maar deze hangen natuurlijk wel samen met de aanleg van de Noord-Zuidlijn.)
    
     
     
          (De heer BIJLSMA: Ja, maar deze waren geen onderdeel van het Noord-Zuidlijnbudget! Daar gaat het hier om.)
    
      Het College heeft er geen probleem mee daarvoor nadere voorstellen te doen en aan te geven hoe deze moeten worden gedekt. Daarbij zeg ik overigens dat voor een aantal in de motie genoemde onderdelen ook de stadsdelen in de race zijn. Er is bijvoorbeeld al een brief binnengekomen van het stadsdeel Amsterdam-Centrum waarin het aangeeft dat het die herinrichting graag op een hoger niveau heeft dan alleen het eruit halen van de steentjes, het maken van een station en het weer neerleggen van de steentjes. Het zegt: "Als wij toch iets doen, laten wij het dan goed doen." Ook heeft het stadsdeel gezegd zijn eigen rol daarin te zien.
     
          (De heer BIJLSMA: Ik heb ook heel duidelijk het woord bijdrage gebruikt. Het is onderhandelen met de stadsdelen.)
    
      Dan is het voor het College geen probleem daarover met voorstellen te komen en daarbij aan te geven waaruit het zou kunnen worden gedekt.
      Over de mogelijke risico's die verband houden met de indexering voor loon- en prijsstijgingen, zeg ik dat de Raad weet dat wij met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat nog steeds in een betrekking zitten over die indexatie. Ik denk dat het niet handig is nu al te zeggen dat wij daarvoor een bedrag gaan reserveren. Dat moeten wij niet doen.
     
          (De heer BIJLSMA: Ik begrijp uw rol als onderhandelaar.)
    
      De heer Bijlsma zegt dat er daarom één pakket van wordt gemaakt, zodat je niet weet wat waar bij hoort en dat is op zichzelf een slimme oplossing van dit probleem.
      De mening van het College over die ingroeiregeling is dat wij geen idee hebben hoe het OV-bekostigingssysteem er in 2009 en 2010 uitziet - daar gaat het immers over - want dat wordt driftig op de schop genomen en er vindt In Den Haag nu alweer een forse politieke discussie plaats over de voornemens die het kabinet op dat gebied heeft geuit. Een belangrijke regeringspartij heeft gezegd dat dat moet worden teruggedraaid. Wij hebben dan ook geen idee hoe het uitpakt en daarom vindt het College het prematuur daarvoor voorzieningen over te nemen. Dat die bedragen eraan komen, is duidelijk. Ook daarvan hebben wij nooit een geheim gemaakt. Als de heer Bijlsma zegt dat wij dat bij elkaar moeten nemen en dat wij moeten nagaan of er niet op de een of andere manier een afdekking is te organiseren, zeg ik dat dat kan. Wij hebben daarvoor wel de normale route en dat is die van het weerstandsvermogen. Laat ons doen wat de heer Bijlsma ons vraagt. Wij leggen bij de Voorjaarsnota een voorstel voor, voor die verschillende dekkingsmogelijkheden voor die omgevingsprojecten en de door de heer Bijlsma in paragraaf B omschreven risico's. Wij volgen daarbij de meest aangewezen weg, namelijk die van het weerstandsvermogen. Dat is logisch, want het is geen onderdeel van de rechtstreekse projectkosten Noord-Zuidlijn. Het is onderdeel van dat weerstandsvermogen, omdat het samenhangt met het verhoogde risicoprofiel in de gemeente Amsterdam en dan is het in de leer, die wij hier tegenwoordig met betrekking tot het dynamisch weerstandsvermogen aanhangen, normaal dat je daaraan een donatie doet.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Geldt dat dan ook voor de zaken die onder paragraaf A staan?)
    
      Nee, het weerstandsvermogen staat natuurlijk niet open voor omgevingsprojecten. Dat zou het wel heel onzuiver worden.
     
          (Mevr. BRUINES: Wij zijn nog in onderhandeling over de indexeringen loon- en prijsstijgingen. Dat weten wij nog niet precies. Is dat ook iets dat onder een weerstandsvermogen valt, of moet je eigenlijk zeggen dat dat op dit moment een risico is dat wij op de een of andere manier in een risicofonds zouden moeten opnemen?)
    
     Daarvoor is het risicofonds.
     
          (Mevr. BRUINES: Dat hoort er wat u betreft bij en dat valt dus ook binnen dat bedrag van 132 miljoen euro?)
     
      Wij hebben daarvan gezegd dat het tot en met 2002 is afgedekt, behoudens dat wij nog een zaak hebben lopen met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Vanaf 2003, voor de verdere duur van het project, loop je een risico - zo staat het in de stukken omschreven - ter grootte van het verschil dat wij van het Rijk aan indexvergoeding krijgen en dat wat wij feitelijk moeten betalen. De situatie in de komende jaren is een andere dan die wij in de afgelopen jaren hebben gehad. In dit geheel is dat een belangrijk gegeven. Daarbij komt dat een groot deel van het budget inmiddels is afgedekt door middel van de contracten en daarop is die zogenaamde GWW-index van toepassing, dus dat is uit de gevarenzone gehaald. Het gaat dus nog om een kleiner bedrag en naarmate je er meer mee bezig bent dat om te zetten in definitieve contracten - dat gaan wij in de komende periode dus doen - wordt dat steeds kleiner. Het gaat in feite dus maar om iets kleins. De fractie van de PvdA vraagt in de motie ook dat risico, waarvan wij denken dat dat een overzichtelijk risico is, op een door ons nader voor te leggen wijze af te dekken, zonder dat het bedrag wordt genoemd. Dat lijkt mij verstandig. Wij zouden dat bovendien niet kunnen noemen. Laten wij dat doen. Ik zeg dat wij daartegen geen bezwaar hebben en dat wij met voorstellen daarvoor bij de Raad komen.
     
          (Mevr. DALM: Ik hoor u twee opmerkingen maken. Aan de ene kant hoor ik u zeggen dat wij een risicofonds hebben dat binnen het bedrag van 132 miljoen euro valt en dat wij het daarvoor kunnen doen. Aan de andere kant hoor ik u zeggen dat u er nooit een geheim van heeft gemaakt dat die bedragen eraan komen, ofwel dat er wel een overschrijding is van 132 miljoen euro.)
     
      Nee, ik nam het woord risicofonds half in de mond en slikte dat meteen weer in, want dat slaat niet op die toekomstige index. Zo staat het overigens ook keurig in de raadsvoordracht. Er staat beschreven dat zich dat risico kan voordoen. Dat weten wij. Ook staat er dat dat een gering risico is, dat kleiner wordt naarmate er meer contracten worden gesloten. Dat is voor een belangrijk deel afgedekt, omdat er contracten zijn waarvan wij de prijs nu kennen en daar zit de GWW-index op. Dat is dus klaar. Als er nog iets overblijft, kun je je daartegen indekken. Dat is het voorstel van de fractie van de PvdA-fractie. Als het zich dan niet materialiseert, valt de reservering uit dat weerstandsvermogen vervolgens weer vrij. Dat is op zichzelf financieel-technisch een normale en verantwoorde procedure, waartegen het College geen bezwaar heeft.
     
          (Mevr. DALM: Maar het zit dus niet in het risicofonds dat in de huidige begroting voor de Noord-Zuidlijn zit?)
    
     Dat is juist.
     
          (Mevr. DALM: Oké.)
    
     
     
          (De heer HALBERTSMA: Begrijp ik uit uw betoog dat u de motie van de fractie van de PvdA van harte en geheel overneemt?)
    
     Dat is een juiste conclusie.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Volgens mij heeft de wethouder op een zeer vriendelijke manier gezegd dat de motie eigenlijk overbodig is, maar dat hij het wel goed vindt als u het graag wilt.)
    
      Motie nr. *B heeft betrekking op de verzekering. Een adequate verzekering is inderdaad onontbeerlijk en deze moet er ook zijn op het moment van de start van de aanleg. Daarover heb ik inmiddels uitspraken gedaan, dat die ook moet gelden voor schade die het gevolg is van ontwerpfouten, omdat deze zonder adequate verzekering voor rekening van de gemeente zal komen.
      De PvdA verzoekt om een second opinion over het totale verzekeringspakket door een onafhankelijk expert. Daarop antwoord ik met `ja' en dat die nog niet voorhanden is, omdat de onderhandelingen over de premie en de voorwaarden van de polissen nog gaande zijn. Wij hebben nog niet een afgerond geheel, dus de fractie van de PvdA wil op dat afgeronde geheel nog een second opinion. Daartegen maak ik geen bezwaar.
      De PvdA-fractie verzoekt voorafgaande aan het reële besluit ter vergadering aan de Raad de garantie te geven dat het project verzekerbaar is. Ook daarop antwoord ik met `ja'. Zij vraagt of daarmee de schades concreet verzekerbaar zijn en verzoekt deze volledig te verzekeren. Antwoord: jazeker.
      De fractie vraagt de garantie dat schades niet ongedekt zullen blijven of te laat zullen worden verzekerd. Het antwoord is `ja', maar ik zeg daarbij - al weet de fractie van de PvdA dat heel goed - dat sommige zaken verzekeringsjuridisch niet te verzekeren zijn. Denk bijvoorbeeld aan terroristische aanslagen.
     
          (De heer BIJLSMA: In het mooie Engels heet dat acts of God. Iedereen weet dat oorlog niet is te verzekeren.)
    
      Dit is zoals het in de verzekeringsmarkt te verzekeren valt. Daar gaat het om. Als wij elkaar wat dat betreft goed begrijpen, heeft het College daartegen geen bezwaar.
      De PvdA-fractie vraagt na afronding van de onderhandelingen over de polissen - als daarover overeenstemming is bereikt - het totale verzekeringspakket aan die expert voor te leggen. Ik heb al gezegd dat wij daartoe bereid zijn. Ook tegen motie nr. *B heeft het College dus geen bezwaar.
      Ik kom op motie nr. *C over de materieelkeuze. Ik kijk naar wethouder Van der Horst, want hij is primair de wethouder van alles wat over de rails gaat. In het algemeen kan ik zeggen dat het College een voorstel voor de materieelkeuze heeft voorliggen en dat is wat anders dan datgene wat in deze motie staat. Het College zou dat zo liever niet willen, maar een andere vraag is of het voor het College een onoverkomelijk bezwaar zou zijn als die motie wordt aangenomen. Dat is de politiek relevante vraag. Als die motie wordt aangenomen, is dat voor ons geen onoverkomelijk bezwaar. Het klinkt misschien cru om te zeggen dat wij dat liever niet hebben, maar wij gaan vrolijk verder als dat gebeurt. Dan wachten wij deze ontwikkelingen af en dan komt er uiteindelijk een conclusie. Wij en de fractie van de PvdA weten dat er aanzienlijke consequenties aan zijn verbonden als er na die commissie die nog over die materieelkeuze moet gaan en na die discussie in de ROA-raad, iets anders uit komt rollen dan datgene wat er nu ligt.
     
          (De heer BIJLSMA: Ze moeten daarover rapporteren en het zou zo kunnen zijn dat de nodige investeringen qua infrastructuur ruim opwegen tegen het feit dat je de ontwerpen zelf moet aanpassen.)
    
      Daarvoor zal dan een dekking moeten worden geregeld. Ik kijk even naar wethouder Van der Horst die daarover ook gevoelens heeft, maar ook hij spreekt namens het College. Ik constateer dat het voor ons geen probleem is als die motie wordt aangenomen, mits wij elkaar op dit punt goed begrijpen.
     
     
          (Mevr. BRUINES: Tot nu toe heeft de wethouder omstandig betoogd dat het, gezien het besluitvormingsproces, absoluut onmogelijk was de materieelkeuze uit te stellen en dat kan ik niet rijmen met de toezegging van het College dat het geen bezwaar heeft tegen nader onderzoek. Misschien kan wethouder Dales, of wethouder Van der Horst dat uitleggen.)
    
      Als de Raad straks positief besluit over ons voorstel ten aanzien van de start van de aanleg van de Noord-Zuidlijn, ligt daarin impliciet een bepaalde keuze. De PvdA-fractie vraagt die keuze opnieuw te bekijken, daarover te debatteren en een politieke uitspraak te doen. Het College zegt daarover dat dat voor hem niet hoeft, maar dat het geen onoverkomelijk bezwaar is als de Raad dat wil.
     
          (Mevr. BRUINES: Dan stelt u eigenlijk voor dat wij nu besluiten conform het voorliggende voorstel, dat wij het toch nog verder gaan bestuderen en dat u het vervolgens wel hoort als de Raad dan vindt dat er reden is om genomen besluiten terug te draaien? Dat vind ik onordelijk.)
    
     
     
          (De heer BIJLSMA: Mevr. Bruines haalt twee zaken door elkaar. Wij moeten twee afzonderlijke besluiten nemen: een over de aanleg van de Noord-Zuidlijn en een over het materieel. Deze motie heeft betrekking op het laatste besluit. In de motie stellen wij voor samen met de regiopartners een commissie in te stellen die binnen vier maanden advies uitbrengt over wat de beste manier is om te regionaliseren en welk materieel daarbij het best past.)
    
     
     
          (Wethouder VAN DER HORST: Ik denk dat het toch goed is dan even terug te keren naar de inhoud en dat daarover niet alleen procedureel afspraken moeten worden gemaakt. Het College is duidelijk de mening toegedaan dat die motie uitvoerbaar is. Als wij deze moeten uitvoeren, kan dat dus. Dat staat echter los van de inhoudelijke discussie. U heeft nog de hoop dat het er goed uitziet, maar dat gaat wel voorbij aan de inhoud van de materieelkeuze. Als de Raad in meerderheid ervoor kiest die Noord-Zuidlijn aan te leggen, moet daarop ook iets rijden. Ook de tegenstanders zullen daarna dus moeten kiezen. De inhoudelijke overweging om te komen tot hoog en breed is gelegen in het feit dat die Noord-Zuidlijn in de ochtendspits in een korte tijd enorme hoeveelheden mensen moet verstouwen. In het stuk is dat ook duidelijk weergegeven. De startcapaciteit is 12.000 mensen per uur. In de toekomst, als de stad gaat groeien en de lijn naar de regio wordt verlengd, hebben wij 18.000 mensen per uur te vervoeren en dat kan dus niet met laag en smal materieel. Dat kan die capaciteit namelijk niet aan.
     
          (De heer BIJLSMA: Dat zegt u, maar experts die wij hebben geraadpleegd, hebben daarover een andere mening. Daarover zijn de meningen verdeeld en juist daarom hebben wij gezegd dat wij een onafhankelijke commissie willen instellen om daaruit te komen. Op dit punt spreken verschillende experts elkaar tegen.)
    
     
     
          (De heer MARRES: Ik lees iets voor uit het rapport-Horvat, want dat maakt het duidelijk: "Wanneer men in extreem drukke situaties met meer dan 525 reizigers, wat zal worden verwacht, vier gekoppelde metro's inzet, kan dat alleen als er sprake is van een breedte van 2.65 meter en een maximale lengte van 123 meter". Het lijkt mij dus zinvol rustig na te gaan hoe het zit met het materieel.)
    
     
     
          (Wethouder VAN DER HORST: Het is uw motie en het College ontraadt die.)
    
     
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Wordt de motie ontraden?)
    
     
     
          (De heer MARRES: Wethouder Dales heeft zojuist gezegd dat het College de motie juist niet ontraadt.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Dat heeft wethouder Dales niet gezegd!)
    
     
     
          (Wethouder VAN DER HORST: Wij hebben gezegd dat er geen onoverkomelijke problemen ontstaan als die motie het haalt, want er is een termijn van vier maanden genoemd waarin je dat nog zou kunnen onderzoeken en binnen die termijn bestaat de mogelijkheid alsnog voor iets anders te kiezen, met de financiële consequenties die daaraan zijn verbonden. Laten wij duidelijk zijn dat in de huidige bestekken iedereen is uitgegaan van hoog materieel. Als het onderzoek binnen vier maanden wordt afgerond, heb je nog de tijd om alle bestekken aan te passen. We kunnen daarover ook niet nog jaren studeren. Het moet in korte tijd gebeuren. Ik heb al gezegd dat die motie uitvoerbaar is, als men zich aan die vier maanden houdt. Voor de duidelijkheid zeg ik dat er een eerste en een tweede rapport is uitgekomen en dat er twee informatieavonden zijn geweest, maar kennelijk is het nog niet voldoende uitgediept.)
    
     
     
          (Mevr. DALM: Hoor ik u nu zeggen dat de motie uitvoerbaar is, maar dat u die niet uitvoert?)
    
     
     
          (Wethouder VAN DER HORST: Integendeel.)
    
     
     
          (Mevr. DALM: Laat mij dat even toelichten. Maak ik uit uw woorden op `wat het eindresultaat ook is, ik houd vast aan de materieelkeuze die Amsterdam heeft gemaakt'?)
     
     
          (Wethouder VAN DER HORST: Nee, het is heel simpel. Er ligt een voorstel van het College voor hoog en breed materieel. Vervolgens geven wij een reactie op de motie van de fractie van de PvdA. Uiteraard is het stuk van het College niet ingetrokken. Dat heeft u mij immers helemaal niet horen zeggen. Het is dus uitvoerbaar om dat binnen die termijn van vier maanden nog eens na te gaan. Dan moet de Raad zijn oordeel opnieuw vellen en als hij een oordeel had, moet hij die wellicht veranderen. In ieder geval is het uitvoerbaar, maar het lijkt het College toch verstandig voor hoog en breed te kiezen, gezien het voorstel dat het heeft voorgelegd.)
     
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik begrijp het niet.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Hoor ik nu dat, als er een motie voorligt, het College helder verwoordt of het daar voor of tegen is. Wat de Raad daarmee doet, moet hij zelf weten. Kan dat ook ten aanzien van deze motie worden gezegd? Beveelt u het de Raad aan of niet?)
    
     
     
          (De heer HUFFNAGEL: Ik versta geen Chinees. Ik hoor heel duidelijk dat het College zegt dat het dat liever niet heeft en dat is dus eigenlijk hetzelfde als het ontraden van de motie. Ik begrijp dat, als de motie wel wordt aangenomen, er geen onoverkomelijk bezwaar bestaat.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Het College kan voor zichzelf spreken.)
    
     
     
          (De heer HUFFNAGEL: Ja, maar u verstaat niet wat het College zegt en ik wel. Ik vertaal het daarom voor u.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Wordt deze motie ontraden?)
    
      De heer Huffnagel heeft het inderdaad voortreffelijk verwoord en dat waren ongeveer de woorden die ik al had gebruikt.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik protesteer! Ik hoor de ene wethouder zeggen dat hij de motie ontraadt en de ander zegt dat. Ik word in verwarring gebracht.)
    
      Ons standpunt daarover is dat wij de motie zelf niet zouden hebben opgesteld, maar dat het College het prima vindt als de Raad van mening is dat het zo moet. Is dat duidelijk?
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik vind dat niet duidelijk.)
    
     
     
          (De heer VAN POELGEEST: Nee, dat is helemaal niet duidelijk. Hoe zouden de collegeleden zelf over deze motie stemmen?)
    
      Misschien is het jammer, maar wij zitten in het duale systeem en stemmen dus niet.
     
          (De heer VAN POELGEEST: Maar in het duaal systeem is het ook normaal dat het bestuur zegt of het dat de Raad al dan niet aanbeveelt. Blijkbaar is het College intern verdeeld en wilt u dat niet zeggen.)
    
      Nee, dat valt mee. De heer Van Poelgeest maakt het veel spannender dan het is.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: U wilt gewoon de stemmen van de PvdA-fractie hebben, dus u durft geen uitspraak te doen!)
     
     Het is aan de Raad daarover te stemmen.
     
     
          (De heer BIJLSMA: Voor de helderheid zeg ik dat over de start van de aanleg van de Noord-Zuidlijn één alinea niet in het besluit staat, maar in de tekst die uitgaat van het zware materieel. Ik neem aan dat, als deze motie wordt aangenomen, die tekst op dat moment gewoon is geschrapt.)
    
      Ja. Ik kom op het amendement van de fractie van GroenLinks, dat bijzonder lang is. Ik beperk mij dan ook tot de besluiten. Het College raadt de Raad aan besluit 1 niet te volgen. In besluit 2 wordt voorgesteld het College opdracht te geven met het Rijk te heronderhandelen. Dat lijkt ons onverstandig, om maar niet te zeggen dat wij de Raad dat ten krachtigste ontraden. In besluit 3 wordt voorgesteld het College opdracht te geven te onderzoeken wanneer het juridisch mogelijk is opnieuw de aanbesteding van de zeven contracten te laten plaatsvinden. Het zal de fractie van GroenLinks niet verbazen dat ook dat besluit ons niets lijkt, want dat ligt in lijn met datgene wat ik hiervoor heb gezegd. Hetzelfde geldt voor de besluiten 4 en 5. Ik concludeer dat alles wat hier staat door het College krachtig wordt ontraden.
     De VOORZITTER: Ik constateer dat de Raad behoefte heeft aan schorsing alvorens over te gaan tot de tweede termijn.
      De vergadering wordt van 23.45 tot 0.00 uur geschorst.
     De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer Bijlsma.  
     De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn zeer blij met de reactie van het College op de voorwaarden die wij hebben gesteld in de door ons ingediende moties ten aanzien van het aanlegbesluit. Wij nemen aan dat de verschillende besluiten straks afzonderlijk worden genomen, want de materieelkeuze hangt voor ons niet samen met het aanlegbesluit.
      Wij hebben de regio in de toekomst hard nodig om meer geld voor het openbaar vervoer binnen te halen en ik geef het College met betrekking tot de derde motie in overweging het punt materieelkeuze van de agenda te halen in plaats van het op een stemming te laten aankomen. Ik denk dat de steun van de regio en de gemeenteraden op dit punt in de toekomst essentieel is voor het binnenhalen van het geld voor de uitbreiding van de Noord-Zuidlijn die wij allen in de regio willen.
     De heer FLOS: Mijnheer de Voorzitter. Het is al na twaalven en wij nemen het besluit dan ook helaas niet meer op 9 oktober maar op 10 oktober 2002. Wij hopen in ieder geval dat dat een historische dag wordt. Op de vraag over de vermeende prijsafspraken heeft de wethouder naar onze mening een adequaat antwoord gegeven. Ik wijs erop dat de prijzen nooit omhoog zullen gaan, of er nu wel fraude is gepleegd of niet. Deze zullen hooguit omlaag gaan. Ik denk dat het goed is dat vast te stellen.
      Ik constateer dat er in de Commissie Noord-Zuidlijn een aantal malen had kunnen worden gesproken over de bereikbaarheid, de leefbaarheid, de veiligheid en de communicatie, maar dat zij daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Wij delen dan ook de zorgen van de PvdA-fractie dat dat in ieder geval goed moet zijn geregeld en ik vraag de wethouder - waarschijnlijk zal dat wethouder Van der Horst zijn - daarover in de volgende commissie expliciet door te praten. Ik stel voor dan ook goed door te praten over de schaderegelingen en dergelijke. De VVD-fractie vindt dat natuurlijk niemand door de Noord-Zuidlijn failliet moet gaan. Wij zouden dus ook kunnen praten over de manier waarop wij dat hebben geregeld.
      Ik constateer dat er door de fractie van GroenLinks geen bedrag is genoemd, ondanks dat daarnaar vele malen is gevraagd. Zij weet wel wat zij niet wil, maar niet wat zij wel wil. Bovendien weet zij niet voor hoeveel zij dat wil, dus dat lijkt mij een bijzonder onduidelijke positie.
      Ook constateer ik dat de wethouder zegt dat het voor het bedrag van 132 miljoen euro kan, wat ook door de fractie van de VVD wordt gezegd. Met het nu voorliggende projectbudget zijn wij het nog steeds eens. Dat mag duidelijk zijn. Wij kiezen daarin in ieder geval wel een heldere lijn.
      Het College is volledig tegemoetgekomen aan motie nr. *A. Wij nemen daarvan kennis, kunnen daarmee leven en zien de voorstellen tegemoet.
      Voor motie nr. *B geldt eigenlijk hetzelfde. Het College heeft daarover gezegd dat het deze motie gewoon overneemt.
      Wij zullen tegen motie nr. *C stemmen, omdat wij er hartgrondig van overtuigd zijn dat er nu voldoende rapporten en second opinions liggen en ook RegioNet is geconsulteerd. De keuze voor hoog en breed materieel is naar ons oordeel de beste. Voor Amsterdam is dat sowieso het geval. Het is veiliger. Er kunnen meer mensen worden vervoerd. Er is een meer zitcomfort en het is sneller. Voor de fracties die vrezen voor de kosten stel ik klip en klaar dat, als wij de mogelijkheid zouden openlaten voor laag materieel te kiezen, wij kiezen voor een metro die qua investering sowieso 20 miljoen euro extra voor de perrons vergt. De exploitatie zal per jaar waarschijnlijk 2 miljoen euro duurder zijn. Bovendien zal er nog een extra lijnwerkstation moeten worden aangelegd, omdat het huidige niet geschikt is voor die metrolijn. Mij lijkt dat dit, ook voor de fracties die tegen de Noord-Zuidlijn zijn, steekhoudende argumenten zijn om tegen deze motie te stemmen.
      Het zal duidelijk zijn dat wij het amendement van de fractie van GroenLinks niet steunen, omdat wij voor de Noord-Zuidlijn zijn.
     Mevr. DALM: Mijnheer de Voorzitter. Vanavond is veel gezegd over de Noord-Zuidlijn, maar ook over de fractie van GroenLinks. Ik heb niet de behoefte op alle opmerkingen in te gaan, maar wel op een aantal zaken. De fractie van GroenLinks is mijns inziens toch steeds consequent in haar opstelling.
     
          (De heer FLOS: U bedoelt het consequent `nee' antwoorden op de vraag welk bedrag u wel wilt uittrekken?)
    
      Wij hebben in februari jl. gezegd het bedrag te hoog te vinden en dat wij vonden dat de besparingsalternatieven kort door de bocht waren beoordeeld. Ook in het voorliggende amendement geven wij aan dat er nog steeds een aantal besparingsalternatieven op de rol ligt. Het is dan ook onzinnig een lager bedrag te noemen. Je bent immers niet zomaar met bedragen aan het schuiven, maar je moet vervolgens ook nagaan welk tracé je dan neemt, of daaraan lagere kosten zijn verbonden, hoe je dat vorm geeft en dergelijke. Als ik zeg: "Doe mij maar 80", is de vraag waarvoor. Laat je dan weer een busstation vallen? Dat willen wij juist niet. Fatsoenlijk met bedragen omgaan, betekent ook dat je niet zomaar moet zeggen: "Ik doe wel wat."
     
          (Mevr. BRUINES: U heeft waarschijnlijk ook het rapport gelezen over het uitgebreide onderzoek dat nog is uitgevoerd naar de eventuele besparingsmogelijkheden van het Boerenweteringtracé. Daaruit is klip en klaar duidelijk geworden dat dat geen enkele besparing oplevert. Ik vraag mij dan ook af wat wij met uw betoog moeten. Wij kunnen immers wel blijven onderzoeken, maar dit was toch een helder verhaal om maar eens een dwarsstraat te noemen.)
    
      Wij vonden dat rapport kort door de bocht en de bevindingen waren zeer slecht onderbouwd. In de commissie hebben wij deze discussie ook gevoerd en ook daar heb ik aangegeven dat de argumenten waarop onder andere het Boerenweteringtracé wordt afgewezen, met name van juridische aard zijn. Ook wordt er gezegd dat dat extra tijd kost, omdat er bestemmingsplannen moeten worden gemaakt en eventueel tijd voor een referendum enzovoorts. Ik heb gezegd dat dat geen overtuigende argumenten zijn voor dat tracé. Het spijt mij, maar het alternatievenrapport uit november 2001 is echt te kort door de bocht om daarvan een fatsoenlijk verhaal te kunnen maken.
     
          (Mevr. BRUINES: Wat gaat het de stad op lange termijn aan openbaar vervoer kosten als wij deze lijn niet aanleggen?)
    
      Ik heb aangegeven dat het voor de fractie van GroenLinks een moeilijke discussie is geweest, omdat wij de Noord-Zuidlijn als nieuwe lijn in principe zien zitten. Wij kunnen op dit moment echter niet akkoord gaan met de huidige financiële verdeling en het hogere bedrag. Daarbij komt dat er in deze stad inderdaad andere acties moeten worden ondernomen om haar bereikbaar te houden.
     
          (Mevr. BRUINES: Kosten op korte termijn wegen voor u dus zwaarder dan de totale kosten op langere termijn?)
    
      Nee, met name de kosten op lange termijn wegen voor ons zeer zwaar.
     
     
          (Mevr. BRUINES: Dan moet u voor de Noord-Zuidlijn stemmen!)
     
      Ik heb geen idee wat de fractie van D66 daarvan vindt en dat mag ik ook nog steeds niet hebben. Over het bedrag spreekt de wethouder verschillend. Aan de ene kant zegt hij dat het blijft bij dat bedrag van 130 miljoen euro. Let wel, er zijn er ooit twee `bijgepiept', omdat deze zo gemakkelijk bij een extra risico konden worden gestopt. Toch constateer ik dat hij alle kanten op draait zonder dat hij `ja' of `nee' zegt, als de volledige Raad aan hem vraagt of hij zijn politieke lot aan dat bedrag van 130 miljoen euro verbindt. Dat blijf ik echt een zwaktebod vinden, waardoor het ons steeds gevraagde vertrouwen er bij de fractie van GroenLinks niet groter op wordt.
      Met de uitleg die het College aan motie nr. *A van de fractie van de PvdA geeft, namelijk dat het om een zeer klein bedrag zal gaan dat uiteindelijk ten laste van het weerstandsvermogen zal komen, kunnen wij leven, al vinden wij het niet chic allerlei bedragen in de richting van de stadsdelen te wapperen.
      Motie nr. *B heeft betrekking op de verzekering. Wij moeten verzekerd zijn. Dat heeft ook de fractie van GroenLinks continu gezegd, dus wij zullen die motie steunen.
      Over motie nr. *C betreffende de materieelkeuze, zeggen wij dat het weer een herhaling van zetten is. Bovendien zijn de financiële aspecten in deze motie onvoldoende aangegeven en andere keuzes hebben financiële consequenties. Wij zullen deze motie dan ook niet steunen.
     
          (De heer BIJLSMA: U bent nu tegen de Noord-Zuidlijn.)
    
      Nee, wij zijn vóór de Noord-Zuidlijn.
     
          (De heer BIJLSMA: Nee. U stemt nu niet in met het besluit de Noord-Zuidlijn aan te leggen.)
     
     Nee, wij stemmen niet in met de huidige voordracht.
     
          (De heer BIJLSMA: Over de derde motie zegt u dat de financiële consequenties onvoldoende in beeld zijn gebracht. Wij vragen juist een commissie in te stellen voor het goed op een rij zetten van die financiële consequenties van de verschillende manieren van het in de regio doortrekken. Tot nu toe is dat namelijk niet gebeurd. Er zijn veel mensen in de regio die belang hebben bij het regionaal doortrekken. Ik begrijp dan ook absoluut niet waarom u die motie niet kunt steunen.)
     
      Het is een herhaling van zetten. De regionalisering van de Noord-Zuidlijn zal nog lang op zich laten wachten en wij hebben het gevoel dat de argumentatie van de huidige planvorming voldoende is om akkoord te gaan met het materieel dat wordt voorgesteld.
     
          (De heer MARRES: U bent vóór motie nr. *A - dat is een motie waarmee dekking van problemen die wij voorzien wordt gevraagd - en het enige punt om niet voor motie nr. *C te stemmen is dat zoeken naar die dekking, die dus met motie nr. *A wordt afgedekt. Ik begrijp dan ook niet waarom u tegen motie nr. *C bent.)
    
      Nu gaat het weer door elkaar lopen. In motie nr. *A zegt de fractie van de PvdA niets over de mogelijkheden op het gebied van de materieelkeuze. Bovendien heeft de wethouder motie nr. *A anders uitgelegd dan de PvdA-fractie nu doet. Hoe de fractie die motie precies uitlegt, moet zij onderling maar even uitvechten. Wij hebben deze geïnterpreteerd, zoals dat door het College zojuist is aangegeven en daarom kunnen wij daarmee akkoord gaan.
      Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Mijnheer de Voorzitter. Gezien de reactie van het College om geheel tegemoet te komen aan het gestelde in motie nr. *A, hebben wij er geen enkel probleem mee deze te steunen.
     Hetzelfde geldt voor motie nr. *B.
      Over motie nr. *C zeg ik dat dat voor ons toch wel wat ingewikkelder in elkaar zit. Ik heb al eerder betoogd dat hoog en breed materieel naar onze mening optimaal aan de behoefte van de maximale vervoerscapaciteit en veiligheid voldoet, uitgaande van een verbindende lijn in de regio. Dat heeft ook onze voorkeur. Diverse rapporten zijn al de revue gepasseerd, evenals second opinions. Ik zie dan ook geen reden daarnaar nu nog een commissie van deskundigen te laten kijken. In de motie wordt gezegd dat de commissie uiterlijk binnen vier maanden na instelling haar advies moet uitbrengen. Dat lijkt mij een uitstel waarop wij op dit moment niet zitten te wachten, aangezien wij niet eens weten wanneer er instelling zal zijn. Om een lang verhaal kort te maken, zeg ik dat wij tegen deze motie zullen stemmen.
      In mijn eerste termijn heb ik al aangegeven dat uitstel alleen maar tot hogere kosten zal leiden en dat het moment van beslissen nu is. Wij zullen het amendement van de fractie van GroenLinks dan ook niet steunen.
      Mevr. MEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Wij vinden het vreemd dat niet duidelijk wordt gezegd of een motie wordt ontraden of overgenomen en wij vragen ons dan ook af wat daarvan de reden is. Misschien kan de wethouder daaraan toch nog enige woorden wijden.
      Motie nr. *A zullen wij niet steunen. Wij zijn tegen de Noord-Zuidlijn en wij zijn dus ook niet op zoek naar andere voorzieningen of iets dergelijks. Motie nr. *B steunen wij wel. Ik merk daarbij wel op dat ik misschien een beer op de weg zie waar de wethouder die niet ziet. Wat zal de consequentie zijn als uit het overzicht van verzekeringen en dergelijke blijkt dat niet alles is verzekerd, of dat de kosten zo hoog zijn dat wij deze niet kunnen betalen? Hoe gaan wij dat dan aanpakken? Wij zullen motie nr *C niet steunen, voornamelijk omdat het College niet duidelijk aangeeft of het deze motie ondersteunt of afwijst.
      Amendement nr. *D kunnen wij niet steunen omdat wij, zoals gezegd, tegen de Noord-Zuidlijn zijn. Ik kom terug op de beantwoording van de wethouder, want hij beantwoordt mijn vragen niet. Wel wordt er verwezen naar stukken en commissievergaderingen, maar dit is het platform. Wij gaan hier stemmen en de mensen in de zaal mogen ook weten waarover wij het hebben. Ik wil dus graag antwoord op de vragen die ik heb gesteld. Ik begin dan ook opnieuw.
      Ik heb gevraagd wat er gebeurt als een bouwer failliet gaat. Als een bouwer failliet gaat en wij opnieuw moeten aanbesteden, zal dat tijd kosten. Als dat lang gaat duren, kun je natuurlijk ook claims van bouwers verwachten die vervolgens aan de slag moeten. Als zij vertraging oplopen, zullen zij dat niet op prijs stellen en zij zullen de gemeente daarvoor wellicht aansprakelijk stellen. Die vraag is naar mijn idee dan ook niet onbelangrijk.
      Uit het rapport van AEON-Risk Consultancy blijkt dat zaken niet zijn verzekerd die wel verzekerd moeten worden. In het licht van amendement nr. *D verneem ik graag van de wethouder of deze zaken daadwerkelijk zullen worden verzekerd.
     Ik heb verder gevraagd naar een aantal calamiteiten. Ik noemde de blow-out , het stilleggen van het boorproces. Is het boorproces verzekerd? In het licht van amendement nr. *D vraag ik of dat wordt verzekerd als dat nog niet het geval is. Wat gebeurt er met het `opbarsten' van de bouwput van een diepgelegen station, of met het inzakken van een openstaande diepwandsleuf? Dat is een `megacalamiteit'.
     
          (De heer FLOS: Deze vragen zijn schriftelijk beantwoord.)
    
      Dan heb ik de antwoorden niet begrepen en als de wethouder zegt dat hij deze vragen heeft beantwoord, kan hij alsnog antwoord geven. De mensen in de zaal mogen dat toch ook wel weten? Verder nog over Maison Descartes en het funderen. Kan de wethouder meedelen of er door eigenaren is gefundeerd, terwijl dat niet nodig was en kunnen wij dan claims verwachten? Of is er niet ten onrechte gefundeerd? In het kader van de gemakkelijke contracten zegt de wethouder dat het afhankelijk is van de markt. Verwacht hij dan dat het zo goedkoop zal worden dat wij dat nog kunnen financieren van de bedragen die wij daarvoor vrij beschikbaar hebben, of denkt hij dat zij daarvoor hogere prijzen gaan vragen?
     De heer MANUEL: Mijnheer de Voorzitter. Wethouder Dales zit al zo lang in de politiek dat hij geen eenvoudig antwoord meer kan geven en geen `ja' of `nee' meer kan zeggen. Wat dat betreft hebben de heren van de fractie van Leefbaar Amsterdam het kennelijk bij het rechte eind. Bovendien meende ik in zijn beantwoording te horen dat hij mij niet of minder geschikt acht voor de politiek. Ik hoorde de wethouder gisteren op de televisie ook zeggen dat hij de heer Fuchs niet meer zo geschikt vindt als directeur van het Stedelijk Museum, dus ik bevind mij in goed gezelschap. Maar het probleem dat zich dan voordoet is in hoeverre ik de wethouder nog serieus kan nemen en op dit moment is dat toch wel belangrijk, omdat wij hier gaan beslissen over een extra bedrag van 132 miljoen euro. Wij moeten zo meteen bij wijze van spreken onze handtekening zetten en de wethouder wil dat zelf niet doen. Hij wil niet zeggen: "Ja, ik verbind mijn politieke lot aan dat bedrag." Dat is voor ons een lastig punt. De wethouder komt met een betoog dat alle risico's in kaart zijn gebracht, dat die ook zijn afgedekt en dat hij dat keurig aan ons heeft gepresenteerd. Hij bepaalt voor mij dat dat rapport afdoende is en ik moet hem daarin maar volgen. Ook dat vind ik geen chique manier van doen. Ik denk dat wij als fractie daarover zelf kunnen beslissen. Anderzijds heb ik de wethouder laten weten dat de fractie van D66 de Noord-Zuidlijn graag wil laten aanleggen. Dat past namelijk bij onze visie op de stad en bij de ontwikkelingsmogelijkheden van deze stad. Ik heb gezegd dat je zonder Noord-Zuidlijn geen Amsterdam-Noord en Zuidas kunt aanleggen. De Noord-Zuidlijn willen wij wel, maar de verklaring en de houding van de wethouder daarbij bevallen ons allerminst.
      Wij kunnen ons aansluiten bij de eerste motie van de PvdA-fractie en gelukkig ook bij de tweede. Daarin wordt de wethouder duidelijk gevraagd - daarop heeft hij wel driemaal `ja' geantwoord, maar dat komt waarschijnlijk omdat het een motie van een collegepartij is - nu te verklaren dat alle risico's verzekerbaar zijn. Dat heeft de wethouder gedaan. Ook wordt in de motie gevraagd die verzekering te sluiten. Dat was onze derde vraag. Wij hebben gevraagd of de wethouder de contracten en de verzekeringen zelf nog wil gaan sluiten. De wethouder geeft daarmee bovendien aan dat hij redelijkerwijs - dat is een woord dat bij de fractie van D66 past - binnen dat bedrag van 132 miljoen euro zal blijven. Dat is voor ons aanleiding - dus niet het antwoord van de wethouder - om vóór de Noord-Zuidlijn te stemmen. Motie nr. *C kunnen wij op dit moment niet steunen, omdat wij de door het College voorgestelde materieelkeuze in principe in orde vinden. Amendement nr. *D van de fractie van GroenLinks is een amendement tegen de Noord-Zuidlijn, dus ook dat steunen wij niet.
     De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben vanavond voor het publiek een leuk spelletje gespeeld. Het leek wel op honderd tegen één met nooddeuren en de fractie van Leefbaar Amsterdam wist vantevoren wat de uitslag zou zijn. Wij wisten dat de PvdA-fractie niet zou tegenstemmen. Ik had de hoop dat er mensen van de PvdA-fractie waren met een ruggengraat, of is de fractie op zoek naar een politieke aanleunwoning?
      Wij willen ook niet populair doen of zijn, maar 1 is 1 en 2 is 2. En prioriteit 1 is veiligheid en de VVD-fractie weet precies wat dat is.
     Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Wij zullen tegen motie nr. *A stemmen. Ook stemmen wij tegen motie nr. *B. En opeens komt motie nr. *C ons enorm sympathiek voor. Als die Noord-Zuidlijn toch doorgaat, laat daarover dan ook maar het `slimste' materieel rijden in verband met de regio.
      Wij stemmen tegen amendement nr. *D, want daarin wordt nog steeds gesproken over een Noord-Zuidlijn en daarvoor voelen wij niets. Als wethouder Dales zijn politieke hoofd niet verwedt voor het bedrag van 132 miljoen euro, geeft dat toch niet zoveel vertrouwen. Let op mijn woorden. Die kosten zullen enorm uit de hand lopen en volgens ons steekt de gemeente nu haar kop in de strop. Dat vinden wij niet prettig.
     Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Nog geen week geleden heeft een aantal fracties hier gezegd dat het overbodige moties niet zou steunen. Volgens mij gebeurt nu het omgekeerde. Het College steunt, jammer genoeg, overbodige moties. Ook is het jammer, dat wethouder Dales, waarvan ik toch steeds denk dat hij kundig is, niet iets hardop durft te zeggen. Als de Raad de hele tijd blijft twijfelen, kun je op een gegeven moment toch zeggen dat je erin gelooft. Maar ik vind niet dat de wethouder in zichzelf gelooft. Hij gelooft wel in die Noord-Zuidlijn en in de kosten, maar niet in zichzelf en als politicus in een tijd van het dualisme vind ik dat dat tegenvalt.
      Het College doet vreemd over een motie. Het ene collegelid zegt: "Ach, als het moet." Ik heb zojuist al gezegd dat het College de stemmen van de PvdA-fractie wil en als het even kan ook die van de fractie van D66. Chapeau dat zij vandaag eens uitkwam voor haar mening en dat zij niet alleen met een College van het verleden meeliep.
     
          (De heer MANUEL: Dat doen wij altijd. Dat weet u best.)
    
      Ik heb de fractie van D66 de laatste jaren gemist, maar zij begint weer politiek warm te lopen.
      Ik dank de heer Bijlsma voor al zijn energie. Ik hoop dat het positieve energie is en dat over een paar jaar niet veel minder mensen op de fractie van de PvdA gaan stemmen omdat de gemeentebelasting wel degelijk omhoog gaat. Wethouder Dales geeft een slim antwoord op mijn vraag over de gemeentebelastingen, maar ik geloof hem niet helemaal. Ik bedoelde natuurlijk hoe het de komende jaren gaat met de gemeentelijke belastingen in Amsterdam als wij een tekort hebben. Ik denk dat dat zeker de verkeerde kant op gaat. Wij zullen de moties nr. *A en *B steunen. Motie nr. *C steunen wij absoluut niet. Wij kunnen amendement nr. *D niet steunen, hoewel wij aardig vinden dat daarin staat dat die lijn op een andere route had moeten liggen.
      De vergadering wordt van 0.25 tot 0.40 uur geschorst.
     De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan wethouder Dales.
      Wethouder DALES: Mijnheer de Voorzitter. Ik ga eerst in op het verzoek van de PvdA-fractie om het punt materieelkeuze van de agenda te halen. Daarmee heeft het College toch wel problemen. Wij hebben een voorstel voorliggen voor het nemen van besluiten ten aanzien van de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Als het `ja' wordt, is het logisch dat je vervolgens ook het voorstel over die materieelkeuze in behandeling neemt. Daaraan hecht het College toch wel.
      De fractie van de VVD dringt erop aan dat er wordt doorgepraat over de plannen op het gebied van de Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie (BLVC). Vanavond is weer gebleken dat dat onderwerp door iedereen zeer belangrijk wordt gevonden. Wethouder Van der Horst zal dit dossier te gelegener tijd overnemen, maar ook hij heeft gezegd dat dat zal gebeuren. De fractie van de VVD krijgt die toezegging.
      Tegen mevr. Dalm zeg ik dat ik het jammer blijf vinden. Wij komen er ook niet uit. Het is alsof de discussie niet kan worden opengebroken. De fractie van GroenLinks heeft zich in dat standpunt vastgezet en daarin is geen beweging meer te krijgen. Ik geef het op, maar ik vind het jammer. De fractie van GroenLinks zegt steeds voorstander te zijn van de Noord-Zuidlijn, maar niet tegen elke prijs. Dat geldt ook voor het College. Wij leggen ons erbij neer dat wij dat niet konden openbreken of dat wij niet tot een gesprek over het bedrag konden komen, al doen wij dat met pijn in ons hart. Kennelijk is daarover niet te praten en dat vind ik echt jammer.
     
          (Mevr. DALM: Dan moet mij toch ook van het hart dat het alternatief dat voor de fractie van GroenLinks heel belangrijk is en dat tientallen miljoenen guldens minder zal kosten, door het College met dezelfde hardheid wordt afgewezen. Er wordt gezegd dat dat geen alternatief is en ook wat dat betreft is daarin absoluut geen beweging te krijgen. Het zit dus kennelijk aan beide kanten.)
    
      Het ligt toch iets anders, want dat alternatief is inmiddels enige malen besproken en zeer uitvoerig bestudeerd. Door een zeer grote meerderheid van deze Raad is dat als niet zinvol en duurder afgehandeld. Op een zeker ogenblik moet je je daarbij ook willen neerleggen, doorgaan en kijken of wij toch nog ergens kunnen komen. Wij overtuigen elkaar toch niet.
     
          (Mevr. DALM: Het zou natuurlijk vreemd zijn als dat duurder was, maar kennelijk kan ik u op dit punt niet overtuigen.)
    
     Ik geef het op, maar wij vinden het jammer.
      Mevr. Meijer heeft een aantal vragen gesteld. Ik wil best nog wat doen, maar niet alles. Daarover hebben wij in de commissie namelijk uitgebreid gesproken en een groot deel van de hier aanwezige mensen was ook daar. Het is in de openbaarheid gebeurd, dus ik denk niet dat wij dat moeten repeteren. Toch zal ik mevr. Meijer hier en daar bedienen, want anders lijkt het alsof wij onwillig zijn en die indruk zou ik niet willen achterlaten. Zij vraagt wat er gebeurt als een bouwer failliet gaat. Zij weet dat aannemers een garantiestelling hebben afgegeven. Op het moment dat dat gebeurt, wordt die bankgarantie gecasseerd. Dan komt er een nieuwe aannemer. Meestal is dat overigens een doorstart van de failliete aannemer en de vraag is dan of er opnieuw moet worden gecontracteerd. Dat is namelijk lang niet altijd zeker. Dan casseer je de bankgarantie en vervolgens ga je verder. Het is dan de bedoeling dat de eventuele meerkosten met die bankgarantie worden afgedekt. Ik hoop dat ik haar vraag daarmee naar genoegen heb beantwoord.
     
          (Mevr. MEIJER: Nee, want ik heb juist gevraagd hoe het dan verder gaat. Ik begrijp alles van die bankgarantie. Natuurlijk ga je dat casseren en voor dat bedrag moet je opnieuw aanbesteden.)
    
     Als er al opnieuw moet worden aanbesteed - dat is namelijk nog maar de vraag - doe je dat natuurlijk met het totale budget dat daar is, want dat is dan nog niet of voor een deel uitgegeven. En de extra kosten die daarmee zijn gemoeid, moeten worden opgevangen door die gecasseerde bankgarantie. Dat moet sluiten en dat is de manier waarop het werkt.
     
          (Mevr. MEIJER88: Ja, en toen heb ik gevraagd naar onze positie. Op dat moment ben je bezig met het uitvoeren van die aanleg. Er is dus sprake van tijdsdruk. De bouwers die verderop aan de lijn bezig zijn, moeten verder. Als zij vertraging oplopen, zullen zij wellicht een schadeclaim bij de gemeente indienen. Hoe schat u die positie in?)
    
      Mevr. Meijer kan niet van mij verwachten dat ik dat zeg, want dat weet ik gewoonweg niet. Dan komen wij in de als/dan-situatie - de hypothetische situatie - waarover ik lang met mevr. Meijer zou kunnen praten zonder dat iemand weet wie gelijk heeft. Dat lijkt mij dus zinloos en dat ga ik niet doen. Dit is de manier waarop het loopt en daarbij wil ik het nu laten.
      Mevr. Meijer vraagt of er ten onrechte is gefundeerd op basis van die onderzoeken en classificaties. Dat is niet het geval. Dat is het apenkolderverhaal dat vanochtend in de krant is verschenen. Mevr. Meijer heeft nog een vraag gesteld over die zogenaamde gemakkelijke contracten, namelijk of dat goedkoper wordt en binnen het budget past. Dat hopen wij wel. Wij hebben nog een risicoreservering achter de hand die slaat op het marktrisico voor die contracten. Uiteraard zijn wij daarin voorzien. Het is mogelijk dat daar een gunstige aanbesteding kan worden gedaan en dat zich daar een meevaller aandient, maar laten wij daarover niet prematuur gaan praten.
      Ik heb geen moment de bedoeling gehad de heer Manuel te beledigen of wat dan ook. Misschien was mijn woordkeuze niet gelukkig. Ik bedoelde het in ieder geval niet, zoals hij dat zojuist heeft gezegd. Ik weet niet precies hoelang hij in de politiek zit, misschien net zo kort als ik. Ik zit er namelijk nog niet zo lang. Ik bedoelde te zeggen dat hij ongetwijfeld weet welke betekenis aan bepaalde woorden wordt gegeven. Ik meen dat ik helderheid heb betracht over het bedrag van 132 miljoen euro, maar de heer Manuel wil een `ja-nee'-spelletje en ik heb hem al gezegd dat de wereld met een dergelijk spelletje niet kan worden versimpeld, omdat er meer bij komt kijken. Dat heb ik hem precies verteld. Wij staan voor dat bedrag van 132 miljoen euro. Het College is ervan overtuigd, dat het met dat extra bedrag van 132 miljoen euro aan gemeentelijke bijdragen kan worden gerealiseerd.
      Langzamerhand gaan wij over tot de stemmingen, maar ik denk dat wij dat niet moeten doen zonder te zeggen dat dit iets is dat bij iedereen in de stad leeft en dat geldt ook voor ons. Ik weet dat het voor de Gemeenteraad en allen die hier aanwezig zijn een moeilijk besluit is en dat geldt ook voor het College van Burgemeester en Wethouders. Ik zeg nogmaals dat wij de stellige overtuiging hebben dat het een goed besluit is voor de verdere ontwikkeling van Amsterdam. Ik hoop van ganser harte dat een ruime meerderheid van de Raad ons daarin volgt.
     De discussie wordt gesloten.
      Aan de orde is de stemming over de ingediende moties en het amendement. 
     Mevr. VAN OUDENALLEN (orde): Ik vraag om hoofdelijke stemming.
     De VOORZITTER: Wilt u dat meteen voor alle moties en het amendement?
     Mevr. VAN OUDENALLEN: Nee.
     De VOORZITTER: Wij stemmen eerst over het amendement en de moties.
      Het amendement-Dalm c.s. (nr. *D) wordt bij zitten en opstaan verworpen. 
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Codrington, Dalm, Van Pinxteren, Van Poelgeest en Sargentini zich voor het amendement hebben verklaard.
      De motie-Bijlsma c.s. (nr. *A) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. 
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden het lid Kalt zich tegen de motie heeft verklaard.
      De motie-Bijlsma c.s. (nr. *B) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. 
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H. Bakker, H.H.G Bakker en Kalt zich tegen de motie hebben verklaard. 
     De motie-Bijlsma c.s. (nr. *C) wordt bij zitten en opstaan verworpen.
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Asante, Asscher, Bijlsma, Van der Garde, Halbertsma, Jamari, Kalt, Klerks, Marres, Nijman, Olij, Reuten, Riem Vis, Schaapman en De Wolf zich voor de motie hebben verklaard.
     De heer HALBERTSMA (orde): Ik neem aan dat u hierna de voordrachten in stemming brengt. Alvorens dat te doen, verzoek ik om schorsing van de vergadering.
     De heer VAN POELGEEST: Volgens het Reglement van Orde kan dat, maar dan is het wel aardig als de fractie van de PvdA op grond van hetzelfde Reglement van Orde aangeeft waarom zij dat wil.
     De heer HALBERTSMA: Dat doen wij om onderling te overleggen over hoe wij over de voordrachten gaan stemmen.
     De vergadering wordt van 0.50 tot 1.04 uur geschorst.
     De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer Halbertsma. 
     De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Het valt alles mee. Ik heb niet zoveel te zeggen, maar ik verzoek de Voorzitter onze woordvoerder de heer Bijlsma de gelegenheid te geven een en ander toe te lichten.
     De heer BIJLSMA (stemmotivering): Met motie nr. *C hebben wij beoogd geen materieelkeuze te forceren, omdat wij daarvoor geen voorkeur hadden. Wij wilden alleen dat een commissie in overleg met de regio daarnaar nog eens goed zou kijken. Ik herinner de Raad eraan dat ik namens mijn fractie twee jaar geleden een voorstel heb ingediend dat precies hetzelfde beoogde. Dat heb ik ingetrokken, omdat het College dat toen toezegde. Dat is niet gebeurd met de ROA-raad. Die commissie zou dat goed hebben kunnen onderzoeken en beargumenteren. De verschillende experts spreken elkaar op dit punt immers tegen. Ik doe dus nogmaals een klemmend beroep op de verschillende fracties nu niet buiten de regio om een bepaalde manier van regionaliseren op te dringen, want in de toekomst zullen wij de steun van de regio nodig hebben. Als dat niet gebeurt, moeten wij ons daarbij neerleggen. Dat zal echter wel tot gevolg hebben dat wij tegen de materieelkeuze zullen stemmen en voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Onze beide andere moties zijn immers aangenomen en deze hangen samen met de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Eén fractielid zal niet voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn stemmen, omdat de regionalisering zijns inziens wordt bemoeilijkt doordat een raadsmeerderheid voor het brede en zwaardere materieel zal kiezen.
      Aan de orde is de stemming over de voordrachten.
     De heer BIJLSMA (orde): Mijn fractie heeft verzocht eerst over de materieelkeuze te stemmen, omdat het na mijn oproep mogelijk is dat een meerderheid alsnog voor motie nr. *C is.
     De VOORZITTER: Is daartegen bezwaar?
     De heer PAQUAY: Ik maak daartegen bezwaar. Waarom zou ik iets zeggen over de materieelkeuze als de Noord-Zuidlijn niet doorgaat?
     De heer BIJLSMA: Omdat dat consequenties heeft voor die twee andere besluiten.
     De VOORZITTER: De Raad moet het zeggen.
     De heer PAQUAY: Brengt u het maar in stemming.
     De VOORZITTER: Het voorstel van de heer Bijlsma is eerst punt 5, de voordracht inzake de materieelkeuze, in stemming te brengen.
      Aan de orde is de stemming over het ordevoorstel tot het eerst in stemming brengen van de voordracht inzake de materieelkeuze van de Noord-Zuidlijn (nr. 516, punt 5 van de agenda).
      Het ordevoorstel wordt bij zitten en opstaan verworpen.
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Asante, Asscher, Bijlsma, Codrington, Dalm, Van der Garde, Halbertsma, Jamari, Kalt, Klerks, Marres, Nijman, Olij, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Reuten, Riem Vis, Sargentini, Schaapman en De Wolf zich voor het ordevoorstel hebben verklaard.
      Aan de orde is de stemming over de voordracht inzake de start van de aanleg van de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 514, punt 3 van de agenda). 
     De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat op verzoek van mevr. Van Oudenallen een hoofdelijke stemming over de voordracht zal plaatsvinden. 
     Voor:
de leden Asante, Asscher, Bijlsma, Bruines, Buurma-Haitsma, De Wolf, De Graaf, Flos, Geerdink, Goring, Halbertsma, Huffnagel, Isik, Jamari, Klerks, Manuel, Marres, Nederveen, Nijman, Res, Reuten, Riem Vis, Schaapman, Spee-Rouppe van der Voort, Van der Burg, Van der Wieken-de Leeuw, Van der Garde, Weenink en Zati Yurdakul. 
     Tegen:
de leden Alberts, Codrington, Dalm, H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Kalt, Meijer, Olij, Paquay, Sargentini, Van Pinxteren, Van Poelgeest en Van Oudenallen.
      De voordracht wordt met 29 stemmen vóór en 14 stemmen tegen goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2703 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 
     (Applaus)

      Aan de orde is de stemming over de voordracht tot het beschikbaar stellen van een vervolgkrediet ten behoeve van de aanleg van de Noord-Zuidlijn (nr. 515, punt 4 van de agenda).
      De voordracht (nr. 515) wordt bij zitten en opstaan aangenomen; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2705 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts, Codrington, Dalm, H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Kalt, Meijer, Olij, Paquay, Sargentini, Van Pinxteren, Van Poelgeest en Van Oudenallen zich tegen de voordracht hebben verklaard.
      Aan de orde is de stemming over de voordracht inzake de materieelkeuze van de Noord-Zuidlijn (nr. 516, punt 5 van de agenda).
      De voordracht (nr. 516) wordt bij zitten en opstaan aangenomen; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2713 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Asante, Asscher, Bijlsma, mevr. Van der Garde, Halbertsma, Jamari, Kalt, Klerks, Marres, Nijman, Olij, Reuten, mevr. Riem Vis, mevr. Schaapman, De Wolf en Zati Yurdakul zich tegen de voordracht hebben verklaard.
      Aan de orde is de stemming over het preadvies op de notitie van het raadslid Paquay inzake de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 517, punt 6 van de agenda).
     De heer PAQUAY (orde): Ik zou dit punt graag binnenkort in de commissie aan de orde stellen en het nu van de agenda afvoeren.
     De VOORZITTER: Ik constateer dat de Raad daarmee instemt.
      Dit punt wordt van de agenda afgevoerd. 
     7

      Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 7 oktober 2002 inzake de kennisgeving van een referenduminitiatief met betrekking tot de start van de aanleg van de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 529).
      De Burgemeester draagt het presidium over aan de voorzitter, de heer Bijlsma.
     Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Amsterdam Anders/De Groenen wil dat het raadsbesluit, dat zojuist is genomen, referendabel wordt verklaard. In het preadvies staat dat het College het daarmee niet eens is met als reden de grondslag dat daarover eerder een referendum heeft plaatsgevonden en dat deze kwestie te veel spoedeisend is. Er wordt uitgebreid ingegaan op de oorzaken. Die zijn duidelijk, maar het bezwaar is dat het besluit niet disproportioneel duurder is. Oorspronkelijk was er sprake van een bijdrage van de gemeente van 70 miljoen gulden. Daarover is het referendum gehouden. Deze bijdrage van de gemeente is opgelopen tot 650 miljoen gulden. Men kan toch moeilijk zeggen dat dat hetzelfde besluit is. Het verschil is namelijk heel groot. Als je eerlijk bent is het 900 procent meer aan uitgaven voor Amsterdam. Een normale verhoging van het bedrag met bijvoorbeeld 10 procent per jaar zou proportioneel zijn en dan zou je op 115 miljoen gulden voor de stad uitkomen in plaats van op 650 miljoen gulden. Wat is dan wel disproportioneel?
      Wij zijn niet voor uitstel van de beslissing die nu is genomen, maar wij zijn er wel voorstander van dat er nu een referendum wordt gehouden met de nieuwe cijfers, de andere bouwmethode en de nu bekende risico's voor de stad. Graag hoor ik de mening van de andere raadsleden daarover.
     Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van Mokum Mobiel vindt het onbegrijpelijk dat er een dergelijk advies uit is gekomen, terwijl er zulke verschillen zijn. Mevr. Kalt heeft deze zojuist ook genoemd. Wij vinden dat er daarom wel degelijk sprake is van een verandering. Als het geld voor het oplossen van de moeilijkheden van de Noord-Zuidlijn uit de portemonnee van de burgers moet komen, mogen zij daarover iets zeggen. Misschien is de uitslag hetzelfde als een paar jaar geleden, maar ik vind dat de Raad gezien het rumoer in de stad moet durven daarover een volksraadpleging te houden. Wij vinden het advies van het College dan ook niet goed.
     Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Zoals bekend, is de fractie van D66 een groot voorstander van het referendum in het algemeen. Wij hebben hier een Referendumverordening waarin een aantal artikelen is opgenomen dat er zorg voor draagt dat er op een goede manier met een referendum wordt omgegaan. Het gaat er hier om dat er reeds een referendum over de Noord-Zuidlijn is gehouden en dat wij ook een commissie hebben die een oordeel geeft over de aanvraag. De redenering van de commissie, dat de grondslag in eerdere besluiten al is gevallen en dat het niet terecht is over hetzelfde onderwerp nogmaals een referendum te houden, kunnen wij volgen en wij zijn het daarmee eens. Wij stemmen dan ook in met de voordracht.
     
          (Mevr. VAN OUDENALLEN: Bent u het ermee eens dat het tijd wordt dat de Referendumverordening wordt bekeken? Als er sprake is van verschillen van miljoenen guldens, moet het daarin staan en dat is dus niet het geval.)
    
      Ik ben er altijd voor de verordeningen die wij hebben eens in de zoveel tijd goed tegen het licht te houden. Daarvoor zijn misschien wel meer redenen te bedenken. Wij werken in dit geval met de verordening die wij hebben aangenomen en daarop baseer ik mijn mening.
     
          (De heer PAQUAY: Vindt u dat het verschil tussen 70 miljoen en 650 miljoen proportioneel is?)
     
      Ik heb gezegd dat ik mij kan vinden in de beoordeling van de commissie die daarvoor door ons is aangesteld.
     De heer HUFFNAGEL (stemmotivering): Wij zijn voor deze voordracht en de argumentatie is dezelfde als die van onze liberale vrienden van de fractie van D66.
     Mevr. ALBERTS: Wij vinden datgene wat hier door de commissie wordt aangevoerd niet terzakedoende. Wij zijn van mening dat het besluit uit zijn verband is gerukt. Bovendien werd destijds gezegd dat dit het go-/no go- besluit was. Dat lijkt mij een extra reden om het alsnog referendabel te verklaren.
     Mevr. DALM: De fractie van GroenLinks kan zich in dit geval aansluiten bij datgene wat de fractie van D66 zojuist naar voren heeft gebracht, hoewel zij het advies van de commissie niet sterk vindt. Als zij het bij het eerste argument had gelaten, was dat voldoende geweest. Toch zullen wij ons achter de raadsvoordracht scharen.
     De heer H.H.G. BAKKER: Wij steunen het voorstel van mevr. Kalt. Wij vinden dat de Amsterdamse bevolking moet kunnen kiezen of het die lijn al dan niet wil. Inmiddels zijn er zaken veranderd en wij vinden dus dat de Amsterdamse bevolking de keuze moet maken en niet de Raad.
     De heer RES: Wij zullen de voordracht natuurlijk gewoon steunen. Volgens ons is zowel de stad als de Amsterdammer niet gediend met nogmaals een referendum over hetzelfde onderwerp.
     Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil graag antwoord op mijn vraag over de afwijzing op grond van de disproportionaliteit. Wat is dat dan wel?
     De BURGEMEESTER: Mijnheer de Voorzitter. De commissie heeft de vraag gesteld of die kostenstijging nu zodanig disproportioneel is dat er redelijkerwijs niet meer kan worden gesteld dat het nu te nemen besluit zijn grondslag vindt in eerdere besluiten van de Gemeenteraad waarover al een referendum is gehouden. De commissie zegt - en het College schaart zich daarachter - dat het besluit dat nu voorligt voortbouwt op het eerder genomen besluit en dat referendabel is geweest. Er is inderdaad sprake van een kostenstijging, maar deze is niet zodanig disproportioneel dat je nu moet zeggen dat er sprake is van een geheel ander besluit.
     
          (Mevr. KALT: Wat is wel disproportioneel als 900 procent dat niet is?)
    
      Dat kun je natuurlijk nooit precies op die manier zeggen. Van het besluit dat nu voorligt, vind ik dat je inderdaad in redelijkheid kunt volhouden dat het niet zodanig disproportioneel is dat je moet zeggen dat er nu sprake is van een heel ander besluit. Een ander punt dat wel degelijk van belang is - daarover heeft de commissie niet geadviseerd - is de spoedeisendheid van het een en ander. Als je dat in aanmerking neemt en de contracten die slechts een beperkte looptijd hebben, kun je niet anders dan constateren dat een referendum nu ertoe zou leiden dat die contracten verlopen en dat daarmee de grondslag voor de beslissing vervalt.
      Aan de orde is de stemming over de voordracht.
      De voordracht (nr. 529) wordt bij zitten en opstaan aangenomen; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2761 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
     De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts, H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Kalt, Meijer, Van Oudenallen en Paquay zich tegen de voordracht hebben verklaard.
      De vergadering wordt om 1.24 uur gesloten.