Avondzitting op woensdag 17 april 2002.

 

 Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester.

 

 Secretaris: drs. R. Hoff, loco-gemeentesecretaris

 

  De voorzitter heropent om 19.30 uur de des middags geschorste vergadering en stelt aan de orde de behandeling van:

 

 3

  Mededeling van het ingekomen stuk.

 

1E Akkoord, gesloten tussen de PvdA, de VVD en het CDA, voor de gemeenteraadsperiode 2002-2006.

 

 De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Wellicht zal, nu ik het woord neem, bij de meer behoudende raadsleden hier een soort 'parbleu' te horen zijn omdat niet de lijsttrekker van de PvdA het woord neemt maar de fractievoorzitter, die het straks in het nieuwe bestel zal overnemen. Want dit is een historisch moment, het moment van de daadwerkelijke start van het dualisme binnen de gemeenteraad. Het feit doet zich voor dat wij hier een koningin ontberen die een aantal onzer tot het hogere heeft geroepen, althans tot het bestuur heeft geroepen en achter de collegetafel heeft neergezet. Dat doen wij dan wel straks zelf, zonder koningin.

  Wij willen vanaf het begin een duale toonzetting aan dit debat geven. De drie fractievoorzitters van de programakkoordpartijen zullen daarom het debat aan de kant van de akkoordpartijen voeren. Ik wil nu namens mijn partij eerst rekening en verantwoording afleggen voor de coalitieonderhandelingen en daarna kort aangeven wat wij als PvdA verwachten van het nieuwe College.

  Onze eerste intentie bij de start van de onderhandelingen was om zo snel mogelijk tot een inhoudelijk coherent programma te komen. Allengs, of eigenlijk al heel snel, bleken de programmatische verschillen op zijn zachtst gezegd overbrugbaar. Wij hebben daarvoor nog een informateur aangesteld, maar die kwam tot dezelfde conclusie. Daarom was onze eerste intentie met twee partijen, en de drie partijen die samen de meeste stemmen van de kiezers hadden gekregen, tot een overeenkomst te komen. Zoals u weet is dit niet gelukt omdat de VVD en GroenLinks elkaar wederzijds uitsloten. Met die conclusie op zak zijn wij op zoek gegaan om vorm te geven aan een andere wens en een andere intentie die wij hadden. Dat was de intentie om vorm te geven, om wat te gaan doen aan de alom heersende onvrede, niet alleen in het land maar ook in Amsterdam, over het gebrek aan daadkracht en slagvaardigheid van de overheid, van de bureaucratie. Ondanks alle goede intenties die er altijd zijn - de heer Jaap van der Aa somde dit vanmiddag nog even op - verhinderen verstarde structuren op dit moment uitvoering van een beleid dat wij vaak gezamenlijk willen.

  Het dualisme biedt ons inziens een uitgelezen kans om tot een effectiever beleid te komen. Als wij met onszelf beginnen: laten wij het College laten besturen en laat de Raad de randvoorwaarden stellen en controleren en het daarbij laten. Daarom heeft de PvdA gekozen voor een zo coherent en effectief mogelijk College om dit aan de bestuurskant uit te voeren, waarbij niet voor niets het adagium opkwam dat slechts het resultaat telt. Bij de keuze voor de collegepartijen heeft mijn fractie na ampele overwegingen - kan ik rustig zeggen - gemeend dat de beste combinatie daarvoor er een was van PvdA, VVD en CDA. Dat was een moeilijke keuze, ingegeven door de wens tot een daadkrachtig en slagvaardig bestuur.

  Uiteindelijk heeft die wens het gewonnen van de wens tot iets dat niet alleen bij de media, maar ook bij mijn partij leeft, namelijk tot een zogenaamd links College, dat toch vaak als meer sexy wordt ervaren. Bij ons heeft die uiterlijke schijn het niet kunnen winnen. Wij zagen uiteindelijk te veel bezwaar tegen een College dat ook niet uit drie, maar uit vier partijen zou moeten bestaan en dat wellicht in plaats van in daadkracht en slagvaardigheid zou uitblinken in eindeloze geredekavel.

   (De heer VAN POELGEEST: Kunt u uitleggen waarom het uit vier partijen zou moeten bestaan. Met drie partijen was er linksom ook een meerderheid. Wellicht was er een andere overweging, dan kunt u die noemen.)

  Ik kan alle overwegingen noemen die ik wil noemen. Voor ons was de enige reële mogelijkheid dat bij een coalitie linksom naast GroenLinks nog twee andere partijen moesten aanschuiven omdat wij ervan uitgaan dat men een coalitie op een redelijk brede basis moet hebben en niet met een minimale stemmenmeerderheid.

  (De heer VAN POELGEEST: Was het ware argument niet dat u niet wilde dat deze derde partij dan op de wip zou zitten.)

 Nee, dat was niet het ware argument.

  Het bereiken van die programmatische overeenstemming met VVD en CDA bleek inderdaad snel te realiseren. Dit was ook te verwachten vanwege het feit dat de programmatische verschillen niet groot zijn. Het is zelfs zo dat mijn lijsttrekker, de heer Oudkerk, mij verkeerd heeft geciteerd. Ik had niet gezegd dat het ons een maand, maar slechts vijf dagen heeft gekost om het PvdA-programma over te schrijven. Dat is niet zo erg als het lijkt, want de programmatische overeenstemming was zo breed en zozeer op vele terreinen zichtbaar dat de partijprogramma's, zoals die het afgelopen jaar zijn ontwikkeld, op vele aspecten en vele terreinen precies op elkaar lijken. Voor mij was dan ook het hoogtepunt van de onderhandelingen dat de VVD op een goed moment voorstelde om onze letterlijke tekst over het parkeren op de Singelgracht in het Programakkoord op te nemen.

  Het probleem bij de onderhandelingen met VVD en CDA was veel meer om vorm te geven aan de mentaliteitsverandering die wij willen. Wij willen af van die eindeloze nota's, maar wij willen ook af van wollige teksten in programakkoorden. Het gaat ons om resultaten. Wat dat betreft: wij worden achtervolgd door het adagium van Jan Schaeffer dat enkele jaren lang was vergeten, maar nu - ook vandaag alweer - hoorbaar was: "In gelul kun je niet wonen". Daar willen wij van af.

   (Mevr. BRUINES: Ik kan mij nog herinneren dat wij hier vier jaar geleden ook zo gezellig bijeen zaten om goede voornemens door te nemen. De lijsttrekker van de PvdA in die tijd, de heer Van der Aa, zei: "Het wordt nu tijd om eens iets te gaan doen en eens op te houden met de mooie nota's". Dat werd overigens door iedereen beaamd. "De plannen liggen er al. Wij gaan nu iets doen en wij gaan dat samen met de bevolking op een goede manier doen en de PvdA is degene die daarin het voortouw wil nemen".

  Ik hoor u nu zeggen: "Wij hebben nu met elkaar een soort slagvaardigheidsgevoel ontwikkeld, want het moet eens afgelopen zijn met al dat wollige gedoe".

      De PvdA was de afgelopen vier jaar de grootste partij in deze stad en ook andere partijen hebben zich daaraan geconformeerd. Hoe kunt u volhouden dat er de afgelopen vier jaar niets zinnigs is gebeurd, dat er ontzettende veel is gepraat en heel veel wollig gedoe heeft plaatsgevonden en dat er nu de noodzaak is tot een enorme omslag in de manier van werken. Ik vind dat u daarover ook als grootste partij van deze stad, wat u ook in de vorige periode was, iets genuanceerder kunt spreken en ik nodig u uit om uit te leggen waarom u dat de afgelopen vier jaar dan zo hebt laten liggen.)

  Ik heb geen enkele behoefte om er genuanceerder over te doen, want de onvrede die in deze maatschappij heerst over het functioneren van de overheidsbureaucratie - om het eens duur te zeggen - is daar. Ik ben het helemaal met u eens dat wij kijkend naar de afgelopen vier jaar kunnen zeggen: "Het Programakkoord is uitgevoerd, de middelen zijn uitgegeven". Er is echter een ding dat ons niet tevredenstelt: de resultaten zijn niet overal bereikt. Dat is het essentiële verschil tussen het Programakkoord dat op dit moment wordt afgesloten en het vorige, namelijk dat wij in dit geval resultaten met elkaar afspreken en niet middelen.

   (De heer VAN POELGEEST: U hebt zelf de afgelopen vier jaar in de Commissie Zorg gezeten. In het vorige Programakkoord stond dat er vijftien gebruikersruimten zouden komen. Er zijn er inmiddels vier. Ik heb u de laatste twee jaar nooit horen zeggen dat het een schande was dat wethouder Ter Horst en later wethouder Irik het niet voor elkaar hebben gekregen om die laatste elf er ook te krijgen. Nu stelt u opeens dat dit wel een schande is. Is dat niet wat makkelijk, nu deze twee personen weg zijn?)

  Ik stel niet dat het schandelijk is, ik constateer alleen dat wij bijvoorbeeld op het terrein van de gebruikersruimten met elkaar hebben afgesproken dat dit moest gebeuren en dat daarvoor een bepaalde hoeveelheid middelen ter beschikking is. Het proces van het vinden van de gebruikersruimten is echter gestikt in de verstarde bureaucratische structuren. Dat is wat wij constateren en waarvan wij nu, als PvdA, zeggen: "Men moet niet alleen een mooi akkoord afsluiten dat men het moet bereiken, maar daaraan moet men ook iets willen doen".

   (De heer VAN POELGEEST: Ik vind het allemaal mooie wegdraaierij, maar ik begrijp in ieder geval dat u nu wel tekent en ook afrekenbaar en aanspreekbaar bent dat die laatste elf er de komende vier jaar wel komen. Laten wij dat met elkaar afspreken.)

  Ik kom zo terug waarop wij zullen afrekenen. Het eerste deel van het betoog zal toch zijn om rekening en verantwoording af te leggen over hoe het is gegaan.

  Ook hebben wij een ander soort taakverdeling afgesproken. Terwijl wij in het verleden vaak alles tot op de laatste komma gingen uitonderhandelen, hebben wij nu gezegd: "Geen halfslachtige compromissen meer. Nee, leven en laten leven. De een dit, de ander dat en niet meer proberen alles dat niet verenigbaar is te verenigen".

   (Mevr. BRUINES: Ik zou het heel fijn vinden als u zou proberen wat concreter te zijn en aan te geven waar de afgelopen jaren halfslachtige compromissen zijn bereikt, die niet hebben gewerkt.)

 Daarop kom ik op een ander moment terug.

   (Mevr. BRUINES: Nee, het lijkt mij nu van belang, want het ligt aan de basis van dit nieuwe Programakkoord. Dit is de kern van waarom u nu vindt dat het allemaal anders moet, dus ik vind dat dan ook boter bij de vis moet geven en moet uitleggen waar de halfslachtige compromissen zijn die hebben geleid tot een slecht bestuur van deze stad.)

  Ik hoor de heer Van Poelgeest het woord "schandalig" noemen. U zegt dat het heeft geleid tot een slecht bestuur. Dat zijn uw woorden. Misschien kunt u even overleggen wat u verder allemaal wilt zeggen.

    (Mevr. BRUINES: U spreekt over halfslachtige compromissen, waaraan wij voortaan niet meer doen en die tot geen effect hebben geleid. Ik wil graag dat u uitlegt waarop u dat baseert. Dan weten wij tenminste waarover wij met elkaar spreken en dan kunnen wij ook straks dat nieuwe akkoord dat u nu heeft gesloten op zijn merites beoordelen.)

  Uitstekend. Wij zijn bijvoorbeeld opgehouden met halfslachtige compromissen op het terrein van de taakverdeling: "Jij een beetje dit, maar dan moet je ook een beetje dat".

   (Mevr. BRUINES: Nee, concreet.)

  Wij hebben op een goed moment gezegd, toen de VVD de nadrukkelijke intentie uitsprak dat voor hen het loco-burgemeesterschap heel belangrijk was: " Oké, de VVD het loco-burgemeesterschap. Daarover gaan wij geen rekeningen presenteren. Soit".

   (Mevr. BRUINES: Nee, ik bedoel iets anders. Ik bedoel dat u concreet aangeeft waar halfslachtige compromissen zijn gesloten gedurende de afgelopen periode, waardoor u nu in elk geval de indruk wekt dat daardoor een slecht bestuur of een minder effectief bestuur is ontstaan.)

  Mevrouw Bruines, u vindt het nodig eerst mijn woorden te verdraaien, daarna te interpreteren. Ik zeg dat wij voor de taakverdeling hebben besloten geen halfslachtige compromissen te sluiten en als leidraad die heldere en duidelijke resultaatgebieden te nemen, die wij in het vorige jaar hebben afgesproken. De rest verzint u er gewoon bij, en daarop kan ik dus ook niet ingaan.

  Waarop ik nu wel wil ingaan is de cruciale factor voor het succes van het College en het succes in de resultaten. Dat is - ik kom daarop opnieuw terug - om de doorbraak van deze remmende werking van de bureaucratie te bereiken; om te bereiken dat dit het ook wordt als onze intentie vijftien gebruikersruimten is en dat dit niet verstikt bij vier. Gisteren zei een van de medewerkers van de ambtelijke diensten mij: "Mijn moeder zei altijd: 'Er moet hier nodig eens worden gelucht'.". Ik meen dat dit een kreet is die de nieuwe wethouders zich ter harte moeten nemen. Het zal bijzonder moeilijk zijn omdat op dit moment het ambtelijk apparaat en de gemeente Amsterdam zich niet in een crisis bevinden. Het is een welvarende stad en een welvarende stad geeft geen reden voor crisisachtige taferelen. Toch vinden wij het een taak van de grootste partij in deze stad om juist op dit terrein - waarop bij de bevolking zo breed dit soort gevoelens wel leven, maar dit intern wat moeilijker verteerbaar is - het initiatief te nemen om met name op het terrein van het bestuur het apparaat van binnenuit te vernieuwen.

   (Mevr. BRUINES: Door dit te zeggen geeft u de indruk dat er een soort nieuw wiel is uitgevonden door de partijen die voor het grootste deel de afgelopen jaren en al meerdere jaren met elkaar hebben bestuurd. U spreekt zo makkelijk van een verstikkende bureaucratie, of hoe u het nu net noemde. Probeert u eens concreet aan te geven waar naar uw indruk, naar de indruk van de PvdA, zaken mis zijn gegaan, terwijl de voornemens, met name ook vanuit de PvdA, zo bijzonder hoog gespannen waren. Juist ook aan het begin van de vorige periode. Dan weten wij namelijk waarover wij spreken.)

  Ik heb geen behoefte, want dan blijven wij hier in voorbeelden hangen. Ik meen dat de heer Van Poelgeest net een prachtig illustratief voorbeeld van het geheel heeft aangegeven van waar onze intenties zijn gestikt. Nogmaals, mevrouw Bruines, het valt ons niet licht om als grootste partij die hier al ik weet niet hoe lang voor een groot deel van het bestuur verantwoordelijkheid draagt, te zeggen: "Op dit moment moet het roer om, moeten wij de zaak willen luchten". Het valt ons niet licht, zeker niet met een partij die een zeer grote aanhang heeft binnen al deze zittende instituties in de zorg en op alle andere terreinen waarom wij ons druk maken. Het zal echter moeten en de basis daarvoor is een sterk, alert en eendrachtig College.

   (De heer VAN POELGEEST: Volgens mij valt het u helemaal niet zwaar om dat te zeggen, want dat doet de PvdA elke acht jaar. Dan moet de boel worden opgeschud en dan was alles wat daarvoor gebeurde fout en verkeerd. Dat is voor ons een bekend figuur.

      Ik wil u echter een vraag stellen over die gebruikersruimten, want laten wij dan ook maar meteen afspraken maken. Die elf komen er dus de komende vier jaar en daarop bent u afrekenbaar. Als dit niet gebeurt, sturen wij de wethouder naar huis. Moet ik uw woorden zo begrijpen? Ik wil nu gewoon even zaken doen.)

  Wij sluiten nu een akkoord op hoofdlijnen en ik stel voor dat wij de precieze afspraken op dit terrein zullen maken met mevr. Belliot. Als mevr. Belliot zich daaraan niet houdt, rekenen wij haar daarop af.

   (De heer VAN POELGEEST: Wij gaan niet meer praten, maar wij gaan dingen doen.)

 Precies.

  (De heer VAN POELGEEST: Dus komen die elf gebruikersruimten er of komen zij niet? Ik vraag u gewoon nu kleur te bekennen.)

Precies. Wij maken die afspraken met mevr. Belliot in detail.

   (De heer VAN POELGEEST: Waarom draait u nu weg? Hier begint het al met de bureaucratie.)

  Dat kost u de grootste moeite. Dat is precies een van de redenen waarom wij hebben gezegd een akkoord op hoofdlijnen te wensen en misschien ook wel waarom wij niet met GroenLinks willen gaan redekavelen, omdat u zich elke keer verliest in details en op die manier voorkomt dat de werkelijk belangrijke doelen kunnen worden bereikt.

   (De heer VAN POELGEEST: Dat is een beetje een jijbak. U zet een hele boom op waarin u zegt: "Wij gaan eindelijk doen wat wij beloven". Dat is ongeveer wat u zegt, dus ik confronteer u met uw eigen woorden. Ik heb niet gezegd dat dit allemaal in detail in een akkoord moet. Als u daar zo'n boom over opzet, wil ik alleen van u horen of dit ook gaat gebeuren. Durft u dat te beloven?)

  De afspraken die wij hier maken, zullen ook worden gerealiseerd. Daarop rekenen wij het komende bestuur af.

  Wij zitten inderdaad in een paradoxale situatie. Met de partijen die voorheen als links, als progressief, wilden worden bestempeld, valt op dit moment geen bestuurlijk vernieuwend beleid te maken. U hoort het weer aan de woorden van de heer Van Poelgeest en in mindere mate ook aan de woorden van mevr. Bruines. Dat past bijna niet bij hen. Het is een paradoxale situatie dat bestuurlijke vernieuwingen door de zich vernieuwend noemende partijen op dit moment worden tegengehouden. De PvdA wenst die verstarring en die verstikking niet langer voor haar rekening te houden, zeg ik nogmaals nadrukkelijk.

  Ik ga nu over de op de basis van het geheel, want wij spreken nu over de manier van uitvoering.

   (Mevr. BRUINES: Ik begrijp u gewoon even niet. Kunt u uitleg geven over u woorden. U zegt niet voor verstarring en verstikking, maar wel voor bestuurlijke vernieuwing te zijn, of juist niet voor bestuurlijk vernieuwing omdat u daarvoor geen tijd heeft omdat u veel moet uitvoeren. Kunt u uitleggen wat u in uw laatste zin zei?)

  Ik wil nog een zin zeggen en dan wil ik naar de inhoud van het Programakkoord gaan. Wij beschouwen als basis van het geheel - om alle ambities in het Programakkoord te bereiken - dat men bereid moet zijn om de manier van aanpak in alle segmenten en alle geledingen te heroverwegen en grondig te herzien. Waarom willen wij dat? Neem weer het voorbeeld van de gebruikersruimten: omdat wij hebben gezien dat wij met de beste intenties niet altijd hebben kunnen bereiken wat wij hadden gewild op de wijze waarop wij nu werken.

   (De heer VAN POELGEEST: Dat is toch gek, want u smeert dat ons aan; in uw woorden, want die zijn voor uw rekening.)

  Houdt u nu eens op mij te zeggen 'aansmeren', 'schande'. Dat zijn allemaal uw woorden. Ik smeer niets.

   (De heer VAN POELGEEST: Nee, u hebt net gezegd dat wij voor verstarring zijn - dat waren echt uw woorden - en dat wij niet konden besturen. Ik ga daarop nu niet in. U geeft echter vervolgens een voorbeeld van een portefeuille waarvoor u zelf jarenlang verantwoordelijk bent geweest. Dat lijkt mij enigszins merkwaardig.)

  Ik zei ook eerder al dat het ons niet licht valt. Wij zijn al jarenlang een besturende partij in deze stad. Wij nemen onze verantwoordelijkheid en zijn bereid om onszelf bestuurlijk te vernieuwen en niet dat van buitenaf te laten gebeuren. Ik ga nu over op de basis van het geheel.

   (Mevr. ALBERTS: Ik was nog niet aan beurt begreep ik.)

  Nee, dat merk ik. Dat wordt een gezellige avond zo. Dat kwartiertje halen wij niet helemaal, meneer de voorzitter.

   (Mevr. ALBERTS: Ik vraag mij af hoe die bestuurlijke verstarring is ontstaan.)

  Met uw welnemen, mevrouw Alberts, zullen wij daarover op een ander moment een boom opzetten.

   (Mevr. ALBERTS: Nee, want volgens mij is dat nu juist de kern van de zaak. Wij hebben tot nu toe geen bestuurlijke verantwoordelijkheid gedragen, dus ik kan 'va banque' spreken. Degene die nu het woord voert is wel degene die altijd die bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft gedragen. Misschien niet in uw persoon, maar wel uw partij.)

  Juist voor het nemen van die bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft u nooit het lef gehad.

   (Mevr. ALBERTS: Dat is ábsólúút niet waar. Wij hebben een buitengewoon welwillende hand toegestoken en die heeft u genegeerd. Linksaf was de bedoeling. De heer Oudkerk heeft het ons nog beloofd in de verkiezingen en waarschijnlijk heeft hij met die belofte nog een aantal stemmen gehaald.)

  Nou, gelukkig, dan zijn wij weer thuis. Want wat heeft u op uw boterham gekregen? Een keurig akkoord. Een akkoord waarvan ik over alle aspecten durf te zeggen: een akkoord met een links-progressieve inhoud, met een sterke prioriteit voor de sociale infrastructuur in de breedste zin. Leest u de paragrafen na over veiligheid, leest u hetgeen wij van plan zijn op het terrein van onderwijs, leest u na wat wij van plan zijn op het terrein van de zorg. Voor mij past hierop maar een adagium: dat is links, dat is progressief, dat is vooruitdenkend. Vooruitdenkend op de kern. De kern van wat wij willen bereiken is dat wij ons erop willen richten dat alle Amsterdammers op een volwaardige wijze kunnen participeren in deze samenleving. Wij willen niemand uitsluiten, wij willen niemand aan zijn lot overlaten. Dat is voor ons de kern van dit Programakkoord. Daar staan wij voor, daar zijn wij trots op en daar tekenen wij voor. Vandaar heb ik de eer u dadelijk een motie van die strekking te overhandigen.

   (De heer H.H.G. BAKKER: Ik hoor u net spreken over veiligheid, maar ik heb toch sterk de indruk dat de PvdA de afgelopen vier jaar op dat terrein de mensen wel aan hun lot heeft overgelaten.)

  Zullen wij dat aan uw spreektijd overlaten, waarin u mij dat even rustig toelicht?

   (De heer H.H.G. BAKKER: Ja hoor, prima.)

  Dit is een dualistische start en bij een dualistische start hoort ook een misschien wat afstandelijker en misschien wat zure tekst van een fractie. Bijna een tekst van een partij die vroeger in de oppositie was beland, namelijk dat wij het nieuwe College zullen beoordelen op zijn daden. Laat ik op dit moment zeggen: het College beoordelen op de resultaten. De heer Van Poelgeest vroeg daar zojuist ook al om. Wij zullen dat doen. Wij beoordelen dit College op zijn resultaten. Wij aanvaarden de consequentie dat die resultaten alleen kunnen worden bereikt met een krachtige bestuurlijke vernieuwing. Er moet nu echt eens gelucht worden.

  Na de hoorzittingen van alle zes de wethouders en bovendien de uitermate informatieve en interessante antwoorden die de burgemeester zelf heeft gegeven, zijn wij ervan overtuigd dat dit beleid, dit Programakkoord bij deze mensen in de beste handen is. Wij hebben daarin alle vertrouwen. Wij wensen het College dan ook al het succes, waarbij alleen het resultaat telt.

 

  De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:

 

2E   Motie van 17 maart 2002 van de raadsleden Halbertsma, Huffnagel en Res tot aanvaarding van het programakkoord voor de periode 2002-2006 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 308).

 

  De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.

 

 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. De verkiezingen in Amsterdam liggen nu ruim een maand achter ons. Er is een nieuw College gevormd dat recht doet aan de uitslag van die verkiezingen. De PvdA en de VVD bleven, tegen de landelijke trend in, in Amsterdam gelijk. Het CDA won een zetel en GroenLinks won landelijk zetels, maar verloor in Amsterdam. De kiezer heeft gesproken en naar de mening van de VVD is dat nu juist vertaald door het vormen van een College van PvdA, VVD en CDA.

  Maar de kleur van de poppetjes is niet het belangrijkst. Het gaat er vooral om wat wij gaan doen. Wij zijn tevreden met wij hebben gehoord tijdens de hoorzittingen van gisteren en vandaag. Voor de VVD heeft een aantal zaken in de campagne, maar ook in de jaren daarvoor, om voorrang gestreden: verhogen van de veiligheid, het leefbaar houden van de stad, een degelijk financieel beleid, een gezonde woningmarkt, een florerende economie en de bereikbaarheid van de stad. In het voorliggende Programakkoord van de collegepartijen meent de VVD deze prioriteiten voldoende naar voren te zien komen om het te steunen.

  Niet alleen voor de VVD, maar inmiddels ook voor bijna alle andere partijen is veiligheid het belangrijkste onderwerp in Amsterdam. Er valt veel te doen. Er is te veel criminaliteit. Er is te veel jeugdcriminaliteit. Er zijn te weinig agenten zichtbaar op straat en het onveiligheidsgevoel van de Amsterdammers is te groot. De VVD is blij met de aanpak van het nieuwe College. Er wordt 10 miljoen euro gestoken in de aanpak van jeugdcriminaliteit. Er komt meer blauw op straat. De onhoudbare situaties op stations worden aangepakt en het openbaar vervoer wordt veiliger gemaakt door op iedere tram een conducteur te laten meerijden. Het signaal is duidelijk: wij pikken het niet langer.

   (De heer VAN POELGEEST: U zegt dat die conducteurs op de tram er zullen komen. Ik heb echter in het Programakkoord gelezen dat het geld uit Den Haag moet komen. Als dat geld er niet komt, moet ik dan begrijpen dat het uit de gemeentebegroting komt, wat u betreft?)

  Als dat geld er niet komt, zullen wij bezien hoe wij alsnog kunnen realiseren dat wij toch conducteurs op de tram krijgen.

   (De heer VAN POELGEEST: Dat is helder.)

  In dat kader noem ik ook het voornemen van het College om te onderzoeken of schadeclaims door de gemeente kunnen worden overgenomen, waarmee de positie van de slachtoffers de aandacht krijgt die zij verdient.

  Op het gebied van het financiële beleid heeft de VVD er alle vertrouwen in dat het succesvolle beleid van de laatste jaren wordt voortgezet. Niet in de laatste plaats omdat deze portefeuille opnieuw in handen komt van de heer Geert Dales. Een gezond financieel beleid voor de stad en de Amsterdammers zit hem echter niet alleen in de boekhouding, maar ook in de lastendruk van de stad. Er is afgesproken de OZB niet te laten stijgen, zodat de lastendruk voor de inwoners van Amsterdam gelijk blijft. U zult begrijpen dat de VVD hierover uiterst tevreden is.

  Een van de belangrijkste problemen in Amsterdam is de vastgelopen huizenmarkt. Het aanbod sluit niet aan op de vraag en het eigen huizenbezit is veel te laag. In de afgesproken verdeling van nieuwbouw in Amsterdam, namelijk 30 procent sociaal, 40 procent midden en 30 procent top, ziet de VVD een gehoopte uitweg uit de benarde situatie. De verdeling sluit aan bij de samenstelling van de bevolking en belangrijker nog: bij de wensen van de Amsterdammers. Er zijn immers te weinig woningen voor de middeninkomens en daarnaast is er een groot tekort aan studentenhuisvesting. Er zal gebouwd moeten worden. 16.000 Woningen erbij in 2006. Bovendien zal het eigen woningbezit hopelijk toenemen door de verhoging van de middensegmenthypotheek. Al met al is dit een belangrijke verzetting van de bakens om de huizenmarkt in Amsterdam weer vlot te trekken.

   (De heer J.L. BAKKER: Die 16.000 is voor u wel een hard getal, in tegenstelling tot de heer Stadig?)

 Die 16.000 staat in het akkoord.

   (De heer J.L. BAKKER: De heer Stadig had daar vanmiddag tijdens zijn sollicitatie, een van eerste sollicitatiegesprekjes, toch een wat genuanceerder over, namelijk dat het niet zo een keiharde 16.000 was als wij wel dachten. Dat geeft verder niet, u kunt er natuurlijk iets anders van vinden.)

  Wij gaan uit van 16.000 woningen.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Uw betoog is zeer goed, maar ik mis in uw betoog Y)

  Ik ben halverwege.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Y mobiliteit. Op dit moment kunnen mensen in Amsterdam niet verhuizen en niet naar koopwoningen omdat zij in dat gebied geen parkeervergunning krijgen. Hoe ziet u dat als VVD?)

 Ik zal u bedienen als u geduld hebt.

   (De heer VAN POELGEEST: Ik heb nog een vraag over deze 16.000 woningen. U zei: "Voor ons is het wel een hard getal". Hoe moet ik dit begrijpen? U stuurt wethouder Stadig weg als deze 16.000 niet wordt gehaald, begrijp ik dat goed?)

  In 2006 moeten die 16.000 woningen er zijn. Wij zullen bekijken of de heer Stadig dat haalt.

   (De heer VAN POELGEEST: Als dat niet gebeurt en wij zien dat aankomen, heeft dan wat u betreft de betreffende wethouder gewoon gefaald?)

  Wij gaan er vooralsnog van uit. Wij staan nu op dag een, dus u gaat wat erg ver in uw pessimistisch mensbeeld, meen ik.

   (De heer VAN POELGEEST: Nee, ik hoop dat die 16.000 woningen worden gehaald, maar ik wil van u weten hoe hard dat getal is.)

  Dan zou ik zeggen: steun ons in elk geval op dat punt.

    (De heer VAN POELGEEST: Dat zal ik zeker doen)

 Dat is mooi.

   (De heer VAN POELGEEST: Zeker als u ook bereid bent om de consequentie te trekken.)

  16.000 Woningen in 2006 is voor ons een hard getal.

  Naast de huizenmarkt is natuurlijk ook de gezondheid van de economische markt in Amsterdam belangrijk. Amsterdam moet een aantrekkelijke vestigingsstad zijn voor bedrijven. Onder meer door de ontwikkeling van de Zuidas zetten wij ons internationaal op de kaart als toplocatie. De haven heeft een tweede zeesluis nodig, waarvoor sterk zal worden gelobbyd in Den Haag.

  Alle economische activiteit vraagt ook om werknemers. In Amsterdam staan nog te veel mensen aan de kant, wat niet te verkopen valt als er tegelijkertijd een tekort op arbeidsmarkt is. De reorganisatie van de Sociale Dienst wordt doorgezet en via de Megabanenmarkt wordt iedereen die kan werken ook aan werk geholpen.

  Een punt dat niet alleen voor een florerende economie maar ook voor de leefbaarheid van de stad van belang is, is de bereikbaarheid. Daarvoor zijn investeringen nodig: in wegen, in de Noord-Zuidlijn, die een aanmerkelijke verbetering van het openbaar vervoer zal betekenen. Maar ook zijn investeringen nodig in het aanbieden van parkeerplaatsen. Wij hebben niets aan toegang tot de stad, wanneer men daar vervolgens zijn auto niet kwijt kan. Er komen transferia langs de rand van de stad en in de stad komen er parkeerplaatsen onder de Singelgracht. Bovendien blijven de blauwe zones behouden en worden zij wellicht zelfs uitgebreid.

   (Mevr. BRUINES: Bent u nu tevreden met deze twee garages?)

  Ik ben niet tevreden met twee garages, maar ik vind twee een mooi begin.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Betekent het dat ik u nu hoor zeggen dat u het juist uit het Programakkoord hebt gelaten omdat u straks inderdaad het gevecht zult aangaan en zegt: " Er moeten inderdaad parkeerplaatsen en daar zullen wij de Raad van overtuigen". Is dat het, en heeft u het niet kunnen halen binnen het Programakkoord?)

  Nee, mevrouw Van Oudenallen, u hebt het Programakkoord goed gelezen. Als u dat legt naast ons verkiezingsprogramma, ziet u dat wij alles wat in ons verkiezingsprogramma en niet in het Programakkoord staat, niet hebben gehaald.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Is dat niet een enorme teleurstelling?)

 Dat is altijd een teleurstelling, maar wij Y

  (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ook voor uw achterban?)

 Y als liberalen hebben een nogal optimistische inslag en wij zijn vooral zeer tevreden over wat er allemaal wel in staat.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Die optimistische inslag kennen wij ook van vier jaar geleden.)

  Ja, en wij zijn nu nog optimistischer dan vier jaar geleden.

    (Mevr. VAN OUDENALLEN: Daarom heeft u er geen zetels bijgehaald, dat begrijpen wij. Ik begrijp dat u beloftes doet naast het Programakkoord.)

  Volgens mij hebben wij er evenveel zetels bij gehaald als u.

  Tot slot breng ik nog een onderwerp onder de aandacht. Amsterdam is een stad waarin vele culturen en subculturen samenleven. Dat is iets waarop wij trots zijn. Het gaat echter niet altijd vanzelf. Het thema van 4 en 5 mei dit jaar is 'Vrijheid luistert nauw'. Afgelopen zaterdag werden wij opgeschrikt door wat wij hoorden en zagen in de stad: ontoelaatbare leuzen en smakeloze spandoeken. Veelal jongeren die hun agressie aan het botvieren waren op winkelruiten en politieagenten. Toen onze burgemeester aantrad, sprak hij uit vooral de boel een beetje bij elkaar te willen houden. Om dat te bereiken is meer nodig dan een goed Programakkoord. Daarvoor is respect nodig tussen alle verschillende mensen in de stad, ongeacht culturele afkomst, sekse, huidskleur, seksuele geaardheid, geloof of leeftijd. Iedereen moet een plek kunnen vinden in de stad en die plek moet door anderen worden gerespecteerd. Daarvoor is ook nodig dat wij elkaar weer durven aanspreken op respectloos gedrag. Ofwel, iedereen zal zijn verantwoordelijkheid moeten nemen voor het bij elkaar houden van de stad. Als overheid kunnen wij dat niet afdwingen, maar wij kunnen wel proberen de voorwaarden te scheppen. Wanneer Amsterdammers zich veilig voelen in de stad zal er ook minder angst zijn om een ander aan te spreken op wangedrag. Ervoor zorgen dat de inwoners van Amsterdam weer hun verantwoordelijkheid nemen, lijkt de VVD een van de grootste uitdagingen voor de komende jaren. Willen wij een tolerante stad blijven, dan moeten wij ten opzichte van een ding intolerant zijn, en dat is ten opzichte van intolerantie.

  Ik kom tot een afronding. Het College heeft als motto gekozen: alleen het resultaat telt. En zo is het. Als resultaat wil de VVD een veilige, bereikbare stad met een gezonde woningmarkt, een florerende economie, waar respect voor elkaar een vanzelfsprekendheid is. Dat is ons Amsterdam.

 

  De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Het was alweer een tijdje oorverdovend stil rond de coalitievorming toen enige tijd geleden de GroenLinks-fractie werd opgeschrikt door een bericht in Het Parool, namelijk dat de onderhandelaars hun tijd doodden met het zingen van Amsterdamse levensliederen. Ik dacht zelf meteen: "Dat is nu jammer. Als GroenLinks daarbij was geweest, dan hadden wij nog sopranen en wellicht ook alten in de aanbieding gehad". En ik beloof u: er had geen enkele valse noot geklonken.

   (De heer HALBERTSMA: Het is nog veel erger. Het waren geen Amsterdamse levensliederen, maar het was het lied 'Als het om de liefde gaat' van Sandra en Andres, dat wij ten gehore brachten.)

  Ik vroeg mij af hoe zoiets gaat, het zingen van levensliederen. Ik stel mij zo voor dat de heer Oudkerk begint. Al na een uurtje praten is hij de discussie boekmoe omdat hij deze te detaillistisch vindt. Wat hij niet doorheeft is dat het gesprek voor de anderen na dit uurtje pas is begonnen. Zij hebben zich met opgewekt gemoed door de riedels van Oudkerk over resultaat, afrekenen en doen heengeworsteld. Vooral Dales ziet men denken: "En nu maar eens zaken doen. Komt er nooit een eind deze grammofoonplaat?" Op dat moment zet Oudkerk in: "Geef mij maar Amsterdam". Eerst een lichte verwarring aan tafel. Oudkerk zegt, nee zingt iets nieuws. Dales en Maij herstellen zich snel, maar denken nog steeds dat zij aan het onderhandelen zijn, dus roepen zij in koor: "Dat is goed". En zo schiet het lekker op.

  Het schoot zozeer op dat de Raad vandaag, een week voor de door GroenLinks voorgestelde deadline van 24 april a.s., het resultaat kan beoordelen. Op dat punt moet ik de heren en dames een compliment geven en deemoedig het hoofd buigen voor de grote Oudkerk. Ik heb inderdaad een maand geleden verkeerd ingeschat hoe snel partijen zich konden vastleggen op een lawine van algemeenheden, een eindeloze rij aan open deuren en een massieve nikserigheid, die het nu voorliggende Programakkoord bevat. Petje af.

  Ik kan er niet omheen om toch een korte opmerking te maken over de draai van het CDA inzake het GVB. Dit onderwerp is inmiddels uitgebreid besproken. Onlangs alle drogredenen die mevr. Maij gisteren ook weer heeft aangevoerd over die draai verdient het CDA in Amsterdam nog steeds de prijs voor de nationale windvaan; ik kan het niet anders zeggen. Naast het argument van politieke geloofwaardigheid is echter wat ons betreft ook een ander argument in het geding. Het correctief referendum zoals wij dat in Amsterdam kennen, is een belangrijk machtsmiddel in handen van burgers. Zij kunnen de politiek, het bestuur, middels dit instrument ter verantwoording roepen: "Leg maar uit waarom IJburg nodig is of waarom jullie een stadsprovincie willen". In die optiek is het een dure democratische plicht van partijen om uit te leggen wat hun standpunt is geweest en waarom. Deze plicht geldt niet alleen partijen die in meerderheid een besluit hebben gesteund, maar ook partijen die tegen waren. Ook zij hebben zich te verantwoorden.

  Als het CDA een Programakkoord tekent dat bol staat van afrekenen en verantwoording afleggen, dan moet u niet vluchten als het moeilijk wordt. Dan staat u voor uw besluit indertijd, namelijk tegen die verzelfstandiging, en u gaat dat uitleggen in de stad. Niet alleen voor de verkiezingen in foldertjes, maar ook na de verkiezingen. Wat dat betreft is wat het CDA nu doen niet alleen schadelijk voor hemzelf maar schaadt het ook het vertrouwen in de politiek als geheel.

  Ik kom op het akkoord. Het akkoord heeft een heus motto meegekregen: " Alleen het resultaat telt". Voortbordurend op deze frase zou ik daar tegenover willen zetten: "Praatjes vullen geen gaatjes". De coalitie zegt stoer: "Geen Programakkoord sluiten, maar een contract met de burger". Welnu, diezelfde burger doet er goed aan ook naar de kleine lettertjes van dat contract te kijken. Ik geef daarvan enkele voorbeelden.

  Vernieuwing van de brandweerzorg: meer rood op straat, meer inzetten op preventie. Daarvoor is geen geld vrijgemaakt en dit gaat dus niet door. Zorg in de buurt: de tekst doet deze belofte, maar de armzalige 2 miljoen euro structureel die hiervoor wordt uitgetrokken maakt deze belofte loos. Het Deltaplan Onderwijs: nodig is in de komende periode een bedrag van ongeveer 27 miljoen euro en er wordt maar 5,6 miljoen euro vrijgemaakt. Hoezo wij zeggen wat wij denken en wij doen wat wij zeggen? Hoezo een Deltaplan? De voorschool, bedoeld voor kinderen tussen de twee en vier jaar met een achterstand: geen enkele euro wordt ervoor uitgetrokken. Is dit het einde van dit zeer succesvolle Amsterdamse initiatief als men er geen geld voor vrijmaakt?

   (De heer HALBERTSMA: Mijnheer Van Poelgeest, hoewel ik de indruk heb dat ik u eerst eens cursus gemeentefinanciën zou moeten geven of dat aan de heer Dales zou moeten overlaten: u weet toch zeer goed dat er voor al dit soort zaken een begroting van vele miljarden euro's is en dat wij in het Programakkoord zaken hebben opgesomd waarvoor behalve die al beschikbare gelden extra gelden nodig zijn. Dat weet u toch zeer goed?)

 Als u meent dat ik eerst een cursus moet volgen Y

    (De heer HALBERTSMA: U stelt hier expres de zaak verkeerd voor. Bovendien kunt u toch tellen? U kunt in het Programakkoord toch zien dat wij expres de vrijheidsgraden aan het College hebben gegeven om dit soort zaken nader in te vullen en dat daarvoor ook geld over is. Dat heeft u gelezen en dat weet u.)

  Als u meent dat ik eerst een cursus moet volgen, dan betwijfel ik of het antwoord enigszins bij u zal landen, maar ik zal een poging doen. Voordat wij begonnen aan deze onderhandelingen hebben wij een lange lijst van Financië n gekregen. Daarop stonden al deze zaken. Dat waren allemaal zaken die niet in de zogenaamde rompbegroting konden worden geregeld en die bij het Programakkoord wel of niet konden worden geregeld. De zaken die ik tot nu toe heb opgenoemd, stonden daar niet tussen, dus ik ga ervan uit dat die ook niet zullen worden gerealiseerd. De zaken die ik nu heb opgenoemd beslaan al meer dan de vrije ruimte die er nog is en er is nog veel meer. Ik ga dus gewoon verder met mijn opsomming. Volgens mij gaat u het niet redden, maar wij zullen zien.

   (De heer HUFFNAGEL: Natuurlijk zouden wij graag ook al die bedragen toekennen en nog veel meer geld uitgeven aan al deze nuttige onderwerpen en nuttige zaken. Maar daarvoor komt men op een gegeven moment geld tekort. Waarvandaan zou u dat geld dan hebben gehaald?)

  Het is een beetje moeilijk dat allemaal nu in mijn spreektijd uit en te na te bespreken.

   (De heer HUFFNAGEL: Dat hoeft niet uit en te na. Geeft u drie voorbeelden.)

  Als wij bijvoorbeeld de OZB hadden verhoogd, was er meer financiële ruimte geweest. Als wij bepaalde zaken die wel in het akkoord staan en die wel geld hebben gekregen niet hadden gedaan, was er ook wat meer ruimte geweest.

   (De heer HUFFNAGEL: Zoals?)

  De Noord-Zuidlijn bijvoorbeeld. Die staat er nu financieel nog niet in. Wij weten echter allemaal dat er daarvoor een bedrag aankomt. U weet ook precies het bedrag dat daarvoor circuleert. Als men alternatieve tracés beziet, is het goed mogelijk dat het goedkoper kan en houdt men daarmee geld over. Zo zijn er legio mogelijkheden, maar ik wil verder gaan met mijn betoog.

   (De heer HUFFNAGEL: U hebt nu één voorbeeld. U zou de OZB verhogen. Die zou u dus gigantisch verhogen als u al die bedragen die er staan zou willen toekennen. Dit zou een enorme lastenverzwaring betekenen voor de Amsterdammers. De Noord-Zuidlijn zou u nog net verleggen, maar al die tracés zijn inmiddels wel onderzocht. Bent u nog wel voor de Noord-Zuidlijn of zou u die dan schrappen?)

  Ja hoor. U kunt een karikatuur van mijn woorden maken, maar ik ga nu verder met mijn bijdrage. U begrijpt dat ik best een alternatief op tafel wil leggen, maar dan moet ik wat meer spreektijd hebben. Aangezien ik die niet krijg, ga ik verder met mijn bijdrage.

  U trekt wel geld uit voor het bestrijden van criminaliteit onder jongeren, maar geen cent voor vrijetijdsbesteding of voor leuke dingen voor jongeren. De Raad van Europa constateerde al eens dat Nederland binnen Europa het meest repressieve jeugdbeleid kent. Dit akkoord onderstreept dat nog eens.

  Ik kom op het milieu. Het is opvallend dat het woord milieu in de twee A4-tjes tekst niet voorkomt. Milieu is namelijk uit, dus dan zet men dat niet in zo'n tekst. Ja, staat er ergens in de sheets, wij zetten het huidige beleid voort. Maar nee, wij maken er geen geld voor vrij. Al dat beleid zat op incidenteel geld, dus als u daarvoor geen geld vrijmaakt, gaat het gewoon niet door.

   (De heer HALBERTSMA: Bent u het met mij eens er in de vorige collegeperiode, toen er een programakkoord met GroenLinks werd gesloten, gelden voor zijn vri jgemaakt en dat wij het beleid daarmee voortzetten als wij zeggen dat die nog steeds beschikbaar zijn en nog steeds gelden richting milieubeleid Y)

 

 De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Het was alweer een tijdje oorverdovend stil rond de coalitievorming

   (De heer HALBERTSMA: Het is nog veel erger

  Ik vroeg mij af

   (De heer HALBERTSMA: Mijnheer Van Poelgeest, ik zou u

 Als u denkt dat

   (De heer HUFFNAGEL: Natuurlijk zouden wij graag

  Het is een beetje moeilijk

   (De heer HUFFNAGEL: Dat hoeft u

  Als wij bijvoorbeeld

   (De heer HUFFNAGEL: Zoals?

 De Noord-Zuidlijn

   (De heer HUFFNAGEL: U hebt nu een voorbeeld

  Ja hoor. U kunt een

  U trekt wel geld uit voor

   (De heer HALBERTSMA: Bent u het met mij eens

  Dat ben ik niet met u eens, want al dat milieubeleid gebeurde van incidenteel geld. Als u daar geen structureel geld voor uittrekt, moet u morgen die mensen gaan ontslaan. Dat moet u zelf weten. Ik heb dat geld niet gevonden.

  Zelfs iets politiek ongevaarlijks als het fietsbeleid wordt in het programakkoord niet genoemd. Volgens mij is het wel verstandig daarin te blijven investeren. Dat is men blijkbaar niet van plan. De herinrichting van de Wibautas wordt op de lange baan geschoven. Misschien komt dat nog goed bij de begroting. Het programma 'Duurzaam veilig', om het aantal verkeersslachtoffers terug te dringen, is geschrapt. Daar is geen geld voor vrijgemaakt. Men zegt bij het Groenfonds naar een andere systematiek te willen. Misschien is dat ook nodig, maar waarom is er dan maar 10 miljoen euro gereserveerd, daar waar in de vorige periode 35 miljoen euro is ingezet en hard nodig bleek? Bij cultuur is de lijst, ondanks alle campagneretoriek van de PvdA en de VVD schrikbarend lang. Als men alle wensen die er in die portefeuille waren bij elkaar zou optellen voor de komende vier jaar zou het gaan om een bedrag van 98 miljoen gulden. Dat lijkt mij ook een beetje teveel van het goede, maar laten wij het bedrag ernaast leggen dat deze coalitie voor de komende vier jaar er bij elkaar opgeteld voor vrijmaakt. Dat is viermaal twee miljoen euro tegen over de 98 miljoen gulden die was gevraagd. Zaken als grootonderhoud van cultuuraccommodaties gaan niet door; geld voor broedplaatsen heb ik niet kunnen vinden.

   (De heer HALBERTSMA: Hebt u wellicht tussen de eerste en tweede termijn nog even tijd om het programakkoord na te lezen en te zien wat wij aan de bibliotheek en aan het Stedelijk Museum van plan zijn uit te geven? Zet u daar voor nog eens de rekenmachine aan.)

  De bibliotheek staat in een andere paragraaf en als u de paragraaf over cultuur erbij neemt, ziet u dat daar 2 miljoen euro staat. Als u dan ook de financiële lijst pakt die u voor de onderhandelingen heeft gekregen en u telt dat allemaal bij elkaar op - de Hermitage, Carré, Nieuwe La Mar, broedplaatsen, investeringen in cultuuraccommodaties, extra programmeringsgeld - dan komt u op 98 miljoen gulden. Ik weet ook wel dat men daaruit moet kiezen, maar u heeft deze portefeuille wel heel mager bedeeld.

   (De heer HUFFNAGEL: U bent bekend met de systematiek van het Kunstenplan? Zo niet, dan begrijp ik uw uitspraak wel.)

  U weet heel goed dat ik bekend ben met de systematiek van het Kunstenplan.

   (De heer HUFFNAGEL: Dan snap ik uw uitspraak niet, want over twee jaar komen al die aanvragen weer. U had daar kennelijk graag nu heel veel geld voor uit willen trekken zodat er over twee jaar als er een nieuw Kunstenplan komt, geen geld voor is. Regeren is vooruit zien. Laten wij het beste zijn in regeren, dan kan u fijn de oppositie blijven doen.)

  Dan kan ik in ieder geval vooruit zien en in dit geval kan ik ook wel voorspellen hoe dat dan gaat. De ruimte binnen het Kunstenplan is uiterst beperkt. U doet net alsof daar bakken met geld liggen. Als u die 98 miljoen gulden aan projecten en aanvragen die er lagen in het Kunstenplan wil proppen, gaat dat gewoon niet. Het Kunstenplan bevat volgens mij 70 miljoen euro. U weet het beter en ik wens u daar over twee jaar veel succes mee.

   (De heer HUFFNAGEL: Over twee jaar krijgen wij van u voorstellen om bakken met geld daarvoor vrij te maken.)

  Nee, ik zeg alleen maar dat er voor 98 miljoen gulden aanvragen liggen.

   (De heer HUFFNAGEL: Praatjes zonder dekking kopen wij niets voor.)

   (Mevr. BRUINES: Dat is nu precies waar het over gaat: praatjes zonder dekking kopen wij niets voor. U heeft het idee dat bij het Kunstenplan allemaal achterstallig onderhoud aan gebouwen en nieuwe investeringen in gebouwen mogelijk zijn, maar de vraag aan u is een andere. Die zal ik in mijn eigen termijn stellen.)

  Ik heb deze voorbeelden daarnet gegeven omdat wij in de optiek van de GroenLinks-fractie vandaag niet over een programakkoord spreken, maar over een propagandafolder. De heer Oudkerk noemt dat 'modern bestuur'. Ik noem het 'ouderwetse agitprop'. Een propagandafolder waarin in robuuste taal veel wordt gesuggereerd, maar waar eigenlijk niets wezenlijks in staat. Een litanie van open deuren. Het is niet alleen agitprop; er schemert ook iets machiavellistisch onder de oppervlakte. Je zet een enorme boom op over resultaten en de afrekenbaarheid daarvan, maar vervolgens definieer je de verantwoordelijkheid van de gemeente - jezelf - in termen van regie, coö rdinatie, onderzoek en meer van dat vaags. Verder staat er vier keer dat als de resultaten niet worden gehaald Den Haag soelaas moet bieden en wijst de beschuldigende vinger dan die kant op. In modern managementjargon heet dat een 'win-winsituatie'. De vraag blijft wat de stad er aan heeft en of de politiek er geloofwaardiger van wordt.

  De PvdA-fractie heeft na lang soebatten besloten de stad rechtsom te besturen. Dat is heel jammer.

   (De heer HALBERTSMA: U houdt een lang betoog dat ik niet meer opbouwend kan noemen, maar eerder neersabelend. U geeft geen enkel alternatief hoe het wel moet. Waar een onafhankelijke informateur heeft geconstateerd dat de partijprogramma's van GroenLinks en de PvdA niet zoveel uiteen liepen, doet u het voorkomen of er niets klopt van wat er in het programakkoord staat geschreven. Misschien kunt u heel kort op een paar essentiële punten vertellen wat u echt anders wil en waarvan u dat wil gaan betalen.)

  Dan hebt u niet goed geluisterd. Hoofdpunt van kritiek is juist dat er in dit programakkoord niets staat behalve stoere taal. Daardoor is het inhoudelijk moeilijk te bekritiseren. Er staan misschien heel veel dingen in die niet zo erg zijn. Het is van een grote 'nikserigheid', maar het is jammer dat u ervoor heeft gekozen om rechtsom te gaan besturen, te meer omdat u daarmee volgens mij de politiek geen goede dienst heeft bewezen. Kiezers voelen zich genomen. Was het niet dezelfde PvdA die voor de verkiezingen zei programmatisch dichterbij GroenLinks te staan? Zijn die woorden in de onderhandelingen waargemaakt? Mijn bescheiden mening is van niet.

  Ik heb nooit mogen vernemen waarom de PvdA-fractie de keuze voor rechtsom maakt. Op mijn antwoordapparaat heb ik een nachtelijk bericht gevonden van de heer Oudkerk dat zijn fractie rechtsom ging. De volgende ochtend heb ik dat nog een keer 'live' van hem gehoord. Dank overigens daarvoor. Mij is echter nooit verteld wat precies de redenen waren. Uit de krant heb ik moeten vernemen dat het was vanwege de rigide opstelling van GroenLinks inzake het GVB en de Sociale Dienst en dat is merkwaardig, want over die twee zaken is GroenLinks in haar verkiezingsprogramma heel duidelijk geweest. Dat is hetzelfde verkiezingsprogramma dat de PvdA-fractie natuurlijk letter voor letter heeft doorgevlooid en op basis waarvan men toen tot de conclusie was gekomen programmatisch dichterbij GroenLinks te staan. Vervolgens blijkt dat plotseling als een donderslag bij heldere hemel na de verkiezingen helemaal niet zo te zijn. Dan is er óf sprake van slordig naspeurwerk in het verkiezingsprogramma van GroenLinks óf van politiek opportunisme. Ik vrees het laatste. Het cynisch machtsspel van de PvdA-fractie ging nog verder. Nadat ik 's morgens de heer Oudkerk aan de lijn had gehad, belde 's middags de heer Stadig. Er was nu wel in de pers gesteld dat de PvdA in Amsterdam rechtsom ging, maar dat was niet helemaal zo. Men ging nu eerst met de VVD-fractie praten, maar GroenLinks was nog steeds een optie. Dat was het besluit van de fractie. Niets anders. Dat geeft de burger moed, maar daarna hoorde ik niets meer. Ik had verwacht iets te horen over hoe die eerste verkennende gesprekken met de VVD-fractie gingen en of het erop leek dat de PvdA-fractie definitief voor rechts ging kiezen. Nee hoor, wij hoorden niets meer. En de PvdA-fractie maar hopen dat ik na dat telefoontje van de heer Stadig onmiddellijk de heer Dales zou bellen en zou zeggen: "Er wordt nu eerst met jou gepraat, maar wij zijn ook nog steeds een optie." Zo'n telefoontje - je hoort het de PvdA-fractie denken - zou die wispelturige Dales vast wel wat flexibeler maken. Ik heb dat niet gedaan, maar minder flexibel is de heer Dales er niet van geworden. Was het alleen cynisch machtsspel bij de PvdA-fractie? Nee, daarvoor heb ik in ieder geval een te positief mensbeeld. Het was ook verdeeldheid. De top wilde rechtsom, de back-benchers linksom. En de top kon de back-benchers onder aanvoering van mevr. Elatik en de heer Olij maar niet overtuigen. Het was rekken geblazen. Als wij de krant mogen geloven, was het uiteindelijk zeven tegen zeven. GroenLinks is ver gekomen, maar heeft het niet gehaald. Een eervolle vermelding resteert.

    Hoe nu verder? Is de race gelopen? Slaat Amsterdam een rechtse koers in, net als in de rest van het land? Geeft het programakkoord aanleiding tot speculaties over die vraag? Onze analyse is dat rechts een voorsprong heeft gekregen door deel uit te maken van het bestuur, maar deze voorsprong is niet definitief en heeft een zeer tijdelijk karakter. Het College kan gerust rechts van samenstelling worden genoemd. Sinds de oorlog hebben er in Amsterdam nog nooit twee rechtse partijen samen met de PvdA in een college gezeten. De heer Oudkerk schrijft wat dat betreft geschiedenis, maar de Raad is overwegend links. Men zou zelfs kunnen zeggen dat dit College eigenlijk geen meerderheid heeft, want volgens de krant wilden zeven raadsleden van de PvdA-fractie linksom. Daarmee heeft de coalitie maar 21 expliciete voorstanders in deze Raad. Dat is geen meerderheid. Het is een beetje zoals het kabinet Van Agt in 1978 met zeven loyalisten binnen de CDA-fractie in de Tweede-Kamerfractie. Nu zijn er zeven loyalisten in de PvdA-fractie hier.

   (De VOORZITTER: Hoe lang zat dat kabinet ook al weer?)

 Dat kabinet heeft de rit uitgezeten.

   (De VOORZITTER: Ik mag mij er helemaal niet mee bemoeien.)

  Ik vind het goed dat u dat naar voren brengt. Het kabinet heeft die rit uitgezeten, maar ging ook over Bestek 81 en kruisraketten. De politieke koers van dat kabinet was wel heel duidelijk.

   (De heer HUFFNAGEL: Kunt u ook alvast voorspellen welke twee leden eruit worden gegooid?)

  Uit de PvdA-fractie, die naar ons gaan overlopen?

   (De heer HUFFNAGEL: Ja, precies.)

  Dat ga ik u nog niet onthullen. Kortom, de keuze van de meerderheid van de PvdA-fractie heeft rechts de komende vier jaar wel op voorsprong gezet, maar die voorsprong kan vlot worden ingelopen wanneer die fractie zich niet laat knevelen door coalitiedwang en het dualisme gedurfd en oprecht in praktijk wil brengen.

  Ter afronding, GroenLinks is een constructieve partij.

   (De heer HALBERTSMA: Wat zei u?)

  Wij willen voorstellen die sturen in een progressieve richting graag steunen. Ik zeg tegen de PvdA-fractie dat men wat dat betreft bij ons altijd welkom is, maar ik zeg ook dat de 15 zetels van die partij geen meerderheid vormen. Politiek is ook een spel van geven en nemen. Dus als u iets wilt dat strandt binnen het College, dan hebben wij een open oor. Ik hoop van harte dat u ook een open oor heeft voor onze voorstellen. Alleen op die basis kunnen wij op een constructieve manier samenwerken om de progressieve meerderheid die er in deze Raad is tot gelding te laten komen. Het programakkoord lijkt ons daarbij geen sta-in-de-weg. Daar staat tenslotte niets in. In die zin blijft ook voor de GroenLinks-fractie het resultaat tellen.

   (De heer HALBERTSMA: Ik moet u toch nog een keer onderbreken. Heeft u nu werkelijk helemaal niets begrepen van hetgeen zich hier de afgelopen periode in de Raad heeft afgespeeld? Heeft u niet gemerkt dat er een paradoxale situatie is ontstaan waarbij de zich links noemende partijen elke vernieuwing, elke verbetering van het apparaat van voorstellen uitsloot, tegen hield, probeerde te frustreren? Hoe kunt u nog beweren dat dat links beleid is? Hoe kunt u nou toch beweren dat het voorliggende programakkoord door rechtse partijen gesloten zou zijn en dat het rechts zou zijn?)

  Ik heb het laatste niet beweerd, want ik heb gezegd dat het programakkoord nikserig is. Ik kan daar geen waardeoordeel over geven, maar het biedt mogelijkheden voor de toekomst, want u bent gebonden aan nikserigheid. Wat dat betreft kunnen wij goede zaken doen. Aangaande de vernieuwing waar u van spreekt, zullen wij ons bij voorstellen om essentiële overheidsfuncties steeds verder op afstand te zetten en geleidelijk naar de markt te brengen, geen voorstander betonen. Als u het naar de markt brengen van essentiële overheidsfuncties definieert als vernieuwing dan zijn wij tegen vernieuwing. Dat klopt.

 

 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. In Nederland is zeker al dik tien jaar de belangstelling voor de grote stad aan het toenemen en die belangstelling geldt in ieder geval voor de hoofdstad Amsterdam. Aan de groei van de bedrijvigheid in en om Amsterdam kan men dat heel goed zien. Er zijn ook veel mensen, jong en oud, die proberen in onze stad een plekje te veroveren. Het CDA heeft al een plekje in Amsterdam, maar er was nog een ander plekje dat wij graag wilden veroveren. Twaalf jaar heeft het CDA oppositie gevoerd. Dat was een mooie taak, maar nu, na de verkiezingsuitslag van 6 maart jongstleden, is dat anders. Wij zijn content om vanuit onze invalshoek een christen-democratische bijdrage te leveren aan het College van Amsterdam. Wellicht is dat een nog veel mooiere taak dan die twaalf jaar daarvoor. Amsterdam is historisch gezien de sociaal-geografische basis voor klassieke vrijheden en rechten. Om aan de problemen en de kansen die daaruit voortkomen heel direct te mogen werken, spreekt de CDA-fractie zeer aan.

  Over het proces van totstandkoming van het collegeprogramma willen wij opmerken dat zakelijkheid en een goede sfeer - dat was natuurlijk het zingen, maar de eerdere weergave van de heer Van Poelgeest is echt naast de waarheid - heel goed samen kunnen gaan en elkaar juist versterken. Vanaf het begin was het voor iedereen duidelijk dat de Rotterdamse leidtekst: "geen woorden, maar daden" in de komende periode 2002 tot 2006 juist voor Amsterdammers moest gelden. Plannen genoeg en zeker allemaal van groot belang, maar Amsterdammers willen nu actie zien, en terecht. Actie op velerlei terrein, in de eerste plaats waar het gaat over veiligheid in de woonbuurten, in het openbaar vervoer en bij het uitgaan. De fracties van de PvdA, VVD en CDA hebben afspraken gemaakt om die problematiek daadkrachtig en met een nieuw elan aan te pakken. Succes is er pas als de inwoners van onze stad zeggen dat het inderdaad een stuk beter en veiliger is geworden.

    (Mevr. VAN OUDENALLEN: Wat is de toegevoegde waarde dat de CDA-fractie nu in het nieuwe College komt? Al die jaren is dat niet gelukt, want al jaren roepen mensen een veiliger stad te willen. Hoe gaat u het aanpakken, behalve door te zeggen het te gaan doen? Dat zeiden die andere fracties ook toen ze in eerdere colleges zaten.)

   (Mevr. BRUINES: Ik ben het wel met u eens dat er een aantal zaken veiliger en beter is geworden de afgelopen periode.)

  Hartstikke goed. Dank u wel.

   (Mevr. BRUINES: Hoe kunt u dat nou rijmen met wat het CDA de afgelopen tijd in de campagne heeft gezegd. Vindt u dan dat het veiliger en beter is geworden in Amsterdam? Wij niet. Dat heeft mevr. Alberts vanmiddag prachtig gedeclameerd. Ik begrijp langzamerhand niet meer zo goed wat het CDA echt vindt. Vond u het nou wel of niet beter?)

  Wij luisteren al jaren naar de mensen in de stad en horen steeds sterker de vraag naar meer veiligheid. Die heeft u ook gehoord. Dat staat eveneens in uw programma. Waarschijnlijk is het nieuwe dat er van de prioriteitenlijst misschien wat meer naar boven is gekomen om, nu de mensen daar echt om vragen, dat als eerste goed aan te pakken en met een heel nieuw elan.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Wat is dat nieuwe elan? Ik ben zo nieuwsgierig.)

Dat nieuwe elan is waarschijnlijk zoiets als wat wij nu toch gaan ervaren, namelijk dat er nu veel meer mensen eendrachtig samenwerken, want de samenwerking op een heleboel punten van veiligheid, de coördinatie van wie doet wat, bleef nog wel eens uit. Misschien is het wel mogelijk met dezelfde middelen, maar door veel beter met elkaar om te gaan, te komen tot een daadwerkelijke aanpak.

  D66 is niet tevreden. Dat vermoedde ik al.

  Hoewel onze handtekening onder het gehele akkoord staat, zijn er enkele punten waarmee de CDA-fractie in het bijzonder tevreden is: de aanpak van het huiselijk geweld, met speciale aandacht voor vrouwen; het niemand afschrijven binnen onze samenleving; de extra aandacht voor het taaloffensief; het bestrijden van schoolverzuim en het voorkomen van voortijdige schooluitval; het krachtig stimuleren van sportparticipatie; het versterken van de Amsterdamse economie met daarbinnen extra aandacht voor het midden- en kleinbedrijf; het uitbreiden van de middensegmenthypotheek; het verspreiden van de culturele diversiteit over onze stad en het verruimen van de mogelijkheden om de mensen uit de zorg en het onderwijs te voorzien van woningen en parkeergelegenheid.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Waar kan ik dat lezen in het programakkoord?)

  Het staat bij waar het gaat over de fysieke bereikbaarheid, op blz. 2 in de derde alinea.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Het is, zoals mijn collega's al zeiden, vaag geformuleerd.)

  Ja, u kunt dat wel vaag noemen, maar als wij maar weten waar we naartoe werken.

  Alleen het resultaat telt! Die uitspraak hoor ik voetbalcoaches in een belangrijke fase van de competitie ook wel eens doen. Op zo'n moment gaat het voor de toeschouwers vaak om heel vervelende situaties. De CDA-fractie stelt dat alleen het resultaat niet voldoende is, want zij wil meer. Wij verwachten - om in voetbaltermen te blijven - dat er voor de mensen die wonen en werken in onze stad in dat resultaat hoofdprijzen zitten. Wij steunen dit College en wensen het heel veel succes.

 

 Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. Ook in Amsterdam is het trend geworden. Zelfs bij Ajax maakt het niet meer uit hoe men speelt als men de punten maar pakt. Alleen het resultaat telt! Gezien het spelersmateriaal is dat een verstandige spelopvatting. Zou het daarom ook de leus van dit College zijn? In de politiek gaat het natuurlijk niet alleen om het resultaat. Het gaat er wel degelijk om hoe je het doet. Doe je het samen met de mensen, samen sterk als het ware? Luister je naar de Amsterdammer? Mag de Amsterdammer beslissen over zijn eigen buurt? Of doe je het over de ruggen van de mensen heen, als het maar resultaat oplevert? Gisteren tilde de heer Oudkerk een tipje van de sluier op over wat hij verstaat onder: alleen het resultaat telt. Hij zei dat het niet gaat om het hoe, want dat gebeurt toch meestal achter de schermen - zoals hij ook nog zei - maar het gaat erom dat het gebeurt. Dit is de man die tijdens de verkiezingen nog zei dat hij van de achterkamertjes af wilde. Hij zei gisterenavond ook nog dat hij het beleid van geen van zijn voorgangers weggooit, daar waar het goed ging. Wat er vooral goed ging bij zijn voorgangers was het overleg achter de schermen.

   (De heer HALBERTSMA: U heeft het over overleg achter de schermen. Wij hebben volgens de methodieken van Van Mierlo achteraf over elk overleg dat is gevoerd, ook al was dat binnenskamers, tot achter de komma verantwoording afgelegd en openheid gegeven. Tot en met het zingen van de liederen hebben wij precies verteld wat er is gebeurd. Dan kunt u toch niet insinueren dat wij dingen hebben achtergehouden? Dat is nooit de bedoeling geweest.)

  U weet natuurlijk net zo goed als ik dat er bij verantwoording achteraf altijd wel wat wegvalt.

  Wij zullen het College kunnen afrekenen op resultaten. Hoezo afrekenen? De rekening wordt wel bij Den Haag gelegd! Dat is lekker makkelijk. Zo kan ik het ook. Ooit mocht ik voor mijn verjaardag een verlanglijstje maken. Ik kreeg nooit alles wat erop stond. Een collegeakkoord is geen verjaardagsverlanglijstje. Als ik dit geheel lees, komt er telkens een gedeelte van een liedje bij mij boven, namelijk: "Wie zal dat betalen, zoete, lieve Gerritje?" Nou ken ik hem niet persoonlijk en ik kan dus niets zeggen over dat zoete en dat lieve, maar ik weet wel zeker dat hij geen 'gekke Gerritje' is. Den Haag zal de hand op de knip houden en had dat al beloofd. Gisteren heeft de heer Dales reeds toegegeven dat het inderdaad de zwakke plek van dit collegeakkoord is. Wij houden ons hart vast voor de tastbare resultaten, want wat gaat er gebeuren als het geld niet uit Den Haag komt?

   (De heer DALES: Misschien moet ik toch mijn woorden van gisteren nog iets verduidelijken, want u heeft gisteren gesproken over 'Achilleshiel'. U maakt daar nu 'zwakke plek' van en legt mij die woorden in de mond. Zo was het niet. Ik heb gisteren gezegd dat het inderdaad zo is dat wij aanzienlijke claims bij het Rijk leggen en dat wij daarover ook serieus moeten praten, maar het gaat mij te ver dat ik dat een zwakke plek van dit nieuwe collegeakkoord zou hebben genoemd.)

  Toen ik het Achilleshiel noemde, heeft u gezegd: "U heeft gelijk. U raakt daar een teer punt."

   (De heer DALES: Nee, dat heb ik helemaal niet gezegd. U wilde daar gisteren over debatteren. Toen is dat afgeraden omdat het werd gezien als iets wat nu diende te gebeuren, tijdens de discussie over het programakkoord. Ik heb toen gezegd: U heeft daar een relevant punt te pakken. Dat vind ik nog steeds. Het is niet irrelevant, maar het is niet een zwakke plek. Wij moeten dat in Den Haag goed en krachtig verdedigen. Dat kunnen wij ook. Wij hebben sterke argumenten en ik weet zeker dat ons dat gaat lukken.)

  Maar er zit een risico in. Zet u dan het mes in de plannen en waar? Dat wordt niet aangegeven. Bijvoorbeeld, als men geld vraagt aan het Rijk voor het Stedelijk Museum, maar het lukt niet, gaat dan dat plan niet door? Dat is wat ik dan wil weten.

   (De heer HUFFNAGEL: Dit is een herhaling van zetten van gisterenavond.)

 Het moest toch nu?

   (De heer HUFFNAGEL: Als je nu al gaat zeggen wat je dan gaat doen, verzwakt dat enorm de onderhandelingspositie in Den Haag. Verstandige bestuurders zullen dat nooit zeggen.)

  Nee, maar volgens mij moet u toch wel in het achterhoofd houden dat kiezers willen weten wat er gebeurt als het Rijk het geld niet geeft.

   (De heer HUFFNAGEL: De kiezers zullen ons gewoon over vier jaar afrekenen op wat er is bereikt. Wie het betaalt, zullen zij over vier jaar weten.)

  Er wordt heel zwaar ingezet op veiligheid en verkeer, maar kijk nou eens naar de leefbaarheid in de buurten waar wordt afgesproken dat ouderen en gehandicapten volwaardig aan de samenleving moeten kunnen deelnemen. De zorg dichtbij de hand is een zinsnede uit de tekst. Uitstekend, maar hoe zit het met de overige voorzieningen in de buurt? Hoe gaat u daar iets aan doen? Postkantoren hebben wij bijvoorbeeld niet in de hand als het gaat om verzelfstandiging en het oprukkende grootwinkelbedrijf ook niet. Ook het onderwijs verdient een impuls, staat er. De scholen moeten de gemiddelde Cito-score halen, maar op scholen wordt veel meer geleerd dan wat meetbaar is in een Cito-score en dat is samenleven. Dat leer je niet op een zwarte school. Dat leer je niet op een witte school en het vermengen van de scholen - een nobel streven, ook vanuit Den Haag - wordt niet opgenomen.

  Dan de volkshuisvesting. Waar zijn de jongeren, de studenten; waar zijn de broedplaatsen?

  Inzake de Sociale Dienst is sprake van het case-management dat verder weg komt te staan. De gemeente wil de regie houden, maar ik lees daar: uitbesteden. Ik moet helaas constateren dat dit een afkalving is van de wettelijke taak van de gemeente. Nou zou het tijdelijk wellicht een oplossing zijn, maar of die bevoegdheden dan weer worden teruggehaald, betwijfel ik met dit College.

  Als wij kijken naar de resultaatgebieden en waar iets staat over de rol van de gemeente, lezen zij telkens de woorden: overleg, regie, ketenregisseur, onderzoek, partner, stimuleren, kaderstellend, regelen en slechts een enkele keer het woordje uitvoering. Het probleem is dat er erg veel wordt overgelaten aan derden. Als je regelt en overlegt, kan je je handen wassen in onschuld. Niet een Pontius Pilatus; nee, een heel college!

  Hoe zit het nou met het vertrouwen in de poppetjes? Wat ons betreft - en dat zullen wij ook tastbaar doen -, krijgt mevr. Maij een gele kaart. De pirouette die zij heeft gemaakt, mag er elegant uitzien, maar het is natuurlijk gewoon 'de kluit belazeren'. Omdat wij de beroerdste niet zijn, geven wij ook nog een button met daarop de tekst "ons GVB een NV" om het haar bij het campagnevoeren iets te vergemakkelijken. U kunt proberen of u de weggewerkte G terug kunt vinden.

   (Mevr. MAIJ: Gelukkig is het nog geen rode kaart. Dank u wel.)

 

  De heer J.L. Bakker overhandigt mevr. Maij een gele kaart en een button.

 

 Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. Ik hervat mijn betoog.

  Nu de heer Oudkerk. Hij is met veel bravoure de stad in getrokken.

   (De heer H. BAKKER: Wat bent u depressief! Ik word er depressief van wat u allemaal opnoemt. Wij moeten nog leren lopen en dan vallen wij al om.)

 Misschien u nog, maar wij zitten hier al een tijdje.

   (De heer H. BAKKER: Ik zie iedereen heel depressief gaan kijken. De dokter kijkt ook al heel zorgelijk. Dus ik dacht: ik zal wel even interrumperen.)

  Ik stel het zeer op prijs dat u bezorgd bent over mijn geestelijke gesteldheid.

   (De heer HALBERTSMA: Ze lacht meteen. Ziet u dat, meneer Bakker.)

 Ja, het werkt wel.

   (De heer H. BAKKER: Voor de geestelijke verzorging is mevr. Van Oudenallen. Die heeft goede psychologen bij de hand.)

  Laat ik mij nu even beperken tot het College.

  De heer Oudkerk is met heel veel bravoure de stad ingetrokken met de leus: "meer rood op straat" en gesecondeerd door Tjalling - wij socialisten - Halbertsma, maar hij formeerde uiteindelijk na wat loze schijnbewegingen gewoon een rechts College, de uitgestoken hand van de SP-fractie negerend. De leus was dus eigenlijk: 'meer rood op straat, maar rechts op het pluche'. Een 'Schwalbe' dus van de heer Oudkerk. Het was niet wat het leek en daarvoor ontvangt hij de tweede gele kaart die wij uitdelen.

   (De heer HALBERTSMA: Twee maal geel is rood.)

  U weet het, twee maal geel is rood! Het zal u duidelijk zijn dat wij dit College niet zullen ondersteunen.

    (De heer OUDKERK: Krijg ik geen button?)

   (De heer VAN POELGEEST: Alleen als u verklaart dat u eigenlijk eerst tegen was en nu voor bent.)

 

  De heer J.L. Bakker overhandigt de heer Oudkerk een gele kaart

 

 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Dames en heren. Voor ons ligt een nieuw programakkoord als ingekomen stuk dat begint met de opwekkende woorden: "Amsterdam heeft een nieuw stadsbestuur. PvdA, VVD en CDA hebben afspraken gemaakt om de stad met elan en daadkracht te besturen". Praten en analyseren is niet meer nodig. Ferme taal die doet voorkomen dat er een grote trendbreuk met het verleden wordt neergezet. Ik herinner mij nog dat ook de afgelopen periode werd begonnen vanuit de gedachte: 'er is veel bedacht en nu gaan wij uitvoeren'. En ik herinner mij ook dat lijsttrekker Van der Aa toentertijd zei: "Wij moeten maar eens ophouden met het 'ivoren-torengedoe'; we gaan nu de stad in en uitleggen dat het allemaal anders kan en dat gaan wij met stevigheid en enthousiasme doen". De goed bedoelingen waren er vier jaar geleden beslist en zeker bij de PvdA-fractie.

    (De heer HALBERTSMA: Bent u het met mij eens dat de goede resultaten er ook waren? Denkt u eens, bijvoorbeeld op het terrein van Van der Aa, aan de Cito-toets. Wij hebben toch ontzettend veel bereikt?)

  Dat zou mijn volgende opmerking zijn geweest.

   (De heer HALBERTSMA: Die kunt u dan overslaan.)

  Waar het over gaat, is: waar heeft u het nou eigenlijk over? Dat is de kern van mijn betoog. Dat zal ik in de volgende alinea's uitleggen, want hoe men het ook wendt of keert, er is namelijk in de afgelopen periode heel veel gebeurt. Er zijn resultaten geboekt; er is veel gesproken met de stad en nog veel meer. Is er eindeloos gepraat? Er is gepraat, intern en extern met de stad en de stadsdelen en dat heeft ook tot resultaten geleid. Wij horen graag van de partijen die dit program ondertekenen of het nu echt de bedoeling is - zo lees ik het toch een beetje - de communicatie te reduceren of om niet meer te analyseren. Uit de eerste alinea van het akkoord kan ik niet veel anders opmaken. Wat betekent dat nou voor de ontwikkeling, bijvoorbeeld van de interactieve beleidsvorming en ook al gaat het niet eens zozeer om beleidsvorming - want ik ben het ermee eens dat er heel veel beleid is en dat het nu om uitvoering gaat -, maar ook voor de interactieve vormgeving van de uitvoering van het beleid en het beheer? Wilt u dat nou wel of niet?

  De fractie van D66 is van mening dat de flinke aanpak die deze nieuwe coalitie voorstaat op het gebied van de zorg, de jeugd en de armoede niet kan zonder een degelijk analyse van hoe het komt dat er bijvoorbeeld langs elkaar heen wordt gewerkt, dat taken nog steeds onvoldoende worden opgepakt en afgestemd, welke ontwikkelingen en trends zich voordoen, en hoe het precies loopt met de geldstromen die wel of niet effectief terechtkomen. Ook al zijn daarin wel al resultaten geboekt, wij zijn er nog niet en dat onderschrijven wij ook wel, maar het gaat ons veel te ver dat u op een soort ferme toon in dat akkoord in de eerste alinea zegt: 'er is genoeg gepraat'. 'Geen eindeloos gepraat meer; geen analyses meer; wij gaan nu wat doen'. Volgens ons is het niet mogelijk om de beelden en de ideeën die u heeft over de aanpak voor elkaar te krijgen zonder een degelijke analyse van waar het fout zit.

   (De heer HALBERTSMA: Dat hebben wij toch allang op gang gebracht? U noemde het terrein van de zorg. Daar hebben wij vorig jaar al van geconstateerd dat de dingen niet zo worden uitgevoerd als wij hopen en wij hebben het College waar u nog in zat om een analyse gevraagd, die geloof ik voor de zomer komt. Bent u het niet met mij eens dat waar geweldige resultaten zijn geboekt en het programakkoord van de vorige periode is uitgevoerd, dat het je juist alert moet maken en zo moet stemmen dat je niet achterover gaat leunen, maar dat het gemeentebestuur dan bereid moet zijn opnieuw de zaken te bekijken en verder te vernieuwen? Bent u met mij eens dat dit de kern van bestuurlijke vernieuwing is zoals weergegeven in het programakkoord?)

  U zegt nu: verder te bekijken en te vernieuwen, terwijl ik in de teksten in uw akkoord lees: wij houden op met praten en met analyseren. Ik vraag me af hoe dat zit en wat u wilt. Er is voor een deel bekend wat er anders moet, maar voor een heel groot deel nog niet. Er is zowel in de campagne als de afgelopen weken in de informatieronde en nu ook in het akkoord zeer ferme taal gesproken, die mij op zichzelf aanspreekt en dat geldt ook voor de hele fractie. U kunt toch niet waarmaken dat u kunt aanpakken zonder dat u precies weet wat en hoe u moet aanpakken? Dat is wat wij missen in dit programakkoord. Hoe wilt u dat gaan doen, want wij zijn ook van mening dat een flinke aanpak, die de nieuwe coalitie voorstaat op het gebied van de zorg, de jeugd en de armoede, noodzakelijk is? Daarvoor is analyse nodig. Er liggen mooie instrumenten voor klaar, als het Sociaal Structuurplan, de burgermonitor en dergelijke en die noemt u ook. Ik begrijp de tekst niet en zou graag willen dat u daar in tweede termijn op reageert.

   (De heer HALBERTSMA: Het is zo simpel. Ik heb helemaal geen tweede termijn nodig. Wij hebben hier ladekasten vol met rapporten en analyses. Ons gaat het erom nu eens naar de uitvoering te kijken en daar wat aan te doen. Wij zijn op vele terreinen echt wel een beetje uitgeanalyseerd. Dat wordt in de tekst bedoeld.)

  Waar het mij om gaat is dat u zegt: wij willen de werkwijze aanpakken en willen zorgen dat al die verschillende lijnen, stromen en soms ondoorzichtelijkheden beter bij elkaar komen en effectiever worden ingezet. Dan ben ik het met u eens dat daar voor een deel, maar slechts voor een deel, inzicht in bestaat. U kunt voor mij niet hard maken dat u kunt zeggen: wij gaan nu dit aanpakken en wij hebben dan als resultaat verbetering van de zorg, al weet ik niet of het zo letterlijk in de tekst staat, zonder dat u bereid bent om de analyse op de uitvoering te maken. Het enige wat ik vraag is: neemt u dat mee in het verhaal of zegt u: we gaan gewoon aan de slag en wij zien wel? Ik haal het antwoord niet uit de teksten van het akkoord.

  Ook mist de fractie van D66 in dit akkoord een visie, hoe kort ook, op Amsterdam en de toekomst van de stad in regionaal, nationaal en internationaal perspectief. Wat zijn onze 'selling points'? Hoe zorgen wij ervoor dat die zich verder kunnen ontwikkelen? Wat is daarvoor nodig en welk resultaat wordt verwacht? Dan heb ik het over Amsterdam als kennisstad, als creatieve stad, als stad waar bedrijfsleven, wetenschap, en het intellectuele kapitaal van deze wereld graag komen en blijven. De heer Dales zei gisteren terecht: "om de problemen aan de onderkant van de samenleving op te lossen moet het wel verdiend worden". Dat is ook de opvatting van de fractie van D66. De VVD heeft daarover in haar programma zinnige passages opgenomen. Ik zie daarover in het akkoord niets terug. Dat is wat ons betreft een omissie.

   (De heer HUFFNAGEL: Wat dacht u van de economische structuurversterking.)

  Er staat een zin in over economische structuurversterking. Daar ben ik het mee eens.

   (De heer HUFFNAGEL: Ziet u wel! Eerst kon u het niet vinden en nu weet u het al.)

  Daar ben ik zeer tevreden mee en er is gelukkig ook een bedrag voor opgenomen. Wij verwachten echter van een programakkoord, zelfs al is het op hoofdlijnen, naast het benoemen van een aantal problemen en oplossingen daarvan, iets van een algemeen kader daaroverheen over hoe men de stad ziet in zijn ontwikkelingsmogelijkheden, potenties en wat men daaraan wil gaan doen, onafhankelijk van of dat extra geld kost. Dat missen wij in dit programakkoord. Dat kan heel goed op hoofdlijnen, want daar zijn volgens mij maar zes zinnen voor nodig. Dat is ongeveer net zoveel als u in het programma van de VVD heeft opgenomen en dat was zeer helder en overtuigend.

   (De heer HUFFNAGEL: Bent u het niet met mij eens dat het dan verstandig is eerst eens AES I en II te evalueren en dan te bezien wat er nog nodig en mogelijk is aan AES III en op welke leest dat dan geschoeid moet zijn? Vervolgens zien wij wel hoeveel geld daarvoor nodig is. Zoals u weet, is niet al het geld uitgegeven en gereserveerd. Dat komt dus nog wel.)

  Ik ben het volslagen met u eens dat men eerst moet kijken wat er zinnig en nuttig is en wat er nog meer nodig is, ook op dit gebied. Ik heb gezegd dat wij bij een programma op hoofdlijnen over wat men met deze stad wil en welke resultaten men wil bereiken ten faveure van de stad als geheel, de invalshoek missen van de ontwikkeling van de stad als grootstedelijke stad in nationaal en internationaal perspectief, ook vanuit de economie en de kennisindustrie.

  Het akkoord is resultaatgericht per resultaatgebied. Dat is helder en overzichtelijk. Wij hebben er wel een probleem mee. Ik betreur het dat de heer Oudkerk er nu niet bij is, want die had er van die mooie teksten over de afgelopen weken en maanden.

   (De heer HALBERTSMA: Wij spreken uit een mond.)

   (De heer VAN POELGEEST: Nee, u was dualistisch geworden. Dat heeft u aan het begin van de avond gezegd.)

   (De heer HALBERTSMA: Als onderhandelingsteam ging het allemaal voortreffelijk.)

  Dat wordt nog leuk. Het College moet dit straks uitvoeren, maar ik begrijp dat u dit dan vanuit de Raad gaat verdedigen en het College niet.

   (De heer HALBERTSMA: Het is wel even goed om hier vast te stellen dat wij ons als coalitie in het dualistisch bestel in de Raad verbinden aan dit programakkoord en vervolgens dit College om een boodschap gaan sturen.)

  Maar wiens akkoord is dit nu? Er zijn lijsttrekkers van verschillende partijen die in verkiezingstijd en ook de afgelopen weken allerlei beloftes en gedachten hebben geformuleerd. Ik zou het prettig vinden om in ieder geval een club te hebben die wij kunnen aanspreken op de inhoud van dit akkoord. U zegt dat dit de collegepartijen zijn. Het College gaat het akkoord uitwerken en uitvoeren, maar maakt uiteindelijk geen deel uit van de Raad. Ik zou het College daar straks ook op willen kunnen aanspreken.

   (De heer HALBERTSMA: Dan stemt u voor de motie en vervolgens gaat u net als wij het College op zijn daden beoordelen langs de lijnen van dit programakkoord.)

   (De heer VAN POELGEEST: Dat doet iedereen ook wel zonder die motie te steunen.)

  Het ging over afrekenbaarheid. Het gevleugelde woord in de afgelopen tijd. Ik neem aan dat dit bij de formatie een stevig punt van discussie is geweest. Zoals het er nu staat per resultaatsgebied vinden wij interessant, maar wij hebben er toch wel moeite mee, want wij kunnen het verschil niet ontdekken tussen wat u verstaat onder resultaat en doelstelling. Onder doelstelling staat: wij gaan de Wet dualisering uitvoeren. Dan is het resultaat dat de controlerende taak van de gemeenteraad wordt versterkt. Ja, dat staat juist in die wet en is het doel van die wet. Er zijn meer voorbeelden te noemen. Zo is er een resultaat sociale integratie. Er is bij veiligheid het resultaat van een afname van het gevoel van onveiligheid. Er is het resultaat Burger Koning. Een resultaat moet afrekenbaar zijn. Wij verwachten dus dat in het resultaat een criterium is opgenomen, als bijvoorbeeld 10 of 20% minder en dat is te meten via de burgermonitor. Dat missen wij node en daardoor hebben wij de indruk dat dit akkoord last heeft gehad van haastwerk. Dat is begrijpelijk, want er moet bestuurd worden en er is een hoop te doen. Helaas heb ik daardoor op drie dagen na een weddenschap verloren.

  Het stuk is echter nog niet voldragen. Wij zouden graag zien dat het nieuwe College heel snel uitwerking geeft aan dit programakkoord, misschien met medeneming van nog een aantal andere opmerkingen in deze vergadering, op zodanige wijze dat wij kunnen zien en weten wat de afrekeningspunten bij de resultaten zijn. Dat missen wij nu. Hiertoe dienen wij een motie in die mede is ondertekend door de fracties van GroenLinks, SP, Amsterdam Anders/De Groenen, Mokum Mobiel en Leefbaar Amsterdam met het verzoek aan het College dat het na het aannemen van dit programakkoord zo snel mogelijk overgaat tot uitwerking hiervan opdat de Raad in staat is dit akkoord op een goede manier te toetsen.

  Er wordt terecht veel aandacht besteed aan dienstverlening en aan modern en adequaat werken. Dan verbaast het ons hoe weinig aandacht en hoe weinig geld wordt besteed aan ICT in deze stad. De afgelopen periode is er ongeveer 10 miljoen gulden extra voor vier jaar, plus nog jaarlijks een aantal incidentele bedragen, uitgetrokken hiervoor. Er is heel veel gebeurd. Het projectbureau Glazenstad werkt nu goed, maar de middelen die er op dit moment voor dit onderwerp staan gereserveerd, betekenen het opheffen van dat projectbureau en het stoppen van een aantal goed functionerende pilots die eigenlijk nu structureel verder zouden moeten gaan. Ik verzoek het College daaraan serieus aandacht te besteden als men de eigen woorden in het programakkoord serieus neemt.

  Op het gebied van het onderwijs mist de D66-fractie nadere informatie over de twee nieuwe VMBO-scholen die er komen. Heeft men een idee of dat grote mammoetscholen zullen worden of kleinere scholen? De D66-fractie pleit voor meerdere kleine vestigingen. Ik neem aan dat wij daar op enig moment op terug komen. Wij vinden het wel belangrijk dat die uitbreiding er komt en wij verzoeken u die niet in Amsterdam Nieuw West te lokaliseren, maar die meer over de stad te verspreiden.

  Door veel partijen is tijdens de campagne en later de vraag opgeroepen hoe gevoelige beroepsgroepen, als in de zorg, in het onderwijs, bij de politie en dergelijke in Amsterdam kunnen worden behouden. Wij betreuren het zeer dat daarop in het programakkoord niet wordt teruggekomen.

  Over cultuur wordt een aantal opmerkingen gemaakt. De heer Huffnagel heeft net geroepen dat alle investeringen op het gebied van achterstallig onderhoud dan wel renovatie, of het nou is ten gevolge van extra brandweereisen, ARBO- of wat dan ook, in cultuurgebouwen maar bij het nieuwe Kunstenplan moeten worden geregeld. Ik zou daar in ieder geval over willen zeggen dat dit tot nu toe nooit het geval is geweest. Als het College dat wil, lijkt ons dat prima, mits daar dan voldoende geld voor komt, anders wil ik aan de akkoordpartijen vragen hoe men had gedacht met wat er nu over cultuur in het programakkoord staat, de grote problemen op te lossen die er nog steeds zijn, ondanks dat er al heel veel is opgelost, bij Carré - dat binnenkort moet sluiten als er niets gebeurt op het gebied van de brandveiligheid -, bij de Nieuwe La Mar en vele andere theaters en instellingen, als er geen incidenteel extra investeringsgeld voor beschikbaar komt.

   (De heer HALBERTSMA: De lijst van culturele noden is lang, met name bij al die gebouwen. Als u die optelt komt u met gemak, zonder het Stedelijk Museum, op een bedrag rond de 50 miljoen euro.)

 Minstens.

   (De heer HALBERTSMA: Dan hebben wij het dak vernieuwd. Misschien gaat het wel om 100 miljoen euro. Zou u in het vervolg van uw betoog nog even willen aangeven waar u dat geld op dit moment vandaan wil halen?)

  U brengt daar wel een punt aan de orde, want u heeft er natuurlijk gelijk in dat het geld niet tot in de hemel reikt. Ik vind dat we er goed met elkaar over moeten praten waar nu echt de prioriteiten liggen. Wel vind ik het heel jammer dat er in dit akkoord helemaal niets over staat. Ik vraag aan de akkoordpartijen of men nu met elkaar heeft besloten dit gewoon niet te doen of heeft men met elkaar afgesproken: er is nog wat geld dat nog niet is besteed; we moeten met elkaar bezien wat er jaarlijks uit rekeningresultaten of anderszins ter beschikking komt en dan zien we wel? Het helemaal niet noemen vinden wij onverantwoord, ook richting die sector.

 Een ander klein puntje is het Holland Festival, waar wel al een aantal besluiten over is genomen in de vorige Raad en waar ik niets over terugvind.

  Nog een punt is de brandveiligheid. Dat is niet alleen voor de cultuursector, maar voor heel veel instellingen - schoolgebouwen, openbare instellingen en ook gesubsidieerde instellingen in deze stad - van groot belang in de komende tijd. Dat zal ook vanuit gemeentelijke middelen echt geld moeten gaan kosten, omdat men daar zelf geen middelen voor heeft. Als u dat geld ook bij het Rijk wil gaan halen, is dat prima als u denkt dat dit lukt. Het valt mij tegen dat er over de hele brandveiligheidsproblematiek, die tientallen miljoenen euro's per jaar zal gaan kosten, geen woord in het akkoord staat.

 Ik ga afronden, want ik ben al veel te lang aan het woord.

  Wij vinden het jammer dat een groot deel van de onderhandelingen achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden. De heer Halbertsma heeft het er zojuist over dat de heer Van Mierlo daarover landelijk een aantal opmerkingen heeft gemaakt en dat wij ook maar de landelijke lijn moeten volgen. Hij vergeet daarbij dat waar iets voor het Rijk soms een stap vooruit is, dat voor een gemeente een paar stappen achteruit is. Ik vind het jammer dat wij en de bevolking van Amsterdam de onderhandelingen en de manier waarop het akkoord tot stand is gekomen niet hebben kunnen volgen.

 Ik vraag namens D66 aan de Burgemeester zijn mening te geven over het collegeakkoord.

  Over de portefeuilletoedeling en de portefeuillehouders is de afgelopen dagen gesproken. U zult wellicht bij de stemmingen over sommigen een stemverklaring krijgen. Wij missen in de portefeuilleverdeling het grotestedenbeleid, Stadstoezicht, de dienst Amsterdam Beheer en nog een aantal andere onderwerpen en willen graag enige duidelijkheid daarover.

  Tot slot staat ons met zijn allen een boeiende komende vier jaar te wachten. Er is iets minder financiële ruimte dan gedacht. Wij vinden het zinnig en terecht om een degelijk onderzoek te doen naar bezuinigingsmogelijkheden en naar het efficiënter richten van geldstromen. Het is mede daarom dat wij ons afvragen of de prioriteiten die nu zijn gesteld ook financieel voldoende beargumenteerd kunnen worden. Met name in de zorg- en de jeugdsector is er de afgelopen jaren heel veel geld bijgekomen. Terecht. Maar in de verkiezingen en ook later is door velen gezegd, ook door de heer Oudkerk, dat door een andere en betere werkwijze, door het wegsnijden van dor hout, heel veel gewonnen kan worden, ook in financiële zin. Heeft u dat meegenomen in het akkoord?

  Wij gaan voor een dualistische werkwijze. Wij zullen de Raad aanspreken zich actief, pro-actief, initiërend en controlerend op te stellen. Wij wilden graag bestuursverantwoordelijkheid dragen. Dat is er nu niet van gekomen, maar wij blijven ons onverminderd verantwoordelijk voelen voor het zorgvuldig besturen van deze stad en een transparant bestuur van deze stad voor bewoners en gebruikers en u kunt van onze zijde dan ook een kritisch opbouwende houdi ng verwachten de komende jaren.

 

 De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:

 

3E   Motie van 17 maart 2002 van de raadsleden Bruines, Van Poelgeest, Kalt, Van Oudenallen, Alberts, H.H.G. Bakker en H. Bakker inzake een uitwerking van het programakkoord ter be spreking voor de behandeling van de Voorjaarsnota 2002 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 310).

 

  De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.

 

 De heer H.H.G. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Alvorens wij op het programakkoord ingaan, willen wij graag een motie indienen. Het is een motie voor eenvoud in het ambtelijk taalgebruik.

 

 De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:

 

4E   Motie van 17 maart 2002 van de raadsleden H. Bakker en H.H.G. Bakker inzake eenvoud in ambtelijk taalgebruik (Gemeenteblad afd. 1, nr.

312).

 

  De motie wordt voldoende ondersteund en maakt deel uit van de discussie.

 

 De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voo rzitter. Wij pleiten al twaalf jaar voor veiligheid. Bij ons is: het resultaat telt. Wij vinden de collegepunten en de PvdA te laat. Er staat: "om te beginnen moet Amsterdam veilig worden". Daar beginnen we mee. Dat weten wij dus allemaal. Ik zou willen stellen: de Amsterdammer wil dit gewoon. Wij zitten hier omdat Amsterdam dat wil. Raar, maar het is zo. Wij kunnen daarover in een AT5-programma of zo discussiëren, of er een enquête over houden. Dan zullen wij zien dat dit punt nummer een is van de Amsterdammers. Wij leven langs de weg en weten wat er gebeurt. Dat heeft de prioriteit. Zonder feest kan je geen feestvieren. Laten wij dus eerst het feest van de veiligheid vieren. Ik stel voor over drie maanden het akkoord nog eens te toetsen en de rekening van het akkoord op te maken en dan te kijken hoe het allemaal zit.

  Mevr. Maij is verweten dat zij nogal draait, maar er zijn hier wel meer mensen die ik de plaat van Heintje Davids aan wil bieden en die luidt: "Draaien, altijd maar draaien". Laten wij nu eens met zijn allen aan het werk gaan.

 

  (Applaus)

 

 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Het zal u duidelijk zijn dat het akkoord dat gesloten is niet ons akkoord is. Gisteren hebben wij een aantal inhoudelijke vragen gesteld aan de nieuwe wethouders. De punten van verandering in het beleid zal ik nog even volgen met commentaar en conclusies van ons.

  Alle fracties hebben het gehad over de botte 'Simpelmanstaal', vooral van toekomstige wethouder Oudkerk, maar dat valt allemaal reuze mee heb ik gisteren geconcludeerd, want hij wil best wel een politiek debat en het gaat hem ook om argumenten. Participatie van burgers vindt hij eveneens belangrijk, evenals inspraak van betrokken instellingen. Natuurlijk heeft hij een draagvlak. Ik had dus gelijk dat het nog een beetje naijlen van de verkiezingen is. Dat valt dus wel mee. Toch hoop ik wel dat de wethouder van Werk en Inkomen, de heer Oudkerk, prioriteit gaat leggen bij het aan een baan helpen van cliënten die dolgraag een baan willen hebben, in plaats van mensen op te jagen die gewoon met andere dingen bezig zijn.

  De Burgemeester heeft gezegd op te stappen als de Raad niet tevreden over hem is. Dat is dus ook duidelijk. De heer Van der Horst zei niet te willen zeggen wat het maximum is dat Amsterdam wil uitgeven aan de Noord-Zuidlijn. Ik wil dat toch wel weten. Voor mijn part doet hij het stiekem, of zoals dat netjes heet 'kabinet', maar het is natuurlijk raar dat wij als raadsleden niet kunnen controleren wanneer dat maximum is bereikt. Daarop moeten wij iets verzinnen, want dat bevalt mij helemaal niet.

    (Mevr. VAN OUDENALLEN: Sinds wanneer bent u voor stiekem en 'achterdeurenpolitiek'?)

Dat is om de aannemers niet van tevoren al te laten weten wat het maximumbedrag is. Dat begrijpt u, met uw winkel, heel goed.

   (De heer BIJLSMA: Precies, mevrouw Kalt. Wij kunnen daar toch over praten na afloop van de onderhandelingen met de aannemers en met het Rijk? Toch niet nu?)

  Als u vindt dat raadsleden een controlerende taak moeten hebben, zouden zij dat moeten weten.

   (De heer BIJLSMA: En dan meteen het resultaat aan de aannemers meedelen? U weet hoe open deze Raad is.)

  Nee, dat begrijp ik wel, maar hoe kunnen wij dan onze controlerende taak uitvoeren?

   (De heer BIJLSMA: Dat kan na afloop van de onderhandelingen.)

  Nee, ook niet, want wij weten niet wat het maximum was. Daar zullen wij nog wel over praten. Voor mij is het niet zo belangrijk, want wij zijn hartstikke tegen de Noord-Zuidlijn en vinden het in ieder geval teveel geld.

  Ook heb ik geconcludeerd dat veilige fietsroutes vooral langs de hoofdinfrastructuur, waar de centrale stad wel iets over te zeggen heeft, wel degelijk in het plan zitten. Daar ben ik tevreden over.

  Over het Groenfonds moeten wij nog uitgebreid spreken. Dat bevalt mij helemaal niet. Ik heb niet precies inzicht in wat nu de plannen zijn, maar ik voel dat het niet goed gaat. Er werd fout uit die pot gegraaid. Dan moet er een tik op de vingers van de graaiers worden gegeven en moet niet het Groenfonds worden verkleind.

   (De heer HALBERTSMA: Bent u het wel met ons eens dat wij al dat geld en de energie die wij steken in dat ingewikkelde Groenfonds en die financieringsmethodiek en of men er nou wel of niet uit mag graaien voor bepaalde dingen, beter kunnen besteden door te zeggen: wij geven zoveel geld uit aan groen en dat dan ook te doen en daar resultaat mee te halen?)

  Ja, maar dan niet minder, want ik ben bang dat u dat dan van plan bent.

   (De heer HALBERTSMA: Dat zijn wij niet van plan.)

  Dat valt dan reuze mee.

  Mevr. Belliot was niet helemaal duidelijk over cultuur. Onze opvatting over sponsoring in cultuur is in ieder geval dat het budget dat bepaalde cultuuractiviteiten krijgen voldoende moet zijn om die activiteiten uit te voeren. Dat betekent dat sponsors dan voor extra mogen zorgen, maar als de sponsors zich terugtrekken, moet de activiteit, wellicht op een zuiniger manier, toch kunnen worden doorgezet. Dat willen wij. Bovendien willen wij niet dat eens in de vier jaar heel star subsidies worden gegeven - ook niet dat het zo'n pan wordt als waar wij de vorige periode een beetje bang voor waren -, maar wel enigszins flexibel.

  Waar ik me nog steeds en al heel lang grote zorgen over maak, is de stedelijke ontwikkeling. Er zit volgens mij een verslechtering in. De heer Stadig kan wel zeggen dat het alleen maar preciseren is, maar volgens mij is het bouwen van ouderen- en studentenwoningen binnen de 30% sociale sector wel degelijk een achteruitgang en dat vind ik heel erg, want daar gaat het al slecht mee. Eigenlijk had ik gehoopt dat er een nieuw convenant met de corporaties moest worden gesloten omdat er toch weer andere ideeën leven in deze meer rechtse combinatie. Ik begrijp wel dat het niet kan, maar die convenanten worden iedere keer weer gesloten en ik houd mijn hart vast.

   (De heer HUFFNAGEL: U hebt wel gelezen dat hierover uiterlijk in september aanstaande een notitie op tafel ligt, zodat wij daarover iets zinnigs kunnen zeggen?)

  Dat is mooi. Ik wil graag notities en ik wil daar graag over praten. Ik hoop natuurlijk dat u mij dan gelijk geeft.

  Wij zullen in deze Raad ons best doen om u met argumenten

te overtuigen van onze politieke ideeën en vooral om aan u duidelijk te maken dat die ideeën niet te versmaden zijn. Het is niet ons akkoord en het zal dus ook niet ons College zijn.

 

 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Dit programakkoord is er een dat het College in ieder geval heeft getracht heel simpel in twee A4-tjes op papier te zetten. Dat heeft zijn doel bereikt: kort en krachtig. Als je dan gaat lezen, vinden wij dat het wel erg makkelijk is. Hierin staan van elk partijprogramma de meest makkelijke punten en dat is dan een akkoord. Ik neem aan dat er niet alleen is gezongen, maar dat u heel lang heeft gepraat en niet alleen maar voor de buitenwacht een tijdje naar elkaar heeft zitten kijken of de anderen wel aardig zijn, hoe men met elkaar kan opschieten en vier jaar kan samenwerken. Naar het resultaat op papier kan men op twee manieren kijken. Men kan zeggen: leuk zo'n programakkoord. Over alles wat er niet in staat, kunt u in ieder geval geen ruzie krijgen.

  Over mobiliteit zal u dan met zijn allen geen ruzie krijgen, want er staat niets over in, behalve het ene zinnetje over goede fysiek bereikbaarheid die ik net heb uitgelegd gekregen als parkeerplaatsen voor hen die deze nodig hebben. Als ik kijk wat er bij verkeer en infrastructuur staat dan is het zeer mager. Dit is toch niet de 'talk of the town'. Dit is toch niet wat er in Amsterdam in elke kroeg wordt besproken. Dan gaat het over het hebben van muntjes en de chipknip voor de parkeertarieven van f 3,75 naar f 6,16 die men dag en nacht moet betalen. Ik lees ook niet dat het CDA, zoals een paar jaar geleden, is opgekomen voor zijn kerkgangers door op zondagochtend geen betaald parkeren in te willen voeren. Wij kunnen dus van de CDA-fractie heel spectaculair verwachten dat zij dit dadelijk toch voor haar kerkgangers gaat regelen. Er komen een heleboel uitzonderingen door sociale parkeerkaarten. Dat is een van de wensen in het partijprogramma van Mokum Mobiel en wij zullen dat zeer ondersteunen.

  Ook bij ons heeft mevr. Maij een sportief bedoelde gele kaart verdiend. In een wedstrijd is het niet erg als je een gele kaart krijgt. Je bent dan gewaarschuwd. Er wordt op je gelet. Dat betekent dat wij verwachten dat haar inzet voor het parkeerbeleid in Amsterdam straks ook tot uiting komt en niet alleen maar in de onderhandelingen. Ik hoop dat haar fractie haar daarin zal ondersteunen. In de komende tijd zal ik elke burger die bij mij komt doorsturen naar al die nieuwe raadsleden van de PvdA-fractie, die met geen woord over parkeren heeft gesproken.

   (De heer HALBERTSMA: Realiseert u zich dat de tekst over parkeergarages in ons verkiezingsprogramma letterlijk in het programakkoord terechtgekomen is en dat van ons slechts een tevreden ronken over dit programakkoord, zonder daar verder iets aan toe te voegen, op zijn plaats is.)

  Natuurlijk. U kunt tevreden ronken, maar uw kiezers niet. Die hebben u gekozen omdat u een landelijke partij bent.

    (De heer HALBERTSMA: Het is de tekst van ons verkiezingsprogramma die hier letterlijk staat. Wat moeten wij nog meer? Wat moeten onze kiezers nog meer willen?)

  Wilt u eens met mij meegaan naar PvdA-kiezers die mij hebben verteld dat zij uw partij hebben gekozen omdat de heer Oudkerk op nummer een stond - en daar heeft u veel aan te danken -, maar niet omdat zij uw parkeerbeleid volgen. Van de vijftien punten zijn zij het met veertien eens. Die ene is heel verschrikkelijk en de mensen hebben nog geen idee wat de gevolgen zullen zijn.

   (De heer HALBERTSMA: Voor een hoop mensen in deze stad is het nut van het leven niet beperkt tot parkeren alleen.)

#   Ik vrees dat ik straks, als alle parkeerautomaten in de binnenstad kapot zijn - de geruchten gaan dat er deze maand een actie komt door heel Amsterdam - wel tot de PvdA-fractie zal zeggen: "U dacht dat het niet zo belangrijk was. Dan wil ik graag van u weten hoe dat heeft kunnen gebeuren". Wij komen hierop dus terug. Dat zal niet op dit moment zijn, maar als de geruchten die ik hoor waar zijn, komen wij hierop in de Raad vanzelf terug.

    (De heer HALBERTSMA: Als de mensen dit zo'n overweldigend probleem vinden, dat de Sociale Dienst en alle andere zaken overwoekert, waarom heeft uw partij dan maar een zetel gehaald?)

  Omdat ook wij even iets op andere wijze hadden gelezen en het niet op die manier tijdens de verkiezingen hebben gebruikt. Ik kan ook vragen waarom het oude College het niet per 1 januari jl. heeft ingevoerd. Ik neem aan dat de verkiezingsuitslag dan iets anders was geweest.

   (De heer HALBERTSMA: Ik geloof dat het kwartje niet erg bij u valt, en ook niet in de parkeerautomaat.)

  Wij spreken nu in euro's, dacht ik. Als er bij de PvdA-fractie nog over kwartjes wordt gesproken, geloof ik inderdaad dat zij niet weet hoe het met parkeren gaat. Dat gaat op zijn kwartjes gezegd met knaken tegelijk, meneer Halbertsma.

  Een van de zaken rond leefbaarheid is zeker van belang. Ik noem leefbaarheid, mobiliteit en inderdaad ook het sociale verhaal. Nogmaals, wij hebben tevoren gezegd dat de leefbaarheid van een stad samenhangt met de mobiliteit. Inderdaad: ik mis een paragraaf over voetgangers, ik mis een paragraaf over fietsvervoer, ik mis de paragraaf over automobilisten. Of wilt u nu ook zeggen: "Het staat er niet in en die fietsers hebben ook niet voor ons gekozen, want de fiets is niet zo belangrijk". Of wilt u ook zeggen: "Het staat er niet in, die voetganger is ook niet onze kiezer". Ik vraag mij dan af wie uw kiezers waren, maar ik neem aan dat het niet alleen de mensen zijn die voor de verzelfstandiging van het GVB zijn. In dat geval krijgen wij binnenkort toch rare uitslagen bij een referendum.

   (De heer HALBERTSMA: Ik probeer u echt met alles wat ik in mij heb te volgen, maar eerlijk gezegd ben ik u totaal kwijt. Ik sla uw intelligentie echt hoog aan en u weet zeer goed dat al dergelijke zaken wel degelijk impliciet in dit akkoord op hoofdlijnen staan. Heeft u nog een voorstel over wat u binnen dit kader van hoofdlijnen wilt veranderen? Dan kunnen wij in deze duale Raad verder discussiëren.)

  Ik hoop dat ook de mensen die thuis kijken begrepen hebben wat u nu heeft gezegd. Ik probeer te zeggen dat dit Programakkoord zo kort door de bocht is dat ik meen dat er zeer veel mogelijkheden zijn. Zo kan men het ook vertalen. Dat is wat ik tegen u zeg; ik verwacht dat de PvdA-fractie de komende paar jaren op allerlei gebieden zal meedenken en meedoen en dat deze fractie zal zeggen: "Inderdaad, daarvoor gaan wij om en wij wijzigen een aantal zaken" als wij bijvoorbeeld komen met bijzonder goede voorstellen over het verlenen van extra service aan de cliënten met de dienst Stadstoezicht.

  Ik probeerde over de leefbaarheid te zeggen dat ik het Programakkoord jammer genoeg niet indrukwekkend vond. Alle punten zijn genoemd, alles is aangeraakt, maar daardoor bent u al bijna paarser dan Paars ooit was. Als men zegt: " Dit is rechts", dan is rechts ook kort door de bocht.

    (De heer HALBERTSMA: Voordat u naar de psycholoog moet vanwege die aanval van depressiviteit die aan de overkant al heeft toegeslagen: u heeft blijkbaar prachtige plannen, wij zitten in een duale Raad, wij hebben geen Programakkoord gesloten dat tot achter de komma is dichtgetimmerd. Wij krijgen alle kans om al uw mooie voorstellen te bespreken. U krijgt alle kans om daarvoor een goede meerderheid te halen. Misschien kunt u uw depressie overwinnen door naar die mooie en gelukkige toekomst van deze Raad te kijken in plaats van deze voortdurende litanie over alles wat er Y)

  Ik begrijp niet van u dat u mij als depressief zou kunnen zien. Als er een persoon een optimist moet zijn over een parkeerbeleid, dan ben ik het. Mijn depressiviteit zult u hier niet echt meemaken. Ik word wel eens depressief van het 'geouwehoer' binne n de gemeenteraad van Amsterdam. Als dit binnen het dualisme is verdwenen en als ik uw woorden mag geloven, als uw woorden weergeven wat u de komende tijd zult waarmaken en als u zegt: '"Okee oppositie, wij zullen ons niet meer opstellen als de partij die de hielen likt van een college" en als u zegt: "Wij hebben meer in onze macht en wij zullen goed aansturen", dan waren dit prachtige woorden. Dan zijn zij voor nog vele jaren genoteerd en komen wij op deze woorden terug.

  Als ik het Programakkoord zo moet vertalen dat alles mogelijk is, vraag ik mijzelf af: "De resultaten gingen toch tellen?". Ik vind van dit Programakkoord zo angstig dat ik deze resultaten niet zo goed kan vertalen. Ik meen dat een gemiddelde manager die iets tot stand zal brengen, straks tegen het bedrijf waarvoor hij werkt zal moeten zeggen: "Dit zijn mijn resultaten". Daarom hebben wij deze motie mede ondertekend. Vanochtend hoorde ik de heer Stadig zeggen: "Over vier jaar kunt u mij erover afrekenen" en zojuist heeft hij gezegd: "Ik blijf nog vier jaar" . Dan valt er toch niets meer af te rekenen? Nee, ik verwacht dat wij over twee jaar tegen de heer Stadig kunnen zeggen: "Heeft u de eerste - zeg - achtduizend woningen gehaald? Heeft de eerste dit, heeft u de eerste dat?" Dat bedoel ik. Dat mis ik hierin. Men heeft het dan niet dichtgetimmerd. Ik meen dat mevr. Kalt of een andere collega net ook zei: ik mis de percentages. Ik mis na hoeveel jaren wij mogen proberen iets in percentages terug te zien en die gele kaart mogen uitdelen en zeggen: "U moet wat harder werken". Daarom vind ik hem zo open. Een open brief is nooit weg, want u heeft mij net alles aangegeven om positief te blijven denken in deze gemeenteraad. Dat hoop ik ook nog vele jaren te doen.

  In elk geval kan de fractie van Mokum Mobiel dit College, zoals het nu waarschijnlijk wordt voorgedragen, zeker ondersteunen. Wij zullen straks alle beoogde kandidaten een klein cadeautje geven, in het geval zij worden gekozen. Daarop hebben wij ons eigen tekst gezet, namelijk wat wij de komende tijd van die kandidaten verwachten. Ik hoop dat u de fles niet slechts leegdrinkt, maar ook even naar het etiket wil kijken.

 

 De BURGEMEESTER: Voordat wij kunnen overgaan naar een, naar ik verwacht korte, tweede ronde, waarin de fracties ook hun oordeel kunnen geven over de moties als zij daaraan behoefte hebben, geef ik op verzoek van de D66-fractie mijn reactie als burgemeester op het Programakkoord.

  Naar mijn oordeel lijkt mij met het Programakkoord goed te werken. Het is vaker gezegd dat het een programma en een akkoord op hoofdlijnen is. Lang niet alles is uitgewerkt; dat geeft meteen een eerste taak aan het nieuwe College om dat uit te werken en daarvan ook een echt programma te maken. Dat lijkt mij in de nieuwe duale structuur een mooi uitgangspunt, want het betekent dat het College ook meteen de verantwoordelijkheid voor die uitwerking zal moeten nemen en die ook in de Raad zal moeten verdedigen en telkens opnieuw zal moeten bevechten. Dat ten eerste.

  In de tweede plaats vind ik het goed dat de resultaatsgebieden, die in het afgelopen jaar zijn ingevoerd, een zo prominente rol in het akkoord spelen. Dat heeft er in de eerste plaats toe geleid dat bij het verdelen van de portefeuilles veel minder versnippering optreedt dan bij het vorige College. In meen dat dit voor het bestuur goed is en ik meen ook dat dit weer voor de Raad goed is, omdat dit het mogelijk maakt daarop veel consistenter te reageren.

  Deze resultaatgebieden kunnen ook bijdragen aan het duidelijker maken wat het College en vervolgens ook de Raad willen bereiken. Dat het om resultaten gaat en dat die resultaten ook zullen moeten worden gedefinieerd, betekent dat de lat hoger wordt gelegd. Ik meen dat de Amsterdamse burger daaraan daadwerkelijk iets heeft, als wij erin slagen dit ook te realiseren.

  Kortom, ik meen dat er met dit Programakkoord op een goede manier is te werken, ook in de nieuwe duale situatie, waaraan wij trouwens met elkaar vorm moeten geven. Dit biedt naar mijn idee kansen om het bestuur van Amsterdam beter te maken, vooral ten behoeve van de burgers, want daar gaat het tenslotte allemaal om.

 

 De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Laat ik niet proberen op alle vragen in te gaan die op ons zijn afgevuurd, want dan krijgt men inderdaad zo'n litanie. Aan degenen die over meer onderdelen vragen hebben gesteld, zeg ik toe dat wij daarop op andere momenten zullen terugkomen.

  Ik begin met het laatste. Als de burgemeester had gezegd dat niet ook maar juist in dit duale bestel heel goed met dit akkoord kan worden gewerkt, dan ben ik het met hem eens. Zo'n akkoord op hoofdlijnen, met een College dat aan het werk gaat en met de uitwerking naar de Raad komt, en waarbij de Raad alle vrijheidsgraden heeft om daarop vervolgens te schieten en te amenderen, is naar mijn mening de kern van wat wij hier hebben neergelegd.

   (De BURGEMEESTER: Ik neem dat amendement van u over.)

  Dank u. Ik wijd nog enkele woorden aan het akkoord zelf. Wij hebben lang stilgestaan bij de bestuurlijke vernieuwing die nodig is. Het is naar onze mening expliciet onze opdracht om gebruik te maken, en beter gebruik te maken, van alle kwaliteiten in dit apparaat. De inleiding van dit Programakkoord is geschreven door een ambtenaar, de heer Jelle Landsbergen, en u ziet wat een enorme kwaliteit erin zit, niet alleen qua taalgebruik, maar ook qua inhoud en qua samenvattend vermogen. Dit geeft aan dat er binnen ons ambtelijk apparaat een geweldige hoeveelheid talent is. Het enige dat ik in mijn eerste termijn duidelijk heb willen maken is dat wij het aan onszelf verplicht zijn daarvan beter gebruik te maken.

   (Mevr. BRUINES: Met heel veel respect voor de heel Landsbergen - die ken ik ook en die kan goed schrijven - maar ik neem toch aan dat daarin precies staat wat u als akkoordpartijen hebt gedicteerd.)

  Dat is juist zo knap van de heer Landsbergen.

   (Mevr. BRUINES: Het is dus geen ambtelijk akkoord, maar een politiek-bestuurlijk akkoord, lijkt mij.)

  U kunt helemaal gerust zijn. Na het nogal verwarde betoog van de GroenLinks-fractie heb ik mij afgevraagd wat wij daarmee moeten. Als ik enigszins vals ben, denk ik dat ik hen misschien wel dankbaar ben. Voor zover er nog twijfels waren binnen mijn fractie over de keuze tussen het starten van coalitieonderhandelingen met de fractie van de VVD en later met die van het CDA, of eerst met die van GroenLinks, dan zijn deze door het betoog van de heer Van Poelgeest weggenomen. Waar wij een krachtig beleid en linkse dingen wilden bereiken, bleek ook in dit geval de discussie met de GroenLinks-fractie weer ten onder te gaan in geredekavel zonder einde.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Is uw hele fractie het daarmee eens? Ik zie wat hoofden schudden.)

  Uiteraard.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik zie wat hoofden nee schudden.)

  Zij zouden het moeten wagen het niet te zijn. Mevrouw Van Oudenallen, houdt uzelf vast, want ik ga ook nog in algemene zin iets over het betoog van de D66-fractie zeggen. Ik spreek in de eerste plaats onze erkentelijkheid uit. Omdat D66 verlies had geleden en het CDA had gewonnen hebben wij gezegd dat wij in eerste instantie met de CDA-fractie zouden spreken. Dit moet een uitermate slecht verteerbaar koekje zijn geweest voor D66. Als ik dan het zeer opbouwende betoog beschouw dat de D66-fractie heeft gehouden, de zeer serieuze reactie op het Programakkoord en de zeer serieuze motie die zij indient, dan kunnen wij de fractie van D66 daarvoor alleen maar prijzen. Wij zijn het niet op alle terreinen met haar eens. Ik meen wel dat wij ons voor een groot deel kunnen vinden in wat zij heeft gezegd over denken en analyseren, namelijk dat dat ook moet gebeuren en ook vaak nodig is. Ik meen echter dat de D66-fractie het met ons eens zal zijn dat dit nooit mag leiden tot hetgeen de afgelopen jaren - al of niet per ongeluk - wel is gebeurd, namelijk dat het gebrek aan resultaat werd verscholen achter dikke rapporten en analyses en een excuus werd voor 'non-perfomance'. Dat willen wij niet meer.

   (Mevr. BRUINES: Daarover heb ik u ook in de eerste termijn gevraagd; ik zou het fijn vinden als u precies zou aangeven waarover u nu spreekt.)

  Daarop zal ik terugkomen, maar de voorbeelden zijn legio.

    (Mevr. BRUINES: Ik wil het ooit nog wel eens horen.)

  Links van mij wordt de Sociale Dienst genoemd. Er zijn talloze andere onderwerpen, juist op de terreinen die ons ter harte gaan; op het terrein van de zorg, op het terrein van jeugdbeleid. Er zijn ellenlange diversiteitsnota's, waarvan wij zeggen dat zij als excuus zijn gebruikt zonder dat veel vooruitgang is geboekt op het terrein waarvoor wij het wilden doen. Ik beloof u dat ik daarop in latere instantie zal terugkomen.

  Wij vinden de intentie van de motie van de D66-fractie goed. Het heeft echter geen zin van een College het onmogelijke te vragen. Wij zijn het met de intentie eens. Wij kunnen ermee leven als in de motie had gestaan: draagt het College op met - bijvoorbeeld - de behandeling van Voorjaarsnota - dat is heel snel - een eerste uitwerking van die concrete punten te geven in afrekenbaar resultaat. Ik vind dat namelijk volstrekt de goede termen, helemaal passend in de denkrichting van het Programakkoord. In dit geval wordt echter het onmogelijke gevraagd van het College. Daarom willen wij haar in deze vorm niet steunen.

   (Mevr. BRUINES: Wat staat er in de motie anders dan hoe u het nu verwoord?)

  Daar staat "voor de behandeling van de Voorjaarsnota". Wij zouden daar "met de behandeling" willen hebben. En wij zouden niet "een uitwerking van het College van het akkoord" wensen, maar "een eerste uitwerking", want dat akkoord strekt zich uit over vier jaar. In die vorm kunnen wij ermee leven.

   (Mevr. BRUINES: Okee. Het gaat erom dat wij er wat meer inzicht in hebben op een eerstvolgend moment dat er bijvoorbeeld geld aan de orde is.)

  Dat is de Voorjaarsnota.

   (Mevr. BRUINES: Ik meen dat wij het eens zijn. Ik ben in elk geval als eerste indiener bereid de motie in die zin aan te passen.)

  Misschien hebben wij nog heel even om dat te overleggen. Ik heb niet veel meer op mijn lever. Ik wil nogmaals besluiten met de resultaatgebieden, zoals ook al omschreven met het afrekenen daarop. Dat is het allerbelangrijkste. Wij zullen het College de komende vier jaar minder lastig vallen met hoe wij het misschien beter willen, door als een soort hulpwethouder in deze brede ring te gaan fungeren. Wij gaan echter kijken naar en afrekenen op hetgeen daadwerkelijk gebeurt. Nogmaals, wij zullen dat ook kritisch doen, met de distantie die ons past, maar als daarin onvoldoende voortgang zit, zal ook de fractie van de PvdA streng maar rechtvaardig zijn.

 

 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb drie vragen gehoord. Een van de D66-fractie, die over kunst en cultuur vroeg of het de bedoeling is dat gaandeweg wordt bezien wat nog haalbaar is. Het antwoord is ja.

De SP-fractie vroeg waar wij de studenten terugvinden. Wel, onder resultaatsgebied 12, Stedelijke Ontwikkeling, punt 2, tweede kopje, onder Doelstellingen is sprake van een groter aanbod voor studenten. Dat zit in deze 30 procent sociale woningbouw. U kunt er dus ook zeker van zijn dat dit lage huren zijn. En, ja, daarmee zijn wij blij.

Dan is er een vraag van de GroenLinks-fractie. Ik weet niet of die aan ons was gericht, maar deze fractie sprak de verbazing uit over de samenstelling van het College. Ik raad de heer Van Poelgeest aan de zaterdagse PS-bijlage van voor de verkiezingen erbij te halen, waarin hij een interview gaf van naar ik meen zes pagina's lang. Daarin gaf hij op aangeven van de journalist aan dat het inderdaad waarschijnlijk zou zijn dat na de verkiezingen de PvdA samen met de VVD verder zou gaan omdat het GroenLinks was dat uit het College is gestapt en dat dit alleen maar anders zou zijn als de uitslag daartoe aanleiding zou geven. Hij heeft daar zelf nog bijgezegd: "Stel, de VVD verliest en GroenLinks wint". Nu het andersom is, namelijk dat de VVD gelijk is gebleven, terwijl wij landelijk overal omlaag zijn gegaan, en GroenLinks in Amsterdam omlaag is gegaan, kan ik mij niet zo goed voorstellen dat de heer Van Poelgeest zijn eigen redenering van toen volgend, de PvdA kan verwijten dat zij doorgaat met een partij die wel betrouwbaar is.

 

 De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb dat interview drie weken voor de verkiezingen gegeven en dat was op dat moment mijn inschatting. Ik ben blij dat de heer Huffnagel in die zin het realisme aan onze kant waardeert. Na die drie weken gebeurde er echter opeens van alles en deed de PvdA bij monde van heer Oudkerk gedurfde uitspraken en verschoof het politieke spectrum. Ik meen dat de heer Dales zich al in die tijd en zeker daarna op momenten zenuwachtig heeft gemaakt. Hij zal nu zeggen: "Nee, dat was niet het geval". Ik heb niettemin af en toe een enigszins angstige blik in zijn ogen gezien dat het anders kon lopen. Zo zit het, meneer Huffnagel. Ik maakte die inschatting drie weken voor de verkiezingen, voordat al deze uitspraken werden gedaan.

   (De heer HUFFNAGEL: Blijft toch staan dat u een zetel hebt verloren en dat wij gelijk zijn gebleven en dat het dus niet logisch is om als eerste met u te gaan onderhandelen.)

 Ja, maar de PvdA heeft ook tijdens de verkiezing en gezegd Y

  (De heer HUFFNAGEL: Niet 'maar'. Is dat wel of niet logisch?)

  ... "Programmatisch staan wij dichter bij GroenLinks" Y

   (De heer HUFFNAGEL: Maar de kiezer heeft GroenLinks minder stemmen gegeven.)

 Y en ik neem aan dat men ervoor gaat om het samen te doen met degene waar men het dichtst bij staat. Daarover heb ik echter gesproken in de eerste termijn. U ziet dat anders, dat weet ik, maar u vroeg mij even te verklaren waarom ik op dat moment gezegd heb wat ik heb gezegd. Bij deze.

  De heer Halbertsma merkte op dat na dit betoog van de GroenLinks-fractie nu ook de laatste twijfelaars in de PvdA-fractie over de streep zijn getrokken. Dit is bij de PvdA vaak het geval. Men heeft het monopolie op wat het juiste progressieve of linkse denken is en als een andere linkse partij daar anders over denkt en bijvoorbeeld hier een Programakkoord kritiseert, dan heeft men het altijd gedaan. Het is dan nooit goed, want jij moet als links mens toch begrijpen dat dit het enig juiste Programakkoord is. Als je dit niet begrijpt, dan lig je eruit. Zo gaat het heel vaak tussen ons en onze sociaaldemocratische vrienden. Ik ben bang dat dit mechanisme niet zal veranderen. Ik hoop wel dat dit ooit zal veranderen. Ik vind dit mechanisme echter wel weer heel herkenbaar. De heer Halbertsma heeft hiervan wel vaker last, want de vorige week heeft hij tegen zijn ledenvergadering gezegd: "Wij hebben er vier weken over gedaan om ons eigen programma eruit te krijgen". Hij heeft dat nu naar vijf dagen teruggebracht en vervolgens de uitspraak hier in de Raad genuanceerd, maar de mededeling voor die ledenvergadering - impliciet, want het gaat over impliciete zaken, die ook in het Programakkoord zouden staan - op dat moment, met die toon, was natuurlijk een andere. Die was: "Mensen, wij zijn er weer in geslaagd, wij hebben ze in de luren laten liggen, wij zijn de grootste in deze stad, het gaat zoals wij willen". Dat is wat u zei tot deze ledenvergadering.

   (De heer HALBERTSMA: De heer Wiegman is mijn getuige dat ik helemaal niet heb gesproken op die ledenvergadering die u noemt.)

  Ik heb alleen maar die uitspraak van u gehoord, dat "wij er toch weer in geslaagd zijn", enzovoort.

   (De heer HUFFNAGEL: Als ik u nu zo hoor, dan moet u toch een gelukkig mens zijn dat u niet in dit College zit.)

  Dat ben ik niet. Dat ben ik absoluut niet. Ik meen dat het niet goed is voor de stad. Daarover heb ik echter in de eerste termijn uitgebreid gesproken.

  Ik kom op de vrijheidsgraden. Ik vond het een merkwaardige opmerking van de heer Halbertsma dat de Raad vrijheidsgraden behoudt. Deze Raad behoudt in een dualistisch systeem alle vrijheid en niet vrijheidsgraden. Misschien geldt dat voor u, maar dan ook alleen voor uw fractie, dat u vrijheidsgraden zegt. Ik meen dat wij gewoon in vrijheid kunnen samenwerken of niet.

    (De heer HALBERTSMA: Voor zover ik mij verkeerd heb uitgedrukt: ik bedoelde uiteraard drie fracties in deze Raad, die dit Programakkoord hebben gesloten.)

  Ja, maar daar staat niets in, dus u bent nergens aan gebonden.

  Die wijziging in de motie lijkt mij akkoord. Ik weet niet wat mevr. Bruines daarvan vindt. Het zou goed zijn als dat ook zal gebeuren. Het moeten natuurlijk wel afrekenbare resultaten zijn die zo concreet zijn dat men inderdaad ook kan afrekenen.

  Wat de wethouderskandidaten betreft zullen wij voor de heer Oudkerk en voor mevr. Belliot stemmen. Wij hadden bedacht dat wij van de heer Stadig wilden vernemen dat hij vier jaar blijft. Hij heeft gezegd dat hij dat wil doen zolang er een uitdaging ligt. Het is niet helemaal een harde garantie, maar wij geven hem het voordeel van de twijfel en zullen voor hem stemmen. Wij zullen niet voor de beide VVD-kandidaten, de heer Van der Horst en de heer Dales, stemmen. Niet omdat wij hun competentie in twijfel trekken, maar om politieke motieven. Wij hadden liever niet gezien dat de VVD in het College zou zitten en zullen tot de laatste snik proberen dat te voorkomen en daarom tegen beide heren stemmen. Wij zullen ook tegen mevr. Maij stemmen om de redenen die de SP-fractie eerder deze avond heeft verwoord.

 

 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil eerst reageren op de opmerkingen dat het voorliggende program niet is dichtgetimmerd. Het is heel bewust niet dichtgetimmerd; dat geeft juist aan alle fracties in de Raad, dus ook aan de CDA-fractie, nog alle mogelijkheden om op welke wijze dan ook zaken toe te voegen die in het belang van Amsterdam zijn.

  Ten tweede ben ik zeer content met de opmerking van de D66-fractie dat zij de ontwikkeling opbouwend en constructief blijft volgen. Dat hebben wij bij hen ook gedaan, dus ik ben zeer blij dat wij dat hebben teruggekregen.

  Ten laatste ga ik in op de zaken die de CDA-fractie zou inleveren en niet zou krijgen en dergelijke. De heer Van Poelgeest heeft het zojuist nog heel netjes gezegd: politiek is geven en nemen, en hij heeft het in juni 1998 in het blad Linker eigenlijk nog veel mooier gezegd: als men in een coalitie zit, moet men wel compromissen sluiten.

 

 Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. Hoewel de uitspraken van de heer Halbertsma mij weer uitdagen om nog iets te zeggen over tandenknarsende emoties die ik kennelijk hoor en die nog voortkomen uit de ervaringen van het vorige College: de ellenlange nota's over diversiteit, enzovoort. Ik ga er eigenlijk maar niet op in; ik zie wel wat het wordt. Ik beperk mij tot de moties die voorliggen, want over de personen heb ik al een uitspraak gedaan. U kunt zich voorstellen dat het gesloten akkoord niet onze steun kan krijgen. Het spijt me; daarvoor had u het iets anders moeten formuleren.

  Wij vinden dat de motie zoals die door ons is ingediend er ook in de gewijzigde wel mee door kan. Dat is geen punt. Ik ben ook iemand van helder taalgebruik. Deze keer, heren Bakker, zult u de steun van de SP-fractie krijgen voor uw verzoek om helderder taalgebruik.

 

 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Wij kunnen hier nog uren over doorpraten en dat doen wij ook graag, maar dan doen wij dat maar op andere momenten. Ik denk dat ik met de heer Halbertsma nog wel eens uitgebreid wil doorpraten over hoe het nu zat met die nota's over diversiteit, over jeugd en over zorg. Het hangt er maar vanaf via welke weg men iets wil bereiken.

  Ik vind het jammer dat de akkoordpartijen - de onderhandelaars zeg ik nog maar even - zich niet in tweede termijn verder hebben uitgelaten over wat men wel of niet tijdens de onderhandelingen heeft verloren of gewonnen. Wij hebben die openbare verantwoording gemist over waarmee zij wel en niet tevreden zijn en wie wat heeft ingeleverd. Het was een gebruik dat iedereen dat wist en kon volgen. Het blijft voor ons enigszins gissen in het duister. Het zij zo en wij betreuren dat zeer.

  Wij hebben op dit moment nog te veel vragen bij het Programakkoord en wij hebben ook in de tweede termijn van de akkoordpartijen niet duidelijk gehoord welke onderwerpen zij absoluut van plan zijn in een volgende ronde mee te nemen. Wij kunnen daarom op dit moment niets anders doen dan het akkoord voor kennisgeving aannemen en zullen dus motie A niet steunen. Motie B is de motie van ons en de rest van de niet-coalitiepartijen. Wij zijn bereid die te wijzigen in de zin zoals de heer Halbertsma heeft voorgesteld. Wat ons betreft komt in het dictum dus: "draagt het College op bij de behandeling van de Voorjaarsnota de Raad een eerste uitwerking van het Collegeakkoord ter bespreking te doen toekomen". Ik heb even gezegd juni 2002, omdat ik aanneem dat het ongeveer rond die tijd zal zijn.

   (De heer HALBERTSMA: Er is hier sprake van enigszins voortschrijdend inzicht. Er is namelijk twijfel over of er een Voorjaarsnota zal komen. Dan zou het een motie in het luchtledige zijn. Wellicht kunnen wij daarover even schorsen.)

  Ons gaat het erom dat wij op enig moment dat er weer besluiten moeten worden genomen, zeker wanneer het over geld gaat - en dat moet niet al te lang duren - zinnig en meer in concreto kunnen bespreken of hetgeen hier aan afrekenbare resultaten staat ook op een zinnige manier is gekoppeld aan het geld dat daarachter is gezet en of het ook afrekenbaar is. Daarover willen wij iets krijgen op een zinnig moment.

   (De heer HALBERTSMA: Wat ik aan u wilde overbrengen is dat de overwegingen bij vooral het eerste, tweede en vierde streepje precies zijn wat wij willen bereiken. Wij verwachten dus ook van het College zo spoedig mogelijk en in ieder geval bij de begroting een nadere uitwerking van dit akkoord op hoofdlijnen. Wij willen niet het onmogelijke eisen, maar ik heb de indruk dat u hetzelfde zegt. Zoals het hier letterlijk staat is problematisch als er geen Voorjaarsnota zal zijn.)

  Ik kan mij niet herinneren dat deze Raad heeft besloten geen Voorjaarsnota te hebben. Ik vraag aan de demissionaire wethouder van Financiën of dit zo is.

   (De heer DALES: Daar hebt u gelijk in, maar nu er op dit ogenblik, vlak voor er een nieuwe Voorjaarsnota zou komen, een nieuw Programakkoord wordt afgesproken, waarbij dus duidelijk wordt hoeveel geld er beschikbaar is - dat hebben wij zojuist bij het Financieel Meerjarenperspectief behandeld - en waaraan het zal worden besteed, heeft een Voorjaarsnota op dit ogenblik een groot deel van haar zin verloren.)

   (De heer VAN POELGEEST: Ik ben het met de heer Dales eens over de financiële ruimte. Wat wel zin heeft is dat die afrekenbare resultaten er komen. Volgens mij is dat essentie van uw motie. Als de heer Halbertsma toezegt dat die er in juni a.s. zijn, is voldaan aan de portee van de motie. Dan hoeven wij niet de Voorjaarsnota te noemen, maar noemen wij juni 2002.)

  Waar het ons om gaat dat dit er binnen enige afzienbare tijd komt.

   (De heer HALBERTSMA: Volgens mij willen wij hetzelfde, maar moeten wij het even praktisch houden. Het moment is natuurlijk de begroting. Daar verwachten wij als collegepartij de eerste ronde van de invulling van hetgeen wij hebben afgesproken, met op dat moment die helder afrekenbare resultaten. Natuurlijk zal dat veel gespecificeerder zijn dan nu in zo'n akkoord op hoofdlijnen mogelijk is.)

  Dan moet dat zijn "begroting". Dan ga ik ervan uit dat over wat hierin staat duidelijk beargumenteerd wordt waarom het wel of niet gebeurt en waarom er zoveel voor nodig is en niet meer of niet minder. Een deel van het geld is niet besteed. Daarover kunnen wij dan moties en voorstellen indienen. Ik kan mij voorstellen dat die misschien ook van het College komen. Ondertussen hebben wij dan ook de Rekening behandeld.

   (Mevr. KALT: Ik vind dit echt te ver gaan. Opeens wordt ons de Voorjaarsnota ontnomen omdat er een akkoord op hoofdlijnen ligt. Ik vind dit echt niet kunnen en ik vind niet dat mevr. Bruines nu terug moet krabbelen. Er moet gewoon " Voorjaarsnota" staan.)

  Ik stel "eerste belangrijke financieel moment" of zoiets voor. Misschien moeten wij even schorsen, opdat de indieners even kunnen overleggen.

 

 De vergadering wordt van 22.10 tot 22.20 uur geschorst.

 De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan mevr. Bruines.

 

 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben ons beraden. Wij vinden dat men bij het sluiten van een Programakkoord de tijd neemt om daarover zeer goed na te denken. Als men zegt dat men komt met afrekenbare resultaten, nemen wij aan dat men het op een serieuze wijze opvat Dat is nu niet gelukt en gezien het feit dat er eerst enkele weken wat heen en weer is gepraat en vervolgens in anderhalve week dit akkoord in elkaar is gezet, begrijpen wij best enigszins dat dit allemaal nog niet in die resultaten stond. Wij vinden het echter wel terecht dat de Raad er recht op heeft in de tijd voor het zomerreces wat meer inzicht te hebben in de stand van zaken rond de afrekenbare resultaten. Er komt misschien wel of geen Voorjaarsnota; dat zullen wij allemaal wel merken. De begroting komt er echter ook aan. Dit gaat allemaal in voorbereiding en zelfs bij de voorbereiding van de begroting is het voor het College ook al belangrijk te weten hoe het precies zit met de afrekenbare resultaten. Wij handhaven daarom de motie, in de zin dat bij de behandeling van de Voorjaarsnota of te lezen "voor het zomerreces", de Raad een eerste uitwerking van het Collegeakkoord ter bespreking kan doen worden toegekomen.

   (De VOORZITTER: U verandert dus de ingediende motie op twee punten. Er staat nu niet meer "voor de behandeling", maar "bij de behandeling" van de Voorjaarsnota en er komt te staan "een eerste uitwerking".)

 Ik begrijp dat er misschien geen Voorjaarsnota komt, maar dat hangt nog in het luchtledige. Waarom het gaat is dat er voor de zomer Y

   (De VOORZITTER: Er moet een tekst liggen.)

  Dan staat er: "voor het zomerreces een uitwerking van het Collegeakkoord ter bespreking te doen toekomen, waarin afrekenbare resultaten staan op genomen". Dat kan ook een eerste uitwerking zijn; 'een uitwerking' is multi-interpretabel.

  (De VOORZITTER: Nu ligt er een motie B' met de tekst: "draagt het College op voor het zomerreces de Raad een uitwerking van het Collegeakkoord ter bespreking te doen toekomen".)

Ja.

   (Mevr. KALT: Zal dan in de Raad nog worden besproken of er wel of niet een Voorjaarsnota komt? Ik vind het namelijk echt schandalig om dat nu zo weg te werken. Wij gaan er dus nog rustig over spreken of wij een Voorjaarsnota krijgen of niet. Okee.)

  Motie nr. 312 is ons uit het hart gegrepen, dus die zullen wij van harte steunen.

  Wat de personen betreft, te weten de wethouders en de stemmingen daarover, het volgende. Wij waren niet helemaal dolenthousiast over de opmerkingen van de heer Stadig over zijn vierjarige aanstelling, maar wij gunnen hem het voordeel van de twijfel en zullen voor hem stemmen. Wat er met het CDA is gebeurd en de wijze waarop mevr. Maij dat gisteren heeft uitgelegd blijft voor ons moeilijk. Wij sluiten o ns aan bij de woorden van mevr. Alberts en wij zullen tegen de kandidatuur van mevr. Maij stemmen.

 

 De motie-Br uines c.s. (nr. 310), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van behandeling meer uit.

 

 De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:

 

5E  Motie van 17 maart 2002 van de raadsleden Bruines, Van Poelgeest, Kalt, Van Oudenallen, Alberts, H.H.G. Bakker en H. Bakker inzake een uitwerking van het programmakkoord ter bespreking voor de behandeling van de Voorjaarsnota 2002 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 311).

 

  De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.

 

 De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben vanavond winnaars gehoord en kwade, geë ;motioneerde verliezers. De uitvoering van het akkoord is een bewust gebeuren. Hoe meer geld er uit Den Haag komt, hoe beter het akkoord is uit te voeren.

  Van de kandidaten geef ik mevr. Maij een aantekening, dus nog geen gele kaart. Die gele kaart houd ik nog even in mijn zak; misschien dat ik die later wel uit mijn zak moet trekken. Voor de heer Stadig heb ik ook een aantekening, dus dat houden wij in de gaten.

 

 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Op zich had de heer Res gelijk dat het in elk geval voor de oppositiepartijen aardig is dat dit akkoord niet helemaal is dichtgetimmerd, zoals vier jaar geleden wel het geval was; tot op de details. Dat was voor ons niet zo leuk. Er blijven dus wel aardige openingen over.

  Omdat ook de heer Halbertsma nog echt de vlotte stoerejongenstaal uitbraakt, wil ik nog even waarschuwen. Ik vind een anti-intellectuele houding ten opzichte van het bestuur van de stad een gevaarlijke zaak. Daarvoor wil ik waarschuwen.

   (De heer HALBERTSMA: Gezond boerenverstand, is dat wel goed?)

  Ik houd er niet zo van. Ik heb liever dat mensen een beetje nadenken.

  Het is ons College niet dat hier gaat zitten en het is ons Programakkoord niet. Wij zullen daarom stemmen tegen motie A. Voor het gebruik van Nederlandse taal is iedereen; het moet toch een beetje begrijpelijk blijven. Voor motie B, zoals deze nu is gecorrigeerd, kunnen wij wel stemmen. Verder zullen wij stemmen tegen alle collegeleden die zullen worden benoemd. Dit om politieke redenen en niet om persoonlijke redenen.

 

 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Motie B onderschrijven wij nog steeds. Motie C onderschrijven wij natuurlijk. Ik wil deze Raad een ding zeggen: als wij met ons allen in een Programakkoord normen en waarden willen aanhouden, dan stel ik voor dat wij dat in deze Raad als eerste doen. Net gebeurde wat de hele dag en de afgelopen jaren steeds gebeurde, namelijk dat iedereen als een ander aan het woord is er zo onbeleefd doorheen kwekt. Als wij de anderen willen zeggen dat zij normen en waarden moeten aanhouden, dan verzoek ik aan iedereen de anderen te respecteren als zij spreken en dat u daarom in de koffiekamer verder gaat praten. Dan kunnen degenen die willen luisteren en praten verder gaan. Dat is een. Ik zal geen motie indienen omdat ik meen dat iedereen zijn eigen normen en waarden graag wil bijstellen.

  Ten tweede, meneer Halbertsma, hoop ik dat de oppositie als zij het niet met u eens is, de komende tijd niet van de PvdA-fractie alleen maar te horen krijgt: "God, wat treurig" en "Goh, dit". Nee, wij verwachten samenwerking. Als er samenwerking komt in een dualistisch stelsel, dan verwachten wij zeer veel van de akkoordpartijen.

    (De heer HALBERTSMA: Wij verheugen ons op uw opbouwende samenwerking.)

 

 De discussie wordt gesloten.

 

  Aan de orde is de stemming over de ingediende moties.

 

  De motie-Halbertsma c.s. (nr. 309) wordt met zitten en opstaan aangenomen.

 

 De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts, H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Bruines, Codrington, Dalm, Kalt, Manuel, Meijer, Van Oudenallen, Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Sargentini en Zafer Yurdakul zich tegen de motie hebben verklaard.

 

 De heer HALBERTSMA (stemmotivering): Tot onze droefenis heeft het samenwerkingsverband dat deze motie heeft gemaakt op het laatste moment besloten om het eerder voorgestelde amendement "uiterlijk bij de begroting" in plaats van " Voorjaarsnota" in het dictum weer terug te draaien. Mijn fractie gaat ervan uit dat het College uiterlijk bij de behandeling van de begroting het dictum van deze motie uitvoert. In deze vorm kunnen wij deze motie echter helaas niet steunen.

 

 De heer HUFFNAGEL: Wij zijn tegen om dezelfde reden.

 

 De heer RES: Wij zullen deze motie ook niet kunnen steunen. Het is juist bij de begroting het moment om dit soort belangrijke zaken zeer goed te funderen en dan meteen mee te nemen.

 

  De motie-Bruines c.s. (nr. 311) wordt met zitten en opstaan verworpen.

 

 De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Alberts, H. Bakker, H.H.G. Bakker, J.L. Bakker, Bruines, Codrington, Dalm, Kalt, Manuel, Meijer, Van Oudenallen, Özütok, Paquay, Van Pinxteren, Van Poelgeest, Sargentini en Zafer Yurdakul zich voor de motie hebben verklaard.

 

 De heer HUFFNAGEL (stemmotivering): Wij zijn het er helemaal mee eens, dus wij stemmen voor.

 

 De heer HALBERTSMA: Wij hadden graag het taalbebruik in de motie wat helderder gezien, maar toch zullen wij voorstemmen.

 

  De motie-H. Bakker c.s. (nr. 312) wordt met zitten en opstaan aangenomen.

 

 De VOORZITTER constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen de motie heeft verklaard.

 

 4

  Benoeming van de wethouders.

 

 De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Namens de fractie van de PvdA heb ik niet alleen het genoegen maar ook de eer de heer Oudkerk voor te stellen als wethouder.

  (De VOORZITTER: Daarbij wilde u het houden?)

  De heer HALBERTSMA: Ik had begrepen dat wij hier een stuksbehandeling zouden doen.

  (De VOORZITTER: Wat mij betreft vindt de stemming straks in een keer over alle wethouders plaats.)

  Namens mijn fractie stel ik in dat geval ook mevr. Belliot en de heer Stadig voor.

 

 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. namens de VVD-fractie kandideer ik de heer Geert Dales en de heer Mark van der Horst.

 

 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. Namens de CDA-fractie kandideer ik mevr. Maij voor de post van wethouder.

 

 De VOORZITTER: Ik constateer, dat geen andere kandidaten worden gesteld.

 

  De VOORZITTER nodigt de leden Asante, Bruines en Codrington uit, met hem het bureau van stemopneming te vormen.

 

  De vergadering wordt van 22.32 tot 22.42 uur geschorst.

 

 De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.

 

  Benoemd worden tot:

 

 Wethouder van Amsterdam : mevr. J.H. Belliot, mr. dr. G.D. Dales, M. van der Horst, mevr. M.H. Maij, drs. R.H. Oudkerk en drs. D.B. Stadig.

 

  Ingeleverd zijn 45 stembiljetten.

 

  De heer Oudkerk is benoemd met 40 stemmen voor en 5 stemmen tegen.

  Mevr. Belliot is benoemd met 40 stemmen voor en 5 stemmen tegen.

  De heer Dales is benoemd met 33 stemmen voor en 12 stemmen tegen.

  De heer Van der Horst is benoemd met 34 stemmen voor en 11 stemmen tegen.

 Mevr. Maij is benoemd met 31 stemmen voor en 14 stemmen tegen.

 De heer Stadig is benoemd met 38 stemmen voor en 7 stemmen tegen.

 

 De VOORZITTER: Ik verzoek de gekozen wethouders naar voren te komen.

 

  Mevr. Maij en de heer Stadig leggen in handen van de Voorzitter de bij de wet gevorderde eden af.

 

  Mevr. Belliot en de heren Dales, Van der Horst en Oudkerk leggen in handen van de Voorzitter de bij de wet gevorderde verklaringen en beloften af.

 

 De VOORZITTER wenst de wethouders geluk met hun benoeming en dankt de leden van het bureau van stemopneming voor de verleende hulp.

 

 (Applaus)

 

 De vergadering wordt om 22.44 uur gesloten.