OPENBARE VERGADERING OP DINSDAG 16 APRIL 2002.

 

  Aanwezig : de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), Asscher (PvdA), J.L. Bakker (SP), H. Bakker (LA), H.H.G. Bakker (LA), mevr. Belliot (PvdA), mevr. Bruines (D66), Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), Bijlsma (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), Dales (VVD), mevr. Dalm (GroenLinks), mevr. Elatik (PvdA), Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), Goring (VVD), Halbertsma (PvdA), Van der Horst (VVD), Huffnagel (VVD), Jamari (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), Klerks (PvdA), Manuel (D66), mevr. Maij (CDA), mevr. Meijer (SP), Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), Oudkerk (PvdA), mevr. Özütok (GroenLinks), Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), Van Poelgeest (GroenLinks), Res (CDA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), Stadig (PvdA), Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), Zafer Yurdakul (D66) en Zati Yurdakul (PvdA).

 Afwezig: geen der leden.

Avondzitting op dinsdag 16 april 2002.

   Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester.

 Secretaris: drs. E. Gerritsen, gemeentesecretaris.

 Aan de orde is de agenda.

 

 De VOORZITTER: Ik open deze bijzondere vergadering van de Gemeenteraad, die gewijd zal zijn aan het horen van de beoogde portefeuillehouders. Ik heb u daartoe een brief gestuurd, waarin ik heb uiteengezet hoe ik dacht dat wij dit het best kunnen doen.

  Ik stel voor dat wij beginnen met de heer Oudkerk. Ik verzoek hem, naast mij plaats te nemen. Ik geef hem als eerste het woord.

 

 1

 Profielen kandidaat-wethouders.

 

  De heer Oudkerk neemt plaats achter de collegetafel.

 

 De heer OUDKERK: Mijnheer de Voorzitter. Het is voor mij een vreemde gewaarwording dat ik hier zit, ongeveer tweeënhalf uur nadat ik in levenden lijve getuige ben geweest van het aftreden van het voltallige Paarse kabinet. Het was indrukwekkend, niet het feit dat het kabinet aftreedt, maar wel de redengeving waarom dat gebeurt. Het ging namelijk over het afleggen van verantwoording en rekenschap. Dat is eigenlijk precies wat de brug slaat - dat had ik niet zo voorbereid - naar datgene waarvan ik denk dat het het belangrijkste item zou kunnen zijn in het wethouderschap van Amsterdam met zijn nieuwe invulling, namelijk het afleggen van verantwoording en rekenschap.

  Toen mij de vraag werd gesteld of ik eigenlijk wel geschikt ben als wethouder, antwoordde ik dat er twee mogelijkheden zijn. Ik ben niet geschikt, of ik ben wel geschikt, maar the proof of the pudding is the eating. U zult van mij dus niet horen dat ik uitermate geschikt ben voor het wethouderschap van de gemeente Amsterdam, om de doodeenvoudige reden dat die geschiktheid pas later blijkt. Alleen het resultaat telt immers. Dat is ook de titel geworden van ons collegeprogramma. Ik hoop dus dat ik met mijn medebestuurders en met de hulp en de controle van de Raad van de gemeente Amsterdam in staat wordt gesteld datgene te doen wat naar mijn mening in deze stad van bijna onmeetbaar belang is, namelijk het verder vormgeven van de sociale integratie. Als het mij met uw hulp en controle zou kunnen lukken daarover ook verantwoording af te leggen B louter over de resultaten, dus niet over het proces dat vaak achter geslo ten deuren plaatsvindt. Het gaat bij modern besturen naar mijn mening niet om hoe het is gebeurd, maar meer om het feit dat het gebeurt - en dat met mijn collega's op enigerlei wijze vorm te geven, vindt u de ambities die ik daarin heb terug in de twee bladzijden die zijn opgenomen in het collegeakkoord dat morgen in de Raad voorligt. Die ambities wil ik kortheidshalve maar niet herhalen, want dan zitten wij hier vanavond laat nog.

 

 De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Namens mijn fractie stel ik één vraag aan de heer Oudkerk, die is ingegeven door een tweetal punten.

  Het eerste punt is dat de heer Oudkerk acht jaar ervaring heeft met dualisme in de Haagse kringen.

  Het tweede is dat hij tijdens de verkiezingscampagne vaak met grote woorden duidelijk heeft gemaakt dat hij de aansturing, de manier van werken en van het besturen van deze stad anders wil bereiken. Hij noemde het zojuist nog louter afrekenen op resultaat. Deze twee factoren leiden tot de vraag wat wij in de eerste honderd dagen van zijn bestuur mogen verwachten. Wat zal werkelijk anders worden en wat zal ons als Raad werkelijk opvallen?

 

 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik zal mijn vier vragen in het kort inleiden. Deze inleiding zal ik alleen nu houden, want de vier vragen zijn voor alle wethouderskandidaten gelijk.

  Vandaag hebben wij weer eens iets nieuws onder de zon, namelijk een hoorzitting waarin kandidaat-wethouders voor het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam kunnen worden ondervraagd door de Gemeenteraad. Het was onze lijsttrekker Geert Dales, die in de afgelopen campagne voor een dergelijke hoorzitting pleitte, nadat hij zich erover had verwonderd hoe relatief gemakkelijk mensen wethouder van de hoofdstad van het land kunnen worden. De VVD-fractie denkt dat een hoorzitting als deze past binnen het toetsen van de basiswaarden die gelden voor het Amsterdamse bestuur. Wij willen graag nagaan hoe de kandidaten scoren op de meetlat van open, actief en integer.

  Daarnaast krijgen wij te maken met de Wet dualisering, waardoor het bestuurlijk zwaartepunt bij het College van Burgemeester en Wethouders komt te liggen. Meer dan ooit gaat de kwaliteit van de bestuurders tellen. Het wethouderschap van Amsterdam mag gerust worden gerekend tot de zwaardere bestuurlijke functies in ons land. Daarbij past een serieus oordeel over de geschiktheid van de kandidaten. Helemaal uniek is een dergelijke hoorzitting natuurlijk niet. Dergelijke hoorzittingen worden in het Europees Parlement gehouden, evenals bij de benoeming van Eurocommissarissen. In de Verenigde Staten kent men hearings voor kandidaat-kabinetsleden. Maar toch, voor Amsterdam en naar ik vermoed voor Nederland, is deze hoorzitting een novum. Ik zal namens de VVD-fractie vier vragen stellen aan de kandidaat-wethouders van PvdA- en CDA-huize. Daar de wethouders van VVD-huize door mijn fractie zelf worden voorgesteld, kunt u er zeker van zijn dat al onze vragen aan hen naar tevredenheid zijn beantwoord.

  Aan de Burgemeester zullen wij geen vragen stellen. Hij blijft wat ons betreft Burgemeester. De VVD maakte deel uit van de Vertrouwenscommissie en was tevreden met de voordracht. Als fractie staan wij nog steeds achter onze keuze voor Job Cohen als Burgemeester van onze stad.

  Ik stel vier vragen aan de wethouderskandidaten Oudkerk, Belliot, Stadig en Maij.

  De eerste vraag is ingegeven door de vele wisselingen in de afgelopen collegeperiode. Bent u van plan de aankomende vier jaar in Amsterdam wethouder te blijven?

  Wij moeten invulling geven aan het dualisme. Een aantal cv's was zeer summier. Hoe denken de wethouders-in spe invulling te geven aan het dualisme en dan met name waar het gaat om het informeren van de Raad?

  Onze derde vraag is een typische sollicitatievraag. Wat maakt u nu zo geschikt voor deze functie?

  Het is mijn fractie opgevallen dat er op de verschillende cv's maar weinig onbezoldigde, maatschappelijke functies staan. Nu kan het zijn dat de kandidaten daaraan wel veel doen, maar dat zij het noemen daarvan niet belangrijk genoeg achten. Mijn fractie vindt het echter wel prettig te weten of in een stad waar zoveel vrijwilligerswerk wordt gedaan, ook de kandidaat-wethouders bekend zijn met onbezoldigde nevenfuncties. Liberalen praten daar niet zo veel over, maar zij doen dat graag en zowel in de vorige fractie als in de huidige zitten nogal wat mensen die dergelijke functies vervullen. Daarom mijn vraag of dit alles is. Zo nee, wat is er dan nog meer?

 

 Mevr. SARGENTINI: Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Oudkerk, toen ik zojuist in de lift naar boven ging, hing daar een aankondiging voor een debat met wethouder Oudkerk over het GVB. Toen dacht ik: "O, het is eigenlijk allemaal in kannen en kruiken." Waarom bent u eigenlijk zo zeker van uw zaak? Zou dat zo zijn, omdat alle coalitiepartijen toch al hebben besloten dat zij elkaars kandidaten volledig zullen steunen en is de consequentie daarvan dat wij hier een spelletje aan het spelen zijn?

  Mocht u dan toch wethouder worden, stopt u dan per direct met uw Kamerlidmaatschap? U heeft daar toch niet meer zo veel te zoeken, nu de Kamer niets meer mag doen.

  Denkt u dat u met een dergelijke summiere cv elders voor een sollicitatiegesprek zou zijn uitgenodigd?

  Is dit een voorbeeld dat wij de werklozen in Amsterdam willen stellen, van een manier om aan een nieuwe baan te komen?

  U staat in een te lange traditie van sociaaldemocratische macht in Amsterdam. Het bestuur heeft ruim de kans gehad de zaken ten goede te keren, maar toch 'mot' alles anders en gaan wij ervoor. Als wij ervoor gaan, bijvoorbeeld voor die sociale integratie, wat kunt u dan wèl wat uw voorganger Jaap van der Aa niet kon?

  U wilt ook de bezem halen door het Amsterdamse ambtenarenapparaat: binnen drie jaar een flinke mentaliteitsverandering en alle ambtenaren één dag de straat op. Hoe moeten wij ons dat offensief voorstellen? Zullen er massaontslagen vallen? Dat schoont immers lekker op. Of wordt dat anders?

  Verder heeft u aangegeven dat u parttime, één dag per week, huisarts blijft. De fractie van GroenLinks betwijfelt of u de zwaarte van uw wethouderspost wel goed inschat. Bravoure praatjes over kort en effectief besturen kennen wij ook van een bepaald Rotterdams raadslid. Neemt u uw wethouderstaak hiermee wel serieus? Is een huisartsenpraktijk en het wethouderschap wel te combineren? Als u die huisartsenpraktijk aanhoudt om uw contact met de straat te continueren, zijn er dan niet betere manieren? Is het dan niet verstandiger bijvoorbeeld één dag in de week buurtvader te worden in Amsterdam Nieuw-West in plaats van in Oud-West?

  Verder heeft u een flink aantal contracten gesloten met de stad en belofte maakt schuld. De fractie van GroenLinks wil graag van u weten welke sancties er voor uzelf op staan, mocht u deze beloftes niet kunnen inlossen.

 

  (Applaus)

 

 De VOORZITTER: Ik wens mevr. Sargentini geluk met haar maidenspeech.

 

 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. Tijdens de gesprekken die wij bij de vorming van het College hebben gehad, hebben wij al heel wat vragen en antwoorden van elkaar gehad, maar er blijven er voor ons in ieder geval twee liggen.

  Wij wilden natuurlijk tempo maken. Het kabinet zou er immers nog maar een maandje zitten, maar je kunt zien hoe snel dat al gaat. Dat gaat dus waarschijnlijk niet door.

  Wat gaat u doen nu die gelden misschien niet zo gemakkelijk zullen loskomen en nu wij afspraken hebben gemaakt om meteen naar Den Haag te gaan voor de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) waarvoor u dan verantwoordelijk bent? Wat zijn dan uw eerste stappen om dat voor elkaar te krijgen?

  Zeker tijdens de onderhandelingen hebben wij gemerkt dat u op het gebied van de jeugd vasthield aan de ketenregie. U wilde al die zaken per se aan elkaar koppelen en u zult daarvoor best een goede reden hebben, maar wij willen weten wat de eerste stap is die u op dat gebied gaat zetten.

 

 (Applaus)

 

 De VOORZITTER: Ik wens ook de heer Res geluk met zijn maidenspeech.

 

 Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. Het is wel spannend. Voor het eerst in de geschiedenis zal de Raad zijn beoogde wethouders ondervragen. Het zal mij benieuwen wat daar allemaal niet uit zal voortkomen. U hoor het goed, ik zeg "niet" .

  In eerste instantie zou ik willen weten of de Raad - misschien kunt u dat beantwoorden, maar misschien kan de Raad dat ook zelf doen - wil weten of de kandidaten kunnen besturen of dat zij goede politici zijn. Dat is het dilemma, want de nieuwe wet die sinds 7 maart jl. van kracht is, heeft nogal wat veranderingen teweeggebracht. Één van die veranderingen is het uit elkaar peuteren van de Raad en het College. Tot die tijd waren wethouders ook raadslid, maar nu is dat niet meer het geval. "Lekker duidelijk", zeiden de voorstanders. Dat kan allemaal best, maar het is vooral duidelijk dat er meer macht bij het College en minder bij de Raad terecht is gekomen.

  De verwachting is dat de wethouders zich meer en meer als managers zullen gedragen, dus ik stel nogmaals de vraag wat de Raad van de wethouder verwacht. Verwacht hij dat hij een goede manager is, of dat hij een goede politicus is? Dan hebben wij al direct een probleem, want de kandidaten zijn groot geworden in de politiek, maar zij gaan wel de rol van manager vervullen. Andersom is het zo dat managerskwaliteiten in dit politieke huis wellicht niet nodig zijn, want het is toch vooral de politieke wil die bepaald beleid uitstippelt of niet.

  Wat bovendien vreemd is, is dat wij eerst over de poppetjes zullen spreken en pas morgen over de plannen. Hoe kunnen wij erachter komen of deze poppetjes in staat zijn de plannen uit te voeren en in hoeverre zij achter de plannen staan? Wij gaan dus eerst mensen aanstellen. Dat zou in mijn optiek betekenen dat het managen als het belangrijkste wordt gezien.

  Het derde probleem is dat wij toch niet weten wat voor vlees wij in de kuip hebben, ongeacht wat er vandaag uitrolt. Je kunt iemand immers slechts op zijn daden beoordelen. De heer Oudkerk zegt dat zelf en hij hoopt daarmee misschien iets sneller te zijn dan de rest. Zo van: "De eerste klap is een daalder waard. Laat ik maar meteen zelf beginnen met dat te zeggen." Wij hebben nog niet veel daden gezien, want verkiezingen kun je beslist niet als graadmeter voor iemands daadkracht nemen. Of wel soms?

  Wij twijfelen eraan of er daadwerkelijk zal worden afgerekend, want wij vermoeden dat de manager dan plotseling weer in een politiek dier zal veranderen.

  Tot slot vinden wij het opmerkelijk dat de beoogde wethouders weliswaar allerhande kwaliteiten op hun cv hebben gezet, maar dat die niet te zien zijn in hun voorgestelde portefeuilles. Ik stel dus vier vragen aan de heer Oudkerk. Voor de anderen zal ik de vragen enigszins aanpassen, want ik heb de vragen op de persoon gericht.

  Ziet u zichzelf als manager of als politicus?

  Hoe kunt u garanderen dat wij niet met een poppetje opgezadeld zitten, nog voordat de plannen door de Raad zijn goedgekeurd?

  Wat gebeurt er als er als gevolg van uw daden een probleem ontstaat? Hoe kunnen wij u daarop dan afrekenen?

  Wat vindt u van de u toebedeelde portefeuille? Kunt u daarin uw expertise kwijt? Wij hadden gedacht dat u heel graag de portefeuille Zorg had willen hebben.

 

  De heer MANUEL: Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Oudkerk, in de eerste plaats feliciteer ik u alvast met uw aanstaande benoeming. U heeft zich de laatste jaren ontwikkeld tot een echte Haagse babbelbox. Dat hebben wij in de media allemaal kunnen volgen. Nu bent u in Amsterdam teruggekeerd om al die woorden eindelijk eens in daden om te zetten. Dat is zonder meer een nobel streven. Toch ziet de fractie van D66 dat niet zonder enige vrees tegemoet. Uw woorden en daden blijken namelijk al vanaf het begin niet overeen te komen.

  U beloofde ons een progressief College, maar u presenteert ons hier vandaag het meest conservatieve College dat denkbaar is. U beloofde ons krachtige bestuurders, maar u presenteert ons kandidaten die qua ervaring de middelbare school nauwelijks zijn ontgroeid. Hoe u dat allemaal aan uw eigen fractie kon verkopen, is ons een volslagen raadsel. Wij vermoeden dat alles zich niet voor niets achter gesloten deuren heeft afgespeeld. Maar ere wie ere toekomt: dat u vijftien PvdA-ers zo gek heeft gekregen zich achter dit College te scharen, is absoluut een teken van bestuurskracht. Dat is dus een compliment. Daar twijfelen wij niet aan.

  Onderwijs - of moeten wij het onderwijs voortaan educatie noemen? - zal deel uitmaken van uw portefeuille. U bent ongetwijfeld al een beetje bekend met de problematiek van de zogenaamde zwarte scholen. Uw voorganger, wethouder Van der Aa, heeft een flinke inspanning geleverd om het niveau van deze zwakkere scholen te verbeteren met op het oog soms verbluffende resultaten: de CITO-scores zijn werkelijk omhoog geschoten en achterstandsleerlingen kregen eindelijk toegang tot het havo en het vwo. Maar bij het havo en het vwo volgde de desillusie.

  De leerlingen blijken vooral goed in het maken van de Cito-toets, maar zij kunnen op andere gebieden nog steeds absoluut niet meekomen. Dat is frustrerend voor de kinderen en voor de docenten. Wat gaat u daaraan - om het collegeakkoord maar eens te citeren - 'simpelweg' doen en op welke resultaten mogen wij u dan afrekenen? Met andere woorden, bent u bereid deze middelbare school-terugval in kaart te brengen, terug te dringen en laten wij zeggen over twee jaar op het resultaat te worden afgerekend? Wat ons betreft volstaat een simpel ja of nee als antwoord.

 

 (Applaus)

 

 De VOORZITTER: Ik wens de heer Manuel geluk met zijn maidenspeech.

 

 De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. De heer Oudkerk heeft de laatste tijd onder andere in de publiciteit voor een hoop opschudding gezorgd. Hij heeft ons het voordeel van de twijfel gegeven en ook wij geven hem het voordeel van de twijfel, maar wij hopen dat hij zijn hoofd niet iedere keer huilend aan uw borst zal drukken om na te gaan of u de problemen kunt oplossen, want dat zou dan het gevolg zijn.

  De portefeuilles Veiligheid en GSD zijn heel moeilijk. Met deze portefeuille zal hij dan ook veel moeite hebben. Denk maar aan de Banenmarkt en kijk maar in de krant.

  Hij heeft een probleem met de jeugd. Dat hebben wij op maandag jl. op de voorpagina van Het Parool gezien, na de rellen in de stad. Ik hoop dat wij hem daarop ook kunnen afrekenen en dat wij kunnen zeggen dat hij zich niet aan het collegeakkoord heeft gehouden, als het na drie maanden of iets langer niet goed gaat. In het collegeakkoord staat dat hij wat veiligheid betreft direct aan de gang moet gaan. Het is natuurlijk heel leuk dat hij zijn praktijk erbij houdt, maar dan heeft hij enkel contact met zieken en aan playboys hebben wij natuurlijk niets. Als fractievoorzitter van Leefbaar Amsterdam blijf ik dus bij het voordeel van de twijfel.

  Ik wil de Burgemeester niets vragen, die laat ik in ere. Ik was alleen trots geweest als hij Burgemeester van Amsterdam was geweest en niet van het Waterlooplein, dus dat het stadsdeel Amsterdam-Centrum er niet bij was gekomen.

 

 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. De politieke taal zoals die door de heer Oudkerk samen met de fracties van de VVD en het CDA bij de presentatie van het nieuwe collegeakkoord is tentoongespreid, getuigt van een ondemocratische, botte 'simpelmanshouding', die ik zelden heb meegemaakt in de Gemeenteraad van Amsterdam. Ik citeer: "We gaan niet meer eindeloos praten, of analyseren. Nee, wij gaan het simpelweg doen. Zo kan het niet langer. Wij maken een vuist tegen agressie..." - nota bene een vuist tegen agressie B "...en wij maken korte metten met alle papieren rompslomp. Het gemeentebestuur trekt hier de teugels fors aan. Wij moeten kinderen in de kraag vatten, voordat het te laat is."

  Ook het matrixlijstje met de afspraken op de veertien punten is van een kind erlijke eenvoud, die suggereert dat alles al duidelijk en geregeld is en dat een politiek debat alleen maar vertragend zal werken.

  Ik zal maar hopen dat deze gespierde stoerejongenstaal nog een beetje naijlen is van de campagneperiode van de drie politieke partijen B bij mijn weten was dit stuk namelijk van hen allemaal - in een poging stemmen te trekken ? de attractiviteit van deze Jan Schaeferiaanse taal - "in geouwehoer kun je niet wonen" en "geen woorden maar daden" - is naar onze mening ouderwetse demagogie die al lang passé is. Sommige anderen hebben die taal vergeleken met de 'Pimmiaanse' taal, maar ik denk niet dat de heer Oudkerk zich daarmee graag wil vergelijken. Mijn hoop dat deze stoere taal passé is en dat het nog naijlen is in een poging om stemmen te trekken, kan ik wel baseren op de rol van de gemeente, zoals deze is beschreven in dat akkoord-afsprakenlijstje. De rol van de gemeente zal zijn: "regie, overleg, onderzoek, coö rdinatie, kaderstellend en beleid". Slechts zes van de 62 subpuntjes gaan over doen in de zin van uitvoering. De rest is te bereiken door praten. Dit is namelijk een democratisch proces. Het proces telt dus wèl en niet alleen het resultaat.

  Humoristisch in dit verband is de verspreking van de gemeentesecretaris, toen hij gisteren in zijn inleiding in de Boekmanzaal ter gelegenheid van de kennismaking met de nieuwe raadsleden de titel van het programakkoord noemde. Hij zei namelijk: "Élk resultaat telt", terwijl de juiste titel is: "Alleen het resultaat telt." Zo zie je maar dat het toch niet duidelijk genoeg is geweest.

    (De VOORZITTER: Hij moet nog veel leren!)

 Ja, duidelijkheid is moeilijk.

  Ik stel drie vragen aan de heer Oudkerk.

  Hoe is de houding van de wethouder-in spe als lid van het College ten opzichte van het publieke debat, waarin argumenten worden uitgewisseld vanuit verschillende invalshoeken en niet alleen door de collegepartijen?

  Hoe is zijn houding ten opzichte van participatie van burgers en inspraak door betrokken instellingen?

  Hoe is zijn houding ten opzichte van de analyse van problemen en het onderzoek naar oplossingen?

  Als deze democratische procedures en het opvoeren van kwaliteit van besluiten als vertragend en als tijdverlies worden beschouwd, hoe denkt de beoogde wethouder dan een draagvlak voor de uitvoering te verwerven bij burgers en bij uitvoerende partners?

  Wethouder Oudkerk wil alle duizenden cliënten van de GSD laten begeleiden in een persoonlijk trajectplan. Dat is een megataak die gezien het beschikbare personeel jaren zal vergen. Het is een peperduur proces. Gaat de wethouder als praktische aanpak prioriteit leggen bij de cliënten die dolgraag een baan willen hebben om zijn beloofde score te halen?

 

 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Dat deze nieuwe Raad en het te vormen College onbekend is met het dualisme, kan men wel zeggen. Ik had mij kunnen voorstellen dat er minstens twee extra kandidaten waren geweest, zodat wij inderdaad gezamenlijk een keuze hadden kunnen maken. Nu, met een meerderheid van een aantal partijen, zou je kunnen zeggen dat er in ieder geval al een meerderheid is, ongeacht welke kritiek wordt geleverd. Dat was anders geweest als wij hier inderdaad meerdere stemmen voor anderen hadden gehad, maar over vier jaar is dat waarschijnlijk veranderd.

  Mijnheer Oudkerk, ik dacht dat u zei dat men meer de straat op moet en met mensen moet praten. U praat met de Raad en wij krijgen een brief met de tekst: "Oudkerk studeerde geneeskunde." Praat u wel tegen mij als raadslid als u mij zo'n brief stuurt? Ik denk dat iemand boven uw persbericht gewoon #cv heeft gezet. Als dat de kwaliteit van een manager-in spe is, is de fractie van Mokum Mobiel zeer teleurgesteld. Is dit het product dat wij dadelijk kunnen verwachten? Als u met ons moet praten en als wij uit een soort persbericht moeten begrijpen wat u gaat zeggen, wil ik graag van u weten waar uw duidelijke taal is. Dit was immers geen duidelijke taal. Dit was eigenlijk een beoogd wethouder die zei: "Zeg, meneer de ambtenaar, wilt u er even een cv-tje voor mij uitgooien?" U heeft niet eens gekeken!

  Ik vraag mij af of u en de andere kandidaten zich niet aan een psychologische test zouden moeten onderwerpen. Zou de gemiddelde manager uit het bedrijfsleven, waarvoor hier bepaalde bedragen worden betaald, die test niet moeten doen? Het gaat niet om de hoogte van de betaling. Bent u bereid een dergelijke test te doen, gericht op de kwaliteit van de manager?

  Op welk moment vindt u dat u zou moeten opstappen? Vindt u dat dat moet gebeuren op het moment dat u dat nodig vindt, of is dat een moment waarop u iets helemaal fout inschat of waarop iets fout gaat met de portefeuille waarvoor u zo dadelijk verantwoordelijk bent? Wat kunnen wij verwachten? Ook wat dat betreft is er sprake van grote praatjes, maar wat zijn straks de daden van een manager die in de verkiezingstijd heeft gezegd dat hij naar Amsterdam komt omdat hij helemaal nog geen bestuurlijke ervaring heeft? Dat hoorde ik u in een gesprek duidelijk zeggen. Leuk dat dit een proeftuin voor u is om bestuurlijke ervaring op te doen, maar zou u dan niet beter huisarts kunnen blijven met af en toe wat politieke inspiraties? Of zegt u dat je voor zo'n verantwoordelijke baan wel proef mag draaien in Amsterdam?

 

 De heer OUDKERK: Mijnheer de Voorzitter. De heer Halbertsma begon met een vraag die mij uit het hart is gegrepen. Hij vroeg wat ik vind van acht jaar dualisme, of dat iets heeft opgeleverd en of wij dat hier eigenlijk ook zouden moeten doen. Het antwoord is ja, maar er zijn mij in ieder geval drie aspecten in het dualisme in Den Haag opgevallen die mij irriteren en waaraan ik hier niet zou willen meedoen.

  Het eerste punt is het feit dat, als er vragen worden gesteld door alle fracties in de Kamer, de antwoorden tevoren al op schrift zijn gesteld in een zogenaamd tafeldossier. De desbetreffende bewindspersoon, man of vrouw, leest het tafeldossier vervolgens voor, als waren er nooit vragen gesteld. Dat is een vorm van dualisme die ver van mijn bed staat. Ik zal dus proberen alle vragen te beantwoorden die u vanavond aan mij heeft gesteld.

  Het tweede punt is een vorm van dualisme waarbij je de vragen niet tevoren krijgt. Soms was het zo dat een bewindspersoon - kijk even naar de vorm van dualisme - eigenlijk net zo goed had kunnen beginnen met het beantwoorden van de vragen, omdat het allemaal al uitgebreid bekend was en enige spontaniteit dus niet op prijs werd gesteld. Vragen moet je dus niet van tevoren - ik heb deze ook van mijn eigen fractie - willen kennen.

  Het derde punt is dat het geen fake-dualisme moet zijn. Dualisme is dat de Raad, de Tweede Kamer of welk orgaan dan ook waar sprake is van democratie, het bestuur zo scherp mogelijk controleert. Dat kan slechts op één wijze, namelijk als het een volkomen open bestuur is en als alle informatie die het bestuur heeft ook aan de Raad ter beschikking wordt gesteld. U kunt namelijk niet controleren - u vraagt naar mijn ervaring in de Tweede Kamer - als u slechts een kwart, de helft of driekwart van de informatie heeft. Daar gaat het in het dualisme dus fout, want dan is het geen dualisme maar een ander soort isme . Dat woord zal ik hier gemakshalve nog maar niet uitspreken.

  De heer Halbertsma vraagt wat de Raad de eerste honderd dagen van mijn aanwezigheid zal merken. Ik hoop eerlijk gezegd dat de Raad daarvan de eerste honderd dagen niet al te veel zal merken, want ik heb een broertje dood aan mensen die op een bepaalde post komen en die vervolgens binnen enkele weken zeggen dat zij weten hoe zij de wereld moeten veranderen en die dat vervolgens ook nog op die manier doen. Eerst wordt het dus inspecteren en goed kijken waar wij nu met een aantal zaken staan, want wij beginnen geen van allen op nul. Vervolgens wordt het kijken waar je zou moeten interveniëren en waar je met name niet zou moeten interveniëren. In het dualisme hoop ik echter dat u mij - laat ik het maar zeggen zoals ik het vind - daarin voor bent.

  Dualisme is niet alleen maar achteraf controleren wat het bestuur in gang wil zetten, of wat het al gedeeltelijk in gang heeft gezet. Dualisme is continue bijsturen, meedenken, u ter beschikking gestelde informatie - ook informatie van derden die wij niet hebben - zodanig aan het bestuur ter beschikking stellen dat dit alles uiteindelijk ten goede komt aan een verbetering van datgene wat wij in Amsterdam dan ook kunnen benoemen. Naar mijn mening gaat het ons daar uiteindelijk allemaal om. De eerste honderd dagen zult u dan ook minder van mij merken dan de afgelopen honderd dagen. Dat zal ik u beloven.

   (Mevr. SARGENTINI: Dat is heel nobel van u, maar u heeft nu toch al drie maanden met een zwart boekje door de stad rondgelopen om na te gaan wat er moest veranderen en wij gingen nu toch aan de gang? Wij moesten dat toch doen? Wij gingen toch naar Den Haag? Ik begrijp niet wat u de komende honderd dagen weer gaat analyseren en 'monitoren', om eens een goed woord van Jaap van der Aa te gebruiken.)

  Ik begrijp dat ik die woorden niet mag gebruiken. Dat zal ik ook niet doen. Nee, dan heeft u mij verkeerd begrepen. Wij gaan ook naar Den Haag. Dat stond in mijn optiek zelfs al heel snel op de rol. Vanmiddag is daar echter een kleinigheidje tussen gekomen, dus er moet even worden overlegd hoe dat precies kan. Desalniettemin is een minister van Sociale zaken - een departement van Sociale Zaken - ook in een demissionaire periode goed bereikbaar, voor zover Den Haag vanuit Amsterdam überhaupt goed bereikbaar is. Natuurlijk gebeurt dat, maar de heer Halbertsma vroeg naar mijn mening meer welke ambitieuze plannen ik had. Als bestuurder en als politicus moet je goed weten wanneer je moet interveniëren en hoe je dat moet doen. Je moet er een beetje voorzichtig mee zijn dat iedere dag pur sang te doen.

  De heer Huffnagel vraagt of ik van plan ben vier jaar lang wethouder in Amsterdam te blijven. Ik vrees dat u dat bepaalt. Ik ben dat van plan, maar mocht u volgende week al redenen zien om te zeggen dat ik de genoemde resultaten niet heb bereikt en dat u mij naar huis stuurt, dan bepaalt de Amsterdamse Gemeenteraad dat toch meer dan ik. Ik zou echter heel graag vier jaar willen blijven.

  U vroeg ook wat mij zo geschikt maakt als wethouder. Ik was u natuurlijk een beetje voor door deze vraag al retorisch te stellen. In alle eerlijkheid zeg ik dat ik vind dat ik op deze vraag niet kan antwoorden. In mijn cv - daarop kom ik zo meteen nog even terug in antwoord op de vragen van mevr. Van Oudenallen - staat over bestuurlijke ervaring bijvoorbeeld niet dat ik drie jaar lid ben geweest van het fractiebestuur van de PvdA in de Kamer. Ik kan u zeggen dat er gemakkelijker besturen denkbaar zijn. Dat meld ik niet, omdat ik vind dat het zo kort mogelijk moet en dat het eigenlijk allemaal op een half

A4-tje zou moeten passen. Ik begrijp echter dat dat niet bij iedereen in goede aarde valt, maar daarop kom ik zo meteen nog even terug.

  Het blijkt soms dat je denkt dat iemand een fantastische bestuurder of een fantastische man of vrouw is, die precies geknipt is voor de job en die het gaat maken. Mag ik u de heer Van Gaal in herinnering brengen? Hij is weliswaar geen bestuurder, maar toch ook wel weer een beetje. Iedereen dacht dat wij met hem wereldkampioen zouden worden, maar u weet hoe dat - in ieder geval voorlopig - is afgelopen. Ik geloof niet zo in bestuurders die vooraf zeggen dat zij het helemaal gaan maken en dat men met hen echt het best af is. Dat zie je met name in de politiek wel eens. Nogmaals: The proof of the pudding is the eating. Het enige dat telt, zijn de resultaten die je hopelijk aan de Raad kunt voorleggen.

  De heer Huffnagel vroeg vervolgens naar onbezoldigde nevenfuncties. Ik wil niet te veel in persoonlijke sferen treden, maar laat ik zeggen dat ik voor niet nader te noemen familieleden mijn oude vak van verpleeghulp weer heb opgevat. Dat kost de nodige tijd. Ik ben ook bij een aantal scholen bezig om datgene te doen wat ik, als het mij hier is gegund, in grote mate in Amsterdam zou willen doen, namelijk schoonmaken en dat soort zaken. Vanochtend om 7.45 uur hoorde ik echter mevr. Adelmund op de radio. Zij had vandaag geld vrijgemaakt voor het schoonmaken van scholen en zij zei dat er over een maand geen enkele school meer stinkt. Over resultaat gesproken! Hoe dat precies moet in een demissionaire periode vraag ik mij wel af.

   (De heer HUFFNAGEL: Dat was om 7.45 uur, dus toen was het kabinet nog niet demissionair.)

  Toen was zij nog missionair. Karin Adelmund blijft overigens altijd zo missionair als wat, ook al is de betekenis in dit geval iets anders. Als de scholen niet binnen een maand schoon zouden zijn, is het in ieder geval prachtig dat dat tot de mogelijke resultaten behoort.

  Ik feliciteer mevr. Sargentini met haar maidenspeech. Zij sprak over een A4-tje in de lift. Met haar heb ik mij daaraan enorm geïrriteerd, want ik heb dat A4-tje niet gestencild. Wat mij betreft had daarop "beoogd wethouder" moeten staan. Mocht het maandag zo zijn dat ik wethouder ben, dan had dat "beoogd" eraf gekund. Dat was het geld niet geweest. Ik ben het eigenlijk volkomen met mevr. Sargentini eens.

   (De VOORZITTER: En als u niet wordt benoemd, kan "Oudkerk" er gewoon af.)

 Nee, want ik doe nog steeds graag mee!

   (De heer MANUEL: Gewoon een viltstift pakken!)

  Ja, maar daarmee moet je altijd heel voorzichtig zijn.

  Er wordt gevraagd naar het combineren van mijn eventuele functie als wethouder met het Kamerlidmaatschap. In de Tweede Kamer is nu een geheel andere situatie ontstaan. Ik zou bij debatten nog op twee plaatsen actief zijn in de Tweede Kamer, maar die gaan nu niet meer door. Daarover wordt morgenochtend besloten. Er is gezegd dat het Kamerwerk nu toch niet zo veel meer voorstelt en dat klopt ook. Mijn werkzaamheden liggen hier. Ik zal nog wel één keer gebruik moeten maken van mijn stemplicht, maar er is een geheel andere situatie ontstaan. Er wordt in de Tweede Kamer helemaal niet meer gestemd over onderwerpen die er echt toe doen. Morgenochtend wordt besloten over welke onderwerpen er überhaupt nog wordt vergaderd en de Tweede Kamer zou naar ik meen op 26 of 27 april aanstaande toch al met verkiezingsreces gaan.

   (De heer VAN POELGEEST: Wij hebben in Nederland niet de gewoonte van dubbelmandaten, waarvan het bijvoorbeeld in Frankrijk stikt. Mensen zijn daar burgemeester, parlementariër en dan ook nog eens Europarlementariër. Dat gaat zo maar door. Die politieke cultuur kennen wij hier niet, dus ik ging er een beetje van uit dat u, nadat u morgen eventueel bent gekozen, het lidmaatschap voor de Tweede Kamer gewoon zou neerleggen. Dat past immers niet in Nederland, maar dat bent u dus niet van plan?)

  Ik heb uitgebreid geïnformeerd, en ik ben voor heldere antwoorden, of deze taken formeel mogen worden gecombineerd. Ik wilde de PvdA in de Tweede Kamer namelijk niet opzadelen met het onmogelijke feit dat zij dan voor anderhalve week - het is officieel drieënhalve week, maar het verkiezingsreces gaat daarvan af - iemand zou benoemen, om tenminste nog van het stemrecht en de stemplicht gebruik te maken en in de Kamer geen scheve verhoudingen te laten ontstaan. Ik heb daarover dus uitgebreid gesproken en dit leek mij democratisch gezien de meest wenselijke situatie. Ik heb natuurlijk wel het volgende bedacht. Stel dat er volgende week een stemming is over de vraag of er misschien heel veel geld naar de GSD in Amsterdam zou moeten worden gesluisd, dan kom ik vanzelfsprekend in een pakket dat ik daarover per definitie nooit zou kunnen meestemmen. Mocht deze situatie zich voordoen - dat is overigens maar een theoretisch voorbeeld - dan wordt het lidmaatschap met onmiddellijke ingang neergelegd om de doodeenvoudige reden dat dan wel geldt dat deze functies volstrekt onverenigbaar zijn.

  Mevr. Sargentini sprak over een summiere cv en zij vroeg of dat een beetje een proeftuin voor elders is om ook werklozen aan de bak te helpen. Ik geloof niet zo in de kracht van papier. Ik geloof in de kracht van begeleiding en ik wilde u een cv besparen waarvan je je afvraagt waar het begint en waar het eindigt. Dat had namelijk ook uit mijn PC kunnen komen.

  Zij zegt dat ik in een te lange traditie van sociaaldemocratische macht zit. Zij zal mij vergeven dat ik het niet helemaal eens ben met het woordje 'te'. Zij vroeg wat ik wel kan, wat Jaap van der Aa niet kon. Ik vind dat Jaap van der Aa in die lange sociaaldemocratische traditie een heleboel voor elkaar heeft gekregen, als ik bijvoorbeeld de resultaten op het gebied van onderwijs noem. Wij zijn er nog lang niet, maar het is niet zo dat ik op nul begin. Daar waar het goed is gegaan, probeer ik het beleid van het vorige College voort te zetten en daar waar je misschien anders kunt interveniëren, probeer ik dat te doen. Iedereen heeft natuurlijk zijn eigen inbreng daarin, maar ik gooi het beleid van geen van mijn voorgangers weg als dat succesvol is.

   (Mevr. SARGENTINI: Ik heb nu een aantal van uw antwoorden gehoord en nu dit weer. Tijdens de verkiezingen heeft u heel duidelijke taal gesproken en nu spreekt u van " daar interveniëren waar het kan, niet interveniëren waar het niet kan en voortbouwen op het eerdere beleid". Omdat u tijdens de verkiezingen zo helder was, had ik verwacht dat u nu ook heel helder zou zijn in uw antwoorden. De vraag is wat u beter gaat doen, wat uw partij de laatste tijd niet al lang beter had kunnen doen. Met uw duidelijkheid van voor de verkiezingen kunt u toch wel antwoord geven op deze vraag?)

  Om een concreet antwoord op deze vraag te geven, mag het u duidelijk zijn dat wethouder Van der Aa in het basisonderwijs meer succes heeft geboekt dan in het voortgezet onderwijs. Dat is trouwens bij een van de vragen al naar voren gekomen. Een doel dat ik mijzelf stel, is bijvoorbeeld die twee beter op elkaar af te stemmen en daar nog betere resultaten te bereiken. Er zijn echter veel meer doelen. Ik wil best een reeks noemen, maar dat is nu juist iets wat morgen namens de drie collegepartijen ter sprake komt. Dat mag ik tenminste hopen.

  In de Volkskrant heb ik inderdaad gezegd dat alle ambtenaren één dag per week de straat op moeten. Dat is een metafoor, omdat ik vind dat uiteindelijk meer op de uitvoering zal moeten worden gestuurd dan op de planning. Ik ga er in eerste instantie niet over of de ambtenaren dat een dag, een middag of vijf dagen doen - in het laatste geval krijg ik hier vast en zeker ruzie - of anderszins. Ik ga er wel over of de controle op datgene wat wij gezamenlijk bedenken wel goed is. Ik vind dat ambtenaren bij uitstek geschikt zijn om dat te doen, juist ook vanwege hun contacten; volgens mij doe je die contacten op op straat of ergens binnen.

   (De heer H. BAKKER: Wil u dat ook in de deelraden doen? Ik ken leden van deelraden die nog nooit op de Ten Katemarkt zijn geweest.)

  Ik stuur hen onmiddellijk naar uw markt toe! Daar kunt u van op aan. Misschien zijn zij daar nog nooit geweest, omdat zij in Amsterdam Oost wonen.

  Mevr. Sargentini heeft verder gesproken over mijn nevenfuncties. Bedoelt zij mijn functie als huisarts, of andere nevenfuncties? Ik heb lang nagedacht over de vraag of ik mijn stethoscoop niet überhaupt aan de wilgen moest hangen. Ik ben afgegaan op wat men acht jaar geleden tegen mij zei, dat het lidmaatschap van de Tweede Kamer in logistieke zin, qua zwaarte en anderszins absoluut niet te combineren is met een huisartsenpraktijk. Als ik dat zou doen, zou ik politiek niet effectief zijn; daar kwam vervolgens nog een hele riedel achteraan.

  Ik heb voor mijzelf besloten dat dat wel meeviel. Dat kan ik niet besluiten voor het mijn inziens zwaardere wethouderschap en de combinatie met het gedurende één dagdeel of twee dagdelen werkzaam zijn in de praktijk. Ik heb daarom in een kort briefje aan de Burgemeester geschreven dat voor mij de grens heel duidelijk ligt in wat ik fysiek, qua effecten en resultaten aankan. Van dit briefje heeft de Raad waarschijnlijk een afschrift gekregen. Zodra ik merk - en anderen om mij heen zullen dat nog eerder merken dan ik, want zij letten daar wel goed op - dat het één niet met het ander te verenigen is, stop ik met het ene. Voor de duidelijkheid en voor het geval dat daarover weer allerlei andere gedachten ontstaan - ik kijk maar even naar links - zeg ik dat dat ene de huisartsenpraktijk is.

  Tenslotte kom ik op beloftes en op de contracten. Dat zijn eigenlijk contracten die ook in het programakkoord staan. Het is heel simpel. Met andere woorden, als wij het niet redden met het collegeprogramma dat morgen ter discussie staat, komen wij onze contracten dus niet na. Die contracten zijn immers uitwerkingen, soms op stadsdeelniveau en soms op het niveau van de centrale stad, van datgene wat wij op het gebied van veiligheid, zorg, onderwijs enzovoorts willen bereiken. Een dergelijk contract heeft juridisch - voor zover ik dat kan nagaan, want ik ben geen jurist - waarschijnlijk niet heel veel waarde, maar het is wel de belofte die je als politicus/bestuurder doet. Daar sta ik voor en daar blijf ik dus ook voor staan.

  De heer Res heeft gevraagd naar de gang naar Den Haag en hoe ik dat ga doen. Wij zitten in een andere situatie, maar het is duidelijk - dat was de hele Raad al duidelijk tijdens de informatierondes - dat wij zeer afhankelijk zijn van wat Den Haag ons zal 'schenken' voor de gezondmaking van de GSD, dus datgene wat wij daar kunnen weghalen, ten opzichte van een heleboel andere punten die wij in het collegeprogramma ook hebben vastgelegd. Die gang naar Den Haag wordt dus sowieso gemaakt. Wat mij betreft is dat prioriteit één.

  Er wordt gevraagd waarom ik sta op die ketenregie voor de jeugd. Als een dertienjarige jongen die tot de harde kern behoort, bezig is met het beroven van wat dan ook, kan het voorkomen dat zijn zeven jaar oude broertje op de uitkijk staat. Dat zeven jaar oude broertje behoort over vijf jaar ook tot de harde kern. Ketenregie is dat je ervoor zorgt dat die dertienjarige jongen onder andere wordt opgepakt en dat je er ook voor zorgt dat zijn broertje of zijn zusje niet instroomt in dat wat wij allen niet willen. Dat is knap lastig, omdat daarover heel veel instituties gaan.

   (De heer RES: Ik vroeg juist wat uw eerste stap daarin zal zijn.)

  Ik zal het eerlijk zeggen. Ik wil van alle instituties die daarmee bezig zijn, weten wat hun meerwaarde is in het kader van jeugdcriminaliteit, jeugdbeleid en jeugdzorg. Je zou dan nog wel eens tot verrassende conclusies kunnen komen, maar daarop loop ik niet vooruit.

  Mevr. Alberts vroeg of ik meer politicus, bestuurder of manager ben. Ja, dat is een mooie en lastige combinatie. Zij weet natuurlijk zelf ook wel dat er soms politieke zaken om de hoek komen kijken die het bestuurderschap nog wel eens kunnen bijten. Ik geloof dus sterk in bestuurders die op het goede moment bestuurder zijn en in politici die op het goede moment politicus zijn, maar ik geef onmiddellijk toe dat dat verschrikkelijk lastig is. Puur besturen doe je immers niet vanuit een zakencollege. Er zitten natuurlijk bepaalde politieke partijen in dat College en daar moet je op dat moment ook niet voor weglopen. Ik zie overigens niet in dat het voornamelijk een managementfunctie zou zijn, want dan deel ik de mening van mevr. Alberts dat je ook zes managers en een topmanager zou kunnen neerzetten.

  Bij het College zou meer mogen en bij de Raad minder. Nee, ik heb daarover een andere mening. Ik denk werkelijk dat er meer macht bij de Raad ligt en minder bij het College, hoewel ik niet zo gewend ben in machtsstructuren te denken. Het dualisme geeft enorm veel bedreigingen - daarover kunnen wij een andere keer doorpraten - maar het geeft ook geweldig veel kansen. Uiteindelijk wordt het allemaal door u beslist, want als u njet zegt, is het njet.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Zei u nu zojuist dat u zichzelf als aankomend wethouder van Amsterdam niet als een topmanager beschouwt?)

  Ik heb te veel topmanagers zien sneuvelen, althans mensen die zichzelf in een cv topmanager hadden genoemd. Nee, ik zou dat niet willen zijn.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: U dekt zich in?)

  Het begrip 'topmanager' is in Nederland enigszins aan inflatie onderhevig.

  Kiezen wij niet het poppetje, voordat wij het eens zijn over het programma? Eén van de nadelen van deze hoorzitting is dat u wel de geschiktheid van de wethouders moet beoordelen. Dat is absoluut waar. Dat kan overigens los staan van een programma. Ik zou ook niet weten hoe dat op een andere manier zou moeten. Dit is ook de eerste keer voor u en voor mij, dus wie weet, is dit voor verbetering vatbaar.

  Mevr. Alberts had het aannemelijk gevonden als ik de portefeuille Zorg had genomen. Ja, dat vond ik ook. Ik heb dan ook heel lang met mensen gepraat over de vraag of dat logisch was. Men zei: "Je weet er heel veel van, dus zou je dat dan niet doen? Misschien is het juist dat je, om goed te kunnen besturen, dat met een zekere - niet te veel overigens - distantie zou moeten doen. En misschien denk je dat je het allemaal wel weet als je goed thuis bent op een bepaald beleidsterrein, terwijl dat eigenlijk helemaal niet zo is.

  De heer Manuel sprak van een 'Haagse babbelbox' en zei bij de vraag "Hoezo krachtige bestuurders?" dat dit mensen zijn die qua bestuurlijke ervaring over het algemeen de middelbare school niet zijn ontgroeid. Ik moet hem even tegenspreken, want ik hoef maar even naar de heer Stadig, de heer Dales en mevr. Belliot te kijken om het tegendeel te beweren. Ik weet dus niet precies wat de heer Manuel bedoelt.

    (De heer MANUEL Dat geldt niet voor alle kandidaten, maar voor enkele.)

  Dan heb ik u verkeerd begrepen. Evenals de andere twee kandidaten, die ik niet heb genoemd, hoop ik de middelbare school voor sommige zaken die daar plaatsvinden te zijn ontgroeid.

  U krijgt van mij geen simpel ja of nee als antwoord. Dat krijgt u echter wel binnenkort. Als ik hier zou zeggen dat ik het liefst binnen een maand wil dat iedereen in Amsterdam die leerplichtig is de school met een diploma verlaat, weet ik dat dat niet lukt. Ik heb die ambities wel, maar ik kan natuurlijk ook tellen.

   (De heer MANUEL: De vraag is eigenlijk of u die ambities de komende tijd wel concreet wilt formuleren.)

  Nou en of, want ik denk dat er voor de Raad juist dan valt af te rekenen op resultaat.

   (De heer MANUEL: Precies!)

  Maar het zal nog knap lastig zijn om dit te bewerkstelligen.

  Ik dank de heer H. Bakker voor het feit dat hij mij het voordeel van de twijfel geeft. Als je dat krijgt, is dat altijd prettig.

   (De heer H. BAKKER: Dat broertje van zeven dat op de uitkijk staat, had dat ook nog een nichtje dat hem vanuit de box in de gaten hield? Wat er langs de weg gebeurt, leidt u immers helemaal terug.)

  Ik gaf alleen maar een voorbeeld.

    (De heer H. BAKKER: Ja, dus die baby was er niet bij. Die zat niet in het complot?)

  Nee, maar ketenregie is wel dat ook de baby wordt meegenomen. Die zat echter niet op de uitkijk.

   (De heer H. BAKKER: Als uw beleid net zo sterk is als het antwoord dat u de raadsleden hier geeft, vind ik dat zwak. Ik hoor u weer over de lange baan praten. Het is weer een schuifsysteem. U bent weer lid van de sjoelvereniging. Ik heb ernaar gezocht of u lid bent van de sjoelvereniging, maar daar stond niets over in. Ik dacht dus dat het goed ging, maar jammer genoeg is dat niet zo.)

 Ik kan niet sjoelen, mijnheer Bakker. Het spijt me.

   (De heer H. BAKKER: Dat dacht ik al!)

  Ik kan wel een beetje pingpongen of zo. Wij moeten maar eens kijken.

  Mevr. Kalt vraagt naar mijn houding. Mijn houding in het politieke debat laat zich voeden door datgene wat hier gebeurt, datgene wat burgers al dan niet in de officiële inspraak aan mij vertellen. Er is immers ook officieuze inspraak op straat. Die vinden wij ook heel belangrijk. De analyse van de problemen ervaar ik dus niet als tijdverlies. Nee, dat hoort allemaal bij het democratisch proces, want zonder dat heb je geen draagvlak en volgens mij ook geen kennis en inzicht om iets te doen. Het laatste is minstens zo belangrijk als het eerste.

  Mevr. Kalt zegt dat ik een persoonlijk trajectplan wil voor alle 46.000 mensen.

   (Mevr. KALT: Nee, dat zegt u zelf!)

  Ja, het klopt dat ik dat zelf zeg. Dat zou inderdaad absoluut mijn ambitie zijn onder het motto 'Niemand aan de kant', want ik vind dat het bijna asociaal is diegenen in de steek te laten die waar dan ook afhankelijk zijn van welke hulp van de overheid, niet alleen bijstand. Dat is een hoog ambitieniveau en dat kost een ontzettende smak geld. Wij zullen van Den Haag in ieder geval financieel - niet in uitvoerende zin - de nodige hulp moeten hebben. Ik heb dat zojuist ook aan de heer Res geantwoord en wij hebben dat overigens ook duidelijk gemaakt in wat u heeft gelezen. Wat mij betreft blijft de regie voor dat hele traject - het persoonlijke traject - uiteindelijk absoluut bij de overheid. Wij zijn dat verplicht aan de mensen die aan de kant staan of voor wie dat het geval lijkt te zijn.

    (Mevr. KALT: Ik had ook gevraagd of de mensen die dolgraag een baan willen al dan niet voorrang kunnen krijgen.)

  Ik ben geen voorstander van voorrang. Er zijn vast en zeker mensen die dolgraag een baan willen hebben, maar er zijn ook mensen die dat graag willen maar voor wie dat op de een of andere manier niet lukt. Ik vind het dus heel moeilijk op deze vraag een antwoord te geven. Je zou dan categorieën krijgen. Er ontstaan dan toch voorrangsconstructies waarover ik mij in eerste instantie niet wil uitspreken, maar hoe beter de motivatie van mensen is om op welke wijze dan ook maatschappelijk te participeren, hoe gemakkelijker het traject is. Dat spreekt echter vanzelf. Ik begrijp de portee van uw vraag wel dat wij eigenlijk alleen de mensen helpen voor wie het gemakkelijk is en dat wij juist moeten inzetten op de mensen voor wie het moeilijk is. Dat zal ons veel hoofdbrekens, veel mensen en veel middelen kosten. Daarvan ben ik overtuigd.

  Mevr. Van Oudenallen - ik wilde bijna "beste Gonnie" zeggen, omdat ik dat niet boven mijn cv heb gezet - ik kan u helpen, want mijn cv kwam niet van een ambtenaar. Ik heb niet gezegd: "Draai dat eens even uit." Het kwam uit mijn eig en huiscomputer en zit daar al een tijdje in. Dat heb ik inderdaad ook niet meer veranderd. Als ik het anders had moeten adresseren, hoor ik dat wel. Geen enkele cv begint echter met "besteY ", dus ik begrijp de inhoud van de vraag niet helemaal.

 Met betr ekking tot de psychologische test merk ik op dat ik dat wel een creatief idee vind. Ik heb er zelf ooit een gehad die zeer verrassende resultaten opleverde. Die resultaten wilt u nu natuurlijk horen, maar het ging toen om een andere baan. Die psychologische tests geven een geweldig inzicht in wat je al dan niet vermag te kunnen. Dat kan ook bij een wethouderschap van de stad Amsterdam een goede hulp zijn; dat geldt voor vele bestuurlijke functies. Het gaat dan niet alleen om managementfuncties.

  Mevr. Van Oudenallen vraagt wanneer ik opstap. Er zijn twee mogelijkheden. Het is mogelijk dat de Raad je wegstuurt, maar belangrijker is - en dat is vandaag gebleken - dat dat in een dualistisch systeem ook kan zonder dat daarover met de Raad is gesproken, hoe link dat democratisch ook lijkt. Dat vind ik echter niet zo. Je kunt als wethouder op een gegeven moment zeggen: "Dit kan ik niet voor mijn rekening nemen. Ik heb dat en dat als ambitie gesteld en het lukt mij niet dat te realiseren." Het is ook mogelijk dat je fouten hebt gemaakt om dat te realiseren. Dan kun je ook zelf de verantwoordelijkheid nemen om op te stappen. En pluche - voor zover je dit pluche kunt noemen - is mij vreemd.

 

  De VOORZITTER: Wij gaan nu over tot het horen van de heer Dales. Ik verzoek hem, naast mij plaats te nemen.

 

 De heer Dales neemt plaats achter de collegetafel.

 

 De heer DALES: Mijnheer de Voorzitter. Toen wij hier op 14 maart jl. de nieuwe Raad installeerden, heb ik het een en ander gezegd over de liberale traditie waarin de VVD ook heden ten dage nog opereert. Dat geldt ook voor de VVD-fractie in Amsterdam. Dat opereren is ingebed in een historisch perspectief van enige honderden jaren.

  Ik geef toe dat het, als je dat al te veel overdrijft, enigszins potsierlijk klinkt te zeggen dat datgene wat in de zestiende, de zeventiende en de achttiende eeuw aan liberalisme is opgebouwd tot op de dag van vandaag nog doorloopt. Helemaal onzinnig is dat echter niet. Ik heb dat betoogd in het licht van verwijten die in de richting van de VVD waren geuit, als zouden wij een stelletje rechtse rakkers zijn die geen enkel oog hebben voor sociale aspecten in de stad, of voor sociaal beleid.

  Ik meen dat de vraag is gesteld wat mij eigenlijk drijft in de politiek en in zo'n wethouderschap en daarom refereer ik daar toch nog even aan. Mij drijft het om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stad en natuurlijk doe ik dat vanuit die liberale traditie. Ik ben daar trots op, ik wil er graag aan meewerken om die traditie verder te ontwikkelen en ik vind het een buitengewoon grote eer, dat te kunnen en te mogen doen in de rol van wethouder van Amsterdam. De geest, of de sfeer, die er op het ogenblik hangt vind ik interessant en dat is voor mijn fractie mede een motief, maar dat geldt zeker ook voor mij als lid van dit College.

  Toen twee jaar geleden het genootschap Amstelodanum honderd jaar bestond, is er een hele mooie dikke bundel uitgegeven die ik u buitengewoon warm aanbeveel. Daarin staat een schets van datgene wat er zo rond de eeuwwisseling in Amsterdam allemaal is gebeurd in de periode 1880, 1890 tot de eerste twee decennia van de twintigste eeuw. Er heeft zich een grote verandering voorgedaan op allerlei gebied. Dat gebeurde op sociaal gebied, op dat van de gezondheidszorg, de werkgelegenheid en de cultuur. Ik heb het gevoel dat zoiets zich ook in dit tijdsgewricht weer voordoet. Zeker als je dat over een wat langere periode ziet en als je ziet wat er op dit ogenblik in de stad aan de hand is aan grote ontwikkelingen - dat zijn ook weer ontwikkelingen op sociaal gebied en ook op dat van werkgelegenheid, stedelijke vernieuwing en cultuur, waar grote opgaven liggen - vind ik het ongelooflijk interessant en ook heel spannend daaraan mee te mogen doen. Dat is voor mij een heel grote drijfveer om nu weer in het College te willen en daaraan nog minstens vier jaar mee te mogen doen. Ik wil dat graag.

  Wij, van de VVD-fractie kunnen ons vinden in de afspraken die door de coalitiepartijen zijn gemaakt. Dat geldt ook voor mij. Ik vind dat het goede afspraken zijn, die krachtig en helder zijn geformuleerd. De uit de nieuwe coalitie - de fracties van de PvdA, het CDA en de VVD - opstijgende sfeer bevalt mij zeer. Het is een sfeer van aanpakken en van het je vooral primair richten op de uitvoering, in plaats van op het ontwikkelen van allemaal nieuwe plannen die vervolgens worden neergelegd. Ik voel mij wel bij de geest die er nu hangt en ik wil daaraan graag een bijdrage leveren.

 

 De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Het betoog van de heer Dales was klip en klaar, ofschoon liberaal. Ik heb echter nog steeds twee vragen.

  Wij twijfelen niet aan uw bestuurlijke kwaliteiten, maar wij moesten de afgelopen tijd wel een paar vraagtekens plaatsen bij uw collegiale kwaliteiten. Dit is zeker een vraag die past in het opkomende duale systeem, waarin wij van de andere kant van de tafel een sterk en collegiaal bestuur verwachten.

  Uw uitspraken over uw collega voor Cultuur, wethouder Bruines, met name in het Algemeen Dagblad van een maand geleden, hebben ons op zijn minst aan het denken gezet. Wij vonden deze uitspraken opvallend. Misschien zou u toch nog eens even klip en klaar aan ons duidelijk kunnen maken hoe u precies op het aspect van collegialiteit verder denkt te gaan. Kunnen wij binnenkort uitvallen naar één van de collega-wethouders verwachten, of gaan wij toch meer een koers van eenheid varen?

  De tweede vraag die ik u wil stellen, is wellicht ietwat persoonlijker. U heeft in ieder geval tijdens de onderhandelingen, al zijn die niet volledig openbaar geweest, nogal gehamerd op de contacten in Den Haag en op verdere ambities in de stad. Hoe zit het met uw eigen ambities? Ik zal de vraag met een voorbeeldje larderen. Stel nu dat - wat God verhoede - formateur Wiegel u over drie maanden belt en dat hij zegt: "Dales, het land roept je! Word staatssecretaris voor Cultuur." Wat zal dan uw antwoord zijn?

 

 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Zoals aangegeven, zullen wij geen vragen stellen aan de heer Dales. Wij dragen immers zelf onze wethouders voor. De laatste vraag van de heer Halbertsma is overigens heel goed.

   (De VOORZITTER: Daarbij sluit u zich aan.)

 Ja.

 

 Mevr. ÖZÜTOK: Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Dales, u opteert voor het wethouderschap met de portefeuilles Financiën en Economische Zaken. In de afgelopen tijd heeft u een iets zwaardere portefeuille gehad. In vergelijking met de voormalige portefeuille is dit toch een iets lichtere variant. Er is ook het een en ander gezegd tijdens de verkiezingscampagne. Dat zijn uw eigen woorden.

  Ik stel een aantal punten aan de orde over uw verschillende statussen. Dat zal ik in mijn eigen bewoordingen doen om te voorkomen dat er een wellis-nietes discussie ontstaat. Ik wil weten in hoeverre u eigenlijk een man van woorden bent.

  Tijdens de verkiezingscampagne heeft u zich scherp uitgesproken over de situatie met betrekking tot de portefeuille Cultuur. Twaalf jaar lang zou dat beleid niet voortvarend zijn aangepakt en u betichtte uw collega zelfs van getreuzel. U ging zelfs nog verder dan dat. Als voormalig voorzitter van het Fonds voor de Beeldende Kunst zou u wel weten hoe u dat zou kunnen verbeteren. Dat aanmodderen was u eigenlijk wel zat. U was in dit College nota bene vier jaar lang medeverantwoordelijk. U zat ernaast, keek ernaar en u heeft er dus helemaal niets mee gedaan. Uiteindelijk beschuldigt u uw collega van het niet kunnen handelen in die portefeuille.

  Ook maakte u bekend dat u de portefeuille Cultuur zo belangrijk vond, dat u twaalf jaar aanmodderen zat was en dat u wel zou weten hoe u dat zou moeten oplossen. Wat zien wij nu? Enkele weken later laat u de cultuurdroom los en gaat u voor de droom van loco-burgemeester. Wat is er in die periode gebeurd? Als u inderdaad iets wilde uitrichten, had u de portefeuille Cultuur daadwerkelijk moeten claimen. Nu laat u deze portefeuille over aan een nieuwkomer, namelijk aan mevr. Belliot. Gaat het over vier jaar op dezelfde manier als met mevr. Bruines? Gaat u weer toekijken, uiteindelijk zeggen dat u dat aanmodderen van mevr. Belliot zat bent en dat u dat anders gaat doen? Daar ben ik heel benieuwd naar. Uw samenwerkingspartners zijn bij deze alvast gewaarschuwd!

  U doet beloftes die u dan eigenlijk weer voor een andere aantrekkelijke post - dat is het althans volgens u - inwisselt. Het gaat er mij om dat je " besturen" en "besturen" hebt. Er wordt gesproken over "puur besturen". Dat gaat niet om een schip of een vliegtuig. Besturen is een spel van mensen die iets goeds in deze stad willen doen. Naar mijn mening zijn er twee mogelijkheden om dat te doen. Je kunt faciliterend besturen, maar je zou ook coördinerend kunnen besturen. Welke weg gaat u nu kiezen? Kiest u ook weer voor de weg van de laatste tijd dat u alleen maar faciliterend bezig bent en dat u de coördinatie laat liggen, om vervolgens te kunnen zeggen dat u het anders had willen doen?

  Één van de andere beloftes heeft betrekking op de haven. De Amsterdamse haven zie ik in uw portefeuille echter niet meer terug. Over de toekomst van de Ceres-terminal heeft u zich vele malen uitgelaten. U zei dat de prestaties en de beloften - ook van Ceres - zeer binnenkort zouden worden nagekomen. U heeft prachtige voorspellingen gedaan en geruststellende woorden geuit, zowel tegenover de betrokkenen van de Amsterdamse haven als tegenover de bevolking, terwijl daarmee toch een gigantische investering is gemoeid. Het is u niet gelukt ook maar één schip binnen te halen. Dat kunnen wij in ieder geval aan uw prestaties toevoegen!

  Het blijft bij u bij woorden en als het een beetje ingewikkeld wordt, laat u een nieuwkomer de boel maar weer opknappen. Dat gebeurt ook in dit geval. Mijnheer Van der Horst staat nog wat te wachten! U kunt zich wel voorstellen wat mijn vraag is. U doet beloftes, maar u komt deze niet na. Hoe betrouwbaar bent u eigenlijk voor de Amsterdamse kiezers? Als het erop aankomt, bent u heel goed in het doen van beloftes. Het nakomen van die beloftes laat u echter schieten.

  U kiest nu voor een portefeuille die veel minder zwaar is. De afgelopen periode hebben wij ook gezien dat u zeer scherp, venijnig en ongeduldig kon reageren als raadsleden een andere mening waren toegedaan dan u. Zal de minder zware portefeuille tot gevolg hebben dat u nu iets rustiger en écht in debat gaat met de Raad? Betekent dat ook dat u oor heeft voor tegenstanders en andere meningen in de Raad?

 

 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Dales, ook de fractie van het CDA heeft voor u twee vragen.

  U bent kandidaat-wethouder voor Financiën en voor Economische Zaken, maar daarbij heeft u de combinatie met het loco-burgemeesterschap. Dat lijkt ons een heel onpraktische keuze van u, want voor Economische zaken geldt dat je wat meer van huis bent en als loco-burgemeester behoor je echt thuis te zijn.

  U gaat natuurlijk de portefeuilles Economische Zaken en Financiën doen. U heeft ook al eens de portefeuilles Financiën en Sport gehad. Daarbij bent u, zoals u zelf al vaker heeft gezegd, nooit in de verleiding gekomen extra geld aan de sport te geven. Bij Economische Zaken, waarbij toch heel andere factoren een rol spelen, lijkt ons dat heel wat moeilijker. Hoe gaat u dat nu vervullen?

 

 Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. De heer Dales heeft ervoor gekozen opnieuw de portefeuille Financiën voor zijn rekening te nemen. Ik neem aan dat dat een keuze was, want die laat je natuurlijk niet zomaar ik je schoot vallen. Vorige week viel mij tijdens de persconferentie als eerste op dat er in het collegeakkoord een enorme achilleshiel zit. Dat is natuurlijk een beetje een vreemde beeldspraak, want dat plekje van Achilles was maar heel klein, maar het kon worden gevonden. Dit is echter een meer kwetsbare plek. Den Haag moet namelijk financieel over de brug komen.

  Wij willen weten wanneer u het onmogelijk acht het collegeakkoord nog uit te voeren. U heeft dan verschillende keuzes. Waar gaat u snijden, of wanneer wordt u doorgeefluik van bezuinigingen? Wordt dat het Stedelijk Museum, de Openbare Bibliotheek, de GSD, de bouw van de vmbo-scholen, of de sociale woningbouw? Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Wanneer gooit u de handdoek in de ring, ofwel: hoe veel overschrijding van de Noord-Zuidlijn accepteert u nog? Welke termijn stelt u voor de containerterminal?

  Ik weet niet of het een achilleshiel is, maar ik moet nu opeens ook aan een enorm zwaard van Damokles denken. Hoe staat u daar tegenover en wanneer stapt u dan op?

  Wat vindt u in het algemeen van de u toebedeelde portefeuille? Kunt u uw expertise daarin kwijt? Hoe staat u tegenover de portefeuille Cultuur die u niet heeft gekregen?

  Ziet u zichzelf als manager of als politicus?

 

 De heer ZAFER YURDAKUL: Mijnheer de Voorzitter. Mr.dr. Geert Dales, de fractie van D66 feliciteert u met uw voordracht voor de functie van wethouder van de gemeente Amsterdam. U krijgt typische VVD-portefeuilles, namelijk Financiën en Economische zaken. Al dat andere, vooral de sociale portefeuilles, laat u over aan de PvdA-fractie. Hoe wilt u uw sociale gezicht tonen? U heeft een omvangrijke lijst met nevenfuncties. Welke daarvan zijn in uw visie noodzakelijk voor een adequate vervulling van uw ambt als wethouder voor Financiën en voor Economische Zaken? Welke nevenfuncties zijn daarmee strijdig?

  Verder willen wij ook wel even spreken over de financiële risico's voor de gemeente Amsterdam. De uitvoering van omvangrijke projecten, zoals de reorganisatie van de GSD, de Noord-Zuidlijn en het aanleggen van ondergrondse parkeergarages, kan grote financiële risico's met zich meebrengen. Dat weet u beter dan wij . Wat is uw visie als het gaat om de beheersing van financiële risico's? Hoe wilt u ervoor zorgdragen dat Amsterdam een goede opdrachtgever wordt voor zowel eigen diensten als voor derden die opdrachtnemer zijn van de gemeente Amsterdam? Ik doel bijvoorbeeld op de bouwers van de Noord-Zuidlijn. Anders gezegd: het gaat erom dat u er bij wijze van spreken voor garant staat dat de contracten die wij aangaan voor de gemeente geen financiële risico's opleveren.

  Welke maatregelen denkt u te kunnen nemen om interne organisaties zodanig te equiperen dat het opdrachtgeverschap goed op orde is? Deze vraag is eigenlijk ook door de fractie van de PvdA gesteld.

  Er gaan geruchten dat u spoedig in het volgende kabinet - misschien gaat het nog sneller dan wij dachten - zult plaatsnemen, tenminste als staatssecretaris. Kunt u iets meer meedelen over uw Haagse ambities?

  In uw visie van vijf minuten heeft u een paar keer gezegd "mijn fractie". Als u wordt benoemd is "uw fractie" vanaf morgen niet meer de uwe. In het dualistische stelsel zult u ook al die andere fracties even goed moeten informeren en van dienst moeten zijn. Hoe denkt u daarover?

 

  (Applaus)

 

 De VOORZITTER: Ik wens de heer Yurdakul geluk met zijn maidenspeech.

 

 De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Dales, voor veiligheid zijn wij bij u aan het goede adres. Ik heb gemerkt dat u een open oor heeft en dat u ambitieus bent. Ik kan de hele lijst zien. Ik zie u overal waar ik anderen niet zie. U heeft het vertrouwen van de fractie van Leefbaar Amsterdam. Ik denk dat u voor Amsterdam een hoop goed werk zal verrichten en ik hoop dat wij in Amsterdam vier jaar lang van uw kwaliteiten gebruik kunnen maken.

 

 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Mijn vragen zijn al gesteld door andere fracties. Ik heb geen vragen over het functioneren van de heer Dales. Daarvan heb ik al genoeg gezien.

 

 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Dales, u bent de oud-wethouder voor Personeel en Organisatie. Ik had mij kunnen voorstellen dat u ook had kunnen bedenken dat het goed is u af te vragen hoe de wethouders na een periode functioneren, zoals wij dat ook over directeuren doen. Dan zou er nu een prachtig rapport voor ons liggen waarin stond hoe verschillende wethouders die willen doorgaan, hebben gefunctioneerd.

  Nu hebben wij daarover allemaal een eigen indruk, maar mijn vraag is of dit überhaupt bij u is opgekomen. Heeft u erover gedacht, over vier jaar met een prachtige notitie op dat gebied te komen, dus over hoe wij dat doen voor de wethouders die willen blijven?

  Bent u niet enigszins teleurgesteld met de portefeuille die u nu krijgt? Ik heb namelijk gezien dat u graag bij sportactiviteiten wilde zijn, al was het niet altijd bij Ajax.

  Ik zag dat de portefeuille Sport bij u is verdwenen, dus daarom wil ik graag weten hoe u dat verder gaat oplossen.

  Zou u een psychologische test durven ondergaan?

 

 De heer DALES: Mijnheer de Voorzitter. De heer Halbertsma stelt een vraag over collegiale kwaliteiten. Wat was er aan de hand toen ik enkele opmerkingen maakte over de manier waarop het met de cultuur is gegaan? Het is niet om flauw te doen, maar ik sprak als lijsttrekker van de VVD en wij zaten midden in de verkiezingscampagne. Het gebeurt dan wel eens dat je opmerkingen maakt die je als wethouder nooit zou maken, of die je nooit zo zou formuleren. Dat is niet zo bijzonder. Dat hebben alle partijen gedaan, ook D66. Op zichzelf is er dus niets aan de hand.

  Als uw vraag is of dat er bij mij eigenlijk wel voldoende in zit, antwoord ik dat dat naar mijn gevoel wel zo is. Als u aanwijzingen heeft voor het tegendeel, hoor ik dat graag. Ik denk dat dat er voldoende in zit en ik vind dat ook buitengewoon belangrijk. Zo'n College moet als één hecht team functioneren. Ik denk dat ik daaraan een bijdrage heb geleverd, in ieder geval in de periode van twee jaar dat ik er bij ben geweest. Ik ben ook van plan, dat de komende vier jaar te doen, dus als eenheid te opereren in dat College. Binnenskamers mag je elkaar best de waarheid zeggen, maar dat moet je op straat niet te veel doen. Dat is namelijk niet goed voor de samenwerking. Dat is ook mijn lijn en ik denk dat wij daarover niet van mening verschillen.

  Met collega Bruines heb ik naar mijn gevoel altijd goed samengewerkt en zowel binnen als buiten het College heb ik haar ook gesteund. Dat het er in zo'n verkiezingscampagne af en toe een beetje wild aan toe gaat, nou ja. Net als Truman heb ik wel eens gezegd: If you can't stand the heat, stay out of the kitchen . Ik geloof dat mevr. Bruines daar ook wel heel goed tegen kon.

  Ik kom op de vraag over mijn ambities. Een tijdje geleden, tijdens de cam pagne, heb ik hier in Amsterdam een toespraak gehouden en toen heb ik ook geantwoord op de vraag of ik Haagse ambities heb. Ik hoor vaak de opmerking: "Jij gaat zeker naar Den Haag." De laatste dagen B ook vandaag weer - hoor ik dat van allerlei kanten. De ondertoon is dan altijd dat Den Haag een stapje omhoog is. De ondertoon is dat dat meer is dan hier. Mijn antwoord daarop is dat ik het wethouderschap van Amsterdam beschouw als een buitengewoon mooie, maar ook als een heel moeilijke en zware bestuurlijke functie. Ik doe dat graag en ik heb er bijzonder veel zin in daarmee nog vier jaar door te gaan. Dat is mijn plan. Dat spreek ik af en ik heb geen ambitie in Den Haag. Ik heb niet de ambitie staatssecretaris van Cultuur te worden. Ik spreek vandaag hier in deze Raad uit dat mijn ambitie is gedurende vier jaar een uitstekende wethouder van Amsterdam te zijn.

   (Mevr. ALBERTS: U zegt dat u die ambitie niet heeft, maar de vraag was naar mijn idee wat u doet als u wordt gevraagd. Zegt u dan ook nee, omdat dit zo'n mooi vak is?)

  Ik geloof dat ik glashelder ben. Ik zit hier nu aan de vooravond van een verlengd wethouderschap en daarmee ben ik buitengewoon gelukkig. Ik houd er niet van dat mensen tussentijds vertrekken en al helemaal niet als zij dat op eigen initiatief doen. Dat heb ik ook niet onder stoelen of banken gestoken op het moment dat hier een paar wethouders zijn vertrokken. Het zou wel vreemd zijn als ik daarover voor mijzelf een ander oordeel zou vellen. Ik heb de ambitie hier vier jaar lang een uitstekende wethouder van Amsterdam te zijn.

   (De heer HALBERTSMA: Zou ik het toch nog een keer mogen proberen door een parallel met mijzelf te trekken? Ik heb nooit de ambitie gehad fractievoorzitter van de PvdA in Amsterdam te worden. Hier zit ik nu! Zou ik nu nog een keer de vraag mogen stellen? Stel dat een dergelijk telefoontje komt, wat zegt u dan?)

  U vroeg zelfs wat ik zou doen als het telefoontje zou komen met de vraag of ik staatssecretaris van Cultuur zou willen worden. Mijn antwoord daarop luidt: Nee. Ik ga nu het College in. Ik blijf in dat College en ik wil gewoon vier jaar volmaken. Dat is de instelling waarmee ik hieraan begin en als ik nu al in mijn hoofd zou hebben dat ik in een kabinet ging zitten, zat ik hier niet. Ik hoop dat ik nu duidelijk genoeg ben geweest.

  Mevr. Özütok, dat wethouderschap voor Economische zaken is voor mij natuurlijk ook nieuw, maar ik heb daarvan wel een zeker beeld gevormd door het optreden van de wethouders. Krikke en Hooijmaijers. Je ziet zo van nabij hoe dat gaat en ik vind dat helemaal niet zo licht als u schetst. Ik heb ook nog de combinatie met Financiën en u vergat nog de Noord-Zuidlijn.

  Dan is er ook nog het loco-burgemeesterschap. Dat alles bij elkaar is naar mijn gevoel een fors pakket. Of het meer is dan wat ik had, kan ik nog niet zo goed beoordelen. De portefeuilles Personeel en Organisatie en Sport zijn er niet meer. Dat geldt ook voor de Haven, de Luchthaven en de Facilitaire Bedrijven. Bij elkaar was dat heel veel. Ik heb dan ook krankzinnig hard gewerkt, maar dat geldt voor alle leden van het College en ik zou het helemaal niet erg vinden als het een beetje minder kon. Mijn gevoel van wat er nu op mij afkomt, is dat het veel en zwaar is en dat het niet zo licht is als u het nu doet voorkomen.

   (Mevr. BRUINES: U noemt in dat rijtje ook heel nadrukkelijk het loco-burgemeesterschap als grote, zware aanvulling op uw flinke pakket. Kunt u een beetje uitleggen hoe u zich zoal de drukte daarvan voorstelt?)

  Nee, mevr. Bruines, nu glijdt u een beetje uit. Ik heb gezegd dat dat er ook nog is. Ik heb niet gezegd dat ik ook nog de loodzware functie van loco-burgemeester heb. Misschien is dat wel zo, maar dat moet ik nog ontdekken. Dat komt er nog bij en het loco-burgemeesterschap brengt verplichtingen met zich mee.

  Dat kan ik weten, want ik heb dat loco-burgemeesterschap al twee zomers lang feitelijk uitgeoefend bij de afwezigheid van de Burgemeester en van loco-burgemeester Van der Aa. Ik heb er dus enig zicht op. Dat gaat ook niet helemaal vanzelf, maar het gaat mij erom dat de portefeuille Economische Zaken hier wordt afgeschilderd als een licht iets wat je er even bij doet. Dat is niet mijn beeld van die portefeuille en daarenboven heb ik het wethouderschap Noord-Zuidlijn. Dat alles bij elkaar is naar mijn gevoel een fors pakket.

  Ja, ik had wel wethouder voor Cultuur willen worden. Dat is zo. Ik had overigens ook wethouder voor Sociale Zaken willen worden. Dat heb ik ook al eens eerder gezegd. Zo wil je wel van alles en nog wat worden. Dat zult u ook hebben, mevr. Özütok. Ik geloof dat u ook wethouder wilt worden. Dan beland je in een gesprek met coalitiegenoten en die willen ook allemaal iets. Zij willen ook allemaal wethouder voor Cultuur worden, want dat is een gewilde portefeuille. Dat is wel gebleken. Velen wilden ook wethouder voor Sociale Zaken of voor Economische Zaken worden. De laatste is namelijk ook gewild.

   (De heer VAN POELGEEST: Was dat loco-burgemeesterschap de troostprijs, omdat u twee keer heeft misgetast?)

  Nee, meneer van Poelgeest. Met deze vraag wekt u de indruk dat de VVD-fractie het gevoel heeft dat zij heeft misgetast. Met het wethouderschap Financiën en Economische Zaken en met dat van Verkeer, Vervoer, Infrastructuur, Haven en Luchthaven, de coördinatie ICT en de Noord-Zuidlijn hebben wij totaal niet het gevoel dat wij hebben misgetast. Overigens is het heel fijn dat wij dat gevoel niet hebben, maar ook de PvdA-fractie heeft dat gevoel niet. Hetzelfde geldt voor de fractie van het CDA. Er zijn dus drie gelukkige partijen. Wat wil je nu nog meer?

  Ik had dus graag de portefeuille Cultuur gedaan, maar je onderhandelt met elkaar. Je praat, er komen diverse varianten uit en aan het eind is het beeld geworden wat het is geworden. Je moet dan niet blijven doordrammen door te zeggen dat je dat er ook nog bij wilt hebben, want dan ga je je hand overspelen. Je moet elkaar ook iets gunnen en geven. Ik ben heel blij dat de portefeuille voor Cultuur bij de PvdA-fractie is terechtgekomen, want dat is de grootste fractie in de stad en dat is ook belangrijk voor het draagvlak. Ik heb buitengewoon veel vertrouwen in mevr. Belliot en het staat vast dat het iets geheel nieuws zal worden. Ik weet zeker dat mevr. Belliot in die portefeuille iets heel anders zal inbrengen dan ik zou hebben gedaan en het wordt vast en zeker ook anders dan mevr. Bruines het heeft gedaan. Dat vind ik spannend en ik zie dat met bijzonder veel belangstelling tegemoet.

  Ik zal de wethouder voor Cultuur steunen waar ik kan, zoals ik dat naar mijn gevoel bij de vorige wethouder heb gedaan.

   (Mevr. ÖZÜTOK: Behalve bij verkiezingscampagnes!)

  Ach, mevr. Özütok, wij zien elkaar over vier jaar misschien weer en dan zal ik u er ook nog eens van langs geven. Dan weet u ook hoe dat gaat.

  Er zijn vragen gesteld over de containerterminal. Niet zo lang geleden, afgelopen zondag nog, was ik in het havengebied. U weet dat ik daar nog wel eens kom. Toen heb ik de containerterminal nog eens bewonderd. Ik vind de containerterminal nog steeds heel mooi en ik geloof ook nog steeds in het nut en de noodzaak daarvan. Ik heb in de vergadering van de Commissie voor Havenaangelegenheden en ook in de Raad al meerdere keren uitgelegd wat de mondiale ontwikkelingen zijn die het maken dat er nog geen contract is. Ook heb ik uitgelegd hoe je dit in een veel breder perspectief moet zien dan de dag van vandaag of morgen en dat de containerterminal op termijn absoluut noodzakelijk is, gezien de containerisatie in het wereldgoederentransport. Als Amsterdam geen mogelijkheid voor containeroverslag heeft, kunnen wij hier over enige jaren immers niet eens meer de cacaobonen overslaan. Amsterdam is, zoals u weet, de grootste cacaohaven ter wereld. Ook cacao gaat op termijn in containers en wij zullen die capaciteit dus moeten hebben, al was het alleen maar daarvoor. Overigens heb ik er vertrouwen in dat dat goed komt. Ik heb niet gezegd dat dat op heel korte termijn gaat gebeuren, wat mevr. Özütok mij in de mond legt. Die woorden heb ik nooit in de mond genomen, want zo voorzichtig ben ik wel en ik heb inmiddels ook te veel wetenschap van die wereld om dat te kunnen zeggen. Er waren vorige week nog steeds gesprekken gaande met rederijen en dat geldt ook voor vandaag, deze week en volgende week. Ik houd vertrouwen.

  Mevr. Alberts vraagt wanneer ik eindelijk aftreed. Ik kan toch moeilijk aftreden naar aanleiding van iets waarover ik niet primair ga. Het is het bedrijf Ceres dat verantwoordelijk is voor de exploitatie.

Niet de gemeente Amsterdam of de wethouder voor Havenaangelegenheden is daarvoor verantwoordelijk. Wij gaan daar niet over. Wij hebben de zaak daar gereedgemaakt en geïnvesteerd in rendabele kredieten waarop wordt betaald. Onze zorg is dat de centen binnenkomen die men contractueel verplicht is. Het is de zorg van Ceres dat daar business komt, maar wij moeten natuurlijk meehelpen dat mogelijk te maken en dat zal ik doen. Ik ben vol vertrouwen voor de toekomst, ook voor de containerterminal. Ik heb dat nu niet over de heg van de aanstaande collega Van der Horst gesmeten. Ik voel mij daarvoor nog steeds volop verantwoordelijk, ook als lid van het College, en ik zal daaraan mijn bijdrage blijven leveren. Het is niet zo dat de portefeuilleverdeling zodanig tot stand is gebracht dat ik nu van dit onderdeel af zou zijn, want daarvoor is de containerterminal mij in de loop der tijd simpelweg te dierbaar geworden. Ik wil dat graag goed voor elkaar hebben en dat zal gebeuren.

  Ben ik betrouwbaar? U zegt dat ik beloftes doe, maar dat ik die niet nakom. Ik daag u uit mij meer te noemen dan alleen die containerterminal. Daarvan zeg ik dat ik u niets heb beloofd dat ik niet heb waargemaakt. Komt u over een tijd nog eens terug als er dan nog niets is, maar neem daarvoor dan een normale termijn. Noemt u nog eens één onderwerp of twee onderwerpen waarvoor geldt dat ik beloften heb gedaan die ik niet ben nagekomen.

   (De heer VAN POELGEEST: De folders die niet meer in andere talen zouden worden gedrukt. Dat is een klein voorbeeld, maar ik neem aan dat het niet zo'n probleem was dat in het akkoord te krijgen.)

  Zoals u hebt kunnen lezen, hebben wij in het akkoord het taaloffensief opgenomen. Dat is bedoeld om het op een zeker moment zo te maken dat die folders inderdaad niet meer nodig zijn. De stadsdelen Geuzenveld/Slotermeer, Oud-Zuid en Oud-West - als ik mij niet vergis - zitten inmiddels al op de lijn die door mij tijdens de campagne is bepleit. En er is nog een vierde stadsdeel. Zo vreemd is het dus niet, maar ik ben blij te horen dat dit het punt is. Ik voel mij daardoor weer heel gerust dat ik toch wel een min of meer betrouwbare partner ben.

  Ik kan niet ontkennen dat ik enigszins ongeduldig ben. Er zit een zekere mate van ongeduld in mij.

  Mevr. Özütok heeft mij venijnig genoemd. Ach, de Burgemeester fluistert nog in mijn oor dat dat in het College reuze meevalt.

   (Mevr. ÖZÜTOK: Ja, maar in de commissies niet!)

    (Mevr. VAN OUDENALLEN: Als voorzitter van de Commissie voor Financiën kan ik zeggen dat u wel eens anders bent.)

 Ja, als ik u zieY ! U weet dat het uiteindelijk allemaal goed komt. Ik kan ook ongelijk bek ennen. Ik geef toe dat ik wel eens een beetje uit de bocht vlieg. Dat zie ik dan zelf ook en dan repareer ik dat meteen weer ter plaatse. Ik ben niet onhebbelijk en uiteindelijk ben ik toch weer heel redelijk. Ik dacht dat ik dat ook in uw richting was.

  Mevr. Özütok, ik zal mijn best doen te oefenen in geduld, nu ik zeeën van tijd heb.

  De heer Res zegt: "Loco-burgemeester, wethouder voor Economische Zaken en dan buitengewoon veel van huis." Maar wij hebben de Burgemeester nog die op de stad past, terwijl ik als wethouder voor Economische Zaken over de hele wereld reis. Ik beloof u dat ik er zal zijn als het moet. Als de Burgemeester vindt dat hij weg moet zijn en dat ik iets van hem moet overnemen, doe ik dat. Dat hoort bij die taak en dat gaat dan voor. De stad gaat voor en daarna komt de rest. Ik denk dat dat heel goed samengaat. Ik ken namelijk meerdere wethouders voor Economische Zaken in den lande die loco-burgemeester zijn, al reizen zij misschien iets minder dan de wethouder voor Economische Zaken van Amsterdam.

  De combinatie tussen Financiën en Economische Zaken en het spending department is ook tijdens de coalitieonderhandelingen een discussieonderwerp geweest. Dat is wel interessant. Je zou dus ook kunnen zeggen dat de wethouder voor Financiën alleen wethouder voor Financiën moet zijn, maar dan krijg ik wel zoveel tijd om mevr. Özütok lastig te vallen dat dat mij helemaal niet goed lijkt.

  Ik ben dus wel blij dat dat niet is gebeurd, maar je moet als wethouder voor Financiën wel heel zuiver te werk gaan. Ik heb nu de combinatie gehad met Sport, Facilitaire Bedrijven, de Haven, de Luchthaven en ook nog met de Noord-Zuidlijn.

  Vooral in de Noord-Zuidlijn gaat veel geld om en naar mijn gevoel is dat altijd goed gegaan. Ik heb daarop heel goed gelet. In de sportwereld denkt men dat het een voordeel is als de wethouder voor Financiën ook wethouder voor Sport is, omdat hij dan lekker wat centjes kan regelen. Ik zeg u dat dat eerder een nadeel is. Dat is mijn ervaring geweest. Je wordt namelijk strenger in die zaken dan ten opzichte van anderen. Ik heb als wethouder voor Financiën altijd heel sterk gelet op de wethouder voor Sport en ook op de wethouder voor Facilitaire Bedrijven en voor Personeel en Organisatie. Dat deed ik om ervoor te zorgen dat ik nooit het verwijt zou kunnen krijgen dat ik als wethouder voor Financiën iets zat te ritselen wat ik voor een ander niet deed. Als het al had gekund, had ik van die positie nooit gebruik gemaakt. Dat durf ik hardop te zeggen.

  Naar mijn mening had de combinatie met die spending departments daarom wel iets uitgebreider gekund, maar ik ben bijzonder blij dat het minder is geworden. Dat maakt het namelijk ook iets zuiverder. Ik voel wel wat voor die lijn en ik zal ten aanzien van de portefeuille Economische Zaken, die weliswaar een spending department is maar veel geringer dan wat ik had, de zuiverheid betrachten die ik in het verleden ook ten aanzien van de andere portefeuilles heb betracht.

  Mevr. Alberts spreekt over een Achilleshiel in het programakkoord, want Den Haag moet over de brug komen met heel veel geld. Anders wordt het immers niets. Den Haag zal inderdaad veel moeten doen. Wij moeten onze zaken daar bepleiten. Het is jammer dat het kabinet is gevallen, want anders waren wij daar heel snel naar toe gegaan. Dat moeten wij naar mijn idee overigens ook doen met een demissionair kabinet. Mevr. Alberts heeft gelijk dat daar een grote klus te klaren is en dat wij er grote problemen in de stad komen als wij het daar niet voor elkaar krijgen geld binnen te halen voor bijvoorbeeld de GSD, het Grotestedenbeleid, het Stedelijk Museum, het onderwijs, de grote zeesluis, de Coentunnel en al die zaken die voor een belangrijk deel door het Rijk moeten worden gefinancierd.

  Het is aan dit College om dat daar met onze kracht van argumenten - naar ons idee hebben wij die - over het voetlicht te brengen, de leden van het kabinet en de Tweede Kamer te bewerken en hen mee te krijgen voor de Amsterdamse zaak. Wij moeten dat wellicht nog meer gaan doen dan wij de afgelopen periode hebben gedaan. Wij moeten onze Haagse contacten op het allerbeste niveau brengen en wij moeten ervoor zorgen dat wij die zaak bepleiten, ook in de Tweede Kamer. Ik heb ook wel gemerkt dat de positie van Amsterdam daar niet eenvoudig is. Helaas zitten er daar ook te weinig Amsterdamse Kamerleden en dat maakt het moeilijk. Daaraan moeten wij dus hard werken en als dat niet lukt, hebben wij een paar grote problemen. Dan krijgen wij zo'n Stedelijk Museum niet voor elkaar, tenzij wij zelf nog ergens geld vinden dat ik nu nog niet zie liggen. Dan krijgen wij problemen met de financiering van de GSD en als wij daar ons geld in moet stoppen, kunnen wij dat niet voor iets anders gebruiken. Dan wordt het inderdaad lastig en dan zullen wij hier en daar de bijl in moeten zetten. Dat is dan onvermijdelijk, maar ik ga er vooralsnog van uit dat het ons zal lukken in Den Haag iets voor elkaar te krijgen.

   (Mevr. KALT: En anders schrapt u de Noord-Zuidlijn! Dan is er geld zat over.)

  Nee, mevrouw Kalt. Dat is heel onverstandig. Dat moeten wij zeker niet doen, want dan gaat de stad echt helemaal achteruit boeren. Dan gaat het niet goed met de ontwikkeling van Amsterdam-Noord en dan wordt de binnenstad onbereikbaar. Dat zou u ook niet willen. Dan is het binnenkort afgelopen met de gemengde functies in de binnenstad. Dan gaat het met de Zuidas de verkeerde kant op. Dat zou de stad miljarden kosten, dus ik raad u ernstig af dat standpunt nog langer uit te dragen en ik nodig u uit daarover met mij nog eens goed te praten. Ik zal u dan overtuigen van ons gelijk.

   (Mevr. ALBERTS: Ik begrijp dat u uw best moet doen in Den Haag. Dat is voor mij niets nieuws en dat liet ik ook al min of meer in mijn vraag doorklinken. U zit daar ook met al uw ideeën over de manier waarop u naar uw mening goed bezig bent als bestuurder. Wanneer is voor u de maat vol en wanneer zegt u dus dat u zich ergens niet meer verantwoordelijk voor wilt voelen? Dat heeft dus te maken met datgene wat u niet uit Den Haag krijgt. Hoe lang blijft u zitten en waar gaat u uiteindelijk snijden? In uw eigen praatje heeft u zojuist heel sterk de nadruk gelegd op het sociale gezicht van de VVD. Is dat het eerste wat sneuvelt? Ik vrees van wel, maar zegt u mij alstublieft dat dat niet zo is. Het gaat mij dus om de grens. Tot hoe ver gaat u? Wanneer zegt u: "Hiervoor wil ik mijn nek nog uitsteken." Wanneer zegt u: "Dit gaat mij te ver. Het spijt me, ik wilde vier jaar blijven zitten, maar dit kan ik niet volmaken.")

  Ik wil niet vervelend doen, maar ik vind dit eigenlijk een punt dat niet nu, in het kader van deze hoorzitting, aan de orde moet komen. Ik vind dat dit morgen aan de orde moet komen in het kader van de discussie over het programakkoord. Ik wil daarop wel ingaan, maar ik vrees dat ik dan te weinig tijd overhoud voor de andere vragen.

   (Mevr. ALBERTS: Dan ben ik de beroerdste niet. Dan kom ik er gewoon op terug, want ik wil het van u weten.)

  Dat vind ik uitstekend en dan zal ik u alvast één schot voor de boeg geven. Ik zou bestuurlijk wel buitengewoon dom zij n als ik nu al zou aangeven wat het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam - en ik als lid van dat College B zou gaan doen als wij een bepaald bedrag uit Den Haag niet zouden krijgen. Dat zou voor de onderhandelingspositie in Den Haag niet ve rstandig zijn en u zult mij zo ver dus niet krijgen, maar morgen wil ik graag nader met u over dit vraagstuk debatteren. U snijdt namelijk een relevant punt aan.

  Ik weet niet of mijn expertise op het gebied van de cultuur nu verloren gaat. Ik zit in het College en daar kun je ook een hoop doen. Ik heb lang in de cultuurwereld gewerkt en ik heb daar veel functies bekleed. Dat doe ik nog steeds. Het is dus een sector die mij zeer aan het hart gaat. Je kunt echter ook een andere theorie aanhangen. Juist als je daar zo tot over je oren in zit, is het misschien heel onverstandig daarvan bestuurder te zijn. Dat is ook een theorie en daar zit iets in. Uiteindelijk ben ik ook wethouder voor Sport geworden. Ik sport zelf wel, maar toen ik wethouder voor Sport werd, wist ik van de beleidsmatige aspecten van die wereld bijzonder weinig af. Ik wist ook niet veel van wat daar allemaal gebeurde. Ik wist amper wat AFC was, maar je kunt dat ook heel snel bijleren en dan interesseer je je daarvoor.

   (Mevr. ALBERTS: In de verkiezingscampagne heeft u gezegd dat u die portefeuille ambieerde en nu zegt u dat dat eigenlijk niet het geval is, want u heeft zoveel nevenfuncties. Hoe zit dat nu?)

  In antwoord op de vraag van mevr. Özütok heb ik uitgelegd hoe dat gaat in zo'n onderhandelingsproces. Ik zoek geen argumenten die aangeven waarom het toch goed is dat ik het niet ben geworden. Er moet geen misverstand over bestaan dat ik het graag had gedaan, maar ik kan niet alles doen en ik kan ook niet alles hebben. Bovendien ben ik er nog bij, dus waar ik kan, zal ik meehelpen om de wethouder voor Cultuur te ondersteunen. Misschien is het inderdaad wel waar dat je geen bestuurder moet zijn van een portefeuille met onderwerpen waar je tot over je oren in zit. Dat geeft ook bestuurlijke distantie. En ik zeg nogmaals dat je dingen kunt leren waar je niets van weet. Ook de afgelopen twee jaar heb ik heel veel geleerd en ik ben daarover vervolgens enorm enthousiast geworden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de sport.

   (De heer ZAFER YURDAKUL: Dat is een standaard antwoord. Dat hebben wij zojuist van de heer Oudkerk gehoord.)

  Van deze opmerking begrijp ik echt helemaal niets!

   (De heer ZAFER YURDAKUL: U bakt er heel weinig van, want u praat u helemaal vast. Het antwoord dat u geeft is standaard. U zegt dat u veel van dat onderwerp weet en dat u daarvan daarom misschien afstand moet nemen.)

  Standaard antwoorden hoeven niet altijd slecht te zijn.

   (De heer ZAFER YURDAKUL: Als ik dat van de een heb gehoord, hoef ik dat van de tweede niet te horen.)

 Dan houd ik daarover nu mijn mond.

  Mevr. Alberts stelde nog één vraag, namelijk of ik meer manager ben of meer politicus. Ik heb ruime managementervaring. Die ervaring sleep ik met mij mee. Ik ben onlangs weer even fulltime politicus geweest. Dat zal als wethouder weer een beetje minder worden. Een bestuurder moet niet echt als een manager te werk gaan, maar daar zit natuurlijk toch een behoorlijk deel management in. Ik zit hier echter wel als politicus, als lid van een politieke partij om politieke punten te realiseren. Zo zit je ook in die onderhandelingen over zo'n collegeakkoord. Ik voel mij dus nog steeds politicus, maar het is wel zo dat een bestuurder van Amsterdam niet de hele dag de politicus moet uithangen. Dan komt hij immers niet ver.

  De fractie van D66 stelt een vraag over het sociale gezicht in combinatie met de portefeuilles Financiën en Economische Zaken. Het is maar goed dat er een economie is en dat er bedrijvigheid en een bedrijfsleven is. Het is goed dat er geld wordt verdiend, want dat kun je vervolgens weer gebruiken om je sociaal beleid te financieren. Ik zal er hard aan werken om dat te versterken en ervoor te zorgen dat er veel centen komen, ook in de kas van de gemeente Amsterdam. Er zijn immers veel zaken waaraan wij geld moeten uitgeven. Aan de sociale sfeer werken wij als VVD-fractie graag mee. Dat geldt ook voor mij, maar er moet wel iets worden verdiend. De schoorsteen moet roken.

  Gevraagd wordt welke nevenfuncties noodzakelijk zijn en welke strijdig. Ik heb veel nevenfuncties, waarvan er naar mijn mening niet één noodzakelijk is. Ik heb echter wel de drive om maatschappelijk betrokken en actief te zijn. Dat is altijd zo geweest. Ik heb er altijd veel taken bij gedaan, ook nog tijdens mijn wethouderschap. Ik zou dat graag willen voortzetten om ook buiten dit stadhuis nog gewoon met de voeten in de samenleving te staan.

  Wij moeten geen functies vervullen die op de een of andere manier tot belangenverstrengeling kunnen leiden, zoals mijn commissariaat van de Luchthaven Schiphol. U weet dat het College wat nevenfuncties betreft nog niet zo lang geleden heeft besloten over te gaan tot het principe 'nee, tenzij'. In het algemeen is het dus 'nee' en dat betekent voor mij dat het grootste deel van de nevenfuncties eraan gaat dat ik qualitate qua beoefen.

  Dan heb ik er nog een paar die daar los van staan, bijvoorbeeld het lidmaatschap van de Raad voor de Financiële Verhoudingen. Daarmee zou ik graag willen doorgaan. Dat is ook belangrijk voor mijn netwerk en voor contacten. Het is bovendien een interessante functie. Ook zou ik graag doorgaan met het hoofdbestuur van de VNG. Dat is ook belangrijk. Ik heb nog een paar taken in de cultuurwereld en dat kan er allemaal best bij. Ik wil daarmee graag doorgaan en volgens mij botsen deze taken niet met het wethouderschap.

  Wij lopen inderdaad veel risico. Ik zou het daarom goed vinden - dat hebben wij in de nieuwe coalitie inmiddels ook afgesproken, als deze in ieder geval in het zadel wordt gebracht - de voeding van het weerstandvermogen te koppelen aan het risicoprofiel van Amsterdam. Dat vind ik een heel belangrijk en goed besluit als wij dat gerealiseerd krijgen en als dat ook steun krijgt van de Raad. Zodoende kunnen wij meer aan risicobeheersing doen, want in de loop der jaren is het risicoprofiel van deze gemeente enorm gestegen en wij hebben niet een behoorlijke buffer opgevoerd. Je loopt daarmee de kans dat je op een dag nat gaat. Ik beloof u er als wethouder Financiën op toe te zien dat dat goed gebeurt en dat wij niet op een dag voor onoverkomelijke problemen komen te staan. Bij het sluiten van contracten moeten wij daarop natuurlijk erg goed letten. Welke risico's neem je zelf en welke leg je ergens anders neer? Dat is een discussie die bij de Noord-Zuidlijn volop speelt. Wij proberen natuurlijk zo veel mogelijk risico's buiten de deur te houden, maar dat heeft vaak een prijs. Soms zeg je: "Dan onderhandelen wij daarover en laten wij bepaalde zaken dan maar bij ons houden, maar dan weten wij dat wij minder betalen." Als je het risico afschuift, moet je er vaak ook meer voor betalen en dat is bij ieder contract weer anders, dus ik kan u daarop niet in algemene zin een antwoord geven. Het is echter een vraagstuk dat mijn grote belangstelling heeft. In de Rekening en ook in de begroting zie je altijd die lange lijsten risico's en die worden steeds groter. Mijn zorgen daarover worden ook steeds groter en ik hoop daarover ook spoedig met de Raad te kunnen praten in het kader van de besluitvorming over het weerstandsvermogen.

   (Mevr. CODRINGTON: Dat klinkt allemaal prachtig, maar hoe verhoudt zich de opbouw van het weerstandsvermogen tot uw vraag aan Den Haag om meer geld? Bent u niet bang dat, als u bij het Rijk aankomt met vragen over financiële ondersteuning van de gemeente Amsterdam en het dit van u hoort, het Rijk u zegt dat u terug moet naar Amsterdam om de opgebouwde buffers eerst op te maken?)

  Ik ben daarvoor niet bang. Dat moet wel worden verduidelijkt, want in het land heerst ten onrechte de indruk dat de gemeenten, ook de gemeente Amsterdam, enorm aan het oppotten zijn en enorme reserves hebben. Wij hebben in Amsterdam inderdaad miljoenen aan reserves en voorzieningen, maar je moet wel weten wat daar achter ligt, wat allemaal is belegd, waar commitments en risico's achter zitten. Dan is het beeld al heel anders. Wij staan er helemaal niet beroerd voor. De situatie is niet wankel, maar wij hebben wel een enorm sterk gestegen risicoprofiel gekregen. Dat is iets wat ik in Den Haag goed kan uitleggen, maar wij moeten dat wel doen en mijn gevoel is dat wij dat beeld daar te weinig duidelijk hebben gemaakt. Ik hoor leden van het kabinet soms wel eens zeggen dat de gemeenten bakken vol geld hebben en dat het helemaal niet nodig is de uitkering uit het Gemeentefonds te verhogen. Laatst heeft daarover nog een artikel gestaan in Vrij Nederland. Ik ben gelukkig lid van het bestuur van de VNG. Ik zit ook in de Financiële commissie en bij de Raad voor de Financiële Verhoudingen. Dat zijn ook mooie fora om dit soort standpunten naar voren te brengen, maar wij moeten dat naar mijn idee ook bij de regering en bij de Tweede Kamer duidelijk over het voetlicht brengen. Dat moeten wij niet alleen doen, maar samen met andere gemeenten.

   (Mevr. CODRINGTON: Mijn voorstel aan u is eerst dat beeld te verduidelijken als u naar Den Haag gaat om vervolgens meer geld te vragen.)

  Ik deel dat met u.

  Dan kom ik op de informatieplicht aan de fracties. Daarover werd ook een vraag gesteld door de heer Zafer Yurdakul. Ik vat die plicht ruim op. In de Gemeentewet zit een artikel over passieve en actieve informatieplicht. Ik meen te mogen zeggen dat ik tot dusverre van die informatieplicht al veel meer heb gemaakt dan het passieve dat het in de vorige wet nog was. Ik ben van plan daarmee door te gaan en de Raad actief te informeren op een zodanige wijze dat de Raad de toezichthoudende en de controlerende taak ook echt serieus kan waarmaken. Ik neem dat absoluut serieus.

   (De heer ZAFER YURDAKUL: Ik bedoelde daarmee ook te vragen of u ook bij ons wilt langskomen.)

  Ja, natuurlijk. Als u mij uitnodigt, kom ik. Ik ben nog niet zo lang geleden door twee fracties uitgenodigd en dat vond ik een grote eer. Ik ben gekomen en ik vond het leuk, dus ik hoop dat ik snel ook naar uw fractie mag.

  Ik dank de heer H. Bakker zeer voor zijn aardige woorden. Hij zegt dat hij mij overal tegenkomt en dat ik goed mijn best doe. Ik kom hem ook overal tegen, dus ik retourneer dat compliment.

  Mevr. Van Oudenallen vraagt naar de portefeuille Sport. Ik vond dat inderdaad een leuke portefeuille. Daarin heb ik lol gekregen en ook daarvoor geldt dat ik daarmee graag was doorgegaan. Maar ja, het is een kwestie van geven en nemen. Wij willen allemaal iets en zo kwam die portefeuille uiteindelijk bij de fractie van het CDA terecht. Ik zal de portefeuille goed overdragen aan beoogd wethouder Maij en ik zal haar een handje helpen, maar ik heb er inderdaad lol in gekregen en ik vind het wel jammer dat dat, zoals het er nu bijstaat, binnenkort voorbij is.

  Mevr. Van Oudenallen, u heeft nog gevraagd of ik iets zou kunnen doen aan een soort beoordelingsrapport over hoe wethouders hebben gefunctioneerd. Volgens mij is het meer aan u dat te beoordelen. Ik zou het nogal prestigieus en een beetje potsierlijk vinden als wethouders zichzelf gaan beoordelen en als zij zouden zeggen dat zij het fantastisch hebben gedaan. Ik vind wel dat ik het fantastisch heb gedaan, maar dat terzijde. Ik vind het meer aan u dat te doen en u moet het oordeel maar vellen. Als u het niets vindt, hoor ik het wel. Het beste oordeel is natuurlijk geveld tijdens de verkiezingen en u weet dat die voor de VVD heel aardig zijn afgelopen.

  U stelt verder een vraag over een psychologische test. Evenals de heer Oudkerk, ben ik daaraan ook al eens onderworpen. Dat gebeurde zelfs al twee keer. Dat is zodanig afgelopen dat ik er vertrouwen in heb dat het de derde keer weer goed gaat. Ik ben bereid, dit stuk aan de krant te geven.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Als u wethouder wordt, zal ik zeker met een mooie notitie voor Personeel en Organisatie komen over dit onderwerp.)

 

 De VOORZITTER: Dan gaan wij nu over tot het bevragen van mevr. Maij, die ik uitnodig naast mij te komen zitten.

 

 Mevr. Maij neemt plaats achter de collegetafel.

 

 Mevr. MAIJ: Mijnheer de Voorzitter. Om twee redenen ben ik blij dat ik hier op dit moment zit. Op de eerste plaats was het voor de fractie van het CDA natuurlijk belangrijk dat zij eventueel weer kandidaat zou zijn voor een nieuw College. Op de tweede plaats wilden wij herkenbaar zijn in het programakkoord en bij de portefeuilles.

  In de pers is de afgelopen dagen een beetje rondgebazuind dat de fractie van het CDA niet herkenbaar zou zijn en dat wij geen punten had die in het programakkoord staan. Voor de gein heb ik het programakkoord op het verkiezingsprogramma van het CDA gelegd en ik heb dertig overeenkomstige punten geteld, dus die berichten wil ik hiermee dan maar even buiten de deur zetten.

  Ik noem een aantal punten: de conducteurs, de wijkveiligheidsplannen, de fysieke ruimte, voorkomen is beter dan genezen in het kader van de veiligheid, de wijkgerichte zorg, het leerlingadministratiesysteem, de Nederlandse taal, de blauwe zones en ga zo maar door.

  Ook punten die specifiek voor het CDA in het programma stonden, zijn daarin herkenbaar en ook dat vinden wij belangrijk. Het belangrijkste punt daarvan is dat nu, als u het akkoord morgen goedkeurt, het probleem van de leraren en verpleegkundigen eens wordt aangepakt die uit Amsterdam verdwijnen. Er is immers een groot aantal problemen bij die groepen in de collectieve sector, zoals dat zo mooi heet. Ik noem bijvoorbeeld de kinderopvang, de naschoolse opvang, bemiddeling bij huisvesting en goede fysieke bereikbaarheid.

  Alleen het resultaat telt. Dat telt dus ook voor mij als kandidaat-wethouder. Met de geringe middelen die wij hadden, hebben wij in de portefeuilles die ik de komende vier jaar zou moeten beheren - als ik uw toestemming krijg - toch wat extra geld kunnen vrijmaken. Ik denk dat dat hard nodig is. Graag zou ik daaraan samen met u invulling willen geven op een wijze die in deze gemeente gewoon is, namelijk open, actief en vooral ook integer. Amsterdam is mijn geboortestad. Ik zou er trots op zijn en ik hoop op uw steun.

 

 De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. In de immer hopeloos verdeelde PvdA-fractie, die overal urenlang over discussieert, was gisteren een opvallende unanimiteit over het onderwerp waarover wij mevr. Maij een vraag willen stellen.; u raadt het al, het GVB. Wij vragen naar de positie van de fractie van het CDA en naar die van de beoogde wethouder in het bijzonder, ten aanzien van het verzelfstandigingsproces van het GVB. De fractie van het CDA heeft in mijn herinnering gedurende het besluitvormingsproces in ieder geval een viertal malen een ander standpunt ingenomen.

  Wat heeft de fractie van het CDA en mevr. Maij bewogen op het moment van de onderhandelingen, dus na de verkiezingen, opnieuw een ander standpunt in te nemen over het verzelfstandigingsproces van het GVB?

  De tweede vraag die daaraan vastzit, heeft betrekking op de geloofwaardigheid. Uiteraard verwachten wij van een wethouder voor Bedrijven, die het GVB onder zich krijgt, dat hij of zij een geloofwaardige indruk maakt op de buitenwereld en wij verwachten met name dat hij of zij een standvastige indruk kan maken. Misschien kan mevr. Maij toelichten hoe zij denkt dat nu te kunnen bewerkstelligen.

 

 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. In de immer efficiënt vergaderende VVD-fractie, waar wij het altijd zo rap met elkaar eens zijn, kwamen wij al snel tot de vier vragen die ik ook aan de heer Oudkerk heb gesteld.

  Bent u van plan de aankomende vier jaar in Amsterdam wethouder te blijven?

  Hoe denkt u invulling te geven aan het dualisme en met name waar het gaat om het informeren van de Raad?

  Wat maakt u zo geschikt voor deze functie?

  Met betrekking tot het vrijwilligerswerk, de onbezoldigde maatschappelijke functies, vragen wij u of dit alles is. Zo nee, wat is er dan nog meer?

 

 Mevr. DALM: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Maij, ik zie u nog zitten in het programma Duivels, samen met Gerrit Goedhart. U maakte zelfs het gebaar "Hier zit mijn wethouder!" Ik geloof dat u toch niet echt op Gerrit Goedhart lijkt, dus kennelijk is er nogal wat gebeurd in de fractie van het CDA. Wij zijn dan ook heel benieuwd naar wat daar precies is gebeurd.

  Wij hebben een cv van u gekregen. Vanavond is al een aantal malen over de kwaliteit van cv's gesproken. Het spijt mij om heel hard te moeten zijn, maar uw cv zou bij de brievenselectie voor de kandidaten voor de functie van wethouder al zijn uitgevallen. U heeft wat dat betreft toch een cv waarop te weinig aan bestuurlijke en aan verantwoordelijkheid dragende functies is opgesomd.

  Heeft u ooit echt in een organisatie gewerkt waarin u ook verantwoordelijkheid moest dragen, mensen moest aansturen en waarin u meerdere dossiers tegelijkertijd onderhanden had? U moet niet het Europarlement noemen, want dat was toch echt een andere functie. Wij willen niet vervelend doen, dus wij zijn ook nagegaan hoe het cv verder in elkaar zit, wat er verder op staat en wat misschien een aanvulling zou kunnen zijn.

  Heeft u misschien iets in het bedrijfsleven gedaan? U bent tenslotte ambitieus en het was een tijd van nieuwe projecten. Wat hield marketing- en pr-adviseur precies in? Wat heeft u daar voor bedrijven geadviseerd? Was dat misschien in de ICT-secor, een sector die in die tijd in opkomst was?

  Als wij wat verder in uw geschiedenis duiken, blijkt dat er misschien wel een bedrijf is dat daarvoor in aanmerking komt. Zegt de naam Perfect Partners u iets? Ik zie dat die naam u inderdaad iets zegt, maar dat staat niet op uw cv en dat is bijzonder jammer. Wij hebben nagegaan hoe lang dat bedrijf heeft bestaan. Dat heeft gefunctioneerd van 1993 tot 1999. De Hester Maij beheer-B.V., ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, al moet ik eerlijk zeggen dat er sprake was van een ietwat onduidelijke constructie. Dat bleek ook bij navraag bij de Kamer van koophandel, maar één ding was duidelijk. Uw perfecte partner was Nina Brink. Hoe is dat zo gekomen? Heeft u die samenwerking met Nina Brink in 1993 actief opgezocht? Was er misschien iemand anders die Nina Brink goed kende? Misschien was dat iemand die op dat moment minister was van Verkeer en Waterstaat. Nina Brink zat in de Raad voor Telematica. Waren er misschien contacten gelegd? Waar ging dat bedrijf over? Wat zijn de bedrijfsresultaten? Zijn daarvan jaarverslagen beschikbaar? Kunt u ons daarover iets meer informatie geven? Waarom bestond dat bedrijf zes jaar?

  In 1999 heeft u zich afgemeld bij de Kamer van koophandel. Beviel de samenwerking met Nina Brink u misschien niet? Was er niets meer te verdienen? Het laatste kan ik mij ook wel voorstellen. Graag hoor ik daar meer over.

  Ik vind het op zichzelf jammer dat u mij hier misschien een beetje moet verrassen, maar mijn vraag is natuurlijk wel of er misschien nog meer activiteiten zijn die niet op uw cv staan. Zijn er nog meer Hester Maij Beheer-B.V.'s die wij bij de Kamer van koophandel zullen moeten opsnorren, of kunt u ons misschien gewoon meedelen wat uw functies zijn? Ik vind dit ook jammer, omdat ik dacht dat de fractie van het CDA een beetje was vernieuwd en een meer open en transparante stijl zou hebben. Ik dacht dus niet dat zij zaken zou achterhouden, of toch maar niet zou vermelden. Misschien kan ik mij niet helemaal aan de indruk onttrekken dat het u niet zoveel uitmaakt. Alleen het resultaat telt. Dat is de titel van het collegeakkoord, maar ik geloof dat dat zeker voor u geldt. "Als ik maar op het pluche zit, dan maakt het mij verder niet meer uit." U begon uw betoog er immers mee dat datgene wat in het programakkoord staat, heel herkenbaar is.

  Toch heb ik het idee dat er door het CDA heel veel is ingeleverd. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo veel herkenbaars kan ontdekken. Het GVB is natuurlijk al genoemd. Dat was een inkopper, maar u had daarin absoluut geen vertrouwen. Dat had u totaal niet. Bij Buitenhof heeft u echt hemel en aarde bewogen om te vertellen dat het absoluut geen enkele garantie bood dat het met voor ziekteverzuim ook maar één haar beter zou worden. Dat ging hard tegen hard. Het was verkiezingstijd, dus dat kan ook hebben meegespeeld.

  Het is echter wel een beetje vreemd, straks het andere standpunt voor 100 procent te moeten verdedigen en daarin voor burgers en anderen geloofwaardig te blijven. Kunt u dat ook en hoe gaat u dat doen? Ik hoorde zojuist dat u de eerste confrontatie op dit punt, namelijk een debat met Maarten van Poelgeest bij AT5 over dit onderwerp, heeft geweigerd en dat u dat niet wilt doen. Ik vind dat geen beste start.

  Misschien nog een tip ten overvloede: De pont is gratis, maar voor de tram moet u wel betalen.

  Als laatste stel ik uw portefeuille aan de orde. In het programakkoord is daarover weinig herkenbaars opgenomen en ook de financiële vertaling is bijzonder zwak. Het Groenfonds is flink wat kleiner geworden. Dat geld moet u voor een deel ook besteden aan de openbare ruimte. Voor milieu is helemaal geen geld en het GVB moet u maar zien op te lossen.

  Ik wil graag weten wat uw kwaliteiten zijn om met deze portefeuille, die slecht is voorzien van middelen, toch een goed beleidsresultaat te bereiken.

 

 (Applaus)

 

 De VOORZITTER: Ik wens mevr. Dalm geluk met haar maidenspeech.

 

 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. Twee weken geleden heeft de fractie van het CDA al danig met mevr. Maij gesproken over hoe het allemaal verder zou gaan. Dat gesprek nam heel wat meer tijd in beslag dan één uurtje. Het was een goed gesprek en wij stellen op dit punt dan ook geen andere vragen aan mevr. Maij. Ik maak alleen nog even de opmerking dat de manier waarop je naar zaken kijkt toch wel ligt aan de bril die je opzet.

 

 Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. "Vindt u dat Paars het goed heeft gedaan? Ik niet!"

U begrijpt dat dit een citaat is, maar dat hadden ook mijn woorden kunnen zijn. Hoe Paars vindt u dit College en wat wordt uw inbreng om dat Paars weg te werken?

  Dan de draai van Hester Maij. Heeft u al een recept bij de dokter gehaald om uw duizeligheid te onderdrukken? Ik kan mij namelijk voorstellen dat een dergelijke snelle draai zal worden herhaald en dat u daarvan duizelig wordt. Met andere woorden: hoe standvastig bent u eigenlijk? Anderen hebben dat ook al gevraagd.

  Wat ging er door u heen toen de heer Oudkerk tijdens de persconferentie over het loco-burgemeesterschap, dat hij niet had gekregen, desgevraagd antwoordde dat hij geen CDA-neigingen had en dat hij dus ook geen baantjesjager genoemd wilde worden?

   (De heer OUDKERK: Voor de geschiedenis is het misschien aardig te zeggen dat u hier twee onderwerpen koppelt die wat mij betreft niet aan elkaar zijn te koppelen. Ik ga toch graag over mijn eigen woorden. Ik vond en vind dat de PvdA-fractie geen CDA-achtige neigingen uit de negentiger jaren moet vertonen en dat zij zich dus niet als baantjesjager moet manifesteren. U legt de relatie wat mij betreft nu iets te veel met mevr. Maij en dat was niet de bedoeling.)

  U zegt dus nu dat mevr. Maij niet van de fractie van het CDA is en dat mevr. Maij geen baantjesjager is?

    (De heer OUDKERK: Mevr. Maij is wel van de fractie van het CDA, maar mevr. Maij is inderdaad geen baantjesjager. Dat is correct.)

 

 De heer ZAFER YURDAKUL: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Maij, allereerst feliciteren wij u met de voordracht door de fractie van het CDA voor de functie van wethouder van de gemeente Amsterdam. Als u uw brief aan ons had gericht, had deze de preselectie niet overleefd. Dat hebben andere fracties ook gezegd. Maar kennelijk maakt de fractie van het CDA een interne toets als het gaat om het wethouderschap. Als dat het geval is, kunt u ons dan iets meer zeggen over wat die test inhoudt en hoe deze bij u is afgenomen? Wij zijn namelijk heel benieuwd op grond waarvan een bestuurderspartij als het CDA u als kandidaat naar voren schuift.

  Welke ervaring maakt u geschikt voor deze functie?

  Waaruit blijkt dat u affiniteit heeft met groen en water en hoe wilt u er in het College voor waken dat het groen niet wordt opgeofferd aan bakstenen?

  Wij zijn ook nieuwsgierig naar uw feitelijke werkzaamheden in het Europees Parlement. Kunt u ons ook daarover iets meer informeren? Uw cv was namelijk inderdaad heel kort.

  Uw partij in het Europees Parlement is tegen verworven recht voor allochtonen als het gaat om stemrecht bij bijvoorbeeld gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaten. Dat wil men afschaffen. Tegelijkertijd is uw partij in de Tweede Kamer bijvoorbeeld tegenstander van coffeeshops in Amsterdam. Dat zijn verworven rechten. Dat zijn praktijken in Amsterdam waarover ook collegepartijen van nu heel tevreden zijn en waarover ook heel wat staat in het beknopte programakkoord. Wij zijn benieuwd op welke manier u steun voor Amsterdamse zaken wilt verwerven bij uw eigen partij in de Tweede Kamer.

  Het uitzetten van beleidslijnen in een gemeentelijke organisatie, sturen op resultaten en verantwoording afleggen over behaalde resultaten, zijn naar ons gevoel de kerntaken van een wethouder.

  Over het GVB zal ik het niet hebben, maar het is wel duidelijk dat u nogal wispelturig gedrag vertoont. Hoe kunnen wij van u aannemen dat u er in de gemeentelijke organisatie als politiek leidinggevende voor zorgdraagt dat de mensen aan wie u leiding geeft duidelijk weten wat u van hen verwacht?

  Ik zal u niet vragen of u bereid bent vier jaar lang wethouder te blijven.

 

 De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Er zijn mensen die vertrouwen in mevr. Maij hebben gesteld en daardoor is zij dus gekozen. Toen zij bij de coalitie aanwezig was, heeft zij echter meteen haar standpunt betreffende het GVB gewijzigd. Zij heeft daarmee een heleboel mensen teleurgesteld. In feite heeft zij haar geweer afgegeven.

  De woorden over Nina Brink, waarover de fractie van GroenLinks sprak, vind ik ook vrij storend. Ik vind dat dat toch een klein beetje beschadigend werkt, maar u bent jong en fris en u moet dus een kans hebben.

  Wij hebben één geluk, u heeft de medicijnman - de heer Oudkerk - bij de hand. Hij zal u echter placebo's geven. Ik hoop in ieder geval dat u het zal redden, maar onze fractie hikt wel behoorlijk tegen een paar dingen aan, namelijk dat u zo opeens rechtsomkeert heeft gemaakt en het verhaal over mevr. Brink. Ik hoop dat u daarover een goede uitleg kunt geven. U bent jong en fris, dus wij moeten u gewoon de kans geven om te tonen wat u hier kunt. Anders wordt u er toch binnen enkele maanden op afgerekend.

 

 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. In het akkoord staat dat de huidige systematiek van het Groenfonds zal worden verlaten. Er werd ook al behoorlijk uit deze groenpot gegraaid voor niet-groene doeleinden.

  Er staat ook in het akkoord dat stedelijke inspanningen zich op de grote projecten zullen richten. Zal de nieuwe systematiek leiden tot hogere uitgaven voor toevoeging van groenprojecten van goede kwaliteit en zal dat daardoor leiden tot een beter groenbeleid? Zo nee, wat is dan de reden van de gewijzigde systematiek?

  Wat zal de positie van de centrale stad zijn ten opzichte van de kleine groenprojecten, in verband met de doorlopende ecologische routes door stadsdelen?

 

 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Toen ik de fractie van D66 in het vraaggesprek hoorde vragen of mevr. Maij gezien haar bestuurlijke ervaring wel de beoogde kandidaat is, dacht ik het volgende. Stel je voor dat daar iemand van D66 had gezeten, dan had ik toch minstens gehoopt dat de fractie van het CDA op dezelfde wijze dezelfde vragen had gesteld.

  De fractie van Mokum Mobiel heeft nog andere vragen. Het is leuk dat mevr. Maij heeft gezegd dat er dertig overeenkomstige punten zijn, maar het CDA had ook wel een verkiezingsprogramma waarmee het heel gemakkelijk was met dertig punten te scoren op het PvdA-gebied. Ik heb het programma meegenomen. "Stem op het CDA!" Bij mobiliteit en parkeerbeleid staan zeven punten, maar het CDA laat bijna vier punten vallen. Één daarvan is dat de auto erbij hoort en dat die geen melkkoe mag zijn.

  Dames en heren, ik herinner u eraan dat het CDA de afgelopen jaren opeens voorvechter van de auto was. Voldoende parkeerruimte en meer. Waar blijft u nu? Parkeertarieven moeten lager en moeten vooral overal gelijk zijn. Krijgen wij van u dadelijk het eerste gevecht met het College over het feit dat de tarieven hier in de binnenstad, en binnenkort in de stadsdelen, allemaal op dagtarief moeten staan? Wanneer kunnen wij dat verwachten? Wanneer kunnen wij de notitie verwachten die u voorbereidt en waarin u schrijft dat de openbare ruimte ook leefbaar en betaalbaar moet zijn? Dat verwachten wij natuurlijk van u.

  Het vierde punt is dat het CDA tegen verzelfstandiging of privatisering van het GVB is. Misschien moet bij het CDA niet over normen en waarden worden gesproken, maar moeten wij het volgende stellen: "Zoals het rokje van mevr. Maij waait, waait het alle kanten uit." De afgelopen tijd heeft zij weliswaar niet zo vaak een rokje aan gehad, maar toch. Dat zou het wel een beetje gemakkelijker maken.

  Er staat ook dat het Amsterdamse erfpachtstelsel goedkoper en anders moet.

  Verder staat er in het programakkoord dat er minder koopzondagen moeten komen. Het was inderdaad uitverkoop bij het CDA. Kunt u dat aan uw kiezers uitleggen? Komt dat alleen doordat u wethouder wordt en doordat de fractie van het CDA niet meer een oppositiepartij is?

  Hoe legt u uit dat het beste raadslid dat Amsterdam zal hebben gekend - wij kunnen daarover van mening verschillen, maar hij kon zich het best uiten - wordt weggevaagd door de charme van mevr. Maij?

  Als u de komende jaren iets belooft, doet u dat dan op deze manier? In de commissie zegt u iets. Daarna gaat u naar het College en vervolgens komt u zeer teleurgesteld terug met de mededeling dat u het College niet meekreeg en dat u het maar weer moest omdraaien. Het gaat om dit soort concrete zaken. Wat gaat u daaraan doen en wat mogen wij van u verwachten?

  U bent één van de jongste vrouwen in de Raad van Amsterdam. Wij denken inderdaad dat wij jongere raadsleden die de ambitie hebben wethouder te worden, tenminste de kans moeten geven. Als een huisarts hier nummer é én op de lijst kan staan, ongeacht zijn bestuurlijke kwaliteiten, moet een jongere dame in deze Raad zeker voorrang kunnen krijgen. Ik hoop dat u goede antwoorden zult geven.

 

 Mevr. MAIJ: Mijnheer de Voorzitter. Eerlijk gezegd had ik een aantal vragen wel verwacht, zeker ook van fracties die zelf natuurlijk een beetje teleurgesteld zijn.

  Ik begin met de vraag van de fractie van de PvdA. Het is een goede vraag over de verzelfstandiging van het GVB. Ik breng toch even in herinnering dat de fractie van het CDA op 26 januari 2000 voor het principebesluit tot verzelfstandiging heeft gestemd. Op 29 november 2000 heeft zij voor de uitgangspunten gestemd. Dat geldt overigens ook voor de fractie van GroenLinks. Op 6 juni 2001 heeft de CDA-fractie voor de hoofdlijnen van de verzelfstandiging gestemd. Ook dat geldt overigens voor de fractie van GroenLinks.

  Op 28 november 2001 heeft de CDA-fractie om de toen aangegeven redenen inderdaad tegen het definitieve besluit gestemd. Dat geldt overigens voor de hele oppositie. Wij wilden namelijk dat er zekerheid kwam over de kwaliteit van het openbaar vervoer. De tram, de bus en de metro moeten gewoon schoner en moeten op tijd rijden. Die garantie kregen wij toen niet.

  In februari jl. hebben wij voor de pro-campagne gestemd. Dat geldt overigens ook voor de fractie van GroenLinks.

  In deze Raad zijn dus vijf punten geweest die betrekking hadden op het GVB en wij hebben inderdaad tegen één cruciaal punt gestemd. Dat hebben wij ook geuit. De reiziger stond en staat bij ons nog steeds centraal, ook in ons verkiezingsprogramma. Wij waren - dat wil ik er ook wel even bij zeggen - nooit, maar dan ook nooit, principieel tegen een verzelfstandiging. Dat hebben wij altijd gezegd. Mevr. Van Oudenallen refereerde aan de folder, maar wij hebben ook een verkiezingsprogramma dat is goedgekeurd door alle leden en daarin staat dat de verzelfstandiging van het GVB en/of onderdelen daarvan, zoals Stadsmobiel, ook in het belang van de reiziger moet zijn. Reizigers dienen een stevige positie te krijgen ten opzichte van het GVB door de instelling van een reizigersplatform dat beoordeelt op klantvriendelijkheid, netheid en efficiëntie. Dat is precies datgene waar het altijd om is gegaan.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Denkt u dat uw kiezer dat heeft gelezen? Die heeft gewoon gelezen dat het CDA tegen is.)

  Op deze vraag heb ik zojuist antwoord gegeven. Ik lees ons verkiezingsprogramma letterlijk voor en daar gaat het natuurlijk uiteindelijk om. Dat is het programma dat door de leden van het CDA is goedgekeurd.

   (Mevr. DALM: Dat betekent dat uw folders en uw website allemaal ondeugdelijke informatie bevatten?)

  Nee, ook op die vraag heb ik u zojuist antwoord gegeven, maar blijkbaar wilt u het niet horen. Die opmerking had betrekking op één van de vijf stemmingen, namelijk het definitieve besluit waar ook u tegen was. U plaatste daarbij echter ook vraagtekens, want uw partij zat ook op het randje. U had namelijk exact dezelfde vragen als wij. Het is een acht uur durende discussie geweest naar aanleiding van twee jaar lang in de Raad discussiëren. U was daar niet bij, maar ik was bij al die debatten en ik kan mij precies herinneren dat uw fractie exact dezelfde twijfels had als wij.

   (Mevr. DALM: Ja, maar het gaat nu gelukkig even niet over ons. Het gaat over u. Dat is voor u misschien heel jammer, maar in uw programma staat dat het CDA tegen verzelfstandiging of privatisering van het GVB is. Dat staat er gewoon zo in!)

  Nee, ik heb u zojuist verteld dat dat niet waar is.

   (Mevr. DALM: De kiezer moet maar zeggen wat hij hiervan vindt, maar ik vind het een heel zwaar iets als u in uw folder iets anders zegt dan in uw verkiezingsprogramma.)

  Ik heb u zojuist uitgelegd wat in de folder staat. Daarbij hebben wij ook tekst en uitleg gegeven. Ik heb u uitgelegd wat het CDA daarvan vindt en wat daarover in haar verkiezingsprogramma staat. Als u dat een probleem vindt, dan is dat zo.

  Om een aantal redenen hebben wij destijds dus inderdaad tegen die verzelfstandiging in het definitieve besluit gestemd. Ik weet niet of u op de hoogte bent van de brief van minister Netelenbos, of van het jaarverslag waaruit inderdaad blijkt dat juist die vragen over de kwaliteit die belangrijk zijn, gewoon niet zullen doorgaan als wij zo verder gaan. Daaruit blijkt dat wij inderdaad een verzelfstandiging nodig hebben. Dat is namelijk de enige manier om het openbaar vervoer in Amsterdam te verbeteren. Daarvan ben ik inmiddels overtuigd.

  Wie kent volgens u de voor- en de tegenpunten zo goed dat hij of zij des te beter kan verwoorden hoe je resultaat moet boeken? Het gaat niet om uw mening, maar het gaat om de mening van de Amsterdammers in een referendum. Uit de peilingen over dat referendum blijkt dat in eerste instantie 71 procent faliekant tegen de verzelfstandiging was, maar dat percentage is inmiddels gedaald tot 54 procent.

   (Mevr. ALBERTS: Maar u weet net zo goed dat 18 procent van de mensen voorstander was van de verzelfstandiging en daarin heeft u nog totaal geen enkele wijziging aangebracht.)

  Nee, dat klopt. Daarin heeft u absoluut gelijk.

   (De heer VAN POELGEEST: Kunt u uitleggen waarom het dalen van dat percentage voor u een zo belangrijk feit is om van mening te veranderen? Is dat niet eerder een bevestiging van angst dat het klimaat nu de andere kant op gaat en dat u dan maar snel iets anders moet vinden?)

  Nee, dat is helemaal niet juist, want die cijfers werden later bekend dan wij dit hadden gemeld. Dat is u bekend. U moet niet zeggen wat niet waar is. Ik heb u zojuist uitgelegd waarom wij vinden dat wij voor de verzelfstandiging moeten stemmen en daar laat ik het bij.

    (Mevr. ALBERTS: Toch vraag ik mij af wat er in het bedrijf is veranderd tussen het moment van tegenstemmen en het nu verklaren voorstander te zijn. De omstandigheden zijn naar mijn idee exact gelijk en toch bent u van mening veranderd.)

  Het is jammer dat u dat net even heeft gemist in mijn betoog, want ik zei zojuist dat er inmiddels een brief is gekomen van minister Netelenbos. Ik weet niet of u die kent, maar anders kan ik deze brief meteen uitdelen.

   (De heer VAN POELGEEST: Wanneer was die brief gedateerd? En wanneer spraken wij hier in de Raad?)

 Ik heb die brief vorige week gekregen.

   (De heer VAN POELGEEST: Die brief kwam dus na het moment dat wij hier zaten en informatie ontvingen, dus dat kan het niet zijn geweest. U was toen immers al van mening veranderd.)

  Ja, maar daar staat het dus wel in en daarin staat ook precies de reden.

   (De heer VAN POELGEEST: Dat kan een bevestiging zijn van uw mening. Dat is iets anders. U moet echter niet suggereren dat die brief u van mening heeft doen veranderen, want u was al van mening veranderd.)

  Nee, die brief bevestigt de verandering van de mening.

  De fractie van de VVD vraagt of ik vier jaar wil blijven zitten. In principe wil ik natuurlijk vier jaar blijven zitten, mits u mij daartoe benoemt. Het is natuurlijk aan u of ik word gekozen. Ik kan u één ding garanderen. Ik zal mij er de komende vier jaar knalhard voor inzetten, want u kent mij ook als iemand die keihard werkt en die gewoon gaat voor de zaak waarvoor zij staat.

  De tweede vraag heeft betrekking op het dualisme en de invulling vanuit het wethouderschap. Het is natuurlijk in eerste instantie aan de Raad te komen met een voorstel voor de manier waarop wij in deze Raad met het dualisme zullen omgaan en daarbij zal ik mij natuurlijk volledig neerleggen. Als u zegt dat u verwacht dat ik ook actief informeer, is dat natuurlijk een feit. Dat is immers gewoon een plicht en daaraan doe ik natuurlijk ook mee. Ik vind dat je altijd bereid moet zijn overleg te voeren, dus u kunt mij iedere seconde van de dag - en desnoods ook 's nachts - bereiken. Dat geldt voor u allemaal.

   (Mevr. BRUINES: Hoor ik u nu zeggen dat het dualisme eigenlijk alleen iets is van de Gemeenteraad en niet van het College? Dat moet ik verkeerd hebben begrepen. Misschien kunt u dat nog even toelichten.)

  Nee, ik heb gezegd dat het op dit moment aan de Raad is invulling te geven aan de vorm van het dualisme. Zoals u zelf ook weet, is in de Commissie Werkwijze een groepje bijeen geroepen om precies aan te geven wat wij met dat dualisme willen. Er is een aantal mogelijkheden en dat geldt natuurlijk ook voor het samenwerken met de wethouders. De vraag is of je dat via de griffier doet, of rechtstreeks. Dat zijn allemaal opties en ik leg mij neer bij datgene wat de Raad daarvan verwacht en wenst.

  Ik kom op de geschiktheid voor de functie en het cv Daarover is ook een aantal vragen gesteld. Er werd onder andere gevraagd of dat alles is. Als je 32 bent - dat ben ik namelijk - heb je natuurlijk niet een cv die vergelijkbaar is met die van iemand die 50, of 65 jaar oud is. Dat geldt ook voor de ervaring.

Dat mag duidelijk zijn. Uit mijn cv, dat ik u heb gestuurd, kunt u wel opmaken dat ik van jongs af aan geïnteresseerd ben geweest in de politiek en dat ik ook bij de politiek betrokken ben geweest. Dat deed ik niet alleen in de Raad, maar ook binnen het CDA. Ik heb daar verschillende functies uitgeoefend op bestuurlijk niveau.

  Op de vraag van de heer Huffnagel over het vrijwilligerswerk en of dat alles is, antwoord ik dat mijn streven altijd is geweest naast je werk een deel aan je familie, je gezin en je vrienden te besteden en een deel aan vrijwilligerswerk. Zoals u kunt zien, staat er een aantal posten op dat daar ook direct onder valt. Ik hoop dat de vraag daarmee is beantwoord.

  Mevr. Dalm kent mij blijkbaar heel goed. Dat heb ik uit haar betoog gemerkt. Zij stelde een vraag over het programma Duivels en over Gerrit Goedhart. Ook anderen hebben daarover al een aantal opmerkingen gemaakt, zonder dat zij dat direct hebben gevraagd. Dat is jammer, want als de Raad dat wil, kan ik een brief geven van de voorzitter van het CDA in Amsterdam, die tijdens de formatieperiode naar aanleiding van uitingen in de media van onder andere GroenLinks intern een aantal zaken moest rechtzetten. In die brief staat precies, maar dan ook precies, wat de waarheid is. Ik zal mevr. Dalm deze brief zo meteen geven.

   (De heer VAN POELGEEST: Welke uitlatingen waren dat? Ik weet wel dat ik uw draaikonterij rondom het GVB heb bekritiseerd, maar ik kan mij van mijzelf geen andere uitspraken herinneren. U suggereert dat wij er in de krant iets over hebben gezegd dat u intern Gerrit Goedhart bent gepasseerd of wat dan ook. Ik weet het allemaal niet meer. Waar heeft u gelezen dat dat uit mijn mond of misschien uit de mond van anderen kwam?)

  Ik heb dat in diverse kranten gelezen. Die opmerkingen kwamen overigens niet uit uw mond.

   (De heer VAN POELGEEST: Kunt u mij het citaat geven, want ik kan dat niet vinden.)

  Die opmerkingen kwamen niet uit uw mond of uit monden van anderen, want u weet precies hoe dat soort zaken gaat.

    (De heer VAN POELGEEST: Ja, maar u zegt dat de fractie van GroenLinks dat heeft beweerd, dus dan wil ik ook het bewijs.)

  Ik zeg niet dat u dat zo heeft beweerd. Ik zeg dat mevr. Dalm nu suggereert dat daar iets vreemds aan de hand is en dat probeer ik weg te nemen. Dat kan ik ook bewijzen.

   (De heer VAN POELGEEST: Nee, maar u suggereert dat wij een soort roddelmachine in gang hebben gezet en dat wij ook in de kranten allerlei uitspraken hebben gedaan. Als u dat bewijs niet levert, is dat gewoon niet juist.)

  Met alle respect voor u - dat heb ik dus wel - zal ik u die brief doen toekomen. U mag die brief desnoods nu hebben. Dan kunt u deze lezen.

   (De heer VAN POELGEEST: Ik geloof absoluut dat die brief er is, maar het gaat er mij om dat u zegt dat die brief is geschreven naar aanleiding van publicaties in de krant waarbij de fractie van GroenLinks u heeft nagespeurd. Dat is wat u suggereert.)

 Nee, dat heb ik niet gezegd.

   (De heer VAN POELGEEST: Nee? Zit het zo dan niet? Dan is mijn punt ook uit de wereld. U bedoelde dat niet te zeggen.)

  Het is overigens wel typerend dat u dat zo hoort, maar dat terzijde.

  Ik kom bij de opmerkingen over Perfect Partners en Nina Brink. Ik heb inderdaad een korte periode met Nina Brink samengewerkt, maar dat is niet bevallen. Het was geen periode van zes jaar, want het was een bedrijf dat toen al van haar was. U heeft het dus toch niet zo heel goed onderzocht. Dat is gewoon niet bevallen. Wij hadden een andere stijl van werken en dat is ook alles wat ik daarover kwijt wil.

   (Mevr. DALM: Uw bedrijf heeft zes jaar ingeschreven gestaan bij de Kamer van koophandel.)

  Nee, Perfect Partners heeft niet zes jaar ingeschreven gestaan bij de Kamer van koophandel met mijn naam daarbij. Dat is uitgesloten!

   (Mevr. DALM: Ik heb de papieren hier bij me. De Hester Maij B.V.)

 Ja, dat is iets anders.

    (Mevr. DALM: Als dat iets anders is, wens ik uitleg over hoe anders dat dan is.)

  Ik wil best een antwoord geven op deze vraag, maar wij zijn hier bezig met een hoorzitting waarin mensen worden gehoord. U bent echter bezig met een verhoor en voor zover ik weet, ben ik geen verdachte en bent u al helemaal geen rechter. Ik vind dus dat u wel heel ver gaat met uw vraagstelling.

   (Mevr. DALM: U gaat ook wel heel ver in de interpretatie daarvan.)

 Nee.

   (Mevr. DALM: U legt een cv op tafel. Wij hebben vragen over dat cv en ik vind het rechtvaardig dat u die beantwoordt, dat u iets vertelt over het bedrijf dat u heeft gehad, waarom dat niet op uw cv staat en of er wellicht nog meer punten zijn die niet op uw cv staan.)

  Ik heb uw vraag beantwoord en daar blijft het gewoon bij.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik vind dat de vraag waarom dat niet op uw cv stond, niet wordt beantwoord. Ik heb het niet over de inhoud, maar ik wil weten waarom niet op uw cv stond dat u nog meer functies heeft gehad.)

  Als het goed is - ik doe het nu even uit mijn hoofd - heb ik op mijn cv omschreven dat ik marketing- en pr-adviseur ben geweest. Dat deed ik voor een aantal bedrijven, waaronder één van mijzelf. Ik had die bedrijven allemaal wel kunnen specificeren, maar het is wel gewoon zoals het daar staat. Het ging om de functie en natuurlijk om wat ik daarmee heb gedaan. Ik hoop dat ik daarmee de vraag van mevr. Van Oudenallen heb beantwoord.

  Ik zou het debat hebben geweigerd met de heer Van Poelgeest. Dat is pertinent niet juist, dus ik daag hem uit dat te staven.

   (De heer VAN POELGEEST: Ik ben vorige week door AT5 gebeld met de uitnodiging morgenavond van 19 tot 19.30 uur op te treden bij Regulier en Dwars om met u in discussie te gaan over de verzelfstandiging van het GVB. Vandaag ben ik daarover teruggebeld met de mededeling van de redactie - het kan dat men daar fout zit - dat het niet doorgaat, omdat u het niet wilde doen.)

  Nee. Gisteren of vandaag - daarop moet u mij maar niet vastpinnen - heb ik inderdaad een gesprek gehad met Regulier en Dwars. Mij is alleen gevraagd of ik op woensdagavond - dat is dus morgenavond - met u een gesprek wilde aangaan. Ik heb toen gezegd dat het voor mij onmogelijk is dat op woensdagavond te doen, omdat dat precies tussen de hoorzittingen zit en het debat over het programakkoord. Wij hebben dan overleg met onze fractie. Ik heb dus gezegd dat donderdag wat mij betreft geen probleem is, maar dat woensdag gewoon niet kan. Dat is het antwoord dat ik heb gegeven en dat is dus iets anders dan de suggestie die u zojuist wekte. Ik vind dat toch wel kwalijk.

   (De heer VAN POELGEEST: Het is geen suggestie, want mij werd vanmiddag gezegd dat u het niet wilde doen. Maar dat klopt blijkbaar niet. Daar is dus helemaal niets suggestiefs aan, want dat werd mij gewoon door de telefoon gezegd. Het klopt echter niet.)

 U kent mijn GSM-nummer.

   (De heer VAN POELGEEST: Waarom moet ik daar achteraan bellen, als een redactie dat tegen mij zegt?!)

  U had mij ook rechtstreeks kunnen bellen om te vragen of ik het leuk vind een keer in debat te gaan. U had dan geweten dat het antwoord ja was.

   (De VOORZITTER (orde): Dit lijkt mij een punt dat verder heel goed bilateraal kan worden uitgediscussieerd.)

  Ja, dat idee had ik ook al.

  De fractie van de SP vraagt hoe Paars dit College is. Dat is niet meer Paars, want er is geen sprake meer van drie Paarse partijen.

   (Mevr. BRUINES: Wilt u ons echt de eer geven dat het Paars geheel aan de fractie van D66 is op te hangen?)

  Ja, die eer geef ik u. Absoluut!

  De vraag over het recept van de dokter weet ik niet meer.

   (Mevr. ALBERTS: Van al dat gedraaikont word je natuurlijk vreselijk duizelig, dus ik heb gevraagd of u daarvoor bij de dokter een medicijn heeft gevraagd.)

  Nee, dat heb ik niet gedaan. Op dit moment heb ik wel even een aspirientje genomen, omdat u hoort dat ik nogal verkouden ben. Daar is het echter bij gebleven.

   (Mevr. ALBERTS: Ik vind het natuurlijk buitengewoon vervelend dat u verkouden bent, maar u begrijpt natuurlijk wel degelijk waar mijn vraag over ging.)

  Ja, die vraag had betrekking op het GVB en die heb ik aan het begin van mijn betoog uitgebreid beantwoord.

  U vroeg mij wat er door mij heen ging toen de heer Oudkerk tijdens de persconferentie die opmerking maakte. Die vraag heeft de heer Oudkerk al beantwoord.

   (Mevr. ALBERTS: Nee, dat kan natuurlijk nooit! De heer Oudkerk kan immers niet in uw hoofd kijken.)

  Nee, dat is waar! Ik zal daarover nog eens met u doorpraten.

   (Mevr. ALBERTS: Ik vraag wat er door ú heen ging.)

  Ik heb dat zo niet opgevat. Ik heb dat inderdaad opgevat als de oude CDA-stijl die er toch wel was. Ik kan u verzekeren dat dat zeker bij de CDA-fractie in Amsterdam niet zo is. Ik kan u ook verzekeren dat dat bij mij al helemaal niet zo is. Ik hoop dat uw vraag daarmee is beantwoord.

  De heer Zafer Yurdakul vraagt naar de interne toets. Dat moet hij aan de beoogd fractievoorzitter vragen, want de fractie gaat daar bij ons natuurlijk in eerste instantie over. Dat is gewoon een statutair feit. Zij wordt daarbij gesteund door het bestuur. Ik raad hem aan, die vraag dus ook aan hem te richten.

  U vraagt naar mijn feitelijke werk in het Europees Parlement. Ik was en ben medewerker voor mensenrechten en ACP/EU-assembleezaken. Daar worden onder andere de Lomé-verdragen gemaakt. Ik weet niet of u daarmee bekend bent, maar dat is een vergadering met 71 landen waarmee de Europese Unie o.a. een handelsrelatie heeft. Ik bewaakte daar onder andere het mensenrechtenaspect.

   (De heer ZAFER YURDAKUL: Ik ben wel eens in het Europees Parlement geweest en de medewerkers van de fracties, of de persoonlijke assistenten zijn daar vaak niet te vinden. Zij komen daar gewoon nooit. Kwam u daar werkelijk en wat deed u exact?)

  Ik heb u zojuist gezegd wat ik exact deed en waarmee ik mij bezighield. U vraagt of ik daar werkelijk kwam. Ik moet opeens denken aan een boek dat een kritische journalist ooit schreef. Hij liep een jaar lang rond bij het Europees Parlement om allerlei kwesties aan te kaarten die daar inderdaad niet kloppen. Hij heeft daarin geschreven dat ik daar samen met een aantal andere medewerkers rondliep en dat ik daar heel hard werkte. Hij heeft dus in ieder geval een jaar lang kunnen zien dat ik daar aanwezig was. Dat lijkt mij voldoende bewijs.

   (De heer ZAFER YURDAKUL: Om precies te zijn heeft u drie vragen nog niet beantwoord. U heeft nog geen antwoord gegeven op de vraag over belangrijke zaken in Amsterdam die in het programakkoord staan waarvan het CDA in het Europees Parlement en in de Tweede Kamer tegenstander is. Hoe wint u het CDA voor Amsterdamse zaken, want u zei in de verkiezingstijd en in het onderhandelingstraject ook dat u contacten in Den Haag zo goed kon gebruiken.)

  Nee, ik heb gezegd dat de contacten in Den Haag nodig waren. Welke zaken bedoelt u?

   (De heer ZAFER YURDAKUL: Ik heb twee voorbeelden gegeven, namelijk het standpunt over coffeeshops, experimenten over vrije heroïneverstrekking en stemrecht voor allochtonen in de lidstaten waarvan het CDA in het Europees Parlement ook tegenstander is.)

  Het laatste lijkt mij sterk. Dat kan ik mij haast niet voorstellen. Dat zal misschien niet goed zijn overgekomen.

   (De heer ZAFER YURDAKUL: Zit u werkelijk in het Europees Parlement?)

  Ja inderdaad, maar die vraag had ik naar mijn idee al beantwoord.

  Het laatste lijkt mij sterk, maar ik wil dat voor u navragen. Daar gaat het nu niet om. Over de coffeeshops hebben wij natuurlijk intern een discussie. In Amsterdam volgen wij gewoon de lijn, zoals deze door de opvolgende burgemeesters is ingezet. Dat staat overigens ook in ons verkiezingsprogramma. Dat het in Den Haag misschien iets strenger is, is dan gewoon een feit.

   (Mevr. BRUINES: U begrijpt de vraag niet helemaal goed. In de informatiefase heeft u zo duidelijk aangegeven hoe belangrijk u het vindt de contacten met Den Haag, en ik neem aan ook met Europa, vanuit Amsterdam te ontwikkelen en te verbeteren. Ik heb altijd begrepen dat u daarmee niet alleen bedoelt ingangen te hebben om geld voor Amsterdam te krijgen, wat natuurlijk verschrikkelijk belangrijk is. Ik heb begrepen dat u ook bedoelde te zeggen op landelijk niveau duidelijk te maken dat men over de problemen die wij in deze belangrijke, grote stad tegenkomen misschien ietwat kortzichtig denkt. Onze vraag is of u ook bereid bent u op die manier in te zetten voor de Haagse contacten die u zo belangrijk vindt.)

  Ja, dan heb ik uw vraag inderdaad verkeerd begrepen, waarvoor ik mijn excuses aanbied. Het antwoord op uw vraag is ja.

   (De heer ZAFER YURDAKUL: U heeft de vraag nog niet beantwoord over uw geloofwaardigheid tegenover mensen aan wie u straks leiding gaat geven, afgezet tegen uw wispelturig gedrag tijdens het verkiezingstraject.)

  Ik denk dat ik wel geloofwaardig ben. Dat denkt ook mijn fractie en de tijd zal het leren. Ik kan niet in de toekomst kijken, al spijt mij dat zeer.

  De fractie van Leefbaar Amsterdam zegt dat ik de heer Oudkerk als dokter bij de hand heb, maar het omgekeerde kan natuurlijk ook. Je weet het maar nooit! De heer H. Bakker zegt dat hij mij de kans wilt geven. Dat zou ik graag willen. Ik dank u wel.

  Mevr. Kalt stelde een vraag over het Groenfonds.

   (Mevr. KALT: Op het akkoordlijstje staat dat de huidige systematiek van het Groenfonds zal worden verlaten.)

 Ja, dat klopt.

   (Mevr. KALT: Mijn vraag was of die nieuwe systematiek zal leiden tot hogere uitgaven en dus tot een beter groenbeleid. Zo nee, wat is dan de reden van de gewijzigde systematiek?)

  Uw tweede vraag is een vraag voor de toekomst. Daarover moeten wij het later natuurlijk nog eens hebben. Op dit moment weet ik natuurlijk niet of het daartoe leidt. Ik ben niet al wethouder, dus ik moet dat natuurlijk ook allemaal nog goed gaan bekijken. Voor zover ik het heb begrepen, is de reden voor het verlaten van die systematiek bijvoorbeeld dat de intentie van het Groenfonds wel goed was, maar dat het natuurlijk ook vaak verkeerd werd gebruikt. U weet dat zelf ook, want ik meen dat u dat zelf al aangaf.

  Daarnaast was er een probleem met de samenwerking met de stadsdelen. Ik denk dus dat wij in de toekomst goed moeten nagaan hoe wij dat in ieder geval kunnen versterken, zodat het niet ten koste gaat van het groen. Daarvoor wil ik mij natuurlijk wel inzetten.

   (Mevr. KALT: Dat is mooi!)

  Over de positie van het kleine groen in de stadsdelen en van het grote groen in het algemeen wil ik ook nog wel even iets zeggen. Dat was naar ik meen een vraag die ik was vergeten. Men weet dat ik mij in de Raad heel sterk heb gemaakt voor de bescherming van het groen, ook op het moment dat er bouwplannen aankwamen. Dat gebeurde bijvoorbeeld met de discussie over het Structuurplan. Wij hebben toen afgesproken dat wij daarover met een notitie zouden komen. Inmiddels heb ik begrepen dat mevr. Bruines al heel ver is met een tekst over waardekaarten die dan als afweging kunnen gelden, zoals dat ook gebeurt bij Monumentenzorg. Dat hebben wij ook aan haar gevraagd. Ik wil daarvoor wel extra aandacht vragen en dat zo snel mogelijk in de Raad brengen als u dat wenst, want u heeft natuurlijk het agendarecht. Zodoende kunnen wij zeker, om in november aanstaande met het Structuurplan te beginnen, een goede afweging maken. Zo is het ook op Monumentenzorg van toepassing.

   (Mevr. KALT: Dat is allemaal mooi, maar het ging er juist om dat in de afsprakenlijst staat dat de stedelijke inspanningen zich zullen richten op de grote projecten en niet meer op de kleine. Dit, terwijl de centrale stad op zijn minst een bewakingsfunctie moet hebben voor de kleine projecten die doorlopen in de verschillende stadsdelen. Bent u dat dan ook van plan?)

 Ja, dat ben ik met u eens.

   (Mevr. KALT: Mooi zo!)

  Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dat altijd lukt, maar het lijkt mij dat wij een heel eind moeten komen als wij ons daarvoor samen sterk maken.

  Mevr. Van Oudenallen stelde een vraag over mobiliteit en parkeerbeleid. Zij noemde een aantal punten dat niet in het programma herkenbaar is. Dat klopt. Als het alleen een programma van het CDA was geweest, hadden deze punten er waarschijnlijk allemaal wel ingestaan. Het is natuurlijk een programma van drie coalitiepartners en dan staat niet alles erin. Dat is ook niets nieuws, want dat was natuurlijk ook zo bij de vorige coalitieonderhandelingen. Niet de volledige partijprogramma's van alle drie de partijen stonden daarin. Het doet mij deugd en het moet ook u deugd doen dat de tekst over de blauwe zones wel in het programma staat, dus dat daar goed naar wordt gekeken en dat dat daarna wordt geëvalueerd. Misschien worden de blauwe zones in een later stadium uitgebreid, wat heel belangrijk is.

  Ook staat er in het programma dat er in ieder geval één of twee parkeergarages onder de Singelgracht komen. Ook de transferia zullen extra worden uitgebreid, juist omdat die parkeerproblemen in de stad er zijn. Ik vind het ook goed dat u daar samen met mij altijd op heeft gelet en dat wij dat in de toekomst blijven doen. Er staat dus wel iets in het programma en dat lijkt mij een goed begin, maar wij hebben natuurlijk vier jaar de tijd. U moet mij daarover niet ondervragen.

   (Mevr. VAN OUDENALLEN: In dit geval moet ik u wel daarover ondervragen, want u bent nu de kandidaat-wethouder die een aantal punten liet vallen. Helaas ben ik niet bij die bespreking geweest, maar van mijn waarnemers heb ik eigenlijk niet vernomen dat u heeft gezegd dat u dat wilde. Daarmee onderscheidde het CDA zich echter wel van de PvdA en GroenLinks. De onderwerpen die u noemt, zoals de blauwe zones, hebben wij in de Raad gehad. Het is heel goed dat wij daarvoor toen gezamenlijk hebben gevochten, maar dat is een gemeenschappelijk iets. Nu heb ik het over uw aparte punten. Ik vind het echt zeer teleurstellend dat u zegt dat het niet anders is. Betekent dat dat mensen dadelijk ook landelijk, als zij een foldertje van het CDA krijgen, eerst het verkiezingsprogramma moeten lezen en dat zij dan nog even extra goed moeten luisteren? Moeten de mensen dan maar niet stemmen, omdat u het zomaar wegstemt? Hoe zegt u dat nu naar Amsterdam vertaald?)

  Ik zeg het eigenlijk precies zoals ik het zojuist zei. Het is een programma van drie partijen en niet alle punten van alle partijen staan daarin. Dat is eenmaal zo.

  U stelde ook nog een vraag over de koopzondagen. Dat punt staat overigens ook niet in het programma. Het is natuurlijk ook een programma op hoofdlijnen en dat is ook wel weer een uitdaging voor de Raad - daarover voeren wij morgen een discussie - want dat betekent dat je ook meer kans hebt en dat de discussie de komende vier jaar niet doodt. De afgelopen vier jaar was dat natuurlijk wel een beetje het geval. De discussie over de koopzondagen is wel even aan de orde geweest en wij hebben aangegeven dat wij daarmee niet zullen instemmen als die vraag aan de orde komt. Dat zal ook niemand van ons verwachten.

 

 De VOORZITTER: Dan komen wij bij het laatste onderdeel van vanavond. Ik nodig mevr. Belliot uit achter de tafel plaats te nemen.

 

  Mevr. Belliot neemt plaats achter de collegetafel.

 

 Mevr. BELLIOT: Mijnheer de Voorzitter. Goedenavond dames en heren, ook u op de publieke tribune. Er is vanavond een hearing aan de gang. Er wordt gesproken over A4-tjes die inzicht moeten bieden in de handel en wandel van mensen. Ik wil bij voorbaat zeggen dat een cv-tje slechts een onderdeel is van het integraal naar iemand kijken. Ik heb bewust gekozen voor één A4-tje, omdat ik geen zin had u mee te delen dat ik op mijn dertiende voorzitter was van de afdeling van de jongerenkerk en dat ik vervolgens, voordat ik mijn functie in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost aanvaardde, voorzitter was van het Bijlmer Platform. Ook had ik geen zin u te melden dat ik bestuurslid was van het openbaar onderwijs.

  Het platform had als voorname taak de ontvlechting van het openbaar onderwijs in gang te zetten.

  Ik heb ook niet gemeld dat ik in het presidium zat van Patrimonium, en dat ik een commissariaat had in Nieuw Amsterdam. Zo kan ik nog een paar functies noemen, bijvoorbeeld dat ik voorzitter was van de Stichting Afro- Europese Beweging Nederland. Een van de resultaten die deze beweging heeft bereikt, is het monument dat straks in het Oosterpark komt te staan.

  Ik vertel u dit niet omdat ik onbescheiden ben, maar om te voorkomen dat u over punten valt die ik verder niet zo interessant vind. Een cv dat vele vellen telt, wekt bij mij vaak de indruk dat mensen veel te verbergen hebben. Ik heb niets te verbergen en ik vraag u, mij als mens integraal te beoordelen.

  In Amsterdam Zuidoost heb ik als voorzitter naast veiligheid, de ruimtelijke vernieuwing van met name de Bijlmermeer in mijn portefeuille gehad. Daarbij gaat het om ruimtelijke ordening in den brede. In mijn portefeuille heb ik verder de sociaal-economische vernieuwing gehad, evenals Algemene Zaken en Verkeer. Zo kan ik nog een heleboel punten noemen.

  Er is gevraagd wat u van mij als bestuurder nog kunt verwachten. Met het beantwoorden van deze vraag ga ik ook in op een aantal vragen van de VVD-fractie.

  Ik ben niet altijd even gemakkelijk. Soms ben ik weerbarstig en dan weer zeer tam. Van tijd tot tijd ben ik eigenzinnig, dan zeer volgzaam en binnen het dualisme reken ik vooral op een College waar collegialiteit de boventoon voert.

  Wij krijgen van u straks de opdracht een akkoord uit te voeren waarop u ons controleert. Dat is het dualisme. U heeft uw taken en bevoegdheden. Ik ken mijn verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken en ik denk dat een College dat niet kan terugvallen op collegialiteit, gedoemd is te mislukken. Vandaar dat ik bij deze allerlei ideeën nivelleer, bijvoorbeeld over een VVD die niet gevoelig zou zijn voor sociale taken of over een PvdA die niet gevoelig zou zijn voor de meer economische en financiële aspecten van het bestuur. Dat is nonsens. Een collegiaal bestuur heb je binnen het dualisme om uit te voeren wat u ons als Raad straks gaat vragen en waarop u ons controleert.

 

  (Applaus)

 

 De VOORZITTER: Ik wens mevr. Belliot geluk met haar maidenspeech.

 

 De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Na deze strenge, maar mooie en wijze woorden wachten wij vol spanning af wat komen gaat. In de tussentijds hebben wij echter toch nog een vraag. Wij kennen mevr. Belliot en ik kan gerust zeggen dat wij haar daden kennen. Om die reden is zij zo hoog op de kandidatenlijst van de PvdA terechtgekomen. Na de vaststelling van het verkiezingsprogramma van de PvdA heeft zij echter in een zeer uitgebreid interview in het NRC Handelsblad vrij uitvoerige uitspraken gedaan die tenminste uitdagend zijn te noemen en tot nadenken hebben aangezet.

  Ik doel met name op uw visie op de verslaafdenzorg, zoals deze zich de afgelopen jaren in de Bijlmermeer heeft ontwikkeld, en ook op uw ideeën over hoe dat anders en beter zou moeten. Mag ik u vragen of u denkt dat uw ideeën en de ervaring die u in de Bijlmermeer op het gebied van de verslavingszorg heeft opgedaan zonder meer kunt vertalen naar het algemene beleid op het terrein van verslavingszorg voor de gehele stad?

 

 De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Deze invulling van het dualisme gaat wel goed. Wij krijgen al antwoorden op vragen voordat wij die hebben gesteld. Van de vier vragen die ik aan allen zal stellen, zijn er inmiddels al twee beantwoord. Ook de vraag over de onbezoldigde maatschappelijke functies hebben wij namelijk al gehad. Er blijven dus nog twee vragen over.

  Bent u van plan de aankomende vier jaar wethouder in Amsterdam te blijven?

  Wat maakt u zo geschikt voor deze functie en vooral voor uw portefeuille?

 

 Mevr. CODRINGTON: Mijnheer de Voorzitter. Ik zal de vragen die ik aan mevr. Belliot stel in ieder geval spiegelen aan een sollicitatiegesprek waarin je nagaat of iemand al dan niet geschikt is, welk type bestuurder je voor je hebt, wat de competentie is, wat de politieke motieven zijn en welke persoonlijke aanpak de betreffende persoon heeft. Dat is immers ook de reden van het feit dat wij vandaag deze hoorzitting houden. Wij willen een beeld schetsen van het type persoonlijkheid, naast het feit dat mevr. Belliot in Amsterdam Zuidoost natuurlijk bekend is.

  Het nieuwe College gaat met daadkracht en elan een contract met burgers aan op het gebied van zorg. De aanpak "niet praten, maar poetsen", schept verwachtingen. Ik lees u een citaat voor van uw collega, de heer Oudkerk, bij de installatie op 14 maart jl. in de Raad: "Er zit ons - de PvdA-fractie - iets dwars. Wij hebben in 1998 afgesproken dat in het jaar 2000 niemand meer tegen zijn zin op straat zou hoeven leven. De capaciteit van de sociale pensions moet worden uitgebreid. Ik vind het één van de schaamtes van vandaag dat uitgerekend dit punt van het programakkoord niet is gerealiseerd."

  Mijn vraag heeft betrekking op de maatschappelijke opvang en de gedachte die hier is neergezet. Uw voorgangers, mevr. Ter Horst en mevr. Irik, waren de afgelopen jaren verantwoordelijk voor dit beleid. Wat gaat u nu specifiek anders doen dan uw collega's hiervoor hebben gedaan voor deze portefeuille en binnen de beschikbare financiële ruimte? Wat is uw politieke visie op de maatschappelijke opvang? Daar ben ik heel benieuwd naar.

  Hoe verhoudt zich uw politieke visie tot uw uitspraken over de opvang van drugsverslaafden in grote flats aan de rand van de stad? Ik chargeer om aan te geven waar u staat, want u heeft het niet op die manier gezegd. Als het om kleinschaligheid gaat, neem ik aan dat u onverkort zult uitvoeren wat wij de afgelopen jaren op het gebied van opvang voor drugsverslaafden in gang hebben gezet. Zal uw lobby naar het Rijk een financiële expeditie worden, of gaat u zich ook hard maken voor het beleid over de achterdeurproblematiek? Denk aan de softdrugs, meer gebruikersruimten in Amsterdam en de medische verstrekking van softdrugs waarmee nu allerlei experimenten worden gedaan. Is uw lobby bij het Rijk alleen maar een financiële lobby, of gaat u ook meer steun vragen voor het beleid van deze stad waarmee de Burgemeester te maken krijgt als het om veiligheid en overlast gaat?

  Per 1 januari 2003 moet de cofinanciering van het Stedelijk Museum rond zijn. Het Rijk moet over de brug komen. In alle verhalen in de campagne hebben wij dat gehoord. In 2003 moet echt bekend zijn wat er met het Stedelijk Museum zal gebeuren. De eerdere reacties over Amsterdam van het Rijk waren die van hoongelach, verontwaardiging en de opmerking: "Waar haalt Amsterdam de moed vandaan om meer geld te vragen voor het Stedelijk Museum!"

  Wat zijn uw ijzersterke argumenten om uw gang naar het Rijk zodanig in te zetten dat het om gaat? Welke argumenten kunt u ons hier geven waardoor het de komende tijd anders kan worden?

  Wij hebben de afgelopen vier jaar en de jaren daarvoor resultaten gezien van het reserveringsbeleid ten aanzien van Personeel en Organisatie in Amsterdam Zuidoost. Kan ik ervan uitgaan dat u in het collegiaal bestuur, ook met de Burgemeester die over P&O gaat, afspraken kunt maken over het reserveringsbeleid? Als ik spreek over het reserveringsbeleid voor Cultuur, doel ik op vrijkomende vacatures bij grote culturele instellingen. Denk aan de Stadsschouwburg en aan andere instellingen. Wat is uw visie op het gebied van het reserveringsbeleid binnen de cultuursector?

  De laatste vraag heeft betrekking op uw cv U heeft inderdaad een aantal punten genoemd dat wel op uw cv staat. Kunt u ons meedelen of u nog lid kunt zijn van de Woningbouwcorporatie Nieuw-Amsterdam als u wethouder van Amsterdam wordt en of u dan nog lid kunt blijven van het bestuur van het openbaar onderwijs in Amsterdam Zuidoost?

 

 De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Belliot, ik had eigenlijk ook dezelfde vraag over de problematiek van de drugsopvang, maar ik wil er toch nog iets anders aan toevoegen. In uw vorige functie had u niet de portefeuille Zorg en was u van veel zaken op dit punt afhankelijk van wat de centrale stad eigenlijk deed. Nu bent u onderdeel van de centrale stad en heeft u wèl de portefeuille Zorg. Ik ben nu natuurlijk benieuwd naar het antwoord op die vraag, want het is een heel andere situatie.

  Toen ik las dat u de portefeuille Cultuur kreeg, vroeg ik mij af of dat wel iets voor u is. Hoe voelt u zich thuis bij cultuur? U zegt natuurlijk dat u zich daar heel goed bij thuis voelt, maar ik zou graag willen dat u dat een beetje onderbouwt. Wat is uw binding daarmee?

  U gaat met voorrang de diversiteit van de culturele uitingen in de stadsdelen stimuleren. Wat is uw visie op dat geheel? Wat gaat u dan doen en hoe doet u dat dan?

 

  Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Belliot, u krijgt nu de portefeuille Zorg. Hoe denkt u de problematiek van de dakloze verslaafden op te lossen, nu u wethouder van de centrale stad bent geworden? Als deelraadswethouder is u dat immers niet gelukt.

  De tweede vraag ligt een beetje in het verlengde van de verslaafdenzorg. Hoe gelukkig bent u met collega mevr. Maij als het gaat om de verslaafdenproblematiek, het coffeeshopbeleid enzovoorts?

   (Mevr. BELLIOT: Wat bedoelt u met de vraag hoe gelukkig ik ben met mevr. Maij?)

 U zit wel gezamenlijk in het College.

   (Mevr. BELLIOT: Dan moet u vragen wat ik met haar wil doen. Ik ben altijd gelukkig met haar.)

  Nee, ik vraag hoe gelukkig u bent met uw beoogde collega mevr. Maij. Ik kan mij namelijk voorstellen dat u het wel met elkaar eens moet worden over bijvoorbeeld de coffeeshops en het achterdeurbeleid. U heeft al gezegd dat het een collegiaal bestuur is. Voorziet u bijvoorbeeld hobbels? Zo ja, hoe hoog zijn die hobbels?

  U bent als raadslid met een enorm aantal voorkeurstemmen gekozen. Ik meen dat er, buiten lijsttrekkers om, bijna sprake is van een record. In hoeverre zal dit aantal uw leidraad zijn?

 

 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Belliot, namens de fractie van D66 feliciteer ik ook u met uw kandidatuur voor wethouder met de beoogde belangrijke portefeuilles Zorg en Cultuur. U heeft vier jaar bestuurlijke ervaring opgedaan als voorzitter in het stadsdeel Zuidoost. Dat is niet het meest eenvoudige stadsdeel. U heeft die vier jaar volgemaakt. Dat getuigt van vasthoudendheid en volhardendheid, wat naar onze mening belangrijke eigenschappen zijn voor een bestuurder.

  Toch is er de afgelopen jaren ook rond uw persoon af en toe enige reuring geweest. In februari jl. mochten wij een zeer boeiend interview in NRC Handelsblad tot ons nemen. Deze bijdrage was wellicht een beetje tekenend voor die reuring. Wij zijn daar zelf allemaal niet bij geweest, dus ik denk dat dit een goed moment is om enige opheldering te vragen. Concreet spreek ik over de vernieuwing van de Bijlmermeer en met name over de kwestie met betrekking tot de Bijlmerdreef. Op een gegeven moment ontstond een aantal belangentegenstellingen en onder uw formele verantwoordelijkheid verengde en verhevigde dat totdat er uiteindelijk een zwart-wit discussie ontstond. Op zijn minst ontstond de indruk - ik zeg dat heel nadrukkelijk en voorzichtig - dat u op bepaalde groepen sterker leunde dan op andere. Ik vraag u ons ervan te overtuigen dat dat in ieder geval niet zo moet worden opgevat dat er sprake is geweest van een soort willekeur. Wij laten ons op dat punt graag nog eens door u voorlichten om te weten te komen wat daar precies aan de hand is geweest, omdat wij vooral veel uit de kranten moesten vernemen.

  De andere affaire had betrekking op een benoeming en de daarbij gevolgde procedure. Dat is afgerond. Daarover zijn discussies geweest, maar ik zou graag van u weten of u kunt uitleggen hoe u dat heeft aangepakt en hoe u met de ophef daaromtrent bent omgegaan. Zou u ons daarin iets meer inzicht willen geven?

  Ook wij wilden vragen stellen over de opvang van dak- en thuislozen, maar die zijn al gesteld. Ik zal deze vragen niet herhalen.

  Kunt u aangeven wat u als bestuurder en voorzitter in Amsterdam Zuidoost de afgelopen jaren heeft geleerd waarvan u zegt dat dat nuttig en zinnig is om mee te nemen naar het niveau van de centrale stad, omdat wij daar allemaal iets aan hebben? Kunt u dat benoemen?

  Er zijn verschillende vragen gesteld over de affiniteit met de portefeuilles. Graag ga ik op een ander moment een uitgebeid debat met u aan over de cultuur en ook morgen komen wij daarop terug bij de bespreking van het programakkoord. Ik wacht uw antwoorden af.

 

 De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Belliot, ook ik heb u altijd gevolgd. Ik vind u een vrouw van het volk en ik had u dan ook liever op de plaats van de heer Oudkerk gezien voor de GSD en de jeugd. De fractie van Leefbaar Amsterdam is blij met een spontane vrouw in het College; een vrouw die collegialiteit voelt, die oor heeft en die niet afstandelijk is.

  Ik wil u er ook op attenderen dat u zich niet populair moet laten maken als junkenmoeder. Die populariteit willen zij graag naar u toeschuiven, maar dat is een heel ondankbare baan.

  Vandaar dat ik liever had gezien dat u de portefeuille Sociale Zaken en Jeugd had gehad, maar het is niet anders. De fractie van Leefbaar Amsterdam is ervan overtuigd dat wij een heel goede wethouder aan u zullen hebben.

 

 Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Ik merk dat ik veel meer vooruit kijk dan achteruit en dat ik almaar wil vragen hoe de afspraken zijn.

  Over Cultuur staat alleen in het programakkoord dat het Kunstenplan eens in de vier jaar het moment van beleidsafweging is over subsidies. Dat is de coalitieafspraak. In de praktijk blijkt vaak dat op zichzelf goede plannen voor het artistieke kunstgebied niet zoals gepland verlopen. Dat geldt zeker in een periode van vier jaar. Anderzijds doen zich in de loop van vier jaar vaak mooie kansen voor om in die periode een interessant initiatief financieel te steunen, of financieel bij te lappen. Hoe zal flexibiliteit en het inspringen op nieuwe situaties mogelijk zijn met deze afspraak van alleen eens in de vier jaar?

  Sponsoring in de cultuur blijkt in de praktijk toch steeds problematisch te zijn, met name als een sponsor zich halverwege een bepaald traject terugtrekt. Meestal wordt er dan bij de wethouder aangeklopt om financieel bij te springen, omdat halverwege bepaalde producties moeten stoppen. Dat is al gebeurd. De afspraak die u binnen het akkoord heeft gemaakt om geen strafkortingen op subsidies te leggen wegens sponsoring, kan naar mijn idee op zichzelf wel aardig zijn. Betekent dat echter dat sponsoring als aanvullend wordt beschouwd en dat de subsidies voor kunst op zichzelf dus voldoende zijn om de kunstplannen voort te zetten? Betekent dat alleen sponsoring voor de franje en niet voor de basisactiviteiten? Wat is uw houding ten opzichte van sponsoring van kunst?

 

 Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Het dualisme laat zien dat de fractie van D66 aan de zijkant veel wakkerder kan optreden dan in het College. Dat wil ik even gezegd hebben, met mijn complimenten voor de fractie van D66.

  U bent natuurlijk de kandidaat en ik maak ook u een compliment, want van de drie kandidaten van de PvdA-fractie was u de enige die een net overzicht gaf. Het is opvallend dat mijn collega's hier opeens allemaal politiek gaan opwerpen, terwijl zij bij een aantal andere kandidaten opeens de privé -loopbaan heel sterk gingen uitspitten. Zo zie je maar, dat is politiek. Je weet nooit hoe het gaat.

  Het viel mij op dat u niets terugkrijgt van de portefeuilles die u heeft gehad. Volgens mij krijgt u de meest begeerde portefeuille, namelijk die van Cultuur. Bij ons in de fractie is dat in ieder geval wel zo. De duoraadsleden willen het liefst allemaal cultuur voor hun rekening nemen. Zij willen zelfs overstappen, omdat de binnenstad geen cultuur meer heeft.

   (De heer HALBERTSMA: Je zal maar parkeren moeten doen!)

  Dat is zo ontzettend leuk! Parkeren is echt één van de leukste onderwerpen.

  Ik weet dat u in het openbaar altijd fantastische gewaden draagt, dus u draagt cultuur uit. Onze vorige wethouder voor Cultuur had wat dat betreft ook haar eigen manier. Zij droeg prachtige sierraden en kleding. Dat geeft ook de cultuur aan. Zou u ook daarin nog meer gaan doen dan u nu doet, omdat u wethouder voor Cultuur bent en omdat u vaak in het openbaar zult zijn? Ik vind dat een belangrijke vraag, want wij hebben in Amsterdam veel kunstacademies en ontwerpers. Uit alle hoeken van Nederland en uit de wereld komen zij naar deze stad. Gaat u daarmee ook iets doen, of zegt u dat het genoeg is dat u er bent? Ik kan mij voorstellen dat mensen dat een toegevoegde waarde vinden.

  Ik mis wel iets in uw cv Ik heb begrepen dat gospel een van uw hobby's is. Als dat inderdaad zo is, kunt u ons misschien zingend iets over cultuur toewerpen. Heeft u nu nog wel hobby's, of zegt u dat u die niet meer zal hebben als u wethouder wordt van de centrale stad?

 

 Mevr. BELLIOT: Mijnheer de Voorzitter. Op de vraag van de heer Huffnagel of ik van plan ben vier jaar wethouder van Amsterdam te blijven, antwoord ik dat het mij bijna onethisch lijkt dat niet te doen. Ik heb er bewust niet voor gekozen in Amsterdam Zuidoost langer door te gaan, want ik realiseerde mij al dat ik het daar niet acht jaar zou redden vanwege de intensiteit en de ingewikkeldheid van dat stadsdeel. Als ik hier teken voor vier jaar, is het wat mij betreft vanzelfsprekend dat ik dat gewoon netjes afmaak, dat ik de stormen trotseer en dat ik het applaus met de nodige bescheidenheid ontvang.

  Ik kan u nu niet garanderen dat ik geschikt ben voor de functie. Ik stel voor dat wij over vier jaar nagaan wat ervan terecht is gekomen. Ik weet overigens dat je ook onderweg kunt optellen en aftrekken om na te gaan of een bestuurder zijn of haar werk wel goed doet. Onderweg krijgt u daarvoor genoeg tijd en ik ben ervan overtuigd dat u mij eraan zult herinneren als ik neigingen tot uitglijden vertoon. Herinnert u mij maar aan het feit dat ik meetbaar moet laten zien wat ik ervan terechtbreng. Het is ook uw taak dat te doen.

  Ik kom op de beantwoording van de vragen van mevr. Codington en tegelijkertijd wil ik een integraal antwoord geven op de vragen over de zorg en de verslavingszorg. Ik herinner u eraan dat de centrale stad daarvoor de eindverantwoordelijkheid draagt. Inmiddels ben ook ik verantwoordelijk. Daaraan moet ik nog even wennen.

  In Amsterdam Zuidoost hebben wij met uw ondersteuning een aantal kleinschalige opvangplaatsen voor drugsverslaafden gecreëerd. Wij hebben het aantal gebruikersruimten verdubbeld van één naar twee. Dat ging allemaal zo traag, omdat er vanuit de centrale stad geen beweging in kwam.

  Nu breidt u het aantal vragen aan mij uit. U vraagt bijvoorbeeld wat ik doe met categorieën zoals zwervers in combinatie met verslaving. U vraagt wat ik doe met daklozen. Dat is een groep van mensen waarvoor wij als samenleving naar mijn idee ook verantwoordelijk zijn. Mevr. Irik heeft inmiddels een beleid ingezet en zij heeft mij daarover vandaag omstandig geïnformeerd. Ik denk dat wij voor die groepen verschillende opvangmogelijkheden moeten creëren.

  U zegt terecht dat het ons niet is gelukt dit in de stad helemaal voor elkaar te krijgen. Dat zie ik ook. Dat is waarneembaar. Als je hier de deur uitgaat, struikel je van tijd tot tijd over zwervers en drugsverslaafden. Vanuit de ervaring die ik heb opgedaan in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost, heb ik gemeend te moeten pleiten voor meer grootschalige drugsopvang en daar sta ik nog steeds achter.

  Ik heb namelijk de ervaring dat je met kleinschaligheid slechts een heel klein deel van de verslaafden bereikt. Het is gebleken dat alle buurten overeind komen als in de buurt een dergelijke opvang wordt gestationeerd. Als het gaat om Zuidoost - al gaat het wat mij betreft nu om de hele stad - zijn het zulke aantallen dat je de buurten niet kunt belasten met kleinschalige opvang op bijna iedere hoek. Ik sta er dus achter na te gaan wat je voor zwervers en verslaafden doet.

  Wij moeten de cirkel van oudere drugsverslaafden doorbreken en wij moeten grootschalige opvang creëren voor die oudere mensen. Ik noem de oudere verslaafden waarvan je in alle nuchterheid en objectiviteit moet kunnen vaststellen dat zij niet meer afkicken, mensen van rond de zestig jaar, waarvan jongere drugsrunners het slachtoffer worden.

  Denk ook aan de overlast die wij in de samenleving hebben in de vorm van drugsgerelateerde criminaliteit, diefstal van artikelen uit auto's en het feit dat jonge jongens van 13 en 14 jaar drugs runnen.

  Als u mij vraagt wat ik met de daklozen wil doen, wil ik daarover graag met u in gesprek gaan. U heeft daarover natuurlijk ook uw eigen ideeën. U zit ook al lang in de Raad en ook u heeft ervaring opgedaan. Met de plannen die er misschien al liggen en ook geïnspireerd door uw ideeën, zal ik u verder informeren. Ik laat mij heel graag inspireren. Een pasklaar antwoord op deze vraag heb ik op dit moment niet. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik dat had.

   (Mevr. CODRINGTON: U heeft mij bewust niet al die categorieën horen noemen, omdat ik dat in dit debat veel te detaillistisch vond. Ik wilde van u een politieke visie horen en die heeft u nu gegeven, namelijk kleinschaligheid naast grootschaligheid. Ik kan u de verzekering geven dat de discussies die wij daarover in deze Raad zullen voeren, heftig zullen zijn. Het is immers juist gebleken dat met die kleinschaligheid over de hele stad resultaten worden bereikt. Ik heb nog niet gezien dat grootschalige opvang in flats tot resultaat heeft geleid. Ik ben echter bereid met u de discussie aan te gaan. Het ging over een politieke visie over dit onderwerp. Daarom had ik die vraag gesteld.)

 Ik zie de discussie graag tegemoet.

  Meerderen van u hebben gesproken over cultuur. Ik vind dat de heer Dales daarop een goede kijk heeft. Ik denk dat cultuur in de dynamiek van de moderne tijd door iedere wethouder misschien een iets andere invulling zal krijgen. Uiteraard blijft staan dat er beperkingen zijn in het budget dat de Raad toestaat.

  In antwoord op de vraag van mevr. Kalt zeg ik dat ik achter sponsoring sta. Wij leven in de eenentwintigste eeuw en als je private partijen vindt die onder jouw regie, regelgeving en afspraken - het kan immers nooit zo zijn dat je dat gaat omkeren - kunst financieel of anderszins kunnen en willen ondersteunen, moet je daar absoluut ja op zeggen.

  Uiteraard kennen wij het probleem van de musea zoals dat nu speelt in de stad. Dat zijn fysieke invullingen. Wij kennen nu ook de problemen met betrekking tot de bibliotheken. Ik ga heel graag met u na hoe je ook de gebruikers tegemoet moet komen, want wij vragen ons niet af wat de mensen daar eigenlijk van vinden die gebruik maken van dat product van de musea.

  Inmiddels heb ik diverse stukken ontvangen en ik maak mij bijzonder ongerust over de functie die de bibliotheek heeft. Wij moeten er zorg voor dragen dat deze stad niet zal doodbloeden vanwege de afwezigheid binnen een snel bereik voor studenten en wat mij betreft ook voor wetenschap.

  Kunst is immers niet alleen kijken, maar ook onderzoeken. Mevr. Bruines heeft aangegeven dat zij voor het Stedelijk Museum nu al een actieplan heeft, los van al die lobbyclichés naar het Rijk toe. Aan de andere kant denk ik dat onze stad genoeg kracht, creativiteit en durf moet hebben om wat dan ook te realiseren, ook buiten de financiering van het Rijk om. Daarvoor is de Raad eindverantwoordelijk, ook voor het vrijmaken van financiën.

   (Mevr. CODRINGTON: Ik heb toch de behoefte mevr. Belliot uit te dagen sterke argumenten te noemen om het Rijk òm te krijgen, zodat het wel met de financiering van het Stedelijk Museum in zee gaat. Als zij ons kan overtuigen, heeft zij een goede basis om ook het Rijk te overtuigen. Ik heb nog niet gehoord wat zij daarmee gaat doen.)

  Ik denk dat het in de eerste plaats gaat om een algemene verantwoordelijkheid die je draagt. De verantwoordelijkheid die het Rijk draagt, heeft te maken met de continuïteit en de garantie dat het waardegoed niet verloren gaat, dat wij met het Stedelijk Museum hebben.

  Ik denk dat ook emotie daarbij een rol speelt, want kunst is tot op zekere hoogte ook emotie. Het Stedelijk Museum en al dat cultureel erfgoed: Het is net wat een gek ervoor geeft. Van tijd tot tijd moet je er ook met die betrekkelijkheid naar willen kijken, maar daar ga ik in dit geval niet van uit.

  Ik verwacht dat wij ervoor kiezen die museale functies te behouden. In dit geval dient het Rijk daarin een absolute verantwoordelijkheid te nemen. Ik hoef niet veel meer te zeggen dan dat. Het is mede zijn verantwoordelijkheid. Daarmee basta!

   (Mevr. CODRINGTON: Dat is het argument dat wethouder Bruines en anderen daar een paar maanden geleden ook voor hebben genoemd. Ik had gehoopt dat u vandaag misschien al enkele sterke argumenten had waardoor het Rijk om zou kunnen gaan, maar kennelijk is dat nog niet het geval.)

  Ik ben nog net niet portefeuillehouder. Ik zal zeker brainstormen om met enig elan meer ideeën en argumenten aan te dragen, maar ik hoop ook op uw inspiratie.

  Het reserveringsbeleid vond ik heel goed. De wereld is in Amsterdam Zuidoost over mij heen gevallen toen wij dat reserveringsbeleid introduceerden, waarbij als afspraak gold dat iedere functie zes maanden vrij bleef totdat die op topniveau - het ging om managementniveau - door een allochtoon was ingevuld. Dit is op een verkeerde manier in de wereld gekomen, want het ging niet alleen om allochtonen, maar ook om vrouwen. Wij hebben in Amsterdam Zuidoost inmiddels een MT afgeleverd waar vrouwen, allochtonen en gelukkig ook nog gewone witte mannen aanwezig zijn. Dat moet je ook zo willen houden, want ook zij verdienen een plaats. Anders wordt het immers een uitstervende soort en daarvoor wil ik niet verantwoordelijk zijn.

  De vraag is wat wij hier met dat beleid moeten doen. Ik moet mij natuurlijk laten inspireren door mensen die daarvan ook het nut inzien. Dat moet heel voorzichtig gebeuren, want dit is een buitengewoon kwetsbaar onderwerp. Terecht voelen mensen zich bedreigd. Ik denk dat het ook een kwestie is van mensen in hun carrière van tijd tot tijd teleurstellen. Daarover moet je ook heel nuchter zijn, maar je moet ook met de nodige ingetogenheid te werk gaan, op het strategisch juiste moment en op de juiste manier. Dan kun je ook binnen de cultuursector veel voor elkaar krijgen op het gebied van een mogelijk reserveringsbeleid. Ik speel daarin echter geen doorslaggevende rol, want ook de cultuursector is autonoom.

    (Mevr. CODRINGTON: Precies, maar dat betekent dat uw samenwerking met de portefeuillehouder voor Personeel en Organisatie, in dit geval de Burgemeester, in het collegiaal bestuur intensief zal zijn. Dat is wat ik van u wil horen.)

  Ik denk dat de Burgemeester in dat opzicht geen andere keuze heeft dan intensief op zoek te gaan naar een oplossing.

  Ik ben zeer erkentelijk voor die 9000 stemmen. Ik heb genoeg ego om mij daardoor bijzonder gestreeld te voelen, maar mijn grootste drijfveer onder deze omstandigheden is mijn werk te doen. Ik ben van top tot teen een harde werker en die 9000 stemmen kunnen mij strelen, maar aan strelingen heb je onderweg niet genoeg. Het is een kwestie van gewoon je werk doen in de koude grond van de Amsterdamse stad en soms je mond houden. Op momenten dat het niet goed gaat kun je die 9000 stemmen als een soort verpozing nemen.

   (Mevr. CODRINGTON: Ik was benieuwd naar de activiteiten die op uw cv zijn aangegeven. Ik heb gevraagd of u daar nog kunt blijven.)

  Op het moment dat ik toetrad tot het bestuur van Amsterdam heb ik alles laten vallen. In mijn werk heb ik altijd politieke keuzes gemaakt. Nooit wilde ik in het professionele circuit van de politiek verkeren. Ik heb bewust niet daarvoor gekozen en toen ik daartegen wel ja zei, heb ik alle nevenfuncties laten vallen. Ik wist namelijk dat ik mij tot de tanden toe moest wapenen om het waar te maken en dat ik geen tijd had voor nevenfuncties. Voorlopig ambieer ik dat ook niet, omdat wat mij betreft ook hier een enorme uitdaging ligt om het goed te doen. Ik heb de tijd hard nodig.

  Ik dank de heer H. Bakker voor het compliment. Ik wil geen junkenmoeder zijn, maar ook geen zorgmoeder. Graag wil ik gewoon een bestuurder zijn en samen met de Raad op zoek gaan naar de beste manier om deze stad te besturen. Hoezeer ook het controlerende moment in het dualisme van uw kant komt, denk ik dat - voor ons van tijd tot tijd met de oppositie en natuurlijk vanuit het College met de Raad - je het samen moet doen. Daarvoor wil ik blijven pleiten.

  In het stadsdeel heb ik een harde oppositie gehad, maar ik heb mij nooit op mijn gemak gevoeld als de oppositie en de coalitie het niet redelijkerwijs met elkaar konden vinden. Als het om besturen gaat, maak je tenslotte integraal keuzes.

  Mevr. Bruines benoemt twee kwetsuren onderweg. In 1996 was bij raadsbesluit al aangenomen dat de Bijlmerdreef moest worden verlaagd. De dreven zouden omlaag gaan omdat de scheiding van verkeersfuncties op maaiveld- en op straatniveau tot meer veiligheid leidt. Daarbij komt de gigantische uniformiteit en de naar mijn idee verwerpelijke betonstructuren, waardoor het niet menselijk is daarin te wonen. Dit, met alle gevolgen van dien.

  Ik heb mij - mijzelf kennende en zoals ik wens te besturen - dus consistent en consequent aan een raadsbesluit gehouden. Toen de Bijlmerdreef op die plaats omlaag moest, was dat voor de bewoners daaromheen misschien niet het mooiste wat hen kon overkomen. Ik wilde daaraan echter vasthouden en ik werd daarin gesteund door mensen die de vernieuwing van de Bijlmermeer wel op die manier wilden.

  Daarbij kwam toevallig dat wat er in de hoogbouw woonde zwart was en dat wat in de laagbouw woonde ? in een buurt met nogal wat elan waar veel sociaal-economisch gearriveerde Amsterdammers wonen ? wit was. Daar kan ik echter niets aan doen. Ik ben immers niet Onze lieve Heer. Ik heb ervoor gekozen, dat raadsbesluit tot uitvoering te brengen, want zo was het afgesproken.

  Over de aannameprocedures van de heer Saad zal ik kort en bondig zijn. Hij kwam uit Birmingham en hij was iemand in wie ik veel zag. Hij had kwaliteiten en hij beschikte over deskundigheid. Met name vanuit de oppositie werd gevraagd of de procedure op de juiste manier was verlopen. Er zijn daarbij ook steken gevallen. Het zijn domme mensen die hun fouten niet toegeven.

  Uiteindelijk kwam het erop neer dat er in de beantwoording van schriftelijke vragen twee momenten waren waarop het College - en ik als portefeuillehouder - te laat reageerde. Er werd respectievelijk twee weken en anderhalve week te laat gereageerd. Dat is het.

  Op de vraag over de gospel antwoord ik dat ik al twintig jaar niet meer in het openbaar zing. Als de heer Bakker jarig is, denk ik dat wij met ons allen een mooi lied voor hem zullen zingen.

    (De VOORZITTER: Daar zien wij dan naar uit!)

 

  De vergadering wordt om 23.14 uur geschorst tot de volgende middag 13 uur.