OPENBARE VERGADERING OP DINSDAG 16 APRIL 2002.
Aanwezig
: de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), Asscher (PvdA), J.L. Bakker
(SP), H. Bakker (LA), H.H.G. Bakker (LA), mevr. Belliot (PvdA), mevr. Bruines
(D66), Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), Bijlsma (PvdA), mevr.
Codrington (GroenLinks), Dales (VVD), mevr. Dalm (GroenLinks), mevr. Elatik
(PvdA), Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), Goring
(VVD), Halbertsma (PvdA), Van der Horst (VVD), Huffnagel (VVD), Jamari (PvdA),
mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), Klerks (PvdA), Manuel (D66), mevr.
Maij (CDA), mevr. Meijer (SP), Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum
Mobiel'99), Oudkerk (PvdA), mevr. Özütok (GroenLinks), Paquay (SP),
mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), Van Poelgeest (GroenLinks), Res (CDA), mevr.
Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr.
Spee-Rouppe van der Voort (CDA), Stadig (PvdA), Weenink (CDA), mevr. Van der
Wieken-de Leeuw (VVD), Zafer Yurdakul (D66) en Zati Yurdakul (PvdA).
Afwezig: geen der leden.
Avondzitting op dinsdag 16 april 2002.
Voorzitter: mr. M.J. Cohen,
burgemeester.
Secretaris: drs. E. Gerritsen, gemeentesecretaris.
Aan de orde is de agenda.
De
VOORZITTER:
Ik open deze bijzondere vergadering van de Gemeenteraad, die gewijd zal zijn
aan het horen van de beoogde portefeuillehouders. Ik heb u daartoe een brief
gestuurd, waarin ik heb uiteengezet hoe ik dacht dat wij dit het best kunnen
doen.
Ik stel voor dat wij beginnen met de heer Oudkerk. Ik verzoek hem, naast mij
plaats te nemen. Ik geef hem als eerste het woord.
1
Profielen kandidaat-wethouders.
De heer Oudkerk neemt plaats achter de collegetafel.
De heer OUDKERK:
Mijnheer de Voorzitter. Het is voor mij een vreemde gewaarwording dat ik hier
zit, ongeveer tweeënhalf uur nadat ik in levenden lijve getuige ben
geweest van het aftreden van het voltallige Paarse kabinet. Het was
indrukwekkend, niet het feit dat het kabinet aftreedt, maar wel de redengeving
waarom dat gebeurt. Het ging namelijk over het afleggen van verantwoording en
rekenschap. Dat is eigenlijk precies wat de brug slaat - dat had ik niet zo
voorbereid - naar datgene waarvan ik denk dat het het belangrijkste item zou
kunnen zijn in het wethouderschap van Amsterdam met zijn nieuwe invulling,
namelijk het afleggen van verantwoording en rekenschap.
Toen mij de vraag werd gesteld of ik eigenlijk wel geschikt ben als wethouder,
antwoordde ik dat er twee mogelijkheden zijn. Ik ben niet geschikt, of ik ben
wel geschikt, maar the proof of the pudding is the eating.
U zult van mij dus niet horen dat ik uitermate geschikt ben voor het
wethouderschap van de gemeente Amsterdam, om de doodeenvoudige reden dat die
geschiktheid pas later blijkt. Alleen het resultaat telt immers. Dat is ook de
titel geworden van ons collegeprogramma. Ik hoop dus dat ik met mijn
medebestuurders en met de hulp en de controle van de Raad van de gemeente
Amsterdam in staat wordt gesteld datgene te doen wat naar mijn mening in deze
stad van
bijna onmeetbaar belang is, namelijk het verder vormgeven van de sociale
integratie. Als het mij met uw hulp en controle zou kunnen lukken daarover ook
verantwoording af te leggen B
louter over de resultaten, dus niet over het proces dat vaak achter geslo
ten deuren plaatsvindt. Het gaat bij modern besturen naar mijn mening niet om
hoe het is gebeurd, maar meer om het feit dat het gebeurt - en dat met mijn
collega's op enigerlei wijze vorm te geven, vindt u de ambities die ik daarin
heb terug in de twee bladzijden die zijn opgenomen in het collegeakkoord dat
morgen in de Raad voorligt. Die ambities wil ik kortheidshalve maar niet
herhalen, want dan zitten wij hier vanavond laat nog.
De heer HALBERTSMA:
Mijnheer de Voorzitter. Namens mijn fractie stel ik één vraag
aan de heer Oudkerk, die is ingegeven door een tweetal punten.
Het eerste punt is dat de heer Oudkerk acht jaar ervaring heeft met dualisme in
de Haagse kringen.
Het tweede is dat hij tijdens de verkiezingscampagne vaak met grote woorden
duidelijk heeft gemaakt dat hij de aansturing, de manier van werken en van het
besturen van deze stad anders wil bereiken. Hij noemde het zojuist nog louter
afrekenen op resultaat. Deze twee factoren leiden tot de vraag wat wij in de
eerste honderd dagen van zijn bestuur mogen verwachten. Wat zal werkelijk
anders worden en wat zal ons als Raad werkelijk opvallen?
De heer HUFFNAGEL:
Mijnheer de Voorzitter. Ik zal mijn vier vragen in het kort inleiden. Deze
inleiding zal ik alleen nu houden, want de vier vragen zijn voor alle
wethouderskandidaten gelijk.
Vandaag hebben wij weer eens iets nieuws onder de zon, namelijk een hoorzitting
waarin kandidaat-wethouders voor het College van Burgemeester en Wethouders
van Amsterdam kunnen worden ondervraagd door de Gemeenteraad. Het was onze
lijsttrekker Geert Dales, die in de afgelopen campagne voor een dergelijke
hoorzitting pleitte, nadat hij zich erover had verwonderd hoe relatief
gemakkelijk mensen wethouder van de hoofdstad van het land kunnen worden. De
VVD-fractie denkt dat een hoorzitting als deze past binnen het toetsen van de
basiswaarden die gelden voor het Amsterdamse bestuur. Wij willen graag nagaan
hoe de kandidaten scoren op de meetlat van open, actief en integer.
Daarnaast krijgen wij te maken met de Wet dualisering, waardoor het bestuurlijk
zwaartepunt bij het College van Burgemeester en Wethouders komt te liggen.
Meer dan ooit gaat de kwaliteit van de bestuurders tellen. Het wethouderschap
van Amsterdam mag gerust worden gerekend tot de zwaardere bestuurlijke functies
in ons land. Daarbij past een serieus oordeel over de geschiktheid van de
kandidaten. Helemaal uniek is een dergelijke hoorzitting natuurlijk niet.
Dergelijke hoorzittingen worden in het Europees Parlement gehouden, evenals bij
de benoeming van Eurocommissarissen. In de Verenigde Staten kent men
hearings
voor kandidaat-kabinetsleden. Maar toch, voor Amsterdam en naar ik vermoed voor
Nederland, is deze hoorzitting een novum. Ik zal namens de VVD-fractie vier
vragen stellen aan de kandidaat-wethouders van PvdA- en CDA-huize. Daar de
wethouders van VVD-huize door mijn fractie zelf worden voorgesteld, kunt u er
zeker van zijn dat al onze vragen aan hen naar tevredenheid zijn beantwoord.
Aan de Burgemeester zullen wij geen vragen stellen. Hij blijft wat ons betreft
Burgemeester. De VVD maakte deel uit van de Vertrouwenscommissie en was
tevreden met de voordracht. Als fractie staan wij nog steeds achter onze keuze
voor Job Cohen als Burgemeester van onze stad.
Ik stel vier vragen aan de wethouderskandidaten Oudkerk, Belliot, Stadig en
Maij.
De eerste vraag is ingegeven door de vele wisselingen in de afgelopen
collegeperiode. Bent u van plan de aankomende vier jaar in Amsterdam wethouder
te blijven?
Wij moeten invulling geven aan het dualisme. Een aantal cv's was zeer summier.
Hoe denken de wethouders-in spe invulling te geven aan het dualisme en dan met
name waar het gaat om het informeren van de Raad?
Onze derde vraag is een typische sollicitatievraag. Wat maakt u nu zo geschikt
voor deze functie?
Het is mijn fractie opgevallen dat er op de verschillende cv's maar weinig
onbezoldigde, maatschappelijke functies staan. Nu kan het zijn dat de
kandidaten daaraan wel veel doen, maar dat zij het noemen daarvan niet
belangrijk genoeg achten. Mijn fractie vindt het echter wel prettig te weten of
in een stad waar zoveel vrijwilligerswerk wordt gedaan, ook de
kandidaat-wethouders bekend zijn met onbezoldigde nevenfuncties. Liberalen
praten daar niet zo veel over, maar zij doen dat graag en zowel in de vorige
fractie als in de huidige zitten nogal wat mensen die dergelijke functies
vervullen. Daarom mijn vraag of dit alles is. Zo nee, wat is er dan nog meer?
Mevr.
SARGENTINI:
Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Oudkerk, toen ik zojuist in de lift naar
boven ging, hing daar een aankondiging voor een debat met wethouder Oudkerk
over het GVB. Toen dacht ik: "O, het is eigenlijk allemaal in kannen en
kruiken." Waarom bent u eigenlijk zo zeker van uw zaak? Zou dat zo zijn,
omdat alle coalitiepartijen toch al hebben besloten dat zij elkaars kandidaten
volledig zullen steunen en is de consequentie daarvan dat wij hier een
spelletje aan het spelen zijn?
Mocht u dan toch wethouder worden, stopt u dan per direct met uw
Kamerlidmaatschap? U heeft daar toch niet meer zo veel te zoeken, nu de Kamer
niets meer mag doen.
Denkt u dat u met een dergelijke summiere cv elders voor een
sollicitatiegesprek zou zijn uitgenodigd?
Is dit een voorbeeld dat wij de werklozen in Amsterdam willen stellen, van een
manier om aan een nieuwe baan te komen?
U staat in een te lange traditie van sociaaldemocratische macht in Amsterdam.
Het bestuur heeft ruim de kans gehad de zaken ten goede te keren, maar toch
'mot' alles anders en gaan wij ervoor. Als wij ervoor gaan, bijvoorbeeld voor
die sociale integratie, wat kunt u dan wèl wat uw voorganger Jaap van
der Aa niet kon?
U wilt ook de bezem halen door het Amsterdamse ambtenarenapparaat: binnen drie
jaar een flinke mentaliteitsverandering en alle ambtenaren één
dag de straat op. Hoe moeten wij ons dat offensief voorstellen? Zullen er
massaontslagen vallen? Dat schoont immers lekker op. Of wordt dat anders?
Verder heeft u aangegeven dat u parttime, één dag per week,
huisarts blijft. De fractie van GroenLinks betwijfelt of u de zwaarte van uw
wethouderspost wel goed inschat. Bravoure praatjes over kort en effectief
besturen kennen wij ook van een bepaald Rotterdams raadslid. Neemt u uw
wethouderstaak hiermee wel serieus? Is een huisartsenpraktijk en het
wethouderschap wel te combineren? Als u die huisartsenpraktijk aanhoudt om uw
contact met de straat te continueren, zijn er dan niet betere manieren? Is het
dan niet verstandiger bijvoorbeeld één dag in de week buurtvader
te worden in Amsterdam Nieuw-West in plaats van in Oud-West?
Verder heeft u een flink aantal contracten gesloten met de stad en belofte
maakt schuld. De fractie van GroenLinks wil graag van u weten welke sancties er
voor uzelf op staan, mocht u deze beloftes niet kunnen inlossen.
(Applaus)
De VOORZITTER:
Ik wens mevr. Sargentini geluk met haar maidenspeech.
De heer RES:
Mijnheer de Voorzitter. Tijdens de gesprekken die wij bij de vorming van het
College hebben gehad, hebben wij al heel wat vragen en antwoorden van elkaar
gehad, maar er blijven er voor ons in ieder geval twee liggen.
Wij wilden natuurlijk tempo maken. Het kabinet zou er immers nog maar een
maandje zitten, maar je kunt zien hoe snel dat al gaat. Dat gaat dus
waarschijnlijk niet door.
Wat gaat u doen nu die gelden misschien niet zo gemakkelijk zullen loskomen en
nu wij afspraken hebben gemaakt om meteen naar Den Haag te gaan voor de
Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) waarvoor u dan verantwoordelijk bent? Wat
zijn dan uw eerste stappen om dat voor elkaar te krijgen?
Zeker tijdens de onderhandelingen hebben wij gemerkt dat u op het gebied van de
jeugd vasthield aan de ketenregie. U wilde al die zaken per se aan elkaar
koppelen en u zult daarvoor best een goede reden hebben, maar wij willen weten
wat de eerste stap is die u op dat gebied gaat zetten.
(Applaus)
De
VOORZITTER: Ik wens ook de heer Res geluk met zijn maidenspeech.
Mevr.
ALBERTS:
Mijnheer de Voorzitter. Het is wel spannend. Voor het eerst in de geschiedenis
zal de Raad zijn beoogde wethouders ondervragen. Het zal mij benieuwen wat
daar allemaal niet uit zal voortkomen. U hoor het goed, ik zeg "niet"
.
In eerste instantie zou ik willen weten of de Raad - misschien kunt u dat
beantwoorden, maar misschien kan de Raad dat ook zelf doen - wil weten of de
kandidaten kunnen besturen of dat zij goede politici zijn. Dat is het dilemma,
want de nieuwe wet die sinds 7 maart jl. van kracht is, heeft nogal wat
veranderingen teweeggebracht. Één van die veranderingen is het
uit elkaar peuteren van de Raad en het College. Tot die tijd waren wethouders
ook raadslid, maar nu is dat niet meer het geval. "Lekker duidelijk",
zeiden de voorstanders. Dat kan allemaal best, maar het is vooral duidelijk
dat er meer macht bij het College en minder bij de Raad terecht is gekomen.
De verwachting is dat de wethouders zich meer en meer als managers zullen
gedragen, dus ik stel nogmaals de vraag wat de Raad van de wethouder verwacht.
Verwacht hij dat hij een goede manager is, of dat hij een goede politicus is?
Dan hebben wij al direct een probleem, want de kandidaten zijn groot geworden
in de politiek, maar zij gaan wel de rol van manager vervullen. Andersom is het
zo dat managerskwaliteiten in dit politieke huis wellicht niet nodig zijn,
want het is toch vooral de politieke wil die bepaald beleid uitstippelt of
niet.
Wat bovendien vreemd is, is dat wij eerst over de poppetjes zullen spreken en
pas morgen over de plannen. Hoe kunnen wij erachter komen of deze poppetjes in
staat zijn de plannen uit te voeren en in hoeverre zij achter de plannen staan?
Wij gaan dus eerst mensen aanstellen. Dat zou in mijn optiek betekenen dat het
managen als het belangrijkste wordt gezien.
Het derde probleem is dat wij toch niet weten wat voor vlees wij in de kuip
hebben, ongeacht wat er vandaag uitrolt. Je kunt iemand immers slechts op zijn
daden beoordelen. De heer Oudkerk zegt dat zelf en hij hoopt daarmee misschien
iets sneller te zijn dan de rest. Zo van: "De eerste klap is een daalder
waard. Laat ik maar meteen zelf beginnen met dat te zeggen." Wij hebben
nog niet veel daden gezien, want verkiezingen kun je beslist niet als
graadmeter voor iemands daadkracht nemen. Of wel soms?
Wij twijfelen eraan of er daadwerkelijk zal worden afgerekend, want wij
vermoeden dat de manager dan plotseling weer in een politiek dier zal
veranderen.
Tot slot vinden wij het opmerkelijk dat de beoogde wethouders weliswaar
allerhande kwaliteiten op hun cv hebben gezet, maar dat die niet te zien zijn
in hun voorgestelde portefeuilles. Ik stel dus vier vragen aan de heer Oudkerk.
Voor de anderen zal ik de vragen enigszins aanpassen, want ik heb de vragen op
de persoon gericht.
Ziet u zichzelf als manager of als politicus?
Hoe kunt u garanderen dat wij niet met een poppetje opgezadeld zitten, nog
voordat de plannen door de Raad zijn goedgekeurd?
Wat gebeurt er als er als gevolg van uw daden een probleem ontstaat? Hoe kunnen
wij u daarop dan afrekenen?
Wat vindt u van de u toebedeelde portefeuille? Kunt u daarin uw expertise
kwijt? Wij hadden gedacht dat u heel graag de portefeuille Zorg had willen
hebben.
De heer MANUEL:
Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Oudkerk, in de eerste plaats feliciteer ik u
alvast met uw aanstaande benoeming. U heeft zich de laatste jaren ontwikkeld
tot een echte Haagse babbelbox. Dat hebben wij in de media allemaal kunnen
volgen. Nu bent u in Amsterdam teruggekeerd om al die woorden eindelijk eens in
daden om te zetten. Dat is zonder meer een nobel streven. Toch ziet de fractie
van D66 dat niet zonder enige vrees tegemoet. Uw woorden en daden blijken
namelijk al vanaf het begin niet overeen te komen.
U beloofde ons een progressief College, maar u presenteert ons hier vandaag het
meest conservatieve College dat denkbaar is. U beloofde ons krachtige
bestuurders, maar u presenteert ons kandidaten die qua ervaring de middelbare
school nauwelijks zijn ontgroeid. Hoe u dat allemaal aan uw eigen fractie kon
verkopen, is ons een volslagen raadsel. Wij vermoeden dat alles zich niet voor
niets achter gesloten deuren heeft afgespeeld. Maar ere wie ere toekomt: dat u
vijftien PvdA-ers zo gek heeft gekregen zich achter dit College te scharen, is
absoluut een teken van bestuurskracht. Dat is dus een compliment. Daar
twijfelen wij niet aan.
Onderwijs - of moeten wij het onderwijs voortaan educatie noemen? - zal deel
uitmaken van uw portefeuille. U bent ongetwijfeld al een beetje bekend met de
problematiek van de zogenaamde zwarte scholen. Uw voorganger, wethouder Van der
Aa, heeft een flinke inspanning geleverd om het niveau van deze zwakkere
scholen te verbeteren met op het oog soms verbluffende resultaten: de
CITO-scores zijn werkelijk omhoog geschoten en achterstandsleerlingen kregen
eindelijk toegang tot het havo en het vwo. Maar bij het havo en het vwo volgde
de desillusie.
De leerlingen blijken vooral goed in het maken van de Cito-toets, maar zij
kunnen op andere gebieden nog steeds absoluut niet meekomen. Dat is frustrerend
voor de kinderen en voor de docenten. Wat gaat u daaraan - om het
collegeakkoord maar eens te citeren - 'simpelweg' doen en op welke resultaten
mogen wij u dan afrekenen? Met andere woorden, bent u bereid deze middelbare
school-terugval in kaart te brengen, terug te dringen en laten wij zeggen over
twee jaar op het resultaat te worden afgerekend? Wat ons betreft volstaat een
simpel ja of nee als antwoord.
(Applaus)
De VOORZITTER:
Ik wens de heer Manuel geluk met zijn maidenspeech.
De heer H. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. De heer Oudkerk heeft de laatste tijd onder andere in
de publiciteit voor een hoop opschudding gezorgd. Hij heeft ons het voordeel
van de twijfel gegeven en ook wij geven hem het voordeel van de twijfel, maar
wij hopen dat hij zijn hoofd niet iedere keer huilend aan uw borst zal drukken
om na te gaan of u de problemen kunt oplossen, want dat zou dan het gevolg
zijn.
De portefeuilles Veiligheid en GSD zijn heel moeilijk. Met deze portefeuille
zal hij dan ook veel moeite hebben. Denk maar aan de Banenmarkt en kijk maar in
de krant.
Hij heeft een probleem met de jeugd. Dat hebben wij op maandag jl. op de
voorpagina van Het Parool gezien, na de rellen in de stad. Ik hoop dat wij hem
daarop ook kunnen afrekenen en dat wij kunnen zeggen dat hij zich niet aan het
collegeakkoord heeft gehouden, als het na drie maanden of iets langer niet goed
gaat. In het collegeakkoord staat dat hij wat veiligheid betreft direct aan de
gang moet gaan. Het is natuurlijk heel leuk dat hij zijn praktijk erbij houdt,
maar dan heeft hij enkel contact met zieken en aan playboys
hebben wij natuurlijk niets. Als fractievoorzitter van Leefbaar Amsterdam
blijf ik dus bij het voordeel van de twijfel.
Ik wil de Burgemeester niets vragen, die laat ik in ere. Ik was alleen trots
geweest als hij Burgemeester van Amsterdam was geweest en niet van het
Waterlooplein, dus dat het stadsdeel Amsterdam-Centrum er niet bij was gekomen.
Mevr.
KALT:
Mijnheer de Voorzitter. De politieke taal zoals die door de heer Oudkerk samen
met de fracties van de VVD en het CDA bij de presentatie van het nieuwe
collegeakkoord is tentoongespreid, getuigt van een ondemocratische, botte
'simpelmanshouding', die ik zelden heb meegemaakt in de Gemeenteraad van
Amsterdam. Ik citeer: "We gaan niet meer eindeloos praten, of analyseren.
Nee, wij gaan het simpelweg doen. Zo kan het niet langer. Wij maken een vuist
tegen agressie..." - nota bene een vuist tegen agressie B
"...en wij maken korte metten met alle papieren rompslomp. Het
gemeentebestuur trekt hier de teugels fors aan. Wij moeten kinderen in de kraag
vatten, voordat het te laat is."
Ook het matrixlijstje met de afspraken op de veertien punten is van een kind
erlijke eenvoud, die suggereert dat alles al duidelijk en geregeld is en dat
een politiek debat alleen maar vertragend zal werken.
Ik zal maar hopen dat deze gespierde stoerejongenstaal nog een beetje naijlen
is van de campagneperiode van de drie politieke partijen B
bij mijn weten was dit stuk namelijk van hen allemaal - in een poging stemmen
te trekken ?
de attractiviteit van deze Jan Schaeferiaanse taal - "in geouwehoer kun
je niet wonen" en "geen woorden maar daden" - is naar onze
mening ouderwetse demagogie die
al lang passé is. Sommige anderen hebben die taal vergeleken met de
'Pimmiaanse' taal, maar ik denk niet dat de heer Oudkerk zich daarmee graag wil
vergelijken. Mijn hoop dat deze stoere taal passé is en dat het nog
naijlen is in een poging om stemmen te trekken, kan ik wel baseren op de rol
van de gemeente, zoals deze is beschreven in dat akkoord-afsprakenlijstje. De
rol van de gemeente zal zijn: "regie, overleg, onderzoek, coö
rdinatie, kaderstellend en beleid". Slechts zes van de 62 subpuntjes gaan
over doen
in de zin van uitvoering. De rest is te bereiken door praten. Dit is namelijk
een democratisch proces. Het proces telt dus wèl en niet alleen het
resultaat.
Humoristisch in dit verband is de verspreking van de gemeentesecretaris, toen
hij gisteren in zijn inleiding in de Boekmanzaal ter gelegenheid van de
kennismaking met de nieuwe raadsleden de titel van het programakkoord noemde.
Hij zei namelijk: "Élk resultaat telt", terwijl de juiste
titel is: "Alleen het resultaat telt." Zo zie je maar dat het toch
niet duidelijk genoeg is geweest.
(De VOORZITTER: Hij moet nog veel leren!)
Ja, duidelijkheid is moeilijk.
Ik stel drie vragen aan de heer Oudkerk.
Hoe is de houding van de wethouder-in spe als lid van het College ten opzichte
van het publieke debat, waarin argumenten worden uitgewisseld vanuit
verschillende invalshoeken en niet alleen door de collegepartijen?
Hoe is zijn houding ten opzichte van participatie van burgers en inspraak door
betrokken instellingen?
Hoe is zijn houding ten opzichte van de analyse van problemen en het onderzoek
naar oplossingen?
Als deze democratische procedures en het opvoeren van kwaliteit van besluiten
als vertragend en als tijdverlies worden beschouwd, hoe denkt de beoogde
wethouder dan een draagvlak voor de uitvoering te verwerven bij burgers en bij
uitvoerende partners?
Wethouder Oudkerk wil alle duizenden cliënten van de GSD laten begeleiden
in een persoonlijk trajectplan. Dat is een megataak die gezien het beschikbare
personeel jaren zal vergen. Het is een peperduur proces. Gaat de wethouder als
praktische aanpak prioriteit leggen bij de cliënten die dolgraag een baan
willen hebben om zijn beloofde score te halen?
Mevr. VAN OUDENALLEN:
Mijnheer de Voorzitter. Dat deze nieuwe Raad en het te vormen College onbekend
is met het dualisme, kan men wel zeggen. Ik had mij kunnen voorstellen dat er
minstens twee extra kandidaten waren geweest, zodat wij inderdaad gezamenlijk
een keuze hadden kunnen maken. Nu, met een meerderheid van een aantal partijen,
zou je kunnen zeggen dat er in ieder geval al een meerderheid is, ongeacht
welke kritiek wordt geleverd. Dat was anders geweest als wij hier inderdaad
meerdere stemmen voor anderen hadden gehad, maar over vier jaar is dat
waarschijnlijk veranderd.
Mijnheer Oudkerk, ik dacht dat u zei dat men meer de straat op moet en met
mensen moet praten. U praat met de Raad en wij krijgen een brief met de tekst:
"Oudkerk studeerde geneeskunde." Praat u wel tegen mij als raadslid
als u mij zo'n brief stuurt? Ik denk dat iemand boven uw persbericht gewoon #cv
heeft gezet. Als dat de kwaliteit van een manager-in spe is, is de fractie van
Mokum Mobiel zeer teleurgesteld. Is dit het product dat wij dadelijk kunnen
verwachten? Als u met ons moet praten en als wij uit een soort persbericht
moeten begrijpen wat u gaat zeggen, wil ik graag van u weten waar uw duidelijke
taal is. Dit was immers geen duidelijke taal. Dit was eigenlijk een beoogd
wethouder die zei: "Zeg, meneer de ambtenaar, wilt u er even een cv-tje
voor mij uitgooien?" U heeft niet eens gekeken!
Ik vraag mij af of u en de andere kandidaten zich niet aan een psychologische
test zouden moeten onderwerpen. Zou de gemiddelde manager uit het
bedrijfsleven, waarvoor hier bepaalde bedragen worden betaald, die test niet
moeten doen? Het gaat niet om de hoogte van de betaling. Bent u bereid een
dergelijke test te doen, gericht op de kwaliteit van de manager?
Op welk moment vindt u dat u zou moeten opstappen? Vindt u dat dat moet
gebeuren op het moment dat u dat nodig vindt, of is dat een moment waarop u
iets helemaal fout inschat of waarop iets fout gaat met de portefeuille
waarvoor u zo dadelijk verantwoordelijk bent? Wat kunnen wij verwachten? Ook
wat dat betreft is er sprake van grote praatjes, maar wat zijn straks de daden
van een manager die in de verkiezingstijd heeft gezegd dat hij naar Amsterdam
komt omdat hij helemaal nog geen bestuurlijke ervaring heeft? Dat hoorde ik u
in een gesprek duidelijk zeggen. Leuk dat dit een proeftuin voor u is om
bestuurlijke ervaring op te doen, maar zou u dan niet beter huisarts kunnen
blijven met af en toe wat politieke inspiraties? Of zegt u dat je voor zo'n
verantwoordelijke baan wel proef mag draaien in Amsterdam?
De heer OUDKERK:
Mijnheer de Voorzitter. De heer Halbertsma begon met een vraag die mij uit het
hart is gegrepen. Hij vroeg wat ik vind van acht jaar dualisme, of dat iets
heeft opgeleverd en of wij dat hier eigenlijk ook zouden moeten doen. Het
antwoord is ja, maar er zijn mij in ieder geval drie aspecten in het dualisme
in Den Haag opgevallen die mij irriteren en waaraan ik hier niet zou willen
meedoen.
Het eerste punt is het feit dat, als er vragen worden gesteld door alle
fracties in de Kamer, de antwoorden tevoren al op schrift zijn gesteld in een
zogenaamd tafeldossier. De desbetreffende bewindspersoon, man of vrouw, leest
het tafeldossier vervolgens voor, als waren er nooit vragen gesteld. Dat is een
vorm van dualisme die ver van mijn bed staat. Ik zal dus proberen alle vragen
te beantwoorden die u vanavond aan mij heeft gesteld.
Het tweede punt is een vorm van dualisme waarbij je de vragen niet tevoren
krijgt. Soms was het zo dat een bewindspersoon - kijk even naar de vorm van
dualisme - eigenlijk net zo goed had kunnen beginnen met het beantwoorden van
de vragen, omdat het allemaal al uitgebreid bekend was en enige spontaniteit
dus niet op prijs werd gesteld. Vragen moet je dus niet van tevoren - ik heb
deze ook van mijn eigen fractie - willen kennen.
Het derde punt is dat het geen fake-dualisme moet zijn. Dualisme is dat de
Raad, de Tweede Kamer of welk orgaan dan ook waar sprake is van democratie, het
bestuur zo scherp mogelijk controleert. Dat kan slechts op één
wijze, namelijk als het een volkomen open bestuur is en als alle informatie die
het bestuur heeft ook aan de Raad ter beschikking wordt gesteld. U kunt
namelijk niet controleren - u vraagt naar mijn ervaring in de Tweede Kamer -
als u slechts een kwart, de helft of driekwart van de informatie heeft. Daar
gaat het in het dualisme dus fout, want dan is het geen dualisme maar een ander
soort isme
. Dat woord zal ik hier gemakshalve nog maar niet uitspreken.
De heer Halbertsma vraagt wat de Raad de eerste honderd dagen van mijn
aanwezigheid zal merken. Ik hoop eerlijk gezegd dat de Raad daarvan de eerste
honderd dagen niet al te veel zal merken, want ik heb een broertje dood aan
mensen die op een bepaalde post komen en die vervolgens binnen enkele weken
zeggen dat zij weten hoe zij de wereld moeten veranderen en die dat vervolgens
ook nog op die manier doen. Eerst wordt het dus inspecteren en goed kijken waar
wij nu met een aantal zaken staan, want wij beginnen geen van allen op nul.
Vervolgens wordt het kijken waar je zou moeten interveniëren en waar je
met name niet zou moeten interveniëren. In het dualisme hoop ik echter dat
u mij - laat ik het maar zeggen zoals ik het vind - daarin voor bent.
Dualisme is niet alleen maar achteraf controleren wat het bestuur in gang wil
zetten, of wat het al gedeeltelijk in gang heeft gezet. Dualisme is continue
bijsturen, meedenken, u ter beschikking gestelde informatie - ook informatie
van derden die wij niet hebben - zodanig aan het bestuur ter beschikking
stellen dat dit alles uiteindelijk ten goede komt aan een verbetering van
datgene wat wij in Amsterdam dan ook kunnen benoemen. Naar mijn mening gaat het
ons daar uiteindelijk allemaal om. De eerste honderd dagen zult u dan ook
minder van mij merken dan de afgelopen honderd dagen. Dat zal ik u beloven.
(Mevr. SARGENTINI:
Dat is heel nobel van u, maar u heeft nu toch al drie maanden met een zwart
boekje door de stad rondgelopen om na te gaan wat er moest veranderen en wij
gingen nu toch aan de gang? Wij moesten dat toch doen? Wij gingen toch naar Den
Haag? Ik begrijp niet wat u de komende honderd dagen weer gaat analyseren en
'monitoren', om eens een goed woord van Jaap van der Aa te gebruiken.)
Ik begrijp dat ik die woorden niet mag gebruiken. Dat zal ik ook niet doen.
Nee, dan heeft u mij verkeerd begrepen. Wij gaan ook naar Den Haag. Dat stond
in mijn optiek zelfs al heel snel op de rol. Vanmiddag is daar echter een
kleinigheidje tussen gekomen, dus er moet even worden overlegd hoe dat precies
kan. Desalniettemin is een minister van Sociale zaken - een departement van
Sociale Zaken - ook in een demissionaire periode goed bereikbaar, voor zover
Den Haag vanuit Amsterdam überhaupt goed bereikbaar is. Natuurlijk gebeurt
dat, maar de heer Halbertsma vroeg naar mijn mening meer welke ambitieuze
plannen ik had. Als bestuurder en als politicus moet je goed weten wanneer je
moet interveniëren en hoe je dat moet doen. Je moet er een beetje
voorzichtig mee zijn dat iedere dag pur sang te doen.
De heer Huffnagel vraagt of ik van plan ben vier jaar lang wethouder in
Amsterdam te blijven. Ik vrees dat u dat bepaalt. Ik ben dat van plan, maar
mocht u volgende week al redenen zien om te zeggen dat ik de genoemde
resultaten niet heb bereikt en dat u mij naar huis stuurt, dan bepaalt de
Amsterdamse Gemeenteraad dat toch meer dan ik. Ik zou echter heel graag vier
jaar willen blijven.
U vroeg ook wat mij zo geschikt maakt als wethouder. Ik was u natuurlijk een
beetje voor door deze vraag al retorisch te stellen. In alle eerlijkheid zeg ik
dat ik vind dat ik op deze vraag niet kan antwoorden. In mijn cv - daarop kom
ik zo meteen nog even terug in antwoord op de vragen van mevr. Van Oudenallen -
staat over bestuurlijke ervaring bijvoorbeeld niet dat ik drie jaar lid ben
geweest van het fractiebestuur van de PvdA in de Kamer. Ik kan u zeggen dat er
gemakkelijker besturen denkbaar zijn. Dat meld ik niet, omdat ik vind dat het
zo kort mogelijk moet en dat het eigenlijk allemaal op een half
A4-tje zou moeten passen. Ik begrijp echter dat dat niet bij iedereen in goede
aarde valt, maar daarop kom ik zo meteen nog even terug.
Het blijkt soms dat je denkt dat iemand een fantastische bestuurder of een
fantastische man of vrouw is, die precies geknipt is voor de job
en die het gaat maken. Mag ik u de heer Van Gaal in herinnering brengen? Hij is
weliswaar geen bestuurder, maar toch ook wel weer een beetje. Iedereen dacht
dat wij met hem wereldkampioen zouden worden, maar u weet hoe dat - in ieder
geval voorlopig - is afgelopen. Ik geloof niet zo in bestuurders die vooraf
zeggen dat zij het helemaal gaan maken en dat men met hen echt het best af is.
Dat zie je met name in de politiek wel eens. Nogmaals:
The proof of the pudding is the eating.
Het enige dat telt, zijn de resultaten die je hopelijk aan de Raad kunt
voorleggen.
De heer Huffnagel vroeg vervolgens naar onbezoldigde nevenfuncties. Ik wil niet
te veel in persoonlijke sferen treden, maar laat ik zeggen dat ik voor niet
nader te noemen familieleden mijn oude vak van verpleeghulp weer heb opgevat.
Dat kost de nodige tijd. Ik ben ook bij een aantal scholen bezig om datgene te
doen wat ik, als het mij hier is gegund, in grote mate in Amsterdam zou willen
doen, namelijk schoonmaken en dat soort zaken. Vanochtend om 7.45 uur hoorde ik
echter mevr. Adelmund op de radio. Zij had vandaag geld vrijgemaakt voor het
schoonmaken van scholen en zij zei dat er over een maand geen enkele school
meer stinkt. Over resultaat gesproken! Hoe dat precies moet in een
demissionaire periode vraag ik mij wel af.
(De heer HUFFNAGEL:
Dat was om 7.45 uur, dus toen was het kabinet nog niet demissionair.)
Toen was zij nog missionair. Karin Adelmund blijft overigens altijd zo
missionair als wat, ook al is de betekenis in dit geval iets anders. Als de
scholen niet binnen een maand schoon zouden zijn, is het in ieder geval
prachtig dat dat tot de mogelijke resultaten behoort.
Ik feliciteer mevr. Sargentini met haar maidenspeech. Zij sprak over een A4-tje
in de lift. Met haar heb ik mij daaraan enorm geïrriteerd, want ik heb
dat A4-tje niet gestencild. Wat mij betreft had daarop "beoogd
wethouder" moeten staan. Mocht het maandag zo zijn dat ik wethouder ben,
dan had dat "beoogd" eraf gekund. Dat was het geld niet geweest. Ik
ben het eigenlijk volkomen met mevr. Sargentini eens.
(De VOORZITTER:
En als u niet wordt benoemd, kan "Oudkerk" er gewoon af.)
Nee, want ik doe nog steeds graag mee!
(De heer MANUEL:
Gewoon een viltstift pakken!)
Ja, maar daarmee moet je altijd heel voorzichtig zijn.
Er wordt gevraagd naar het combineren van mijn eventuele functie als wethouder
met het Kamerlidmaatschap. In de Tweede Kamer is nu een geheel andere situatie
ontstaan. Ik zou bij debatten nog op twee plaatsen actief zijn in de Tweede
Kamer, maar die gaan nu niet meer door. Daarover wordt morgenochtend besloten.
Er is gezegd dat het Kamerwerk nu toch niet zo veel meer voorstelt en dat klopt
ook. Mijn werkzaamheden liggen hier. Ik zal nog wel één keer
gebruik moeten maken van mijn stemplicht, maar er is een geheel andere situatie
ontstaan. Er wordt in de Tweede Kamer helemaal niet meer gestemd over
onderwerpen die er echt toe doen. Morgenochtend wordt besloten over welke
onderwerpen er überhaupt nog wordt vergaderd en de Tweede Kamer zou naar
ik meen op 26 of 27 april aanstaande toch al met verkiezingsreces gaan.
(De heer VAN POELGEEST:
Wij hebben in Nederland niet de gewoonte van dubbelmandaten, waarvan het
bijvoorbeeld in Frankrijk stikt. Mensen zijn daar burgemeester,
parlementariër en dan ook nog eens Europarlementariër. Dat gaat zo
maar door. Die politieke cultuur kennen wij hier niet, dus ik ging er een
beetje van uit dat u, nadat u morgen eventueel bent gekozen, het lidmaatschap
voor de Tweede Kamer gewoon zou neerleggen. Dat past immers niet in Nederland,
maar dat bent u dus niet van plan?)
Ik heb uitgebreid geïnformeerd, en ik ben voor heldere antwoorden, of deze
taken formeel mogen worden gecombineerd. Ik wilde de PvdA in de Tweede Kamer
namelijk niet opzadelen met het onmogelijke feit dat zij dan voor anderhalve
week - het is officieel drieënhalve week, maar het verkiezingsreces gaat
daarvan af - iemand zou benoemen, om tenminste nog van het stemrecht en de
stemplicht gebruik te maken en in de Kamer geen scheve verhoudingen te laten
ontstaan. Ik heb daarover dus uitgebreid gesproken en dit leek mij democratisch
gezien de meest wenselijke situatie. Ik heb natuurlijk wel het volgende
bedacht. Stel dat er volgende week een stemming is over de vraag of er
misschien heel veel geld naar de GSD in Amsterdam zou moeten worden gesluisd,
dan kom ik vanzelfsprekend in een pakket dat ik daarover per definitie nooit
zou kunnen meestemmen. Mocht deze situatie zich voordoen - dat is overigens
maar een theoretisch voorbeeld - dan wordt het lidmaatschap met onmiddellijke
ingang neergelegd om de doodeenvoudige reden dat dan wel geldt dat deze
functies volstrekt onverenigbaar zijn.
Mevr. Sargentini sprak over een summiere cv en zij vroeg of dat een beetje een
proeftuin voor elders is om ook werklozen aan de bak te helpen. Ik geloof niet
zo in de kracht van papier. Ik geloof in de kracht van begeleiding en ik wilde
u een cv besparen waarvan je je afvraagt waar het begint en waar het eindigt.
Dat had namelijk ook uit mijn PC kunnen komen.
Zij zegt dat ik in een te lange traditie van sociaaldemocratische macht zit.
Zij zal mij vergeven dat ik het niet helemaal eens ben met het woordje 'te'.
Zij vroeg wat ik wel kan, wat Jaap van der Aa niet kon. Ik vind dat Jaap van
der Aa in die lange sociaaldemocratische traditie een heleboel voor elkaar
heeft gekregen, als ik bijvoorbeeld de resultaten op het gebied van onderwijs
noem. Wij zijn er nog lang niet, maar het is niet zo dat ik op nul begin. Daar
waar het goed is gegaan, probeer ik het beleid van het vorige College voort te
zetten en daar waar je misschien anders kunt interveniëren, probeer ik dat
te doen. Iedereen heeft natuurlijk zijn eigen inbreng daarin, maar ik gooi het
beleid van geen van mijn voorgangers weg als dat succesvol is.
(Mevr. SARGENTINI:
Ik heb nu een aantal van uw antwoorden gehoord en nu dit weer. Tijdens de
verkiezingen heeft u heel duidelijke taal gesproken en nu spreekt u van "
daar interveniëren waar het kan, niet interveniëren waar het niet kan
en voortbouwen op het eerdere beleid". Omdat u tijdens de verkiezingen zo
helder was, had ik verwacht dat u nu ook heel helder zou zijn in uw
antwoorden. De vraag is wat u beter gaat doen, wat uw partij de laatste tijd
niet al lang beter had kunnen doen. Met uw duidelijkheid van voor de
verkiezingen kunt u toch wel antwoord geven op deze vraag?)
Om een concreet antwoord op deze vraag te geven, mag het u duidelijk zijn dat
wethouder Van der Aa in het basisonderwijs meer succes heeft geboekt dan in het
voortgezet onderwijs. Dat is trouwens bij een van de vragen al naar voren
gekomen. Een doel dat ik mijzelf stel, is bijvoorbeeld die twee beter op elkaar
af te stemmen en daar nog betere resultaten te bereiken. Er zijn echter veel
meer doelen. Ik wil best een reeks noemen, maar dat is nu juist iets wat morgen
namens de drie collegepartijen ter sprake komt. Dat mag ik tenminste hopen.
In de Volkskrant heb ik inderdaad gezegd dat alle ambtenaren één
dag per week de straat op moeten. Dat is een metafoor, omdat ik vind dat
uiteindelijk meer op de uitvoering zal moeten worden gestuurd dan op de
planning. Ik ga er in eerste instantie niet over of de ambtenaren dat een dag,
een middag of vijf dagen doen - in het laatste geval krijg ik hier vast en
zeker ruzie - of anderszins. Ik ga er wel over of de controle op datgene wat
wij gezamenlijk bedenken wel goed is. Ik vind dat ambtenaren bij uitstek
geschikt zijn om dat te doen, juist ook vanwege hun contacten; volgens mij doe
je die contacten op op straat of ergens binnen.
(De heer H. BAKKER:
Wil u dat ook in de deelraden doen? Ik ken leden van deelraden die nog nooit
op de Ten Katemarkt zijn geweest.)
Ik stuur hen onmiddellijk naar uw markt toe! Daar kunt u van op aan. Misschien
zijn zij daar nog nooit geweest, omdat zij in Amsterdam Oost wonen.
Mevr. Sargentini heeft verder gesproken over mijn nevenfuncties. Bedoelt zij
mijn functie als huisarts, of andere nevenfuncties? Ik heb lang nagedacht over
de vraag of ik mijn stethoscoop niet überhaupt aan de wilgen moest hangen.
Ik ben afgegaan op wat men acht jaar geleden tegen mij zei, dat het
lidmaatschap van de Tweede Kamer in logistieke zin, qua zwaarte en anderszins
absoluut niet te combineren is met een huisartsenpraktijk. Als ik dat zou doen,
zou ik politiek niet effectief zijn; daar kwam vervolgens nog een hele riedel
achteraan.
Ik heb voor mijzelf besloten dat dat wel meeviel. Dat kan ik niet besluiten
voor het mijn inziens zwaardere wethouderschap en de combinatie met het
gedurende één dagdeel of twee dagdelen werkzaam zijn in de
praktijk. Ik heb daarom in een kort briefje aan de Burgemeester geschreven dat
voor mij de grens heel duidelijk ligt in wat ik fysiek, qua effecten en
resultaten aankan. Van dit briefje heeft de Raad waarschijnlijk een afschrift
gekregen. Zodra ik merk - en anderen om mij heen zullen dat nog eerder merken
dan ik, want zij letten daar wel goed op - dat het één niet met
het ander te verenigen is, stop ik met het ene. Voor de duidelijkheid en voor
het geval dat daarover weer allerlei andere gedachten ontstaan - ik kijk maar
even naar links - zeg ik dat dat ene de huisartsenpraktijk is.
Tenslotte kom ik op beloftes en op de contracten. Dat zijn eigenlijk contracten
die ook in het programakkoord staan. Het is heel simpel. Met andere woorden,
als wij het niet redden met het collegeprogramma dat morgen ter discussie
staat, komen wij onze contracten dus niet na. Die contracten zijn immers
uitwerkingen, soms op stadsdeelniveau en soms op het niveau van de centrale
stad, van datgene wat wij op het gebied van veiligheid, zorg, onderwijs
enzovoorts willen bereiken. Een dergelijk contract heeft juridisch - voor zover
ik dat kan nagaan, want ik ben geen jurist - waarschijnlijk niet heel veel
waarde, maar het is wel de belofte die je als politicus/bestuurder doet. Daar
sta ik voor en daar blijf ik dus ook voor staan.
De heer Res heeft gevraagd naar de gang naar Den Haag en hoe ik dat ga doen.
Wij zitten in een andere situatie, maar het is duidelijk - dat was de hele Raad
al duidelijk tijdens de informatierondes - dat wij zeer afhankelijk zijn van
wat Den Haag ons zal 'schenken' voor de gezondmaking van de GSD, dus datgene
wat wij daar kunnen weghalen, ten opzichte van een heleboel andere punten die
wij in het collegeprogramma ook hebben vastgelegd. Die gang naar Den Haag wordt
dus sowieso gemaakt. Wat mij betreft is dat prioriteit één.
Er wordt gevraagd waarom ik sta op die ketenregie voor de jeugd. Als een
dertienjarige jongen die tot de harde kern behoort, bezig is met het beroven
van wat dan ook, kan het voorkomen dat zijn zeven jaar oude broertje op de
uitkijk staat. Dat zeven jaar oude broertje behoort over vijf jaar ook tot de
harde kern. Ketenregie is dat je ervoor zorgt dat die dertienjarige jongen
onder andere wordt opgepakt en dat je er ook voor zorgt dat zijn broertje of
zijn zusje niet instroomt in dat wat wij allen niet willen. Dat is knap lastig,
omdat daarover heel veel instituties gaan.
(De heer RES:
Ik vroeg juist wat uw eerste stap daarin zal zijn.)
Ik zal het eerlijk zeggen. Ik wil van alle instituties die daarmee bezig zijn,
weten wat hun meerwaarde is in het kader van jeugdcriminaliteit, jeugdbeleid en
jeugdzorg. Je zou dan nog wel eens tot verrassende conclusies kunnen komen,
maar daarop loop ik niet vooruit.
Mevr. Alberts vroeg of ik meer politicus, bestuurder of manager ben. Ja, dat is
een mooie en lastige combinatie. Zij weet natuurlijk zelf ook wel dat er soms
politieke zaken om de hoek komen kijken die het bestuurderschap nog wel eens
kunnen bijten. Ik geloof dus sterk in bestuurders die op het goede moment
bestuurder zijn en in politici die op het goede moment politicus zijn, maar ik
geef onmiddellijk toe dat dat verschrikkelijk lastig is. Puur besturen doe je
immers niet vanuit een zakencollege. Er zitten natuurlijk bepaalde politieke
partijen in dat College en daar moet je op dat moment ook niet voor weglopen.
Ik zie overigens niet in dat het voornamelijk een managementfunctie zou zijn,
want dan deel ik de mening van mevr. Alberts dat je ook zes managers en een
topmanager zou kunnen neerzetten.
Bij het College zou meer mogen en bij de Raad minder. Nee, ik heb daarover een
andere mening. Ik denk werkelijk dat er meer macht bij de Raad ligt en minder
bij het College, hoewel ik niet zo gewend ben in machtsstructuren te denken.
Het dualisme geeft enorm veel bedreigingen - daarover kunnen wij een andere
keer doorpraten - maar het geeft ook geweldig veel kansen. Uiteindelijk wordt
het allemaal door u beslist, want als u njet zegt, is het njet.
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
Zei u nu zojuist dat u zichzelf als aankomend wethouder van Amsterdam niet als
een topmanager beschouwt?)
Ik heb te veel topmanagers zien sneuvelen, althans mensen die zichzelf in een
cv topmanager hadden genoemd. Nee, ik zou dat niet willen zijn.
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
U dekt zich in?)
Het begrip 'topmanager' is in Nederland enigszins aan inflatie onderhevig.
Kiezen wij niet het poppetje, voordat wij het eens zijn over het programma?
Eén van de nadelen van deze hoorzitting is dat u wel de geschiktheid van
de wethouders moet beoordelen. Dat is absoluut waar. Dat kan overigens los
staan van een programma. Ik zou ook niet weten hoe dat op een andere manier zou
moeten. Dit is ook de eerste keer voor u en voor mij, dus wie weet, is dit
voor verbetering vatbaar.
Mevr. Alberts had het aannemelijk gevonden als ik de portefeuille Zorg had
genomen. Ja, dat vond ik ook. Ik heb dan ook heel lang met mensen gepraat over
de vraag of dat logisch was. Men zei: "Je weet er heel veel van, dus zou
je dat dan niet doen? Misschien is het juist dat je, om goed te kunnen
besturen, dat met een zekere - niet te veel overigens - distantie zou moeten
doen. En misschien denk je dat je het allemaal wel weet als je goed thuis bent
op een bepaald beleidsterrein, terwijl dat eigenlijk helemaal niet zo is.
De heer Manuel sprak van een 'Haagse babbelbox' en zei bij de vraag "Hoezo
krachtige bestuurders?" dat dit mensen zijn die qua bestuurlijke ervaring
over het algemeen de middelbare school niet zijn ontgroeid. Ik moet hem even
tegenspreken, want ik hoef maar even naar de heer Stadig, de heer Dales en
mevr. Belliot te kijken om het tegendeel te beweren. Ik weet dus niet precies
wat de heer Manuel bedoelt.
(De heer MANUEL Dat geldt niet voor alle kandidaten, maar voor enkele.)
Dan heb ik u verkeerd begrepen. Evenals de andere twee kandidaten, die ik niet
heb genoemd, hoop ik de middelbare school voor sommige zaken die daar
plaatsvinden te zijn ontgroeid.
U krijgt van mij geen simpel ja of nee als antwoord. Dat krijgt u echter wel
binnenkort. Als ik hier zou zeggen dat ik het liefst binnen een maand wil dat
iedereen in Amsterdam die leerplichtig is de school met een diploma verlaat,
weet ik dat dat niet lukt. Ik heb die ambities wel, maar ik kan natuurlijk ook
tellen. (De heer MANUEL:
De vraag is eigenlijk of u die ambities de komende tijd wel concreet wilt
formuleren.)
Nou en of, want ik denk dat er voor de Raad juist dan valt af te rekenen op
resultaat. (De heer MANUEL:
Precies!)
Maar het zal nog knap lastig zijn om dit te bewerkstelligen.
Ik dank de heer H. Bakker voor het feit dat hij mij het voordeel van de twijfel
geeft. Als je dat krijgt, is dat altijd prettig.
(De heer H. BAKKER:
Dat broertje van zeven dat op de uitkijk staat, had dat ook nog een nichtje
dat hem vanuit de box in de gaten hield? Wat er langs de weg gebeurt, leidt u
immers helemaal terug.)
Ik gaf alleen maar een voorbeeld.
(De heer H. BAKKER:
Ja, dus die baby was er niet bij. Die zat niet in het complot?)
Nee, maar ketenregie is wel dat ook de baby wordt meegenomen. Die zat echter
niet op de uitkijk. (De heer
H. BAKKER:
Als uw beleid net zo sterk is als het antwoord dat u de raadsleden hier geeft,
vind ik dat zwak. Ik hoor u weer over de lange baan praten. Het is weer een
schuifsysteem. U bent weer lid van de sjoelvereniging. Ik heb ernaar gezocht of
u lid bent van de sjoelvereniging, maar daar stond niets over in. Ik dacht dus
dat het goed ging, maar jammer genoeg is dat niet zo.)
Ik kan niet sjoelen, mijnheer Bakker. Het spijt me.
(De heer H. BAKKER:
Dat dacht ik al!)
Ik kan wel een beetje pingpongen of zo. Wij moeten maar eens kijken.
Mevr. Kalt vraagt naar mijn houding. Mijn houding in het politieke debat laat
zich voeden door datgene wat hier gebeurt, datgene wat burgers al dan niet in
de officiële inspraak aan mij vertellen. Er is immers ook officieuze
inspraak op straat. Die vinden wij ook heel belangrijk. De analyse van de
problemen ervaar ik dus niet als tijdverlies. Nee, dat hoort allemaal bij het
democratisch proces, want zonder dat heb je geen draagvlak en volgens mij ook
geen kennis en inzicht om iets te doen. Het laatste is minstens zo belangrijk
als het eerste.
Mevr. Kalt zegt dat ik een persoonlijk trajectplan wil voor alle 46.000 mensen.
(Mevr. KALT:
Nee, dat zegt u zelf!)
Ja, het klopt dat ik dat zelf zeg. Dat zou inderdaad absoluut mijn ambitie zijn
onder het motto 'Niemand aan de kant', want ik vind dat het bijna asociaal is
diegenen in de steek te laten die waar dan ook afhankelijk zijn van welke hulp
van de overheid, niet alleen bijstand. Dat is een hoog ambitieniveau en dat
kost een ontzettende smak geld. Wij zullen van Den Haag in ieder geval
financieel - niet in uitvoerende zin - de nodige hulp moeten hebben. Ik heb dat
zojuist ook aan de heer Res geantwoord en wij hebben dat overigens ook
duidelijk gemaakt in wat u heeft gelezen. Wat mij betreft blijft de regie voor
dat hele traject - het persoonlijke traject - uiteindelijk absoluut bij de
overheid. Wij zijn dat verplicht aan de mensen die aan de kant staan of voor
wie dat het geval lijkt te zijn.
(Mevr. KALT:
Ik had ook gevraagd of de mensen die dolgraag een baan willen al dan niet
voorrang kunnen krijgen.)
Ik ben geen voorstander van voorrang. Er zijn vast en zeker mensen die dolgraag
een baan willen hebben, maar er zijn ook mensen die dat graag willen maar voor
wie dat op de een of andere manier niet lukt. Ik vind het dus heel moeilijk op
deze vraag een antwoord te geven. Je zou dan categorieën krijgen. Er
ontstaan dan toch voorrangsconstructies waarover ik mij in eerste instantie
niet wil uitspreken, maar hoe beter de motivatie van mensen is om op welke
wijze dan ook maatschappelijk te participeren, hoe gemakkelijker het traject
is. Dat spreekt echter vanzelf. Ik begrijp de portee van uw vraag wel dat wij
eigenlijk alleen de mensen helpen voor wie het gemakkelijk is en dat wij juist
moeten inzetten op de mensen voor wie het moeilijk is. Dat zal ons veel
hoofdbrekens, veel mensen en veel middelen kosten. Daarvan ben ik overtuigd.
Mevr. Van Oudenallen - ik wilde bijna "beste Gonnie" zeggen, omdat ik
dat niet boven mijn cv heb gezet - ik kan u helpen, want mijn cv kwam niet van
een ambtenaar. Ik heb niet gezegd: "Draai dat eens even uit." Het
kwam uit mijn eig
en huiscomputer en zit daar al een tijdje in. Dat heb ik inderdaad ook niet
meer veranderd. Als ik het anders had moeten adresseren, hoor ik dat wel. Geen
enkele cv begint echter met "besteY
", dus ik begrijp de inhoud van de vraag niet helemaal.
Met betr
ekking tot de psychologische test merk ik op dat ik dat wel een creatief idee
vind. Ik heb er zelf ooit een gehad die zeer verrassende resultaten opleverde.
Die resultaten wilt u nu natuurlijk horen, maar het ging toen om een andere
baan. Die psychologische tests geven een geweldig inzicht in wat je al dan niet
vermag te kunnen. Dat kan ook bij een wethouderschap van de stad Amsterdam een
goede hulp zijn; dat geldt voor vele bestuurlijke functies. Het gaat dan niet
alleen om managementfuncties.
Mevr. Van Oudenallen vraagt wanneer ik opstap. Er zijn twee mogelijkheden. Het
is mogelijk dat de Raad je wegstuurt, maar belangrijker is - en dat is vandaag
gebleken - dat dat in een dualistisch systeem ook kan zonder dat daarover met
de Raad is gesproken, hoe link dat democratisch ook lijkt. Dat vind ik echter
niet zo. Je kunt als wethouder op een gegeven moment zeggen: "Dit kan ik
niet voor mijn rekening nemen. Ik heb dat en dat als ambitie gesteld en het
lukt mij niet dat te realiseren." Het is ook mogelijk dat je fouten hebt
gemaakt om dat te realiseren. Dan kun je ook zelf de verantwoordelijkheid nemen
om op te stappen. En pluche - voor zover je dit pluche kunt noemen - is mij
vreemd.
De VOORZITTER:
Wij gaan nu over tot het horen van de heer Dales. Ik verzoek hem, naast mij
plaats te nemen.
De heer Dales neemt plaats achter de collegetafel.
De heer DALES:
Mijnheer de Voorzitter. Toen wij hier op 14 maart jl. de nieuwe Raad
installeerden, heb ik het een en ander gezegd over de liberale traditie waarin
de VVD ook heden ten dage nog opereert. Dat geldt ook voor de VVD-fractie in
Amsterdam. Dat opereren is ingebed in een historisch perspectief van enige
honderden jaren.
Ik geef toe dat het, als je dat al te veel overdrijft, enigszins potsierlijk
klinkt te zeggen dat datgene wat in de zestiende, de zeventiende en de
achttiende eeuw aan liberalisme is opgebouwd tot op de dag van vandaag nog
doorloopt. Helemaal onzinnig is dat echter niet. Ik heb dat betoogd in het
licht van verwijten die in de richting van de VVD waren geuit, als zouden wij
een stelletje rechtse rakkers zijn die geen enkel oog hebben voor sociale
aspecten in de stad, of voor sociaal beleid.
Ik meen dat de vraag is gesteld wat mij eigenlijk drijft in de politiek en in
zo'n wethouderschap en daarom refereer ik daar toch nog even aan. Mij drijft
het om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stad en natuurlijk
doe ik dat vanuit die liberale traditie. Ik ben daar trots op, ik wil er graag
aan meewerken om die traditie verder te ontwikkelen en ik vind het een
buitengewoon grote eer, dat te kunnen en te mogen doen in de rol van wethouder
van Amsterdam. De geest, of de sfeer, die er op het ogenblik hangt vind ik
interessant en dat is voor mijn fractie mede een motief, maar dat geldt zeker
ook voor mij als lid van dit College.
Toen twee jaar geleden het genootschap Amstelodanum honderd jaar bestond, is er
een hele mooie dikke bundel uitgegeven die ik u buitengewoon warm aanbeveel.
Daarin staat een schets van datgene wat er zo rond de eeuwwisseling in
Amsterdam allemaal is gebeurd in de periode 1880, 1890 tot de eerste twee
decennia van de twintigste eeuw. Er heeft zich een grote verandering voorgedaan
op allerlei gebied. Dat gebeurde op sociaal gebied, op dat van de
gezondheidszorg, de werkgelegenheid en de cultuur. Ik heb het gevoel dat zoiets
zich ook in dit tijdsgewricht weer voordoet. Zeker als je dat over een wat
langere periode ziet en als je ziet wat er op dit ogenblik in de stad aan de
hand is aan grote ontwikkelingen - dat zijn ook weer ontwikkelingen op sociaal
gebied en ook op dat van werkgelegenheid, stedelijke vernieuwing en cultuur,
waar grote opgaven liggen - vind ik het ongelooflijk interessant en ook heel
spannend daaraan mee te mogen doen. Dat is voor mij een heel grote drijfveer om
nu weer in het College te willen en daaraan nog minstens vier jaar mee te
mogen doen. Ik wil dat graag.
Wij, van de VVD-fractie kunnen ons vinden in de afspraken die door de
coalitiepartijen zijn gemaakt. Dat geldt ook voor mij. Ik vind dat het goede
afspraken zijn, die krachtig en helder zijn geformuleerd. De uit de nieuwe
coalitie - de fracties van de PvdA, het CDA en de VVD - opstijgende sfeer
bevalt mij zeer. Het is een sfeer van aanpakken en van het je vooral primair
richten op de uitvoering, in plaats van op het ontwikkelen van allemaal nieuwe
plannen die vervolgens worden neergelegd. Ik voel mij wel bij de geest die er
nu hangt en ik wil daaraan graag een bijdrage leveren.
De heer HALBERTSMA:
Mijnheer de Voorzitter. Het betoog van de heer Dales was klip en klaar,
ofschoon liberaal. Ik heb echter nog steeds twee vragen.
Wij twijfelen niet aan uw bestuurlijke kwaliteiten, maar wij moesten de
afgelopen tijd wel een paar vraagtekens plaatsen bij uw collegiale kwaliteiten.
Dit is zeker een vraag die past in het opkomende duale systeem, waarin wij van
de andere kant van de tafel een sterk en collegiaal bestuur verwachten.
Uw uitspraken over uw collega voor Cultuur, wethouder Bruines, met name in het
Algemeen Dagblad van een maand geleden, hebben ons op zijn minst aan het denken
gezet. Wij vonden deze uitspraken opvallend. Misschien zou u toch nog eens
even klip en klaar aan ons duidelijk kunnen maken hoe u precies op het aspect
van collegialiteit verder denkt te gaan. Kunnen wij binnenkort uitvallen naar
één van de collega-wethouders verwachten, of gaan wij toch meer
een koers van eenheid varen?
De tweede vraag die ik u wil stellen, is wellicht ietwat persoonlijker. U heeft
in ieder geval tijdens de onderhandelingen, al zijn die niet volledig openbaar
geweest, nogal gehamerd op de contacten in Den Haag en op verdere ambities in
de stad. Hoe zit het met uw eigen ambities? Ik zal de vraag met een voorbeeldje
larderen. Stel nu dat - wat God verhoede - formateur Wiegel u over drie
maanden belt en dat hij zegt: "Dales, het land roept je! Word
staatssecretaris voor Cultuur." Wat zal dan uw antwoord zijn?
De heer
HUFFNAGEL:
Mijnheer de Voorzitter. Zoals aangegeven, zullen wij geen vragen stellen aan
de heer Dales. Wij dragen immers zelf onze wethouders voor. De laatste vraag
van de heer Halbertsma is overigens heel goed.
(De VOORZITTER: Daarbij sluit u zich aan.)
Ja.
Mevr. ÖZÜTOK:
Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Dales, u opteert voor het wethouderschap met
de portefeuilles Financiën en Economische Zaken. In de afgelopen tijd
heeft u een iets zwaardere portefeuille gehad. In vergelijking met de
voormalige portefeuille is dit toch een iets lichtere variant. Er is ook het
een en ander gezegd tijdens de verkiezingscampagne. Dat zijn uw eigen woorden.
Ik stel een aantal punten aan de orde over uw verschillende statussen. Dat zal
ik in mijn eigen bewoordingen doen om te voorkomen dat er een wellis-nietes
discussie ontstaat. Ik wil weten in hoeverre u eigenlijk een man van woorden
bent.
Tijdens de verkiezingscampagne heeft u zich scherp uitgesproken over de
situatie met betrekking tot de portefeuille Cultuur. Twaalf jaar lang zou dat
beleid niet voortvarend zijn aangepakt en u betichtte uw collega zelfs van
getreuzel. U ging zelfs nog verder dan dat. Als voormalig voorzitter van het
Fonds voor de Beeldende Kunst zou u wel weten hoe u dat zou kunnen verbeteren.
Dat aanmodderen was u eigenlijk wel zat. U was in dit College nota bene vier
jaar lang medeverantwoordelijk. U zat ernaast, keek ernaar en u heeft er dus
helemaal niets mee gedaan. Uiteindelijk beschuldigt u uw collega van het niet
kunnen handelen in die portefeuille.
Ook maakte u bekend dat u de portefeuille Cultuur zo belangrijk vond, dat u
twaalf jaar aanmodderen zat was en dat u wel zou weten hoe u dat zou moeten
oplossen. Wat zien wij nu? Enkele weken later laat u de cultuurdroom los en
gaat u voor de droom van loco-burgemeester. Wat is er in die periode gebeurd?
Als u inderdaad iets wilde uitrichten, had u de portefeuille Cultuur
daadwerkelijk moeten claimen. Nu laat u deze portefeuille over aan een
nieuwkomer, namelijk aan mevr. Belliot. Gaat het over vier jaar op dezelfde
manier als met mevr. Bruines? Gaat u weer toekijken, uiteindelijk zeggen dat u
dat aanmodderen van mevr. Belliot zat bent en dat u dat anders gaat doen? Daar
ben ik heel benieuwd naar. Uw samenwerkingspartners zijn bij deze alvast
gewaarschuwd!
U doet beloftes die u dan eigenlijk weer voor een andere aantrekkelijke post -
dat is het althans volgens u - inwisselt. Het gaat er mij om dat je "
besturen" en "besturen" hebt. Er wordt gesproken over "puur
besturen". Dat gaat niet om een schip of een vliegtuig. Besturen is een
spel van mensen die iets goeds in deze stad willen doen. Naar mijn mening zijn
er twee mogelijkheden om dat te doen. Je kunt faciliterend besturen, maar je
zou ook coördinerend kunnen besturen. Welke weg gaat u nu kiezen? Kiest u
ook weer voor de weg van de laatste tijd dat u alleen maar faciliterend bezig
bent en dat u de coördinatie laat liggen, om vervolgens te kunnen zeggen
dat u het anders had willen doen?
Één van de andere beloftes heeft betrekking op de haven. De
Amsterdamse haven zie ik in uw portefeuille echter niet meer terug. Over de
toekomst van de Ceres-terminal heeft u zich vele malen uitgelaten. U zei dat de
prestaties en de beloften - ook van Ceres - zeer binnenkort zouden worden
nagekomen. U heeft prachtige voorspellingen gedaan en geruststellende woorden
geuit, zowel tegenover de betrokkenen van de Amsterdamse haven als tegenover de
bevolking, terwijl daarmee toch een gigantische investering is gemoeid. Het is
u niet gelukt ook maar één schip binnen te halen. Dat kunnen wij
in ieder geval aan uw prestaties toevoegen!
Het blijft bij u bij woorden en als het een beetje ingewikkeld wordt, laat u
een nieuwkomer de boel maar weer opknappen. Dat gebeurt ook in dit geval.
Mijnheer Van der Horst staat nog wat te wachten! U kunt zich wel voorstellen
wat mijn vraag is. U doet beloftes, maar u komt deze niet na. Hoe betrouwbaar
bent u eigenlijk voor de Amsterdamse kiezers? Als het erop aankomt, bent u heel
goed in het doen van beloftes. Het nakomen van die beloftes laat u echter
schieten.
U kiest nu voor een portefeuille die veel minder zwaar is. De afgelopen periode
hebben wij ook gezien dat u zeer scherp, venijnig en ongeduldig kon reageren
als raadsleden een andere mening waren toegedaan dan u. Zal de minder zware
portefeuille tot gevolg hebben dat u nu iets rustiger en écht in debat
gaat met de Raad? Betekent dat ook dat u oor heeft voor tegenstanders en andere
meningen in de Raad?
De heer RES:
Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Dales, ook de fractie van het CDA heeft voor
u twee vragen.
U bent kandidaat-wethouder voor Financiën en voor Economische Zaken, maar
daarbij heeft u de combinatie met het loco-burgemeesterschap. Dat lijkt ons een
heel onpraktische keuze van u, want voor Economische zaken geldt dat je wat
meer van huis bent en als loco-burgemeester behoor je echt thuis te zijn.
U gaat natuurlijk de portefeuilles Economische Zaken en Financiën doen. U
heeft ook al eens de portefeuilles Financiën en Sport gehad. Daarbij bent
u, zoals u zelf al vaker heeft gezegd, nooit in de verleiding gekomen extra
geld aan de sport te geven. Bij Economische Zaken, waarbij toch heel andere
factoren een rol spelen, lijkt ons dat heel wat moeilijker. Hoe gaat u dat nu
vervullen?
Mevr. ALBERTS:
Mijnheer de Voorzitter. De heer Dales heeft ervoor gekozen opnieuw de
portefeuille Financiën voor zijn rekening te nemen. Ik neem aan dat dat
een keuze was, want die laat je natuurlijk niet zomaar ik je schoot vallen.
Vorige week viel mij tijdens de persconferentie als eerste op dat er in het
collegeakkoord een enorme achilleshiel zit. Dat is natuurlijk een beetje een
vreemde beeldspraak, want dat plekje van Achilles was maar heel klein, maar het
kon worden gevonden. Dit is echter een meer kwetsbare plek. Den Haag moet
namelijk financieel over de brug komen.
Wij willen weten wanneer u het onmogelijk acht het collegeakkoord nog uit te
voeren. U heeft dan verschillende keuzes. Waar gaat u snijden, of wanneer wordt
u doorgeefluik van bezuinigingen? Wordt dat het Stedelijk Museum, de Openbare
Bibliotheek, de GSD, de bouw van de vmbo-scholen, of de sociale woningbouw? Zo
kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Wanneer gooit u de handdoek in de ring,
ofwel: hoe veel overschrijding van de Noord-Zuidlijn accepteert u nog? Welke
termijn stelt u voor de containerterminal?
Ik weet niet of het een achilleshiel is, maar ik moet nu opeens ook aan een
enorm zwaard van Damokles denken. Hoe staat u daar tegenover en wanneer stapt u
dan op?
Wat vindt u in het algemeen van de u toebedeelde portefeuille? Kunt u uw
expertise daarin kwijt? Hoe staat u tegenover de portefeuille Cultuur die u
niet heeft gekregen?
Ziet u zichzelf als manager of als politicus?
De heer ZAFER YURDAKUL:
Mijnheer de Voorzitter. Mr.dr. Geert Dales, de fractie van D66 feliciteert u
met uw voordracht voor de functie van wethouder van de gemeente Amsterdam. U
krijgt typische VVD-portefeuilles, namelijk Financiën en Economische
zaken. Al dat andere, vooral de sociale portefeuilles, laat u over aan de
PvdA-fractie. Hoe wilt u uw sociale gezicht tonen? U heeft een omvangrijke
lijst met nevenfuncties. Welke daarvan zijn in uw visie noodzakelijk voor een
adequate vervulling van uw ambt als wethouder voor Financiën en voor
Economische Zaken? Welke nevenfuncties zijn daarmee strijdig?
Verder willen wij ook wel even spreken over de financiële risico's voor de
gemeente Amsterdam. De uitvoering van omvangrijke projecten, zoals de
reorganisatie van de GSD, de Noord-Zuidlijn en het aanleggen van ondergrondse
parkeergarages, kan grote financiële risico's met zich meebrengen. Dat
weet u beter dan wij . Wat is uw visie als het gaat om de beheersing van
financiële risico's? Hoe wilt u ervoor zorgdragen dat Amsterdam een goede
opdrachtgever wordt voor zowel eigen diensten als voor derden die opdrachtnemer
zijn van de gemeente Amsterdam? Ik doel bijvoorbeeld op de bouwers van de
Noord-Zuidlijn. Anders gezegd: het gaat erom dat u er bij wijze van spreken
voor garant staat dat de contracten die wij aangaan voor de gemeente geen
financiële risico's opleveren.
Welke maatregelen denkt u te kunnen nemen om interne organisaties zodanig te
equiperen dat het opdrachtgeverschap goed op orde is? Deze vraag is eigenlijk
ook door de fractie van de PvdA gesteld.
Er gaan geruchten dat u spoedig in het volgende kabinet - misschien gaat het
nog sneller dan wij dachten - zult plaatsnemen, tenminste als staatssecretaris.
Kunt u iets meer meedelen over uw Haagse ambities?
In uw visie van vijf minuten heeft u een paar keer gezegd "mijn
fractie". Als u wordt benoemd is "uw fractie" vanaf morgen niet
meer de uwe. In het dualistische stelsel zult u ook al die andere fracties even
goed moeten informeren en van dienst moeten zijn. Hoe denkt u daarover?
(Applaus)
De VOORZITTER:
Ik wens de heer Yurdakul geluk met zijn maidenspeech.
De heer H. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Dales, voor veiligheid zijn wij bij u aan het
goede adres. Ik heb gemerkt dat u een open oor heeft en dat u ambitieus bent.
Ik kan de hele lijst zien. Ik zie u overal waar ik anderen niet zie. U heeft
het vertrouwen van de fractie van Leefbaar Amsterdam. Ik denk dat u voor
Amsterdam een hoop goed werk zal verrichten en ik hoop dat wij in Amsterdam
vier jaar lang van uw kwaliteiten gebruik kunnen maken.
Mevr. KALT:
Mijnheer de Voorzitter. Mijn vragen zijn al gesteld door andere fracties. Ik
heb geen vragen over het functioneren van de heer Dales. Daarvan heb ik al
genoeg gezien.
Mevr. VAN OUDENALLEN:
Mijnheer de Voorzitter. Mijnheer Dales, u bent de oud-wethouder voor Personeel
en Organisatie. Ik had mij kunnen voorstellen dat u ook had kunnen bedenken
dat het goed is u af te vragen hoe de wethouders na een periode functioneren,
zoals wij dat ook over directeuren doen. Dan zou er nu een prachtig rapport
voor ons liggen waarin stond hoe verschillende wethouders die willen doorgaan,
hebben gefunctioneerd.
Nu hebben wij daarover allemaal een eigen indruk, maar mijn vraag is of dit
überhaupt bij u is opgekomen. Heeft u erover gedacht, over vier jaar met
een prachtige notitie op dat gebied te komen, dus over hoe wij dat doen voor de
wethouders die willen blijven?
Bent u niet enigszins teleurgesteld met de portefeuille die u nu krijgt? Ik heb
namelijk gezien dat u graag bij sportactiviteiten wilde zijn, al was het niet
altijd bij Ajax.
Ik zag dat de portefeuille Sport bij u is verdwenen, dus daarom wil ik graag
weten hoe u dat verder gaat oplossen.
Zou u een psychologische test durven ondergaan?
De heer DALES:
Mijnheer de Voorzitter. De heer Halbertsma stelt een vraag over collegiale
kwaliteiten. Wat was er aan de hand toen ik enkele opmerkingen maakte over de
manier waarop het met de cultuur is gegaan? Het is niet om flauw te doen, maar
ik sprak als lijsttrekker van de VVD en wij zaten midden in de
verkiezingscampagne. Het gebeurt dan wel eens dat je opmerkingen maakt die je
als wethouder nooit zou maken, of die je nooit zo zou formuleren. Dat is niet
zo bijzonder. Dat hebben alle partijen gedaan, ook D66. Op zichzelf is er dus
niets aan de hand.
Als uw vraag is of dat er bij mij eigenlijk wel voldoende in zit, antwoord ik
dat dat naar mijn gevoel wel zo is. Als u aanwijzingen heeft voor het
tegendeel, hoor ik dat graag. Ik denk dat dat er voldoende in zit en ik vind
dat ook buitengewoon belangrijk. Zo'n College moet als één hecht
team functioneren. Ik denk dat ik daaraan een bijdrage heb geleverd, in ieder
geval in de periode van twee jaar dat ik er bij ben geweest. Ik ben ook van
plan, dat de komende vier jaar te doen, dus als eenheid te opereren in dat
College. Binnenskamers mag je elkaar best de waarheid zeggen, maar dat moet je
op straat niet te veel doen. Dat is namelijk niet goed voor de samenwerking.
Dat is ook mijn lijn en ik denk dat wij daarover niet van mening verschillen.
Met collega Bruines heb ik naar mijn gevoel altijd goed samengewerkt en zowel
binnen als buiten het College heb ik haar ook gesteund. Dat het er in zo'n
verkiezingscampagne af en toe een beetje wild aan toe gaat, nou ja. Net als
Truman heb ik wel eens gezegd:
If you can't stand the heat, stay out of the kitchen
. Ik geloof dat mevr. Bruines daar ook wel heel goed tegen kon.
Ik kom op de vraag over mijn ambities. Een tijdje geleden, tijdens de cam
pagne, heb ik hier in Amsterdam een toespraak gehouden en toen heb ik ook
geantwoord op de vraag of ik Haagse ambities heb. Ik hoor vaak de opmerking:
"Jij gaat zeker naar Den Haag." De laatste dagen B
ook vandaag weer - hoor ik dat van allerlei kanten. De
ondertoon is dan altijd dat Den Haag een stapje omhoog is. De ondertoon is dat
dat meer is dan hier. Mijn antwoord daarop is dat ik het wethouderschap van
Amsterdam beschouw als een buitengewoon mooie, maar ook als een heel moeilijke
en zware bestuurlijke functie. Ik doe dat graag en ik heb er bijzonder veel zin
in daarmee nog vier jaar door te gaan. Dat is mijn plan. Dat spreek ik af en
ik heb geen ambitie in Den Haag. Ik heb niet de ambitie staatssecretaris van
Cultuur te worden. Ik spreek vandaag hier in deze Raad uit dat mijn ambitie is
gedurende vier jaar een uitstekende wethouder van Amsterdam te zijn.
(Mevr. ALBERTS:
U zegt dat u die ambitie niet heeft, maar de vraag was naar mijn idee wat u
doet als u wordt gevraagd. Zegt u dan ook nee, omdat dit zo'n mooi vak is?)
Ik geloof dat ik glashelder ben. Ik zit hier nu aan de vooravond van een
verlengd wethouderschap en daarmee ben ik buitengewoon gelukkig. Ik houd er
niet van dat mensen tussentijds vertrekken en al helemaal niet als zij dat op
eigen initiatief doen. Dat heb ik ook niet onder stoelen of banken gestoken op
het moment dat hier een paar wethouders zijn vertrokken. Het zou wel vreemd
zijn als ik daarover voor mijzelf een ander oordeel zou vellen. Ik heb de
ambitie hier vier jaar lang een uitstekende wethouder van Amsterdam te zijn.
(De heer HALBERTSMA:
Zou ik het toch nog een keer mogen proberen door een parallel met mijzelf te
trekken? Ik heb nooit de ambitie gehad fractievoorzitter van de PvdA in
Amsterdam te worden. Hier zit ik nu! Zou ik nu nog een keer de vraag mogen
stellen? Stel dat een dergelijk telefoontje komt, wat zegt u dan?)
U vroeg zelfs wat ik zou doen als het telefoontje zou komen met de vraag of ik
staatssecretaris van Cultuur zou willen worden. Mijn antwoord daarop luidt:
Nee. Ik ga nu het College in. Ik blijf in dat College en ik wil gewoon vier
jaar volmaken. Dat is de instelling waarmee ik hieraan begin en als ik nu al in
mijn hoofd zou hebben dat ik in een kabinet ging zitten, zat ik hier niet. Ik
hoop dat ik nu duidelijk genoeg ben geweest.
Mevr. Özütok, dat wethouderschap voor Economische zaken is voor mij
natuurlijk ook nieuw, maar ik heb daarvan wel een zeker beeld gevormd door het
optreden van de wethouders. Krikke en Hooijmaijers. Je ziet zo van nabij hoe
dat gaat en ik vind dat helemaal niet zo licht als u schetst. Ik heb ook nog de
combinatie met Financiën en u vergat nog de Noord-Zuidlijn.
Dan is er ook nog het loco-burgemeesterschap. Dat alles bij elkaar is naar mijn
gevoel een fors pakket. Of het meer is dan wat ik had, kan ik nog niet zo goed
beoordelen. De portefeuilles Personeel en Organisatie en Sport zijn er niet
meer. Dat geldt ook voor de Haven, de Luchthaven en de Facilitaire Bedrijven.
Bij elkaar was dat heel veel. Ik heb dan ook krankzinnig hard gewerkt, maar dat
geldt voor alle leden van het College en ik zou het helemaal niet erg vinden
als het een beetje minder kon. Mijn gevoel van wat er nu op mij afkomt, is dat
het veel en zwaar is en dat het niet zo licht is als u het nu doet voorkomen.
(Mevr. BRUINES:
U noemt in dat rijtje ook heel nadrukkelijk het loco-burgemeesterschap als
grote, zware aanvulling op uw flinke pakket. Kunt u een beetje uitleggen hoe u
zich zoal de drukte daarvan voorstelt?)
Nee, mevr. Bruines, nu glijdt u een beetje uit. Ik heb gezegd dat dat er ook
nog is. Ik heb niet gezegd dat ik ook nog de loodzware functie van
loco-burgemeester heb. Misschien is dat wel zo, maar dat moet ik nog ontdekken.
Dat komt er nog bij en het loco-burgemeesterschap brengt verplichtingen met
zich mee.
Dat kan ik weten, want ik heb dat loco-burgemeesterschap al twee zomers lang
feitelijk uitgeoefend bij de afwezigheid van de Burgemeester en van
loco-burgemeester Van der Aa. Ik heb er dus enig zicht op. Dat gaat ook niet
helemaal vanzelf, maar het gaat mij erom dat de portefeuille Economische Zaken
hier wordt afgeschilderd als een licht iets wat je er even bij doet. Dat is
niet mijn beeld van die portefeuille en daarenboven heb ik het wethouderschap
Noord-Zuidlijn. Dat alles bij elkaar is naar mijn gevoel een fors pakket.
Ja, ik had wel wethouder voor Cultuur willen worden. Dat is zo. Ik had
overigens ook wethouder voor Sociale Zaken willen worden. Dat heb ik ook al
eens eerder gezegd. Zo wil je wel van alles en nog wat worden. Dat zult u ook
hebben, mevr. Özütok. Ik geloof dat u ook wethouder wilt worden. Dan
beland je in een gesprek met coalitiegenoten en die willen ook allemaal iets.
Zij willen ook allemaal wethouder voor Cultuur worden, want dat is een gewilde
portefeuille. Dat is wel gebleken. Velen wilden ook wethouder voor Sociale
Zaken of voor Economische Zaken worden. De laatste is namelijk ook gewild.
(De heer VAN POELGEEST:
Was dat loco-burgemeesterschap de troostprijs, omdat u twee keer heeft
misgetast?)
Nee, meneer van Poelgeest. Met deze vraag wekt u de indruk dat de VVD-fractie
het gevoel heeft dat zij heeft misgetast. Met het wethouderschap Financiën
en Economische Zaken en met dat van Verkeer, Vervoer, Infrastructuur, Haven en
Luchthaven, de coördinatie ICT en de Noord-Zuidlijn hebben wij totaal
niet het gevoel dat wij hebben misgetast. Overigens is het heel fijn dat wij
dat gevoel niet hebben, maar ook de PvdA-fractie heeft dat gevoel niet.
Hetzelfde geldt voor de fractie van het CDA. Er zijn dus drie gelukkige
partijen. Wat wil je nu nog meer?
Ik had dus graag de portefeuille Cultuur gedaan, maar je onderhandelt met
elkaar. Je praat, er komen diverse varianten uit en aan het eind is het beeld
geworden wat het is geworden. Je moet dan niet blijven doordrammen door te
zeggen dat je dat er ook nog bij wilt hebben, want dan ga je je hand
overspelen. Je moet elkaar ook iets gunnen en geven. Ik ben heel blij dat de
portefeuille voor Cultuur bij de PvdA-fractie is terechtgekomen, want dat is de
grootste fractie in de stad en dat is ook belangrijk voor het draagvlak. Ik
heb buitengewoon veel vertrouwen in mevr. Belliot en het staat vast dat het
iets geheel nieuws zal worden. Ik weet zeker dat mevr. Belliot in die
portefeuille iets heel anders zal inbrengen dan ik zou hebben gedaan en het
wordt vast en zeker ook anders dan mevr. Bruines het heeft gedaan. Dat vind ik
spannend en ik zie dat met bijzonder veel belangstelling tegemoet.
Ik zal de wethouder voor Cultuur steunen waar ik kan, zoals ik dat naar mijn
gevoel bij de vorige wethouder heb gedaan.
(Mevr. ÖZÜTOK: Behalve bij verkiezingscampagnes!)
Ach, mevr. Özütok, wij zien elkaar over vier jaar misschien weer en
dan zal ik u er ook nog eens van langs geven. Dan weet u ook hoe dat gaat.
Er zijn vragen gesteld over de containerterminal. Niet zo lang geleden,
afgelopen zondag nog, was ik in het havengebied. U weet dat ik daar nog wel
eens kom. Toen heb ik de containerterminal nog eens bewonderd. Ik vind de
containerterminal nog steeds heel mooi en ik geloof ook nog steeds in het nut
en de noodzaak daarvan. Ik heb in de vergadering van de Commissie voor
Havenaangelegenheden en ook in de Raad al meerdere keren uitgelegd wat de
mondiale ontwikkelingen zijn die het maken dat er nog geen contract is. Ook heb
ik uitgelegd hoe je dit in een veel breder perspectief moet zien dan de dag
van vandaag of morgen en dat de containerterminal op termijn absoluut
noodzakelijk is, gezien de containerisatie in het wereldgoederentransport. Als
Amsterdam geen mogelijkheid voor containeroverslag heeft, kunnen wij hier over
enige jaren immers niet eens meer de cacaobonen overslaan. Amsterdam is, zoals
u weet, de grootste cacaohaven ter wereld. Ook cacao gaat op termijn in
containers en wij zullen die capaciteit dus moeten hebben, al was het alleen
maar daarvoor. Overigens heb ik er vertrouwen in dat dat goed komt. Ik heb niet
gezegd dat dat op heel korte termijn gaat gebeuren, wat mevr. Özütok
mij in de mond legt. Die woorden heb ik nooit in de mond genomen, want zo
voorzichtig ben ik wel en ik heb inmiddels ook te veel wetenschap van die
wereld om dat te kunnen zeggen. Er waren vorige week nog steeds gesprekken
gaande met rederijen en dat geldt ook voor vandaag, deze week en volgende week.
Ik houd vertrouwen.
Mevr. Alberts vraagt wanneer ik eindelijk aftreed. Ik kan toch moeilijk
aftreden naar aanleiding van iets waarover ik niet primair ga. Het is het
bedrijf Ceres dat verantwoordelijk is voor de exploitatie.
Niet de gemeente Amsterdam of de wethouder voor Havenaangelegenheden is
daarvoor verantwoordelijk. Wij gaan daar niet over. Wij hebben de zaak daar
gereedgemaakt en geïnvesteerd in rendabele kredieten waarop wordt betaald.
Onze zorg is dat de centen binnenkomen die men contractueel verplicht is. Het
is de zorg van Ceres dat daar business
komt, maar wij moeten natuurlijk meehelpen dat mogelijk te maken en dat zal ik
doen. Ik ben vol vertrouwen voor de toekomst, ook voor de containerterminal. Ik
heb dat nu niet over de heg van de aanstaande collega Van der Horst gesmeten.
Ik voel mij daarvoor nog steeds volop verantwoordelijk, ook als lid van het
College, en ik zal daaraan mijn bijdrage blijven leveren. Het is niet zo dat de
portefeuilleverdeling zodanig tot stand is gebracht dat ik nu van dit
onderdeel af zou zijn, want daarvoor is de containerterminal mij in de loop der
tijd simpelweg te dierbaar geworden. Ik wil dat graag goed voor elkaar hebben
en dat zal gebeuren.
Ben ik betrouwbaar? U zegt dat ik beloftes doe, maar dat ik die niet nakom. Ik
daag u uit mij meer te noemen dan alleen die containerterminal. Daarvan zeg ik
dat ik u niets heb beloofd dat ik niet heb waargemaakt. Komt u over een tijd
nog eens terug als er dan nog niets is, maar neem daarvoor dan een normale
termijn. Noemt u nog eens één onderwerp of twee onderwerpen
waarvoor geldt dat ik beloften heb gedaan die ik niet ben nagekomen.
(De heer VAN POELGEEST:
De folders die niet meer in andere talen zouden worden gedrukt. Dat is een
klein voorbeeld, maar ik neem aan dat het niet zo'n probleem was dat in het
akkoord te krijgen.)
Zoals u hebt kunnen lezen, hebben wij in het akkoord het taaloffensief
opgenomen. Dat is bedoeld om het op een zeker moment zo te maken dat die
folders inderdaad niet meer nodig zijn. De stadsdelen Geuzenveld/Slotermeer,
Oud-Zuid en Oud-West - als ik mij niet vergis - zitten inmiddels al op de lijn
die door mij tijdens de campagne is bepleit. En er is nog een vierde stadsdeel.
Zo vreemd is het dus niet, maar ik ben blij te horen dat dit het punt is. Ik
voel mij daardoor weer heel gerust dat ik toch wel een min of meer betrouwbare
partner ben.
Ik kan niet ontkennen dat ik enigszins ongeduldig ben. Er zit een zekere mate
van ongeduld in mij.
Mevr. Özütok heeft mij venijnig genoemd. Ach, de Burgemeester
fluistert nog in mijn oor dat dat in het College reuze meevalt.
(Mevr. ÖZÜTOK:
Ja, maar in de commissies niet!)
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
Als voorzitter van de Commissie voor Financiën kan ik zeggen dat u wel
eens anders bent.) Ja, als ik u zieY
! U weet dat het uiteindelijk allemaal goed komt. Ik kan ook ongelijk bek
ennen. Ik geef toe dat ik wel eens een beetje uit de bocht vlieg. Dat zie ik
dan zelf ook en dan repareer ik dat meteen weer ter plaatse. Ik ben niet
onhebbelijk en uiteindelijk ben ik toch weer heel redelijk. Ik dacht dat ik dat
ook in uw richting was.
Mevr. Özütok, ik zal mijn best doen te oefenen in geduld, nu ik
zeeën van tijd heb.
De heer Res zegt: "Loco-burgemeester, wethouder voor Economische Zaken en
dan buitengewoon veel van huis." Maar wij hebben de Burgemeester nog die
op de stad past, terwijl ik als wethouder voor Economische Zaken over de hele
wereld reis. Ik beloof u dat ik er zal zijn als het moet. Als de Burgemeester
vindt dat hij weg moet zijn en dat ik iets van hem moet overnemen, doe ik dat.
Dat hoort bij die taak en dat gaat dan voor. De stad gaat voor en daarna komt
de rest. Ik denk dat dat heel goed samengaat. Ik ken namelijk meerdere
wethouders voor Economische Zaken in den lande die loco-burgemeester zijn, al
reizen zij misschien iets minder dan de wethouder voor Economische Zaken van
Amsterdam.
De combinatie tussen Financiën en Economische Zaken en het
spending department
is ook tijdens de coalitieonderhandelingen een discussieonderwerp geweest. Dat
is wel interessant. Je zou dus ook kunnen zeggen dat de wethouder voor
Financiën alleen wethouder voor Financiën moet zijn, maar dan krijg
ik wel zoveel tijd om mevr. Özütok lastig te vallen dat dat mij
helemaal niet goed lijkt.
Ik ben dus wel blij dat dat niet is gebeurd, maar je moet als wethouder voor
Financiën wel heel zuiver te werk gaan. Ik heb nu de combinatie gehad met
Sport, Facilitaire Bedrijven, de Haven, de Luchthaven en ook nog met de
Noord-Zuidlijn.
Vooral in de Noord-Zuidlijn gaat veel geld om en naar mijn gevoel is dat altijd
goed gegaan. Ik heb daarop heel goed gelet. In de sportwereld denkt men dat
het een voordeel is als de wethouder voor Financiën ook wethouder voor
Sport is, omdat hij dan lekker wat centjes kan regelen. Ik zeg u dat dat eerder
een nadeel is. Dat is mijn ervaring geweest. Je wordt namelijk strenger in die
zaken dan ten opzichte van anderen. Ik heb als wethouder voor Financiën
altijd heel sterk gelet op de wethouder voor Sport en ook op de wethouder voor
Facilitaire Bedrijven en voor Personeel en Organisatie. Dat deed ik om ervoor
te zorgen dat ik nooit het verwijt zou kunnen krijgen dat ik als wethouder voor
Financiën iets zat te ritselen wat ik voor een ander niet deed. Als het
al had gekund, had ik van die positie nooit gebruik gemaakt. Dat durf ik hardop
te zeggen.
Naar mijn mening had de combinatie met die spending departments
daarom wel iets uitgebreider gekund, maar ik ben bijzonder blij dat het minder
is geworden. Dat maakt het namelijk ook iets zuiverder. Ik voel wel wat voor
die lijn en ik zal ten aanzien van de portefeuille Economische Zaken, die
weliswaar een spending department
is maar veel geringer dan wat ik had, de zuiverheid betrachten die ik in het
verleden ook ten aanzien van de andere portefeuilles heb betracht.
Mevr. Alberts spreekt over een Achilleshiel in het programakkoord, want Den
Haag moet over de brug komen met heel veel geld. Anders wordt het immers niets.
Den Haag zal inderdaad veel moeten doen. Wij moeten onze zaken daar bepleiten.
Het is jammer dat het kabinet is gevallen, want anders waren wij daar heel
snel naar toe gegaan. Dat moeten wij naar mijn idee overigens ook doen met een
demissionair kabinet. Mevr. Alberts heeft gelijk dat daar een grote klus te
klaren is en dat wij er grote problemen in de stad komen als wij het daar niet
voor elkaar krijgen geld binnen te halen voor bijvoorbeeld de GSD, het
Grotestedenbeleid, het Stedelijk Museum, het onderwijs, de grote zeesluis, de
Coentunnel en al die zaken die voor een belangrijk deel door het Rijk moeten
worden gefinancierd.
Het is aan dit College om dat daar met onze kracht van argumenten - naar ons
idee hebben wij die - over het voetlicht te brengen, de leden van het kabinet
en de Tweede Kamer te bewerken en hen mee te krijgen voor de Amsterdamse zaak.
Wij moeten dat wellicht nog meer gaan doen dan wij de afgelopen periode hebben
gedaan. Wij moeten onze Haagse contacten op het allerbeste niveau brengen en
wij moeten ervoor zorgen dat wij die zaak bepleiten, ook in de Tweede Kamer. Ik
heb ook wel gemerkt dat de positie van Amsterdam daar niet eenvoudig is.
Helaas zitten er daar ook te weinig Amsterdamse Kamerleden en dat maakt het
moeilijk. Daaraan moeten wij dus hard werken en als dat niet lukt, hebben wij
een paar grote problemen. Dan krijgen wij zo'n Stedelijk Museum niet voor
elkaar, tenzij wij zelf nog ergens geld vinden dat ik nu nog niet zie liggen.
Dan krijgen wij problemen met de financiering van de GSD en als wij daar ons
geld in moet stoppen, kunnen wij dat niet voor iets anders gebruiken. Dan wordt
het inderdaad lastig en dan zullen wij hier en daar de bijl in moeten zetten.
Dat is dan onvermijdelijk, maar ik ga er vooralsnog van uit dat het ons zal
lukken in Den Haag iets voor elkaar te krijgen.
(Mevr. KALT:
En anders schrapt u de Noord-Zuidlijn! Dan is er geld zat over.)
Nee, mevrouw Kalt. Dat is heel onverstandig. Dat moeten wij zeker niet doen,
want dan gaat de stad echt helemaal achteruit boeren. Dan gaat het niet goed
met de ontwikkeling van Amsterdam-Noord en dan wordt de binnenstad
onbereikbaar. Dat zou u ook niet willen. Dan is het binnenkort afgelopen met de
gemengde functies in de binnenstad. Dan gaat het met de Zuidas de verkeerde
kant op. Dat zou de stad miljarden kosten, dus ik raad u ernstig af dat
standpunt nog langer uit te dragen en ik nodig u uit daarover met mij nog eens
goed te praten. Ik zal u dan overtuigen van ons gelijk.
(Mevr. ALBERTS:
Ik begrijp dat u uw best moet doen in Den Haag. Dat is voor mij niets nieuws
en dat liet ik ook al min of meer in mijn vraag doorklinken. U zit daar ook met
al uw ideeën over de manier waarop u naar uw mening goed bezig bent als
bestuurder. Wanneer is voor u de maat vol en wanneer zegt u dus dat u zich
ergens niet meer verantwoordelijk voor wilt voelen? Dat heeft dus te maken met
datgene wat u niet uit Den Haag krijgt. Hoe lang blijft u zitten en waar gaat u
uiteindelijk snijden? In uw eigen praatje heeft u zojuist heel sterk de nadruk
gelegd op het sociale gezicht van de VVD. Is dat het eerste wat sneuvelt? Ik
vrees van wel, maar zegt u mij alstublieft dat dat niet zo is. Het gaat mij dus
om de grens. Tot hoe ver gaat u? Wanneer zegt u: "Hiervoor wil ik mijn
nek nog uitsteken." Wanneer zegt u: "Dit gaat mij te ver. Het spijt
me, ik wilde vier jaar blijven zitten, maar dit kan ik niet volmaken.")
Ik wil niet vervelend doen, maar ik vind dit eigenlijk een punt dat niet nu, in
het kader van deze hoorzitting, aan de orde moet komen. Ik vind dat dit morgen
aan de orde moet komen in het kader van de discussie over het programakkoord.
Ik wil daarop wel ingaan, maar ik vrees dat ik dan te weinig tijd overhoud voor
de andere vragen. (Mevr.
ALBERTS:
Dan ben ik de beroerdste niet. Dan kom ik er gewoon op terug, want ik wil het
van u weten.)
Dat vind ik uitstekend en dan zal ik u alvast één schot voor de
boeg geven. Ik zou bestuurlijk wel buitengewoon dom zij
n als ik nu al zou aangeven wat het College van Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam - en ik als lid van dat College B
zou gaan doen als wij een bepaald bedrag uit Den Haag niet zouden krijgen. Dat
zou voor de onderhandelingspositie in Den Haag niet ve
rstandig zijn en u zult mij zo ver dus niet krijgen, maar morgen wil ik graag
nader met u over dit vraagstuk debatteren. U snijdt namelijk een relevant punt
aan.
Ik weet niet of mijn expertise op het gebied van de cultuur nu verloren gaat.
Ik zit in het College en daar kun je ook een hoop doen. Ik heb lang in de
cultuurwereld gewerkt en ik heb daar veel functies bekleed. Dat doe ik nog
steeds. Het is dus een sector die mij zeer aan het hart gaat. Je kunt echter
ook een andere theorie aanhangen. Juist als je daar zo tot over je oren in zit,
is het misschien heel onverstandig daarvan bestuurder te zijn. Dat is ook een
theorie en daar zit iets in. Uiteindelijk ben ik ook wethouder voor Sport
geworden. Ik sport zelf wel, maar toen ik wethouder voor Sport werd, wist ik
van de beleidsmatige aspecten van die wereld bijzonder weinig af. Ik wist ook
niet veel van wat daar allemaal gebeurde. Ik wist amper wat AFC was, maar je
kunt dat ook heel snel bijleren en dan interesseer je je daarvoor.
(Mevr. ALBERTS:
In de verkiezingscampagne heeft u gezegd dat u die portefeuille ambieerde en
nu zegt u dat dat eigenlijk niet het geval is, want u heeft zoveel
nevenfuncties. Hoe zit dat nu?)
In antwoord op de vraag van mevr. Özütok heb ik uitgelegd hoe dat
gaat in zo'n onderhandelingsproces. Ik zoek geen argumenten die aangeven waarom
het toch goed is dat ik het niet ben geworden. Er moet geen misverstand over
bestaan dat ik het graag had gedaan, maar ik kan niet alles doen en ik kan ook
niet alles hebben. Bovendien ben ik er nog bij, dus waar ik kan, zal ik
meehelpen om de wethouder voor Cultuur te ondersteunen. Misschien is het
inderdaad wel waar dat je geen bestuurder moet zijn van een portefeuille met
onderwerpen waar je tot over je oren in zit. Dat geeft ook bestuurlijke
distantie. En ik zeg nogmaals dat je dingen kunt leren waar je niets van weet.
Ook de afgelopen twee jaar heb ik heel veel geleerd en ik ben daarover
vervolgens enorm enthousiast geworden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de sport.
(De heer ZAFER YURDAKUL:
Dat is een standaard antwoord. Dat hebben wij zojuist van de heer Oudkerk
gehoord.)
Van deze opmerking begrijp ik echt helemaal niets!
(De heer ZAFER YURDAKUL:
U bakt er heel weinig van, want u praat u helemaal vast. Het antwoord dat u
geeft is standaard. U zegt dat u veel van dat onderwerp weet en dat u daarvan
daarom misschien afstand moet nemen.)
Standaard antwoorden hoeven niet altijd slecht te zijn.
(De heer ZAFER YURDAKUL:
Als ik dat van de een heb gehoord, hoef ik dat van de tweede niet te horen.)
Dan houd ik daarover nu mijn mond.
Mevr. Alberts stelde nog één vraag, namelijk of ik meer manager
ben of meer politicus. Ik heb ruime managementervaring. Die ervaring sleep ik
met mij mee. Ik ben onlangs weer even fulltime politicus geweest. Dat zal als
wethouder weer een beetje minder worden. Een bestuurder moet niet echt als een
manager te werk gaan, maar daar zit natuurlijk toch een behoorlijk deel
management in. Ik zit hier echter wel als politicus, als lid van een politieke
partij om politieke punten te realiseren. Zo zit je ook in die onderhandelingen
over zo'n collegeakkoord. Ik voel mij dus nog steeds politicus, maar het is
wel zo dat een bestuurder van Amsterdam niet de hele dag de politicus moet
uithangen. Dan komt hij immers niet ver.
De fractie van D66 stelt een vraag over het sociale gezicht in combinatie met
de portefeuilles Financiën en Economische Zaken. Het is maar goed dat er
een economie is en dat er bedrijvigheid en een bedrijfsleven is. Het is goed
dat er geld wordt verdiend, want dat kun je vervolgens weer gebruiken om je
sociaal beleid te financieren. Ik zal er hard aan werken om dat te versterken
en ervoor te zorgen dat er veel centen komen, ook in de kas van de gemeente
Amsterdam. Er zijn immers veel zaken waaraan wij geld moeten uitgeven. Aan de
sociale sfeer werken wij als VVD-fractie graag mee. Dat geldt ook voor mij,
maar er moet wel iets worden verdiend. De schoorsteen moet roken.
Gevraagd wordt welke nevenfuncties noodzakelijk zijn en welke strijdig. Ik heb
veel nevenfuncties, waarvan er naar mijn mening niet één
noodzakelijk is. Ik heb echter wel de drive om
maatschappelijk betrokken en actief te zijn. Dat is altijd zo geweest. Ik heb
er altijd veel taken bij gedaan, ook nog tijdens mijn wethouderschap. Ik zou
dat graag willen voortzetten om ook buiten dit stadhuis nog gewoon met de
voeten in de samenleving te staan.
Wij moeten geen functies vervullen die op de een of andere manier tot
belangenverstrengeling kunnen leiden, zoals mijn commissariaat van de
Luchthaven Schiphol. U weet dat het College wat nevenfuncties betreft nog niet
zo lang geleden heeft besloten over te gaan tot het principe 'nee, tenzij'. In
het algemeen is het dus 'nee' en dat betekent voor mij dat het grootste deel
van de nevenfuncties eraan gaat dat ik qualitate qua beoefen.
Dan heb ik er nog een paar die daar los van staan, bijvoorbeeld het
lidmaatschap van de Raad voor de Financiële Verhoudingen. Daarmee zou ik
graag willen doorgaan. Dat is ook belangrijk voor mijn netwerk en voor
contacten. Het is bovendien een interessante functie. Ook zou ik graag doorgaan
met het hoofdbestuur van de VNG. Dat is ook belangrijk. Ik heb nog een paar
taken in de cultuurwereld en dat kan er allemaal best bij. Ik wil daarmee graag
doorgaan en volgens mij botsen deze taken niet met het wethouderschap.
Wij lopen inderdaad veel risico. Ik zou het daarom goed vinden - dat hebben wij
in de nieuwe coalitie inmiddels ook afgesproken, als deze in ieder geval in
het zadel wordt gebracht - de voeding van het weerstandvermogen te koppelen aan
het risicoprofiel van Amsterdam. Dat vind ik een heel belangrijk en goed
besluit als wij dat gerealiseerd krijgen en als dat ook steun krijgt van de
Raad. Zodoende kunnen wij meer aan risicobeheersing doen, want in de loop der
jaren is het risicoprofiel van deze gemeente enorm gestegen en wij hebben niet
een behoorlijke buffer opgevoerd. Je loopt daarmee de kans dat je op een dag
nat gaat. Ik beloof u er als wethouder Financiën op toe te zien dat dat
goed gebeurt en dat wij niet op een dag voor onoverkomelijke problemen komen te
staan. Bij het sluiten van contracten moeten wij daarop natuurlijk erg goed
letten. Welke risico's neem je zelf en welke leg je ergens anders neer? Dat is
een discussie die bij de Noord-Zuidlijn volop speelt. Wij proberen natuurlijk
zo veel mogelijk risico's buiten de deur te houden, maar dat heeft vaak een
prijs. Soms zeg je: "Dan onderhandelen wij daarover en laten wij bepaalde
zaken dan maar bij ons houden, maar dan weten wij dat wij minder betalen."
Als je het risico afschuift, moet je er vaak ook meer voor betalen en dat is
bij ieder contract weer anders, dus ik kan u daarop niet in algemene zin een
antwoord geven. Het is echter een vraagstuk dat mijn grote belangstelling
heeft. In de Rekening en ook in de begroting zie je altijd die lange lijsten
risico's en die worden steeds groter. Mijn zorgen daarover worden ook steeds
groter en ik hoop daarover ook spoedig met de Raad te kunnen praten in het
kader van de besluitvorming over het weerstandsvermogen.
(Mevr. CODRINGTON:
Dat klinkt allemaal prachtig, maar hoe verhoudt zich de opbouw van het
weerstandsvermogen tot uw vraag aan Den Haag om meer geld? Bent u niet bang
dat, als u bij het Rijk aankomt met vragen over financiële ondersteuning
van de gemeente Amsterdam en het dit van u hoort, het Rijk u zegt dat u terug
moet naar Amsterdam om de opgebouwde buffers eerst op te maken?)
Ik ben daarvoor niet bang. Dat moet wel worden verduidelijkt, want in het land
heerst ten onrechte de indruk dat de gemeenten, ook de gemeente Amsterdam,
enorm aan het oppotten zijn en enorme reserves hebben. Wij hebben in Amsterdam
inderdaad miljoenen aan reserves en voorzieningen, maar je moet wel weten wat
daar achter ligt, wat allemaal is belegd, waar commitments en risico's achter
zitten. Dan is het beeld al heel anders. Wij staan er helemaal niet beroerd
voor. De situatie is niet wankel, maar wij hebben wel een enorm sterk gestegen
risicoprofiel gekregen. Dat is iets wat ik in Den Haag goed kan uitleggen, maar
wij moeten dat wel doen en mijn gevoel is dat wij dat beeld daar te weinig
duidelijk hebben gemaakt. Ik hoor leden van het kabinet soms wel eens zeggen
dat de gemeenten bakken vol geld hebben en dat het helemaal niet nodig is de
uitkering uit het Gemeentefonds te verhogen. Laatst heeft daarover nog een
artikel gestaan in Vrij Nederland. Ik ben gelukkig lid van het bestuur van de
VNG. Ik zit ook in de Financiële commissie en bij de Raad voor de
Financiële Verhoudingen. Dat zijn ook mooie fora om dit soort standpunten
naar voren te brengen, maar wij moeten dat naar mijn idee ook bij de regering
en bij de Tweede Kamer duidelijk over het voetlicht brengen. Dat moeten wij
niet alleen doen, maar samen met andere gemeenten.
(Mevr. CODRINGTON:
Mijn voorstel aan u is eerst dat beeld te verduidelijken als u naar Den Haag
gaat om vervolgens meer geld te vragen.)
Ik deel dat met u.
Dan kom ik op de informatieplicht aan de fracties. Daarover werd ook een vraag
gesteld door de heer Zafer Yurdakul. Ik vat die plicht ruim op. In de
Gemeentewet zit een artikel over passieve en actieve informatieplicht. Ik meen
te mogen zeggen dat ik tot dusverre van die informatieplicht al veel meer heb
gemaakt dan het passieve dat het in de vorige wet nog was. Ik ben van plan
daarmee door te gaan en de Raad actief te informeren op een zodanige wijze dat
de Raad de toezichthoudende en de controlerende taak ook echt serieus kan
waarmaken. Ik neem dat absoluut serieus.
(De heer ZAFER YURDAKUL:
Ik bedoelde daarmee ook te vragen of u ook bij ons wilt langskomen.)
Ja, natuurlijk. Als u mij uitnodigt, kom ik. Ik ben nog niet zo lang geleden
door twee fracties uitgenodigd en dat vond ik een grote eer. Ik ben gekomen en
ik vond het leuk, dus ik hoop dat ik snel ook naar uw fractie mag.
Ik dank de heer H. Bakker zeer voor zijn aardige woorden. Hij zegt dat hij mij
overal tegenkomt en dat ik goed mijn best doe. Ik kom hem ook overal tegen, dus
ik retourneer dat compliment.
Mevr. Van Oudenallen vraagt naar de portefeuille Sport. Ik vond dat inderdaad
een leuke portefeuille. Daarin heb ik lol gekregen en ook daarvoor geldt dat ik
daarmee graag was doorgegaan. Maar ja, het is een kwestie van geven en nemen.
Wij willen allemaal iets en zo kwam die portefeuille uiteindelijk bij de
fractie van het CDA terecht. Ik zal de portefeuille goed overdragen aan beoogd
wethouder Maij en ik zal haar een handje helpen, maar ik heb er inderdaad lol
in gekregen en ik vind het wel jammer dat dat, zoals het er nu bijstaat,
binnenkort voorbij is.
Mevr. Van Oudenallen, u heeft nog gevraagd of ik iets zou kunnen doen aan een
soort beoordelingsrapport over hoe wethouders hebben gefunctioneerd. Volgens
mij is het meer aan u dat te beoordelen. Ik zou het nogal prestigieus en een
beetje potsierlijk vinden als wethouders zichzelf gaan beoordelen en als zij
zouden zeggen dat zij het fantastisch hebben gedaan. Ik vind wel dat ik het
fantastisch heb gedaan, maar dat terzijde. Ik vind het meer aan u dat te doen
en u moet het oordeel maar vellen. Als u het niets vindt, hoor ik het wel. Het
beste oordeel is natuurlijk geveld tijdens de verkiezingen en u weet dat die
voor de VVD heel aardig zijn afgelopen.
U stelt verder een vraag over een psychologische test. Evenals de heer Oudkerk,
ben ik daaraan ook al eens onderworpen. Dat gebeurde zelfs al twee keer. Dat
is zodanig afgelopen dat ik er vertrouwen in heb dat het de derde keer weer
goed gaat. Ik ben bereid, dit stuk aan de krant te geven.
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
Als u wethouder wordt, zal ik zeker met een mooie notitie voor Personeel en
Organisatie komen over dit onderwerp.)
De VOORZITTER:
Dan gaan wij nu over tot het bevragen van mevr. Maij, die ik uitnodig naast
mij te komen zitten.
Mevr. Maij neemt plaats achter de collegetafel.
Mevr.
MAIJ:
Mijnheer de Voorzitter. Om twee redenen ben ik blij dat ik hier op dit moment
zit. Op de eerste plaats was het voor de fractie van het CDA natuurlijk
belangrijk dat zij eventueel weer kandidaat zou zijn voor een nieuw College. Op
de tweede plaats wilden wij herkenbaar zijn in het programakkoord en bij de
portefeuilles.
In de pers is de afgelopen dagen een beetje rondgebazuind dat de fractie van
het CDA niet herkenbaar zou zijn en dat wij geen punten had die in het
programakkoord staan. Voor de gein heb ik het programakkoord op het
verkiezingsprogramma van het CDA gelegd en ik heb dertig overeenkomstige punten
geteld, dus die berichten wil ik hiermee dan maar even buiten de deur zetten.
Ik noem een aantal punten: de conducteurs, de wijkveiligheidsplannen, de
fysieke ruimte, voorkomen is beter dan genezen in het kader van de veiligheid,
de wijkgerichte zorg, het leerlingadministratiesysteem, de Nederlandse taal, de
blauwe zones en ga zo maar door.
Ook punten die specifiek voor het CDA in het programma stonden, zijn daarin
herkenbaar en ook dat vinden wij belangrijk. Het belangrijkste punt daarvan is
dat nu, als u het akkoord morgen goedkeurt, het probleem van de leraren en
verpleegkundigen eens wordt aangepakt die uit Amsterdam verdwijnen. Er is
immers een groot aantal problemen bij die groepen in de collectieve sector,
zoals dat zo mooi heet. Ik noem bijvoorbeeld de kinderopvang, de naschoolse
opvang, bemiddeling bij huisvesting en goede fysieke bereikbaarheid.
Alleen het resultaat telt. Dat telt dus ook voor mij als kandidaat-wethouder.
Met de geringe middelen die wij hadden, hebben wij in de portefeuilles die ik
de komende vier jaar zou moeten beheren - als ik uw toestemming krijg - toch
wat extra geld kunnen vrijmaken. Ik denk dat dat hard nodig is. Graag zou ik
daaraan samen met u invulling willen geven op een wijze die in deze gemeente
gewoon is, namelijk open, actief en vooral ook integer. Amsterdam is mijn
geboortestad. Ik zou er trots op zijn en ik hoop op uw steun.
De heer
HALBERTSMA:
Mijnheer de Voorzitter. In de immer hopeloos verdeelde PvdA-fractie, die
overal urenlang over discussieert, was gisteren een opvallende unanimiteit over
het onderwerp waarover wij mevr. Maij een vraag willen stellen.; u raadt het
al, het GVB. Wij vragen naar de positie van de fractie van het CDA en naar die
van de beoogde wethouder in het bijzonder, ten aanzien van het
verzelfstandigingsproces van het GVB. De fractie van het CDA heeft in mijn
herinnering gedurende het besluitvormingsproces in ieder geval een viertal
malen een ander standpunt ingenomen.
Wat heeft de fractie van het CDA en mevr. Maij bewogen op het moment van de
onderhandelingen, dus na de verkiezingen, opnieuw een ander standpunt in te
nemen over het verzelfstandigingsproces van het GVB?
De tweede vraag die daaraan vastzit, heeft betrekking op de geloofwaardigheid.
Uiteraard verwachten wij van een wethouder voor Bedrijven, die het GVB onder
zich krijgt, dat hij of zij een geloofwaardige indruk maakt op de buitenwereld
en wij verwachten met name dat hij of zij een standvastige indruk kan maken.
Misschien kan mevr. Maij toelichten hoe zij denkt dat nu te kunnen
bewerkstelligen.
De heer HUFFNAGEL:
Mijnheer de Voorzitter. In de immer efficiënt vergaderende VVD-fractie,
waar wij het altijd zo rap met elkaar eens zijn, kwamen wij al snel tot de vier
vragen die ik ook aan de heer Oudkerk heb gesteld.
Bent u van plan de aankomende vier jaar in Amsterdam wethouder te blijven?
Hoe denkt u invulling te geven aan het dualisme en met name waar het gaat om
het informeren van de Raad?
Wat maakt u zo geschikt voor deze functie?
Met betrekking tot het vrijwilligerswerk, de onbezoldigde maatschappelijke
functies, vragen wij u of dit alles is. Zo nee, wat is er dan nog meer?
Mevr.
DALM:
Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Maij, ik zie u nog zitten in het programma
Duivels, samen met Gerrit Goedhart. U maakte zelfs het gebaar "Hier zit
mijn wethouder!" Ik geloof dat u toch niet echt op Gerrit Goedhart lijkt,
dus kennelijk is er nogal wat gebeurd in de fractie van het CDA. Wij zijn dan
ook heel benieuwd naar wat daar precies is gebeurd.
Wij hebben een cv van u gekregen. Vanavond is al een aantal malen over de
kwaliteit van cv's gesproken. Het spijt mij om heel hard te moeten zijn, maar
uw cv zou bij de brievenselectie voor de kandidaten voor de functie van
wethouder al zijn uitgevallen. U heeft wat dat betreft toch een cv waarop te
weinig aan bestuurlijke en aan verantwoordelijkheid dragende functies is
opgesomd.
Heeft u ooit echt in een organisatie gewerkt waarin u ook verantwoordelijkheid
moest dragen, mensen moest aansturen en waarin u meerdere dossiers
tegelijkertijd onderhanden had? U moet niet het Europarlement noemen, want dat
was toch echt een andere functie. Wij willen niet vervelend doen, dus wij zijn
ook nagegaan hoe het cv verder in elkaar zit, wat er verder op staat en wat
misschien een aanvulling zou kunnen zijn.
Heeft u misschien iets in het bedrijfsleven gedaan? U bent tenslotte ambitieus
en het was een tijd van nieuwe projecten. Wat hield marketing- en pr-adviseur
precies in? Wat heeft u daar voor bedrijven geadviseerd? Was dat misschien in
de ICT-secor, een sector die in die tijd in opkomst was?
Als wij wat verder in uw geschiedenis duiken, blijkt dat er misschien wel een
bedrijf is dat daarvoor in aanmerking komt. Zegt de naam Perfect Partners u
iets? Ik zie dat die naam u inderdaad iets zegt, maar dat staat niet op uw cv
en dat is bijzonder jammer. Wij hebben nagegaan hoe lang dat bedrijf heeft
bestaan. Dat heeft gefunctioneerd van 1993 tot 1999. De Hester Maij
beheer-B.V., ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, al moet ik eerlijk
zeggen dat er sprake was van een ietwat onduidelijke constructie. Dat bleek ook
bij navraag bij de Kamer van koophandel, maar één ding was
duidelijk. Uw perfecte partner was Nina Brink. Hoe is dat zo gekomen? Heeft u
die samenwerking met Nina Brink in 1993 actief opgezocht? Was er misschien
iemand anders die Nina Brink goed kende? Misschien was dat iemand die op dat
moment minister was van Verkeer en Waterstaat. Nina Brink zat in de Raad voor
Telematica. Waren er misschien contacten gelegd? Waar ging dat bedrijf over?
Wat zijn de bedrijfsresultaten? Zijn daarvan jaarverslagen beschikbaar? Kunt u
ons daarover iets meer informatie geven? Waarom bestond dat bedrijf zes jaar?
In 1999 heeft u zich afgemeld bij de Kamer van koophandel. Beviel de
samenwerking met Nina Brink u misschien niet? Was er niets meer te verdienen?
Het laatste kan ik mij ook wel voorstellen. Graag hoor ik daar meer over.
Ik vind het op zichzelf jammer dat u mij hier misschien een beetje moet
verrassen, maar mijn vraag is natuurlijk wel of er misschien nog meer
activiteiten zijn die niet op uw cv staan. Zijn er nog meer Hester Maij
Beheer-B.V.'s die wij bij de Kamer van koophandel zullen moeten opsnorren, of
kunt u ons misschien gewoon meedelen wat uw functies zijn? Ik vind dit ook
jammer, omdat ik dacht dat de fractie van het CDA een beetje was vernieuwd en
een meer open en transparante stijl zou hebben. Ik dacht dus niet dat zij zaken
zou achterhouden, of toch maar niet zou vermelden. Misschien kan ik mij niet
helemaal aan de indruk onttrekken dat het u niet zoveel uitmaakt. Alleen het
resultaat telt. Dat is de titel van het collegeakkoord, maar ik geloof dat dat
zeker voor u geldt. "Als ik maar op het pluche zit, dan maakt het mij
verder niet meer uit." U begon uw betoog er immers mee dat datgene wat in
het programakkoord staat, heel herkenbaar is.
Toch heb ik het idee dat er door het CDA heel veel is ingeleverd. Ik moet
eerlijk zeggen dat ik niet zo veel herkenbaars kan ontdekken. Het GVB is
natuurlijk al genoemd. Dat was een inkopper, maar u had daarin absoluut geen
vertrouwen. Dat had u totaal niet. Bij Buitenhof heeft u echt hemel en aarde
bewogen om te vertellen dat het absoluut geen enkele garantie bood dat het met
voor ziekteverzuim ook maar één haar beter zou worden. Dat ging
hard tegen hard. Het was verkiezingstijd, dus dat kan ook hebben meegespeeld.
Het is echter wel een beetje vreemd, straks het andere standpunt voor 100
procent te moeten verdedigen en daarin voor burgers en anderen geloofwaardig te
blijven. Kunt u dat ook en hoe gaat u dat doen? Ik hoorde zojuist dat u de
eerste confrontatie op dit punt, namelijk een debat met Maarten van Poelgeest
bij AT5 over dit onderwerp, heeft geweigerd en dat u dat niet wilt doen. Ik
vind dat geen beste start.
Misschien nog een tip ten overvloede: De pont is gratis, maar voor de tram moet
u wel betalen.
Als laatste stel ik uw portefeuille aan de orde. In het programakkoord is
daarover weinig herkenbaars opgenomen en ook de financiële vertaling is
bijzonder zwak. Het Groenfonds is flink wat kleiner geworden. Dat geld moet u
voor een deel ook besteden aan de openbare ruimte. Voor milieu is helemaal geen
geld en het GVB moet u maar zien op te lossen.
Ik wil graag weten wat uw kwaliteiten zijn om met deze portefeuille, die slecht
is voorzien van middelen, toch een goed beleidsresultaat te bereiken.
(Applaus)
De
VOORZITTER: Ik wens mevr. Dalm geluk met haar maidenspeech.
De heer
RES:
Mijnheer de Voorzitter. Twee weken geleden heeft de fractie van het CDA al
danig met mevr. Maij gesproken over hoe het allemaal verder zou gaan. Dat
gesprek nam heel wat meer tijd in beslag dan één uurtje. Het was
een goed gesprek en wij stellen op dit punt dan ook geen andere vragen aan
mevr. Maij. Ik maak alleen nog even de opmerking dat de manier waarop je naar
zaken kijkt toch wel ligt aan de bril die je opzet.
Mevr. ALBERTS:
Mijnheer de Voorzitter. "Vindt u dat Paars het goed heeft gedaan? Ik
niet!"
U begrijpt dat dit een citaat is, maar dat hadden ook mijn woorden kunnen zijn.
Hoe Paars vindt u dit College en wat wordt uw inbreng om dat Paars weg te
werken?
Dan de draai van Hester Maij. Heeft u al een recept bij de dokter gehaald om uw
duizeligheid te onderdrukken? Ik kan mij namelijk voorstellen dat een
dergelijke snelle draai zal worden herhaald en dat u daarvan duizelig wordt.
Met andere woorden: hoe standvastig bent u eigenlijk? Anderen hebben dat ook al
gevraagd.
Wat ging er door u heen toen de heer Oudkerk tijdens de persconferentie over
het loco-burgemeesterschap, dat hij niet had gekregen, desgevraagd antwoordde
dat hij geen CDA-neigingen had en dat hij dus ook geen baantjesjager genoemd
wilde worden? (De heer OUDKERK:
Voor de geschiedenis is het misschien aardig te zeggen dat u hier twee
onderwerpen koppelt die wat mij betreft niet aan elkaar zijn te koppelen. Ik ga
toch graag over mijn eigen woorden. Ik vond en vind dat de PvdA-fractie geen
CDA-achtige neigingen uit de negentiger jaren moet vertonen en dat zij zich dus
niet als baantjesjager moet manifesteren. U legt de relatie wat mij betreft nu
iets te veel met mevr. Maij en dat was niet de bedoeling.)
U zegt dus nu dat mevr. Maij niet van de fractie van het CDA is en dat mevr.
Maij geen baantjesjager is?
(De heer OUDKERK:
Mevr. Maij is wel van de fractie van het CDA, maar mevr. Maij is inderdaad
geen baantjesjager. Dat is correct.)
De heer ZAFER YURDAKUL:
Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Maij, allereerst feliciteren wij u met de
voordracht door de fractie van het CDA voor de functie van wethouder van de
gemeente Amsterdam. Als u uw brief aan ons had gericht, had deze de preselectie
niet overleefd. Dat hebben andere fracties ook gezegd. Maar kennelijk maakt de
fractie van het CDA een interne toets als het gaat om het wethouderschap. Als
dat het geval is, kunt u ons dan iets meer zeggen over wat die test inhoudt en
hoe deze bij u is afgenomen? Wij zijn namelijk heel benieuwd op grond waarvan
een bestuurderspartij als het CDA u als kandidaat naar voren schuift.
Welke ervaring maakt u geschikt voor deze functie?
Waaruit blijkt dat u affiniteit heeft met groen en water en hoe wilt u er in
het College voor waken dat het groen niet wordt opgeofferd aan bakstenen?
Wij zijn ook nieuwsgierig naar uw feitelijke werkzaamheden in het Europees
Parlement. Kunt u ons ook daarover iets meer informeren? Uw cv was namelijk
inderdaad heel kort.
Uw partij in het Europees Parlement is tegen verworven recht voor allochtonen
als het gaat om stemrecht bij bijvoorbeeld gemeenteraadsverkiezingen in de
lidstaten. Dat wil men afschaffen. Tegelijkertijd is uw partij in de Tweede
Kamer bijvoorbeeld tegenstander van coffeeshops in Amsterdam. Dat zijn
verworven rechten. Dat zijn praktijken in Amsterdam waarover ook
collegepartijen van nu heel tevreden zijn en waarover ook heel wat staat in het
beknopte programakkoord. Wij zijn benieuwd op welke manier u steun voor
Amsterdamse zaken wilt verwerven bij uw eigen partij in de Tweede Kamer.
Het uitzetten van beleidslijnen in een gemeentelijke organisatie, sturen op
resultaten en verantwoording afleggen over behaalde resultaten, zijn naar ons
gevoel de kerntaken van een wethouder.
Over het GVB zal ik het niet hebben, maar het is wel duidelijk dat u nogal
wispelturig gedrag vertoont. Hoe kunnen wij van u aannemen dat u er in de
gemeentelijke organisatie als politiek leidinggevende voor zorgdraagt dat de
mensen aan wie u leiding geeft duidelijk weten wat u van hen verwacht?
Ik zal u niet vragen of u bereid bent vier jaar lang wethouder te blijven.
De heer
H. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. Er zijn mensen die vertrouwen in mevr. Maij hebben
gesteld en daardoor is zij dus gekozen. Toen zij bij de coalitie aanwezig was,
heeft zij echter meteen haar standpunt betreffende het GVB gewijzigd. Zij heeft
daarmee een heleboel mensen teleurgesteld. In feite heeft zij haar geweer
afgegeven.
De woorden over Nina Brink, waarover de fractie van GroenLinks sprak, vind ik
ook vrij storend. Ik vind dat dat toch een klein beetje beschadigend werkt,
maar u bent jong en fris en u moet dus een kans hebben.
Wij hebben één geluk, u heeft de medicijnman - de heer Oudkerk -
bij de hand. Hij zal u echter placebo's geven. Ik hoop in ieder geval dat u het
zal redden, maar onze fractie hikt wel behoorlijk tegen een paar dingen aan,
namelijk dat u zo opeens rechtsomkeert heeft gemaakt en het verhaal over mevr.
Brink. Ik hoop dat u daarover een goede uitleg kunt geven. U bent jong en fris,
dus wij moeten u gewoon de kans geven om te tonen wat u hier kunt. Anders
wordt u er toch binnen enkele maanden op afgerekend.
Mevr. KALT:
Mijnheer de Voorzitter. In het akkoord staat dat de huidige systematiek van
het Groenfonds zal worden verlaten. Er werd ook al behoorlijk uit deze groenpot
gegraaid voor niet-groene doeleinden.
Er staat ook in het akkoord dat stedelijke inspanningen zich op de grote
projecten zullen richten. Zal de nieuwe systematiek leiden tot hogere uitgaven
voor toevoeging van groenprojecten van goede kwaliteit en zal dat daardoor
leiden tot een beter groenbeleid? Zo nee, wat is dan de reden van de gewijzigde
systematiek?
Wat zal de positie van de centrale stad zijn ten opzichte van de kleine
groenprojecten, in verband met de doorlopende ecologische routes door
stadsdelen?
Mevr. VAN OUDENALLEN:
Mijnheer de Voorzitter. Toen ik de fractie van D66 in het vraaggesprek hoorde
vragen of mevr. Maij gezien haar bestuurlijke ervaring wel de beoogde kandidaat
is, dacht ik het volgende. Stel je voor dat daar iemand van D66 had gezeten,
dan had ik toch minstens gehoopt dat de fractie van het CDA op dezelfde wijze
dezelfde vragen had gesteld.
De fractie van Mokum Mobiel heeft nog andere vragen. Het is leuk dat mevr. Maij
heeft gezegd dat er dertig overeenkomstige punten zijn, maar het CDA had ook
wel een verkiezingsprogramma waarmee het heel gemakkelijk was met dertig punten
te scoren op het PvdA-gebied. Ik heb het programma meegenomen. "Stem op
het CDA!" Bij mobiliteit en parkeerbeleid staan zeven punten, maar het CDA
laat bijna vier punten vallen. Één daarvan is dat de auto erbij
hoort en dat die geen melkkoe mag zijn.
Dames en heren, ik herinner u eraan dat het CDA de afgelopen jaren opeens
voorvechter van de auto was. Voldoende parkeerruimte en meer. Waar blijft u nu?
Parkeertarieven moeten lager en moeten vooral overal gelijk zijn. Krijgen wij
van u dadelijk het eerste gevecht met het College over het feit dat de tarieven
hier in de binnenstad, en binnenkort in de stadsdelen, allemaal op dagtarief
moeten staan? Wanneer kunnen wij dat verwachten? Wanneer kunnen wij de notitie
verwachten die u voorbereidt en waarin u schrijft dat de openbare ruimte ook
leefbaar en betaalbaar moet zijn? Dat verwachten wij natuurlijk van u.
Het vierde punt is dat het CDA tegen verzelfstandiging of privatisering van het
GVB is. Misschien moet bij het CDA niet over normen en waarden worden
gesproken, maar moeten wij het volgende stellen: "Zoals het rokje van
mevr. Maij waait, waait het alle kanten uit." De afgelopen tijd heeft zij
weliswaar niet zo vaak een rokje aan gehad, maar toch. Dat zou het wel een
beetje gemakkelijker maken.
Er staat ook dat het Amsterdamse erfpachtstelsel goedkoper en anders moet.
Verder staat er in het programakkoord dat er minder koopzondagen moeten komen.
Het was inderdaad uitverkoop bij het CDA. Kunt u dat aan uw kiezers uitleggen?
Komt dat alleen doordat u wethouder wordt en doordat de fractie van het CDA
niet meer een oppositiepartij is?
Hoe legt u uit dat het beste raadslid dat Amsterdam zal hebben gekend - wij
kunnen daarover van mening verschillen, maar hij kon zich het best uiten -
wordt weggevaagd door de charme van mevr. Maij?
Als u de komende jaren iets belooft, doet u dat dan op deze manier? In de
commissie zegt u iets. Daarna gaat u naar het College en vervolgens komt u zeer
teleurgesteld terug met de mededeling dat u het College niet meekreeg en dat u
het maar weer moest omdraaien. Het gaat om dit soort concrete zaken. Wat gaat
u daaraan doen en wat mogen wij van u verwachten?
U bent één van de jongste vrouwen in de Raad van Amsterdam. Wij
denken inderdaad dat wij jongere raadsleden die de ambitie hebben wethouder te
worden, tenminste de kans moeten geven. Als een huisarts hier nummer é
én op de lijst kan staan, ongeacht zijn bestuurlijke kwaliteiten, moet
een jongere dame in deze Raad zeker voorrang kunnen krijgen. Ik hoop dat u
goede antwoorden zult geven.
Mevr. MAIJ:
Mijnheer de Voorzitter. Eerlijk gezegd had ik een aantal vragen wel verwacht,
zeker ook van fracties die zelf natuurlijk een beetje teleurgesteld zijn.
Ik begin met de vraag van de fractie van de PvdA. Het is een goede vraag over
de verzelfstandiging van het GVB. Ik breng toch even in herinnering dat de
fractie van het CDA op 26 januari 2000 voor het principebesluit tot
verzelfstandiging heeft gestemd. Op 29 november 2000 heeft zij voor de
uitgangspunten gestemd. Dat geldt overigens ook voor de fractie van GroenLinks.
Op 6 juni 2001 heeft de CDA-fractie voor de hoofdlijnen van de
verzelfstandiging gestemd. Ook dat geldt overigens voor de fractie van
GroenLinks.
Op 28 november 2001 heeft de CDA-fractie om de toen aangegeven redenen
inderdaad tegen het definitieve besluit gestemd. Dat geldt overigens voor de
hele oppositie. Wij wilden namelijk dat er zekerheid kwam over de kwaliteit van
het openbaar vervoer. De tram, de bus en de metro moeten gewoon schoner en
moeten op tijd rijden. Die garantie kregen wij toen niet.
In februari jl. hebben wij voor de pro-campagne gestemd. Dat geldt overigens
ook voor de fractie van GroenLinks.
In deze Raad zijn dus vijf punten geweest die betrekking hadden op het GVB en
wij hebben inderdaad tegen één cruciaal punt gestemd. Dat hebben
wij ook geuit. De reiziger stond en staat bij ons nog steeds centraal, ook in
ons verkiezingsprogramma. Wij waren - dat wil ik er ook wel even bij zeggen -
nooit, maar dan ook nooit, principieel tegen een verzelfstandiging. Dat hebben
wij altijd gezegd. Mevr. Van Oudenallen refereerde aan de folder, maar wij
hebben ook een verkiezingsprogramma dat is goedgekeurd door alle leden en
daarin staat dat de verzelfstandiging van het GVB en/of onderdelen daarvan,
zoals Stadsmobiel, ook in het belang van de reiziger moet zijn. Reizigers
dienen een stevige positie te krijgen ten opzichte van het GVB door de
instelling van een reizigersplatform dat beoordeelt op klantvriendelijkheid,
netheid en efficiëntie. Dat is precies datgene waar het altijd om is
gegaan. (Mevr. VAN OUDENALLEN:
Denkt u dat uw kiezer dat heeft gelezen? Die heeft gewoon gelezen dat het CDA
tegen is.)
Op deze vraag heb ik zojuist antwoord gegeven. Ik lees ons verkiezingsprogramma
letterlijk voor en daar gaat het natuurlijk uiteindelijk om. Dat is het
programma dat door de leden van het CDA is goedgekeurd.
(Mevr. DALM:
Dat betekent dat uw folders en uw website allemaal ondeugdelijke informatie
bevatten?)
Nee, ook op die vraag heb ik u zojuist antwoord gegeven, maar blijkbaar wilt u
het niet horen. Die opmerking had betrekking op één van de vijf
stemmingen, namelijk het definitieve besluit waar ook u tegen was. U plaatste
daarbij echter ook vraagtekens, want uw partij zat ook op het randje. U had
namelijk exact dezelfde vragen als wij. Het is een acht uur durende discussie
geweest naar aanleiding van twee jaar lang in de Raad discussiëren. U was
daar niet bij, maar ik was bij al die debatten en ik kan mij precies herinneren
dat uw fractie exact dezelfde twijfels had als wij.
(Mevr. DALM:
Ja, maar het gaat nu gelukkig even niet over ons. Het gaat over u. Dat is voor
u misschien heel jammer, maar in uw programma staat dat het CDA tegen
verzelfstandiging of privatisering van het GVB is. Dat staat er gewoon zo in!)
Nee, ik heb u zojuist verteld dat dat niet waar is.
(Mevr. DALM:
De kiezer moet maar zeggen wat hij hiervan vindt, maar ik vind het een heel
zwaar iets als u in uw folder iets anders zegt dan in uw verkiezingsprogramma.)
Ik heb u zojuist uitgelegd wat in de folder staat. Daarbij hebben wij ook tekst
en uitleg gegeven. Ik heb u uitgelegd wat het CDA daarvan vindt en wat
daarover in haar verkiezingsprogramma staat. Als u dat een probleem vindt, dan
is dat zo.
Om een aantal redenen hebben wij destijds dus inderdaad tegen die
verzelfstandiging in het definitieve besluit gestemd. Ik weet niet of u op de
hoogte bent van de brief van minister Netelenbos, of van het jaarverslag
waaruit inderdaad blijkt dat juist die vragen over de kwaliteit die belangrijk
zijn, gewoon niet zullen doorgaan als wij zo verder gaan. Daaruit blijkt dat
wij inderdaad een verzelfstandiging nodig hebben. Dat is namelijk de enige
manier om het openbaar vervoer in Amsterdam te verbeteren. Daarvan ben ik
inmiddels overtuigd.
Wie kent volgens u de voor- en de tegenpunten zo goed dat hij of zij des te
beter kan verwoorden hoe je resultaat moet boeken? Het gaat niet om uw mening,
maar het gaat om de mening van de Amsterdammers in een referendum. Uit de
peilingen over dat referendum blijkt dat in eerste instantie 71 procent
faliekant tegen de verzelfstandiging was, maar dat percentage is inmiddels
gedaald tot 54 procent. (Mevr.
ALBERTS:
Maar u weet net zo goed dat 18 procent van de mensen voorstander was van de
verzelfstandiging en daarin heeft u nog totaal geen enkele wijziging
aangebracht.)
Nee, dat klopt. Daarin heeft u absoluut gelijk.
(De heer VAN POELGEEST:
Kunt u uitleggen waarom het dalen van dat percentage voor u een zo belangrijk
feit is om van mening te veranderen? Is dat niet eerder een bevestiging van
angst dat het klimaat nu de andere kant op gaat en dat u dan maar snel iets
anders moet vinden?)
Nee, dat is helemaal niet juist, want die cijfers werden later bekend dan wij
dit hadden gemeld. Dat is u bekend. U moet niet zeggen wat niet waar is. Ik heb
u zojuist uitgelegd waarom wij vinden dat wij voor de verzelfstandiging moeten
stemmen en daar laat ik het bij.
(Mevr. ALBERTS:
Toch vraag ik mij af wat er in het bedrijf is veranderd tussen het moment van
tegenstemmen en het nu verklaren voorstander te zijn. De omstandigheden zijn
naar mijn idee exact gelijk en toch bent u van mening veranderd.)
Het is jammer dat u dat net even heeft gemist in mijn betoog, want ik zei
zojuist dat er inmiddels een brief is gekomen van minister Netelenbos. Ik weet
niet of u die kent, maar anders kan ik deze brief meteen uitdelen.
(De heer VAN POELGEEST:
Wanneer was die brief gedateerd? En wanneer spraken wij hier in de Raad?)
Ik heb die brief vorige week gekregen.
(De heer VAN POELGEEST:
Die brief kwam dus na het moment dat wij hier zaten en informatie ontvingen,
dus dat kan het niet zijn geweest. U was toen immers al van mening veranderd.)
Ja, maar daar staat het dus wel in en daarin staat ook precies de reden.
(De heer VAN POELGEEST:
Dat kan een bevestiging zijn van uw mening. Dat is iets anders. U moet echter
niet suggereren dat die brief u van mening heeft doen veranderen, want u was al
van mening veranderd.)
Nee, die brief bevestigt de verandering van de mening.
De fractie van de VVD vraagt of ik vier jaar wil blijven zitten. In principe
wil ik natuurlijk vier jaar blijven zitten, mits u mij daartoe benoemt. Het is
natuurlijk aan u of ik word gekozen. Ik kan u één ding
garanderen. Ik zal mij er de komende vier jaar knalhard voor inzetten, want u
kent mij ook als iemand die keihard werkt en die gewoon gaat voor de zaak
waarvoor zij staat.
De tweede vraag heeft betrekking op het dualisme en de invulling vanuit het
wethouderschap. Het is natuurlijk in eerste instantie aan de Raad te komen met
een voorstel voor de manier waarop wij in deze Raad met het dualisme zullen
omgaan en daarbij zal ik mij natuurlijk volledig neerleggen. Als u zegt dat u
verwacht dat ik ook actief informeer, is dat natuurlijk een feit. Dat is immers
gewoon een plicht en daaraan doe ik natuurlijk ook mee. Ik vind dat je altijd
bereid moet zijn overleg te voeren, dus u kunt mij iedere seconde van de dag -
en desnoods ook 's nachts - bereiken. Dat geldt voor u allemaal.
(Mevr. BRUINES:
Hoor ik u nu zeggen dat het dualisme eigenlijk alleen iets is van de
Gemeenteraad en niet van het College? Dat moet ik verkeerd hebben begrepen.
Misschien kunt u dat nog even toelichten.)
Nee, ik heb gezegd dat het op dit moment aan de Raad is invulling te geven aan
de vorm van het dualisme. Zoals u zelf ook weet, is in de Commissie Werkwijze
een groepje bijeen geroepen om precies aan te geven wat wij met dat dualisme
willen. Er is een aantal mogelijkheden en dat geldt natuurlijk ook voor het
samenwerken met de wethouders. De vraag is of je dat via de griffier doet, of
rechtstreeks. Dat zijn allemaal opties en ik leg mij neer bij datgene wat de
Raad daarvan verwacht en wenst.
Ik kom op de geschiktheid voor de functie en het cv Daarover is ook een aantal
vragen gesteld. Er werd onder andere gevraagd of dat alles is. Als je 32 bent -
dat ben ik namelijk - heb je natuurlijk niet een cv die vergelijkbaar is met
die van iemand die 50, of 65 jaar oud is. Dat geldt ook voor de ervaring.
Dat mag duidelijk zijn. Uit mijn cv, dat ik u heb gestuurd, kunt u wel opmaken
dat ik van jongs af aan geïnteresseerd ben geweest in de politiek en dat
ik ook bij de politiek betrokken ben geweest. Dat deed ik niet alleen in de
Raad, maar ook binnen het CDA. Ik heb daar verschillende functies uitgeoefend
op bestuurlijk niveau.
Op de vraag van de heer Huffnagel over het vrijwilligerswerk en of dat alles
is, antwoord ik dat mijn streven altijd is geweest naast je werk een deel aan
je familie, je gezin en je vrienden te besteden en een deel aan
vrijwilligerswerk. Zoals u kunt zien, staat er een aantal posten op dat daar
ook direct onder valt. Ik hoop dat de vraag daarmee is beantwoord.
Mevr. Dalm kent mij blijkbaar heel goed. Dat heb ik uit haar betoog gemerkt.
Zij stelde een vraag over het programma Duivels en over Gerrit Goedhart. Ook
anderen hebben daarover al een aantal opmerkingen gemaakt, zonder dat zij dat
direct hebben gevraagd. Dat is jammer, want als de Raad dat wil, kan ik een
brief geven van de voorzitter van het CDA in Amsterdam, die tijdens de
formatieperiode naar aanleiding van uitingen in de media van onder andere
GroenLinks intern een aantal zaken moest rechtzetten. In die brief staat
precies, maar dan ook precies, wat de waarheid is. Ik zal mevr. Dalm deze brief
zo meteen geven. (De heer
VAN POELGEEST:
Welke uitlatingen waren dat? Ik weet wel dat ik uw draaikonterij rondom het
GVB heb bekritiseerd, maar ik kan mij van mijzelf geen andere uitspraken
herinneren. U suggereert dat wij er in de krant iets over hebben gezegd dat u
intern Gerrit Goedhart bent gepasseerd of wat dan ook. Ik weet het allemaal
niet meer. Waar heeft u gelezen dat dat uit mijn mond of misschien uit de mond
van anderen kwam?)
Ik heb dat in diverse kranten gelezen. Die opmerkingen kwamen overigens niet
uit uw mond. (De heer
VAN POELGEEST: Kunt u mij het citaat geven, want ik kan dat niet vinden.)
Die opmerkingen kwamen niet uit uw mond of uit monden van anderen, want u weet
precies hoe dat soort zaken gaat.
(De heer VAN POELGEEST:
Ja, maar u zegt dat de fractie van GroenLinks dat heeft beweerd, dus dan wil
ik ook het bewijs.)
Ik zeg niet dat u dat zo heeft beweerd. Ik zeg dat mevr. Dalm nu suggereert dat
daar iets vreemds aan de hand is en dat probeer ik weg te nemen. Dat kan ik
ook bewijzen. (De heer
VAN POELGEEST:
Nee, maar u suggereert dat wij een soort roddelmachine in gang hebben gezet en
dat wij ook in de kranten allerlei uitspraken hebben gedaan. Als u dat bewijs
niet levert, is dat gewoon niet juist.)
Met alle respect voor u - dat heb ik dus wel - zal ik u die brief doen
toekomen. U mag die brief desnoods nu hebben. Dan kunt u deze lezen.
(De heer VAN POELGEEST:
Ik geloof absoluut dat die brief er is, maar het gaat er mij om dat u zegt dat
die brief is geschreven naar aanleiding van publicaties in de krant waarbij de
fractie van GroenLinks u heeft nagespeurd. Dat is wat u suggereert.)
Nee, dat heb ik niet gezegd.
(De heer VAN POELGEEST:
Nee? Zit het zo dan niet? Dan is mijn punt ook uit de wereld. U bedoelde dat
niet te zeggen.)
Het is overigens wel typerend dat u dat zo hoort, maar dat terzijde.
Ik kom bij de opmerkingen over Perfect Partners en Nina Brink. Ik heb inderdaad
een korte periode met Nina Brink samengewerkt, maar dat is niet bevallen. Het
was geen periode van zes jaar, want het was een bedrijf dat toen al van haar
was. U heeft het dus toch niet zo heel goed onderzocht. Dat is gewoon niet
bevallen. Wij hadden een andere stijl van werken en dat is ook alles wat ik
daarover kwijt wil. (Mevr. DALM:
Uw bedrijf heeft zes jaar ingeschreven gestaan bij de Kamer van koophandel.)
Nee, Perfect Partners heeft niet zes jaar ingeschreven gestaan bij de Kamer van
koophandel met mijn naam daarbij. Dat is uitgesloten!
(Mevr. DALM:
Ik heb de papieren hier bij me. De Hester Maij B.V.)
Ja, dat is iets anders.
(Mevr. DALM:
Als dat iets anders is, wens ik uitleg over hoe anders dat dan is.)
Ik wil best een antwoord geven op deze vraag, maar wij zijn hier bezig met een
hoorzitting waarin mensen worden gehoord. U bent echter bezig met een verhoor
en voor zover ik weet, ben ik geen verdachte en bent u al helemaal geen
rechter. Ik vind dus dat u wel heel ver gaat met uw vraagstelling.
(Mevr. DALM:
U gaat ook wel heel ver in de interpretatie daarvan.)
Nee. (Mevr. DALM:
U legt een cv op tafel. Wij hebben vragen over dat cv en ik vind het
rechtvaardig dat u die beantwoordt, dat u iets vertelt over het bedrijf dat u
heeft gehad, waarom dat niet op uw cv staat en of er wellicht nog meer punten
zijn die niet op uw cv staan.)
Ik heb uw vraag beantwoord en daar blijft het gewoon bij.
(Mevr. VAN OUDENALLEN:
Ik vind dat de vraag waarom dat niet op uw cv stond, niet wordt beantwoord. Ik
heb het niet over de inhoud, maar ik wil weten waarom niet op uw cv stond dat u
nog meer functies heeft gehad.)
Als het goed is - ik doe het nu even uit mijn hoofd - heb ik op mijn cv
omschreven dat ik marketing- en pr-adviseur ben geweest. Dat deed ik voor een
aantal bedrijven, waaronder één van mijzelf. Ik had die bedrijven
allemaal wel kunnen specificeren, maar het is wel gewoon zoals het daar staat.
Het ging om de functie en natuurlijk om wat ik daarmee heb gedaan. Ik hoop dat
ik daarmee de vraag van mevr. Van Oudenallen heb beantwoord.
Ik zou het debat hebben geweigerd met de heer Van Poelgeest. Dat is pertinent
niet juist, dus ik daag hem uit dat te staven.
(De heer VAN POELGEEST:
Ik ben vorige week door AT5 gebeld met de uitnodiging morgenavond van 19 tot
19.30 uur op te treden bij Regulier en Dwars om met u in discussie te gaan over
de verzelfstandiging van het GVB. Vandaag ben ik daarover teruggebeld met de
mededeling van de redactie - het kan dat men daar fout zit - dat het niet
doorgaat, omdat u het niet wilde doen.)
Nee. Gisteren of vandaag - daarop moet u mij maar niet vastpinnen - heb ik
inderdaad een gesprek gehad met Regulier en Dwars. Mij is alleen gevraagd of ik
op woensdagavond - dat is dus morgenavond - met u een gesprek wilde aangaan.
Ik heb toen gezegd dat het voor mij onmogelijk is dat op woensdagavond te doen,
omdat dat precies tussen de hoorzittingen zit en het debat over het
programakkoord. Wij hebben dan overleg met onze fractie. Ik heb dus gezegd dat
donderdag wat mij betreft geen probleem is, maar dat woensdag gewoon niet kan.
Dat is het antwoord dat ik heb gegeven en dat is dus iets anders dan de
suggestie die u zojuist wekte. Ik vind dat toch wel kwalijk.
(De heer VAN POELGEEST:
Het is geen suggestie, want mij werd vanmiddag gezegd dat u het niet wilde
doen. Maar dat klopt blijkbaar niet. Daar is dus helemaal niets suggestiefs
aan, want dat werd mij gewoon door de telefoon gezegd. Het klopt echter niet.)
U kent mijn GSM-nummer.
(De heer VAN POELGEEST:
Waarom moet ik daar achteraan bellen, als een redactie dat tegen mij zegt?!)
U had mij ook rechtstreeks kunnen bellen om te vragen of ik het leuk vind een
keer in debat te gaan. U had dan geweten dat het antwoord ja was.
(De VOORZITTER
(orde): Dit lijkt mij een punt dat verder heel goed bilateraal kan worden
uitgediscussieerd.)
Ja, dat idee had ik ook al.
De fractie van de SP vraagt hoe Paars dit College is. Dat is niet meer Paars,
want er is geen sprake meer van drie Paarse partijen.
(Mevr. BRUINES:
Wilt u ons echt de eer geven dat het Paars geheel aan de fractie van D66 is op
te hangen?)
Ja, die eer geef ik u. Absoluut!
De vraag over het recept van de dokter weet ik niet meer.
(Mevr. ALBERTS:
Van al dat gedraaikont word je natuurlijk vreselijk duizelig, dus ik heb
gevraagd of u daarvoor bij de dokter een medicijn heeft gevraagd.)
Nee, dat heb ik niet gedaan. Op dit moment heb ik wel even een aspirientje
genomen, omdat u hoort dat ik nogal verkouden ben. Daar is het echter bij
gebleven. (Mevr. ALBERTS:
Ik vind het natuurlijk buitengewoon vervelend dat u verkouden bent, maar u
begrijpt natuurlijk wel degelijk waar mijn vraag over ging.)
Ja, die vraag had betrekking op het GVB en die heb ik aan het begin van mijn
betoog uitgebreid beantwoord.
U vroeg mij wat er door mij heen ging toen de heer Oudkerk tijdens de
persconferentie die opmerking maakte. Die vraag heeft de heer Oudkerk al
beantwoord. (Mevr. ALBERTS:
Nee, dat kan natuurlijk nooit! De heer Oudkerk kan immers niet in uw hoofd
kijken.)
Nee, dat is waar! Ik zal daarover nog eens met u doorpraten.
(Mevr. ALBERTS:
Ik vraag wat er door ú heen ging.)
Ik heb dat zo niet opgevat. Ik heb dat inderdaad opgevat als de oude CDA-stijl
die er toch wel was. Ik kan u verzekeren dat dat zeker bij de CDA-fractie in
Amsterdam niet zo is. Ik kan u ook verzekeren dat dat bij mij al helemaal niet
zo is. Ik hoop dat uw vraag daarmee is beantwoord.
De heer Zafer Yurdakul vraagt naar de interne toets. Dat moet hij aan de beoogd
fractievoorzitter vragen, want de fractie gaat daar bij ons natuurlijk in
eerste instantie over. Dat is gewoon een statutair feit. Zij wordt daarbij
gesteund door het bestuur. Ik raad hem aan, die vraag dus ook aan hem te
richten.
U vraagt naar mijn feitelijke werk in het Europees Parlement. Ik was en ben
medewerker voor mensenrechten en ACP/EU-assembleezaken. Daar worden onder
andere de Lomé-verdragen gemaakt. Ik weet niet of u daarmee bekend bent,
maar dat is een vergadering met 71 landen waarmee de Europese Unie o.a. een
handelsrelatie heeft. Ik bewaakte daar onder andere het mensenrechtenaspect.
(De heer ZAFER YURDAKUL:
Ik ben wel eens in het Europees Parlement geweest en de medewerkers van de
fracties, of de persoonlijke assistenten zijn daar vaak niet te vinden. Zij
komen daar gewoon nooit. Kwam u daar werkelijk en wat deed u exact?)
Ik heb u zojuist gezegd wat ik exact deed en waarmee ik mij bezighield. U
vraagt of ik daar werkelijk kwam. Ik moet opeens denken aan een boek dat een
kritische journalist ooit schreef. Hij liep een jaar lang rond bij het Europees
Parlement om allerlei kwesties aan te kaarten die daar inderdaad niet kloppen.
Hij heeft daarin geschreven dat ik daar samen met een aantal andere
medewerkers rondliep en dat ik daar heel hard werkte. Hij heeft dus in ieder
geval een jaar lang kunnen zien dat ik daar aanwezig was. Dat lijkt mij
voldoende bewijs. (De heer
ZAFER YURDAKUL:
Om precies te zijn heeft u drie vragen nog niet beantwoord. U heeft nog geen
antwoord gegeven op de vraag over belangrijke zaken in Amsterdam die in het
programakkoord staan waarvan het CDA in het Europees Parlement en in de Tweede
Kamer tegenstander is. Hoe wint u het CDA voor Amsterdamse zaken, want u zei in
de verkiezingstijd en in het onderhandelingstraject ook dat u contacten in Den
Haag zo goed kon gebruiken.)
Nee, ik heb gezegd dat de contacten in Den Haag nodig waren. Welke zaken
bedoelt u? (De heer
ZAFER YURDAKUL:
Ik heb twee voorbeelden gegeven, namelijk het standpunt over coffeeshops,
experimenten over vrije heroïneverstrekking en stemrecht voor allochtonen
in de lidstaten waarvan het CDA in het Europees Parlement ook tegenstander is.)
Het laatste lijkt mij sterk. Dat kan ik mij haast niet voorstellen. Dat zal
misschien niet goed zijn overgekomen.
(De heer ZAFER YURDAKUL:
Zit u werkelijk in het Europees Parlement?)
Ja inderdaad, maar die vraag had ik naar mijn idee al beantwoord.
Het laatste lijkt mij sterk, maar ik wil dat voor u navragen. Daar gaat het nu
niet om. Over de coffeeshops hebben wij natuurlijk intern een discussie. In
Amsterdam volgen wij gewoon de lijn, zoals deze door de opvolgende
burgemeesters is ingezet. Dat staat overigens ook in ons verkiezingsprogramma.
Dat het in Den Haag misschien iets strenger is, is dan gewoon een feit.
(Mevr. BRUINES:
U begrijpt de vraag niet helemaal goed. In de informatiefase heeft u zo
duidelijk aangegeven hoe belangrijk u het vindt de contacten met Den Haag, en
ik neem aan ook met Europa, vanuit Amsterdam te ontwikkelen en te verbeteren.
Ik heb altijd begrepen dat u daarmee niet alleen bedoelt ingangen te hebben om
geld voor Amsterdam te krijgen, wat natuurlijk verschrikkelijk belangrijk is.
Ik heb begrepen dat u ook bedoelde te zeggen op landelijk niveau duidelijk te
maken dat men over de problemen die wij in deze belangrijke, grote stad
tegenkomen misschien ietwat kortzichtig denkt. Onze vraag is of u ook bereid
bent u op die manier in te zetten voor de Haagse contacten die u zo belangrijk
vindt.)
Ja, dan heb ik uw vraag inderdaad verkeerd begrepen, waarvoor ik mijn excuses
aanbied. Het antwoord op uw vraag is ja.
(De heer ZAFER YURDAKUL:
U heeft de vraag nog niet beantwoord over uw geloofwaardigheid tegenover mensen
aan wie u straks leiding gaat geven, afgezet tegen uw wispelturig gedrag
tijdens het verkiezingstraject.)
Ik denk dat ik wel geloofwaardig ben. Dat denkt ook mijn fractie en de tijd zal
het leren. Ik kan niet in de toekomst kijken, al spijt mij dat zeer.
De fractie van Leefbaar Amsterdam zegt dat ik de heer Oudkerk als dokter bij de
hand heb, maar het omgekeerde kan natuurlijk ook. Je weet het maar nooit! De
heer H. Bakker zegt dat hij mij de kans wilt geven. Dat zou ik graag willen. Ik
dank u wel.
Mevr. Kalt stelde een vraag over het Groenfonds.
(Mevr. KALT:
Op het akkoordlijstje staat dat de huidige systematiek van het Groenfonds zal
worden verlaten.) Ja, dat klopt.
(Mevr. KALT:
Mijn vraag was of die nieuwe systematiek zal leiden tot hogere uitgaven en dus
tot een beter groenbeleid. Zo nee, wat is dan de reden van de gewijzigde
systematiek?)
Uw tweede vraag is een vraag voor de toekomst. Daarover moeten wij het later
natuurlijk nog eens hebben. Op dit moment weet ik natuurlijk niet of het
daartoe leidt. Ik ben niet al wethouder, dus ik moet dat natuurlijk ook
allemaal nog goed gaan bekijken. Voor zover ik het heb begrepen, is de reden
voor het verlaten van die systematiek bijvoorbeeld dat de intentie van het
Groenfonds wel goed was, maar dat het natuurlijk ook vaak verkeerd werd
gebruikt. U weet dat zelf ook, want ik meen dat u dat zelf al aangaf.
Daarnaast was er een probleem met de samenwerking met de stadsdelen. Ik denk
dus dat wij in de toekomst goed moeten nagaan hoe wij dat in ieder geval kunnen
versterken, zodat het niet ten koste gaat van het groen. Daarvoor wil ik mij
natuurlijk wel inzetten. (Mevr.
KALT: Dat is mooi!)
Over de positie van het kleine groen in de stadsdelen en van het grote groen in
het algemeen wil ik ook nog wel even iets zeggen. Dat was naar ik meen een
vraag die ik was vergeten. Men weet dat ik mij in de Raad heel sterk heb
gemaakt voor de bescherming van het groen, ook op het moment dat er bouwplannen
aankwamen. Dat gebeurde bijvoorbeeld met de discussie over het Structuurplan.
Wij hebben toen afgesproken dat wij daarover met een notitie zouden komen.
Inmiddels heb ik begrepen dat mevr. Bruines al heel ver is met een tekst over
waardekaarten die dan als afweging kunnen gelden, zoals dat ook gebeurt bij
Monumentenzorg. Dat hebben wij ook aan haar gevraagd. Ik wil daarvoor wel extra
aandacht vragen en dat zo snel mogelijk in de Raad brengen als u dat wenst,
want u heeft natuurlijk het agendarecht. Zodoende kunnen wij zeker, om in
november aanstaande met het Structuurplan te beginnen, een goede afweging
maken. Zo is het ook op Monumentenzorg van toepassing.
(Mevr. KALT:
Dat is allemaal mooi, maar het ging er juist om dat in de afsprakenlijst staat
dat de stedelijke inspanningen zich zullen richten op de grote projecten en
niet meer op de kleine. Dit, terwijl de centrale stad op zijn minst een
bewakingsfunctie moet hebben voor de kleine projecten die doorlopen in de
verschillende stadsdelen. Bent u dat dan ook van plan?)
Ja, dat ben ik met u eens.
(Mevr. KALT: Mooi zo!)
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dat altijd lukt, maar het lijkt mij dat wij
een heel eind moeten komen als wij ons daarvoor samen sterk maken.
Mevr. Van Oudenallen stelde een vraag over mobiliteit en parkeerbeleid. Zij
noemde een aantal punten dat niet in het programma herkenbaar is. Dat klopt.
Als het alleen een programma van het CDA was geweest, hadden deze punten er
waarschijnlijk allemaal wel ingestaan. Het is natuurlijk een programma van drie
coalitiepartners en dan staat niet alles erin. Dat is ook niets nieuws, want
dat was natuurlijk ook zo bij de vorige coalitieonderhandelingen. Niet de
volledige partijprogramma's van alle drie de partijen stonden daarin. Het doet
mij deugd en het moet ook u deugd doen dat de tekst over de blauwe zones wel in
het programma staat, dus dat daar goed naar wordt gekeken en dat dat daarna
wordt geëvalueerd. Misschien worden de blauwe zones in een later stadium
uitgebreid, wat heel belangrijk is.
Ook staat er in het programma dat er in ieder geval één of twee
parkeergarages onder de Singelgracht komen. Ook de transferia zullen extra
worden uitgebreid, juist omdat die parkeerproblemen in de stad er zijn. Ik vind
het ook goed dat u daar samen met mij altijd op heeft gelet en dat wij dat in
de toekomst blijven doen. Er staat dus wel iets in het programma en dat lijkt
mij een goed begin, maar wij hebben natuurlijk vier jaar de tijd. U moet mij
daarover niet ondervragen. (Mevr.
VAN OUDENALLEN:
In dit geval moet ik u wel daarover ondervragen, want u bent nu de
kandidaat-wethouder die een aantal punten liet vallen. Helaas ben ik niet bij
die bespreking geweest, maar van mijn waarnemers heb ik eigenlijk niet vernomen
dat u heeft gezegd dat u dat wilde. Daarmee onderscheidde het CDA zich echter
wel van de PvdA en GroenLinks. De onderwerpen die u noemt, zoals de blauwe
zones, hebben wij in de Raad gehad. Het is heel goed dat wij daarvoor toen
gezamenlijk hebben gevochten, maar dat is een gemeenschappelijk iets. Nu heb ik
het over uw aparte punten. Ik vind het echt zeer teleurstellend dat u zegt dat
het niet anders is. Betekent dat dat mensen dadelijk ook landelijk, als zij
een foldertje van het CDA krijgen, eerst het verkiezingsprogramma moeten lezen
en dat zij dan nog even extra goed moeten luisteren? Moeten de mensen dan maar
niet stemmen, omdat u het zomaar wegstemt? Hoe zegt u dat nu naar Amsterdam
vertaald?)
Ik zeg het eigenlijk precies zoals ik het zojuist zei. Het is een programma van
drie partijen en niet alle punten van alle partijen staan daarin. Dat is
eenmaal zo.
U stelde ook nog een vraag over de koopzondagen. Dat punt staat overigens ook
niet in het programma. Het is natuurlijk ook een programma op hoofdlijnen en
dat is ook wel weer een uitdaging voor de Raad - daarover voeren wij morgen een
discussie - want dat betekent dat je ook meer kans hebt en dat de discussie de
komende vier jaar niet doodt. De afgelopen vier jaar was dat natuurlijk wel
een beetje het geval. De discussie over de koopzondagen is wel even aan de orde
geweest en wij hebben aangegeven dat wij daarmee niet zullen instemmen als die
vraag aan de orde komt. Dat zal ook niemand van ons verwachten.
De
VOORZITTER:
Dan komen wij bij het laatste onderdeel van vanavond. Ik nodig mevr. Belliot
uit achter de tafel plaats te nemen.
Mevr. Belliot neemt plaats achter de collegetafel.
Mevr. BELLIOT:
Mijnheer de Voorzitter. Goedenavond dames en heren, ook u op de publieke
tribune. Er is vanavond een hearing
aan de gang. Er wordt gesproken over A4-tjes die inzicht moeten bieden in de
handel en wandel van mensen. Ik wil bij voorbaat zeggen dat een cv-tje slechts
een onderdeel is van het integraal naar iemand kijken. Ik heb bewust gekozen
voor één A4-tje, omdat ik geen zin had u mee te delen dat ik op
mijn dertiende voorzitter was van de afdeling van de jongerenkerk en dat ik
vervolgens, voordat ik mijn functie in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost
aanvaardde, voorzitter was van het Bijlmer Platform. Ook had ik geen zin u te
melden dat ik bestuurslid was van het openbaar onderwijs.
Het platform had als voorname taak de ontvlechting van het openbaar onderwijs
in gang te zetten.
Ik heb ook niet gemeld dat ik in het presidium zat van Patrimonium, en dat ik
een commissariaat had in Nieuw Amsterdam. Zo kan ik nog een paar functies
noemen, bijvoorbeeld dat ik voorzitter was van de Stichting Afro- Europese
Beweging Nederland. Een van de resultaten die deze beweging heeft bereikt, is
het monument dat straks in het Oosterpark komt te staan.
Ik vertel u dit niet omdat ik onbescheiden ben, maar om te voorkomen dat u over
punten valt die ik verder niet zo interessant vind. Een cv dat vele vellen
telt, wekt bij mij vaak de indruk dat mensen veel te verbergen hebben. Ik heb
niets te verbergen en ik vraag u, mij als mens integraal te beoordelen.
In Amsterdam Zuidoost heb ik als voorzitter naast veiligheid, de ruimtelijke
vernieuwing van met name de Bijlmermeer in mijn portefeuille gehad. Daarbij
gaat het om ruimtelijke ordening in den brede. In mijn portefeuille heb ik
verder de sociaal-economische vernieuwing gehad, evenals Algemene Zaken en
Verkeer. Zo kan ik nog een heleboel punten noemen.
Er is gevraagd wat u van mij als bestuurder nog kunt verwachten. Met het
beantwoorden van deze vraag ga ik ook in op een aantal vragen van de
VVD-fractie.
Ik ben niet altijd even gemakkelijk. Soms ben ik weerbarstig en dan weer zeer
tam. Van tijd tot tijd ben ik eigenzinnig, dan zeer volgzaam en binnen het
dualisme reken ik vooral op een College waar collegialiteit de boventoon voert.
Wij krijgen van u straks de opdracht een akkoord uit te voeren waarop u ons
controleert. Dat is het dualisme. U heeft uw taken en bevoegdheden. Ik ken mijn
verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken en ik denk dat een College dat
niet kan terugvallen op collegialiteit, gedoemd is te mislukken. Vandaar dat ik
bij deze allerlei ideeën nivelleer, bijvoorbeeld over een VVD die niet
gevoelig zou zijn voor sociale taken of over een PvdA die niet gevoelig zou
zijn voor de meer economische en financiële aspecten van het bestuur. Dat
is nonsens. Een collegiaal bestuur heb je binnen het dualisme om uit te voeren
wat u ons als Raad straks gaat vragen en waarop u ons controleert.
(Applaus)
De VOORZITTER:
Ik wens mevr. Belliot geluk met haar maidenspeech.
De heer HALBERTSMA:
Mijnheer de Voorzitter. Na deze strenge, maar mooie en wijze woorden wachten
wij vol spanning af wat komen gaat. In de tussentijds hebben wij echter toch
nog een vraag. Wij kennen mevr. Belliot en ik kan gerust zeggen dat wij haar
daden kennen. Om die reden is zij zo hoog op de kandidatenlijst van de PvdA
terechtgekomen. Na de vaststelling van het verkiezingsprogramma van de PvdA
heeft zij echter in een zeer uitgebreid interview in het NRC Handelsblad vrij
uitvoerige uitspraken gedaan die tenminste uitdagend zijn te noemen en tot
nadenken hebben aangezet.
Ik doel met name op uw visie op de verslaafdenzorg, zoals deze zich de
afgelopen jaren in de Bijlmermeer heeft ontwikkeld, en ook op uw ideeën
over hoe dat anders en beter zou moeten. Mag ik u vragen of u denkt dat uw
ideeën en de ervaring die u in de Bijlmermeer op het gebied van de
verslavingszorg heeft opgedaan zonder meer kunt vertalen naar het algemene
beleid op het terrein van verslavingszorg voor de gehele stad?
De heer
HUFFNAGEL:
Mijnheer de Voorzitter. Deze invulling van het dualisme gaat wel goed. Wij
krijgen al antwoorden op vragen voordat wij die hebben gesteld. Van de vier
vragen die ik aan allen zal stellen, zijn er inmiddels al twee beantwoord. Ook
de vraag over de onbezoldigde maatschappelijke functies hebben wij namelijk al
gehad. Er blijven dus nog twee vragen over.
Bent u van plan de aankomende vier jaar wethouder in Amsterdam te blijven?
Wat maakt u zo geschikt voor deze functie en vooral voor uw portefeuille?
Mevr.
CODRINGTON:
Mijnheer de Voorzitter. Ik zal de vragen die ik aan mevr. Belliot stel in
ieder geval spiegelen aan een sollicitatiegesprek waarin je nagaat of iemand al
dan niet geschikt is, welk type bestuurder je voor je hebt, wat de competentie
is, wat de politieke motieven zijn en welke persoonlijke aanpak de betreffende
persoon heeft. Dat is immers ook de reden van het feit dat wij vandaag deze
hoorzitting houden. Wij willen een beeld schetsen van het type persoonlijkheid,
naast het feit dat mevr. Belliot in Amsterdam Zuidoost natuurlijk bekend is.
Het nieuwe College gaat met daadkracht en elan een contract met burgers aan op
het gebied van zorg. De aanpak "niet praten, maar poetsen", schept
verwachtingen. Ik lees u een citaat voor van uw collega, de heer Oudkerk, bij
de installatie op 14 maart jl. in de Raad: "Er zit ons - de PvdA-fractie -
iets dwars. Wij hebben in 1998 afgesproken dat in het jaar 2000 niemand meer
tegen zijn zin op straat zou hoeven leven. De capaciteit van de sociale
pensions moet worden uitgebreid. Ik vind het één van de schaamtes
van vandaag dat uitgerekend dit punt van het programakkoord niet is
gerealiseerd."
Mijn vraag heeft betrekking op de maatschappelijke opvang en de gedachte die
hier is neergezet. Uw voorgangers, mevr. Ter Horst en mevr. Irik, waren de
afgelopen jaren verantwoordelijk voor dit beleid. Wat gaat u nu specifiek
anders doen dan uw collega's hiervoor hebben gedaan voor deze portefeuille en
binnen de beschikbare financiële ruimte? Wat is uw politieke visie op de
maatschappelijke opvang? Daar ben ik heel benieuwd naar.
Hoe verhoudt zich uw politieke visie tot uw uitspraken over de opvang van
drugsverslaafden in grote flats aan de rand van de stad? Ik chargeer om aan te
geven waar u staat, want u heeft het niet op die manier gezegd. Als het om
kleinschaligheid gaat, neem ik aan dat u onverkort zult uitvoeren wat wij de
afgelopen jaren op het gebied van opvang voor drugsverslaafden in gang hebben
gezet. Zal uw lobby naar het Rijk een financiële expeditie worden, of gaat
u zich ook hard maken voor het beleid over de achterdeurproblematiek? Denk aan
de softdrugs, meer gebruikersruimten in Amsterdam en de medische verstrekking
van softdrugs waarmee nu allerlei experimenten worden gedaan. Is uw lobby bij
het Rijk alleen maar een financiële lobby, of gaat u ook meer steun vragen
voor het beleid van deze stad waarmee de Burgemeester te maken krijgt als het
om veiligheid en overlast gaat?
Per 1 januari 2003 moet de cofinanciering van het Stedelijk Museum rond zijn.
Het Rijk moet over de brug komen. In alle verhalen in de campagne hebben wij
dat gehoord. In 2003 moet echt bekend zijn wat er met het Stedelijk Museum zal
gebeuren. De eerdere reacties over Amsterdam van het Rijk waren die van
hoongelach, verontwaardiging en de opmerking: "Waar haalt Amsterdam de
moed vandaan om meer geld te vragen voor het Stedelijk Museum!"
Wat zijn uw ijzersterke argumenten om uw gang naar het Rijk zodanig in te
zetten dat het om
gaat? Welke argumenten kunt u ons hier geven waardoor het de komende tijd
anders kan worden?
Wij hebben de afgelopen vier jaar en de jaren daarvoor resultaten gezien van
het reserveringsbeleid ten aanzien van Personeel en Organisatie in Amsterdam
Zuidoost. Kan ik ervan uitgaan dat u in het collegiaal bestuur, ook met de
Burgemeester die over P&O gaat, afspraken kunt maken over het
reserveringsbeleid? Als ik spreek over het reserveringsbeleid voor Cultuur,
doel ik op vrijkomende vacatures bij grote culturele instellingen. Denk aan de
Stadsschouwburg en aan andere instellingen. Wat is uw visie op het gebied van
het reserveringsbeleid binnen de cultuursector?
De laatste vraag heeft betrekking op uw cv U heeft inderdaad een aantal punten
genoemd dat wel op uw cv staat. Kunt u ons meedelen of u nog lid kunt zijn van
de Woningbouwcorporatie Nieuw-Amsterdam als u wethouder van Amsterdam wordt en
of u dan nog lid kunt blijven van het bestuur van het openbaar onderwijs in
Amsterdam Zuidoost?
De heer RES:
Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Belliot, ik had eigenlijk ook dezelfde vraag
over de problematiek van de drugsopvang, maar ik wil er toch nog iets anders
aan toevoegen. In uw vorige functie had u niet de portefeuille Zorg en was u
van veel zaken op dit punt afhankelijk van wat de centrale stad eigenlijk deed.
Nu bent u onderdeel van de centrale stad en heeft u wèl de portefeuille
Zorg. Ik ben nu natuurlijk benieuwd naar het antwoord op die vraag, want het
is een heel andere situatie.
Toen ik las dat u de portefeuille Cultuur kreeg, vroeg ik mij af of dat wel
iets voor u is. Hoe voelt u zich thuis bij cultuur? U zegt natuurlijk dat u
zich daar heel goed bij thuis voelt, maar ik zou graag willen dat u dat een
beetje onderbouwt. Wat is uw binding daarmee?
U gaat met voorrang de diversiteit van de culturele uitingen in de stadsdelen
stimuleren. Wat is uw visie op dat geheel? Wat gaat u dan doen en hoe doet u
dat dan?
Mevr. ALBERTS:
Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Belliot, u krijgt nu de portefeuille Zorg. Hoe
denkt u de problematiek van de dakloze verslaafden op te lossen, nu u wethouder
van de centrale stad bent geworden? Als deelraadswethouder is u dat immers
niet gelukt.
De tweede vraag ligt een beetje in het verlengde van de verslaafdenzorg. Hoe
gelukkig bent u met collega mevr. Maij als het gaat om de
verslaafdenproblematiek, het coffeeshopbeleid enzovoorts?
(Mevr. BELLIOT:
Wat bedoelt u met de vraag hoe gelukkig ik ben met mevr. Maij?)
U zit wel gezamenlijk in het College.
(Mevr. BELLIOT:
Dan moet u vragen wat ik met haar wil doen. Ik ben altijd gelukkig met haar.)
Nee, ik vraag hoe gelukkig u bent met uw beoogde collega mevr. Maij. Ik kan mij
namelijk voorstellen dat u het wel met elkaar eens moet worden over
bijvoorbeeld de coffeeshops en het achterdeurbeleid. U heeft al gezegd dat het
een collegiaal bestuur is. Voorziet u bijvoorbeeld hobbels? Zo ja, hoe hoog
zijn die hobbels?
U bent als raadslid met een enorm aantal voorkeurstemmen gekozen. Ik meen dat
er, buiten lijsttrekkers om, bijna sprake is van een record. In hoeverre zal
dit aantal uw leidraad zijn?
Mevr. BRUINES:
Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Belliot, namens de fractie van D66 feliciteer ik
ook u met uw kandidatuur voor wethouder met de beoogde belangrijke
portefeuilles Zorg en Cultuur. U heeft vier jaar bestuurlijke ervaring opgedaan
als voorzitter in het stadsdeel Zuidoost. Dat is niet het meest eenvoudige
stadsdeel. U heeft die vier jaar volgemaakt. Dat getuigt van vasthoudendheid en
volhardendheid, wat naar onze mening belangrijke eigenschappen zijn voor een
bestuurder.
Toch is er de afgelopen jaren ook rond uw persoon af en toe enige reuring
geweest. In februari jl. mochten wij een zeer boeiend interview in NRC
Handelsblad tot ons nemen. Deze bijdrage was wellicht een beetje tekenend voor
die reuring. Wij zijn daar zelf allemaal niet bij geweest, dus ik denk dat dit
een goed moment is om enige opheldering te vragen. Concreet spreek ik over de
vernieuwing van de Bijlmermeer en met name over de kwestie met betrekking tot
de Bijlmerdreef. Op een gegeven moment ontstond een aantal
belangentegenstellingen en onder uw formele verantwoordelijkheid verengde en
verhevigde dat totdat er uiteindelijk een zwart-wit discussie ontstond. Op zijn
minst ontstond de indruk - ik zeg dat heel nadrukkelijk en voorzichtig - dat u
op bepaalde groepen sterker leunde dan op andere. Ik vraag u ons ervan te
overtuigen dat dat in ieder geval niet zo moet worden opgevat dat er sprake is
geweest van een soort willekeur. Wij laten ons op dat punt graag nog eens door
u voorlichten om te weten te komen wat daar precies aan de hand is geweest,
omdat wij vooral veel uit de kranten moesten vernemen.
De andere affaire had betrekking op een benoeming en de daarbij gevolgde
procedure. Dat is afgerond. Daarover zijn discussies geweest, maar ik zou graag
van u weten of u kunt uitleggen hoe u dat heeft aangepakt en hoe u met de
ophef daaromtrent bent omgegaan. Zou u ons daarin iets meer inzicht willen
geven?
Ook wij wilden vragen stellen over de opvang van dak- en thuislozen, maar die
zijn al gesteld. Ik zal deze vragen niet herhalen.
Kunt u aangeven wat u als bestuurder en voorzitter in Amsterdam Zuidoost de
afgelopen jaren heeft geleerd waarvan u zegt dat dat nuttig en zinnig is om mee
te nemen naar het niveau van de centrale stad, omdat wij daar allemaal iets
aan hebben? Kunt u dat benoemen?
Er zijn verschillende vragen gesteld over de affiniteit met de portefeuilles.
Graag ga ik op een ander moment een uitgebeid debat met u aan over de cultuur
en ook morgen komen wij daarop terug bij de bespreking van het programakkoord.
Ik wacht uw antwoorden af.
De heer H. BAKKER:
Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Belliot, ook ik heb u altijd gevolgd. Ik vind u
een vrouw van het volk en ik had u dan ook liever op de plaats van de heer
Oudkerk gezien voor de GSD en de jeugd. De fractie van Leefbaar Amsterdam is
blij met een spontane vrouw in het College; een vrouw die collegialiteit voelt,
die oor heeft en die niet afstandelijk is.
Ik wil u er ook op attenderen dat u zich niet populair moet laten maken als
junkenmoeder. Die populariteit willen zij graag naar u toeschuiven, maar dat is
een heel ondankbare baan.
Vandaar dat ik liever had gezien dat u de portefeuille Sociale Zaken en Jeugd
had gehad, maar het is niet anders. De fractie van Leefbaar Amsterdam is ervan
overtuigd dat wij een heel goede wethouder aan u zullen hebben.
Mevr.
KALT:
Mijnheer de Voorzitter. Ik merk dat ik veel meer vooruit kijk dan achteruit en
dat ik almaar wil vragen hoe de afspraken zijn.
Over Cultuur staat alleen in het programakkoord dat het Kunstenplan eens in de
vier jaar het moment van beleidsafweging is over subsidies. Dat is de
coalitieafspraak. In de praktijk blijkt vaak dat op zichzelf goede plannen voor
het artistieke kunstgebied niet zoals gepland verlopen. Dat geldt zeker in een
periode van vier jaar. Anderzijds doen zich in de loop van vier jaar vaak
mooie kansen voor om in die periode een interessant initiatief financieel te
steunen, of financieel bij te lappen. Hoe zal flexibiliteit en het inspringen
op nieuwe situaties mogelijk zijn met deze afspraak van alleen eens in de vier
jaar?
Sponsoring in de cultuur blijkt in de praktijk toch steeds problematisch te
zijn, met name als een sponsor zich halverwege een bepaald traject terugtrekt.
Meestal wordt er dan bij de wethouder aangeklopt om financieel bij te springen,
omdat halverwege bepaalde producties moeten stoppen. Dat is al gebeurd. De
afspraak die u binnen het akkoord heeft gemaakt om geen strafkortingen op
subsidies te leggen wegens sponsoring, kan naar mijn idee op zichzelf wel
aardig zijn. Betekent dat echter dat sponsoring als aanvullend wordt beschouwd
en dat de subsidies voor kunst op zichzelf dus voldoende zijn om de
kunstplannen voort te zetten? Betekent dat alleen sponsoring voor de franje en
niet voor de basisactiviteiten? Wat is uw houding ten opzichte van sponsoring
van kunst?
Mevr. VAN OUDENALLEN:
Mijnheer de Voorzitter. Het dualisme laat zien dat de fractie van D66 aan de
zijkant veel wakkerder kan optreden dan in het College. Dat wil ik even gezegd
hebben, met mijn complimenten voor de fractie van D66.
U bent natuurlijk de kandidaat en ik maak ook u een compliment, want van de
drie kandidaten van de PvdA-fractie was u de enige die een net overzicht gaf.
Het is opvallend dat mijn collega's hier opeens allemaal politiek gaan
opwerpen, terwijl zij bij een aantal andere kandidaten opeens de privé
-loopbaan heel sterk gingen uitspitten. Zo zie je maar, dat is politiek. Je
weet nooit hoe het gaat.
Het viel mij op dat u niets terugkrijgt van de portefeuilles die u heeft gehad.
Volgens mij krijgt u de meest begeerde portefeuille, namelijk die van Cultuur.
Bij ons in de fractie is dat in ieder geval wel zo. De duoraadsleden willen
het liefst allemaal cultuur voor hun rekening nemen. Zij willen zelfs
overstappen, omdat de binnenstad geen cultuur meer heeft.
(De heer HALBERTSMA:
Je zal maar parkeren moeten doen!)
Dat is zo ontzettend leuk! Parkeren is echt één van de leukste
onderwerpen.
Ik weet dat u in het openbaar altijd fantastische gewaden draagt, dus u draagt
cultuur uit. Onze vorige wethouder voor Cultuur had wat dat betreft ook haar
eigen manier. Zij droeg prachtige sierraden en kleding. Dat geeft ook de
cultuur aan. Zou u ook daarin nog meer gaan doen dan u nu doet, omdat u
wethouder voor Cultuur bent en omdat u vaak in het openbaar zult zijn? Ik vind
dat een belangrijke vraag, want wij hebben in Amsterdam veel kunstacademies en
ontwerpers. Uit alle hoeken van Nederland en uit de wereld komen zij naar deze
stad. Gaat u daarmee ook iets doen, of zegt u dat het genoeg is dat u er bent?
Ik kan mij voorstellen dat mensen dat een toegevoegde waarde vinden.
Ik mis wel iets in uw cv Ik heb begrepen dat gospel een van uw hobby's is. Als
dat inderdaad zo is, kunt u ons misschien zingend iets over cultuur toewerpen.
Heeft u nu nog wel hobby's, of zegt u dat u die niet meer zal hebben als u
wethouder wordt van de centrale stad?
Mevr. BELLIOT:
Mijnheer de Voorzitter. Op de vraag van de heer Huffnagel of ik van plan ben
vier jaar wethouder van Amsterdam te blijven, antwoord ik dat het mij bijna
onethisch lijkt dat niet te doen. Ik heb er bewust niet voor gekozen in
Amsterdam Zuidoost langer door te gaan, want ik realiseerde mij al dat ik het
daar niet acht jaar zou redden vanwege de intensiteit en de ingewikkeldheid van
dat stadsdeel. Als ik hier teken voor vier jaar, is het wat mij betreft
vanzelfsprekend dat ik dat gewoon netjes afmaak, dat ik de stormen trotseer en
dat ik het applaus met de nodige bescheidenheid ontvang.
Ik kan u nu niet garanderen dat ik geschikt ben voor de functie. Ik stel voor
dat wij over vier jaar nagaan wat ervan terecht is gekomen. Ik weet overigens
dat je ook onderweg kunt optellen en aftrekken om na te gaan of een bestuurder
zijn of haar werk wel goed doet. Onderweg krijgt u daarvoor genoeg tijd en ik
ben ervan overtuigd dat u mij eraan zult herinneren als ik neigingen tot
uitglijden vertoon. Herinnert u mij maar aan het feit dat ik meetbaar moet
laten zien wat ik ervan terechtbreng. Het is ook uw taak dat te doen.
Ik kom op de beantwoording van de vragen van mevr. Codington en tegelijkertijd
wil ik een integraal antwoord geven op de vragen over de zorg en de
verslavingszorg. Ik herinner u eraan dat de centrale stad daarvoor de
eindverantwoordelijkheid draagt. Inmiddels ben ook ik verantwoordelijk. Daaraan
moet ik nog even wennen.
In Amsterdam Zuidoost hebben wij met uw ondersteuning een aantal kleinschalige
opvangplaatsen voor drugsverslaafden gecreëerd. Wij hebben het aantal
gebruikersruimten verdubbeld van één naar twee. Dat ging allemaal
zo traag, omdat er vanuit de centrale stad geen beweging in kwam.
Nu breidt u het aantal vragen aan mij uit. U vraagt bijvoorbeeld wat ik doe met
categorieën zoals zwervers in combinatie met verslaving. U vraagt wat ik
doe met daklozen. Dat is een groep van mensen waarvoor wij als samenleving naar
mijn idee ook verantwoordelijk zijn. Mevr. Irik heeft inmiddels een beleid
ingezet en zij heeft mij daarover vandaag omstandig geïnformeerd. Ik denk
dat wij voor die groepen verschillende opvangmogelijkheden moeten creëren.
U zegt terecht dat het ons niet is gelukt dit in de stad helemaal voor elkaar
te krijgen. Dat zie ik ook. Dat is waarneembaar. Als je hier de deur uitgaat,
struikel je van tijd tot tijd over zwervers en drugsverslaafden. Vanuit de
ervaring die ik heb opgedaan in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost, heb ik
gemeend te moeten pleiten voor meer grootschalige drugsopvang en daar sta ik
nog steeds achter.
Ik heb namelijk de ervaring dat je met kleinschaligheid slechts een heel klein
deel van de verslaafden bereikt. Het is gebleken dat alle buurten overeind
komen als in de buurt een dergelijke opvang wordt gestationeerd. Als het gaat
om Zuidoost - al gaat het wat mij betreft nu om de hele stad - zijn het zulke
aantallen dat je de buurten niet kunt belasten met kleinschalige opvang op
bijna iedere hoek. Ik sta er dus achter na te gaan wat je voor zwervers en
verslaafden doet.
Wij moeten de cirkel van oudere drugsverslaafden doorbreken en wij moeten
grootschalige opvang creëren voor die oudere mensen. Ik noem de oudere
verslaafden waarvan je in alle nuchterheid en objectiviteit moet kunnen
vaststellen dat zij niet meer afkicken, mensen van rond de zestig jaar, waarvan
jongere drugsrunners het slachtoffer worden.
Denk ook aan de overlast die wij in de samenleving hebben in de vorm van
drugsgerelateerde criminaliteit, diefstal van artikelen uit auto's en het feit
dat jonge jongens van 13 en 14 jaar drugs runnen.
Als u mij vraagt wat ik met de daklozen wil doen, wil ik daarover graag met u
in gesprek gaan. U heeft daarover natuurlijk ook uw eigen ideeën. U zit
ook al lang in de Raad en ook u heeft ervaring opgedaan. Met de plannen die er
misschien al liggen en ook geïnspireerd door uw ideeën, zal ik u
verder informeren. Ik laat mij heel graag inspireren. Een pasklaar antwoord op
deze vraag heb ik op dit moment niet. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik
dat had. (Mevr. CODRINGTON:
U heeft mij bewust niet al die categorieën horen noemen, omdat ik dat in
dit debat veel te detaillistisch vond. Ik wilde van u een politieke visie horen
en die heeft u nu gegeven, namelijk kleinschaligheid naast grootschaligheid.
Ik kan u de verzekering geven dat de discussies die wij daarover in deze Raad
zullen voeren, heftig zullen zijn. Het is immers juist gebleken dat met die
kleinschaligheid over de hele stad resultaten worden bereikt. Ik heb nog niet
gezien dat grootschalige opvang in flats tot resultaat heeft geleid. Ik ben
echter bereid met u de discussie aan te gaan. Het ging over een politieke visie
over dit onderwerp. Daarom had ik die vraag gesteld.)
Ik zie de discussie graag tegemoet.
Meerderen van u hebben gesproken over cultuur. Ik vind dat de heer Dales daarop
een goede kijk heeft. Ik denk dat cultuur in de dynamiek van de moderne tijd
door iedere wethouder misschien een iets andere invulling zal krijgen.
Uiteraard blijft staan dat er beperkingen zijn in het budget dat de Raad
toestaat.
In antwoord op de vraag van mevr. Kalt zeg ik dat ik achter sponsoring sta. Wij
leven in de eenentwintigste eeuw en als je private partijen vindt die onder
jouw regie, regelgeving en afspraken - het kan immers nooit zo zijn dat je dat
gaat omkeren - kunst financieel of anderszins kunnen en willen ondersteunen,
moet je daar absoluut ja op zeggen.
Uiteraard kennen wij het probleem van de musea zoals dat nu speelt in de stad.
Dat zijn fysieke invullingen. Wij kennen nu ook de problemen met betrekking tot
de bibliotheken. Ik ga heel graag met u na hoe je ook de gebruikers tegemoet
moet komen, want wij vragen ons niet af wat de mensen daar eigenlijk van vinden
die gebruik maken van dat product van de musea.
Inmiddels heb ik diverse stukken ontvangen en ik maak mij bijzonder ongerust
over de functie die de bibliotheek heeft. Wij moeten er zorg voor dragen dat
deze stad niet zal doodbloeden vanwege de afwezigheid binnen een snel bereik
voor studenten en wat mij betreft ook voor wetenschap.
Kunst is immers niet alleen kijken, maar ook onderzoeken. Mevr. Bruines heeft
aangegeven dat zij voor het Stedelijk Museum nu al een actieplan heeft, los van
al die lobbyclichés naar het Rijk toe. Aan de andere kant denk ik dat
onze stad genoeg kracht, creativiteit en durf moet hebben om wat dan ook te
realiseren, ook buiten de financiering van het Rijk om. Daarvoor is de Raad
eindverantwoordelijk, ook voor het vrijmaken van financiën.
(Mevr. CODRINGTON:
Ik heb toch de behoefte mevr. Belliot uit te dagen sterke argumenten te noemen
om het Rijk òm te krijgen, zodat het wel met de financiering van het
Stedelijk Museum in zee gaat. Als zij ons kan overtuigen, heeft zij een goede
basis om ook het Rijk te overtuigen. Ik heb nog niet gehoord wat zij daarmee
gaat doen.)
Ik denk dat het in de eerste plaats gaat om een algemene verantwoordelijkheid
die je draagt. De verantwoordelijkheid die het Rijk draagt, heeft te maken met
de continuïteit en de garantie dat het waardegoed niet verloren gaat, dat
wij met het Stedelijk Museum hebben.
Ik denk dat ook emotie daarbij een rol speelt, want kunst is tot op zekere
hoogte ook emotie. Het Stedelijk Museum en al dat cultureel erfgoed: Het is net
wat een gek ervoor geeft. Van tijd tot tijd moet je er ook met die
betrekkelijkheid naar willen kijken, maar daar ga ik in dit geval niet van uit.
Ik verwacht dat wij ervoor kiezen die museale functies te behouden. In dit
geval dient het Rijk daarin een absolute verantwoordelijkheid te nemen. Ik hoef
niet veel meer te zeggen dan dat. Het is mede zijn verantwoordelijkheid.
Daarmee basta! (Mevr.
CODRINGTON:
Dat is het argument dat wethouder Bruines en anderen daar een paar maanden
geleden ook voor hebben genoemd. Ik had gehoopt dat u vandaag misschien al
enkele sterke argumenten had waardoor het Rijk om zou kunnen gaan, maar
kennelijk is dat nog niet het geval.)
Ik ben nog net niet portefeuillehouder. Ik zal zeker brainstormen om met enig
elan meer ideeën en argumenten aan te dragen, maar ik hoop ook op uw
inspiratie.
Het reserveringsbeleid vond ik heel goed. De wereld is in Amsterdam Zuidoost
over mij heen gevallen toen wij dat reserveringsbeleid introduceerden, waarbij
als afspraak gold dat iedere functie zes maanden vrij bleef totdat die op
topniveau - het ging om managementniveau - door een allochtoon was ingevuld.
Dit is op een verkeerde manier in de wereld gekomen, want het ging niet alleen
om allochtonen, maar ook om vrouwen. Wij hebben in Amsterdam Zuidoost inmiddels
een MT afgeleverd waar vrouwen, allochtonen en gelukkig ook nog gewone witte
mannen aanwezig zijn. Dat moet je ook zo willen houden, want ook zij verdienen
een plaats. Anders wordt het immers een uitstervende soort en daarvoor wil ik
niet verantwoordelijk zijn.
De vraag is wat wij hier met dat beleid moeten doen. Ik moet mij natuurlijk
laten inspireren door mensen die daarvan ook het nut inzien. Dat moet heel
voorzichtig gebeuren, want dit is een buitengewoon kwetsbaar onderwerp. Terecht
voelen mensen zich bedreigd. Ik denk dat het ook een kwestie is van mensen in
hun carrière van tijd tot tijd teleurstellen. Daarover moet je ook heel
nuchter zijn, maar je moet ook met de nodige ingetogenheid te werk gaan, op het
strategisch juiste moment en op de juiste manier. Dan kun je ook binnen de
cultuursector veel voor elkaar krijgen op het gebied van een mogelijk
reserveringsbeleid. Ik speel daarin echter geen doorslaggevende rol, want ook
de cultuursector is autonoom.
(Mevr. CODRINGTON:
Precies, maar dat betekent dat uw samenwerking met de portefeuillehouder voor
Personeel en Organisatie, in dit geval de Burgemeester, in het collegiaal
bestuur intensief zal zijn. Dat is wat ik van u wil horen.)
Ik denk dat de Burgemeester in dat opzicht geen andere keuze heeft dan
intensief op zoek te gaan naar een oplossing.
Ik ben zeer erkentelijk voor die 9000 stemmen. Ik heb genoeg ego om mij
daardoor bijzonder gestreeld te voelen, maar mijn grootste drijfveer onder deze
omstandigheden is mijn werk te doen. Ik ben van top tot teen een harde werker
en die 9000 stemmen kunnen mij strelen, maar aan strelingen heb je onderweg
niet genoeg. Het is een kwestie van gewoon je werk doen in de koude grond van
de Amsterdamse stad en soms je mond houden. Op momenten dat het niet goed gaat
kun je die 9000 stemmen als een soort verpozing nemen.
(Mevr. CODRINGTON:
Ik was benieuwd naar de activiteiten die op uw cv zijn aangegeven. Ik heb
gevraagd of u daar nog kunt blijven.)
Op het moment dat ik toetrad tot het bestuur van Amsterdam heb ik alles laten
vallen. In mijn werk heb ik altijd politieke keuzes gemaakt. Nooit wilde ik in
het professionele circuit van de politiek verkeren. Ik heb bewust niet daarvoor
gekozen en toen ik daartegen wel ja zei, heb ik alle nevenfuncties laten
vallen. Ik wist namelijk dat ik mij tot de tanden toe moest wapenen om het waar
te maken en dat ik geen tijd had voor nevenfuncties. Voorlopig ambieer ik dat
ook niet, omdat wat mij betreft ook hier een enorme uitdaging ligt om het goed
te doen. Ik heb de tijd hard nodig.
Ik dank de heer H. Bakker voor het compliment. Ik wil geen junkenmoeder zijn,
maar ook geen zorgmoeder. Graag wil ik gewoon een bestuurder zijn en samen met
de Raad op zoek gaan naar de beste manier om deze stad te besturen. Hoezeer ook
het controlerende moment in het dualisme van uw kant komt, denk ik dat - voor
ons van tijd tot tijd met de oppositie en natuurlijk vanuit het College met de
Raad - je het samen moet doen. Daarvoor wil ik blijven pleiten.
In het stadsdeel heb ik een harde oppositie gehad, maar ik heb mij nooit op
mijn gemak gevoeld als de oppositie en de coalitie het niet redelijkerwijs met
elkaar konden vinden. Als het om besturen gaat, maak je tenslotte integraal
keuzes.
Mevr. Bruines benoemt twee kwetsuren onderweg. In 1996 was bij raadsbesluit al
aangenomen dat de Bijlmerdreef moest worden verlaagd. De dreven zouden omlaag
gaan omdat de scheiding van verkeersfuncties op maaiveld- en op straatniveau
tot meer veiligheid leidt. Daarbij komt de gigantische uniformiteit en de naar
mijn idee verwerpelijke betonstructuren, waardoor het niet menselijk is daarin
te wonen. Dit, met alle gevolgen van dien.
Ik heb mij - mijzelf kennende en zoals ik wens te besturen - dus consistent en
consequent aan een raadsbesluit gehouden. Toen de Bijlmerdreef op die plaats
omlaag moest, was dat voor de bewoners daaromheen misschien niet het mooiste
wat hen kon overkomen. Ik wilde daaraan echter vasthouden en ik werd daarin
gesteund door mensen die de vernieuwing van de Bijlmermeer wel op die manier
wilden.
Daarbij kwam toevallig dat wat er in de hoogbouw woonde zwart was en dat wat in
de laagbouw woonde ?
in een buurt met nogal wat elan waar veel sociaal-economisch gearriveerde
Amsterdammers wonen ?
wit was. Daar kan ik echter niets aan doen. Ik ben immers niet Onze lieve
Heer. Ik heb ervoor gekozen, dat raadsbesluit tot uitvoering te brengen, want
zo was het afgesproken.
Over de aannameprocedures van de heer Saad zal ik kort en bondig zijn. Hij kwam
uit Birmingham en hij was iemand in wie ik veel zag. Hij had kwaliteiten en
hij beschikte over deskundigheid. Met name vanuit de oppositie werd gevraagd of
de procedure op de juiste manier was verlopen. Er zijn daarbij ook steken
gevallen. Het zijn domme mensen die hun fouten niet toegeven.
Uiteindelijk kwam het erop neer dat er in de beantwoording van schriftelijke
vragen twee momenten waren waarop het College - en ik als portefeuillehouder -
te laat reageerde. Er werd respectievelijk twee weken en anderhalve week te
laat gereageerd. Dat is het.
Op de vraag over de gospel antwoord ik dat ik al twintig jaar niet meer in het
openbaar zing. Als de heer Bakker jarig is, denk ik dat wij met ons allen een
mooi lied voor hem zullen zingen.
(De VOORZITTER: Daar zien wij dan naar uit!)
De vergadering wordt om 23.14 uur geschorst tot de volgende middag 13 uur.
|