Gemeenteblad 

 
afd. 1

nr. 527
    
  Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden H. Bakker en H.H.G. Bakker inzake bouwfraude.
Amsterdam, 3 oktober 2002.

Aan de Gemeenteraad 

De raadsleden H. Bakker en H.H.G. Bakker hebben op 9 september 2002, op grond van art. 18 van het Reglement van Orde voor de Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen tot het College van Burgemeester en Wethouders gericht:  

Inleiding. 
Weer staan de omstandigheden die de voortgang van de Noord-Zuidlijn mogelijk moeten maken, ter discussie. De desbetreffende wethouder, als getuige gehoord door de parlementaire enquêtecommissie, heeft te kennen gegeven geen enkel vermoeden van fraude te hebben gehad, terwijl inmiddels voldoende duidelijk is geworden dat er wel degelijk van fraude c.q. ten nadele van de gemeente Amsterdam gemaakte prijsafspraken kan worden uitgegaan. Vragenstellers is geen duidelijk controlebeleid bekend. Maar mocht een controlebeleid al bestaan, dan zal dit weinig effect sorteren, omdat teveel bevoegdheden zijn overgedragen aan stadsdeelkantoren die zelfs in het kader van deze schriftelijke vragen niet bereid waren vragenstellers informatie te geven. Heel vreemd kan dit niet te noemen zijn: wanneer op een stadsdeelkantoor slechts enkele ambtenaren de alleenbeslissings-bevoegdheid hebben in zaken als aan- en verkoop van panden, aanbesteding van bouwprojecten, renovatie, onteigeningszaken, ook van bedrijfspanden, dan is de verleiding al snel groot om de integriteit geweld aan te doen, zeker als een scherp en goed functionerend controleapparaat ontbreekt.

Op grond van het vorenstaande stellen vragenstellers de volgende vragen.
1.   Is het College van Burgemeester en Wethouders van mening dat een scherp en goed functionerend controleapparaat moet worden opgestart? 
2.   Is het College van Burgemeester en Wethouders ook van mening dat alle projecten van enige omvang onder controle van de centrale stad moeten worden teruggeplaatst, zodat de veel te ruime bevoegdheden die stadsdeelambtenaren nu hebben worden teruggebracht en de bevoegdheden weer geheel bij de centrale stad komen, zodat met enige wel deskundige ambtenaren kan worden volstaan?  

Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld.
1 en 2. Op 19 mei 2002 heeft de fractie van Leefbaar Amsterdam ’92 een nota aan de Raad aangeboden, getiteld: 14 kapiteins op één schip (Gemeenteblad afd. 1, nr. 321). In deze nota worden ook beide thans gestelde vragen aan de orde gesteld. Derhalve volstaan wij thans met een verwijzing naar het preadvies op deze nota, zoals gepubliceerd in het Gemeenteblad afd. 1 van 11 juli 2002, nr. 420.
Overigens is het zo dat alle “projecten van enige omvang” tot “grootstedelijk project” worden verklaard, waardoor – binnen de bij zo’n besluit aangegeven begrenzing – (bepaalde) bevoegdheden weer worden teruggenomen door de centrale stad. Ook de Noord-Zuidlijn is tot grootstedelijke project verklaard bij raadsbesluit van 14 mei 1997, nr. 231 (dat daarna enkele malen is aangepast).

Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,  
E. Gerritsen M.J. Cohen 
secretaris burgemeester
Verschenen 7 oktober 2002.