|
Gemeenteblad
raadsvoordracht
| afd. 1
nr. 514 |
| |
|
|
Start aanleg Noord-Zuidlijn. |
Amsterdam, 30 september 2002.
|
Aan de Gemeenteraad
Bij de aanvaarding van de subsidiebeschikking Noord-Zuidlijn door uw
Vergadering heeft ons College toege-zegd dat de lijn pas in aanleg wordt
genomen als duidelijkheid is verkregen over de aanbesteding van de
belangrijkste onderdelen.
Ons College heeft u vervolgens verschillende malen geïnformeerd over het
moeizame verloop van de aanbestedingen; voor de laatste maal in onze
raadsvoordracht van 31 januari 2002, nr. 96.In die voordracht is gemeld:
·
dat de aanbesteding van de zeven meest gecompliceerde onderdelen voor vier
contracten tot een acceptabel resultaat heeft geleid;
·
dat voor de drie resterende onderdelen, in nauw overleg met het Ministerie van
Verkeer en Waterstaat, wordt gewerkt aan een verbetering van het
aanbestedingsresultaat;
·
dat de oorspronkelijke projectdoelen nog vol overeind staan;
·
dat de Nota varianten en alternatieven uitwijst dat er geen reële
mogelijkheden bestaan om deze langs andere lijnen te bereiken;
·
dat alle inspanningen daarom gericht moeten worden op voortzetting van het
gehele project en het verbeteren van het aanbestedingsresultaat;
·
dat ons College daarvoor een plan heeft opgesteld;
·
dat de minister van Verkeer en Waterstaat en de regio zich bereid hebben
verklaard daaraan een bijdrage te zullen leveren.
In uw vergadering van 13 februari 2002 heeft u hiervan kennis genomen en ons
College uitgenodigd om na afronding van de onderhandelingen een zogenaamde
go, no go-besluit voor te leggen.
In deze raadsvoordracht doen wij verslag van de gevoerde onderhandelingen en
leggen wij onze conclusies aan u voor.
Ter voorbereiding van de raadsbehandeling hebben wij de projectgeschiedenis
vanaf de start tot heden kort samengevat. Tevens hebben wij onze
raadsvoordracht van 31 januari 2002, nr. 96, en de bijbehorende notas
bijgevoegd, waaronder de studie naar alternatieven. Daarmee beschikt uw nieuwe
Vergadering naar ons oordeel over voldoende informatie om de gevraagde
besluiten binnen een breder kader te kunnen beoordelen.
1. Inleiding.
De afgelopen maanden is intensief onderhandeld met de aannemers over de
resterende contracten en met het rijk en de regio over de dekking van de
tekorten.
De onderhandelingen over de aanbesteding hebben een kostenbesparend effect
gehad van 23 miljoen euro. Beoogd was 36 miljoen euro. Het saldo effect is dus
negatief 13 miljoen euro. Aan de dekkingskant kan als directe bijdrage 74
miljoen euro worden ingeboekt. Dit is 15 miljoen euro meer dan was aangenomen.
Per saldo komt de benodigde extra gemeentelijke bijdrage uit op 130 miljoen
euro; dat is 2 miljoen euro onder de in januari 2002 voorgelegde raming.
Gezien deze uitkomsten stellen wij u voor om het project nu daadwerkelijk in
uitvoering te nemen.
Voor de vergelijkbaarheid met eerdere cijfers is afgezien van de gebruikelijke
loon- en prijsstijgingen. De projectfinanciën worden in de loop van dit
jaar aangepast naar prijspeil 2002. Die aanpassing heeft geen gevolgen voor de
nu voorgestelde besluiten.
2. Aanbestedingsresultaat.
De Noord-Zuidlijn bestaat uit dertien onderdelen, waarvan er zeven in
aanbesteding zijn. Deze zeven contracten vormen de helft van de bouwkosten van
de Noord-Zuidlijn en zijn verreweg het meest gecompliceerde deel van het
project, zowel technisch als wat betreft inpassing in de stad: ·
zinktunnel onder het IJ; ·
passage CS/metrostation Centraal Station (CS); ·
caissons Damrak; · boortunnels; · station Rokin;
· station Vijzelgracht; · station Ceintuurbaan.
Voor vier van deze zeven contracten is in de aanbesteding van oktober 2001 een
acceptabel resultaat bereikt. Voor drie contracten (CS, Vijzelgracht,
Ceintuurbaan) was geen passende aanbieding. In de eerste helft van 2002 heeft
de gemeente voor deze drie contracten een nieuwe aanbestedingsprocedure gestart
en uitge-breide onderhandelingen gevoerd.
Passage CS/Metrostation CS.
Over het contract voor de passage onder het CS en het metrostation CS is in
onderhandelingen met dezelfde aannemer als in oktober 2001 een aanvaardbaar
resultaat bereikt. In het te sluiten contract is een gezamenlijk domein
gedefinieerd waarbinnen de aannemer en de gemeente de omschreven risicos
delen en een gezamenlijk belang hebben om deze risicos te minimaliseren
en potentiële besparingen te realiseren. Voor dit gezamenlijke domein is
een risicovoorziening opgenomen in het contract.
Vijzelgracht.
De laagste aanbieder in oktober 2001 heeft een arbitrage aangespannen tegen de
beslissing van de gemeente om de aanbieding niet passend te verklaren. De Raad
van Arbitrage heeft geoordeeld dat de gemeente in haar recht staat om een
nieuwe procedure te starten. Deze procedure heeft geleid tot een lager bod van
een andere aanbieder.
Ceintuurbaan.
Ook voor de Ceintuurbaan is in een nieuwe procedure een lagere aanneemsom
verkregen dan in oktober 2001. Deze lagere aanbieding maakt deel uit van een
gecombineerd aanbod door één aannemer voor de stations Rokin,
Vijzelgracht en Ceintuurbaan.
De totale aanneemsom van de zeven contracten is ten opzichte van de situatie in
oktober 2001 verbeterd met 23 miljoen euro.
3. Dekking.
Voor wat betreft de dekking door derden heeft de gemeente in het
afgelopen half jaar overleg gevoerd met het rijk en de Regio. Met het oog op
het grote belang van de Noord-Zuidlijn voor de stad en de regio en de grote
financiële problemen hebben beiden zich constructief opgesteld.
a. Rijk.
Het rijk heeft vier toezeggingen gedaan die direct en indirect ten gunste komen
van de gemeente.
Directe bijdragen.
·
Het rijk schrapt de zogenaamde ingroeiregeling netoptimalisatie voor de periode
2003-
2008. De ingroeiregeling behelsde een korting op de rijksbijdragen voor het
openbaar vervoer (OV), vooruitlopend op de ingebruikname van de Noord-Zuidlijn.
Om te voorkomen dat deze omstreden regeling negatieve gevolgen zou hebben voor
het voorzieningenniveau OV, heeft de gemeente destijds een bedrag van 18
miljoen euro gereserveerd. Door het schrappen van de ingroeiregeling valt dit
bedrag nu vrij.
Voor de periode 2009 en 2010 (tot aan ingangsdatum exploitatie Noord-Zuidlijn)
blijft de ingroeiregeling van kracht. Dat betreft een bedrag van circa 9
miljoen euro. Omdat tegen die tijd een geheel nieuwe OV-
bekostigingssystematiek van kracht zal zijn, achten wij het niet opportuun om
daar nu reeds een reservering voor te treffen.
·
De minister van Verkeer en Waterstaat heeft naar aanleiding van het overleg met
de gemeente over de Noord-Zuidlijn 16 miljoen euro in het concept-MIT 2003
gereserveerd voor transfervoorzieningen op het CS. De bedoeling is om hiervan
11 miljoen euro te alloceren voor de fietstunnel onder de westzijde van het CS.
In de begrotingsmissive 2002 is aangegeven dat de gemeente in het jaar van
2002 1,23 miljoen euro en in de jaren 2003 tot en met 2008 jaarlijks een bedrag
van 1,8 miljoen euro voor de fietstunnel zal reserveren in het
Mobiliteitsfonds. Met de toezegging van het rijk voor de fietstunnel valt die
reservering vrij en kan dan worden gebruikt voor de Noord-Zuidlijn.
Indirecte bijdragen.
De minister van Verkeer en Waterstaat draagt ook indirect bij aan de
Noord-Zuidlijn. Deze indirecte bijdragen zijn geen dekking voor het financieel
tekort van de Noord-Zuidlijn, maar wél een direct gevolg van overleg met
het rijk over de Noord-Zuidlijn. Deze bijdragen leiden tot een
kwaliteitsverbetering van de Noord-Zuidlijn respectievelijk tot een structurele
verbetering van de transfercapaciteit van het CS.
·
Het restant van de extra MIT-gelden (5 miljoen euro) is bedoeld voor nader te
bepalen transfer-voorzieningen (Masterplan Stationseiland), bijvoorbeeld een
inpandige doorkoppeling tussen de midden-tunnel op het CS en het metrostation.
Hiermee bekostigt het rijk in feite een kwaliteitsverbetering van de
Noord-Zuidlijn.
·
Een deel van de opbrengsten uit de verkoop van Telfort-aandelen; de zogenaamde
FENS-gelden: 13 miljoen euro. Met deze gelden bekostigt Railinfrabeheer
investeringen op het CS in de noodzakelijke transfercapaciteit. Hiermee lost
het rijk een reëel risico voor de gemeente op, namelijk het niet voldoen
aan de eisen van het rijk ten aanzien van voldoende transfercapaciteit tijdens
de bouw van de Noord- Zuidlijn.
b. Regio.
Gezien de problemen bij de aanbestedingen en de daaruit voortvloeiende
vertraging bij de aanleg van de Noord-Zuidlijn, hebben wij de regio verzocht om
de bouw van de busstations Buikslotermeerplein en Zuidas, die direct aan de
aanleg van de Noord-Zuidlijn was gekoppeld, enkele jaren uit te stellen en de
vrijkomende middelen beschikbaar te stellen voor de Noord-Zuidlijn zelf.
De regio bleek bereid daarin constructief te willen meedenken onder de
voorwaarde dat de noodzakelijke voorinvesteringen voor de busstations
wél zouden doorgaan. Onder aftrek van die kosten kan de regio in het
kader van Bereikbaarheid Offensief Noordelijke Randstad in totaal 45 miljoen
euro vrijmaken uit het Fonds BONR en uit Regionet. Een bedrag dat overeenkomt
met de eerdere gemeentelijke storting in deze fondsen.
4.
Financieel overzicht.
a. Uitkomst onderhandelingen.
De situatie in oktober 2001 leidde tot een tekort van 191 miljoen euro voor het
gehele project, waarbij het station Ceintuurbaan was opgenomen tegen de
directieraming: deze was 36 miljoen euro lager dan de laagste aanbieding. De
doelstelling voor de extra gemeentelijke bijdrage is vervolgens berekend op
maximaal 132 miljoen euro. Om die doelstelling te halen, was nodig:
·
het daadwerkelijk realiseren van de al gecalculeerde besparing op de
aanbesteding van 36 miljoen euro (verschil directieraming versus laagste
inschrijving Ceintuurbaan);
· dekking regio van 45 miljoen euro;
· rijksbijdrage van ten minste 14 miljoen euro.
De situatie in juni 2002 is dat op de aanbesteding ten opzichte van oktober
2001 een besparing is gereali-seerd van 23 miljoen euro. Beoogd was 36 miljoen
euro; de besparing is dus 13 miljoen euro minder dan aangenomen. Daar staat
tegenover een 15 miljoen euro hogere directe dekking van het rijk (29 miljoen
euro in plaats van 14 miljoen euro). Per saldo komt de extra gemeentelijke
bijdrage net onder de doelstelling uit, namelijk op 130 miljoen euro (prijspeil
2001):
In miljoen euros (prijspeil 2001) |
Financieel tekort Noord-Zuidlijn
|
Stand oktober 2001 | -191
|
Saldo-effect aanbestedingsresultaat mei 2002 versus oktober 2001: 23 miljoen
euro lager in plaats van aan-genomen 36 miljoen euro. |
- 13 |
Feitelijk tekort juni 2002 |
-204 |
| |
Dekking |
|
Regio (BONRoute; Regionet) | + 45
|
Rijk: ingroeiregeling | + 18
|
Rijk: MIT-bijdrage transfervoorzieningen CS |
+ 11 |
Totaal dekking |
+ 74 |
|
|
Saldo ten laste van gemeente |
- 130 |
Voor een overzicht van de totale actuele projectkosten en het gemeentelijk
aandeel wordt verwezen naar de bijlage.
b. Gevolgen voor de rentekosten.
Ten tijde van de subsidiebeschikking in 1999 was er sprake van zogenaamd
renteneutraliteit voor de bouwkosten. De rentekosten, gemoeid met het
tijdsverschil tussen uitbetalingen aan aannemers en subsidieontvangsten van het
rijk, konden destijds ruwweg worden weggestreept tegen renteontvangsten van
een al uitgekeerd subsidiebedrag door het rijk.
De actuele situatie met een aanzienlijk hoger gemeentelijk aandeel heeft zijn
eigen financieringsconse-quenties. In de periode vanaf de start van de
uitvoering tot en met 2005 zal een beroep moeten worden gedaan op een groot
deel van de geactualiseerde gemeentelijke bijdrage (zie bijlage). In de
voorstellen voor de begroting zal hiermee rekening worden gehouden.
c. Indexering.
Met de overeenstemming over de huidige zeven contracten is het marktrisico voor
deze onderdelen verdwenen. Wat blijft is de indexering. Jaarlijks zal aan de
aannemers van de zeven lopende contracten een index worden uitbetaald. Deze
index is contractueel geregeld volgens de zogenaamd GWW-methodiek. De gemeente
ontvangt op haar beurt jaarlijks een indexering van het rijk volgens de
zogenaamd IBOI-systematiek. Disproportionele verschillen tussen deze twee
indexen zullen zich niet voordoen, maar uitsluiten van een nadelig verschil
voor de komende negen jaar kan de gemeente niet. De gemeente zal van dit
eventuele verschil evenals van de indexering van het gemeentelijk
aandeel zélf jaarlijks de balans opmaken.
Wat ook blijft, is het marktrisico voor de nog aan te besteden contracten. Dat
wordt in de volgende paragraaf behandeld.
5. Risicos.
In antwoord op vragen van de raadscommissie Noord-Zuidlijn is, bij de
raadsvoordracht van 31 januari 2002, een risicoanalyse gevoegd. Hieronder volgt
kort een samenvatting en actualisatie.
In het huidige aanbestedingsresultaat en het actuele financieel totaaloverzicht
zijn alle nu bekende financiële feiten verwerkt. De navolgende feiten
zijn geen risicopost meer en kunnen als zodanig worden geschrapt:
·
resultaat huidige aanbesteding;
·
geraamd tekort nog aan te besteden contracten;
·
geraamd tekort VAT-kosten (voorbereiding, advies, toezicht) tot en met 2009;
· tekort index rijk tot en met 2001.
Voor de resterende risicos moeten reserveringen worden gemaakt of ze
moeten worden verzekerd. Hiervoor gebruikt de Noord-Zuidlijn vier bronnen:
I. Onvoorzien.
De bouwkosten van de Noord-Zuidlijn zijn begroot op ongeveer 1,1 miljard euro.
Hierin inbegrepen is een budget onvoorzien waaruit het normale
meerwerk het voor dit soort bouwprojecten gebruikelijke meerwerk
kan worden bekostigd. Deze reserve bedraagt ruim 4% over de netto
bouwkosten.
II. Risicofonds Noord-Zuidlijn.
Na het aanwenden van 45 miljoen euro uit het risicofonds voor de nu lopende
aanbesteding is nog 74 miljoen euro in het risicofonds beschikbaar. Hiervan is
27 miljoen euro bedoeld als reserve voor de tweede tranche aanbestedingen
(risicofonds: onderdeel marktrisicos bouwkosten) en 47 miljoen euro voor
overige risicos (risicofonds: onderdeel overige risicos).
De belangrijkste nu bekende risicoposten die een claim kunnen leggen op het
risicofonds, zijn hierna opgesomd. De bedragen zijn schattingen; sommige
risicos zullen zich in volle omvang voordoen, andere in beperkte mate of
helemaal niet.
a)
Risicofonds: onderdeel marktrisicos bouwkosten (beschikbaar als reserve:
27 miljoen euro).
·
marktrisico nog aan te besteden (minder gecompliceerde) contracten.
b)
Risicofonds: onderdeel overige risicos (beschikbaar als reserve: 47
miljoen euro).
·
BTW: de tot aan de startdatum van het BTW-compensatiefonds betaalde BTW die
niet wordt vergoed door het rijk, in het geval de procedure bij de fiscus voor
het volledig mogen terugvorderen van alle BTW wordt verloren (14 miljoen euro).
·
renterisicos: voor de voorbereidingsperiode tot aan het moment van de
subsidiebeschikking van het rijk (periode 19941999) bedragen de
rentekosten over de gedane uitgaven ongeveer 6 miljoen euro. Bij de vorming van
het risicofonds is rekening gehouden met mogelijke rentekosten. Door goed
treasury kunnen deze rentekosten mogelijk worden teruggebracht.
·
CAR-verzekering: hogere dan begrote verzekeringspremie (10 á 15 miljoen
euro).
·
station RAI: scopewijziging (10 á 15 miljoen euro).
·
grondafvoer: hogere dan begrote kosten (10 miljoen euro).
·
verwerving en ontruiming: niet begrote kleinere posten (totaal 1 á 2
miljoen euro).
·
organisatiekosten bij langere projectduur (2011 in plaats van 2009: 8 miljoen
euro).
III. Specifieke risicoreserves.
In twee contracten worden een specifieke risicovoorzieningen getroffen:
·
boortunnels: een reserve voor posten in de zgogenaamd Risk Analysis Catalogue;
·
passage CS/metrostation CS: een door de gemeente beheerde reserve voor een
omschreven gezamenlijk domein.
IV. CAR-verzekering.
De gemeente sluit voor de bouw van de Noord-Zuidlijn een integrale
CAR-verzekering (Construction All Risk Assurance) af. Deze verzekering dekt
schade aan en door het bouwwerk als gevolg van onrechtmatige daden. Enerzijds
zal de premie voor deze verzekering vermoedelijk hoger uitvallen dan begroot
(is daarom hierboven opgenomen onder risicofonds), anderzijds betekent de CAR
voor de gemeente een beperking van risicos.
6.
Mogelijke meevallers en besparingen.
Bij de uitvoering van de aan te besteden contracten en de voorbereiding van de
volgende onderdelen zal onverminderd worden gezocht naar besparingen dan wel
aanvullende opbrengsten.
Zo wordt nu verder gestudeerd op het eventueel laten vervallen van de zogenaamd
Oostboog bij de RAI, de mogelijke meevallers als gevolg van de overeenkomst
met NUON over het verleggen van kabels en leidingen en op de mogelijke
opbrengsten van een parkeergarage boven het station Vijzelgracht. Waar zinvol,
zullen andere studies volgen. Ons College stelt zich op het standpunt dat
eventuele meevallers in deze fase van het project moeten worden gebruikt om de
risicoreserves te verhogen.
7
. Planning.
Om een optimaal onderhandelingsresultaat te bereiken, hebben wij meer tijd
moeten nemen dan gepland. Het tijdverlies kan tot een minimum worden beperkt
als de noodzakelijke voorbereidingen in afwachting van het aanlegbesluit door
uw Vergadering kunnen worden voortgezet. Het betreft een beperkte hoeveelheid
werken die binnen de reeds verstrekte kredieten kunnen worden uitgevoerd:
·
vooropdrachten voor de contracten passage CS/metrostation CS, caissons Damrak,
en de metrostations Rokin, Vijzelgracht en Ceintuurbaan. Deze vooropdrachten
waarborgen een tijdige start van de algehele voorbereiding door de aannemers,
de werkvoorbereiding, bepaald engineeringwerk en zo beperkt als mogelijk
het bestellen van materiaal;
·
opdrachten voor de uitvoering van tijdelijke maatregelen voor:
eerste fase De Ruijterkade (functievrij maken bouwterrein).
Rokin (omleggen kabels en leidingen).
herstart Vijzelgracht (verleggen tramrails) na de in 2001 gemaakte pas op de
plaats.
De vooropdrachten voor de hoofdcontracten en de opdrachten voor de tijdelijke
maatregelen voor de periode tot begin oktober 2002 betekenen het aangaan van
verplichtingen met een omvang van in totaal maximaal 15 miljoen euro. Hiervoor
is ruimte binnen de reeds verstrekte kredieten.
8. Tenslotte.
Met de acceptatie van het onderhandelingsresultaat kan een begin worden gemaakt
met de tweede fase van de Noord-Zuidlijn: de feitelijke aanleg. Daarna zal het
nog circa negen jaar duren voordat de lijn in gebruik kan worden genomen en de
stad en de regio kunnen beschikken over een snelle ondergrondse verbinding
tussen de centrale delen van de stad en de snel groeiende randen van de stad en
het stadsgewest. Een verbinding met vele uitbreidingsmogelijkheden in de
verdere toekomst.
Om de overlast zoveel mogelijk te beperken, wordt de Noord-Zuidlijn geboord.
Niettemin zal de aanleg aanzienlijke overlast met zich mee brengen, met name
rond de bouwplaatsen en de stations. Ons College is zich daar terdege van
bewust. Bij de projectvoorbereidingen is reeds een groot aantal maatregelen
genomen om de overlast te beperken. Met de instelling van het bureau Stadsregie
hebben wij ook al de nodige maatregelen genomen om de regie over het totaal
aan uit te voeren projecten te versterken.
Gezien de omvang van de werkzaamheden voor de Noord-Zuidlijn willen wij
voordat het project in uitvoering gaat een laatste check laten
uitvoeren, of alle noodzakelijke maatregelen zijn getroffen om het project in
goede banen te leiden en de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de stad te
kunnen verzekeren. Bij deze laatste check zullen zowel de projectorganisatie,
de bouwlogistiek als het omgevingsmanagement en de communicatie worden
doorgenomen. Wij zullen u daarover in de loop van september dit jaar over
rapporteren.
Het aanlegbesluit heeft eveneens gevolgen voor de omgevingsprojecten. De
projecten waarvan de finan-ciering al is geregeld, kunnen tegelijk met de
Noord-Zuidlijn in uitvoering gaan. Dat betreft de parkeergarage Rokin en het
berg-/bezinkbassin Vijzelgracht.
Bij de aanbesteding van het station en de passage CS zijn de noodzakelijke
voorbereidende werkzaamheden voor de autotunnel en het busstation meegenomen.
Voor de voortgang van de werkzaamheden is het nodig dat u in het najaar van
2002 een uitvoeringsbesluit neemt over de autotunnel en het busstation. Mocht
onverhoopt worden besloten dat de beide projecten niet doorgaan, dan komen de
toegangspartijen van de Noord-Zuidlijn in het water van het IJ naar boven. In
dat geval moeten wij terugvallen op het oorspronkelijk ontwerp van de
Noord-Zuidlijn. Die terugvaloptie heeft in ieder geval aanzienlijke gevolgen
voor de planning en waarschijnlijk ook voor de projectfinanciën. Voor een
verdere toelichting verwijzen wij naar het overzicht van Projectrelaties
op het Stationseiland.
Voor de overige omgevingsprojecten heeft het aanlegbesluit van de
Noord-Zuidlijn geen directe gevolgen. Het aanlegbesluit is wel het moment om
alle wensen nog eens kritisch te wegen en daarna nieuwe en harde afspraken te
maken over de planning en de dekking. In het meegezonden overzicht van
nevenprojecten geven wij een stand van zaken met de belangrijkste
aandachtspunten voor het vervolgtraject.
Met het voorgestelde aanlegbesluit van de Noord-Zuidlijn wordt de hoogte van de
perrons definitief vastgelegd. Dat is ook het moment om de besluitvorming over
de vloerhoogte en de breedte van het materieel voor de Noord-Zuidlijn af te
ronden. Over die keuze heeft uitvoerig overleg met de regio plaatsgevonden.
Gezien de vele vragen vanuit de regio is op ons voorstel nog een second opinion
uitgevoerd. Daarmee is voldoende informatie vergaard om nu tot besluitvorming
over te gaan. De desbetreffende voordracht wordt in dezelfde raadsvergadering
separaat aan u voorgelegd.
De Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en
Informatie- en Communicatietechnologie heeft de voordracht besproken op 5 en
24 september. Bij de behandeling is een groot aantal vragen gesteld, met name
over de resterende risicos en de verschillende risicovoorzieningen.
Die vragen zijn inmiddels mondeling en schriftelijk beantwoord. De meeste
fracties hebben aangegeven dat zij de antwoorden op de gestelde vragen nader
willen bestuderen en bespreken alvorens zij hun eindoordeel kunnen geven.
De fracties van Amsterdam Anders/De Groenen, de SP en Leefbaar Amsterdam hebben
al op voorhand aangegeven dat zij tegen de aanleg zullen stemmen.
Op grond van het voorgaande stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen:
De Gemeenteraad van Amsterdam,
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 september 2002,
Besluit:
I
kennis te nemen van de uitkomsten van de aanbesteding van de zeven meest
gecompliceerde onder-delen van de Noord-Zuidlijn;
II
kennis te nemen van de uitkomsten van het overleg met het rijk en de regio over
de dekking van de aanlegkosten;
III
kennis te nemen van de geactualiseerde financiële ramingen en het daarin
becijferde aanvullende ge-meentelijk aandeel in de kosten van 130 miljoen euro;
IV
vast te stellen dat dit aandeel past binnen de op 13 februari aan de
Gemeenteraad voorgelegde raming van 132 miljoen euro;
V
vast te stellen dat dit aandeel eveneens past binnen de in het programakkoord
overeengekomen reserveringen;
VI
vast te stellen dat daarmee voldoende duidelijkheid is verkregen om over te
gaan tot de aanleg van de lijn en daartoe bij dezen te besluiten;
VII
het College van Burgemeester en Wethouders uit te nodigen, de daartoe
strekkende begrotings-voorstellen en krediet- en uitvoeringsbesluiten aan de
Gemeenteraad voor te leggen;
VIII
het College van Burgemeester en Wethouders uit te nodigen, op korte termijn een
nota voor te leggen over de maatregelen die zijn of alsnog worden genomen om
de uitvoering in goede banen te leiden;
IX
het verschil van 2 miljoen euro tussen de reservering in het programakkoord en
de huidige raming van de aanvullende gemeentelijke bijdrage, niet vrij te laten
vallen, maar te reserveren voor aanvullende maat-regelen tijdens de
uitvoering.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, |
E. Gerritsen |
M.J. Cohen |
secretaris |
burgemeester |
Verschenen 2 oktober 2002.
|