|
Gemeenteblad
| afd. 1
nr. 492 |
| |
|
|
Beantwoording mondelinge vragen van de fractie van de VVD inzake de
Noord-Zuidlijn. |
Amsterdam, 12 september 2002
. |
Aan de Gemeenteraad
In de vergadering van de Commissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur,
Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en communicatietechnologie van 12
september 2002 zijn door de fractie van de VVD de volgende mondelinge vragen
gesteld inzake de Noord-Zuidlijn.
De vragen 4, 5, 7, 8, 12 en 13 zijn vertrouwelijk beantwoord.
Vraag 1. Materieelkeuze.
Vraag: Wij zijn met het College van mening dat de materieelkeuze gekoppeld is
aan het definitieve go/no go-besluit van de Noord-Zuidlijn en
daarom tegelijkertijd moet worden behandeld. Reizigersorganisatie Rover stelt
echter dat volgens de Wet personenvervoer de Reizigersadviesraad (RAR) zou
moeten worden geraad-pleegd over materieelkeuzes. Dit zou niet gebeurd zijn en
mede daarom wil Rover het besluit over de Noord-Zuidlijn uitstellen. Graag
willen wij hier een reactie van de wethouder op.
De Wet personenvervoer 2000 kent geen RAR. Wel kent zij
consumentenorganisaties die voldoen aan bij algemene maatregel van
bestuur gestelde voorwaarden. In de praktijk voldoen Rover en
Stadsvervoer-belangen aan deze voorwaarden. De wet zegt over deze
consumentenorganisaties in art. 27 dat zij om advies gevraagd moeten worden
over de aan de concessie (in het geval van Amsterdam: de aan het
Gemeentevervoerbedrijf verleende concessie tot 2006) te verbinden
voorschriften. Voordat zij dit advies geven, mogen zij één keer
overleggen met de concessieverlener. Dit slaat niet op de materieelkeus voor de
Noord-Zuidlijn.
In art. 28 staat dat de concessieverlener de consumentenorganisaties ten minste
eenmaal per jaar informeert over de resultaten van bij algemene maatregel van
bestuur te omschrijven maatregelen die door hem zijn genomen en die de belangen
van de reiziger raken. De stukken over de materieelkeuze van de Noord-
Zuidlijn zijn ter informatie naar de RAR gegaan, dus aan dit voorschrift is
voldaan. Voor de rest komen consumenten-organisaties niet in de wet voor.
Vraag 2. Proeven.
Vraag: Zijn de evaluatieresultaten van staartspleetinjectieproef en van de
compensation grouting trial bij de Sophiaspoortunnel nu beschikbaar en, zo ja,
wat zegt deze evaluatie op hoofdlijnen?
Het evaluatierapport van de compensation grouting trial is klaar. De conclusies
op hoofdlijnen zijn dat de techniek heeft gewerkt en dat er controle over alle
toegepaste funderingstypen is verkregen. Bij de TBM-passage is het niet goed
gelukt en dat heeft te maken met de snelheid waarmee de TBM gepasseerd is. Om
dit verder te doorgronden zal er een vervolganalyse worden gedaan, die zal
uitmonden in een detailed report.
Het evaluatierapport van de staartspleetinjectieproef is nog niet gereed. Dit
heeft verband met de prioriteit die is gegeven aan de afronding van de
onderhandelingen met de aannemer. Er zijn ook nog geen voorlopige conclusies te
geven.
Vraag 3. Vriesproef.
Vraag: Welke relevante conclusies zijn er getrokken in het concept-eindrapport
van TNO over de vriesproef?
De meest relevante conclusie van de vriesproef is dat de eigenschappen van de
eemkleilaag niet veranderen als gevolg van de vries-dooicyclus. Daarnaast zijn
de parameters bepaald die nodig zijn om een vrieslichaam te kunnen
dimensioneren.
Vraag 6. Toezegging minister.
Vraag: Hoe hard is deze toezegging van de minister en hoe groot is de kans dat
het rijk deze toezegging mogelijk alsnog niet gaat nakomen?
Het schrappen van de ingroeiregeling van 2003 tot en met 2008 heeft de minister
per brief van 2 april 2002 bevestigd. Overigens geldt voor het gehele
rijkspakket dat de minister in het debat met de Tweede Kamer der
Staten-Generaal op 4 juli 2002 heeft gesteld dat het nu achteraf
verbieden van de onderwerpen waarover het rijk in overleg is
geweest met de gemeente Amsterdam, niet meer uitvoerbaar is. De Tweede Kamer
was er al over geïnformeerd in april 2002. Per brief van 10 juli 2002 aan
de Tweede Kamer naar aanleiding van de motie-Giskes geeft de minister nog eens
aan dat er geen sprake is van aanvullende of indirecte financiering van de
Noord-Zuidlijn, behalve bij de regionetmiddelen (25 miljoen euro), maar daar
kan en wil de minister geen nee tegen zeggen. Per brief van 23
augustus 2002 aan de Tweede Kamer bevestigt de huidige minister het beleid van
zijn voorganger. Wij vinden dat we op dit beleid dat de minister
tweemaal heeft herbevestigd aan de Tweede Kamer moeten kunnen bouwen.
Vraag 9. Kosten omgevingsprojecten.
Vraag: Er zijn nog behoorlijk wat projecten en deelprojecten waarvan de
financiering nog niet of niet volledig rond is, zoals (niet uitputtende
opsomming:) het busstation Buikslotermeerplein, de fietsenstallingen Johan van
Hasseltweg en Vijzelgracht, station Sixhaven en de herinrichting van het
Weteringcircuit. In hoeverre gaan deze projecten nog extra kosten:a
voor het totale project Noord-Zuidlijn enb
(dus) voor de gemeente opleveren die ten laste van de gemeente gaan komen en
nog niet zijn meegenomen?
In aanvulling hierop: is er een rangorde van bijvoorbeeld noodzakelijke en
wenselijke projecten gemaakt en is duidelijk welke projecten mogelijk kunnen
worden geschrapt?
Wij hebben uw vragen over de omgevingsprojecten beantwoord door in de tabel
Omgevingsprojecten Noord-Zuidlijn, die als bijlage is opgenomen bij de
beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid Bijlsma
(Gemeenteblad 2002, afd. 1, nr. 491), aan te geven, of het project:a
extra kosten voor de Noord-Zuidlijn oplevert (kolom Noord-Zuidlijn) en/of
b
extra kosten voor de gemeente (kolom centrale stad) gaat opleveren.
Tevens geven we in de tabel aan, of projecten wel of niet noodzakelijk zijn.
Uit de tabel is verder af te lezen, of de uitvoeringskosten bekend zijn en, zo
ja, hoe hoog de uitvoeringskosten geraamd zijn.
Vraag 10. Dekking omgevingsprojecten.
Vraag: Kan het College een nadere invulling van de kolom
financiën in het Stand-van-zakenoverzicht geven met de
volgende elementen: onderscheid tussen voorbereidings- en onderzoekskosten en
realisatiekosten, onderscheid tussen verwachte en gerealiseerde kosten en
onderscheid tussen actoren die beoogd worden de kosten te (gaan) dragen en die
ze uiteindelijk gaan dragen, inschatting van risicos op overschrijding
(hoog-midden-laag)?
Voorzover het bekend is, wordt in de kolom uitvoeringskosten aangegeven, of de
kosten voor de voorbereiding, het onderzoek of de realisatie van een project
moeten worden gemaakt. Indien al duidelijk is voor wiens rekening de kosten
komen, geven we dat in de tabel aan. Indien nog niet duidelijk is hoe kosten
worden gedekt, geven we aan wat redelijkerwijs mag worden verwacht.
Vraag 11. Risicos omgevingsprojecten.
Vraag: Is duidelijk en, zo ja, hoe wie de risicos draagt van de
omgevingsprojecten?
De opdrachtgever van de omgevingsprojecten draagt ook de risicos die
kunnen ontstaan bij de realisatie van de omgevingsprojecten. Indien de
Noord-Zuidlijn de omgevingsprojecten opneemt in de bestekken en dus als
opdrachtgever de omgevingsprojecten realiseert, zijn de risicos voor de
Noord-Zuidlijn (voorbeeld parkeergarage Rokin).
Vraag 14. BONRoute.
Vraag: In hoeverre kunt u een garantie geven dat de busstations
Buikslotermeerplein en Zuidas, waarvan de financiering wordt uitgesteld vanwege
de deal met BONRoute (Bereikbaarheidsoffensief voor de
Noordvleugel van de Randstad) om 45 miljoen euro extra in te zetten voor de
Noord-Zuidlijn, uiteindelijk daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden. Zo niet,
welke garantie kunt u geven dat er anders een vervoerskundig en financieel
aanvaardbaar alternatief voor deze busstations zal komen?
De gemeente heeft destijds 100 miljoen gulden gestort in het regionaal
mobiliteitsfonds. Onder verwijzing naar die storting heeft de gemeente overlegd
met de regio over een herprioritering. De regio heeft daarmee ingestemd. Met
de regio is afgesproken dat de projecten die naar achteren zijn geschoven, bij
nieuwe verdeelrondes met eerste prioriteit zullen worden behandeld.
De regio beschikt nu al over beperkte eigen budgetten; de zogenaamde Gebundelde
Doeluitkering (GDU). Het rijk is voornemens om in de toekomst ook de budgetten
voor de grotere projecten te decentraliseren; de zogenaamde GDU-plus. De regio
heeft daarmee de prioritering in eigen hand.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
|
E. Gerritsen |
M.J. Cohen |
secretaris |
burgemeester |
Verschenen 20 september 2002.
|