|
Gemeenteblad |
afd. 1 nr. 464 |
| |
|
|
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid Paquay inzake criteria van
nooduitgangen in de Noord-Zuidlijn. |
Amsterdam, 30 augustus 2002. |
Aan de Gemeenteraad
Het raadslid W.G.H. Paquay heeft op 13 augustus 2002, op grond van art. 18 van
het Reglement van Orde voor de Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen
tot het College van Burgemeester en Wethouders gericht:
Inleiding.
Op 6 juli 2002 heeft de Haagsche Courant een artikel geplaatst onder de kop
Meer vluchtwegen in de tramtunnel. In dit artikel wordt aangegeven
dat, ik citeer:
om aan de laatste veiligheidseisen te voldoen,
komt er om de zestig meter een nooduitgang.
Deze discussie is enige tijd geleden ook gevoerd over de veiligheid van de
Noord-Zuidlijn. Toen is vastgesteld dat een nooduitgang om de 250 meter
voldoende was én nog net betaalbaar.
Op grond van het vorenstaande stelt vragensteller de volgende vragen.
1.
Kent het College van Burgemeester en Wethouders het bewuste artikel?
2.
Is de informatie juist, dat de laatste veiligheidseisen vereisen dat
nooduitgangen om de 60 meter moeten worden gerealiseerd?
3.
Wat zijn de gevolgen voor de nooduitgangen van de Noord-Zuidlijn? Komt het
College van Burgemeester en Wethouders met voorstellen om ook hier de laatste
veiligheidseisen toe te passen? Wat zijn hiervan de extra kosten? Waar denkt
het College deze financiën vrij te maken?
4.
Wat zijn de gevolgen voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn?
Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld.
1. Ja.
2.
De tramtunnel in Den Haag is als tunnel onvergelijkbaar met de Noord-Zuidlijn.
In Den Haag is letterlijk sprake van het ondergronds brengen van tramlijnen en
twee haltes. Er wordt op zicht gereden en niet met een
baanvakbeveiligingssysteem zoals bij de Noord-Zuidlijn. Tegen die achtergrond
is de tramtunnel in Den Haag het beste te vergelijken met een station van de
Noord-Zuidlijn. Voor de stations van de Noord-Zuidlijn heeft de eis die in het
Bouwbesluit ten aanzien van vluchtwegen wordt gesteld, namelijk dat er om de 60
meter een nooduitgang moet zijn, geleid tot het toepassen van een
rook-warmte-installatie. De gelijkwaardigheid van deze oplossing is door de
gelijkwaardigheidscommissie getoetst en akkoord bevonden.
3.
Het ontwerp van de Noord-Zuidlijn is op voorgaande uitgangspunten gebaseerd.
Aan de laatste eisen wordt voldaan.
4.
Er zijn dus geen gevolgen voor het ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, |
E. Gerritsen
| M.J. Cohen |
secretaris
|
burgemeester |
Verschenen 3 september 2002.
|