Bron: Raad Type document: notulen
Onderwerp: Raadsvergadering 31 oktober 2001 (avond)
Datum publicatie:12-12-2001 Datum Raad:31-10-2001 Tekst:
Avondzitting op woensdag 31 oktober 2001.
Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester.
Secretaris: drs. E. Gerritsen, gemeentesecretaris.
De VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste
vergadering en stelt aan de orde de v o o r t z e t t i n g van
de behandeling van: 4
Algemene en financile beschouwingen (Gemeenteblad 2001,
bijlagen P en P').
Mevr. KALT (orde): Het is een foutieve regeling. Het
eindigen van de middagzitting om 16.30 uur is te vroeg en
hetzelfde geldt voor het beginnen om 19.30 uur. Dit moeten wij
niet doen, want dat vind ik niet netjes ten opzichte van ons
als raadslid. Wij wachten rustig met een kop koffie.
De VOORZITTER: Wij hebben afgesproken dat wij om 19.30
uur beginnen en inmiddels is het 19.35 uur. Als het 23.00 uur
wordt, vraagt iedereen of het nog niet is afgelopen.
Mevr. KALT: Nee, dat mag dan niemand meer zeggen.
Wethouder STADIG: De heer Hemmes heeft zijn speech
ongetwijfeld op papier staan en degenen die er op dit moment
niet zijn, kunnen deze later lezen.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik ben het eens met mevr. Kalt dat
wij een kwartier later beginnen. Ik verzoek om stemming over dit punt.
De VOORZITTER: Ik ben het daarmee niet eens en ik vind
dat zelfs een slechte zaak.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Het is bij een punt van orde toch
mogelijk stemming te vragen?
De VOORZITTER: Dat is inderdaad mogelijk, maar dit
ontraad ik mevr. Van Oudenallen. Het betekent immers dat slecht
gedrag wordt aanvaard en ik ben van mening dat wij dat niet moeten doen.
Mevr. VAN OUDENALLEN: De meeste leden van de grote
partijen zijn afwezig en dan mogen de kleine oppositie voeren.
De VOORZITTER: Volgens mij valt dat mee. De kritiek is
terecht, maar ik stel desalniettemin voor te beginnen.
De heer HEMMES: Ik spreek waardering uit voor de
aanwezige raadsleden. Zij tellen voor drie en dan is de Raad
toch volledig. Het is echter wel te betreuren voor degenen die
er niet zijn, want ik begin op een leuke manier. (Applaus)
De heer HEMMES: Mijnheer de Voorzitter. Ik begin met een
serieus citaat uit het het blad Binnenlands Bestuur van 26
oktober jl.: "Nijmegen is een plezierigerer stad om in te
verblijven".
Het laat zich niet moeilijk raden dat burgemeester mevr.
Ter Horst deze uitspraak heeft gedaan. Wie durft nog te zeggen
dat er geen sprake is van dynamiek in de lokale politiek en
sinds afgelopen zaterdag, 27 oktober jl., is het wellicht
mogelijk ook te spreken over dynamiet. Reeds eerder is
opgemerkt, dat slechts twee leden van het College waarmee in
1998 is gestart, zijn overgebleven en daarbij komt
waarschijnlijk ook een vacature in Maastricht, waarvoor
wellicht wethouders in de race zijn. Het is immers nooit zeker
en wellicht kunnen wij nog van alles verwachten.
(De heer HOUTERMAN: Heeft de fractie van D66 reeds
een provinciehoofdstad?) Ja, ik meen Flevo...
(De heer HOUTERMAN: Er zijn inmiddels twee
vacatures, namelijk een in Leeuwarden en een in Maastricht.)
Wellicht kunnen wij samen een duo vormen.
(De heer HOUTERMAN: Nee, dan krijg ik ruzie thuis.)
(De VOORZITTER: De heer Hemmes heeft gelijk dat het
begin fantastisch is.)
Het zijn de laatste Algemene Beschouwingen van deze
periode. Uit het optreden in televisieprogramma's, zoals het
programma Duivels, blijkt dat kandidaat-raadsleden reeds in de
startblokken staan, het werk over te nemen. Bovendien nemen wij
waar dat het wethouderspluche - het is geen pluche, maar
iedereen begrijpt wat ik bedoel - lonkt bij rijp en groen en
dat het `opgeruimd staat netjes' nog net wordt ingeslikt.
Ik kom terug op de zaak van vandaag. De fractie van D66
blikt, evenals andere fracties, terug op de afgelopen jaren en
werpt een blik op de toekomstige jaren, al beschikt zij over
minder tijd dan een aantal fracties dat reeds heeft gesproken.
Het motto van de begroting van 2002 lijkt `afmaken' en ik
bedoel dit positief. Wij kunnen ons daarin vinden en wij zien
veel door ons tijdens de Voorjaarsnota ingebrachte zaken terug
in de begrotingsmissive. Vanzelfsprekend was het daar deels om
te doen. Er ligt een inzichtelijke begroting voor en er is de
afgelopen jaren daadwerkelijk een slag gemaakt in de planning-
en controlecyclus, zoals wij dat in het programakkoord hebben
opgenomen. Dit neemt niet weg dat er nog steeds sprake is van
veel tekst. Het College is te prijzen voor de openhartige
ontboezemingen in de missivetekst, zoals "weinig steden zijn zo
vies als Amsterdam".
Vol verwachting hebben wij verder gelezen, want wij
veronderstelden, dat er daarop een aanvalsplan zou worden
opgesteld evenals een voorstel voor het extra belasten van het
op straat werpen van afval. Ook verwachtten wij dat er een
handhavingsteam zou worden ingezet, maar wij hebben daarover
niets teruggevonden in de missive en wij vernemen graag van het
College wat de consequenties zijn van deze juiste observatie.
Evenmin hebben wij in de begroting ons voorstel voor het
treffen van extra voorzieningen voor de op handen zijnde
kostenstijgingen voor de grote projecten die op stapel staan,
teruggevonden. Ik doel bijvoorbeeld op gigantische operaties
als de Zuidas en Parkstad.
Vindt het College niet dat er sprake is van
noemenswaardige risico's? Wenst het de ontwikkelingen op dit
gebied jaarlijks na te gaan, het weerstandsvermogen in te
zetten, of plannen die te duur blijken niet uit te voeren?
Vanzelfsprekend kunnen ook w¡j niet om de gebeurtenissen
heen die op 11 september jl. hebben plaatsgevonden. Deze hebben
ons allen wederom geconfronteerd met de indringende vraag of de
overheid over het vereiste handelend vermogen kan beschikken,
de meest dramatische calamiteiten te voorkomen. Uit de tekst in
de begrotingsmissive in het hoofdstuk Resultaatgebied openbare
orde en veiligheid blijkt dat het College streeft naar
samenhangende inspanningen, een integraal veiligheidsbeleid en
een gentegreerde aanpak door bestuur, politie en justitie. In
de tekst wordt echter geen woord gewijd aan de rol van
televisieprogramma's. Ik moet bekennen dat het gebeurde van
verleden week op station Lelylaan mij een machteloos gevoel
gaf. Dat merk ik niet alleen op, omdat ik lid ben van de
Commissie voor Algemene Zaken. Ook in Amsterdam blijkt sprake
te zijn van versnipperde verantwoordelijkheden en papieren
rompslomp, want het is anders niet te verklaren dat een
uitzending van enkele minuten door ons onvolprezen AT5 wl de
gewenste resultaten oplevert. In diverse interviews heeft de
plaatsvervangend korpschef, commissaris Van Riessen, een
hartenkreet geuit voor het geven van meer bevoegdheden aan de
recherche ter bestrijding van de criminaliteit. In het NRC
Handelsblad van donderdag 25 oktober jl. stelt commissaris Van
Riessen tegenover de heer Verlaan dat het van belang is
daadwerkelijk keuzes te maken. Meer veiligheid heeft tot gevolg
dat men een deel van de privacy en vrijheid moet inleveren,
waarmee wij doelen op de acceptatie van nieuwe
recherchetechnieken ter voorkoming van criminaliteit.
(Mevr. KALT: Kunt u dat herhalen? Dit is namelijk
ongelooflijk en tamelijk ernstig. U spreekt over het inleveren
van privacy en vrijheid om vrijheid te beschermen. Meent u dat?)
In de vergadering van de Commissie voor Algemene Zaken
spreken wij binnenkort over de verhoging van de veiligheid en
de acceptatie van nieuwe recherchetechnieken. Wij sluiten niet
uit dat daarvoor privacy en vrijheid dient te worden ingeleverd
en dat er stevige en belangrijke discussies over dit onderwerp
zullen plaatsvinden.
(Mevr. KALT: Bent u daarvan voorstander?)
Mevr. Kalt wenst mij wellicht woorden in de mond te
leggen, maar ik geef slechts aan dat dit het grote discussiepunt zal worden.
(Mevr. KALT: Het spijt mij. Ik ben te ongeduldig.)
Het is overigens interessant dat bekend is geworden dat
door het Ministerie van Justitie en het Sociaal Cultureel
Planbureau een onderzoek is ingesteld, waaruit blijkt dat
investering van een extra gulden in de Politie minder bijdraagt
aan de reductie van criminaliteit dan investering in de
rechtspraak, met andere woorden investeren in blauw op straat
levert minder op dan investeren in zwart, waarmee ik op de toga
doel. Dat is interessant en ik vind dat dit in de discussie aan
de orde moet komen.
(De heer HOUTERMAN: Is de fractie van D66 van
mening dat in de definitie van justitie het begrip
gevangeniscapaciteit moet voorkomen?)
Dat speelt eveneens een rol, want dat is het einde van de
keten. Er staat dat investeringen in datgene wat aan het begin
van de keten voorkomt, minder opleveren dan investeringen in
datgene wat aan het eind daarvan is te vinden. Het begrip blauw
op straat moet wellicht wat worden genuanceerd op het moment
dat wij de discussie over dit onderwerp voortzetten. Er zijn en
worden veel lokale middelen ingezet ten behoeve van de Politie
en de veiligheid. Mijn fractie wenst het inzicht daarin te
vergroten en helderheid te verkrijgen over de
verantwoordelijkheden van politie, justitie, de regio en het
Rijk, hetgeen zij reeds op 30 oktober jl. in de
commissievergadering heeft opgemerkt. De vraag is welke
personen of partijen op welke punten zijn aan te spreken.
Daarnaast is het belangrijk dat de juiste partij de financile
verantwoordelijkheid draagt en te voorkomen dat te veel
personen dezelfde taken uitvoeren. Wij pleiten ervoor dat deze
hoofdstad het voortouw neemt en daadwerkelijk met een integrale
aanpak komt, zelfs als dat tot decentralisatie van bevoegdheden
zou leiden. Het resultaat is immers van belang. Een en ander
komt in de missive veelvuldig voor, maar er is nog geen sprake
van een vertaling, wat overigens ook niet eenvoudig is. Ook is
het belangrijk tegelijkertijd zorg te dragen voor verbeteringen
op het gebied van uitvoering aan de basis. Het doen van
aangifte op het politiebureau gebeurt immers nog steeds zoals
in de negentiende eeuw. Het typen met twee vingers van proces
verbalen is geen uitzondering. De mogelijkheden die door de
informatietechnologie worden geboden, zijn nog ver te zoeken.
Commissaris Van Riessen heeft evenals het College de
indruk dat een betere spreiding van scholen veel overlast kan
voorkomen. De concentratie van scholen in Amsterdam-West leidt
tot onnodige overlast. De vraag is echter wel op welke wijze
een dergelijke spreiding volgens het College moet worden
gerealiseerd. Een groot aantal scholen is daar ongetwijfeld
geplaatst, omdat Amsterdam-West op dat moment tot de stadsrand
behoorde en bouwen goedkoop was. De vraag is of deze scholen
kunnen worden verplaatst naar Amsterdam-Zuid, Watergraafsmeer,
de Rivierenbuurt en het centrum. Is daarvoor ruimte beschikbaar
en is dat vanuit financieel oogpunt mogelijk?
Wij hebben grote moeite met onuitvoerbare oplossingen
voor op zichzelf terecht gesignaleerde problemen. Het is
bovendien bekend dat het bouwen van extra lokalen bij bestaande
scholen nagenoeg niet is te realiseren en wij hebben ons
tijdens het lezen van deze tekst afgevraagd wie voor de gek werd gehouden.
De fractie van D66 was geschokt door het feit dat er
ongeveer 60.000 analfabeten in deze stad leven. Het College
heeft in antwoord op de schriftelijke vragen van de fractie van
D66 aangegeven, dat het prioriteit wenst te geven aan dit
onderwerp. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota hebben wij
wederom aandacht gevraagd voor dit probleem, maar inmiddels
blijkt dat het College daaraan onvoldoende prioriteit heeft
gegeven. Van de wethouder voor Onderwijs verwachten wij nadere
voorstellen op dit terrein, met het daarbij betrekken van de
verdeling van de door minister Hermans beschikbaar gestelde
gelden. Ik wijs op NT1 en NT2, maar daarover dient de commissie
nader te spreken.
De prioriteit van het leveren van een bijdrage aan het
ontwikkelen van taalmethoden met het doel de leerachterstand
beter aan te pakken, is niet gehonoreerd, wat mijn fractie
betreurt. Hekken rond scholen worden belangrijker geacht. Deze
zijn overigens wel nodig als leerlingen niet voldoende kunnen
worden toegerust en weinig kans hebben op een succesvolle
carrire. Het was wellicht beter geweest wat meer aandacht te
besteden aan betere taalmethoden en wat minder aan de hekken.
In dit kader moet mij overigens van het hart dat de fractie van
D66 tevreden zou zijn met een kans op werk, terwijl het College
aangeeft dat het `vast werk' belangrijk vindt ter vergroting
van de kans op een succesvol leven. De uitspraak van het
College over vast werk klinkt alsof deze in de vorige eeuw is gedaan.
De woorden werk en GSD worden in Amsterdam tegenwoordig
in n adem genoemd, hetgeen wel eens anders is geweest. In de
afgelopen vier jaar hebben wij veelvuldig de gedachten laten
gaan over de rol en de taken van de GSD, wat volgens ons een
goede zaak is. De fractie van D66 heeft daarin een
voortrekkersrol vervuld. Met veel inspanning, geld en
onorthodoxe middelen dienen zo veel mogelijk Amsterdammers, die
daartoe in staat zijn, aan een baan te worden geholpen, zodat
zij zelf vorm kunnen geven aan een zinvol leven zonder
afhankelijk te zijn van een uitkering. Daarover zijn inmiddels
behoorlijk wat discussies gevoerd.
Wij vinden dat de historische en culturele uitstraling
van Amsterdam moet worden ondersteund door een ambitieuze visie
op de kunstensector in de volle breedte, gevolgd door forse
investeringen in de infrastructuur. Juist daardoor wordt immers
genvesteerd in de kwaliteit van het stadsleven. Steden lijken
steeds meer op elkaar. Amsterdam en Nijmegen zijn wellicht
nagenoeg inwisselbaar. De wereld wordt steeds kleiner en juist
daarom wordt voor Amsterdam de cultuur steeds belangrijker om
zich te profileren. De meerderheid van de Raad is voorstander
van een goede en daadkrachtige oplossing voor het Stedelijk
Museum. Ook wij hebben daarover een motie opgesteld met het
voorstel een bedrag van 100 miljoen gulden op te nemen voor de
renovatie en nieuwbouw, zodat de voortgang volgens planning kan
verlopen. Ik haak in het kort nog in op de hierover gevoerde
discussie van deze middag. Daar wij vinden dat dergelijke
keuzes moeten worden gemaakt, kiezen wij voor dit voorstel. De
fractie van D66 is het niet eens met de fractie van GroenLinks
het volgende College en de Raad daarmee op te zadelen. Door
niet te kiezen doen wij dit en wij zijn van mening dat wij
elkaar niet voor de gek moeten houden.
(De heer VAN POELGEEST: Als ik het goed begrijp,
kiest u op dit moment voor het Stedelijk Museum. Dat houdt in
dat de Openbare Bibliotheek pas tijdens de behandeling van het
volgende programakkoord aan de orde komt.)
Als wij niet kiezen, zadelen wij het volgende College en
de Raad ook met een keuze op.
(De heer VAN POELGEEST: Ik probeer uw standpunt
helder te krijgen. Bent u het eens met de woorden die ik
zojuist heb gesproken?) Ja.
(De heer HALBERTSMA: Bent u het ook met ons eens,
dat, mede gezien de problematiek van de brandveiligheid en het
achterstallig onderhoud van het Stedelijk Museum, er op dit
moment een besluit moet worden genomen? Dit, los van onze
mening over de Openbare Bibliotheek.)
Er moet inderdaad een besluit worden genomen, want als er
op dit moment geen keuzes worden gemaakt, zullen wij een tot
twee jaar verliezen en dat kost veel geld. Dat heeft niet
alleen te maken met het achterstallig onderhoud, maar ook met
de planning. Als wij de keuze uitstellen, leidt dat tot andere
moeilijke keuzes. Wij zijn daarom van mening dat dit op dit
moment de beste oplossing is.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Bent u het ook met ons
eens dat, als wij in de onderhandelingen met het Rijk
aandringen op extra financiering, enig commitment van de stad
zelf op dit moment belangrijk is?)
In de motie die wij deze ochtend hebben ingediend, wordt
uitdrukkelijk aangegeven dat het niet mogelijk is naar Den Haag
te gaan met de mededeling dat wij zelf nog geen besluit hebben
genomen, geen geld hebben en dat het Rijk maar over de brug moet komen.
Datgene wat geldt voor de cultuur, is eveneens van
toepassing op andere belangrijke functies in de stad die
zichzelf niet direct met eigen winsten kunnen bedruipen. Ik
spreek bijvoorbeeld over welzijnsvoorzieningen, instellingen en
functies die worden geconfronteerd met grote lastenstijgingen
ten gevolge van wetgeving, bijvoorbeeld door de Arbo-wet of ten
gevolge van de sterk gestegen prijzen van onroerend goed in
Amsterdam zonder dat daar evenredige verhoging van inkomsten
tegenover staat. Dat was de strekking van de motie-Kalt van
verleden jaar en ik meen dat ook mijn naam daaronder stond. De
wethouder voor Financin heeft een onderzoek toegezegd met het
doel tot een oplossing te komen. Dat gebeurt weliswaar een jaar
na dato, maar desalniettemin is het goed dat hij dat doet.
Graag wensen wij inzicht in de stand van zaken voordat er
sprake is van een nieuwe collegeperiode, want onzes inziens
moet dit in het programakkoord worden opgenomen.
Diverse functies moeten in het centrum blijven, maar
uitgaansgelegenheden buiten het centrum kunnen worden
aangemoedigd. Door meer keuzemogelijkheden kan de ongewenste
drukte in de stad worden tegengegaan. Mijn fractie zal
voorstellen doen voor het terrassenbeleid in een notitie met de
naam Horeca to the point. Deze notitie, die wij volgende week
zullen aanbieden, stelt een nieuw puntensysteem voor, zodat
eenvoudiger kan worden bepaald welk bedrijf recht heeft op een
terras en op welke wijze de regels kunnen worden gehandhaafd.
Een gezond milieu is een belangrijke investering in de
toekomst van Amsterdam, maar de zorg voor het milieu heeft niet
alleen betrekking op de groenvoorziening in de stad, maar ook
op de kwaliteit van water en lucht, overlast door geluid en
stank alsmede op duiven en ongedierte. De bescherming van de
vastgestelde Hoofdgroenstructuur was een van de rode draden van
onze fractie in deze collegeperiode. Voor haar blijft deze
nagenoeg `heilig' en aantasting ervan is slechts bespreekbaar
als het werkelijk noodzakelijk is en er geen enkel alternatief
of compensatiemogelijkheid is. Ook na de verkiezingen wensen
wij deze lijn te volgen.
De kwaliteit van de openbare ruimte was voor ons eveneens
een belangrijk onderwerp. Weliswaar komt het water op het Rokin
niet terug, maar de discussie heeft mogelijk wel een omslag in
het denken over het water en de eventuele terugkeer daarvan
gestimuleerd. In de stadsdeelraad Centrum zal deze discussie
ongetwijfeld worden voortgezet, vooral met betrekking tot de
Jordaangrachten Palmgracht en Elandsgracht. Met trots blikken
wij terug op de realisatie van de klinkers op de Singel. De
Singel en het Koningsplein liggen er prachtig bij en het is nog
nauwelijks voor te stellen dat er fracties waren die deze
zeventiende-eeuwse hoofdgracht wensten te asfalteren.
Het College stelt voor het homo-monument op te knappen.
Het is niet de bedoeling dat te doen op de wijze zoals dat de
afgelopen jaren gebruikelijk was, zodat men zeker wist dat het
een jaar later wederom moest worden hersteld. Goedkoop bleek
duurkoop, maar daaraan komt een einde. De fractie van D66 heeft
in de zomer van dit jaar stampij gemaakt over de staat van het
homo-monument en er werd, zelfs door het COC, meewarig
gereageerd. Later werd echter toegegeven dat het onwaardig was
het monument in een dergelijke staat achter te laten. De
eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de Dienst Binnenstad de enige
is geweest die adequaat heeft gereageerd. Inmiddels doet ook
het College dat.
Het is voor ons belangrijk dat het voor de middengroepen
mogelijk blijft in Amsterdam te wonen en te werken. Wij zijn
bereid extra te investeren in noodzakelijke extra kinderopvang
en de zorg in het algemeen, alsmede de veiligheid en het
onderwijs, omdat dat van levensbelang is voor de sociale
samenhang van de stad. Ook in de volgende collegeperiode moeten
keuzes worden gemaakt met het doel Amsterdam aantrekkelijk te
houden voor personen die in deze sectoren werkzaam zijn. Een
aspect is de middensegmenthypotheek en de reservering van
woningen, maar wij vrezen dat dat niet voldoende zal zijn.
Met ingang van de volgende bestuursperiode zullen wij
werken volgens een dualistisch bestuursmodel, wat ons verheugt.
Onzes inziens is de scheiding tussen de macht en de controle
daarop van groot belang voor de democratie. Het valt ons op dat
deze Raad niet werkelijk enthousiast is over de dualistische
werkwijze. De heer Piersma heeft dit eveneens opgemerkt. Het
verbaast ons enigszins dat een van de wethouders in het
programma Duivels heeft opgemerkt dat de wethouders van zijn
fractie wat hem betreft op de gebruikelijke wijze met hun
fractie mogen blijven omgaan, wat inhoudt dat er
voorbesprekingen zullen plaatsvinden en dat het beleid wordt
voorbereid volgens de lijn van de fractie, wat ons niet de
beste manier lijkt om te beginnen.
In de volgende periode wensen wij te werken met een
College dat zich op collegiale wijze inspant met het doel de
stad goed te besturen en een Raad die debatten voert waarin
politieke keuzes helder tegenover elkaar worden geplaatst. Het
dient een Raad te zijn die controleert. Wij geven er de
voorkeur aan dat er binnen het College minder sprake zal zijn
van partijpolitieke profilering. Op de eerste plaats is het de
taak van een wethouder samen met de andere collegeleden de stad
goed te besturen, anders dan het scoren van eigen
partijpolitieke punten. Wij hebben waargenomen dat dit de
fractie van GroenLinks in het voorjaar heeft opgebroken, al
wordt daarover door anderen ongetwijfeld anders gedacht. Zelfs
zonder bril neem ik waar dat de heer Khler mij wenst te
interrumperen. Ongetwijfeld zal daarover nader worden gediscussieerd.
(De heer K™HLER: Bent u wat dat betreft consequent?
Vindt u in het kader van het dualisme bijvoorbeeld ook dat een
College niet over een eigen programma moet beschikken? Vindt u
dat er geen sprake moet zijn van een partijpolitieke coalitie,
maar van een afspiegeling?)
Het komt in de huidige situatie te veelvuldig voor dat de
collegeleden op de eigen eieren blijven zitten, in plaats van
collegiaal te besturen. Dat wordt vooral veroorzaakt door de
druk vanuit de eigen fractie. Deze druk kan worden verminderd
door het geven van tegengas door de Raad. Een wethouder hoeft
zich niet zodanig achter zijn fractie te verschuilen dat het
nagenoeg onmogelijk is een besluit te nemen, maar de praktijk
zal ongetwijfeld uitwijzen op welke wijze dat verloopt.
(De heer VAN POELGEEST: U wenst een minder politiek
geprofileerd dagelijks bestuur. Op welke wijze is dat te rijmen
met het standpunt van uw fractie dat de burgemeester
rechtstreeks dient te worden gekozen?)
Is het niet zinvol deze discussie de komende tijd te
voeren, in plaats van daarop op dit moment inhoudelijk in te
gaan. Ik neem aan dat wij de komende week afspraken maken om
over dergelijke zaken te spreken, want ook de invulling is belangrijk.
De fractie van D66 heeft de opstelling van de
opeenvolgende voorzitters van de fractie van de PvdA de
afgelopen drienhalf jaar als constructief ervaren. Hun
taakopvatting heeft ervoor gezorgd dat de beladen uitdrukking
`Breznjev van de Amstel' naar de achtergrond werd geschoven.
Voor de stad is het van belang dat daarin geen verandering
komt. De uitspraken van de beoogd lijsttrekker met betrekking
tot het Amsterdams ambtenarenkorps kon ons niet bekoren, want
naar onze mening is het geen steun in de rug van het College
van Burgemeester en Wethouders bij zijn actie het werken voor
Amsterdam aantrekkelijker te maken.
Na de vloed van publicaties over de resultaten van de
kandidaatstellingscommissie begrijpen wij beter waarom de
huidige fractievoorzitter zijn functie neerlegt. Daaruit blijkt
immers op welke wijze er wordt omgegaan met alle zaken die hij
met grote inzet heeft gerealiseerd. `Van je politieke vrienden
moet je het maar hebben'. Wellicht kan aan een bepaalde
professor het verschil worden uitgelegd tussen het willen
bieden van duidelijkheid en het plegen van karaktermoord.
Diverse fracties zijn van mening dat, mede door de
invoering van de stadsdeelraad voor het centrum, het bestuur
van de centrale stad het behoorlijk wat rustiger kan krijgen.
Wij zijn deze mening niet toegedaan. Los van de nieuwe deelraad
is het belangrijk een ambitieniveau te formuleren, zodat
duidelijk wordt op welke wijze Amsterdam - de hoofdstad van het
land en de kernstad in de regio en de Randstad - haar
bestuurlijke verantwoordelijkheid invulling geeft. Met de
ontwikkeling van het stadsdeelstelsel manifesteert zich de
behoefte aan een centrale regiefunctie binnen de gemeente
Amsterdam steeds sterker. Spreiding van voorzieningen,
versnelde ontwikkelingen van delen van de stad,
schaalvergroting en regionale ontwikkelingen leiden tot een
behoefte aan en de noodzaak tot meer samenwerking, een
gemeenschappelijke aanpak en vormgeving van het concern
Amsterdam. De bestuurders van de centrale stad worden
aangesproken op hun regisseurrol en ook al is Amsterdam
weliswaar een anarchistische stad is, toch wordt door velen
directe betrokkenheid en aanwezigheid van verantwoordelijke
bestuurders op prijs gesteld. Dat is niet in alle steden het
geval. In Amsterdam geldt wellicht meer dan elders dat men zich
moet tonen en verantwoorden. Het maakt daarbij niet uit of er
sprake is van informatie- en inspraakbijeenkomsten of het
bijwonen van culturele evenementen en voorstellingen.
Ondanks het feit dat de burgemeester in de functie van
voorzitter van het College in het nieuwe stelstel meer
bevoegdheden krijgt en meer als woordvoerder van het College
kan optreden, is het voor mijn fractie nog niet klip en klaar
of het verstandig is de volgende periode met maximaal vijf
wethouders te werken en dit niet alleen omdat ons inmiddels
blijkt dat het aantal wethouderskandidaten bij diverse fracties
schier eindeloos is.
Het is niet ondenkbaar dat mij de volgende uitspraak over
een aantal maanden kan worden toegeschreven: "Nijmegen is een
plezierige stad om in te verblijven, maar voor mij gaat er
niets boven Amsterdam-Geuzeveld/Slotermeer". Velen zullen deze
uitspraak niet begrijpen, omdat zij niet aanwezig waren op het
moment dat ik mijn betoog begon.
(Mevr. KALT: Ik was zojuist wat ongeduldig, maar ik
heb gewacht en het is mij nog niet duidelijk wat de heer Hemmes
vindt van de uitspraken van commissaris Van Riessen met
betrekking tot de bescherming van de vrijheid en een verlies
aan privacy en vrijheid.)
Wij hebben aangegeven dat wij deze discussie wensen aan te gaan.
(Mevr. KALT: Wat vindt u daarvan? Heeft u geen
mening? Wacht u af?)
Over dat onderwerp zal een uitgebreide discussie worden
gevoerd en wij zijn van mening dat, als het nodig is privacy in
te wisselen voor meer veiligheid, het een zware slag zal zijn
die wij desalniettemin moeten aangaan. Wij sluiten niet uit,
dat wij ons op bepaalde punten aansluiten bij de heer Van Riessen.
(De heer HOUTERMAN: Privacy was vroeger
bovengeschikt aan veiligheid, maar volgens ons moet dat
minimaal nevengeschikt worden. Wellicht moet dat op diverse
punten zelfs ondergeschikt daaraan zijn.)
(Mevr. KALT: Van uw mening was ik geheel op de
hoogte, want u verwoordt deze duidelijk. De mening van de heer
Hemmes was en is mij echter niet duidelijk.)
Vindt mevr. Kalt het vreemd dat bepaalde personen tijd
nodig hebben om bepaalde stappen te kunnen zetten?
(De heer PIERSMA: Begrijp ik het goed dat u zegt
dat vrijwel overal een spanning wordt geconstateerd tussen deze
twee zaken en dat u de discussie wenst aan te gaan? Ik leg mij
niet vast op een uitslag, omdat vrijheid mij dierbaar is. Is
het juist dat u het probleem constateert en de discussie
daarover wenst aan te gaan?)
Dat is juist. Ik begrijp daarom niet wat de reden ervan
is dat mevr. Kalt meteen een antwoord wenst.
(De heer HOUTERMAN: Is de heer Piersma het met ons
eens dat deze discussie, gezien de actuele situatie, niet te
veel tijd in beslag kan nemen. Er moeten immers ook knopen
worden doorgehakt, want het is niet de bedoeling dat de Politie
met de handen op de rug toekijkt.)
De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Dit zijn de
laatste Algemene Beschouwingen van deze bestuursperiode. Dat is
geen nieuws, maar een terugblik op vorige Algemene
Beschouwingen van mijn fractie is wel op zijn plaats. Ik lees
een aantal citaten voor. Op 29 juni 1999 heb ik in De
Telegraaf, de krant van wakker Nederland, gelezen, dat de heer
Dales zijn buik meer dan vol heeft van de eigen stokpaardjes
berijdende Groen Links-fractie. `Indien deze fractie haar
gedrag niet verandert, zullen de andere collegepartijen haar
uit het College stoten.' Mijn conclusie is dat dat in ieder geval is gelukt!
(De heer PIERSMA: Heeft u niet meer de indruk dat
er bij de fractie van GroenLinks sprake was van vaandelvlucht?
Ik wens een oprecht antwoord van u.)
Dat hangt af van de wijze waarop men dat benadert. Als
een fractie een bepaalde politieke lijn voorstaat en haar wat
door `de strot wordt geduwd' dat daar niet in past, is het
noodzakelijk een keuze te maken. In het ene geval zal zij dat
accepteren, omdat zij bijvoorbeeld de volgende dag op een ander
punt kan scoren, maar het kan ook voorkomen dat het dermate
belangrijk is, dat het niet is te accepteren. Als iemand zijn
rug recht houdt, legt hij op een dergelijk moment zijn functie
neer. Het hangt echter af van de wijze waarop dat wordt
benaderd. Ik wens het in ieder geval geen vaandelvlucht te noemen.
(De heer K™HLER: Wellicht heeft u een ander
oordeel, omdat de heer Piersma en zijn fractie deze
mogelijkheid berhaupt nooit overwegen.)
Dat zijn de woorden van de heer Khler.
(De heer PIERSMA: Het is mogelijk dat ik dit
verkeerd versta, maar als de heer Khler bedoelt dat wij
vaandelvlucht nooit hebben overwogen, is dat juist.)
(De heer K™HLER: Nee, die krachtige terminologie in
de lijn van De Beus laat ik buiten beschouwing. De vraag was of
het mogelijk is op te stappen op het moment dat er een beleid
moeten worden uitgevoerd waar men niet achter staat.)
Ik ben nog niet klaar met de fractie van GroenLinks en
kom daarop later terug.
Over de nieuwe containerterminal heb ik op 30 juni 1999
de volgende opmerking gemaakt: "Ik wil u wel verklappen dat
mijn fractie tot het allerlaatste moment heeft getwijfeld. Deze
twijfel is in de dagen na het raadsdebat slechts gevoed door
berichten dat de containermarkt er helemaal niet zo rooskleurig
uitziet. De winst die per container wordt gemaakt, is uiterst
gering en als het bericht juist is dat Ceres ongeveer een kwart
mr personeel nodig heeft om hetzelfde aantal containers te
verwerken dan ECT, dan hebben wij een kostbare beslissing
genomen". De eerste klant moet nog worden geworven en de
gebeurtenissen op 11 september jl. alsmede de recessie waarvan
op dit moment sprake lijkt te zijn, vereenvoudigen de zaak niet.
Over de uitverkoop van gemeenschapsbezit heb ik op 28
oktober 1998 het volgende opgemerkt: "Zo worden
basisvoorzieningen tot winstobject gemaakt en wordt de overheid
steeds machtelozer. Zodoende kan zij steeds minder invloed
uitoefenen op de kwaliteit en kwantiteit van de voorzieningen.
De crisis met betrekking tot A2000 is daarvan een sprekend
voorbeeld. De gevolgen van de komende verzelfstandiging van het
GVB alsmede de liberalisering van de elektriciteitsmarkt laten
zich raden. Er zal sprake zijn van dure tramkaartjes en
kostbare stroom. De fractie van de SP is niet gekant tegen het
efficint inrichten van overheidstaken. Integendeel, het is
immers gemeenschapsgeld dat zo veel mogelijk rendement voor de
burger moet opleveren. Ik wens echter niet in te zien dat een
ambtenaar niet efficint kan werken. De meerkosten die dan nog
overblijven, kunnen slechts worden bespaard ten koste van het
salaris en de arbeidsomstandigheden van de betreffende ambtenaren".
Het is dan echter wel belangrijk dat de overheid de
zeggenschap behoudt. Concluderend heb ik op 5 juli 2000 over
het College opgemerkt: "Het veelkleurige regenboogcollege is
verworden tot een eenvoudig stel technocratische uitvoerders
van reeds door voorgangers genomen beslissingen die qua
partijkleur nog maar moeizaam van elkaar zijn te onderscheiden
en waarvoor geldt dat creativiteit en bevlogenheid ver zijn te
zoeken. Het kan worden beschouwd als een walvis op het droge
die echter wel indrukwekkend groot is. Maar een walvis op het
droge maakt het niet lang".
Terugblikkend op het optreden van dit College - daarin
gesteund door een meerderheid van deze Raad - is er sprake van
drie grote lijnen. Prestigieuze projecten, zoals de Noord-
Zuidlijn, het muziekcentrum, het Stedelijk Museum en een nieuwe
zeesluis, wonnen n winnen het voortdurend van de wensen van de
gewone Amsterdammers. Het afstoten van taken en zeggenschap
naar de markt is tot beleid verheven. Ik doel bijvoorbeeld op
het NUON, het GVB, A2000, Schiphol et cetera. Er is sprake van
machteloosheid, onwil, en/of onkunde, wat tot gevolg heeft dat
problemen niet daadkrachtig kunnen worden aangepakt en
opgelost. Dat geldt volgens mijn fractie niet alleen voor het
verleden, maar ook voor het heden.
De eerste woningen op IJburg zijn voor de gemiddelde
Amsterdammer onbetaalbaar. Er reageren gemiddeld 112
belangstellenden op een sociale huurwoning en de
nieuwbouwproductie bevindt zich op een dieptepunt.
Kamerverhuurbureaus vragen maximale prijzen voor minimale
kamers en voor de Wibo-woningen geldt dat de toewijzingsnormen
zijn aangepast met het doel het gebrek aan aanbod te maskeren.
Wethouder Stadig bepaalt en stuurt niet, maar hij staat als een
hulpeloze voetbalcoach langs de lijn. In de dynamiek van de
vrije markt zetten de woonwensen van de woonconsumenten de toon
en deze hebben betrekking op een wooncarrire. De
volkshuisvesting is afgeschaft en de wethouder zit in de
functie van gemeentelijke woonconsulent aan de
onderhandelingstafel. Welke keuzes maakt het College? Goedkope
woningen worden verkocht of gesloopt, terwijl er van een
overmaat geen sprake is. Dat geldt vooral vanuit regionaal
oogpunt. Men wenst te voldoen aan de ruimtewens van de
veelverdieners, maar voor woonwagens bijvoorbeeld gaat de stad
als het ware op slot. Ook woningbouwcorporaties zijn vooral
genteresseerd in hun bankrekening en minder in hun
maatschappelijke taak. De huurverhoging van en de omgang met
het Fort van Sjakoo is daarvan een schrijnend voorbeeld. Ook de
onzekere bestemming van het Rosenthalhuis is tekenend. Er lijkt
een einde te zijn gekomen aan de rijke traditie in Amsterdam,
namelijk een eeuw zorg voor huisvesting van mensen met minder
geld. Het is belangrijk dat er meer geld wordt besteed aan de
woningbouw. Er zou veel geld voor dat doel beschikbaar komen
als de Noord-Zuidlijn niet werd aangelegd.
De twijfels over IJburg nemen binnen mijn fractie toe.
Wordt dit inderdaad de woonwijk die wij de Amsterdammers hebben
toegezegd? Blijkt later dat de natuur is geweken voor een wijk
met rijken? Moeten wij op deze wijze doorgaan met het realiseren van IJburg?
Herhaaldelijk is het in het afgelopen jaar spaak gelopen
met de crisisopvang voor psychiatrische patinten.
(De heer DE VRIES: Wat is er de reden van dat u
meent dat IJburg een wijk voor rijken wordt? Ik doel op de
afspraken die kort geleden bekend zijn geworden met betrekking
tot het Haveneiland en de Rieteilanden-West.
Ik ken een belangstellende middenklasser die zich enkele
jaren geleden liet inschrijven. Op dat moment werd gesproken
over woningen die voor ? 350.000 tot maximaal ? 400.000 te koop
waren. Deze persoon is inmiddels afgehaakt, omdat hij heeft
geconstateerd dat de woning die hij op het oog had inmiddels
600.000 blijkt te kosten. Dat is slechts een concreet voorbeeld.
(Wethouder STADIG: Er zijn nog steeds woningen van
? 400.000 in de aanbieding.)
Dat is mij bekend, maar deze worden steeds kleiner. Voor
gewone mensen wordt deze wijk onbetaalbaar.
(De heer DE VRIES: Op het Haveneiland worden
ongeveer 600 woningen gebouwd voor een bedrag van ongeveer ?
400.000. Ik kan mij voorstellen dat de door u genoemde persoon
op dit moment niet een dergelijke woning heeft gevonden, want
er zijn nog niet veel van deze woningen in de aanbieding. Dat
zal de komende twee tot drie jaar echter wel het geval zijn.)
Ik zal het omdraaien. Het besluit is in 1995 of 1996
genomen en heeft de heer De Vries niet de indruk dat het anders
zal uitpakken dan destijds de bedoeling was?
(De heer DE VRIES: Ik ben teleurgesteld over het
feit dat er slechts 600 woningen van ongeveer ? 400.000 gulden
worden gerealiseerd in plaats van 1000 woningen. Dat zal ik
niet verhelen, maar u schetst een verkeerd beeld door te zeggen
dat IJburg slechts toegankelijk is voor rijke personen. Naast
het aantal woningen van ? 400.000 gulden dat ik zojuist heb
genoemd, komen er immers 1.800 sociale huurwoningen. Deze zijn
echter pas in de aanbieding op het moment dat de woningen zijn
gerealiseerd.)
(Mevr. KALT: Het is de heer De Vries bekend dat er
sprake is van 15 procent in de kernvoorraad.)
De heer De Vries houdt zich waarschijnlijk meer dan ik
vast aan het geringe aantal dat uiteindelijk wellicht
betaalbaar is voor een bepaalde groep personen. Ik vrees voor
het tegenovergestelde, vooral als ik daarbij de problemen
betrek die te maken hebben met de oververhitting van de
bouwmarkt. Ik heb de indruk dat dit niet de wijk wordt waarmee
wij, inclusief de fractie van de SP, ongeveer vijf jaar geleden
hebben ingestemd.
De psychiatrische patinten worden opgevangen in een
politiecel, waar het urenlang wachten schering en inslag is en
de juiste zorg ontbreekt. Deze zomer leek Burgemeester Cohen de
oplossing voorhanden te hebben. Middels een kort geding eiste
hij plaatsing in een crisisbed. Voor de oppervlakkige waarnemer
leek dat het ei van Columbus, want er werd een bed gevonden en
de politiecel was weer leeg. Voor de wat nauwkeurigere
waarnemer hield het niet meer in dan het schoonvegen van de
politievoortuin, want structureel is er niets veranderd en de
gemeente staat met lege handen. Met uitzondering van de
problematiek met betrekking tot de politiecellen heeft zij er
niets over te zeggen.
De discussie over het Slotervaartziekenhuis was eveneens
bijzonder. Het bleek dat de gemeentelijke overheid ietwat meer
invloed had dan de wethouder ons deed vermoeden. Het ziekenhuis
werd om te beginnen met problemen geconfronteerd als gevolg van
een ondeugdelijke privatisering, die overigens tijdens de
vorige raadsperiode door de gemeente Amsterdam is doorgezet.
Het motto was `op afstand plaatsen', want dan zou het goed
komen met de gezondheidszorg. Dat is gebleken. Het was
onthutsend dat de wethouder voor Zorg vervolgens harder liep
dan noodzakelijk was - zij liep overigens de verkeerde richting
op - zonder de Raad en de Commissie voor Zorg enz. daarvan in
kennis te stellen. Voordat wij het konden beseffen, was de
wethouder enthousiast over een plan dat de door haar ingestelde
commissie-Simons, eveneens PvdA, `uitpoepte'. Het
Slotervaartziekenhuis kon worden gesloten en er werd geen
rekening gehouden met de effecten daarvan op de Amsterdamse
samenleving. Op momenten dat de gemeente had kunnen optreden,
heeft zij zij dat nagelaten.
Er is veelvuldig gesproken over Stadsmobiel en daaraan is
veelvuldig geld besteed. De wethouder heeft, behalve dat zij
krachtig zou optreden tegenover de directie van Stadsmobiel,
ook in dit geval een vuist moeten maken en Den Haag moeten
meedelen dat zij voortaan niet meer van plan was
verantwoordelijk te zijn voor de verdeling van de armoede.
(De heer HALBERTSMA: Had zij betrokkenen dan
volledig in de steek moeten laten?)
Nee. Ik meen dat de heer Halbertsma mijn betoog niet goed
heeft gevolgd. Ik heb gezegd dat de gemeente Amsterdam er veel
geld aan heeft besteed.
(Mevr. BOERLAGE: Dat was WVG-geld. Niet de gemeente
Amsterdam heeft veel geld gestoken in Stadsmobiel.)
Dat is juist. Het is echter een gevolg van datgene wat
landelijk op dat gebied is gedaan. Ik doel op bezuinigingen,
sluiting van instellingen en dergelijke.
(Wethouder mevr. IRIK: Is het u bekend dat er per
jaar ten minste een bedrag van 2 miljoen gulden extra
structureel uit Den Haag komt voor functies die vergelijkbaar
zijn met Stadsmobiel? Waarop baseert u uw uitspraak dat er jaar
in jaar uit wordt bezuinigd?)
Ik spreek over de periode waarin allerlei instellingen
werden gesloten en mensen op straat terecht kwamen. Nee, ik
bied mijn verontschuldigingen aan, want ik ben in de war.
(Wethouder mevr. IRIK: Dat vermoedde ik reeds. In
het kader van de WVG en Stadsmobiel stelt u dat er jarenlang is
bezuinigd, terwijl uw fractie een uitgebreide notitie heeft
ontvangen waarin duidelijk is aangegeven dat wij ieder jaar
meer geld uit Den Haag hebben ontvangen. Graag wens ik van u te
vernemen op welke gebieden volgens u is bezuinigd.)
Het is duidelijk dat de gemeente in het verleden veel
geld aan Stadsmobiel heeft verstrekt, omdat zaken niet goed
verliepen. Wij zijn van mening dat daaraan in het verleden meer
aandacht had moeten worden besteed door bijvoorbeeld de Tweede
Kamer te benaderen.
Breedbeeldtv's worden tegenwoordig veelvuldig verkocht,
waarvan ook de daklozen profiteren. Zij vinden daardoor nogal
eens een doos waarin zij languit kunnen liggen. De Raad
begrijpt dat dit een grapje is. Helaas moeten we constateren
dat nog lang niet alle daklozen over een fatsoenlijke
slaapplaats beschikken. Ik spreek dan niet eens over de
situatie waarin mensen mogen wonen die wel verzekerd zijn van
een dak boven het hoofd. Wij kunnen toch niet trots zijn op een
situatie waarin sprake is van n groepsleider voor 50 bewoners.
Met de zorg voor patinten is het slecht gesteld, maar
ook de zorg voor een grote groep verzorgers, de mantelzorg,
ontbreekt nagenoeg volledig. Twee jaar geleden sprak ik over de
blinde vlek van de gemeente en wat dat betreft is er weinig
verandering opgetreden. Nagenoeg de helft van de totale
mantelzorg in ons land heeft te maken met de zorg voor
dementerenden en zodoende blijft de schatkist jaarlijks,
omgerekend naar een modaal inkomen, circa 10 miljard gulden aan
kosten voor de gezondheidszorg bespaard. De mantelzorgers eisen
dit bedrag niet op, maar het is zuur te weten dat er moet
worden `gepingeld', kleine tegemoetkomingen los te krijgen. Ik
doel bijvoorbeeld op een parkeervergunning die niet eens gratis
is. Wij zullen daarom nogmaals een motie indienen die
betrekking heeft op een mantelzorgfonds. Ik meen dat wij dat
inmiddels driemaal hebben gedaan.
Machteloosheid en onwil lijken nu en dan tot kunst
verheven. De wethouder voor Onderwijs van dit College spant de
kroon. Op het moment dat mijn fractie een zwartboek aanbood
over de problemen met betrekking tot het leerlingenvervoer,
heeft hij wederom opgemerkt dat hij daarover niets had te
zeggen. Dat deed hij eveneens op het moment dat het gebrek aan
onderwijzend personeel aan de orde was. Tot onze vreugde werd
zijn opvatting op dat moment niet gedeeld.
Het is fantastisch dat alle scholen van computers zijn
voorzien, maar er ontbreekt een goed gebouw waar deze kunnen
worden geplaatst. Het komt nogal eens voor dat deze kostbare
apparaten in de gang staan, of in een slecht geoutilleerde ruimte.
De wethouder wenst zich wel sterk te maken voor het
afbreken van de democratie, de dualisering. Hij krijgt `natte
dromen' van het idee dat het College de besluiten neemt en dat
de Raad vervolgens nog wat mag sputteren. Het lijkt er
bovendien op dat dit College reeds oefent voor de toekomst. Ik
roep de geheimzinnigheid met betrekking tot het ongekuiste
rapport van KPMG over de Gemeentelijke Sociale Dienst in
herinnering. Ieder collegelid, de gemeentesecretaris en de
onderzoekers mochten daarover beschikken. De Raad, de hoogste
instantie in deze stad, mocht het slechts inzien na het
plaatsen van twee handtekeningen. Dat is in strijd met de wet.
De Burgemeester zou daarop terugkomen. Het is ongeveer een half
jaar geleden dat hij deze uitspraak heeft gedaan, maar tot op
de dag van vandaag hebben we nog niets ontvangen. Tijdens de
vorige raadsvergadering bleek bovendien dat zelfs de
Rekeningencommissie niet over dat rapport mocht beschikken.
Als wij ons op het terrein van de cultuur begeven, moeten
wij helaas constateren dat er eveneens sprake is van een
gebarsten plaat. Er is sprake van verdeling van de armoede, met
dit verschil dat de koek uit grote en kleine delen bestaat
evenals uit veel kruimeltjes die niet eraan kunnen bijdragen
dat het hoofd fatsoenlijk boven water is te houden. Er is
sprake van enorme bouwplannen voor het Stedelijk Museum, het
muziekcentrum enzovoorts, terwijl het voor anderen moeilijk is
het subsidiecircuit binnen te komen met het gevolg dat het
grootste deel van het geld bij de gevestigde orde terechtkomt.
(De heer PIERSMA: Heeft u gemist dat wij met het
Kunstenplan juist voorzieningen hebben getroffen met het doel
eenvoudiger binnen te komen. Ik herinner mij nog dat ik mij
daarvoor enorm heb ingespannen, maar het gejuich van uw fractie
was op dat moment niet oorverdovend.)
(Wethouder mevr. BRUINES: Ter aanvulling merk ik
op, dat onder andere het door uw fractie gekoesterde
Poezievoetje ook een bedrag heeft ontvangen.)
Dat heb ik niet gemist, maar ik stel vast dat daaraan een
behoorlijke strijd is voorafgegaan. Uit het dunne
begrotingsboek blijkt op welke wijze de koek is verdeeld.
Volgens dit College kunnen jongeren zich behoorlijk wat
permitteren. Zij mogen mensen beroven, in elkaar slaan en
bedreigen. Het is toegestaan kluisjes open te breken en vrouwen
lastig te vallen. Bovendien lijkt fietsendiefstal legaal en als
jongeren in het openbaar herone wensen te gebruiken, zijn zij
van harte welkom in het Wallengebied. Dat alles lijkt
toegestaan. Al zijn de jongeren bekend, er gebeurt niets. Ik
vergis mij. Er is ten minste n wethouder die wel actie
onderneemt door het plaatsen van een hek om een zwembad, zodat
het voor de jongeren in ieder geval onmogelijk wordt daar in te gaan.
Wellicht is het beter ervoor te zorgen dat zij wat om
handen hebben. Ik doel bijvoorbeeld op werk, een opleiding en
het bijwonen van een nieuwjaarsconcert op de Dam. Een proef met
extra controle op de Schiphollijn bleek succesvol te zijn, maar
werd stopgezet. Dit staat in schril contrast met de proef
verruimen van de openingstijden van de horeca, die tot op dit
moment niet succesvol is, maar wel wordt voortgezet. Dat is het
gevolg van de machtige horecalobby, want middels belastingen
brengt dat geld in het laatje. Vanzelfsprekend geldt dat niet
voor de beroofde, bedreigde of in elkaar geslagen burgers. Dat
kost mankracht, waarover wij niet beschikken.
Ik stel de binnenstad als pretpark aan de orde. Het leek
er enige tijd op dat het gemeentebestuur de
`verpretparkisering' van de binnenstad een halt wilde
toeroepen. Het oudejaarsconcert op de Dam gaat dit jaar niet
door. Eindelijk rust! Dat blijkt echter niet het geval te zijn,
want op 2 februari 2002 trouwt onze kroonprins en dat brengt
voldoende drukte met zich mee.
Wel `GVD!' Geen rockconcert voor duizenden gewone
Amsterdamse jongeren, maar wel op gemeenschapskosten de stad op
stelten zetten voor priv-gebruik.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Bent u geen verstokt
voorstander van de kermis op de Dam?)
Nee, volgens mij hebben wij tegen de kermis op de Dam
gestemd. Dat moet ik echter nagaan.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Als ik u was, zou ik
dat inderdaad nagaan.)
De heer Bakker zegt dat wij hebben tegengestemd, dus ik
neem aan dat dat het geval is.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik vroeg het aan u.)
Wat dat betreft zijn wij democratisch georganiseerd.
Dit laatste besluit lijkt mij rijp voor een referendum.
Gisteren heb ik een motie ingediend met het doel het
oudejaarsavondconcert op de Dam te handhaven, wat bekend is.
Ik ontkom er niet aan wat te zeggen over de Gemeentelijke
Sociale Dienst. Dit College heeft de Gemeenteraad lange tijd in
de veronderstelling gelaten dat het langzaam maar zeker goed
zou komen: het nieuwe automatiseringssysteem vorderde, al
gebeurde dat met vallen en opstaan, het ziekteverzuim daalde
langzaam, er kwamen allerlei projecten op gang met het doel
langdurig werklozen aan werk te helpen en op grond van de
benchmark kregen we de indruk dat onze Gemeentelijke Sociale
Dienst niet slecht functioneerde. De zaak veranderde op het
moment dat het KPMG-rapport verscheen en minister Vermeend zich
vervolgens met de kwestie bemoeide. Behalve de verstrekking van
uitkeringen was het op z'n Amsterdams gezegd een zooitje. Dat
is niet alleen te wijten aan de verantwoordelijk wethouder,
want het is de verantwoordelijkheid van het gehele College.
De verkiezingen staan voor de deur en de fractie van de
SP is inmiddels twee periodes in de Amsterdamse Gemeenteraad
vertegenwoordigd. Wij hebben gedurende acht jaar strijd
geleverd voor het aanbrengen van verbeteringen op velerlei gebied.
(De heer HUFFNAGEL: U spreekt het uit alsof u
vervolgens wenst te zeggen dat dit voldoende is, dus wij
begonnen reeds te zwaaien.)
Nee, de heer Huffnagel moet even wachten met zwaaien,
want ik heb mijn betoog nog niet afgerond.
(De heer HALBERTSMA: U kunt nogmaals De Beus citeren.)
De SP-fractie heeft bekendheid gekregen door het imago
tegenstander te zijn. Zij is inderdaad tegenstander van
zakkenvullerij, baantjesjagers, oneerlijkheid,
achterkamertjespolitiek en uitverkoop van nutsvoorzieningen.
(De heer HUFFNAGEL: De heer Paquay spreekt over
uitverkoop, wat wij niet goed vinden. Wij zijn er voorstander
van dat voor zoveel mogelijk geld te doen.)
Wij zijn er voorstander van de sterkste schouders de
zwaarste lasten te laten dragen. Tevens zijn wij voorstander
van een eerlijke verdeling van macht en inkomen, het bieden van
gelijke kansen en toegang tot maatschappelijke voorzieningen,
evenals een gemeentebestuur dat zijn verantwoordelijkheid
neemt. Ik stel vast dat de meerderheid van de Raad het met mij
eens is. Eindelijk een meerderheid!
(De VOORZITTER: Daarvoor is de SP-fractie blijkbaar
niet nodig!) Andere politieke partijen zullen een deel van onze
standpunten niet minder goed verdedigen, maar er is sprake van
n verschil. De SP is niet een partij van alleen maar woorden,
maar ook van daden. Als wij zaken willen verbeteren, moeten wij
niet slechts daarover spreken. Wij dienen er tevens mee aan de
slag te gaan en dat is er de reden van dat de SP-fractie de
afgelopen vier jaar zowel in als buiten de Gemeenteraad van
zich heeft laten horen. Na vier jaar regenboogpolitiek zijn er
nog steeds tienduizenden Amsterdammers die geen werk hebben of
van een karig inkomen moeten rondkomen.
Er zijn nog steeds wachtlijsten in de jeugd-, de
verslavings- en de ouderenzorg. Hetzelfde geldt voor de
geestelijke gezondheidszorg en de ziekenhuiszorg. Veel kinderen
hebben niet of nauwelijks speelruimte, worden in armoede
grootgebracht en komen op scholen terecht die ronduit smerig zijn te noemen.
Collectieve voorzieningen, zoals het GVB en de `kabel',
zijn reeds uitverkocht of staan daarvoor op de nominatie.
Tussentijds zet het gemeentebestuur in op geldverslindende
prestigeprojecten zoals de Noord-Zuidlijn en wordt er alles aan
gedaan het gunstige investeringsklimaat van Amsterdam te
propageren. Het besteedt echter geen aandacht aan de mening van
de Amsterdamse bevolking. De burgers willen bijvoorbeeld het
fijnmazig netwerk van openbaar vervoer behouden, maar zij
krijgen daarvoor een Noord-Zuidlijn terug. Zij vragen om
betaalbare woonruimte en zij constateren dat IJburg verrijst
met woningen die vanwege de hoge prijzen niet voor hen zijn weggelegd.
Een ander stuitend voorbeeld van de arrogantie van het
zittende gemeentebestuur is de snelheid waarmee de bestuurders
van deze stad plegen te vertrekken. Na de sturende en de
terugtredende overheid, met als gevolg de machteloze overheid,
hebben wij inmiddels te maken met de weglopende overheid. Dat
gebeurt over het algemeen niet op het moment dat men grove
fouten heeft gemaakt, maar pas als men een beter baantje heeft
gevonden. Van de acht wethouders kunnen er nog slechts twee de
eindstreep halen en het pokerspel in relatie tot de
verkiezingslijsten bij de PvdA, de grootste partij in
Amsterdam, vergroot het vertrouwen in de politiek evenmin.
De SP-fractie vindt het een eer deel uit te maken van het
bestuur van deze stad, maar beseft wel een verantwoordelijkheid
te hebben ten aanzien van de Amsterdamse burgers. Het besturen
van de gemeente Amsterdam mag niet in handen worden gelegd van
personen die vooral met hun carrire bezig zijn, maar in die
van mensen die deze verantwoordelijkheid serieus nemen en hun
ogen en oren zowel binnen de Raad als op straat open houden.
Ik kom bij de financile beschouwingen.
Met de meeste gedane voorstellen stemmen wij in. De
voorstellen die te maken hebben met prestigieuze zaken, zoals
het muziekcentrum, de Noord-Zuidlijn en het koninklijk huwelijk
vormen daarop een uitzondering. De voorstellen voor het ernstig
achterstallig onderhoud aan sportaccommodaties en Artis zijn
volgens ons niet voldoende. Het is een ernstige zaak dat het
zover is gekomen dat er sprake is van ernstig achterstallig
onderhoud van instellingen waarvan alle Amsterdammers gebruik
maken. Wij zijn er daarom niet van overtuigd dat de
voorgestelde financin voldoende zullen zijn om achterstallig
onderhoud in de toekomst te voorkomen.
Over bepaalde zaken zijn geen voorstellen gedaan, wat ons
het meest dwars zit. Ik doel bijvoorbeeld op het op orde
brengen van het Nieuwe de La Martheater, de bereikbaarheid, de
arbeidsomstandigheden, het comfort en veiligheid.
Hetzelfde geldt voor het leerlingenvervoer. Er zijn
verbeteringen toegezegd, maar daarvan hebben wij nog niets gemerkt.
Er is geen aandacht besteed aan de schoonmaak van
basisscholen, een fonds voor de mantelzorg, verhoging van de
toeristenbelasting, n kooploze zondag per maand, eens per
maand een autoloze zondag en gratis toegang in musea voor jongeren.
Ik kan nog enige tijd doorgaan met het opsommen van zaken
waarvoor geen voorstellen zijn gedaan, maar dat zal ik nalaten.
In de diverse commissies zullen wij voorstellen voor deze
gebieden voorleggen.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Vanmorgen hebben wij
kort gesproken over het Nieuwe de la Martheater, waarvoor u een
bedrag van 40 miljoen gulden moet aandragen. Kunt u dat?)
Als er sprake is van achterstallig onderhoud aan
instellingen en gebouwen die voor de gehele Amsterdamse
bevolking van belang zijn, moet daarvoor geld worden gevonden.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Voor achterstallig
onderhoud hebben wij dit jaar 40 miljoen gulden losgekregen
door de inzet van de UNA-gelden.)
Er dient veel te gebeuren. Ik doel bijvoorbeeld op de
verbetering van de arbeidsomstandigheden.
(De heer HEMMES: Dat is er de reden van dat wij bij
elkaar zijn.)
Ik doel ook op het comfort en de veiligheid. Ik dien een motie in.
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
21? Amendement van 31 oktober 2001 van het raadslid Paquay
inzake een toe te kennen budget voor Internationale
Samenwerking (Gemeenteblad afd. 1, nr. 784).
Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Dit is de
laatste begroting van de regenboogcoalitie, al is deze
inmiddels veranderd in een bont-en-blauwcoalitie. Aan het begin
van de periode werd de balans opgemaakt en werd er gesproken
over een voorzichtig economisch optimisme en zorg over de
sociale kwetsbaarheid van de stad. Ik vraag mij af waarover wij
op dit moment zouden moeten spreken. Wellicht kunnen wij dat op
dit moment omschrijven als `voorzichtig economisch pessimisme'.
De zorg over de sociale kwetsbaarheid van de stad is in de
afgelopen periode echter niet verminderd.
Inmiddels ligt er een begroting voor ons met een totaal
nieuwe opmaak, waarover wij tevreden zijn.
Wij hebben echter wel wat moeite met de kleur, want
vooral in het avondlicht lijkt het een programma van de VVD-
fractie. Qua dikte lijkt het er overigens niet op. Wie had aan
het begin van deze collegeperiode gedacht dat de laatste
begroting in een VVD-jasje zou kunnen worden gehesen? Dat is
immers een opmerkelijke verandering van de presentatie van dit
College, waarmee ik op het uiterlijk doel.
Ik heb mij ook laten inspireren door de rondrit, waarmee
de missive wordt begonnen. Tot mijn verontwaardiging heb ik
geconstateerd dat twee woordvoerders van linkse fracties zich
daaraan eveneens hebben bezondigd, wat ik nooit had verwacht.
Zij doen er alles aan Amsterdam voor de automobilist
onbereikbaar te houden en daarom had ik niet verwacht dat zij
vanaf de ringweg uitvoerig de projecten van wethouder Stadig
zouden beoordelen.
Als wij nog steeds op deze ringweg rondrijden, is dat
vooral te wijten aan het feit dat de parkeergarage
Surinameplein, waar de rit zou moeten eindigen, nog niet gereed
is. Dat is de enige parkeergarage die dit College zou
realiseren ter tegemoetkoming van de VVD-fractie, dus wellicht
is de kleurstelling waarover ik zojuist sprak een troostprijs.
Met betrekking tot de overspannen bouwmarkt, die is
ontstaan door de bouwprojecten van wethouder Stadig, merk ik op
dat in de missive is vermeld dat temporisering van projecten en
bezinning op kwaliteitseisen onontbeerlijk lijken. Ook de
fractie van het CDA moet toegeven dat de PvdA-
kandidatencommissie daarop meteen inspeelt: `Weg met wethouder
Stadig, want dat is de enige manier om aan al die bouwellende
een eind te maken!'
Ik leg zelf meer de nadruk op de kwaliteit, want dat is
ons ook uit het hart gegrepen. Amsterdam heeft een traditie van
slecht bouwen, waarvan de negentiende-eeuwse gordel een
voorbeeld is, al bestaat deze nog. In Amsterdam-West moeten wij
15.000 woningen slopen die in de jaren zestig pas zijn gebouwd
en de stadsvernieuwing uit de jaren tachtig moet grotendeels
opnieuw worden gedaan. Er is immers goedkoop en snel gebouwd,
al is er nooit eerder dermate snel en duur gebouwd dan op dit
moment. Wij betalen ongehoorde prijzen voor een slechte
kwaliteit. Bewoners van dure koopwoningen, die daaraan een
dubbel inkomen moeten besteden, klagen daarover steen en been.
Het doet er niet toe of deze woningen worden gebouwd door
projectontwikkelaars, die vroeger corporaties werden genoemd,
of dat daarbij commercile ontwikkelaars zijn betrokken. Wij
maken ons daarover zorgen. Het is reeds eerder aan de orde
geweest, maar er komt geen verandering in deze situatie. Over
enkele jaren kunnen wij een en ander herstellen en de vraag is
waar dat geld vandaan moet komen. De mensen die hun geld
grotendeels aan de hypotheek kwijt zijn, kunnen dat nauwelijks
opbrengen. Wij vinden dat een ontwrichtend verschijnsel en zijn
van mening dat de gemeente ten minste een commissie van
toezicht moet instellen die zich bezighoudt met de kwaliteit
van het bouwen. Mijn fractie maakt zich eveneens zorgen over
het feit dat bij IJburg wederom aan de kwaliteit is gerommeld,
voordat er n steen is gelegd. IJburg zou juist kwalitatief
goede woningen bieden. Er zouden, afgezien van IJburg, 4.000
koopwoningen worden opgeleverd en ook het realiseren van een
evenwichtig aanbod is reeds aan de orde geweest, maar dat duurt
inmiddels jaren voort. Het gaat fout en een en ander komt
praktisch tot stilstand. Het is daarom mijns inziens geen goede
zaak dat steeds als voornemen in de missive op te nemen. Als
wij het daarin opnemen, moeten wij ervoor zorgen dat er wordt
gebouwd. Als wij dat niet doen, moeten wij niet erover spreken
en afwachten tot het economisch wat minder goed gaat en het
mogelijk is goedkopere huizen te bouwen met een betere
kwaliteit. Tussentijds moet de gemeente bouwers, die steeds
uitstel vragen op de door haar verleende vergunningen, niet
tegemoet komen. Als men niet kan bouwen, verliest men het recht
en dan komt het opnieuw op de markt. Wellicht zijn er anderen
die dat wel kunnen presteren.
Ook de andere toegang tot de stad door middel van het
openbaar vervoer, die eveneens in de inleiding van de missive
aan de orde komt, is mij opgevallen. Ik vermoedde dat dat
typisch het perspectief van de PvdA-fractie was, maar ik meende
dat de heer Piersma behoorlijk snel is doorgelopen op het
moment dat hij gewaar werd dat hij werd geconfronteerd met wat
schaduwzijden van de stad. Het is immers onmiskenbaar dat
daarvan sprake is. Het is vooral opmerkelijk waar te nemen dat
junks, zwervers en ontheemden hun toevlucht zoeken in de
anonimiteit van de massa. Deze personen vallen echter vrijwel
altijd op, ondanks het feit dat zij nogal eens gebukt lopen en
proberen op te gaan in de massa. Dit was echter niet de
bedoeling. Zij zouden immers uiterlijk eind van het jaar 2000
een dak boven het hoofd hebben. Wethouder mevr. Van der Giessen
is daarmee gestart en wethouder mevr. Ter Horst zou dat
uiteindelijk regelen, maar in deze missive staat openlijk dat
men deze personen nog steeds kan waarnemen.
Wij zouden een waarschuwing tegen zakkenrollers en rovers
verwachten - de reizigers in de trein zijn overigens reeds
beroofd, want daarover hebben wij op 30 oktober jl. in de
Commissie voor Algemene Zaken nog gesproken - maar de
treinreizigers worden ook meteen geconfronteerd met de
onveiligheid van Amsterdam. Onze stad heeft een reputatie die
vergelijkbaar is met die van Napels destijds. Het is niet
mogelijk in bepaalde delen van Amsterdam te lopen zonder de
kans te worden beroofd. De kans op beroving is groter dan het
winnen van de loterij. Deze vorm van gokken levert immers
nagenoeg altijd een prijs op. Het is zorgwekkend dat dat steeds voortduurt.
Ook over de vervuiling zijn inmiddels diverse opmerkingen
gemaakt. Wij doen er alles aan om deze tegen te gaan, maar dat
is niet voldoende. Ik trek de conclusie dat het College zijn
best doet, maar dat dat niet voldoende is. Het motto dat een
`postmaakbaarheidscollege' kenmerkt, is: het is niet mogelijk
de zaak volledig op orde te krijgen. Het behoort eenmaal bij de grote stad.
Dat is de achtergrond van de inspanning en wij
verzetten ons daartegen. Toch hebben wij enig vertrouwen in de
nieuwe Burgemeester die wellicht als een nieuwe bezem kan
worden beschouwd die wat schoner zou willen vegen, althans dat
hopen wij. Wij hebben de indruk dat het oude motto van de
fractie van het CDA bij dit College niet meer van toepassing
is. Ik doel dan op het motto: op zondag is het huis aan kant.
Het tegendeel is zelfs het geval: zondag kan langzamerhand
worden beschouwd als de grootste rommeldag in Amsterdam worden
beschouwd, wat treurig is.
Een lichtpuntje wil ik de Raad niet onthouden. Dat staat
er wat plompverloren in. "Nog voordat men de Dam heeft bereikt,
zie je allerlei Stadsmobielen je weg kruisen". Op welke wijze
deze kruisen, is niet geheel duidelijk, maar het vergaat van de
Stadsmobielen. Wij constateren en onderstrepen dat met
tevredenheid, omdat dat inderdaad goed verloopt. Waarschijnlijk
gaan al deze personen naar de Bijenkorf, maar zij worden
inderdaad op tijd opgehaald en tijdig afgeleverd. Dat toont aan
wat een goede directeur voor de stad kan betekenen. Ik ben
geneigd te zeggen dat een dergelijke man als directeur van het
GVB moet worden aangesteld.
Vervolgens lees ik in de inleiding dat het wonen in
Amsterdam ondanks alle ellende nog steeds aantrekkelijk is.
Zodanig zelfs dat dat zich tegen de stad dreigt te keren. Wij
betreuren het dat nagenoeg alle kapitaalkrachtige
belangstelling opgaat in scheefwonen of in illegale onderhuur
van de sociale woningvoorraad. Het is eveneens te betreuren dat
deze, bijvoorbeeld door het gebrek aan nieuwbouwwoningen, nogal
eens uit de stad verdwijnt. Als er wat meer huurwoningen werden
verkocht, zou dat de wijken, die vol staan met huurwoningen,
ten goede komen. Ik wijs bijvoorbeeld op de middenstand en de
bestedingen in een dergelijke buurt. Daarbij komt dat het
prijspeil van de koopwoningen door de grotere voorraad wellicht
wat zou kunnen worden getemperd.
(De heer K™HLER: U heeft zojuist opgemerkt dat
betrokkenen hun hypotheek nauwelijks kunnen opbrengen. Wat
blijft er dan aan koopkracht over om in de buurt bij de
middenstand uit te geven?)
Ik heb op dat moment over de koopwoningen gesproken en op
dit moment stel ik het gebrek aan koopwoningen aan de orde. Ik
doel op dit moment op personen die hun geld niet kwijt kunnen
in een hypotheek.
(De heer K™HLER: Dat is toch gunstig? Zij houden
dan immers geld over dat zij in de betreffende buurt in de
winkels kunnen uitgeven.) Er zijn te weinig mensen die dat doen.
(De heer HEMMES: Bedoelt u daarmee te zeggen dat
iedereen een huis heeft? Men kan dat geld immers niet uitgeven.)
Nee, ik heb aan het begin van mijn betoog gezegd dat
vooral in de omgeving van het Centraal Station veel daklozen
rondlopen. Ik constateer dat de heer Hemmes mijn betoog niet
goed heeft gevolgd. Het kapitaal had de wijken vol huurwoningen
ten goede kunnen komen als er meer woningen werden verkocht.
Wellicht was daarmee de samenballing van de sociale
problematiek in deze wijken verminderd.
(De heer HEMMES: Gebeurt in Parkstad niet precies
datgene wat u aangeeft? Ik doel op het mengen van functies en
het bouwen van woningen. U wordt volgens mij op uw wenken bediend.)
Ja, maar ook in Parkstad-West doet zich het probleem voor
dat er vertraging optreedt en dat er te weinig wordt gebouwd.
(De heer VAN POELGEEST: Ik constateer dat er iets
is in uw betoog dat niet geheel juist is. Als er scheef wordt
gewoond, zijn de wijken gemengd. Er wonen dan immers
scheefwoners met geld. Een andere mogelijkheid is dat dat niet
het geval is en in dat geval zijn de wijken volgens u eenzijdig
van samenstelling. Het een n het ander is niet mogelijk. Kunt
u mij dat uitleggen?)
Het probleem van scheefheid is dat woningen worden bezet
die in feite zijn bestemd voor personen met geringere inkomens.
Het inkomen dat de bewoners hebben die daar niet zouden moeten
wonen, kan niet in de fysieke infrastructuur in de
woningvoorraad worden genvesteerd. Betrokkenen kunnen dit geld
anders besteden en zij wensen dat bijvoorbeeld te gebruiken
voor het kopen van een woning. Dat is echter niet mogelijk,
omdat deze onbereikbaar zijn. Het is nogal ingewikkeld en ik
begrijp dat de heer Van Poelgeest dit niet meteen van mij wenst
aan te nemen. Wij hebben echter de indruk dat wij meer kapitaal
van de bewoners zouden kunnen inzetten met het doel de
kwaliteit van de woningvoorraad alsmede de sociale toestand van
de betreffende wijken te verbeteren.
(Mevr. BOERLAGE: Zij hebben dan toch minder geld
over voor de buurtwinkel? In een dergelijk geval moeten zij al
het geld in de woning investeren.)
Als personen al het geld dat zij van de huur overhouden
in de buurtwinkel zouden besteden, zou er inderdaad sprake zijn
van een onoverzienbare `boom'. Er zouden dan overal P.C. Hooft-
straten verschijnen, maar dat is niet het geval.
De heer Hemmes heeft gesproken over Parkstad-West. Het
valt ons op dat de plannen op het gebied van de sociale
structuur, die door de stadsdelen met een rekening zijn
gepresenteerd, door dit College niet worden gedekt. Wethouder
Stadig heeft meer gedaan dan wij van hem hebben verwacht,
waarvoor wij hem een compliment maken. Hij heeft daarmee in
zijn planvorming wel degelijk rekening gehouden, maar de
invulling van de sociale structuur, waarvoor wethouder Van der
Aa verantwoordelijk zou worden geacht, wordt vanuit het
centrale niveau niet gestimuleerd. Dat betreuren wij. Het
betreurt ons eveneens dat het Sociale Structuurplan nog niet
gereed is. De heer Grondel maakt inmiddels deel uit van de
oppositie, maar dat plan waarmee hij zich heeft beziggehouden,
moet door een ander nader worden uitgewerkt. Wij wensen graag
van wethouder Van der Aa te vernemen of dat nog v¢¢r maart 2002
gereed komt. Het is immers te hopen dat een dergelijk plan kan
worden gebruikt tijdens de programmaonderhandeling. Bovendien
zou dat kunnen worden gebruikt voor het maken van afspraken met
de stadsdelen in een volgende periode. Daarnaast zou het
College een sociaal basispakket moeten formuleren, waarin
voorzieningen zijn opgenomen waarover stadsdelen en eventueel
buurten zouden moeten beschikken. In overleg met de stadsdelen
zou het College moeten komen tot een standaard van
voorzieningen waarop alle Amsterdammers recht hebben. Door
middel van een sociaal structuurplan zou men moeten nagaan wat
de stand van zaken is met betrekking tot de invulling daarvan.
Uiteindelijk zullen de stadsdelen daaraan uiteraard invulling
moeten geven, maar als er een dergelijk structuurplan is, kan
de stad nagaan op welke terreinen steun kan worden verleend en
eventueel extra impulsen kunnen worden gegeven. Het zou te
betreuren zijn als dat niet gebeurt.
De verbetering van de Cito-toetsen in het Amsterdamse
onderwijs kan als een pluspunt worden beschouwd dat wethouder
Van der Aa op zijn conto kan schrijven. Amsterdam benadert het
landelijk gemiddelde steeds meer, maar wij moeten niet verhelen
dat schooluitval en schoolverzuim nog steeds meer dan gemiddeld
voorkomt. Daarbij komt dat er door dat verschijnsel sprake zal
blijven van een achterstandpositie van allochtone ouders en dat
zal ook het geval zijn bij een volgende generatie. Een en ander
zal zich ook verscherpt voortzetten in de problematiek van
kleine groepen jongeren die het leven in de stadsdelen, daarvan
is vooral in Amsterdam-West sprake, verzieken. Wij vinden het
zorgwekkend dat alle inspanningen, waaronder de aanstelling van
een specifieke jeugdcordinator, niet hebben kunnen voorkomen
dat er nog steeds negatieve berichten uit het stadsdeel
Amsterdam-West komen. Het is zelfs dusdanig dat er een grens
wordt overschreden, wat wij niet kunnen tolereren. In relatie
tot de specifieke jeugdcordinator roep ik in herinnering dat
de heer Veldhuis daarvoor is uitgekozen na het verlaten van
deze Raad. Het is langzamerhand nodig drastische maatregelen te
nemen met het doel het openbare leven te beschermen. Het is
begonnen met het August Allebplein, maar later was het zwembad
aan de beurt. Tot onze vreugde heeft wethouder Dales ervoor
gezorgd dat dat weer wordt opengesteld. Vervolgens was het de
trein en vandaag durft de chauffeur van de bus van Connexxion
niet meer te stoppen. Er worden absolute grenzen overschreden
waarbij wij ons niet kunnen neerleggen. Er is sprake van een
niet eerder bereikt dieptepunt en wij kunnen concluderen dat
dit niet goed verloopt. Uit het voorgaande blijkt dat het
jeugdbeleid ons zorgen baart. Wij hebben alle jeugdproblemen in
huis, maar Amsterdam beschikt ook over alle mogelijkheden om
tot oplossingen te komen. Ik doel op het Bureau Jeugdzorg en
allerlei justitile maatregelen. Als wij alles goed op elkaar
aansluiten zouden wij in Amsterdam een goed, sluitend systeem
moeten kunnen realiseren met het doel de problemen het hoofd te
bieden. Als het in deze stad niet kan, is het in andere
plaatsen evenmin mogelijk. Het moet onze eer te na zijn dat op
deze wijze te laten voortduren. Ik roep het College daarom op
de zaak strak te trekken en het kader te bieden, alsmede een
steunfunctie waardoor de stadsdelen in samenwerking met ons tot
een oplossing kunnen komen. Het betreft niet zozeer een
financile kwestie, als wel een intentie.
(Mevr. ASANTE: De jeugd gaat u evenals mij aan het
hart. Uw fractie benadrukt vooral de verantwoordelijkheid van
het gezin. Bent u het met mij eens dat, ondanks alle pogingen
die wij ondernemen en een prachtig samenhangend jeugdbeleid, de
grens is bereikt? Zouden wij niet moeten zeggen dat het gezin
daarin ook een rol moet vervullen? Ik ben benieuwd wat uw
mening daaromtrent is.)
Vanzelfsprekend is ons dat uit het hart gegrepen. De heer
Balak heeft reeds eerder opgemerkt, dat vooral de allochtone
groepen moeten worden benaderd en dat ook de ouders dienen te
worden ingeschakeld. Dat is overigens niet eenvoudig, omdat
deze personen in een isolement zitten. Wellicht kan ik dat
verbinden aan het volgende onderwerp. Uit de begroting blijkt
dat het hebben van werk nog altijd de belangrijkste manier is
om zelfrespect te verwerven.
Hoeveel allochtone vaders is het niet gegeven op deze
wijze zelfrespect te verwerven? Als wij vragen om een gerichte
aanpak voor deze groepen - deze week bleek uit een artikel in
Het Parool dat de achterstand op de arbeidsmarkt bovenmatig
blijft - dan wordt daarop niet gereageerd. Van deze specifieke
benadering van en aandacht voor deze groepen - ik doel
bijvoorbeeld op deze vaders of ouders die een voorbeeld willen
zijn voor hun zoon, maar voor wie geldt dat hen dat op deze
wijze niet wordt gegeven - is tot op dit moment geen sprake en
wij achten dit nodig om verbetering te bewerkstelligen. Het is
eveneens belangrijk de ouders bij de scholen te betrekken. Het
isolement van de ouders moet worden doorbroken om het probleem
van de jongeren op te lossen.
In een advertentie staat `Bezoek de beurs Ruim baan in
Noord-Holland'. Ik kan deze naam niet plaatsen, want op de
uitnodiging die wij van wethouder Van der Aa ontvingen, is een
andere naam vermeld. Het meest verontrustend is echter dat de
plaats niet juist is. Hetzelfde geldt voor de ondertekenaars.
Graag verneem ik van het College wat er de reden van is dat de
advertentie en de uitnodiging voor de Megabanenmarkt niet met
elkaar in overeenstemming zijn. Dit heeft verwarring tot
gevolg, wat verontrustend is.
Ik had nog tamelijk veel over cultuur kunnen zeggen, maar
gezien de tijd is dat niet mogelijk.
De opmerking in de missive over het feit dat er te
veelvuldig personele wisselingen plaatsvinden, onderstrepen
wij. Wij onderstrepen echter niet dat de continuteit van het
bestuur is gewaarborgd. Vanzelfsprekend zijn er ambtenaren
blijven werken, maar de slagkracht van dit bestuur heeft
aanzienlijk te lijden gehad. Het verbaast ons echter dat de
overgebleven wethouders van de dominante fractie in dit College
vervolgens ook de wacht wordt aangezegd. Wij moeten constateren
dat wij voor de continuteit naar een volgend College, onze
hoop geheel moeten vestigen op wethouder Dales. Wie had dat kunnen denken?
(De heer HOUTERMAN: Kan de fractie van het CDA ons
wat dat betreft een College-personeelsbeleid voorleggen?)
Wij meenden dat de fractie van de VVD dat nodig had en
zijn daartoe bereid.
(De heer HOUTERMAN: Ik heb begrepen dat u uit
landelijke ervaring kunt putten, zodat dergelijke zaken subtiel
zijn op te lossen.)
Ja, als de heer Houterman daaraan behoefte heeft, ben ik
daartoe bereid. Ik had echter het vermoeden, dat hij wat dat
betreft inmiddels was uitgewoed.
(Mevr. BOERLAGE: Hoe zit het met wethouder mevr.
Bruines? Had u haar ook reeds uitgeschreven?)
Ik wilde haar verzelfstandigen, maar daarop mag ik niet
verder ingaan. Ik doel niet alleen op drie cultuurdiensten,
maar ook op mevrouw Bruines, de gehele portefeuille.
Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Bladerend door onze
Algemene Beschouwingen van de afgelopen drie jaar, word ik
langzaam maar zeker somber. Ik kom dan namelijk zaken als de
commercialisering en de koopbaarheid van Amsterdam tegen,
waaraan het gemeentebestuur volop meewerkt. Daarnaast word ik
geconfronteerd met het lage democratisch gehalte van deze Raad,
het asociale volkshuisvestingsbeleid, de toenemende druk op het
milieu en het groen.
Wat komt er van ons streven naar vooruitgang terecht? Is
er nog vooruitgang waar te nemen? Het enige dat overblijft is,
blijven zoeken.
Ik zal proberen mij op de lichtpunten in ons politieke
veld te focussen, al moet ik mijzelf aan de haren uit het
moeras trekken. Dat deed Baron von Mnchhausen eveneens. Ik
noem de punten in willekeurige volgorde in het besef dat ik
niet volledig ben. Ik begin met het eerste lichtpuntje.
Verleden jaar hebben wij geklaagd over het ondemocratisch
gehalte van deze Raad dat het gevolg was van het bestaan van
een te grote politieke coalitie. Politieke discussies vonden
immers plaats in de ruime achterkamer waarin 35 stoelen konden
worden geplaatst. Daarbij kwam dat voorstellen van het College
tot op de millimeter waren dichtgetimmerd. Dat is veranderd nu
Groenlinks zich aan onze oppositiezijde heeft geschaard. Uit de
banken achter mij hoor ik regelmatig mijn eigen drie jaar oude
teksten met veel enthousiasme debiteren. Die omslag is vreemd,
maar vooral prettig. Als het maar helpt en als dit kleinere
College maar kan worden overtuigd van de andere kant van het gelijk.?
Ook een ander lichtpuntje komt de democratie ten goede.
Binnenkort wordt onze motie uitgevoerd met het doel duo-
raadsleden een financile vergoeding te verstrekken. Het is
fijn, dat dit zelfs gebeurt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2000.
Ik komt bij het tweede lichtpuntje.
Het begint bij de grotere politieke partijen door te
dringen dat verkoop van gemeenschapszaken en -taken op dit
moment wel geld oplevert, maar dat het realiter onomkeerbaar is
en een groot verlies van zeggenschap met zich meebrengt over
essentile voorzieningen in de sociale en culturele wereld. Na
de verkoop van de kabel en de energieproductie alsmede het
energienetwerk, blijft de Gemeentelijke Waterleiding van ons.
Het begint er bovendien op te lijken dat het GVB niet
zondermeer kan worden verzelfstandigd. Amsterdammers grijpen de
kans, door middel van een referendum mede te bepalen wat er met
ons eigen GVB gebeurt, wat een goede zaak is.
(De heer PIERSMA: Bereidt u een fusie voor met de
fractie-Boerlage?) Nog niet.
Ik kom bij het derde lichtpuntje.
Het groeiend en schrijnend tekort aan sociale
huurwoningen, waarvan reeds lange tijd sprake is, wordt
werkelijk zichtbaar, wat bedroevend is. De door ons reeds
onthulde statistische truc van het College - het aantal
rechthebbenden minus het aantal sociale woningen is gelijk aan
het teveel aan sociale woningen - blijkt het aantal
woningzoekenden inderdaad omhoog te `zwiepen'. Het afgelopen
jaar is de wachtlijst voor de gewone woningzoekenden dramatisch
lang geworden. Bovendien zijn deze personen kansloos, doordat
er veel voorrangskandidaten zijn. De overspannen woningmarkt
heeft er het laatste jaar aan bijgedragen dat er sprake is van
te hoge prijzen voor de middenklasse koopwoningen, waardoor het
probleem compleet is. Doorstroming van sociale naar andere
woningen is daardoor immers niet meer mogelijk en daarbij
stagneert de nieuwbouw.
In IJburg zijn deze problemen levensgroot. Het zou een
wijk worden voor alle Amsterdammers met een milieuvriendelijke
bouw en omgeving als troost voor de `ingepikte' natuur. Het
lichtpunt is, dat het College het beleid zal ombuigen en dat
het overweegt een stop van de sloop van sociale woningen in de
Westelijke Tuinsteden in te stellen, omdat er geen sociale
woningen voor herhuisvesting meer zijn. Als bovendien het
aandeel sociale woningen in de nieuwbouw wordt opgehoogd van 30
naar 50 procent, begint het weer ergens op te lijken. De
fractie van Amsterdam Anders/De Groenen is bovendien nog in
blijde verwachting van een voorstel dat het College voornemens
is te doen voor onze door de Raad aangenomen motie betreffende
inkomenshuren voor sociale woningen, middels de negatieve
huursubsidie. Wij verwachten enige beweging op het
verhuisfront, alsmede inkomsten die vervolgens kunnen worden ingezet.
(De heer DE VRIES: Verleden jaar zijn er slechts 60
sociale huurwoningen in de nieuwbouw gerealiseerd. U streeft
naar 50 procent. Op welke wijze wenst u dit te bekostigen en te realiseren?)
Ik heb een plannetje waarmee ik al dat leed probeer te
verzachten. De Raad heeft een motie aangenomen met betrekking
tot het instellen van een onderzoek naar de negatieve
huursubsidie. Ik herhaal dat wij daardoor enige beweging en
inkomsten verwachten. Deze kunnen worden ingezet en in
samenhang daarmee zijn wij op zoek naar een oplossing voor de
vastgelopen middenklasse. Het College kan van ons een voorstel
verwachten voor het oprichten van een specifieke gemeentelijke
middenklasse woningcorporatie. Ik bedacht mij dat de naam Het
Beleg wel van toepassing is en de Raad kan zich daarbij
voorstellen wat hij wenst. Deze kostendekkende corporatie, die
eventueel de inkomsten uit de negatieve huursubsidie als
geringe startbijdrage kan gebruiken, verhuurt woningen aan
personen met een middeninkomen voor ongeveer 1000 tot 2000
gulden per maand. Wij vinden dat wij daarom kunnen spreken van
een beginnend lichtpuntje.
(Wethouder STADIG: Waarom kiest u niet voor een
bestaande organisatie, als het kostendekkend is? Het is immers
behoorlijk ingewikkeld daarvoor een nieuwe organisatie in het
leven te roepen.)
Ik stel mij voor dat het een gemeentelijke corporatie
wordt in plaats van een verzelfstandigde, waardoor de wethouder
dan zelf kan bepalen of er meer of minder huizen komen. Hij kan
een en ander zelf aanpassen aan zijn eigen
volkshuisvestingsbeleid in plaats van aan de marktsituatie. Ik
vermoed dat dit nodig is en volgens mij is de wethouder dat met mij eens.
Ik kom bij het vierde lichtpuntje.
Diverse makers van de nieuwe cultuur, die voorheen werden
verjaagd uit de kraakpanden langs de rafelrand van de stad - ik
doel op de IJ-oevers van destijds - kunnen in de broedplaatsen
terecht. Daar is sprake van betaalbare woon-werkpanden voor
culturele ondernemers en kunstenaars, want daarvoor is adequate
financiering geregeld. Dat is een goede zaak. Het is slechts
een deel van de actieve personen op het gebied van sociaal,
cultuur en politiek, dat uit de stad wordt verdreven. Dit is
bekend, want de rest wordt verjaagd ten gevolge van
huurverhogingen van ongeveer 1000 procent, die marktconform
worden genoemd. Onze door de Raad aangenomen motie van verleden
jaar met betrekking tot dit onderwerp is door drie wethouders
doorgegeven als een hete aardappel, die inmiddels op het bordje
van wethouder Dales ligt.
Wij zijn bereid hem te helpen en bereiden daarom samen
met de fractie van GroenLinks een notitie voor met het doel tot
een verstandige oplossing te komen voor deze huurproblemen. Wij
verzoeken de wethouder dringend medewerking te verlenen door
tussentijds bij de verhuurders een moratorium in de
huurverhogingen te bewerkstelligen. Wellicht is het eveneens
mogelijk een speciale garantie te verlenen, opdat de bedreigde
huurders de tijd krijgen de problemen het hoofd te bieden.
Daarbij komt dat wij vrolijk worden van de levensvatbare
initiatieven die de bewoners van het Herseninstituut
ontplooien. Het betreft activiteiten waarachter momenteel ook
de buurt evenals vele prominenten zich scharen.
Ik ga in op het vijfde lichtpuntje.
De groene zones die ecologische plaatsen aan elkaar
schakelen, zijn op de kaart goed zichtbaar gemaakt. Ons wordt
toegezegd dat de Hoofdgroenstructuur wordt verbeterd en
versterkt. Wij zullen er scherp op toezien, dat er niet meer
aan de puntjes wordt geknaagd en wij verklaren de
Hoofdgroenstructuur tot onaantastbaar. Daarbij komt, dat wij
nog substantile compensatie te goed hebben. Wij laten ons niet
meer afschepen met een stempeltje op een bestaand park, dat ter
compensatie dient, zoals is voorgesteld ten noorden van de
Sloterplas. Ook werden wij in Amsterdam-West geconfronteerd met
een prachtig wensbeeld van de Hoofdgroenstructuur met de naam
De Nieuwe Plantage. Deze zal een uitloop voor recreatie zijn
voor de bewoners van de straks verdichte tuinsteden. Deze
plantage zal volledig aansluiten op de Sloterplas, de
Brettenzone en zelfs doorlopen tot aan de Kennemerduinen. Dat
is een goede zaak. De geplande Westrandweg moet echter nog
worden geschrapt en zowel de Eendrachtspolder als de
Lutkemeerpolder dienen groen te blijven. Deze moeten niet
worden verdeeld door in groen ingepakte bedrijven. Helaas biedt
het razend vliegtuigverkeer boven deze strook een goede kans om
mooi groen te blijven of te worden. Er is een zesde lichtpuntje.
De voorgenomen bouw van de vijfde baan - in feite de
zesde baan Schiphol - wordt voorlopig tegengehouden door onze
bomen in het Bulderbos. Economische problemen bij
luchtvaartmaatschappijen dragen er wellicht toe bij, dat de
vliegfrequentie wordt teruggebracht. Wellicht is de aanleg van
deze baan daardoor onnodig of te kostbaar, wat goed zou zijn.
Ik kom bij het zevende lichtpunt.
De vrolijke autovrije dagen van het laatste jaar hebben
bewezen dat veel daartegen geuite bezwaren ongegrond waren. Een
behoorlijke meerderheid van de Amsterdamse bewoners, ongeveer
70 procent, is enthousiast geworden. Hetzelfde geldt zelfs voor
neringdoenden. Voor ons is deze actie niet symbolisch, maar
menens. De tijd is rijp voor verdergaande voorstellen. Ik doel
op autovrij in combinatie met gratis openbaar vervoer. In feite
is het reeds gestart met een vrij ritje vanuit het transferium
en de grachten-opstapbus. Ook dat is een goede zaak. Wij
streven naar een rele optie, namelijk het maandelijks plannen
van autovrije dagen in 2002 in combinatie met gratis openbaar vervoer.
Ik kom bij het achtste lichtpuntje.
De vader van mevrouw Maxima komt niet officieel naar Amsterdam.
(De heer HOUTERMAN: U houdt een pleidooi voor
gratis openbaar vervoer. Ook de heer Danen heeft dat reeds
gedaan in het kader van de veiligheid van het openbaar vervoer.
Heeft u ook uw gedachten laten gaan over de inkomenseffecten
van uw voorstellen en het feit dat een en ander behoorlijk
denivellerend zal werken. Het gevolg zal zijn dat u de rijken
nog rijker maakt door hun gratis openbaar vervoer aan te bieden.)
De heer Houterman stelt voor tamelijk veel personeel in
te zetten ter verbetering van de veiligheid van het openbaar
vervoer, wat de nodige kosten met zich meebrengt. Als dat niet
nodig is, is het mogelijk gratis openbaar vervoer aan te bieden.
(De heer HOUTERMAN: Dat was mijn vraag niet. Waarom
wenst uw fractie de rijken rijker te maken door het aanbieden
van gratis openbaar vervoer? Waarom wenst u het niet
uitsluitend te koppelen aan personen met een stadspas of 65-
plussers? Heeft u uw gedachten daarover laten gaan?)
Dat vind ik een aardige start. Ik ben bereid daarover te
spreken als start.
Reeds in februari jl. hebben wij ons uitgesproken tegen
de aanwezigheid van dit voormalig lid van het Videla-regime bij
de door de gemeente Amsterdam georganiseerde bruiloft.
Wij gunnen het gelukkige paartje een mooi priv-feest,
maar helaas gaat het momenteel nog gebukt onder de antieke last
van een erfelijke baan. Wij zijn als Amsterdamse burgers,
monarchist of republikein, bereid een chic cadeau te geven,
maar wij zijn er voorstander van dat de rekening voor de
trouwpartij bij de allerminst onbemiddelde ouders terechtkomt.
Beschikt de moeder van de bruidegom niet over een vermogen van
8 miljard gulden, jaarlijks door de staat nog bijgelapt met
enkele tientallen miljoenen?
Ik kom terecht bij het negende lichtpuntje.
Onze multiculturele stad wordt goed bewaakt door onze
Burgemeester. Amsterdammers moeten zich na de aanslagen op het
WTC-gebouw in New York niet uit elkaar laten spelen door
hitserige teksten over waakzaamheid. De Burgemeester moet zijn
invloed echter nog wel gebruiken om premier Kok en
hoofdofficier van Justitie, de heer De Wit, ervan te overtuigen
dat zij hun stoere jongenstaal moeten kuisen. De fractie van
Amsterdam Anders/de Groenen heeft samen met anderen het
initiatief genomen voor de oprichting van een Amsterdams
Platform voor de Vrede, hetgeen is gelukt. Bovendien is onlangs
besloten, mede door onze inspanningen, de bestuurlijke
ophouding uit het arsenaal van de driehoek te schrappen. Ook
dat is een goede zaak.
Zijn dit voldoende lichtpunten in ons politieke veld ter
verdrijving van de somberheid?
Was er nog wat vooruitgang in verstopt? Ik meen dat dat
het geval is, want de opsomming was niet volledig. Het is mooi
geweest, de rest houden wij voorlopig voor onszelf. De heer Van
Lohuizen zal nog financile punten aanstippen. Ik verzoek de
Voorzitter hem het woord te geven. .
De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Wij
complimenteren het College met het feit dat de
begrotingsmissive steeds beter van opzet wordt. Door de
indeling in veertien resultaatgebieden vinden wij deze
begroting inzichtelijker en begrijpelijker dan de vorige.
Aangezien de discussie over de moties in de
commissievergaderingen wordt gevoerd, beperken wij ons tot de
risico's. Diverse andere raadsleden hebben daarover reeds gesproken.
Wij hebben een periode van vette jaren achter de rug. In
de begrotingsmissive gaat het College in het kort in op de
aanslagen van 11 september jl. in de VS en het geeft aan, dat
mede daardoor alle in de begroting gepresenteerde plannen met
extra onzekerheden zijn omkleed. Als wij de bouwprojecten in
Amsterdam onder de loep nemen, is voor te stellen dat de
bouwmarkt behoorlijk onder druk staat. Anderen hebben daaraan
reeds gerefereerd. Het College schrijft bovendien terecht, dat
een aantal projecten wellicht dient te worden getemporiseerd en
deels in de ijskast terechtkomt. Voor andere projecten geldt,
dat er bezinning nodig is op de kwaliteitseisen. Minder terecht
is het echter, dat het College dit niet vertaalt in de
bijgevoegde risicoparagraaf. Het College motiveert dit, door
aan te geven, dat er bij de een halfjaar geleden gepresenteerde
Rekening reeds een risicoparagraaf was opgenomen, waarnaar
wordt verwezen. Het College actualiseert de risico's slechts op
drie gebieden. Het betreft begrijpelijkerwijs het
Slotervaartziekenhuis, de maatregel van minister Vermeend ten
aanzien van de Gemeentelijke Sociale Dienst en de
indexeringskwestie met betrekking tot de Noord-Zuidlijn. Er is
echter meer te zeggen.
(Mevr. BOERLAGE: Vindt u dat minister Vermeend de
gemeente Amsterdam terecht een boete oplegt?)
Nee, dat weet mevr. Boerlage maar al te goed. Ik zeg
slechts dat het terecht is, dat een aantal nieuwe zaken in de
risicoparagraaf daarover wordt opgenomen. Uiteraard ben ik het
niet eens met de maatregelen van minister Vermeend.
Het College kan ten aanzien van de Noord-Zuidlijn niet
met droge ogen beweren, dat er geen sprake is van andere
risico's. Als het zich momenteel bezighoudt met het bestuderen
van de uitkomsten van een quick scan, kan het constateren dat
deze ingrijpende gevolgen kunnen hebben. Als de offertes niet
goed uitpakken en het gat tussen de vraag van de aannemers en
hetgeen de gemeente Amsterdam `te makken heeft' te groot
blijft, wenst het zich te bezinnen op majeure onderdelen van
het plan. Ik doel bijvoorbeeld op het eventueel schrappen van
een station, het verleggen van een deel van het trac of het
enige tijd uitstellen van zaken. Een quick scan met een
dergelijke reikwijdte brengt een aantal grote risico's en
mogelijke claims met zich mee, dat absoluut waard is opgenomen
te worden in de risicoparagraaf. Dit, ondanks het feit dat wij
reeds voorzieningen hebben getroffen.
De heer Paquay heeft reeds gewezen op de
containerterminal. Het is bekend dat onze fractie daarmee na
een behoorlijke worsteling heeft ingestemd. Wij worden niet
vrolijker van de stand van zaken, al ontmoeten wij op gezette
tijden de heer Kritikos die ons vaderlijk toelacht en opmerkt
dat het allemaal wel goed zal komen. Op 31 oktober jl. hadden
wij moeten beginnen en het College schrijft dat de terminal
operationeel is en dat er kranen staan waaronder water ligt.
Dat is dan ook het operationele daarvan.
Als wij niet per 1 januari a.s. starten, hebben wij te
kampen met een ernstig probleem. Ik merk nogmaals op dat het
beeld er niet rooskleuriger op wordt. Momenteel beschik ik over
de informatie dat in ieder geval n grote partner is afgehaakt
en dat er nog met n mogelijke partner wordt onderhandeld die
eventueel voor containers kan zorgdragen. Ik vind niet dat dat
er goed uitziet. Er is sprake van een belang van 280 miljoen
gulden en ik vind dat het College daarover meer in de
risicoparagraaf had moeten vermelden dan momenteel het geval is.
Hetzelfde geldt voor het Havenbedrijf in het algemeen. In
de begrotingsmissive staat dat wij met de containerterminal en
de Afrika Haven redelijk goed op weg zijn de haven voor te
bereiden op economische groei. Ik kan mij bij die economische
groei echter niets voorstellen. Het College kan dat echter wel
en het is daarop onder andere ingegaan in de Havenvisie die wij
binnenkort behandelen. Een periode van tien jaar aan
hoogconjunctuur is in Nederland uitzonderlijk, maar het College
extrapoleert deze groei. Dat is volkomen onterecht, want het is
niet zeker dat er een blijvende groei in de overslag in de
Amsterdamse haven is te verwachten.
(Wethouder DALES: U spreekt over de risico's en de
actualisatie van de risicoparagraaf. U zegt dat de Raad enige
tijd geleden de Rekening heeft ontvangen, dat er tussentijds
nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en dat het College
een en ander verder had moeten actualiseren. Dat is gebeurd. De
haven zou daarin ook moeten worden opgenomen. Het is u bekend
dat de groei van de overslag in de Amsterdamse haven reeds
decennia ver boven het gemiddelde groeicijfer in de gehele
Amsterdamse regio uitstijgt. Daaruit blijkt dat dat goed
verloopt, maar ik ben het met u eens dat dit niet eeuwig is vol
te houden. De laatste jaren worden er groeipercentages
gerealiseerd boven de 15 procent. Wat is het risico ten aanzien
van het actualiseren van de risicoparagraaf in de begroting?)
Dat zal ik de wethouder precies uitleggen. Dat betekent
concreet dat bij minder groei minder wordt overgeslagen en
minder havengeld wordt ontvangen. Het is van belang de tering
naar de nering te zetten en uit de begroting voor de haven
blijkt dat dit niet gebeurt, wat een groot risico met zich
meebrengt in het kader van de algehele economische teruggang.
Op zichzelf is dat niet ernstig, maar het College doet er
verstandig aan de risico's te benoemen, als wij aan de
vooravond staan van een aantal grote projecten. Ik heb aan het
begin van mijn betoog waardering uitgesproken voor de
begrotingsmissive, maar een aantal zaken wordt door het College
te rooskleurig voorgesteld.
(Wethouder DALES: Juist op het moment dat de
Amsterdamse haven historische groeicijfers realiseert...)
Dat is toch niet een door God gegeven zaak? Dat moet
wethouder Dales als VVD-er toch ook weten? Dat kan op ieder
moment veranderen en dat is momenteel het geval.
(Wethouder DALES: Wij spreken over een actualisatie
van de risicoparagraaf en u zegt dat er in de afgelopen maanden
nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Een van deze
nieuwe ontwikkelingen is, dat de groei van de Amsterdamse haven
boven de 15 procent ligt.)
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Als
voorzitter van een mobiele fractie stel ik dat wij over een
mobiel College beschikken. Bij de Algemene Beschouwingen mis ik
een aantal wethouders. Nog niet alle wethouders zijn naar
andere steden gemigreerd, maar er is een aantal, dat, evenals
deze Raad, behoorlijk mobiel is en nogal eens in de koffiekamer
is te vinden. Ik meen dat dit niet past op het moment dat de
Algemene en Financile Beschouwingen aan de orde zijn.
Evenals de andere fracties blik ik terug op het afgelopen
jaar en ga ik na over welke onderwerpen de burgers hebben
geklaagd. Ik heb mijn gedachten laten gaan over de vorm waarin
ik het het beste zou kunnen gieten, want zelfs de fractie van
GroenLinks is in de auto gestapt en hetzelfde geldt voor de heer Piersma.
Op de Seniorendag heb ik een aantal ouderen begeleid. Ik
neem de Raad mee in de boot die door de Amsterdamse grachten
vaart, want ook in deze Raad zitten immers nogal wat senioren.
Vanuit de boot is het bovendien goed mogelijk de passagiers te
tonen, wat er om hen heen gebeurt. Het is dan goed waar te
nemen dat op parkeerplaatsen veel bouwverkeer staat, wat op
verschillende fronten in Amsterdam een abnormale verkeersdruk
tot gevolg heeft. De burgers roepen: "Help, wij hebben een
parkeervergunning en willen parkeren!"
De gemeente Amsterdam geeft parkeervergunningen uit, maar
het overzicht per maand ontbreekt. Het aantal parkeerplaatsen
per vaste vergunning dat n maand tot zes maanden bezet is, is
niet duidelijk. Bedriegt de gemeente haar burgers?
Wij willen dat meer burgers zich met de fiets
verplaatsen, maar behalve de vernieuwde fietsenstalling bij het
Centraal Station zijn er nagenoeg geen nieuwe gerealiseerd waar
deze vervoersmiddelen, die zo snel worden gestolen, kunnen worden gestald.
Wij willen dat de burgers aan sport doen, maar de motie
van 1998 met het voorstel sportvignetten te realiseren met het
doel de burgers de mogelijkheid te geven goedkoop te parkeren
bij de sportgelegenheid, is nog steeds niet uitgevoerd. Het was
onze bedoeling dat sporters niet meer parkeergeld betalen dan
het bedrag dat dient te worden betaald voor het beoefenen van de sport.
Er was sprake van wethouders die tijdens de rit andere
functies hebben aanvaard. Op het moment dat ik dat aan de
senioren heb proberen uit te leggen, werden er verschillende
vragen gesteld. Ik heb uitgelegd, dat diverse fracties
vermoeden dat het eenvoudig is een nieuwe wethouder in te
zetten. Het is immers goed verlopen, ondanks de wisselingen in
het College en er wordt daarom verondersteld dat het geen zware functie is.
De meerderheid van de Gemeenteraad is er voorstander van
dat men de auto laat staan, maar toch zijn er de afgelopen
drienhalf jaar in de probleemgebieden nagenoeg geen extra
parkeergarages gerealiseerd. Wethouder Stadig kijkt mij aan.
Het is mij bekend dat er een aantal is gebouwd, maar dat is
niet gebeurd in de gebieden waar sprake is van hoge nood.
De meerderheid van de Gemeenteraad heeft twee autoloze
dagen toegestaan. Een daarvan werd op een zaterdag gehouden en
de ander is op zondag 4 november a.s. De keuze voor deze
laatste dag blijkt echter niet geschikt.
De NS hebben immers met zekerheid aangegeven dat de
bezoekers die op deze dag met de trein vanuit Noord-Holland,
Haarlem en omgeving komen minimaal een half uur vertraging
zullen ondervinden. Over de gehele dag genomen, betekent dat
dat zij een uur van hun kostbare tijd verliezen. Dat is goed
geregeld. Kom handig met het openbaar vervoer naar Amsterdam op
4 november 2001! Wij hopen dat het regenachtig weer is, zoals
momenteel het geval is. Dan is het immers mogelijk daarna
eerlijk naar de mening van de bezoekers en burgers te vragen.
De gemeente Amsterdam maakt nog meer blunders. Ik heb de
senioren genformeerd over die leuke geluidloze bootjes en dat
wij waren vergeten dat er ook officile bouwvergunningen voor
steigers moesten worden uitgegeven. Wat was ook alweer het
afkoopbedrag? Officieel kan dat immers niet.
De erfpacht is ingevoerd, waarmee veel Amsterdammers niet
gelukkig zijn.
De dakloze mobiele Amsterdammers krijgen oude lijsten met
adressen mee waarop douchevoorzieningen zijn vermeld. Zij komen
daardoor bij advocatenkantoren terecht, waar zij aanbellen.
Vervolgens vernemen zij dat het pand twee jaar geleden aan de
betreffende advocaat is verkocht. Een douchemogelijkheid
ontbreekt. Er zijn ook daklozen die het vies vinden zich in
dezelfde ruimte te douchen waar junks zich opfrissen. Ik vind
dat wij dat moeten voorkomen. Daarnaast zijn er daklozen die
recht hebben op een uitkering, maar deze mislopen omdat wij te
weinig postbussen beschikbaar kunnen stellen.
Wij laten honden toe, maar weten nog steeds niet op welke
wijze wij hondenpoep efficint kunnen bestrijden.
Deprimerende kantoren van de Gemeentelijke Sociale Dienst
dragen niet ertoe bij, dat bezoekers en personeel gemotiveerd blijven.
De Opstapper, die onder andere dankzij de inzet van de
heer Bijlsma is gentroduceerd, rijdt niet in de avonduren. De
burgers hebben deze juist dan hard nodig, want zij wensen de
auto in de avonduren te laten staan omdat er weinig parkeerplaatsen zijn.
De gemeente Amsterdam verkoopt gemeentebedrijven, terwijl
het contract na afloop niet goed blijkt te zijn. Ik verwijs
naar UPC en de NUON.
Het GVB laat de passagiers nu en dan 30 tot 45 minuten
wachten op de eindhaltes en het personeel zegt eenvoudigweg,
dat de NS dat ook doen. Dat belooft wat.
Onveiligheid is een onderwerp met een gevoelswaarde, maar
voor vele burgers is het een dagelijks terugkerend feit.
Vervagende normen en waarden dragen ertoe bij dat zinloos
geweld ontstaat en de Gemeenteraad heeft nog geen antwoord op
de vraag op welke wijze kan worden voorkomen dat nog meer
mensen daarvan het slachtoffer worden.
De taxiproblematiek is door een zachte heelmeester
opgelost. Dat is gebeurd zonder uitvoerige discussie daarover,
want de schuldigen hadden de stad reeds verlaten. Er is echter
nog steeds geen sprake van extra standplaatsen.
De GSD functioneert nog steeds niet naar behoren en ook
binnen andere diensten doen zich nog steeds problemen voor. Ik
verwijs naar het twee weken geleden gehouden betoog van de
Rekeningencommissie, waaruit blijkt dat het College de
beantwoording nogal luchtig opneemt. Er is weinig sprake van
daadkracht, want op vragen van de Rekeningencommissie die nu en
dan jaar na jaar worden gesteld, is nog steeds geen antwoord
ontvangen. Dat is de reden van een door ons in te dienen motie
met het doel dat het College tijdens de volgende raadsperiode
ernaar streeft dat alle fracties deel uitmaken van de
Rekeningencommissie. Dit, als er nog geen sprake is van een
afzonderlijke Rekenkamer. Ik heb met verbazing geconstateerd
dat slechts vijf van de negen fracties zitting hebben in de
Rekeningencommissie en dat dit door de Raad niet verplicht is gesteld.
Er staan 5.000 personen op de wachtlijsten voor een
parkeervergunning in Amsterdam. Diverse personen in deze
gemeente zijn desondanks nog steeds van mening dat wij
parkeerplaatsen moeten opheffen, opdat de auto kan worden uitgeroeid.
De vraag is of de huidige zittende fracties in deze tijd
reel waren. Zijn zij bedrijfsblind, of wordt het jaar 2002
ingeluid door de arrogantie van de coalitiepartijen. De
verkiezingen zullen het uitwijzen. Wij hebben reeds een geringe
winst geboekt. De fractie van Mokum Mobiel is in het stadsdeel
Bos en Lommer ook actief en twee fracties hebben reeds gevraagd
op te mogen gaan in de fractie van Mokum Mobiel. Dat betekent
dat wij daar met vijf potentile raadsleden de verkiezingen
ingaan als Mokum Mobiel en deelraadsbelangen.
Zijn er landelijke partijen in de Gemeenteraad nodig om
te kunnen functioneren? Er kan een vergelijking worden gemaakt
met een rijdende trein waarin een raadslid stapt. Het is
prettig als daarin personen zitten die hun werk goed doen. In
de afgelopen periode is gebleken dat er nauwelijks problemen
ontstaan, ondanks het feit dat er binnen het College
voortdurend wisselingen hebben plaatsgevonden. De problemen
deden zich hooguit voor binnen de fracties, maar de betreffende
personen letten niet goed op en zijn er niet van op de hoogte
op welke wijze anderen hier hun werk doen.
Wij zijn niet van mening dat er landelijke partijen nodig
zijn. Mijn fractie is van mening dat er betrokken burgers,
ambtenaren en wethouders nodig zijn en zij wenst dat tijdens de
verkiezingen mee te delen.
In het jaar 2002 zal tijdens de verkiezingen blijken wat
de Amsterdammers daarvan vinden. Ook zal blijken of zij van
mening zijn dat het een recht is te beschikken over een auto,
ook in de Amsterdamse binnenstad. Ook zal blijken of zij van
mening zijn, dat de gemeente wat moet doen aan de
parkeergelegenheid in plaats van deze op te heffen. Daarnaast
zal duidelijk worden of zij menen dat de blauwe zones in
Amsterdam moeten worden gehandhaafd en dienen te worden uitgebreid.
Het is belangrijk dat de prijs voor de vergunning van
tienduizenden Amsterdammers niet wordt verhoogd, zodat de
gemeente de parkeerinkomsten aan andere doeleinden kan
besteden. Het is van belang dat de burgers niet nog meer moeten
betalen voor het parkeren op straat, zodat zij bezoek kunnen
blijven ontvangen. Er zijn immers behoorlijk wat mensen die
geen cadeautjes meer ontvangen, omdat zij te veel geld moeten
uitgeven aan parkeren.
Het is belangrijk dat de gemeentelijke partijen niet
systematisch een tekort aan parkeerplaatsen toestaan en ook het
lawaai op het water dient te worden aangepakt.
Het is niet de bedoeling de binnenstad iedere zondag of
iedere maand autovrij te houden.
Wel is het van belang de daklozen hulp te bieden en
daarnaast dienen wij erop toe te zien dat iedere weggebruiker,
inclusief fietsers, zich aan de verkeersregels houdt. Ik doel
bijvoorbeeld op het feit dat het verplicht is met verlichting
te rijden en dat niet over de stoep en door het rode licht mag
worden gereden.
De kleine fractie van Mokum Mobiel heeft bereikt dat er
toiletten in parkeergarages zijn gekomen, dat de NUON de nazorg
voor de Amsterdammers beter regelt, dat het College op zijn
slordigheden is gewezen en dat er ook in het najaar een
autoloze zondag werd gehouden. Wij hebben ervoor gezorgd, dat
de stickers in de metrostations bij de nooduitgangen werden
geplakt. Vanzelfsprekend hebben wij ervoor gezorgd dat de
discussie over parkeren en mobiliteit een hot item in de
gemeente Amsterdam is geworden in plaats van een ondergeschoven
kind. De voorzitter van de fractie van de PvdA heeft in het
programma Duivels opgemerkt, dat lokale partijen als Mokum
Mobiel nodig zijn om alle grote partijen wakker te houden. Dat
was voor ons het mooiste compliment dat wij konden krijgen.
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
22? Motie van 31 oktober 2001 van het raadslid mevr. Van
Oudenallen inzake plaatsneming in de nieuwe Rekeningencommissie
van alle partijen in de komende raadsperiode (Gemeenteblad afd. 1, nr. 785).
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter.
Gemeente doe je plicht!
"Ons College is geschokt door de recente gebeurtenissen
in de VS. Wij zijn ons ervan bewust dat de terroristische
aanslagen op zo veel weerloze burgers het denken over vrijheid
en veiligheid, ook voor veel Amsterdammers, voorgoed hebben
veranderd. De internationale gemeenschap staat aan de vooravond
van een periode van instabiliteit en/of onzekerheden omtrent de
gevolgen van de mondiale economie. De implicaties hiervan voor
Amsterdam maken dat, in samenhang met het eerder dit jaar in
gang gezette afvlakken van de economische groei, de uitvoering
van de gepresenteerde plannen met extra onzekerheden is omgeven
en dat bedachtzaamheid bij nieuwe voorstellen is geboden".
Dit College streeft naar een bedachtzaam beleid. Het
College wijt dit weliswaar aan de extra onzekerheden na 11
september jl., maar het streeft dit vooral na, omdat het
terughoudendheid voor een afscheidnemend College gepast vindt.
De missive straalt volop tevredenheid uit over bereikte
resultaten en er spreekt vertrouwen uit dat de inspanningen van
de afgelopen jaren ook in het nieuwe millennium kunnen
bijdragen aan het behoud van de typische grootstedelijke
vitaliteit die Amsterdam kenmerkt.
Het is duidelijk dat de geciteerde zinnen over de nieuwe
oorlog later aan de tekst zijn toegevoegd en nog niet werkelijk
tot het gedachtegoed van het College zijn doorgedrongen. Als
dit wel het geval was geweest, had het College bijvoorbeeld
kunnen opmerken: "Gelukkig is er het laatste half jaar van dit
College veel afgehandeld en er is dan ook ruimte in het
Amsterdamse bestuur, naast een trendscenario waarin de wat
afgevlakte economische groei centraal staat, een scenario op te
stellen voor het geval dat de nieuwe oorlog ons dagelijks leven
in Amsterdam onverhoopt zal benvloeden". Ik pleit ervoor naast
het uitzetten van een koers voor een `mooi-weer-scenario' er
ook een uit te zetten voor slecht weer. Ik doel daarbij niet in
de eerste plaats op het bestrijden van rellen en het aanpakken
van rampen, waarover onze driehoek zich druk heeft gemaakt,
maar op het behoud en/of het creren van goedkope woningen.
Ook doel ik op het op een verstandige manier temporiseren
van stadsvernieuwing, het behoud van volkstuinen en het
afremmen van marktmechanismen die bij schaarste diegenen met
weinig geld of connecties de dupe laten zijn. Ik pleit ervoor
dat er geen verdergaande privatisering plaatsvindt van
bijvoorbeeld nutsbedrijven. Mocht een dergelijk scenario in de
kast kunnen blijven, dan is de daarover gevoerde discussie toch nuttig.
Een te eenvoudige reactie op mijn voorstel is, te stellen
dat deze missive reeds grotendeels v¢¢r 11 september jl. is
geschreven. Is er dan niemand die de inleiding, het
middengedeelte en einde kon herschrijven? Er was overigens ook
v¢¢r deze datum reeds sprake van stagnatie. Per jaar werden er
nog geen 1.000 nieuwe woningen gebouwd, terwijl dat er minstens
4.000 hadden moeten zijn. Alle sprekers zijn daarop reeds ingegaan.
In het havengebied staat een nieuwe, dure installatie te
roesten, waarover de heer Van Lohuizen reeds heeft gesproken.
Daarbij komt dat de werkgelegenheid op het gebied van de ICT
dit jaar sterk is verminderd. Ook als er slechts sprake is van
een fikse regenbui, is het goed dat er iemand is die een
paraplu kan openen en kan ingrijpen. In dit geval is dat de
gemeente Amsterdam.
Het zou goed zijn als er een gemeentelijk ziekenhuis was
voor het geval dat de ziekenhuistarieven zodanig stijgen dat
personen met een laag inkomen, of zij die op de arbeidsmarkt
weinig kunnen presteren, worden geweerd. Als het College het
met deze redenering eens is, verwacht ik steun voor mijn motie
over de mogelijke terugkoop van het Slotervaartziekenhuis dat
vijf jaar geleden is geprivatiseerd.
De missive straalt vertrouwen uit, zegt ons min of meer
een rooskleurige toekomst toe en maakt terloops melding van
enige probleempjes, bijvoorbeeld op het gebied van de
woningbouw. "Er is weliswaar een aantal thema's dat de lokale
overheid zal uitdagen tot nieuwe beleidsinspanningen, maar een
leefbaar Amsterdam zal er met de nodige inspanning en
toewijding van iedereen wel komen".
Leefbaar Amsterdam? Is het College een stiekeme aanhanger
van Pim Fortuyn? Nee toch?
Ik kom terug op het ontbrekende slecht-weer-scenario. Ik
heb mij afgevraagd of ik een onheilsprofeet ben, maar ik ben
tot de conclusie gekomen dat dat niet het geval is. Wel ben ik
voorstander van een flexibel beleid dat niet doordendert op het
moment dat er nieuwe inzichten en situaties ontstaan. Ik ben
voorstander van een beleid dat erop is gericht dat er over
alternatieven wordt nagedacht en dat deze in Amsterdam ter
discussie worden gesteld. Samen met alle Amsterdammers wens ik
mijn gedachten te laten gaan over de toekomst. Dat is reeds
gebeurd voor de binnenstad en ik ben voorstander van een
dergelijke scenario-opbouw. Het College werkt naast het in de
missive geschetste scenario eveneens een toekomstplan uit,
waarin echter geen sprake is van groei. Toch zou het met dat
plan naar omstandigheden prettig zijn in Amsterdam te wonen. De
stad wordt een culturele, tolerante traditie toegedicht, waarin
men solidair is met degenen die het moeilijk hebben en men in
staat is, zowel in voor- als in tegenspoed, economisch het
hoofd boven water te houden.
Het College begrijpt dat ik in mijn betoog steeds meer
thema's aan de orde stel waarvoor ook flexibel beleid nodig is,
maar die tevens v¢¢r 11 september jl. aan de orde waren.
Het College zou de hoog opgeschroefde ruimteclaims in het
aanstaande structuurplan wat kunnen bijstellen, waardoor
volkstuinders en sportliefhebbers niet direct aan snee komen.
Ook pleit ik voor uitstel van woningbouw op terreinen die in
lawaaizones liggen, evenals voor wijkjes vol huurwoningen in
bijvoorbeeld Watergraafsmeer en de Lutkemeerpolder die niet
direct hoeven te worden bebouwd.
De laatste jaren maak ik mij steeds meer zorgen over de
stagnatie in de woningbouw, waaraan reeds veel woorden zijn
gewijd. Wethouder Stadig geeft inmiddels toe dat het niet goed
gaat met de bouw, maar hij loopt weg voor de gevolgen. Hij zegt
het niet te kunnen helpen dat de marktpartijen de voorgenomen
nieuwbouw niet of zeer vertraagd uitvoeren. Bij het tot stand
komen van het programakkoord heeft hij echter wel de
verantwoordelijkheid genomen voor een omvangrijk bouwprogramma.
Het oplopend aantal gegadigden, gemiddeld boven de honderd voor
een gewone huurwoning, is beschamend. De opmerking `de voorraad
sociale huurwoningen moet voldoende op peil zijn' doet mij
denken aan de bekende uitspraak van Jan Schaeffer. In een
dergelijke zin kan men namelijk niet wonen.
Ik ben verontwaardigd over de `lauwe' houding van deze
wethouder die de tegenstand van de stadsdelen,
woningcorporaties en bouwmaatschappijen negeert en die kansen
op dit gebied teniet doet. Daarbij komt dat hij zich niet richt
op het vullen van het Vereveningsfonds.
(Wethouder STADIG: Kunt u uitleggen wat u bedoelt?)
Ik verwijs naar het Stadionplein. Als de wethouder goed
overleg met het stadsdeel had gevoerd en zijn zin had
doorgedreven, was het mogelijk geweest 28 miljoen gulden in het
Vereveningsfonds te krijgen.
(Wethouder STADIG: Is het doordrijven van je zin
volgens u de definitie van goed overleg?)
In dit geval is dat inderdaad juist.
Er zijn nog vele andere zaken te noemen. Ik was
voornemens ook aandacht te besteden aan de voetganger en de
automobilist, maar daaraan kom ik vanwege de tijd niet toe.
Er wordt gesproken over zinvolle en prettige
manifestaties, maar de Koninginnedag van dit jaar wordt
vergeten. "Met het GVB zijn afspraken gemaakt over permanente
afvoer en doorstroming van bezoekers die naar huis willen". De
vraag is of afvoer wel prettig is, maar dat doet er in dit
geval niet toe. Ik ben geneigd mij af te vragen op welke wijze
een en ander verloopt als het GVB zou zijn verzelfstandigd,
maar tot mijn vreugde gebeurt dit niet.
De boodschap is duidelijk. De economie heeft
arbeidskrachten nodig en daarom richten wij ons bijvoorbeeld op
de banenmarkt. Ik vraag mij echter af of dat doeltreffend is en
of het College daarover geen twijfels heeft. Past een
dergelijke Megabanenmarkt wel in een economie die wellicht
volledig over zijn top heen is?
Ik kom toe aan de Financile Beschouwingen.
Amsterdam is rijk. In de jaren zestig, op het moment dat
ik een jong raadslid was, maakte het stadsbestuur zich nog
zorgen over de hoge schulden- en rentelast van Amsterdam. Op
dit moment is deze situatie geheel anders. Daarbij komt dat
Amsterdam, dankzij ons erfpachtstelsel, een van de rijkste
steden van Nederland is. Het beschikken over een weerstandskas
is daarom feitelijk overbodig. Als er sprake is van een
financile tegenslag, zouden wij op de geldmarkt immers
eenvoudig een fors bedrag kunnen lenen. Op wat langere termijn
zou het gemeentebestuur de Amsterdamse rijkdom kunnen benutten
voor het realiseren van infrastructuur, milieuprojecten,
sociale projecten et cetera. Ook in 2002 zal, ondanks de krappe
arbeidsmarkt, een behoorlijk deel van de door de Raad
geformuleerde wensen op het gebied van onderwijs, zorg en
veiligheid kunnen worden vervuld. Het niet honoreren van deze
wensen, vanwege een ontbrekende dekking, is gezien onze rijkdom
ongewenst en onjuist. Mocht de situatie op de arbeidsmarkt en
in de bouwwereld veranderen, dan zouden wij ook op dat terrein
voortvarend aan de slag kunnen. De huidige door uitstel
veroorzaakte kosten zijn waarschijnlijk hoger dan het aangaan
van een eventuele schuld.
Op blz. 29 zijn enkele zinnen geformuleerd over de
risico's van het Slotervaartziekenhuis. Mij is voorgerekend dat
de betalingsplicht van de gemeente tot 600 miljoen gulden kan
oplopen. Ik verwijs naar de tekst over het personeel dat
gebruik kan maken van een wachtgeldregeling. Ik vind deze tekst
behoorlijk vaag en dien een motie in, omdat ik het belangrijk
vind dat er actie wordt ondernomen. De motie heeft tot doel het
gemeentebestuur aan te moedigen het Slotervaartziekenhuis terug
te kopen. In het licht van de bovenstaande visie op de rijkdom
van de Amsterdamse gemeente lijkt een dergelijke aankoop goed
mogelijk. Dat zou ons de `wachtgeldellende' besparen. Ik zal
geen bedrag noemen, want daarover dient vanzelfsprekend te
worden onderhandeld.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik kan mij niet herinneren
wat het standpunt van de fractie van GroenLinks was met
betrekking tot de verkoop. U komt tenslotte uit de fractie van
GroenLinks. Heeft u, opeens een totaal ander standpunt?)
Op het moment dat het Slotervaartziekenhuis werd
geprivatiseerd, zat ik niet in de Raad en daarom ben ik daarvan
niet op de hoogte. Ik was inderdaad lid van de fractie van
GroenLinks, maar daarvoor van de PSP. Wij waren indertijd geen
voorstander van privatisering van het gemeentelijk ziekenhuis,
maar op welke wijze dat vijf jaar geleden is verlopen, is mij
niet bekend. Het verheugt mij overigens dat mevr. Van
Oudenallen mijn motie zal ondersteunen.
(De heer PIERSMA: Onderschrijft u het programakkoord nog?)
Dat is een ingewikkelde vraag. Onderschrijft de heer
Piersma dat nog volledig?
(De heer PIERSMA: Dat is een bevredigend antwoord.)
Ik spreek de hoop uit dat een voortvarend nieuw College
tijd heeft om de afgesproken activiteiten uit te voeren.
Gemeente, doe je plicht!
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
23? Amendement van 31 oktober 2001 van het raadslid mevr.
Boerlage inzake stappen om te komen tot aankoop van het
Slotervaartziekenhuis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 786).
Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 21.46 tot 21.59 uur geschorst.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
De Burgemeester draagt het presidium over aan wethouder Van der Aa.
De BURGEMEESTER: Mijnheer de Voorzitter. Het spreekt
nagenoeg vanzelf dat een laatste begroting van een raadsperiode
aanleiding geeft tot terugblikken op datgene wat al dan niet
tot stand is gebracht. Constanten en nieuwe accenten passeren
dan de revue en 11 september is daarin een keerpunt dat onze
koers mede zal bepalen, al is nog niet precies bekend op welke
wijze dit gebeurt. Wij kunnen daar echter niet omheen en daarom
zal ik daaraan in mijn betoog ook aandacht besteden.
Verschillende woordvoerders hebben gesproken over het
dubbele gevoel dat hen bekruipt op het moment dat zij in deze
stad om zich heen kijken. Zij nemen de stad met de nieuwe
skyline waar, waarlangs het College hen in de inleiding van de
begrotingsmissive heeft gevoerd. Daarnaast aanschouwen zij de
rommelige binnenstad, waar de heer Piersma met ons doorheen is gewandeld.
Zij constateren dat veiligheid en leefbaarheid in
veel wijken van deze stad tekortschiet. Door alle sprekers is
daarover gesproken. Toevallig is op 30 oktober jl. een
publicatie van het Sociaal Cultureel Planbureau verschenen,
waarin dit dubbele gevoel van feiten en achtergronden van een
deskundige beschouwing wordt voorzien.
Het belangrijkste nieuwe feit is een onverwachte, grote
economische voorspoed en banengroei, zowel in de regio als in
de stad. Toch blijft er sprake van een groot aantal
stadsgenoten dat in de vaart van booming Amsterdam niet is
meegekomen evenals van hardnekkige stadsproblemen. Dat dubbele
gevoel is niet van gisteren op vandaag ontstaan. Ik mag het wel
de grote constante noemen die in de laatste decennia van de
vorige eeuw steeds een terugkerende plaats heeft ingenomen. Er
is echter sprake van n verschil. Tussen 1980 en 1990 heeft
ruwweg een licht pessimisme de boventoon gevoerd over de
ontwikkelingen in de grote stad, maar in de onstuimige laatste
tien jaar van de twintigste eeuw is dit veranderd in optimisme.
Het meest spectaculair was de banengroei. In vijf jaar,
vanaf 1994, is in groot Amsterdam het aantal banen met 20
procent toegenomen. Dat hield in dat er op iedere vijf banen
n bij kwam.
De productie is nog harder gestegen, namelijk met 25
procent. Is het dan een wonder dat er zich een ongekend gevoel
van optimisme heeft gemanifesteerd en dat er sprake is van
onbegrip over het feit dat het aantal werkloze bijstandtrekkers
niet evenredig is gedaald?
Velen hebben zich afgevraagd of Amsterdam de stad van
rijk en arm is en daar ging het in de achterliggende
bloeiperiode steeds meer op lijken. De huishoudens uit de
hogere inkomensgroepen verlieten traditioneel, meer dan
evenredig, de stad. Op dit moment kunnen personen met een
middeninkomen in Amsterdam geen woning van hun gading vinden.
De zojuist door mij aangehaalde SCP-studie drukt ons opnieuw
met de neus op dit feit en velen hebben dat terecht in de
Algemene Beschouwingen aan de orde gesteld. Diverse zaken uit
de huidige bloeiperiode vragen om een corrigerende ingreep. Het
dubbele gevoel dat het goed gaat, maar dat dat niet voor
iedereen geldt, blijft ons vergezellen. Daarbij komt dat het
gevoel dat het goed blijft gaan, is omgezet in twijfel. Dat
betekent echter niet dat wij somber moeten zijn, zoals de heer
Paquay dat volgens mij is.
Het was en is immers bekend dat wij niet ieder jaar te
maken krijgen met een toename van het aantal banen met 4
procent en een productiegroei van 5 procent. Rijk, arm en
middengroepen uit alle windstreken en werelddelen komen vandaag
de dag naar onze stad, maar dat houdt niet in dat de kansen op
economisch en sociaal succes onder allochtonen en autochtonen
gelijk zijn verdeeld.
De vraag is op welke wijze wij deze stad in deze tijd
veilig en vreedzaam bijeen kunnen houden. Deze opgave is
bepaald niet nieuw, maar daarvan zijn wij ons sinds 11
september jl. indringend bewust geworden. De Raad weet, dat ik
de afgelopen weken veelvuldig in de stad ben geweest en veel
raadsleden hebben dat eveneens gedaan, al dan niet op eigen
gelegenheid. Ik heb met veel oude en jonge Amsterdammers
gesproken en ik heb daaraan een goed gevoel overgehouden. De
dialoog tussen verschillende culturen is tot mijn vreugde niet
geindigd in een botsing.
Enige bescheidenheid is echter op zijn plaats, want wat
voor de korte termijn lijkt te lukken, moet ook mogelijk
blijven en dat zal van ons allen nog het nodige vragen in
denken en doen. Ik zal daaraan in de functie van burgemeester
met voorrang blijven werken.
De vraag is hoe onze multiculturele stad er feitelijk
voorstaat. Herhaalt zich datgene wat zich op wereldschaal
voltrekt in de micro-kosmos van Amsterdam en is er sprake van
een tweedeling in kansrijk en kansarm, ieder in een eigen
domein en in de eigen cultuur, respectievelijk wel en niet met
de moderne digitale wereld van multimedia en internet verbonden?
Tot mijn vreugde kennen wij in onze grote steden in
Nederland niet een dergelijke fundamentele tweedeling in boven-
en onderklasse. Onze wijken naderen het begrip getto absoluut
niet, maar het aantal kansarmen is in de grote stad duidelijk
groter dan in de rest van Nederland en er is sprake van een
concentratie, met name in de naoorlogse flatwijken. Daar loopt
een breuklijn door onze stad en wij moeten ervoor zorgen, dat
deze verdwijnt en dat het schrikbeeld van de tweedeling in
Amsterdam geen werkelijkheid wordt. Als een wijk door te veel
bewoners als doorgangshuis wordt beschouwd, is er geen basis
voor een goede en tegelijkertijd veilige wijk. Een goede wijk
ontstaat slechts door de wil en inspanning van de bewoners zelf
en kan slechts door hen in stand worden gehouden. Een
dergelijke wijk vereist ook een bepaalde continuteit van
bewoning. De voorkeur gaat daarom uit naar een gemengde wijk
met woningen, scholen, winkels, parken en sportvelden die voor
een economisch en sociaal brede groep aantrekkelijk is en dat
tijdens een wooncarrire blijft.
(Mevr. KALT: Wat vindt u van de oplossing de
sociale woningen in de tuinsteden af te breken? Deze stemt
namelijk niet overeen met de woorden die u zojuist hebt gesproken.)
Later in mijn betoog zal ik aangeven wat ik daarvan vind.
Een rem op selectieve desertie is de eerste stap op weg naar
een goede wijk. Vanzelfsprekend zal het klassieke patroon van
instroom van jongeren en emigranten, evenals uitstroom van
jonge gezinnen, niet ophouden te bestaan. Dat kan overigens
niet het doel zijn. Het verlaten van de stad moet echter een
keuze worden en er moet ook een alternatief zijn voor degenen
die wel in de stad willen blijven. Het komt nog te vaak voor
dat deze keuze niet kan worden gemaakt. De bebouwde omgeving
dient te worden vernieuwd om de keuze voor de stad weer te
bieden, maar dat krijgen wij wel onder de knie. Wij beschikken
immers over de plannen, programma's, middelen en ervaring, maar
dan is er nog het maatschappelijk weefsel, de sociale
infrastructuur, die `buurt' heet. Dat is vanmiddag ook door
veel woordvoerders aan de orde gesteld. Het komt aan op het
terugwinnen van het vertrouwen in de blijvende veiligheid en
leefbaarheid van de eigen omgeving. Dat vereist een vorm van
engineering en dat moet opnieuw worden geleerd, omdat een en
ander niet vergelijkbaar is met vroeger. Zoals het momenteel
gaat, kan het echter ook niet blijven. Er dient een zoektocht
plaats te vinden naar nieuwe combinaties op wijkniveau vanuit
het onderwijs, de gezinszorg, Stadstoezicht, de politie en
justitie. Dat moet competent en met voldoende capaciteit
gebeuren. Het winnen van deze slag beschouw ik als de
belangrijkste test voor het succes van het grotestedenbeleid
dat wij samen met het Rijk moeten voeren van 2002 tot 2006.
Veiligheid en leefbaarheid zijn twee zijden van dezelfde
medaille. Het ene aspect is er niet zonder het andere. Als n
op de vier Amsterdammers jaarlijks slachtoffer wordt van een
misdrijf - ik laat fietsendiefstal buiten beschouwing - hoeven
wij niet lang te aarzelen wat ons te doen staat. Dat kan niet
op deze wijze doorgaan! Wat dat gevoel betreft, loopt er -
daarvan getuigen deze Algemene Beschouwingen opnieuw - in deze
Raad geen breuklijn. Daarvan is evenmin sprake bij de burgers
van deze stad. Aan het gevoel van machteloosheid, dat niet
alleen de heer Hemmes overvalt, dienen wij voorbij te gaan en
om dat te bewerkstelligen moet er bij de Politie veel
veranderen. Met de buurtregie en het wijkteam-nieuwe stijl is
deze verandering overigens reeds in gang gezet. Een en ander
zal moeten worden gevolgd door het maken van duidelijke
afspraken over de kerntaken van de Politie en het verschaffen
van competenties, alsmede over investeringen in personeel en
materieel. Deze afspraken zijn nodig om effectief te kunnen
optreden. Ik doel niet alleen op een optreden aan de
achterzijde, namelijk het opsporen en vervolgen als het
misdrijf is gepleegd, maar ook aan de voorzijde. Met dat
laatste bedoel ik het tegenhouden, waardoor wordt voorkomen dat
een misdrijf wordt gepleegd.
De heer Piersma hoeft er dus niet voor te vrezen dat de
branden niet meer worden geblust. Repressie en preventie zijn
beide nodig en dienen een sluitend geheel te vormen. Dat alleen
al betekent dat het een bredere inzet betreft dan slechts die
van de Politie.
(De heer HOUTERMAN: U zegt onder andere op grond
van de Algemene Beschouwingen van vandaag dat er met betrekking
tot het onderwerp veiligheid geen sprake is van een politieke
breuklijn. Bent u het dan met ons eens dat er verschil van
mening bestaat in deze Raad over de vraag wat de financile
prioriteiten moeten zijn?)
Dat weet ik niet. Later zal ik de Raad oproepen, ervan
uitgaande dat er inderdaad op dit punt geen sprake is van een
breuklijn, extra geld beschikbaar te stellen. Ik zal mij ook de
komende tijd bezighouden met het maken van plannen en deze
voorzien van een financile onderbouwing die nuttig kan zijn
bij het opstellen van het nieuwe programakkoord. Een ommekeer
is slechts te bereiken met een mobilisatie die meer omvat dan
de Politie. De afgelopen jaren zijn wij gestart met het
integraal en bestuurlijk aanpakken van de zware georganiseerde
criminaliteit en dat zal de komende jaren het concept moeten
worden voor de aanpak van de criminaliteit in de volle breedte.
Het prioriteit geven aan het bevorderen van de veiligheid,
zoals dat vanmiddag in deze Raad opnieuw aan de orde is
geweest, heeft repercussies voor het werken van de Raad, het
College en een groot aantal gemeentelijke diensten. Hetzelfde
geldt overigens voor de stadsdelen. Dat betekent onder andere
dat er een betere afstemming en samenwerking moet plaatsvinden
tussen de verschillende wethouders,
stadsdeelportefeuillehouders en de korpsbeheerder met het doel
de veiligheid te waarborgen.
Ook is er een verhoogd bewustzijn nodig bij wethouders en
stadsdeelportefeuillehouders over de consequenties van hun
beleidsvoornemens en activiteiten voor de veiligheid in de
stad, hetgeen in veiligheidseffectrapportages tot uitdrukking
zou kunnen komen. Dat heeft de heer Van Riessen bedoeld op het
moment dat hij sprak over de problematiek van scholen in
Amsterdam-West. Het is de bedoeling achteraf de vraag te
stellen of er destijds, op het moment dat dat is gebeurd,
voldoende is nagedacht over de veiligheidsconsequenties. Ik ben
geneigd ten aanzien van dat punt te zeggen dat het van belang
is bij de ontwikkeling van beleid op tal van terreinen in het
oog te houden welke consequenties het heeft.
(De heer GRIFHORST: Laatst werd opgemerkt dat een
proces verbaal kan worden beschouwd als een veredeld stukje
toiletpapier waarvan slechts n zijde voor de dader is te
gebruiken en de andere zijde onbevlekt is. Wat vindt u daarvan
en is het juist dat daarmee niets wordt gedaan?)
Ja, de heer Grifhorst heeft gelijk dat dat niet mogelijk
moet zijn. Dat is ook in een rapport van Van Riessen aan de
orde gesteld. Op dit ogenblik is er landelijk sprake van een
aantal aangiften in de orde van 1,3 miljoen. Daarvan worden er
slechts 300.000 beoordeeld. Dat houdt in dat 1 miljoen
aangiften blijven liggen. Ik ben het met de heer Grifhorst eens
dat daarin verandering moet komen, maar dat is niet alleen
mogelijk door meer politie in te zetten en daarmee ervoor te
zorgen dat er meer van dergelijke processen verbaal komen. Het
is ook van belang ervoor te zorgen dat er minder sprake is van
overtredingen en dat is de dubbele aanpak waarover ik zojuist heb gesproken.
Als wij van mening zijn dat veiligheid hoge prioriteit
moet krijgen, dan betekent dat eveneens dat er voldoende geld
en capaciteit moet zijn en het komende programakkoord voor
2002-2006 zal daaraan voldoende aandacht moeten schenken.
(De heer DANEN: Ik meen dat het mogelijk is nog
meer personen bereid te vinden, die veiligheid als een van de
prioriteiten opvoeren. De vraag is echter op welke wijze dat
moet gebeuren en wat dat betreft vind ik u niet concreet. Ik
wens die bewering niet zondermeer te onderschrijven. De
invulling is immers van belang.)
In de Commissie voor Algemene Zaken hebben wij daarover
gesproken. Ik ben van mening dat dit niet het moment is daarop
uitvoerig in te gaan en daarom heb ik in hoofdlijnen aangegeven
welke zaken in dat beleid dienen te worden opgenomen. Op de
vraag van de heer Houterman heb ik zojuist geantwoord, dat ik
voorstellen zal voorleggen en het spreekt vanzelf dat deze
nader met de Raad zullen worden besproken.
De overheid kan het niet alleen. Als veiligheid aan de
orde is, is er een cultuuromslag nodig en daarop mag ook de
burger worden aangesproken. Van de burger mogen beginselen van
behoorlijk burgerschap worden gevraagd en respect is daarbij
een sleutelwoord. Wij zullen deze beginselen gezamenlijk goed
moeten uitwerken.
Na deze algemene opmerkingen zal ik een antwoord trachten
te geven op wat meer concrete vragen die door de verschillende
fracties zijn gesteld.
De heer Piersma heeft mij gevraagd met het oog op de
gebeurtenissen in de Lelylaan op welke wijze een en ander moet
worden aangepakt. Gisteren is dit onderwerp in de Commissie
voor Algemene Zaken aan de orde geweest, maar ik zal opnieuw
aangeven wat mijn opvatting daarover is. Ik roep alle partijen
bij elkaar die een deel van de oplossing kunnen aandragen met
het doel de situatie nog eens goed te ontrafelen. Vervolgens
maken wij concrete afspraken over een effectieve aanpak,
waarbij op de eerste plaats de actuele problemen centraal
staan. Als deze echter het hoofd kunnen worden geboden, is de
zaak nog niet structureel opgelost en daarover dienen wij
vervolgens te spreken. De Spoorwegpolitie was en is
aangesproken op onderbezetting en daarover wordt reeds
gesproken met de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties met het doel tot extra inzet te komen.
Op 30 oktober jl. heb ik reeds in de commissievergadering
opgemerkt dat het team, dat zich bezighoudt met de
zakkenrollers, de komende tijd actief blijft op de
Schiphollijn. De heer Paquay heeft gesproken over een proef
waarmee was gestart, maar mijns inziens is dat onjuist. Het was
namelijk een project. Het verschil is dat een project eindig is
en in dergelijke situaties eindig moet zijn. Men bemerkt dat
zaken op een bepaald gebied niet goed verlopen en zet daarop
in. Dat heeft tot doel dat het vervolgens beter verloopt. Op
het moment dat er verbetering optreedt, is het logisch de inzet
te verplaatsen naar gebieden waarvoor geldt dat het slechter
gaat. Dat was ook hier het geval. Er trad verbetering op en
daarom is de inzet verminderd. Vervolgens is er echter weer
verslechtering opgetreden en dat heeft tot gevolg dat daarop
opnieuw moet worden ingezet. Het is mogelijk met een aantal
maatregelen de zaak op een bepaald moment te verbeteren, maar
dat leidt niet onmiddellijk tot een structurele verbetering.
De NS zullen binnenkort camera's installeren op de
Lelylaan en wij zullen de financile consequenties van dat
beleid op een rij zetten. Ik maak daarvan een schatting en ik
leg deze ook op tafel tijdens de onderhandelingen over het
nieuwe programakkoord. Een positief punt met betrekking tot de
zaak in de Lelylaan is dat de overval is gefilmd en dat de
Spoorwegpolitie inmiddels een verdachte heeft aangehouden.
De heer Hemmes heeft inzicht gevraagd in de bestedingen
van de politie, justitie, het Rijk en de gemeenten ten aanzien
van de veiligheid. Graag wenst hij eveneens inzicht in de
verdeling van de verantwoordelijkheden. Het is inderdaad juist
dat iedere partij niet altijd zijn verantwoordelijkheid neemt.
Ik doel bijvoorbeeld op de kwestie van de overlastgevende
psychiatrische patinten en de recente strubbelingen met
betrekking tot de IBS, waarbij patinten in een politiecel
werden opgesloten alsof het criminelen waren. Het heeft moeite
gekost daarin beweging te krijgen, maar inmiddels verloopt een
en ander aanmerkelijk beter. De heer Paquay heeft echter wel
gelijk als hij zegt dat wij niet zelf bevoegdheden hebben op
het gebied van de IBS.
Het is inmiddels lastig inzicht te geven in bestedingen
op het gebied van veiligheid. Dat blijkt uit de recente poging
de veiligheidsbudgetten van de vier grote steden met elkaar te
vergelijken. De resultaten daarvan heeft de Raad in de missive
gelezen. Dat heeft te maken met de begrotingssystematiek en de
verschillende methoden die daarbij worden gehanteerd. Als wij
ons tot Amsterdam beperken, hebben wij met de stadsdelen te
maken die overigens ook zelf behoorlijk in veiligheid
investeren. Daarnaast geven de Politie, de ministeries van
Justitie en BZK, evenals de verschillende wethouders van de
centrale stad, geld uit aan veiligheid.
Dat heeft de heer Hemmes ook reeds opgmerkt. Ik herhaal
dat het lastig is dit goed in beeld te krijgen. Het is daarom
de vraag of het verstandig is veel te investeren met het doel
een en ander te achterhalen en of het niet beter is ons te
richten op de vragen die betrekking hebben op samenwerking,
regie en resultaat.
(De heer HEMMES: Ik heb deze opmerking ook gemaakt
in aansluiting op het gebeurde in de Lelylaan. Daarop werd
opgemerkt dat zou worden nagegaan wat de kosten zouden zijn en
een en ander zou tijdens de volgende ronde aan de orde komen.
Wij moeten dan ook inzicht hebben in de andere uitgaven op dat
gebied en of een en ander op een goede manier gebeurt. Ik kom
daarop in de commissievergadering terug.)
Als de heer Hemmes dat bedoelt, begrijp ik dat. Ik ben
het met hem eens dat dat inderdaad moet worden nagegaan. Dat
geldt vooral als er wordt gestreefd naar een integrale
benadering. Het is dan immers van belang de zaken goed op
elkaar af te stemmen. Als blijkt dat krachten elkaar
tegenwerken, moet worden nagegaan of besparingen mogelijk zijn.
Een en ander dient meteen daarbij te worden betrokken.
Een van de door de fractie van de VVD gestelde vragen
was, of het College de visie van de fractie deelt dat onze
Politie integraal verantwoordelijk en bevoegd moet zijn in het
openbaar vervoer, op perrons en stations en dat de
Spoorwegpolitie een schakel te veel is om slagvaardig te zijn.
De fractie van de VVD is van mening dat een hard lik-op-
stukbeleid vraagt om perronverboden en hogere straffen. Ik
antwoord op deze vraag dat ik geen voorstander ben van het
voeren van discussies over bevoegdheden.
Deze zijn niet nodig als ieder orgaan doet wat van hem
wordt verwacht. Ik doel bijvoorbeeld op het inzetten van
voldoende capaciteit. Ook is een dergelijke discussie overbodig
als voldoende wordt samengewerkt, er sprake is van flankerend
beleid en een lik-op-stukbeleid met daarbij behorende straffen.
Er dient sprake te zijn van een dadergerichte aanpak, wat
inhoudt dat er over een persoon volledige dossiers moeten
worden aangelegd waarin alle strafbare gedragingen zijn
vermeld. Zodoende kan de rechter in het licht daarvan passende
straffen opleggen. Daarbij komt dat een goed functionerende
resocialisatie van belang is. Ik geef de voorkeur aan een
integrale aanpak. Samenwerking, regie en resultaat volgen elkaar op.
Er is gevraagd of het niet nuttig is ook politiepersoneel
regelmatig te laten meerijden in het openbaar vervoer of de
functie van de conducteur te herijken. Ik ben het ermee eens
dat het toezicht in het openbaar vervoer moet worden verhoogd,
al hoeft daarvoor niet per definitie de Politie te worden
ingezet. Ik ben er voorstander van nog eens aandacht te
besteden aan het gewenste functieprofiel van de conducteur.
Daarnaast is het mogelijk gericht gekwalificeerde
toezichthouders in het openbaar vervoer te laten meerijden.
Er is gevraagd of het College voorstander is van het
invoeren van permanent cameratoezicht en of uitgebreide
bevoegdheden op het gebied van wapencontrole bespreekbaar zijn.
Op deze vraag antwoord ik dat ik voorstander ben van
cameratoezicht, maar ik merk daarbij direct op dat dat middel
meer effect heeft als dat gericht wordt ingezet. Ik bedoel
daarmee dat het belangrijk is camera's in bepaalde perioden te
gebruiken en op locaties te plaatsen die zijn aan te merken als
potentieel onveilig.
Het is bekend dat er inmiddels een proef wordt gedaan op
drie locaties, namelijk het August Allebplein, het Belgiplein
en het Kraaiennest. Daarnaast zal worden gestart met een
cameraproject in de binnenstad. De resultaten kunnen in 2002
worden gevalueerd. Het is de Raad bekend dat de driehoek meer
bevoegdheden wenst in de preventieve sfeer, wat een van de
onderdelen van het nader uit te werken concept `tegenhouden'
is. De door de landelijke wetgever voorgestelde uitbreiding van
bevoegdheden voor wapencontrole ligt in deze lijn en ik heb
reeds eerder opgemerkt dat ik daarvan voorstander ben.
(De heer DANEN: Dat laatste verbaast mij. U zegt
dat u daarvan voorstander bent. Het is echter merkwaardig dat
de Raad daarover nog niet heeft gesproken. Mijn fractie heeft
ten aanzien van dat onderwerp een aantal bezwaren.)
Het staat de heer Danen vrij daarvan tegenstander te
zijn, maar het staat mij vrij daarvan voorstander te zijn. Het
spreekt vanzelf dat wij daarover een discussie moeten voeren.
(De heer DANEN: Ik neem aan dat dat gebeurt voordat
behandeling in de Tweede Kamer plaatsvindt, zodat het standpunt
van Amsterdam in Den Haag nog kan worden bekendgemaakt.)
Dat is de vraag. Ik weet niet of het zinvol is het
standpunt van Amsterdam vooraf duidelijk te maken over iedere
wet die in de Tweede Kamer wordt behandeld. Als de heer Danen
daaraan behoefte heeft, dan kan daarover vanzelfsprekend worden gesproken.
(De heer DANEN: Ik neem aan dat dat voor u nu juist
een van de redenen is om met deze uitspraak de publiciteit te zoeken.)
Ik heb dat gedaan naar aanleiding van de schietpartij in
de Reguliersdwarsstraat en de opmerkingen van commissaris Van
Riessen op dat punt. Mij werd op dat moment naar mijn mening
gevraagd en ik heb geantwoord dat ik het met hem eens ben. Het
argument daarvoor is dat ik mij niet goed kan voorstellen, dat
er kwaad steekt in het fouilleren op wapens. Vooral mensen die
nooit een wapen bij zich hebben, hoeven daarvoor immers niet te vrezen.
(De heer DANEN: Als u dat in de commissie aan de
orde had gesteld, had ik u dat uitvoerig kunnen uitleggen, wat
ertegen is. Ik stel voor dat binnenkort te doen.)
Daarmee ga ik akkoord.
De heer Paquay heeft opgemerkt dat jongeren in deze stad
ongestraft mensen kunnen beroven, in elkaar kunnen slaan,
kunnen bedreigen en kluisjes kunnen openbreken. Hij heeft
gezegd dat het mogelijk is ongestraft vrouwen lastig te vallen,
fietsen te stelen en in het openbaar herone te gebruiken. Ik
meen dat er sprake is van enige overdrijving en ik zie de heer
Paquay knikken. De leden van de Commissie voor Algemene Zaken
zijn ervan op de hoogte dat er bij de Politie een speciaal
fietsendievenproject loopt. Ik noem enkele cijfers om de Raad
een indruk te geven van de inspanningen op het gebied van de
drugsoverlast. Daaruit zal eveneens blijken, dat datgene wat de
heer Paquay heeft opgemerkt, niet in overeenstemming is met de
werkelijkheid. In het jaar 2000 werd aan verslaafden 10.000 maal een
verwijderingbevel van acht uur uit een noodgebied gegeven. In
hetzelfde jaar heeft voormalig burgemeester Patijn 163
verwijderingbevelen voor 14 jaar ondertekend en dit jaar, tot 1
oktober, waren dat er al 273, ruim 100 meer. Waarschijnlijk
halen wij er dit jaar 300. Het Support-project, waarover ik
gisterenavond nog heb gesproken met wethouder mevr. Irik,
buurtbewoners van het Wallengebied en het wijkcentrum d' Oude
Stadt durf ik met een gerust hart een succes te noemen. Ik ben
mij ervan bewust dat al deze zaken de problemen niet oplossen,
maar deze dragen wel degelijk ertoe bij de zaak langzaam maar
zeker te verbeteren.
Het binnenstadsdistrict van de Politie heeft zich voor
het jaar 2001 ten doel gesteld 100.000 verbalen uit te
schrijven in het kader van de Streetwise-aanpak. Het is niet de
bedoeling aan te tonen dat het fijn is 10.000 verbalen uit te
schrijven, maar het blijkt wel dat het eenvoudig mogelijk is
dat te doen. Dan nog heeft de Raad de indruk dat er niets
gebeurt. De Streetwise-aanpak is erop gericht de zogenaamde
geringe normen op straat te handhaven. Het beleid richt zich op
het voorkomen van delicten en overtredingen die mensen
dagelijks irriteren. Het district heeft zijn doelstelling reeds
voor 80 procent gerealiseerd en het verwacht net onder het
aantal van 10.000 uit te komen. Onder andere uit het voorgaande
blijkt dat de Politie niet kan worden verweten, dat zij stil
zit. Desalniettemin redden wij het niet met slechts een aanpak
aan de achterzijde, wat ik reeds eerder heb opgemerkt.
De heer Piersma heeft gevraagd naar de stand van zaken
met betrekking tot de dubbelnota Alcohol in Amsterdam. Met de
Commissie voor Algemene Zaken is afgesproken, dat dit preadvies
wordt behandeld in samenhang met de Strategische Visie. De
conceptvisie is reeds in eerste termijn in de raadscommissie
besproken en de definitieve versie wordt voorbereid, inclusief
het preadvies op de dubbelnota. Ik verwacht een en ander in
januari a.s. aan de Raad voor te leggen.
De Burgemeester neemt het presidium weer op zich.
Wethouder DALES: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de Raad
namens het College voor de geuite blijken van waardering ten
aanzien van de begroting. Mijns inziens is het gelukt de
inzichtelijkheid van de begroting te verbeteren en het verheugt
mij dat de Raad deze mening eveneens is toegedaan. Het is
echter wel even wennen aan de indeling in resultaatgebieden,
want nu en dan is het behoorlijk zoeken om erachter te komen
bij welk resultaatgebied een bepaald onderwerp is te vinden.
Dat is mij in ieder geval wel overkomen en ik meen dat dat ook
voor de rest van het College geldt.
Het verheugt mij dat de Raad zich ook positief uitspreekt
over de vormgeving. Ik verzeker de heer Goedhart overigens dat
wij noodgedwongen naar oranje moesten grijpen. Wij hebben het
met groen geprobeerd, maar de tekst bleek volstrekt onleesbaar
te zijn en dat is volledig mislukt. Er bleek nog slechts n
oplossing mogelijk.
(De heer GOEDHART: In principe moet het toch
mogelijk zijn. Was dat vanuit politiek of technisch oogpunt onmogelijk?)
Dat was vormgevingstechnisch onmogelijk.
(De heer PIERSMA: Het is gewoon symbolisch.)
Het was disfunctioneel en daarom hebben wij dat niet gedaan.
(De heer HALBERTSMA: Zou rood een goed compromis zijn?)
Diverse sprekers, onder wie de heren Van Poelgeest en
Halbertsma, hebben gesproken over de verdeling in percentages
van de structurele en incidentele ruimte. Zij hebben daarbij in
het bijzonder gelet op de restruimte, namelijk die ruimte, die
niet reeds bij het programakkoord of de Voorjaarsnota was
verdeeld. De heer Van Poelgeest heeft de coalitiepartijen
verweten zich door het College een oor te hebben laten
aannaaien, want als zij alles bij elkaar optellen, scoren zij
op de drie hoofdprioriteiten onderwijs, zorg en veiligheid
slechts tussen de 10 en 15 procent. Dat zou anders zijn dan
datgene wat de Raad heeft verzocht tijdens de behandeling van
de Voorjaarsnota. Als dit juist zou zijn, zou dat geen goede
zaak zijn. Bovendien zou dat vreemd zijn, want het College had
bij deze begroting wel degelijk de intentie de Raad te volgen
in de uitspraken die bij de behandeling van de Voorjaarsnota
zijn gedaan. Het heeft dat serieus en weloverwogen gedaan en
dat is een van de criteria geweest bij de beslissingen die het
heeft genomen. Het College heeft zich voortdurend afgevraagd of
dit in lijn was en is met datgene wat de Raad wenst. De heer
Van Poelgeest heeft gelijk als hij spreekt over de structurele
restruimte en als hij daarbij het bedrag van enkele honderden
miljoenen guldens incidenteel, datgene wat rompmatig in de
begroting zit en de overige grotere structurele ruimte over het hoofd ziet.
(De heer VAN POELGEEST: Op het moment dat de
Voorjaarsnota aan de orde was, hebben wij gesproken over een
bedrag van 8,36 miljoen euro aan structurele ruimte. Ik verwijs
naar blz. 45. Wij hebben gesproken over een bedrag van 121
miljoen euro incidenteel, wat op blz. 48 is vermeld. Met
betrekking tot dit bedrag is gezegd dat er sprake is van drie
prioriteiten, namelijk zorg, onderwijs en veiligheid. Uit de
missive blijkt op welke wijze het bedrag van 8 miljoen en 121
miljoen euro is verdeeld en zodoende ben ik aan de percentages gekomen.)
Het was mij reeds na twee woorden duidelijk wat de heer
Van Poelgeest wilde zeggen. Ik verzoek hem mij te laten
uitspreken, want dan ontvangt hij antwoord voordat hij een vraag stelt.
(De heer VAN POELGEEST: Wellicht was het voor de
rest van de Raad niet duidelijk.)
Ik wilde zeggen dat de heer Van Poelgeest gelijk heeft
als hij slechts over dat bedrag spreekt. Het is juist dat wij
daarover hebben gesproken tijdens de behandeling van de
Voorjaarsnota. In het bijzonder met betrekking tot de
incidentele ruimte plaats ik echter een kanttekening, want van
het bedrag van 121 miljoen euro is 97 miljoen euro ingezet voor
de door de Raad aangegeven prioriteiten, wat vele malen meer is
dan het door de heer Van Poelgeest genoemde percentage. Alleen
voor de structurele ruimte - dat is overigens slechts een
gering bedrag van 8 miljoen euro - geldt dat hij een punt heeft.
Over het geheel genomen is het in lijn met datgene wat de
Raad heeft gevraagd en dat komt in het bijzonder tot
uitdrukking bij de verdeling van de extra incidentele ruimte.
Daarbij komt dat de heer Van Poelgeest geheel over het hoofd
heeft gezien, dat er ook binnen de ISV bedragen zijn verdeeld
die eveneens in lijn zijn met datgene wat de Raad heeft gezegd.
Daarover heeft de heer Van Poelgeest niet gesproken. Ik wijs
bijvoorbeeld op de post van 8,8 miljoen euro voor `stenen voor
sociaal' en dat bedrag tel ik graag mee.
(De heer VAN POELGEEST: Ik verwijs naar blz. 48
waar wordt gesproken over een bedrag van 121 miljoen euro
incidenteel. Daaruit blijkt dat aan de gebieden veiligheid,
zorg en onderwijs opgeteld ongeveer 15,5 miljoen euro is
toegekend. Als ik dat grofweg bereken, kom ik uit op 15
16
procent. Ik begrijp daarom uw opmerking niet, dat ik het voor
wat betreft de incidentele middelen niet goed heb uitgerekend.
Ik heb slechts de drie genoemde prioriteiten bij elkaar
opgeteld die tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota vooral
door anderen aan de orde zijn gesteld.)
Ik verzoek de heer Van Poelgeest in ieder geval het
bedrag van 9 miljoen euro uit de ISV-gelden mee te tellen.
(De heer VAN POELGEEST: Als ik dat doe, kom ik uit
op een bedrag van ongeveer 25 miljoen euro en dat is ongeveer
17
18 procent.) De Raad heeft wel tien prioriteiten genoemd.
(De heer VAN POELGEEST: Ik heb erop gewezen dat
vooral de prioriteiten onderwijs, zorg en veiligheid aan de
orde zijn gesteld en dat vooral de coalitiepartijen niet
tevreden kunnen zijn met het bedrag dat daaraan is toegekend.
Wellicht zijn deze overigens wel tevreden, maar dat weet ik niet.)
Is de heer Van Poelgeest ontevreden over het feit dat het
College ook aandacht heeft besteed aan de andere door de Raad
genoemde prioriteiten? Ik merk nogmaals op dat van het bedrag
van 121 miljoen euro, 97 miljoen euro aan prioriteiten is
toegekend die door de Raad zijn aangegeven. Ik vind dit geen slechte score.
(De heer HALBERTSMA: Het is mij niet geheel
duidelijk. Ik beperk mij tot het structurele bedrag van 8
miljoen euro. De wethouder telt dit nauwelijks mee, maar drie
vier jaar geleden was dat nog vrij veel. Het is de moeite waard
daarover te discussiren. U noemt de prioriteiten en ik
herinner mij dat alle grote fracties in de Raad dezelfde
prioriteiten hebben genoemd. Twee daarvan waren onderwijs en
veiligheid. Als ik deze twee prioriteiten optel, constateer ik
dat van het bedrag van 8 miljoen euro, 0,66 miljoen bij de
topprioriteiten is terechtgekomen. Wat is de afweging van het
College geweest om dermate veel geld aan andere zaken toe te
kennen? U maakt ook mij niet wijs dat u daarin de Raad heeft
gevolgd. Verleden jaar hebben wij percentages aangegeven en
zijn deze keurig op de gewenste posten terechtgekomen. Dat
hebben wij dit jaar niet gedaan. Wij hebben u terechte
beleidsvrijheid gegeven. Het heeft echter anders uitgewerkt dan
verwacht en daarom bent u ons een verklaring schuldig.)
Ik merk nogmaals op dat het niet is vol te houden, dat
het College de Raad niet heeft gevolgd bij de verdeling van de
incidentele ruimte. Voor de verdeling van de structurele ruimte
geldt, dat 2,7 miljoen euro aan de door de Raad bij de
Voorjaarsnota gestelde prioriteiten is toegekend. 5,7 miljoen
euro is bij `overig' vermeld. In het kader van deze behandeling
voert het te ver op de details en de motivatie in te gaan. Deze
is overigens uitgebreid in de begrotingsmissive weergegeven en
zal in de diverse commissies nog uitgebreid worden besproken.
Als het de Raad niet bevalt, verwacht ik dat er
wijzigingsvoorstellen komen en dan zullen wij daarover
gezamenlijk discussiren. De kern van mijn betoog is echter,
dat het College wel degelijk rekening heeft gehouden met de
wensen van de Raad.
(De heer HALBERTSMA: De motivatie is niet vermeld
en deze zou ik graag v¢¢r het slotdebat alsnog van u ontvangen.)
Dat begrijp ik. De heer Halbertsma heeft daar recht op en
ik zeg hem toe dat hij deze ontvangt. De heer Halbertsma heeft
deze middag opgemerkt, dat het hem is opgevallen dat er
verhoudingsgewijs een behoorlijk structureel bedrag aan bestuur
en concern wordt toegewezen. Ik heb de indruk gekregen, dat hij
suggereerde, dat dit bedrag vooral wordt besteed aan de inzet
van meer ambtenaren. Later in mijn betoog reageer ik op de
motie die door de fractie van de PvdA is ingediend. De heer
Halbertsma heeft het niet bij het rechte eind en ik verzoek hem
blz. 457 van de begrotingsmissive zorgvuldig te lezen, waar de
posten zijn uitgesplitst. Later kunnen wij een en ander
gedetailleerd bespreken. In de missive zijn geringe bedragen
opgenomen die betrekking hebben op ambtenaren. De vrij grote
bedragen hebben betrekking op de vastgoedinformatie en e-net.
Dat zijn overigens ook prioriteiten die door de Raad vele malen
zijn genoemd en aan deze wensen moeten wij eveneens
tegemoetkomen, al gebeurt dat weliswaar op andere wijze dan
voor de prioriteiten zorg, veiligheid en onderwijs. Voor de
incidentele ruimte geldt, dat ongeveer 9,8 miljoen euro voor
het resultaatgebied bestuur en concern is bestemd. Een deel van
dat bedrag, namelijk 3,4 miljoen euro, is bestemd voor de werf
waarover reeds eerder met de Raad is gesproken en dat
geaccordeerd is. Ter relativering merk ik op, dat het dus niet
een bedrag is voor extra ambtenaren.
Ik kom bij het Stedelijk Museum en de Openbare Bibliotheek.
De Raad heeft opgemerkt, dat deze het bedrag van 68,2
miljoen euro uit het Vereveningsfonds niet specifiek voor een
bepaald doel wenst te bestemmen. De Raad heeft althans geen
bedragen genoemd voor bepaalde doelen. De Raad heeft de
voorkeur eraan gegeven, het gehele bedrag beschikbaar te
houden, zodat de planvoorbereiding kon doorgaan. Het doel was
dat zowel het Stedelijk Museum als de Openbare Bibliotheek
tijdig gereed zou zijn. Het College is daaraan tegemoetgekomen
door van dat bedrag een bestemmingsreserve te vormen voor de
nieuwbouw van de Openbare Bibliotheek en de herontwikkeling van
het Stedelijk Museum. De laatste opmerking is vooral belangrijk
voor mevr. Spier-van der Woude, die daaraan in haar betoog
aandacht heeft besteed. Ik verwijs naar blz. 42 en ik benadruk
voor haar, dat er niet wordt gesproken over de eventuele
herontwikkeling, maar over de herontwikkeling.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik zal het voor u opzoeken.)
Dat heb ik reeds gedaan. Het staat op blz. 42.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik zal het nogmaals
opzoeken, want het staat er letterlijk in.)
Er staat `de herontwikkeling van het Stedelijk Museum'.
Dat heeft de Raad immers gevraagd. Ik heb vanmiddag de indruk
gekregen, dat woordvoerders van de fracties van de PvdA, de VVD
en D66 van mening waren, dat het belangrijk is het Stedelijk
Museum erdoor te duwen, omdat het anders nodig is binnenkort
geld te investeren in het oplossen van lekkages en zaken op het
gebied van de brandveiligheid enzovoorts. Het zou dan
weggegooid geld blijken te zijn en het zou beter zijn het op
dit moment helemaal aan te pakken. De intentie van de Raad is
mijns inziens op de eerste plaats ervoor te zorgen, dat de
planvoorbereiding voor beide projecten kan doorgaan. Volgens
mij doet het College er goed aan voort te gaan op de wijze die
in de begroting is voorgelegd, want dat is precies in
overeenstemming met de wensen van de Raad. De wethouder voor
Cultuur zal later spreken over de fasering, de timing, het
point of no return, noodzakelijke beslissingen waarvoor geld
nodig is en dergelijke. Als er nog v¢¢r het programakkoord geld
op de plank moet komen voor het financieren van concrete zaken
ten behoeve van de voortgang van de planvoorbereiding, zal dat
gebeuren. Er kan dan aanspraak worden gemaakt op de
bestemmingsreserve. Het is zodanig mogelijk, dat de
voorbereiding van beide projecten kan doorgaan, wat, naar ik
meen, eveneens een wens is van de Raad.
Ik kom later terug op de moties, al moet ik daarover een
waarschuwende opmerking maken. Ik doel op het ontstane
optimisme over de mogelijke vrijval van een voorziening ten
behoeve van het risico op het gebied van het rioolafvoerrecht.
Vooral de motie van de fractie van de PvdA maakt melding van
een vrijvallend bedrag.
(De heer PIERSMA: Wellicht moet u daaraan
toevoegen, dat in deze vergadering weliswaar een motie is
ingediend, maar dat deze ochtend ook een motie is ingediend
tijdens de commissievergadering. Het is mij namelijk niet
bekend of iedereen daarvan op de hoogte is.)
Dat begrijp ik, maar ik wil duidelijkheid geven over de
voorziening rioolafvoerrecht. Het moet immers duidelijk zijn
wat daarmee al dan niet mogelijk is. De Hoge Raad heeft onlangs
een interessante uitspraak gedaan, die gunstig is voor
Amsterdam. Dit houdt in dat de zaak niet definitief is
afgehandeld, maar is terugverwezen naar een ander gerechtshof.
De zaak werd namelijk bij het Gerechtshof in Amsterdam
behandeld en is door de Hoge Raad doorverwezen voor behandeling
door het Gerechtshof in Den Haag. Aangezien deze daar
inhoudelijk nog moet worden behandeld, betekent dit dat alles nog open is.
Alleen de risico's in de belastingjaren 1990, 1993 en
1994 zijn aan de orde. Er lopen ook bezwaarschriften over
andere belastingjaren, maar daarover is nog geen duidelijkheid.
Tijdens de behandeling bij het Gerechtshof zal de gemeente
Amsterdam op een administratief controleerbare wijze moeten
aantonen welke kosten zij beoogt te verhalen en op welke wijze
de toerekening daarvan heeft plaatsgevonden. Dat moet nog
gebeuren en ik doe geen uitspraak over het feit of ik al dan
niet het vertrouwen heb dat dit lukt. Een en ander zal nog een
behoorlijke tijd in beslag nemen en het risico dat dit niet
goed afloopt, blijft aanwezig. Ik zou het daarom onverstandig
vinden de voorziening van ongeveer 56 miljoen gulden, waarover
wij beschikken, reeds daarvoor te bestemmen. Ik ben
tegenstander van deze dekking.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik verwijs naar blz.
287. Het betreft een tekst die onder de verantwoordelijkheid
valt van de vakwethouder, dus het zou een slip of the pen
kunnen zijn. Ik doel op de eerste zin onder het kopje Stedelijk Museum.)
Mevr. Spier-van der Woude heeft gelijk. Dat komt niet
overeen met de tekst op blz. 42. Zij weet echter wat het
College van de herontwikkeling vindt.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ja, maar het is wel
belangrijk. Ik hoop dat de vakwethouder dat eveneens onderschrijft.)
Wethouder mevr. Bruines zal daarop in haar betoog ingaan.
Ik beperk mij tot het financile aspect, de dekkingswijze, de
mogelijkheden en onmogelijkheden. Mevr. Spier-van der Woude
heeft een punt, maar dat geldt ook voor mij. Wij hebben wat dat
betreft beiden gelijk.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Daaraan twijfel ik geen
seconde. Dat is immers nooit anders geweest. Wij hebben beiden een punt.)
(De heer HALBERTSMA: Ik heb een financieel punt. De
wethouder gaat eenvoudigweg voorbij aan het feit, dat er
vertraging in het project zal optreden, als wij niet handelend
optreden en als wij niet proberen de financiering te regelen.
Onze fractie beseft maar al te goed dat zij dat niet alleen
kan. Is de wethouder bereid daarover snel een afspraak met het
Rijk te maken? Waarom gaat de wethouder voor Financin
eenvoudigweg voorbij aan het feit dat wij geld in het water
gooien? Wij spreken over tientallen miljoenen guldens. Is dat
voor u geen reden wat meer haast te maken met dit proces? Dat
andere komt in de planvorming immers ongeveer een jaar later aan de orde.)
Volgens mij zijn wij het met elkaar eens. Wij doen geen
uitgaven waarvan reeds op dit moment duidelijk is, dat het
weggegooid geld is. Wethouder mevr. Bruines zal in haar betoog
op de fasering ingaan en aangeven wanneer het moment is
aangebroken, dat er daadwerkelijk wat moet worden gedaan.
(De heer VAN POELGEEST: Deze ochtend heeft ook de
fractie van de VVD op dit punt een motie ingediend met het
voorstel van de bestemmingsreserve die het College aan de Raad
voorstelt, een bedrag van 60 miljoen euro te reserveren voor de
herontwikkeling van het Stedelijk Museum. U zegt dat wij de
komende tijd ook voor de Openbare Bibliotheek budget nodig
hebben om dat plan in ontwikkeling te houden. Komt u uit met
het bedrag van 8,2 miljoen euro, dat overblijft als de motie
van de VVD-fractie om de planontwikkeling van de Openbare
Bibliotheek voort te zetten, wordt aangenomen?)
Als ik een concreet antwoord op deze vraag zou geven, zou
ik de motie van de VVD van een preadvies voorzien.
(De heer VAN POELGEEST: Daartegen maak ik geen bezwaar.)
Dat begrijp ik, maar het College zal dat later doen.
Volgens mij heb ik op dit moment voldoende woorden daaraan
gewijd en meen ik dat mijn antwoord duidelijk was. Wethouder
mevr. Bruines zal op de vakinhoudelijke zaken ingaan en als dat
nodig is, zal wethouder Stadig bijspringen.
(De heer VAN POELGEEST: Ik vraag u nogmaals of, als
de motie van de VVD-fractie wordt aangenomen, men uitkomt met
dat bedrag. Het betreft feitelijke financile informatie en ik
wens dat deze op tafel komt.)
Als het bedrag van 68,2 miljoen euro volledig voor het
Stedelijk Museum wordt ingezet, is het niet meer mogelijk een
bibliotheek te realiseren.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Het is dan toch wel
mogelijk de voorbereidingen te doen?)
(De heer PIERSMA: Als de motie van de fractie van
GroenLinks over het resultaatgebied cultuur, monumenten en de
openbare bibliotheek wordt aangenomen, betekent dit, dat de
ontwikkeling van het Stedelijk Museum moet stoppen. Het
volledige Vereveningsfonds wordt daaraan dan besteed. Dat zou
strijdig zijn met de aangenomen motie nr. 491 waaraan u
eveneens refereert. Daarin staat: "zodanig de nadere
bestedingsrichting voor te stellen dat uitvoering van zowel de
nieuwe bibliotheek als de vernieuwing van het Stedelijk Museum
zonder vertraging mogelijk wordt". Bent u het eens met mijn
constatering dat de motie van de fractie van GroenLinks
strijdig is met de uitspraak van deze Raad?)
Ik ben het met de heer Piersma eens dat, als deze motie
wordt aangenomen, het Stedelijk Museum in de problemen komt.
De heer Halbertsma heeft gevraagd, of het nog steeds
juist is, dat het College van plan is de lijn voort te zetten,
dat de OZB-opbrengst van het ene op het andere jaar gelijk
blijft. Dit is inderdaad het geval.
Over de administratieve organisatie heeft de heer
Halbertsma opgemerkt, dat deze nog niet op orde is.
(De heer HALBERTSMA: U dwingt mij u wederom te
onderbreken. U antwoordt bevestigend op deze vraag, maar ik heb
meerdere vragen gesteld.)
De meeropbrengsten die in 2001 met hetzelfde areaal zijn
binnengekomen - het gespecificeerde bedrag is op blz. 38 te
vinden - worden teruggeploegd in het jaar 2002, zodat wij
voldoen aan het uitgangspunt van gelijkblijvende opbrengsten.
Ik doel op het niet meer binnenhalen met hetzelfde areaal. Ik
blijf volhouden dat het antwoord dat ik zojuist gaf, bevestigend is.
De heer Halbertsma heeft gevraagd, of ik kan garanderen
dat de administratieve organisatie bij andere dienstonderdelen
of gemeentelijke bedrijven volledig op orde is. Hij wenst dat
ik garandeer dat niet blijkt dat er wat mis is, als er wederom
een onderzoek wordt ingesteld. Het College kan deze garantie
niet geven. Tijdens de behandeling van de Operatie
Kwaliteitsslag is deze discussie uitgebreid gevoerd en daarvoor
is, zoals bekend, een project van start gegaan dat drie jaar in
beslag zal nemen. Op blz. 36 is daarover informatie verstrekt.
Binnen deze periode moet de gewenste verbetering optreden. Ik
ben het echter wel met de heer Halbertsma eens, dat het is te
betreuren, dat een en ander nog niet geheel op orde is.
De motie over de groei van het ambtenarenkorps is wel
interessant. In de overweging heeft de heer Halbertsma de
woorden `gestadige' groei gebruikt, waaruit ik begrijp dat hij
volledig in de ban is van wethouder Stadig. Het is juist dat er
sprake is van een gestadige groei, maar de vraag is wat dit
zegt. Het is niet juist dat het vooral op de overhead
betrekking heeft in plaats van op de uitvoerende sfeer. Een
groot deel van de groei heeft vooral betrekking op de dIVV en
de Gemeentelijke Sociale Dienst. Ook binnen de Bestuursdienst
is er sprake van groei, maar dat is nadrukkelijk ook het geval
bij andere diensten. Ik merk dat op om het door de heer
Halbertsma geschetste beeld te corrigeren. Door de Raad is de
afgelopen periode veel gevraagd, ook in de sfeer van
beleidsontwikkeling. Het is echter van belang dat daarvoor
capaciteit beschikbaar is. De heer Halbertsma was dat overigens
met ons eens, wat is gebleken bij de bespreking van de Operatie
Kwaliteitsslag. Ook in dat kader is geld vrijgemaakt voor extra
capaciteit en dat komt tot uitdrukking in deze cijfers. Wij
vinden de motie echter sympathiek en wij komen daarop later
terug, maar de heer Halbertsma ontvangt van ons alvast een
positief signaal. Zijn wens is duidelijk en wij zullen hem op
de een of andere manier tegemoetkomen.
Met betrekking tot het plan van aanpak en de
sportaccommodaties merk ik op, dat dit geld inderdaad in 2002
kan en moet worden uitgegeven. Wellicht wordt een deel daarvan
besteed in 2003, maar dat bedrag moet niet op de plank blijven
liggen. De voorbereidingen om te komen tot het plan van aanpak
zijn dermate vergevorderd, dat het spoedig van start kan gaan.
Met de stadsdelen wensen wij contracten met betrekking tot het
onderhoud en beheer te sluiten, zodat wij over acht tot tien
jaar niet met dezelfde problemen te kampen hebben. Mevr. Spier-
van der Woude heeft daarover immers vragen gesteld.
De heer Hemmes heeft gevraagd waarom wij niet een bedrag
hebben vrijgemaakt voor het opvangen van tegenvallende
aanbestedingsresultaten. De vraag is op welk onderwerp hij
specifiek doelt. Voor het door hem genoemde Muziekcentrum is
immers een oplossing gevonden in de vorm van de B-prioriteit
Kunstaccommodaties.
Met betrekking tot Parkstad en de Zuidas zullen zich
wellicht wat problemen voordoen, maar deze zijn niet zodanig te
benoemen dat daarvoor aparte bedragen kunnen worden
gereserveerd. Voor de Noord-Zuidlijn geldt, dat het vanuit
onderhandelingstechnisch oogpunt niet verstandig is daarvoor op
dit moment specifiek te benoemen bedragen te reserveren. Dan is
immers zeker dat wij deze kwijt zijn en ik ben er daarom geen
voorstander van dat te doen.
(De heer VAN POELGEEST: Is uw buurman het daarmee eens?)
Ik spreek namens het voltallige College, inclusief
wethouder Hooijmaijers.
(De heer VAN POELGEEST: Dat is duidelijk.)
De fractie van de SP heeft gevraagd naar de
containerterminal. Daarop komen wij in de commissie terug en op
dat moment zal ik nadere informatie verstrekken. Ik ben
optimistischer dan de heer Paquay. Hij heeft weliswaar gelijk
dat er nog geen contract is gesloten, maar de onderhandelingen
zijn in volle gang. Het is een langdurige en ingewikkelde zaak.
Voorheen kende ik deze wereld niet goed, maar inmiddels ben ik
daarvan redelijk goed op de hoogte. Nog steeds ben ik
optimistisch over de afloop en over het feit dat de
containerterminal zich zal bewijzen als een goede en rendabele investering.
Het risico voor de exploitatie ligt overigens primair bij
de exploitant en dat is niet de gemeente Amsterdam. Ik ben het
wel met de heer Paquay eens dat wij baat hebben bij een goed
functionerende, gexploiteerde en bloeiende containerterminal.
Mevr. Kalt heeft gewenst, dat ik een moratorium leg op
alle huurverhogingen. Ik heb wel wat te zeggen in deze stad,
maar dat gaat te ver. Het spijt mij, maar ik kan haar daarmee
niet van dienst zijn. De heer Khler had dat wellicht gekund,
maar ik niet.
(De heer K™HLER: Met al die VVD-relaties...)
Ik ken mijn beperkingen en ik weet dat mij dat niet zal
lukken. De motie van mevr. Kalt heeft echter mijn volle
aandacht. Daaraan wordt gewerkt en voordat de behandeling van
de begroting volledig is afgerond, ontvangt zij van het College
een reactie in de vorm van een preadvies.Vervolgens zullen wij
daarover nader spreken.
De heer Van Lohuizen heeft gesproken over de risico's.
Hij meent dat wij ons ook tegen risico's moeten indekken als
het goed gaat, want dat het minder goed gaat, is niet uit te
sluiten. Als het slecht gaat, moeten wij ons in ieder geval
indekken. Ik meen dat wij ons niet moeten indekken tegen
eventuele risico's waarvan ooit sprake kan zijn, want dan is
het eind werkelijk zoek. Op het moment dat de heer Van Lohuizen
over de haven sprak, vond ik dat hij te ver ging en dat was er
de reden van dat ik heb ingegrepen. De exploitatie van de haven
is hem bekend, evenals de groei van de overslag en er is geen
aanleiding daarvoor een risicovoorziening te treffen.
In het kader van de actualisatie heeft de heer Van
Lohuizen wel een punt als hij spreekt over de Noord-Zuidlijn,
want daarvoor geldt dat er voor de gemeente Amsterdam sprake
kan zijn van risico's. Ik ben het met hem eens dat het mogelijk
was geweest daaraan wat meer aandacht te besteden in de
risicoparagraaf. Wellicht is dit niet gebeurd op de door de
heer Van Lohuizen gewenste wijze, omdat het College wat
optimistischer is over dit onderwerp dan de fractie van
Amsterdam Anders/De Groenen.
(De heer K™HLER: Er is toch een risicovoorziening
voor de Noord-Zuidlijn van 250 miljoen gulden? Wenst u aan te
geven dat deze wellicht niet voldoende is?)
Nee, dat zeg ik niet. Ik doe daarover overigens niet veel
uitspraken. Het is immers bekend in welke fase wij ons bevinden
en het zou onverstandig zijn daaraan veel woorden te wijden. Ik
neem aan dat de heer Khler daarvoor als oud-wethouder Noord-
Zuidlijn alle begrip heeft.
(De heer K™HLER: Ja, daarom zou ik niet hebben
gesuggereerd dat dit bedrag niet voldoende is. Ik heb u daarom
gevraagd, of u dat suggereert.) Nee, dat suggereer ik niet.
(De heer K™HLER: Dat verheugt mij.)
Ik doe daarover absoluut geen uitspraken, ook niet dat
het bedrag voldoende is.
Ik wijs de heer Van Lohuizen erop dat er ook sprake is
van een weerstandsvermogen. Als het spaak loopt, moeten wij in
deze pot graaien. Daarnaast doen wij aan risicodekking door het
prudente beleid waardoor de begroting van de gemeente Amsterdam
nog steeds wordt gekenmerkt. Het College hoopt dat dit ook in
de toekomst het geval blijft.
Wethouder VAN DER AA: Mijnheer de Voorzitter. De heer
Piersma heeft gevraagd of ik op dit moment inzicht heb in de
redenen van het feit dat mensen in de bijstand komen en wat er
de reden van is dat anderen daarop geen beroep meer behoeven te
doen. Op dit moment worden de dossiers geschoond, maar het
compleet en op adequate wijze in kaart brengen van alle
clinten dient op de banenmarkt te gebeuren. Dat is namelijk
een van de belangrijke doelstellingen van de banenmarkt. Van
bepaalde clinten en groepen is het ons bekend wat er aan de
hand is, maar ik kan pas antwoord geven op deze vraag nadat de
banenmarkt is gehouden.
De heer Piersma heeft gevraagd naar de stand van zaken
met betrekking tot de participatie van de nieuwe Amsterdammers
in het voortgezet onderwijs. Wij beschikken niet over de meest
actuele informatie, want wij zijn afhankelijk van gegevens van
de inspectie die een jaar later beschikbaar zijn dan de
gegevens die op de scholen bekend zijn. Het lijkt erop dat de
resultaten steeds beter worden. In Nederland is de verhouding
tussen het aantal jongeren dat VMBO en HAVO/VWO volgt ongeveer
60 op 40 en Amsterdam wijkt niet af van dat landelijke
percentage. De uitval en het niet succesvol afronden van een
leerjaar, bijvoorbeeld blijven zitten, komt de laatste jaren
steeds minder voor. Dat geldt voor het gehele onderwijs. Er
vindt steeds meer doorstroming plaats naar het hoger
beroepsonderwijs en de universiteit, terwijl 60
65 procent
van het aantal leerlingen op het voortgezet onderwijs van
allochtone afkomst is. Daarmee zeg ik niet dat alle
uitvalproblemen zijn opgelost. De Raad heeft de VSV-nota
ontvangen of ontvangt deze binnenkort en er wordt door een
systematische aanpak getracht de restgroepen voor het onderwijs
te behouden. Over het algemeen ben ik echter positief en ik
vind dat wij in deze stad niet mogen mopperen over de
onderwijsresultaten, al is er nog veel te doen.
De heer Halbertsma heeft gevraagd of de mogelijk
positieve financile effecten van de banenmarkt reeds bij de
financiering zijn betrokken, wat niet het geval is. Het is
immers niet netjes dit te doen, want dan financieren wij met
een gat. Als er opbrengsten komen, zal daarover in de loop van
de banenmarkt duidelijkheid zijn. In het plan van aanpak zijn
toezeggingen gedaan, dat ervoor dient te worden gezorgd dat de
GSD na afloop van deze operatie voldoende formatie heeft om het
werk zonder achterstanden en binnen de beschikbare tijd te
kunnen doen. Wij hebben ons voorgenomen in de loop van de
banenmarkt steeds meer gegevens te vergaren, zodat wij een
steeds duidelijker beeld krijgen van de feitelijke financile
behoefte van de GSD om het werk ook in de komende jaren goed te
kunnen doen. Op dit moment beschikken wij niet over dat
inzicht, maar wij proberen over deze informatie te beschikken
voordat het nieuwe programakkoord wordt vastgesteld. Als er
sprake is van financile voordelen - het is bijvoorbeeld
mogelijk dat er minder uitkeringen moeten worden verstrekt -
komt een kwart daarvan gedurende het eerste jaar de gemeentekas
ten goede, wat zal vrijkomen in de rekening 2002 en de Raad kan
dan beslissen wat daarmee moet gebeuren.
(De heer VAN DER BURG: Ik constateer bij de
resultaatgebieden dat de prognoses die het College voor 2002
opneemt niet aansluiten bij de ambities. Hetzelfde geldt voor
de teksten. Dat houdt in dat het College een verkeerd signaal geeft.)
Voor het opstellen van het plan van aanpak was een
extreem korte periode van zes weken beschikbaar midden in het
zomerreces en het is daarom niet mogelijk, parallel aan het
voorbereidingsproces voor de begroting, waaraan reeds maanden
wordt gewerkt, de eis te stellen dat een en ander wordt
bijgesteld op mogelijk te verwachten resultaten van de
banenmarkt. Ik doel op de ambities et cetera. Daarbij komt dat
ik keer op keer heb beargumenteerd dat het niet mogelijk is
heldere prognoses te geven, omdat daarover te weinig gegevens
beschikbaar zijn.
(De heer HOUTERMAN: Vreest u niet dat deze wijze
van redeneren tot gevolg heeft dat een meevaller bij de GSD
wordt gebruikt om een tegenvaller bij de Noord-Zuidlijn te compenseren?)
Nee, daarvoor vrees ik niet.
(De heer HOUTERMAN: Dat wordt wel de realiteit als
u het op deze wijze naar het rekeningoverschot laat lopen,
terwijl u voorspelbaar duizenden mensen aan een baan zal
helpen. Het aantal personen dat een baan zal vinden, is niet bekend.)
Het is op dit moment evenmin bekend wat de grootte is van
het extra bedrag dat nodig is voor het op orde brengen, ook qua
formatie, van de GSD. Wellicht is het nodig aanzienlijk meer
geld structureel in de GSD te investeren dan incidenteel vrijkomt.
(De heer HOUTERMAN: Als er minder clinten zijn,
betekent dat toch minder kosten voor de GSD?)
Ja, maar de dienst heeft op dit moment met een grote
achterstand te maken, mede omdat er sprake is van te weinig formatie.
(De heer HOUTERMAN: Een structurele verhoging voor
de GSD kan niet aan de orde zijn.)
Dat kan wel degelijk het geval zijn. De
heronderzoekperiode neemt op dit moment ongeveer achttien
maanden in beslag en wij moeten dat van het Rijk terugbrengen
naar maximaal zes tot acht maanden. Wij richten ons op zes
maanden, wat tot gevolg heeft, dat er alleen al daarom meer
werk moet worden verricht. Als er minder clinten zijn, nemen
de werkzaamheden uiteraard af. Wij kunnen daarover op dit
moment echter geen uitspraken doen. De komende maanden komen de
benodigde gegevens vrij en zullen wij berekeningen maken, die
wij voor de onderhandelaars voor het volgende programakkoord
beschikbaar stellen.
(De heer PIERSMA: Maakt het wethouder Dales niet
treurig, dat de heer Houterman plotseling wel spreekt over
extra geld dat nodig is voor de Noord-Zuidlijn?)
Over het dualisme zijn mij geen concrete vragen gesteld,
maar er zijn enkele suggesties gedaan. Ik zou tijdens het debat
over het dualisme duidelijk hebben gemaakt, dat ik daarvan
voorstander ben, waarmee ik duidelijk zou hebben gemaakt het
belang van de Raad niet hoog te achten. Ik uit mijn mening wel
eens en dat komt niet altijd prettig over, maar in dit geval is
er toch werkelijk sprake van een vergissing. Ik heb niet onder
stoelen of banken gestoken voorstander te zijn van het
dualisme. Mijns inziens is het namelijk een verdergaande
consequente stap op de weg die ongeveer tien jaar geleden door
de Raad is ingeslagen. Een voorbeeld is, dat raadsleden de
raadscommissies voorzitten in plaats van wethouders. Dat was
een belangrijke stap op weg naar het dualisme en ik heb zelf
steeds opgemerkt dat ik dat een goed systeem vind. Wij hebben
aan dit onderwerp ongeveer anderhalf jaar lang conferenties en
dergelijke gewijd, maar de meerderheid van de Raad heeft
daarover geen standpunt ingenomen. Ik heb twee jaar geleden
voorspeld, dat er dusdanig veel argumenten van tafel zouden
worden gehouden, dat er geen conclusie kon worden getrokken en
dat is uitgekomen.
Dat is op zichzelf geen probleem, maar op het moment dat
ik in september jl. met een notitie ben gekomen en de vraag heb
gesteld, of wij ons niet moesten voorbereiden - de Tweede Kamer
zou zich in die maand immers ook uitspreken over dit onderwerp
- waren er nog fracties die het College wilden verbieden
daarin, anticiperend op de wet, stappen te zetten. Ik heb dat
niet verstandig gevonden, want deze wet zal van kracht worden.
Ik ben van mening dat het beter is zich daarop goed voor te
bereiden in plaats van zich te laten overvallen. De heer
Elzinga is een groot voorstander en de heer Tops, een beroemde
bestuurskundige in dit land, verwacht dat het in de praktijk
niet veel uitmaakt. Ik vrees dat de laatstgenoemde gelijk
krijgt als de Gemeenteraad zich op dit moment niet druk maakt
over de vraag wat het dualisme voor de Raad zal betekenen en of
deze op dat gebied geen belangrijke stappen moet zetten. Het
College komt binnenkort met nadere voorstellen en het is
uiteraard aan de Raad daarover een beslissing te nemen. Ik maak
nogmaals duidelijk dat ik voorstander ben van een zeer sterke
Raad tegenover een sterk College, in gescheiden rollen. Dat
betekent niet dat er sprake is van een verzwakte Raad. De Raad
krijgt hooguit een andere rol.
De heer Hemmes heeft gelijk dat wij niet de bevoegdheid
hebben de spreiding van de scholen te regelen en daarbij komt
dat de ouders zelf kiezen. Nagenoeg de helft van het aantal
kinderen uit het stadsdeel Amsterdam Zuid-Oost dat op het
voortgezet onderwijs zit, gaat in een ander stadsdeel naar
school. Deze kinderen reizen iedere dag met de metro en vanuit
veiligheidsoverwegingen is dat niet ideaal. Er is immers sprake
van grote concentraties pubers in de metro, maar wij hebben
geen bevoegdheden op dat gebied.
De ouders kunnen hun kinderen ook in Amsterdam Zuid-Oost
naar school laten gaan, maar kiezen zelf voor een ander
stadsdeel. Niettemin kunnen wij met schoolbesturen en directies
over spreiding spreken, wat inderdaad gebeurt.
Gezien de tijd stel ik voor discussies over het
analfabetisme, de aanpak daarvan en de kwestie met betrekking
tot Amsterdam-West, waarover de heer Goedhart heeft gesproken,
in de raadscommissie te voeren.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Kunt u nog ingaan op
het VMBO? Waar vind ik in de financile voorstellen de
ijzersterke Raad met dat ruime instrumentarium om ijzersterk te
kunnen zijn?) Wij kunnen het VMBO ondersteunen, maar de Raad zou dan
een bedrag moeten vrijmaken dat vele malen hoger is dan het
huidige. Daarbij komt dat wij te maken hebben met een aantal
verplichtingen, zoals de brandveiligheidsvoorzieningen in
schoolgebouwen. Dat betekent dat, als de Raad met voorstellen
komt zoals bijvoorbeeld het verdubbelen van het bedrag van 8,8
miljoen euro, ik graag met voorstellen kom voor het versterken
van de positie van het VMBO.
Op de tweede vraag antwoord ik dat ik graag voorstellen
had gedaan voor de begroting, maar dat is niet mogelijk als de
Gemeenteraad zich niet uitspreekt voor het dualisme. De fractie
van de VVD heeft mij zelfs nog in september jl. gevraagd,
vooral niet te anticiperen op dat wetsvoorstel en ik ben daarom
van mening dat zij deze vraag aan zichzelf moet stellen.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Dat is niet juist. Wij
hebben enkele weken geleden toevallig op deze discussie
geanticipeerd en wij hebben op dat moment gevraagd bij de
begroting met een financile vertaling van het instrumentarium
te komen.) Dat was drie maanden te laat, want aanvragen voor de
begroting moeten reeds in juni worden ingediend. Op dat moment
was de raadsmeerderheid, inclusief de fractie van de VVD, nog
niet zo ver. Wij moesten eerst afwachten wat de Tweede Kamer
zou doen. Weet mevr. Spier-van der Woude dat nog?
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Zo gaat dat met wetgeving.)
Misschien kan ik mevr. Spier-van der Woude geruststellen
door te zeggen dat wij een beroep kunnen doen op de post
onvoorzien, waardoor het sowieso goed komt.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: De wethouder voor
Financin heeft een punt.)
Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Ik wend mij tot
de fractie van de VVD die zich, evenals vele andere fracties,
zorgen maakt over de woningproductie. Het College deelt deze
zorg geheel en het heeft daarvoor dezelfde redenen als de Raad.
Over dit onderwerp is reeds veelvuldig gesproken en volgens mij
hebben de laatste discussies daarover nog niet plaatsgevonden.
Ik houd het daarom kort, gezien de tijd. De fractie van de VVD
heeft gevraagd of het bedrag van 11,34 miljoen euro voldoende
is. Deze vraag kan ik op dit moment echter niet beantwoorden.
Er is wat geld vrijgevallen en tegelijkertijd constateren wij
dat het in een aantal gevallen mogelijk is met een relatief
gering bedrag succes te bereiken. Ik noem Laag Koningshoef in
de Bijlmer als voorbeeld. Ik durf echter niet te zeggen dat dit
bedrag voldoende is om alle projecten vlot te trekken en ik ga
overigens ervan uit dat onze interventies voor de meeste
projecten niet nodig zijn.
Ik neem kennis van de opmerkingen over de sociale
woningbouw in de Zuidas. Deze discussie is in de commissie
gestart, maar nog niet afgerond en het is niet nodig dat op dit
moment te doen. Tijdens deze discussie zal blijken wat de
standpunten van de VVD-fractie zijn. Deze fractie heeft in het
kader van de Noord-Zuidlijn opgemerkt, dat er sprake is van een
verdergaande ontspanning in de bouwmarkt. Volgens mij zijn er
inderdaad enkele zwaluwen te zien, maar het is bekend dat een
enkele zwaluw geen zomer maakt. Er zijn wat signalen ontvangen
waaruit blijkt dat er sprake is van ontspanning, maar ik vind
het te vroeg om te juichen.
De heer Van Poelgeest heeft een punt als hij zegt dat
ieder jaar 50.000 mensen de stad binnenkomen en verlaten. Ik
heb altijd gezegd dat dit een goede zaak is, omdat de stad zou
exploderen als er systematisch meer personen binnenkwamen dan
er zouden vertrekken. Dat is de dynamiek van de stad. Wij
moeten ons niet alleen richten op de samenstelling van de in-
en uitgaande stromen, want dan missen wij wat - daarin heeft de
heer Van Poelgeest gelijk - maar wij moeten ons ook richten op
de voorraadgrootheden in plaats van op stroomgrootheden. In dit
geval doel ik op de voorraadgrootheid samenstelling van de
bevolking. Als wij constateren dat deze in de loop der tijd
systematisch wijzigt, dan is er werkelijk sprake van een
verandering. Het is ook mogelijk dat het jaar in jaar uit
hetzelfde blijft, omdat er inderdaad een gelijk aantal groepen
bijkomt als er vertrekt. Er is vanuit strategisch oogpunt wel
degelijk reden voor zorg, want als wij door onze oogharen naar
de stad kijken en onze aandacht op ons beleid richten, is te
constateren dat wij mensen met lagere inkomens beschermen.
Het schandelijke statement van de heer Paquay was, dat
wij zouden zijn opgehouden met het bieden van sociale
huisvesting, maar niets is minder waar. Wij hebben een
beleidsovereenkomst met de corporaties, de huurders en de
stadsdelen waarmee wij een sociale kernvoorraad garanderen die
20 procent groter is dan voor de doelgroep nodig zou zijn. Dat
is de sociale stad die voor de mensen zorgt die zichzelf niet kunnen helpen.
Daarnaast is er de top, bestaande uit personen die
zichzelf altijd helpen, omdat zij voldoende geld hebben. Het
College maakt zich zorgen, dat de groep die daar tussen zit
door de andere twee groepen wordt verdreven, wat betekent dat
bijvoorbeeld politieagenten en verpleegsters het moeilijk
hebben en volgens mij maakt de gehele Raad zich daarover zorgen.
Over de Wibautas merk ik op, dat het niet dermate
verborgen is genoteerd dat het niet was te vinden. Het College
heeft de indruk dat wij te veel plannen hebben gemaakt - wij
hebben daaraan de afgelopen jaren bewust gewerkt - om te
voorkomen dat het Rijk geld zou hebben en wij geen plannen.
Inmiddels is er sprake van de omgekeerde situatie. Wij hebben
langzamerhand meer plannen dan geld en moeten ervoor waken - ik
verwijs bijvoorbeeld naar de discussie over de Openbare
bibliotheek en het Stedelijk Museum - dat wij overal op
inzetten waardoor de volgende Raad een geringe
manoeuvreerruimte overhoudt. De besluitvorming over het
busstation bij het CS en de grote stadshartlus volgt daarom
nog. Daarvoor is bewust gekozen om niet in een glijdend proces
terecht te komen. Voor de Noord-Zuidlijn geldt, dat wij moeten
afwachten. Er zijn plannen voor de Singelgrachtgarages, de
Wibautas en de verlaging van de Nieuwe Leeuwarderweg. Het is
van belang diverse plannen verder uit te werken, maar wij
moeten voorkomen dat slechts een gering deel daarvan wordt
uitgevoerd waardoor de burgers en stadsdelen de indruk hebben
dat alles reeds is geregeld.
(De heer VAN POELGEEST: Kunt u dan uitleggen waarom
u op dit moment geld wil reserveren voor de verlaging van de
Nieuwe Leeuwarderweg, waarvoor geldt dat het plan vele malen
onduidelijker is dan dat van de Wibautas? Is dat een politieke afweging?)
De Nieuwe Leeuwarderweg is een kwestie van nu of nooit.
Als wij daarvoor op dit moment geen geld reserveren, is dat
niet meer nodig. Voor het planproces van de Noord-Zuidlijn
moeten op een bepaald moment keuzes worden gemaakt. Dat is voor
het College de doorslaggevende reden geweest daaraan prioriteit te geven.
(De heer VAN POELGEEST: Dat komt toch pas tot
uitvoering, ver na de komende begroting?)
Ja, maar het College zegt dat het nu of nooit is en kiest voor nu.
(De heer VAN POELGEEST: U regelt het op dit moment
niet helemaal. U regelt ongeveer 12 miljoen euro en u weet dat
dat project vele malen groter is. U regelt slechts een gering deel.)
Het project is niet vele malen groter. Het is
substantieel geregeld en er moet ook nog wat uit andere bronnen komen.
(De heer VAN POELGEEST: U regelt niet het gehele
project in deze begroting. Waarom regelt u slechts een deel
voor dat project en wat is er de reden van dat u niet een
gering deel regelt voor de Wibautas?)
Ik herhaal dat voor de Nieuwe Leeuwarderweg geldt, dat
het nu of nooit is. Dat is bij de Wibautas niet het geval.
(De heer VAN POELGEEST: U regelt slechts een deel.)
(De heer DE VRIES: Krijgt de wethouder ook de
indruk dat de fractie van GroenLinks geen voorstander is van de
verlaging van de Nieuwe Leeuwarderweg?)
(De heer VAN POELGEEST: U regelt slechts een deel.)
Ik herhaal voor de derde maal, dat voor de Nieuwe
Leeuwarderweg geldt dat het nu of nooit is. Dat is bij de
Wibautas niet het geval.
De heer Hemmes heeft zich afgevraagd, of Amsterdam de
extra bouwopgave van 50.000 woningen - een en ander heeft
overigens betrekking op de periode 2010 tot 2030 - kan
realiseren. Uit de quick scan blijkt dat dit mogelijk is binnen
een periode tussen 10 en 30 jaar. Dat betekent dat wij in het
volgende structuurplan een aantal plaatsen moeten aanwijzen,
want anders is het niet mogelijk daaraan binnen de gestelde
tijd te voldoen. Dit houdt in, dat er lastige afwegingen moeten
worden gemaakt en ik vrees dat iedereen enthousiast is over het
aantal van 50.000 woningen, maar dat het anders uitpakt als
verzilvering, uitwerking en concretisering aan de orde zijn. De
groenliefhebbers zullen bijvoorbeeld zeggen, dat het op een
bepaalde plaats niet kan, omdat het ten koste gaat van het
groen. Ik zal dan antwoorden dat wij zo uiteindelijk eindigen
in de Amstelscheg of in Waterland. Ik geef overigens de
voorkeur aan de eerste optie. Vervolgens bestaat de
mogelijkheid dat wij personen ontmoeten die van mening zijn dat
het op een bepaalde locatie niet mogelijk is, omdat de
bedrijvigheid dan in het geding komt. Het tegenargument is dan,
dat, als wij uitsluitend arbeidsplaatsen toevoegen zonder
woningen te realiseren, wij slechts een gigantische pendel
creren. Een arbeidsplaats in Almere is wat dat betreft niet
minder waard en niet minder goed dan een werkplek in Amsterdam.
Het is lastig en het uur der waarheid nadert. Ik deel de
zorg van de heer Hemmes en ik hoop dat wij in de netwerkstad en
de deltametropool onze rug recht houden.
De fractie van de SP heeft bezwaar gemaakt tegen het
verkoopprogramma, omdat de overmaat van sociale huurwoningen
vooral regionaal niet groot is. Zij heeft een punt en ik kan
haar melden, dat Amsterdam en de regio tijdens de ronde van
verstedelijkingsgesprekken, die staatssecretaris Remkes met
diverse delen van Nederland voert, inzetten op de verkoopopgave
in Amsterdam. Verkoop van sociale huurwoningen in de omliggende
gemeenten zal dus niet of nauwelijks aan de orde zijn en in de
nieuwbouw zal er daarom aanleiding zijn in de betreffende
gemeenten extra sociale huurwoningen te bouwen. Daarvoor zullen
wij geld claimen en ik spreek daarover concreet met de
randgemeenten. De staatssecretaris onderschrijft dat vooralsnog.
Vanwege het gebrek aan tijd kan ik de overige vragen niet
beantwoorden. Dat spijt mij.
Wethouder mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Mevr.
Spier-van der Woude verwijst naar blz. 287 waar het woord
"eventuele" is vermeld en verzoekt mij dat te schrappen. Op
blz. 15, 17, 42, 252 en 265 is dit woord immers niet vermeld.
Het was inderdaad niet de bedoeling het woord te gebruiken,
maar dat is per ongeluk gebeurd en ik bied daarvoor mijn excuses aan.
Het College en de Raad hebben, na een jarenlange
discussie over het Stedelijk Museum en nadat te zijn
geconfronteerd met gegevens over de staat van het huidige
gebouw, in februari 2001 besloten voor variant D te kiezen. Het
was niet de goedkoopste, dat was bekend, maar wij wilden het
meteen goed doen.
(De heer K™HLER: U zegt dat het woord eventuele
niet van toepassing is, maar het College dekt het project niet
in de voorstellen.)
Ik doelde op het woord in de zin waarnaar mevr. Spier-van
der Woude heeft verwezen. Wij hebben immers gezegd dat wij het
willen. Wethouder Dales heeft dat eveneens opgemerkt en er is
sprake van een bedrag van 150 miljoen gulden. Wij hebben
opgemerkt dat het van belang is dat de planning doorgaat en de
Raad is het daarmee eens. De planning voor het Stedelijk Museum
is als volgt. In december of januari a.s. komt er een
definitief ontwerp. De aanbesteding zal in april of mei 2002
plaatsvinden en met de uithuizing van de schilderijen wordt aan
het begin van de zomer 2002 een begin gemaakt. Eind 2002 wordt
gestart met het begin van de sloop. Dit geldt voor het gedeelte
aan het Museumplein. Voor de locatie van het Collectiecentrum
hebben wij in juni jl. een keuze gemaakt. In december 2001
vindt de architectenkeuze plaats en is het eerste schetsontwerp
gereed. Het voorlopige ontwerp komt in april 2002 en het
definitieve zal gereed zijn in december 2002.
Voor de Openbare Bibliotheek geldt ongeveer hetzelfde
schema. Dat is laatst in een voordracht vastgesteld. In juni
2001 is het voorbereidingskrediet vastgesteld, dus er is
voorlopig nog voldoende geld om de planontwikkeling verder vorm
te geven. In december of januari a.s. komt het eerste
schetsontwerp stedenbouwkundig plan Oosterdokseiland. Het
voorlopige ontwerp wordt in april of mei 2002 verwacht. In
december 2002 volgt het definitieve ontwerp. Ook het Stedelijk
Museum kan doorgaan met de planning en de benodigde kosten
zullen, indien nodig, uit de bestemmingsreserve komen. Ik stel
voor op dit moment niet tot in detail op alle aspecten in te
gaan. Het College doet dat graag schriftelijk en uitgebreid in
de vorm van preadvisering op de moties die deze ochtend in de
commissie zijn ingediend. Het is immers niet iedereen bekend
wat daarvan de inhoud is.
(De heer PIERSMA: Wij hebben aandacht gevraagd voor
het onderhoud. Wij zijn ervan overtuigd dat het essentieel is
voor deze stad een geloofwaardig gebouw te realiseren. Het is
noodzakelijk een goede zet te doen om berhaupt bij het Rijk te
kunnen aankloppen en kans te maken. Wij verzoeken u daarop in
te gaan. Daarbij komt dat wij van mening zijn dat u, met het
voltallige College of een sterke delegatie daarvan,
onmiddellijk naar Den Haag moet gaan. Het zou ons geruststellen
als dat binnenkort mogelijk zou zijn.)
Ik zal de heer Piersma niet op dit moment informatie
verschaffen over de gesprekken die momenteel over dit onderwerp
worden gevoerd met allerlei mogelijke medefinanciers. Dat doe
ik wellicht te zijner tijd in de commissie. De heer Piersma
heeft gelijk dat dat op dit moment aan de orde moet worden
gesteld. Het College heeft de intentie door te gaan. Dat blijkt
uit de tekst in de missive en dat heeft het vandaag nog eens
bevestigd. Er is een aantal aspecten dat in het gedrang kan
komen als een en ander in het luchtledige komt te hangen, wat
niemand wenst. Dat heeft zowel met de financiering van derden
te maken, als met allerlei planningen en ramingen met
betrekking tot benodigde tijdelijke voorzieningen op het gebied
van depots, kantoren en tentoonstellingsruimten. Het heeft
bovendien te maken met een aantal aanpassingen aan het gebouw
dat wordt uitgesteld tot de verbouwing plaatsvindt en dat
anders op een andere manier zou moeten worden geregeld. Ik
breng dat graag in kaart en zal het bij de preadvisering betrekken.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: U heeft laatst
gesproken over de brandveiligheid. Was dat een argument om niet
gelijktijdig te moeten beslissen? Dat zou een reden kunnen
zijn, ervoor te kiezen op dit moment datgene te doen wat nodig
is voor het Stedelijk Museum. Er kan sprake zijn van
vroegtijdelijkheid ten aanzien van het Stedelijk Museum en de
openbare bibliotheek. Mag ik aannemen dat de brandveiligheid
tot urgentie leidt?)
Een aantal aspecten speelt een rol. Ik doel bijvoorbeeld
op de staat van het dak, de depots, de klimaatbeheersing, Arbo-
eisen, brandveiligheidsaspecten en dergelijke. Het is
belangrijk dat de problemen op deze gebieden op een bepaald
moment worden opgelost en het zou fijn zijn als dat meteen bij
de verbouwing kan worden betrokken.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Een bepaalde zaak is al
dan niet urgent.) Ik kom daarop op een ander moment terug.
(De heer K™HLER: Begrijp ik goed uit uw planning
dat de aanbesteding voor het Stedelijk Museum - ik doel dan op
de verbouwing op het Museumplein - volgend jaar plaatsvindt en
dat daarvoor de bestemmingsreserve wordt ingezet? Begrijp ik
goed, dat dit nog niet gebeurt voor de Openbare Bibliotheek?)
De aanbesteding van de Openbare Bibliotheek is op dit
moment niet aan de orde. Voor het Stedelijk Museum geldt dat wel.
(De heer K™HLER: U heeft het nog eens uitgelegd en
dat is kennelijk niet voor niets gebeurd. Het College
reserveert in deze bestemmingsreserve ongeveer eenmaal het
bedrag voor twee projecten. Het zegt bovendien dat het dat
bedrag volgend jaar met voorrang aan het Stedelijk Museum zal uitgeven.)
Ik meen dat dit een herhaling is van de discussie.
(De heer K™HLER: Nee, u zou het nader toelichten
aan de hand van de planning en ik kan niet anders dan dit
constateren. U heeft zojuist opgemerkt, dat het zal worden aanbesteed.)
Ik heb aangegeven wat de vastgestelde planning is. De
heer Khler is precies op de hoogte van de huidige situatie en
er volgt een schriftelijke preadvisering op de ingediende
moties. Het lijkt mij het handigst in december a.s. de
definitieve beslissingen te nemen.
(De heer K™HLER: Dat is mijn vraag niet. Ik probeer
helderheid te krijgen. Begrijp ik goed dat de aanbesteding voor
het Stedelijk Museum in de door u geschetste volgorde en
procedure eerder plaatsvindt en dat er sprake is van een
dusdanig groot deel dat de reservering voor de twee projecten
volgend jaar goeddeels opgaat aan het Stedelijk Museum? Als de
Raad alsnog de voorkeur geeft aan het realiseren van de
Openbare Bibliotheek, dient hij daarvoor bij de begroting 2003
geld vrij te maken. Is dat juist?)
Uit de stukken blijkt dat het onze wens is de
financiering voor deze projecten geregeld te krijgen bij het in
april 2002 vast te stellen programakkoord. Wij gaan na op welke
wijze dat mogelijk is, rekening houdend met de wens van de Raad
en de motie die in het voorjaar 2001 werd aangenomen. Wij gaan
na wat daarvoor nodig is en de Raad ontvangt schriftelijk een
reactie. Vervolgens kan de Raad zijn mening daarover geven.
(De heer K™HLER: In het programakkoord wordt niet
de begroting vastgesteld. Er is op dit moment een bedrag voor
2002 genoemd en u zegt dat u dat - als wij de genoemde planning
aanhouden - met voorrang daaraan zal besteden. Als het wordt
aanbesteed, is het niet meer mogelijk te zeggen, dat wij het niet doen.)
Ik stel voor dat de heer Khler de schriftelijke
beantwoording afwacht.
(De heer PIERSMA: De heer Khler laat ook de
mogelijke co-financiering buiten beschouwing waarop ik de
nadruk heb gelegd.) Precies.
De heer Hemmes heeft geconstateerd, dat het College in de
missive noteert dat de stad vies is en hij heeft opgemerkt, dat
hij daarover vervolgens niets meer terugvindt. Op dat gebied
zijn inderdaad geen nieuwe, concrete voorstellen gedaan. Ik
wijs er echter wel op dat er in het kader van de openbare
ruimte een nota is opgesteld met de titel Amsterdam timmert aan
de vloer. Het beheeraspect van de openbare ruimte maakt daarvan
deel uit en een aspect daarvan is het schoonhouden van de stad.
Daarover zal met de stadsdelen nader worden gesproken en
desgewenst zullen daarover concrete voorstellen worden gedaan.
Het is immers een stadsdeelbevoegdheid en geld speelt daarbij
uiteraard een belangrijke rol.
Wethouder mevr. IRIK: Mijnheer de Voorzitter. Diverse
fracties hebben bij de voorbereiding van deze Algemene
Beschouwingen terecht de aandacht gericht op de vraag of het
College datgene doet wat de Raad in het voorjaar heeft
gevraagd. De Raad heeft namelijk gevraagd bij de
verdeelvoorstellen onder andere rekening te houden met het
beleidsterrein zorg. Diverse fracties hebben kanttekeningen
geplaatst en opgemerkt dat zij van mening zijn dat er aan het
onderdeel zorg te weinig wordt toegekend.
Sinds enkele maanden heeft een groep ambtenaren keihard
gewerkt om op een rij te zetten waar nog reserves en concrete
projecten waren. Dat was een behoorlijke opruim- en
opschoonactie, maar dat is deels gebeurd op verzoek van de Raad
in het kader van de WVG-reserve. Deze actie heeft ertoe geleid
dat het College dit jaar incidenteel plannen kan financieren
ter waarde van tientallen miljoenen euro's. Dit is de eerste
eurobegroting en ik moet daaraan nog wennen. Volgens mij is er
sprake van ongeveer 90 miljoen euro, inclusief de WVG. Dat
houdt in dat wij op het gebied van zorg het komend jaar veel
kunnen doen. Wij investeren niet alleen in concrete zaken, maar
bijvoorbeeld ook in beleid op het gebied van
informatievoorziening en automatisering. Het afgelopen jaar
hebben wij aan de ontwikkelingen op dat gebied immers te weinig
aandacht besteed en dat heeft tot gevolg gehad dat wij ons in
een informatiearme positie bevinden. Dat heeft ons opgebroken,
wat in de stad merkbaar is en waarop diverse raadsleden hebben gewezen.
Voor de heer Goedhart merk ik op dat ik er niet van
overtuigd ben dat iedere dakloze gebogen rondloopt en
onmiddellijk herkenbaar is. Veel personen waarvan de heer
Goedhart verwacht dat zij dakloos zijn, hebben waarschijnlijk
een huis. Op dit moment zijn er namelijk opvangplaatsen over.
Wij hebben concrete projecten op het gebied van
hulpverlening en zorg, alsmede op het gebied van vervoer. Ik
doel bijvoorbeeld op vervoer voor gehandicapten en ouderen. De
heer Piersma heeft opgemerkt dat het vooral voor ouderen
belangrijk is de mogelijkheden fors uit te breiden.
De wensen op het gebied van de zorg zijn dermate groot
dat ik graag de volledige structurele ruimte had benut voor het
maken van een kwaliteitsslag. Het Rijk dient echter daarvoor op
te draaien, dus ik geef er de voorkeur aan met het Rijk te
onderhandelen. Het draagt immers ook financile verantwoordelijkheid.
Ik begrijp dat de heer Halbertsma zich zorgen maakt over
de groei van het aantal ambtenaren. Er zijn nauwelijks
tegenstanders van het schrappen van de overhead. Zijn motie met
het doel een onderzoek op dat gebied in te stellen, is
sympathiek. Deze is echter wel onduidelijk. De gemeente is
immers niet verantwoordelijk voor de thuiszorg, de ziekenhuizen
en de ouderenzorg. Zij is niet verantwoordelijk voor de handen
aan het bed. Ik raad de Raad daarom dringend aan nader te
preciseren waarop het onderzoek betrekking moet hebben. Het
betreft ongeveer slechts 1.000 gemeentelijke formatieplaatsen
en het heeft mijn voorkeur daar een ander beleidsterrein naast te plaatsen.
(De heer PIERSMA: Wij zullen aan dat verzoek
voldoen. Wij wensen op een bepaalde plaats een pilot, maar wij
zijn bereid te debatteren over andere en meer verhelderende oplossingen.)
Ik dank de heer Piersma voor zijn reactie. De gemeente
Amsterdam wordt keihard geconfronteerd met schotten in de zorg.
Zij ervaart dat als een last, omdat steeds meer burgers
zelfstandig wonen. Kwaliteit op beleidsniveau is belangrijk om
de schotten te verwijderen. De kwaliteit van beleid is
weliswaar goed, maar kan beter. Kwaliteit is eveneens nodig om
ervoor te zorgen dat wij regie houden op verandering van de
zorg. De stad is meer divers en andere culturen vragen een
andere aanpak, wat de fractie van de PvdA reeds heeft
opgemerkt. Ik stel voor in de commissie te discussiren over de
crisiszorg naar aanleiding van een binnenkort gereedzijnde
rapportage. Ik dank de Raad voor de complimenten met betrekking
tot Stadsmobiel. Het komt immers niet vaak voor dat wij
daarover complimenten van de Raad ontvangen.
Er is gesproken over het Slotervaartziekenhuis en mevr.
Boerlage overweegt het zelfs terug te kopen. Deze middag is er
een debat gevoerd tussen de kamerfracties en de minister en op
dit onderwerp wens ik op dit moment niet uitvoerig in te gaan.
De motie van mevr. Boerlage is niet gedekt en zij weet niet dat
alleen al de noodzakelijke nieuwbouw 170 miljoen gulden zal
kosten. Het lijkt mij sowieso verstandig de oude raadstukken
aan de raadsleden te zenden, waarin de overwegingen staan die
ten grondslag hebben gelegen aan het destijds genomen besluit
tot privatisering over te gaan. Mevr. Boerlage ontvangt een
schriftelijk preadvies.
De heer Paquay heeft gesproken over de mantelzorg en
hopelijk kunnen wij op basis van de door hem ingediende moties
verstandig handelen.
Van de Voorzitter mag ik nog n slotwoord zeggen en dat
is `amen'.
(De heer GOEDHART: Hoewel ik kan instemmen met het
slotwoord van de wethouder, wijs ik erop dat mijn vraag over
het Sociaal Structuurplan niet is beantwoord. Dat vreesde ik al
en ik voel mij daarom genoodzaakt daarover alsnog een motie in te dienen.)
(Mevr. BOERLAGE: De wethouder zegt dat mijn motie
over het Slotervaartziekenhuis niet van een dekking is
voorzien. In de Financile Beschouwingen heb ik echter
duidelijk aangegeven dat wij wellicht een bedrag van 600
miljoen gulden aan wachtgeldellende moeten uitgeven. Dat
besparen wij door het Slotervaartziekenhuis goedkoop te kopen.)
Ik verzoek mevr. Boerlage op 1 november a.s. haar plaats
in de Commissie voor Zorg enz. in te nemen en deel te nemen aan
het debat in plaats van referendumformulieren aan de bevolking
te verstrekken.
(Mevr. BOERLAGE: U weet dat ik in de Commissie voor
Zorg enz. altijd aanwezig ben. Op het moment dat wij spreken
over het GVB ben ik nu en dan afwezig, omdat ik dan geen woordvoerder ben.)
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
24? Motie van 31 oktober 2001 van het raadslid Goedhart
inzake een sociaal structuurplan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 787).
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
Wethouder HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. De heer
Piersma heeft gesproken over wonen boven winkels en ik ben het
eens met zijn opvattingen, maar wij wensen een plan te
ontvangen en wij hebben de NV Zeedijk uiteraard ook uitgedaagd
dat in te dienen in plaats van dat er slechts geld is voor wensen.
De heer Halbertsma heeft gesproken over de zorgwekkende
financile positie van Maatwerk. Wellicht kan hij beter spreken
over de verwekkende of opwekkende positie. Ook in de Rekening
2000 is melding gemaakt van deze zorgwekkende financile
positie. Op korte termijn zal de directeur inzicht verschaffen,
gebaseerd op de eerste drie kwartalen van dit jaar. In de
commissie is reeds toegezegd dat dit per omgaande aan het
College en uiteindelijk aan de commissie wordt doorgestuurd.
Over de oorzaken van de tekorten wordt uiteraard duidelijkheid
gegeven, maar de heer Halbertsma kan, evenals ik, nagaan dat
dit te maken heeft met de gunstige economische conjunctuur
ofwel de hoge uitstroom. Voor Maatwerk geldt dat, naarmate men
meer succes heeft, het op dat terrein duurder wordt. De heer
Halbertsma heeft gesproken over de rolverdeling van de
gemeentelijke partijen als de NV Werk en Maatwerk. Er is
inderdaad gezegd dat niet alleen een betere samenwerking tussen
deze gemeentelijke partijen wenselijk is. Ik heb de commissie
naar aanleiding van het door het Ministerie van VWS
vervaardigde rapport Aan de Slag toegezegd, dat het College
voor het eind van dit jaar een evaluatierapport
Projectstructuur WiW met bijpassende voorstellen aan de Raad voorlegt.
De heer Van Poelgeest heeft gelijk dat wethouder Dales en
ik regelmatig gebruik maken van een auto. Wij carpoolen en dat
is mogelijk, omdat de collegevergaderingen tegenwoordig eerder
zijn afgelopen.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Kunt u mededelingen
doen over de SHOPwacht?)
Ik heb aangegeven dat ik tijdens de commissievergadering
aandacht zal besteden aan de SHOPwacht, want wij zijn in
overleg met het MKB over de uitvoering. Het lijkt goed te
komen, maar ik wacht tot men het groene licht heeft gegeven.
(De heer VAN POELGEEST: U zegt dat u kunt
carpoolen, omdat de collegevergaderingen eerder zijn afgelopen.
Het College vergadert toch op dinsdag- en vrijdagochtend? Als u
dan bijvoorbeeld om 12.00 uur klaar bent in plaats van om 13.00
uur, waar gaat u dan met wethouder Dales heen?)
Wij halen dan bijvoorbeeld geld op in Den Haag, wat in
het verleden te weinig is gebeurd.
De VOORZITTER: Ik constateer dat het College en de Raad
zich keurig aan de tijd hebben gehouden en ik sluit deze vergadering.
De vergadering wordt om 23.50 uur gesloten.
|