Bron             : Raad
Onderwerp        : Voordracht ten geleide van de beleidsnota Openbaar Vervoer.
Portefeuille     : wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
Afd./Pol. partij : ROIB
Datum Raad       : 23-05-01
Comm. van Advies : Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken
Datum CvA        : 18-04-01
Datum B&W        : 20-03-01
Datum publikatie : 16-05-01
Gemeenteblad nr. : 305

Nr. 305. Voordracht ten geleide van de beleidsnota Openbaar Vervoer. Amsterdam, 10 mei 2001. Aan de Gemeenteraad Hierbij bieden wij u de beleidsnota Openbaar Vervoer aan (Gemeenteblad 2001, bijlage L). In de beleidsnota Openbaar Vervoer wordt het openbaarvervoerbeleid geformuleerd voor de middellange termijn. Er wordt aandacht besteed aan de gewenste kwaliteit van het lokale openbaar vervoer (OV) in termen van bereikbaarheid en toegankelijkheid en de bestuurlijke en financi%le context wordt geschetst. De belangrijkste beleidselementen van de nota zijn de volgende. Voorgesteld wordt het hoofdnet Rail met enkele belangrijke busroutes uit te breiden tot een hoofdnet Openbaar Vervoer. Deze maatregel is nodig om de doorstroming van het openbaar vervoer te garanderen. Over de concrete routes en de gevolgen voor de afspraken tussen de centrale stad en de stadsdelen volgt later een voorstel. In de nota zijn uitgangspunten geformuleerd voor de toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Door de invoering van lagevloermaterieel wordt de toegankelijkheid voor lichamelijk gehandicapten vergroot. Door het toepassen van halteaankondigingen in geluid en beeld wordt het gebruik van het openbaar vervoer door respectievelijk slechtzienden en slechthorenden vergemakkelijkt. De metro- en sneltramlijnen, en in eerste instantie een beperkt aantal tramlijnen, zijn toegankelijk voor rolstoelen. Op basis van de ervaringen met een proef op twee tramlijnen wordt bezien op welke wijze de toegankelijkheid voor rolstoelen op alle tramlijnen kan worden gerealiseerd. In de nota wordt de ontwikkeling van een kernnet Openbaar Vervoer geopperd, met als doel voor de langere verplaatsingsafstanden in de agglomeratie snellere tram- en/of busverbindingen aan te bieden. Hoewel ons College de noodzaak van snellere verbindingen onderschrijft, is het vooralsnog terughoudend ten aanzien van de invoering van een dergelijk kernnet, omdat eerst inzicht nodig is in de gevolgen voor de kwaliteit en kwantiteit van het ontsluitende net. In het maatschappelijk overleg is voor dit punt steeds aandacht gevraagd. Voor de volledigheid staat in de beleidsnota beschreven op welke wijze de verhouding als opdrachtgever en opdrachtnemer tussen de gemeente Amsterdam en het Gemeentevervoerbedrijf (GVB) de komende jaren is geregeld. Verder wordt een overzicht gegeven van de activiteiten ter verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van de dienstregeling en van de sociale veiligheid. Puntsgewijs wordt de Beleidsnota Openbaar Vervoer als volgt samengevat. 1. Het Amsterdamse openbaar vervoer is de afgelopen jaren op een aantal punten aanzienlijk verbeterd. De in 1996 in gebruik genomen ringlijn levert een grote verbetering van de bereikbaarheid van de perifere concentraties van werkgelegenheid op. De Noord-Zuidlijn (2007) zal een impuls geven aan de bereikbaarheid van de Amsterdamse binnenstad en de Zuidas en biedt Amsterdam-Noord de kans een centrum van hoogwaardige voorzieningen te ontwikkelen. Ondanks deze verbeteringen vragen toekomstige sociaal-culturele, economische en ruimtelijk-economische ontwikkelingen in en rond Amsterdam om verdere aanpassingen en verbeteringen van het openbaar vervoer om ook in de toekomst verzekerd te zijn van een openbaarvervoersysteem dat tegemoet komt aan de wensen van de stad. Deze Beleidsnota Openbaar Vervoer beschrijft de visie van Amsterdam op het toekomstige openbaar vervoer voor de middellange termijn. Tevens geeft de beleidsnota inzicht in de noodzakelijke activiteiten om deze visie te realiseren. 2. Alhoewel Amsterdam in hoge mate zelfstandig is bij het formuleren van zijn openbaarvervoerbeleid, moet zij opereren binnen verschillende bestuurlijke en financi%le kaders. Deze zijn met name: ? Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV II); ? Wet personenvervoer 2000; ? accenten uit het Nationaal Verkeers en Vervoersplan NVVP); ? de mobiliteitsdoelstellingen uit het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP, 1993); ? uw besluit ten aanzien van de adviezen van de commissie-Van der Zwan, en de door uw Vergadering vastgestelde uitgangspunten voor de verzelfstandiging van het GVB; ? de financi%le middelen die het rijk jaarlijks ter beschikking stelt voor de bekostiging van de exploitatie van het openbaar vervoer, en de aanleg van infrastructuur; ? de Kaderwet. Op grond van de Kaderwet is sinds 1996 de exploitatie van het openbaar vervoer de taak en bevoegdheid van het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA). Het ROA en de gemeente Amsterdam hebben afgesproken dat de formele bevoegdheid ten aanzien van het Amsterdamse openbaar vervoer weliswaar bij het ROA ligt, maar dat de materi%le bevoegdheid in handen van de gemeente Amsterdam is. Concreet is de gemeente Amsterdam verantwoordelijk voor de aansturing van het lokale openbaar vervoer. 3. Het Amsterdamse openbaarvervoerbeleid ondersteunt het Amsterdamse mobiliteitsbeleid dat erop gericht is de groei van het niet-noodzakelijk autoverkeer terug te dringen ter verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Naast de bereikbaarheids- en leefbaarheidsdoelstellingen heeft het Amsterdamse openbaar vervoer ook een belangrijke sociale doelstelling. Deze houdt in dat het openbaar vervoer iedere Amsterdammer en bezoeker aan de stad in staat stelt om zich te verplaatsen, tegen redelijke kosten en een acceptabele inspanning, om deel te kunnen nemen aan het stedelijk leven. 4. Het huidige openbaar vervoer neemt een belangrijke positie in binnen de Amsterdamse mobiliteit. Met name in de binnenstad is het marktaandeel hoog. Toch is er reden tot zorg. De afgelopen jaren toont het beeld van een licht groeiend gebruik van het lokaal openbaar vervoer binnen een sterk groeiende mobiliteitsmarkt. Dit betekent dat het openbaar vervoer langzaamaan terrein verliest. 5. Momenteel zijn verschillende culturele, sociale, economische en demografische trends en ontwikkelingen gaande, die de toekomstige vraag naar openbaar vervoer zullen be<nvloeden. De belangrijkste zijn een toename van de beroepsbevolking, stijgende inkomens, toenemend ruimtegebruik, de opmars van de 24-uurseconomie, een stijging van het aantal sociaal- recreatieve verplaatsingen, een groei van het aantal arbeidsplaatsen (met name aan de rand van de stad), en een toename van gemeentegrensoverschrijdende verplaatsingen. 6. Gezien bovenstaande kaders, trends en ontwikkelingen zijn de belangrijkste uitdagingen voor het openbaar vervoer de komende jaren: ? het tot stand brengen van een meer gedifferentieerd OV- aanbod; ? een betere integratie tussen het Amsterdamse en het regionale openbaar vervoer; ? het realiseren van een hoger kwaliteitsniveau in termen van snelheid, service, materieel, toegankelijkheid, betrouwbaarheid en informatievoorziening; ? het realiseren van een beter imago. 7. Met een aantal aanpassingen blijft het huidige metro- en tramnet de basis voor het Amsterdamse openbaarvervoernet. 8. Met uitzondering van de metrolijnen kenmerkt het huidige lokale openbaar vervoer zich door een hoog ontsluitend karakter. Vanuit de sociale functie bezien is dit een sterk punt, aangezien de loopafstanden naar de haltes nooit groot zijn. Vanuit de bereikbaarheidsdoelstelling is het ontsluitende karakter een zwakte, omdat snelle verbindingen binnen de Amsterdamse agglomeratie veelal ontbreken. Om deze reden onderzoekt Amsterdam de mogelijkheid van introductie van een kernnet bestaande uit snelle OV-verbindingen van en naar de belangrijkste voorzieningen, werkgebieden en woongebieden in Amsterdam. Het kernnet moet goed aansluiten op het openbaar vervoer van buiten de agglomeratie. Of het kernnet wordt ingevoerd en hoe dat eventueel gebeurt, hangt mede af van de gevolgen voor de kwaliteit en de kwantiteit van het ontsluitende net. 9. Amsterdam streeft samen met de regionale partners naar de realisering van het regionet, een hoogwaardig systeem van trein-, metro- en busverbindingen voor verplaatsingen tussen de tien en dertig kilometer. 10. Om een betere integratie tussen het Amsterdamse en het omringende openbaar vervoer te cre%ren zal het toekomstige openbaarvervoernetwerk in sterkere mate via OV-knooppunten worden gestructureerd. Deze knooppunten fungeren als schakels tussen het regionale en lokale openbaar vervoer. Goed functionerende doorgaande lijnen blijven ongemoeid. De volgende OV-knooppunten zullen worden ontwikkeld: Amsterdam CS, Amsterdam Zuid/WTC, Bijlmer, Sloterdijk, Lelylaan, het Buikslotermeerplein en een nader te bepalen knooppunt in Amsterdam-Oost. 11. De komende jaren worden de volgende infrastructuurprojecten gerealiseerd: ? Noord-Zuidlijn; ? Hemboog en Utrechtboog; ? snelle tramverbinding IJburg-Amsterdam CS; ? tramlijn binnenring Oostelijk Havengebied; ? tramlijn 1 naar de Aker; ? tramlijn 7 naar de ringlijn. Daarnaast wil de gemeente snel overgaan tot de aanleg van een tramlijn naar het VU-ziekenhuis. 12. De komende jaren zal de toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor mensen die slecht ter been zijn, gehandicapten en personen met kinderwagens worden verbeterd. Hiervoor zal worden ge<nvesteerd in audiovisuele halteaankondiging en lagevloermaterieel. Om de rolstoeltoegankelijkheid van trams in de praktijk te onderzoeken, wordt op de tramlijnen 1 en 5 lagevloermaterieel ingezet en zullen de haltes worden aangepast om een volledig gelijkvloerse instap mogelijk te maken. Daarna zullen de andere tramlijnen worden aangepakt. 13. Naast de mogelijkheden die de weg- en railinfrastructuur biedt, onderzoekt Amsterdam de mogelijkheden van openbaar vervoer te water. 14. Ondanks de vele inspanningen die de afgelopen jaren zijn gepleegd, blijft sociale veiligheid in en rond het openbaar vervoer een probleem, waarvan zowel de reiziger als het openbaarvervoerpersoneel hinder ondervindt. De komende jaren zal het sociale veiligheidsbeleid verder worden ge<ntensiveerd. Belangrijke onderdelen van het sociale veiligheidsbeleid zijn: ? het uitbreiden van het aantal conducteurs op de tram; ? het verbeteren van de toegangscontrole bij de metro door het plaatsen van tourniquets; ? het aanpassen van de metrostations om de sociale veiligheid te bevorderen; ? de aanwezigheid van aanspreekbaar personeel in de metro; ? intensivering van toezicht en controle. 15. De komende jaren zal veel aandacht worden besteed aan het bevorderen van de betrouwbaarheid van de dienstregeling (het op tijd rijden). Dit wordt bereikt door aanpassingen aan infrastructuur en verkeerslichten en het strenger toezien op een adequate dienstuitvoering. 16. Het openbaarvervoermaterieel, en met name het trammaterieel is voor een groot deel verouderd. De komende jaren zal 40% van de oude trams worden vervangen door lagevloermaterieel. Voor het Amsterdamse openbaar vervoer betekent dit een belangrijke kwaliteitsimpuls. De bussen zullen met zwavelvrije diesel gaan rijden, en er worden roetfilters aangebracht. Overwogen wordt proeven te doen met bussen met brandstofcellen. 17. De informatie aan de (potenti%le) openbaarvervoerreiziger zal de komende jaren worden verbeterd. De huidige dynamische halte-informatie en de visuele en auditieve halteaankondiging in de voertuigen worden uitgebreid. Daarnaast wordt het huidige kaartmateriaal en de dienstregeling op de haltes vervangen door duidelijker en toegankelijker informatiemateriaal. 18. Ter bevordering van de bekendheid van het openbaar vervoer wordt onderzocht of nieuwe bewoners van Amsterdam een informatiepakket kunnen ontvangen met daarin opgenomen informatie over het Amsterdamse openbaar vervoer in het algemeen en informatie op maat over de OV-reismogelijkheden in de directe omgeving van de bewoner. Daarnaast wordt overwogen alle bewoners van Amsterdam periodiek informatie op maat te verstrekken. 19. Om het imago van het openbaar vervoer te verbeteren worden diverse activiteiten ondernomen. Het betreft mogelijk de introductie van de zogenaamde Amsterdamse OV-dagen en een lespakket voor scholen over mobiliteit. 20. Verbetering van het openbaar vervoer is een noodzakelijke, maar niet voldoende, voorwaarde om de gewenste positie van het openbaar vervoer binnen de Amsterdamse mobiliteit te realiseren. Een belangrijke taak is ook weggelegd voor flankerend beleid dat onder andere erop gericht is het niet- noodzakelijke autoverkeer uit de stad te weren. Het belangrijkste instrumentarium, te weten het parkeer- en locatiebeleid, zal ook in de toekomst onverminderd worden ingezet. Daarnaast zal vervoermanagement actief worden bevorderd. 21. Amsterdam ziet parkeer- en reisvoorzieningen (P+R) als een bouwsteen in haar mobiliteitsbeleid en zal hier ook in de toekomst verder op inzetten. De intentie is dat in het jaar 2005 zes P+R-voorzieningen operationeel zullen zijn, te weten bij de Arena, Sloterdijk, Zeeburg, het Stadionplein, de RAI en het Surinameplein. De P+R-voorziening bij het Buikslotermeerplein is gekoppeld aan het traject van de Noord- Zuidlijn. 22. In aansluiting op het rijksbeleid en uw besluit ten aanzien van de adviezen van de commissie-Van der Zwan zal de komende jaren invulling worden gegeven aan een verzakelijking in de relatie met het GVB. Deze verzakelijking zal uitmonden in een externe verzelfstandiging van het GVB per 1 januari 2002. 23. De exploitatie van het Amsterdamse openbaar vervoer wordt tot 2006 verzorgd door het GVB. Hiervoor krijgt het GVB, overeenkomstig de Wet Personenvervoer 2000, vanaf 1 januari 2002 een concessie voor het exploiteren van het openbaar vervoer binnen het concessiegebied Amsterdam. De concessieduur bedraagt vier jaar en eindigt op 31 december 2005. De concessie aan het GVB is deels een inhoudelijk en deels een procedureel document. Het document is inhoudelijk in de zin dat het GVB bepaalde plichten worden opgelegd. De concessie is procedureel van aard in de zin dat afspraken worden gemaakt over de wijze waarop jaarlijks het voorzieningenniveau van het openbaar vervoer tot stand komt. In de concessie aan het GVB wordt verwoord dat jaarlijks tussen de gemeente (dIVV) en de opdrachtnemer (GVB) contractueel vastgelegde afspraken over het voorzieningenniveau worden gemaakt. 24. In de jaarlijks cyclus om binnen de concessieperiode te komen tot een openbaar vervoer-voorzieningenniveau speelt het programma van eisen (PvE) een crucuale rol. Jaarlijks stelt de gemeente een PvE op waarin de eisen zijn geformuleerd waaraan het openbaar vervoer moet voldoen. Voor het GVB zijn deze minimumeisen uitgangspunt voor het jaarlijkse openbaar vervoer- aanbod aan de gemeente. Het PvE zal ter besluitvorming voorgelegd worden aan uw Vergadering. Het PvE heeft tot doel om eisen te formuleren met betrekking tot bereikbaarheid, leefbaarheid van de stad en de sociale functie van het openbaar vervoer. Dit betekent dat de gemeente eisen stelt aan de kwantiteit en de kwaliteit van het openbaar vervoer, om een maatschappelijk gewenst voorzieningenniveau te garanderen. De gemeente zal in het PvE in principe 'functionele' eisen stellen. Dit betekent dat in de formulering van de eisen de gewenste output centraal staat en niet de input. Het stellen van functionele eisen ligt daarmee in de lijn van de gemeente om het GVB op output aan te sturen. 25. Met de toenemende verzakelijking in de relatie tussen de gemeente Amsterdam en het GVB moet de positie van de reiziger worden gewaarborgd. Daarom wordt aan het huidige instrumentarium (met name de klachtenregeling en wettelijke inspraak) een adviesorgaan toegevoegd, de Reizigersadviesraad (RAR), waarin reizigers en belangenorganisaties zitting hebben. De adviesraad heeft een adviserende functie richting de gemeente. 26. Het huidige hoofdnet Rail zal de komende jaren worden uitgebreid met een aantal busroutes tot een hoofdnet Openbaar Vervoer. Voor de routes van het hoofdnet moet een balans worden gevonden tussen enerzijds de doorstromingswensen van het openbaar vervoer en anderzijds de uitgangspunten voor het duurzaam veilig project. Naar aanleiding van de conceptbeleidsnota zijn zienswijzen ingediend door: 1. Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling 2. Rover Amsterdam 3. Vereniging Stadsvervoerbelangen 4. Milieucentrum Amsterdam 5. Amsterdamse Seniorenraad 6. Stichting buurtbelangen Slotermeer Geuzenveld 7. Stichting Gehandecapten Overleg Amsterdam (SGOA) 8. Vereniging Amsterdam City 9. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam 10. Amsterdamse Industrievereniging 11. Connexxion Daarnaast zijn er ambtelijke reacties ontvangen van: 1. stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld 2. stadsdeel Osdorp 3. stadsdeel De Baarsjes 4. stadsdeel Zeeburg 5. Stuurgroep Milieu De zienswijzen en reacties hebben op enkele punten geleid tot aanpassing van de beleidsnota. De belangrijkste zijn de volgende. In de beleidsnota is opgenomen dat de eventuele invoering van een kernnet niet mag leiden tot ondermijning van het ontsluitende openbaar vervoer. Daarnaast is benadrukt dat collectief vraagafhankelijk vervoer een aanvulling op het reguliere openbaar vervoer is en niet een vervanging ervan. Voor de verwerking van de zienswijzen wordt verwezen naar bijlage a. Op 18 april 2001 heeft de Commissie voor Commissie voor Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken deze voordracht besproken. Besloten is het debat in de Raad voort te zetten. Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen: De Gemeenteraad van Amsterdam, Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 mei 2000; Besluit: I de in de voordracht vermelde adressanten in hun zienswijze te ontvangen; II in te stemmen met de geformuleerde conclusie naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen op de conceptnota, een en ander zoals vermeld in de bij de voordracht behorende bijlage a; III akkoord te gaan (Gemeenteblad 2001, bijlage L) met de beleidsvoornemens uit de Beleidsnota Openbaar Vervoer, zoals deze zijn genoemd onder de punten 6 tot en met 26 van de samenvatting van de nota en welke tevens in deze voordracht zijn opgenomen. Afschrift van dit besluit zal aan Burgemeester en Wethouders worden gegeven. Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, E. Gerritsen M.J. Cohen secretaris burgemeester Verschenen 16 mei 2001. Bijlage a behorende bij de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 mei 2001, Gemeenteblad 2001, afd. 1, nr. 305, met betrekking tot de Beleidsnota Openbaar Vervoer. Verwerking zienswijzen en ambtelijke reacties van stadsdelen. De concept-beleidsnota Openbaar Vervoer is aan diverse belanghebbenden, waaronder belangenorganisaties van OV- reizigers en stadsdelen, ter kennisgeving en ter indiening van zienswijzen toegezonden. Tevens heeft het concept, na kennisgeving in het Parool van 21 december 1999, gedurende zes weken ten visie gelegen. Tijdens deze termijn konden belanghebbenden hun zienswijze over de concept-Beleidsnota Openbaar Vervoer kenbaar maken. Er zijn zienswijzen ingediend door: 1. Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling 2. Rover Amsterdam (de Vereniging Reizigers openbaar vervoer) 3. Vereniging Stadsvervoerbelangen 4. Milieucentrum Amsterdam 5. Amsterdamse Seniorenraad 6. Stichting buurtbelangen Slotermeer/Geuzenveld (Verkeersgroep Westelijke Tuinsteden) 7. Stichting Gehandecapten Overleg Amsterdam (SGOA) 8. Vereniging Amsterdam City 9. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam 10. Amsterdamse Industrievereniging 11. Connexxion Daarnaast zijn er ambtelijke reacties ontvangen: I. Stadsdeel Slotervaart Overtoomse Veld II. Stadsdeel Osdorp III. Stadsdeel de Baarsjes IV. Stadsdeel Zeeburg V. Stuurgroep Milieu Hieronder treft u aan een samenvatting van de ingekomen zienswijzen en onze reactie daarop. Deze zijn per hoofdstuk behandeld. Daarbij is geprobeerd de grote lijn vast te houden, zodat niet elke detailopmerking is opgenomen en van commentaar is voorzien. Deel I Uitgangspunten en Doelstellingen. Weinig reacties hebben betrekking op deel I. De Vereniging Amsterdam City en de Kamer van Koophandel benadrukken het belang van goede openbaar- vervoersbereikbaarheid van werkgebieden en voorzieningen. De Amsterdamse Seniorenraad vindt dat de beleidsnota te veel aandacht schenkt aan de mobiele werkende mens. De Vereniging Amsterdam City ziet graag de Beleidsnota Binnenstad opgenomen bij de lokale beleidskaders. Reactie. De zienswijzen geven geen aanleiding de uitgangspunten en doelstellingen te wijzigen, immers in de doelstellingen wordt expliciet zowel de bereikbaarheid van werkgebieden als de sociale functie genoemd. De Beleidsnota Binnenstad wordt betrokken bij het openbaarvervoerbeleid, net als andere meer algemene beleidsnota's zoals het Structuurplan en het RVVP. In de opsomming is volstaan met die nota's die een directe relatie hebben met het lokale openbaar vervoer. Deel II Beleidsvoornemens. De vervoerskundige visie op het openbaar vervoer De Vereniging Amsterdam City onderschrijft de gedachte dat een deel van de hogesnelheidslijnen op het Centraal Station moet eindigen. Rover en de Kamer van Koophandel ondersteunen de snelle ontwikkeling van het Regionet. Rover plaatst daarbij de waarschuwing dat de wijze van invoering van concessies voor het regionale openbaar vervoer kan leiden tot ongewenste splitsing van regionale lijnen. Het Milieucentrum Amsterdam maakt een soortgelijke opmerking. In veel zienswijzen (Amsterdamse Seniorenraad, Verkeerswerkgroep Westelijke Tuinsteden, Vereniging Stadsvervoerbelang, stadsdeel De Baarsjes) wordt zorg geuit over mogelijke aantasting van het fijnmazige tram- en busnet met doorgaans korte loopafstanden tot de haltes. Gevreesd wordt dat de introductie van een kernnet ten koste gaat van het fijnmazige netwerk van trams en bussen. Rover, in principe geen tegenstander van een kernnet, vindt de invoering van een kernnet alleen op die plaatsen acceptabel waar het ontsluitende net er niet onder lijdt. Connexxion en de Kamer van Koophandel steunen de invoering van een kernnet. De Kamer van Koophandel tekent hierbij aan dat het kernnet vooral baat heeft bij uitbreiding van het metro- en sneltramnet. Rover en de Vereniging Stadsvervoerbelang vragen de grootst mogelijke aandacht voor de kwaliteit van de overstap, met korte looplijnen, goede beschutting en goede aansluitingen. Stadsdeel Slotervaart ziet Station Lelylaan graag als een van de knooppunten, zoals ook in de nota wordt voorgesteld. De Amsterdamse Seniorenraad, de Verkeersgroep Westelijke Tuinsteden, Vereniging Stadsvervoerbelang en Rover wijzen collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv) als vervanging van reguliere openbaarvervoerlijnen af. Cvv kan wel als aanvulling van het openbaar vervoer worden ingezet volgens de Amsterdamse Seniorenraad, het stadsdeel Zeeburg, Vereniging City Amsterdam en de Kamer van Koophandel. De Kamer van Koophandel en de Amsterdamse Industrievereniging pleiten voor een betere OV-ontsluiting van de werkgebieden. De Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling beveelt aan buslijnen te concentreren rond knooppunten, maar bij voldoende passagiers directe verbindingen met de binnenstad te handhaven. Reactie. De waardering voor het fijnmazige tram- en busnet met korte loopafstanden tot de haltes is evident. Bij een mogelijke uitwerking van het kernnet zal dit aspect zwaar meewegen. Niettemin blijft het streven gehandhaafd de perifere stadsdelen met kortere reistijden te verbinden met de ringlijn en de binnenstad. Bij het ontwikkelen en ontwerpen van knooppunten en overstappunten zal inderdaad worden gelet op de onderlinge ligging van de haltes. Cvv moet worden gezien als aanvulling op het openbaar vervoer, in de beleidsnota wordt dit preciezer geformuleerd. Amsterdam gaat aan de zorg over de loopafstanden niet voorbij. Inmiddels wordt gewerkt aan het programma van richtlijnen waarin onder meer maximale loopafstanden naar haltes worden genoemd (400 meter) en speciale aandacht wordt besteed aan voorzieningen voor ouderen en gehandicapten, waarbij een kortere maximale afstand tot een halte wordt voorgesteld (250 meter). De normen voor maximale loopafstanden zijn opgenomen in de beleidsnota. Nieuwe infrastructuur. De wenselijkheid van het invoeren van het hoofdnet Openbaar Vervoer (hoofdnet Rail uitgebreid met belangrijke busverbindingen) wordt onderschreven door Connexxion en Rover. De stadsdelen Slotervaart/Overtoomse Veld en De Baarsjes wijzen op de mogelijk strijdige belangen van het landelijk programma Duurzaam Veilig en doorstroming van het openbaar vervoer. Dee volgende specifieke wensen voor verbindingen en infrastructuur zijn ingediend: Verkeersgroep Westelijke Tuinsteden: ? indien een oost-westmetro zal worden gerealiseerd, dan dient de verbinding tussen de zuidwestlob en de Leidsestraat te worden gehandhaafd; ? wil betere bediening in avonduren; ? is voorstander van voorgestelde tangenti%le tramverbinding tussen de westelijke tuinsteden en de Zuidas. Stadsdeel Osdorp pleit voor: ? een ringlijn rond Sloterplas; ? goede ontsluiting van de Lutkemeerpolder. Stadsdeel Zeeburg wil duidelijkheid over: ? Diemertak; ? opwaardering IJ-tram; ? tramontsluiting Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer; ? dubbelvariant oostelijk havengebied en Zeeburgerboog; ? pontverbinding tussen het oostelijk havengebied en het Zeeburgereiland. Stadsdeel De Baarsjes: ? is het eens met het doortrekken van lijn 7 naar de Ringlijn; ? wil handhaving van lijn 17 via station Lelylaan; ? vraagt duidelijkheid over het verlengen van lijn 13. Vereniging Amsterdam City. ? pleit voor Oost-westmetro. Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling: ? verken voor een toekomstig regionaal lightrailsysteem de trac,s van het Kernnet en zorg voor voldoende ruimtelijke reserveringen voor onder meer de oost-westmetro. Reactie. Het hoofdnet Openbaar Vervoer wordt in overleg met de stadsdelen en de vervoerbedrijven vorm gegeven. Daarbij worden ontwerprichtlijnen ontwikkeld voor het hoofdnet OV en voor OV- routes door verblijfsgebieden. De specifieke wensen zullen worden betrokken bij de voorbereiding van het programma van eisen voor de dienstregeling van het GVB. Voor de dienstregeling 2001/2002 zal speciale aandacht worden besteed aan Amsterdam-Noord. Daarnaast wordt door de gemeente gewerkt aan voorstellen voor de optimalisering van het openbaarvervoernetwerk en aan de Nota Netstructuren waarin de visie voor de lange termijn voor de structuur van het openbaarvervoernetwerk wordt opgenomen. Wat de specifieke wensen betreft, kan het volgende gezegd worden: ? Handhaven verbinding Zuidwestlob Leidsestraat: wordt te zijner tijd mee- genomen indien de oost-westmetro een serieus project wordt. ? Betere bediening avonduren: het maximale wordt nagestreefd binnen de grenzen van betaalbare exploitatie. ? Tangenti%le tramverbinding westelijke tuinsteden-Zuidas: wordt onder meer bestudeerd in het kader van het Amsterdams Verkeers- en Vervoersplan. ? Ringlijn Sloterplas: er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat zo'n lijn te exploiteren valt. ? Goede ontsluiting Lutkemeer: in overleg met het stadsdeel zal worden bekeken wat de mogelijkheden zijn. ? Diemertak: is afhankelijk van financiering door het rijk. ? Opwaardering IJ-tram: is voorlopig uit beeld. ? Tramontsluiting Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer: is vooralsnog niet aan de orde, ingezet wordt op NS-station Watergraafsmeer. ? Dubbelvariant OHG: is niet meer aan de orde. ? Zeeburgerboog: is afhankelijk van het al dan niet realiseren van een tramremise op Zeeburg. ? Pontverbinding OHG-Zeeburg: op termijn in relatie tot woningbouw Zeeburg. ? Lijn 17: blijft via station Lelylaan. ? Verlengen lijn 13: 'kip-ei'-kwestie met NS-station Geuzenveld, reservering wel handhaven. ? Oost-westmetro: de Nota Netstructuren zal meer duidelijkheid geven over de wenselijkheid van deze verbinding in relatie tot andere. ? Trac,s kernnet en voldoende ruimtelijke reserveringen: in de studie Netoptimalisatie en de Nota Netstructuren zal hieraan de nodige aandacht worden besteed. Kwaliteit. De toegankelijkheid van het openbaar vervoer is een belangrijk punt voor de SGOA en de Amsterdamse Seniorenraad. Onder verwijzing naar een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat stellen zij dat binnen tien jaar alle openbaar vervoer toegankelijk moet zijn voor gehandicapten inclusief rolstoelgebruikers. In verschillende reacties worden zorgen geuit over de kwaliteit van de dienstuitvoering van het GVB. In het advies van de Stuurgroep Milieu wordt aanbevolen milieudoelstellingen voor het gemeentelijk openbaar vervoer te formuleren en deze op te nemen in het contract tussen de gemeente en het GVB. Reactie. Vooralsnog is de in de beleidsnota gehanteerde beleidslijn een realistische. Dat wil zeggen dat rolstoelgebruikers toegang hebben tot metro en sneltram, en dat in principe het tramnet toegankelijk wordt gemaakt voor rolstoelgebruikers door het ophogen en verbreden van tramhaltes. Ten behoeve van slechtzienden en slechthorenden wordt de halte-aankondiging in de voertuigen met beeld en geluid uitgebreid. De toegankelijkheid van bussen wordt verbeterd door het toepassen van lagevloermaterieel; Het volledig toegankelijk maken ervan, dus ook voor rolstoelen, stuit op financi%le en praktische bezwaren, die in geen verhouding staan tot de omvang van de doelgroep. Het ministerie heeft weliswaar zogenaamde wenkenbladen uitgegeven voor de technische specificaties ten behoeve van de toegankelijkheid, maar de opdrachtgevende lagere overheden en vervoerders hebben grote twijfels over de uitvoerbaarheid hiervan. Door het ministerie wordt de oprichting van een Platform Toegankelijkheid voorbereid, waarin ook de gemeenten met eigen openbaar vervoer zijn vertegenwoordigd. In het platvorm kan een gemeenschappelijke visie worden ontwikkeld en kunnen afspraken worden gemaakt over de realisatie van de beoogde toegankelijkheid. De kwaliteit van de dienstuitvoering is dermate belangrijk, dat de gemeente Amsterdam in het jaarlijkse programma van eisen streefwaarden opneemt voor de kwaliteit van de uitvoering en de verbetering ervan. De aanbeveling van de Stuurgroep Milieu wordt in zoverre overgenomen dat eerst zal worden onderzocht op welke wijze milieu-eisen in het contract kunnen worden geformuleerd. Sociale veiligheid. Rover en de Vereniging Stadsvervoerbelang maken zich zorgen over de sociale veiligheid. Reactie. Sociale veiligheid is ook een zorg van de gemeente. De aangekondigde maatregelen in de beleidsnota zullen naar verwachting tot verbetering leiden. De komende jaren zal door de gemeente meer aandacht worden besteed aan de effectieve besteding van de gelden die beschikbaar zijn voor de sociale veiligheid in het openbaar vervoer. Tarievenbeleid. Rover vindt dat tarievendifferentiatie niet mag leiden tot hogere tarieven. Grote verschillen in tarieven worden onaanvaardbaar genoemd. Reactie. In de beleidsnota worden geen concrete voorstellen gedaan met betreking tot tariefswijzigingen. De mening van Rover wordt als belangrijk signaal meegenomen. Vooralsnog is er geen reden om de beleidsnota aan te passen, waarin staat dat het openbaar vervoer betaalbaar moet blijven, en de kostenverhouding tussen openbaar vervoer en auto zich ten gunste van het openbaar vervoer zou moeten ontwikkelen. Flankerend beleid. Het Milieucentrum Amsterdam wil meer aandacht voor de combinatie fiets ? openbaar vervoer. De vereniging Amsterdam City wil meer bewaakte fietsenstallingen en parkeermogelijkheden bij stations. Ook de Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling wil een goede afstemming tussen fiets en openbaar vervoer en een verknoping van auto en openbaar vervoer bij P+R, zowel de stad in als de stad uit. Tevens wil de ARS een betere regionale afstemming van het regionale locatiebeleid. Reactie. Er is een uitbreiding voorzien van het aantal fietskluizen bij metro en -sneltramhaltes, en andere belangrijke openbaarvervoerhaltes. Voor de Noord-Zuidlijn wordt rekening gehouden met stallingmogelijkheden voor de fiets. Bij het CS worden de fietsvoorzieningen verbeterd en uitgebreid. Het regionale locatiebeleid komt aan de orde in het Amsterdams Verkeers- en Vervoerplan. Het Amsterdamse streven is de principes van het locatiebeleid te handhaven. Dat wil zeggen dat instellingen en bedrijven met intensief ruimtegebruik en een vervoersaantrekkend karakter gevestigd moeten zijn op plaatsen met een goed openbaar vervoer, alwaar een lage parkeernorm geldt. Organisatie van het openbaar vervoer. Het Milieucentrum Amsterdam pleit voor een regionale, democratisch gecontroleerde overheid die verantwoordelijk is voor alle openbaar vervoer in de regio. Rover en de Vereniging Stadsvervoerbelang zijn niet tegen een verzakelijking in de relatie tussen de gemeente en het GVB, mits de gemeente genoeg invloed kan uitoefenen. Als het GVB wanprestaties levert, dient niet het bedrijf beboet te worden, want daar worden uiteindelijk de reizigers de dupe van, maar zou het management moeten worden aangepakt. Belangenorganisaties en stadsdelen willen een duidelijker rol in de totstandkoming van de dienstregeling. Rover en de Vereniging Stadsvervoerbelang willen ook na het vaststellen van het programma van eisen mogelijkheid tot inspraak houden. Diverse reacties zijn positief over de instelling van een reizigersadviesraad (RAR). Reactie. Over de verzelfstandiging van het GVB heeft de Gemeenteraad inmiddels een principebesluit genomen. De strekking van het principebesluit is, dat het Gemeentevervoerbedrijf zal worden omgevormd tot een naamloze vennootschap met de gemeente Amsterdam als enige aandeelhouder. De inspraak vindt plaats tijdens het opstellen van het programma van eisen, om een zekere objectivering van het voorzieningenniveau te waarborgen en om detailbemoeienis met de bedrijfsvoering van de vervoerbedrijven te voorkomen. V››r het opstellen van het programma van eisen wordt belangengroepen en stadsdelen gevraagd suggesties te doen. Indien in een stadsdeel veel wijzigingen worden voorzien, wordt apart met dit stadsdeel overlegd. Het concept-programma van eisen gaat de inspraak in en wordt daarna door de Gemeenteraad vastgesteld. De dienstregeling wordt getoetst aan het programma van eisen. Dit zal in de tekst van de beleidsnota beter tot uitdrukking komen De RAR zal nog dit jaar in het leven worden geroepen.