Bron : Raad
Onderwerp : Vaststelling onteigeningsplan Noord-Zuidlijn.
Portefeuille : wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
Afd./Pol. partij : ROIB
Datum Raad : 11-04-01
Besluit : conform besloten
Comm. van Advies : Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken
Datum CvA : 21-03-01
Datum B&W : 20-02-01
Datum publikatie : 04-04-01
Gemeenteblad nr. : 173
Nr. 173.
Vaststelling onteigeningsplan Noord-Zuidlijn.
Amsterdam, 29 maart 2001.
Aan de Gemeenteraad
1. Inleiding.
Het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn is bij uw besluit van 2
september 1998, nr. 437, gewijzigd vastgesteld en bij besluit
nr. 98-915490 op 20 april 1999 door Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland goedgekeurd. Beroepschriften tegen het
bestemmingsplan zijn in behandeling bij de Afdeling Rechtspraak
van de Raad van State.
Het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn biedt het juridisch-
planologische kader voor de aanleg van zowel het boven- als het
ondergrondse trac, van de Noord-Zuidlijn, alsmede voor de bouw
van stationsgebouwen, inclusief daarbij behorende voorzieningen
en andere gebouwen ten behoeve van het railverkeer.
Bij uw besluit van 27 november 1996, nrs. 727 tot en met 731,
is besloten tot de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
De gemeente Amsterdam hanteert bij de realisering van de Noord-
Zuidlijn het uitgangspunt dat het aanleggen in het algemeen
belang van een groot, belangrijk infrastructureel project als
het onderhavige, met een zeer lange levensduur, volledig dient
plaats te vinden in grond waarover voor de gemeente Amsterdam
de grootst mogelijke zeggenschap wordt gegarandeerd. Deze
maximale zeggenschap is niet alleen van groot belang bij het
aanleggen van de Noord-Zuidlijn, maar zeer zeker ook in de fase
van beheer en exploitatie van de Noord-Zuidlijn, die immers is
bedoeld als hoogwaardig openbaarvervoer- verbinding voor een
periode van ten minste een eeuw.
Juist vanwege de lange levensduur van het project dient grote
aandacht te worden besteed aan het daaraan verbonden,
langdurige beheer tijdens de exploitatiefase van de Noord-
Zuidlijn. Teneinde een optimaal beheer van de tunnelbuis c.a.
gedurende die lange tijd te kunnen garanderen, moet er recht
worden gedaan aan de eisen die in het kader van dit beheer
worden gesteld. Dit betreft zowel de mate van feitelijke
toegankelijkheid als de beoordeling van de mate waarin het
treffen van onderhoudsmaatregelen vereist is, alsook de wijze
van uitvoering van die maatregelen, zonder daarbij op enige
wijze afhankelijk te moeten zijn van de toestemming van een
andere gerechtigde dan de gemeente Amsterdam tot die grond.
Deze grootst mogelijke zeggenschap wordt bereikt en is
gegarandeerd in de situatie waarbij de grond in volle eigendom
behoort aan de gemeente Amsterdam. Eerst daarmee wordt ook
volledig tegemoetgekomen aan de eisen die worden gesteld in het
kader van het langdurige beheer tijdens de exploitatiefase van
de Noord-Zuidlijn.
Het trac, van de Noord-Zuidlijn is grotendeels gesitueerd onder
de openbare ruimte, derhalve in grond waarvan de gemeente
Amsterdam reeds de eigendom heeft. Op het geringe aantal
plaatsen waar in het trac, de eigendom van de grond berust bij
anderen, zal de gemeente Amsterdam overeenkomstig het
vorenvermelde uitgangspunt ook daar de eigendom dienen te
verwerven. Dit zal geschieden door tot minnelijke verwerving
van die gronden over te gaan.
Tevens is het noodzakelijk dat ondersteunend aan de minnelijke
verwerving en ten behoeve van de gedeeltelijke uitvoering van
en ter handhaving van de feitelijke toestand overeenkomstig het
bestemmingsplan Noord-Zuidlijn een aantal percelen ter
onteigening wordt aangewezen.
Daartoe is het onteigeningsplan Noord-Zuidlijn ontwikkeld. Dit
onteigeningsplan heeft betrekking op percelen en
perceelsgedeelten gelegen aan de Ferdinand Bolstraat, de
Ceintuurbaan, de Albert Cuypstraat, de Gerard Doustraat, de
Saenredamstraat, de Dani%l Stalpertstraat, de Quellijnstraat,
de Eerste Jacob van Campenstraat en de Stadhouderskade.
De bestemmingen die ter plaatse kunnen worden gerealiseerd,
zijn:
- ondergrondse stationsgebouwen waarboven woningen en in- en
uitgangen behorende bij ondergrondse stations (S2 +W4);
- ondergrondse stationsgebouwen en openbare ruimte (S2 +Vo);
- ondergronds railtrac, waarboven woningen, winkels en horeca
(Vr2 + W3);
- ondergronds railtrac, waarboven woningen, bedrijven, winkels
en kantoren (Vr2 + W2);
- ondergronds railtrac, waarboven stedelijk dak (Vr2 + D);
- ondergronds railtrac, waarboven tuinen (Vr2 + T);
- ondergronds railtrac, waarboven woningen (Vr2 + W1);
- ondergronds railtrac, waarboven openbare ruimte (Vr2 + Vo).
In het kader van de minnelijke verwerving van de benodigde
gronden heeft de gemeente Amsterdam aan de betrokken eigenaren
voorgesteld dat de eigenaar aan de gemeente een opstalrecht
verleent. Dit opstalrecht houdt in: de verkrijging door de
gemeente Amsterdam van het eigendomsrecht van de grondlaag die
zich onder de desbetreffende percelen bevindt. Dit recht zal
worden gevestigd door middel van een inschrijving van een
notari%le akte in het kadaster. In de grondlaag, die dan
eigendom zal zijn geworden van de gemeente, zal vervolgens de
tunnelbuis worden aangelegd. Voor het verlenen van het
opstalrecht betaalt de gemeente aan de betrokkene een
vergoeding.
Eigenaren kunnen uiteraard ook hun gehele perceel aan de
gemeente verkopen.
De gemeente zal de onteigeningsprocedure voortzetten indien met
de eigenaar geen overeenstemming wordt bereikt over het
verlenen van het opstalrecht dan wel het verkopen van het
perceel. In de gerechtelijke onteigeningsprocedure, die start
na de Koninklijke goedkeuring op de onteigening, zal de
gemeente de eigenaar ? in beginsel ? als schadebeperkend aanbod
de mogelijke terug-verwerving van zijn onroerende zaak
aanbieden. Het aanbod is dan wel onder voorbehoud van een
opstalrecht ten behoeve van de gemeente.
Op 21 juli 2000 heeft ons College besloten tot het ter visie
leggen van het onteigeningsplan Noord-Zuidlijn.
Ter voldoening aan het bepaalde in art. 80 van de Onteige-
nings-wet heeft het onteigeningsplan gedurende vier weken met
ingang van 10 oktober 2000 voor eenieder ter inzage gelegen.
Gedurende die termijn van vier weken konden belanghebbenden
schriftelijk en mondeling hun zienswijze naar voren brengen.
Er zijn 125 zienswijzen binnengekomen.
2. Zienswijzen.
Zienswijze van J. Bloemhard, A.W.M. van Buuren en M.G. van
Ooijen (1).
Ontvankelijkheid.
Adressanten zijn eigenaren van het perceel Dani%l
Stalpertstraat 65. De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond
van een en ander kunnen de adressanten in hun bezwaar worden
ontvangen.
Inhoud.
Adressanten voeren aan dat de tervisielegging van het
onteigeningsplan juridisch gezien te vroeg is, aangezien het
bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is.
De onteigening is een te zwaar middel voor het verwerven van
een deel van de ondergrond van de percelen.
Tijdens de inspraakprocedure is aangegeven dat onteigening voor
de aanleg van de Noord-Zuidlijn niet noodzakelijk zou zijn.
Het is nog niet duidelijk waar het bouwwerk komt te liggen;
derhalve is de kennisgeving zeer onzorgvuldig.
De lijst van te onteigenen percelen komt niet overeen met de
tekeningen van de tunnelbuis van de Noord-Zuidlijn zoals die
door het projectbureau Noord-Zuidlijn ter beschikking zijn
gesteld. Het bouwwerk is op vele onderdelen strijdig met het
bouwbesluit. Voor de tunnel is nog geen bouwaanvraag ingediend.
Adressanten zetten vervolgens vraagtekens bij de
(brand)veiligheid van het ontwerp.
Ze stellen dat het dossier van de kennisgeving verre van
volledig is; het bevat alleen de gepubliceerde tekst van het
voornemen, alsmede kaarten en een lijst van te onteigenen
panden. Elke motivatie ontbreekt.
Adressanten willen graag worden gehoord om hun bezwaar toe te
lichten.
Beoordeling.
Een onteigeningsprocedure kan parallel aan de
bestemmingsplanprocedure ter visie worden gelegd. Als ten tijde
van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening het
bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, zoals in casu het
geval is, worden in het raadsbesluit de gebruikelijke
opschortende en ont-bindende bepalingen opgenomen. Deze
bepalingen houden in dat eerst pas tot dagvaarding van de
afzonderlijke eigenaren zal worden overgegaan indien het
bestemmingsplan onherroepelijk is goedgekeurd en dat het
raadsbesluit tot onteigening vervalt indien in hoogste
instantie goedkeuring aan het bestemmingsplan wordt onthouden.
De gemeente heeft aan de desbetreffende eigenaren voorgesteld,
een opstal-recht aan de gemeente te verlenen. Het doel is
verkrijging door de gemeente Amsterdam van het eigendomsrecht
van de grondlaag waar de tunnelbuizen worden gerealiseerd.
Indien de gemeente niet tot minnelijke overeenstemming kan
geraken met betrekking tot de vestiging van dit recht, rest
haar niets anders dan het perceel te onteigenen.
Alleen de onderlaag onder het perceel onteigenen is juridisch
niet mogelijk. De gemeente zal in de gerechtelijke procedure de
eigenaar het terugverwerven van zijn onroerende zaak, onder
voorbehoud van een opstalrecht ten behoeve van de gemeente,
aanbieden.
Tijdens de inspraakavonden over de Noord-Zuidlijn is aangegeven
dat naar verwachting onteigening, en dan wordt bedoeld
feitelijke onteigening, niet noodzakelijk zal zijn, aangezien
de gemeente verwacht en ernaar streeft met de eigenaren
minnelijk tot overeenstemming te geraken.
Voor het ter inzage leggen van een onteigeningsplan op basis
van een bestemmingsplan is het niet noodzakelijk dat op dat
moment al vaststaat waar de tunnelbuis exact komt te liggen.
Overigens ontkent de gemeente dat deze feiten nog niet
vaststaan. Voorts is het niet noodzakelijk dat reeds een
bouwvergunning is afgegeven voor het entameren en doorlopen van
een onteigeningsprocedure.
Voor het entameren en doorlopen van een onteigeningsprocedure
is het nog niet hebben ingediend van een bouwaanvraag en het
wel of niet hebben van een bouwvergunning niet relevant.
Ook het gestelde ten aanzien van de risico's en de vraagtekens
bij de brandveiligheid zijn in het kader van de behandeling van
zienswijzen tegen de onteigeningsprocedure niet aan de orde.
Ten aanzien van de stelling dat het dossier van de kennisgeving
verre van volledig was, wordt het volgende opgemerkt. De
stukken welke op grond van artikel 80, tweede lid van de
Onteigeningswet worden vereist, hebben ter visie gelegen,
namelijk een lijst met de te onteigenen percelen, de
grondplankaart, de overzichtskaart, alsmede een kopie van het
kadastrale plan.
Tevens heeft het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn ter visie
gelegen. Andere stukken zijn wettelijk niet vereist. Uit de
kennisgeving en de ter inzage gelegde stukken kan, conform de
jurisprudentie betreffende deze rechtsvraag, voldoen-de
duidelijkheid worden gekregen omtrent de inhoud van het te
nemen onteigeningsbesluit.
Voorgesteld wordt, de zienswijze ongegrond te verklaren.
Zienswijze van R.J. Kaan (2).
Ontvankelijkheid.
Adressant is eigenaar van het appartementsrecht Ferdinand
Bolstraat 50. De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond van
een en ander kan de adressant in zijn bezwaar worden ontvangen.
Inhoud/beoordeling.
De zienswijze is identiek aan de zienswijze van adressanten,
vermeld onder 1. Voor de inhoud en de beoordeling wordt
verwezen naar ons antwoord terzake.
Zienswijze van M. Kuyt en J.A.D. Kuyt (3).
Ontvankelijkheid.
Adressanten zijn eigenaren van het appartementsrecht Dani%l
Stalpertstraat 63. De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond
van een en ander kunnen de adressanten in hun bezwaar worden
ontvangen.
Inhoud/beoordeling.
De zienswijze is identiek aan de zienswijze van adressanten,
vermeld onder 1. Voor de inhoud en beoordeling wordt verwezen
naar ons antwoord terzake.
Zienswijze van E. van Egmond, namens de Vof Rud H. Venekamp
(4).
Ontvankelijkheid.
Adressant is eigenaar van het perceel Ferdinand Bolstraat 134.
De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond van een en ander
kan de adressant in zijn bezwaar worden ontvangen.
Inhoud.
De zienswijze is identiek aan de zienswijze van adressanten,
vermeld onder 1. Voor de inhoud wordt verwezen naar ons
antwoord terzake.
Als aanvullend bezwaar wordt naar voren gebracht dat het
perceelsgedeelte van Ferdinand Bolstraat 134 buiten het
bestemmingsplan Noord-Zuidlijn valt.
Beoordeling.
Het perceelsgedeelte Ferdinand Bolstraat 134 is wel degelijk
opgenomen in het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn
Echter, naar thans is gebleken, heeft de gemeente het
perceelsgedeelte, groot 1 ca, voor de uitvoering van de
werkzaamheden niet nodig. Voorgesteld wordt, de zienswijze
gegrond te verklaren en het perceelsgedeelte uit de onteigening
te laten.
Zienswijze van Piet-Heyn Roos makelaardij, namens de heer A. M.
Keizer (5).
Ontvankelijkheid.
Adressant is eigenaar van het perceel Ferdinand Bolstraat 32.
De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond van een en ander
kan de adressant in zijn bezwaar worden ontvangen.
Inhoud.
De zienswijze is identiek aan de zienswijze van adressanten,
vermeld onder 1. Voor de inhoud en beoordeling wordt verwezen
naar ons antwoord terzake.
Als aanvullend bezwaar stelt adressant dat de werkwijze van de
gemeente onelegant is en prematuur nu nog onderhandelingen
gaande zijn met betrekking tot het eventueel vestigen van een
onderstalrecht.
Beoordeling.
De gemeente handelt niet prematuur om, nu de minnelijke
onderhandelingen, die gestart zijn ruim voordat het
onteigeningsplan ter visie is gelegd, nog gaande zijn, reeds
een onteigeningsplan in procedure te brengen. Gedurende de
gehele administratieve fase dient de gemeente te trachten de
onroerende zaak minnelijk te verwerven.
Zelfs na het Koninklijk Besluit op de onteigening moet de
gemeente op grond van art. 17 van de Onteigeningswet nog een
laatste poging doen alvorens tot dagvaarding over te gaan.
Voorgesteld wordt, de zienswijze ongegrond te verklaren.
Zienswijze van de BV Amsterdamse Huizenhandel en
Administratiemaatschappij (6).
Ontvankelijkheid.
Adressante is eigenares van het perceel Ferdinand Bolstraat 14
en Gerard Doustraat 48 (welk perceel niet in deze onteigening
is begrepen). De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond van
een en ander kan de adressante in haar bezwaar worden
ontvangen.
Inhoud.
Als reden van haar bezwaar geeft adressante op dat het mogelijk
moet zijn dat tussen de eigenaren van de percelen en de
gemeente Amsterdam overeenstemming zal kunnen worden bereikt
over de vestiging van een onderstalrecht ten laste van de
eigenaren en ten gunste van de gemeente Amsterdam. Als
voorwaarde wordt door adressante gesteld dat het onderstal-
recht zodanig dient te worden beschreven, dat zowel aan
juridische als aan bouwkundige/bouwtechnische aspecten recht
wordt gedaan. Adressante gaat in ieder geval uit van een
onderstalrecht dat een startpunt kent op 6 meter vanaf de
bovenzijde van de tweede zandlaag ter plaatse.
Beoordeling.
De gemeente is het met adressante eens en gaat er ook van uit
dat partijen tot een minnelijke overeenstemming zullen komen.
De gemeente is volop in overleg met adressante om te komen tot
een overeenstemming.
Het opstalrecht zal onder de 6 meter gerekend vanaf de
bovenzijde van de tweede zandlaag worden gevestigd.
Zolang met adressante nog geen minnelijke overeenstemming is
bereikt, wordt voorgesteld, het perceel in de onteigening te
houden.
Zienswijze van mr R.A. IJsendijk, namens de BV Hubo Service, de
BV Meubelhuis Ferdinand Bol en namens Rembrandt Glas BV (7 tot
en met 9).
Ontvankelijkheid.
Adressanten zijn respectievelijk eigenaressen van de panden
Ferdinand Bolstraat 18 en 16 en de Eerste Jacob van
Campenstraat 60 en 62.
De BV Hubo Service staat in het kadaster en dus op de
onteigeningslijst vermeld als vennootschap onder firma de Vof
Houthandel Service.
De BV Meubelhuis Ferdinand Bol komt eveneens niet voor op de
onteigeningslijst. Als eigenaar van het perceel Ferdinand
Bolstraat 16 staat vermeld in het kadaster de heer A.A.L.
Jacobsen.
De percelen Eerste Jacob van Campenstraat 60 en 62 staan op
naam van de heren G. Staneke en F. Staneke en niet op naam van
Rembrandt Glas BV.
De zienswijzen zijn tijdig ingediend.
Op grond van een en ander kunnen de adressanten in hun bezwaar
worden ontvangen.
Aangezien de drie zienswijzen gelijkluidend zijn, worden ze in
deze raads-voordracht tegelijk behandeld.
Inhoud.
Adressanten stellen dat de kennisgeving onteigening zeer
prematuur is, aan-gezien het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn nog
niet onherroepelijk is.
Voorts wordt vermeld dat de noodzaak van een eventuele
onteigening ontbreekt. Adressanten stellen dat
eigendomsverwerving van - dan wel het vestigen van een
onderstalrecht op - een deel van de ondergrond van de betrokken
percelen reeds voldoende is. Onteigening is hiertoe een
disproportio-neel middel, aangezien verwerving van de op de
betrokken percelen staande panden totaal niet noodzakelijk is.
De kennisgeving inzake onteigening is in strijd met art. 3:2
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ten tijde van de
publicatie was er nog geen zekerheid over de diepte van de
stations, alsmede de ligging van de tunnelbuis. Er waren
evenmin al bouwvergunningen afgegeven. De gemeente dient ter
voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren
omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. De
gemeente handelt onzorgvuldig nu deze feiten nog niet
vaststaan.
Tijdens de inspraakprocedure is aangegeven dat onteigening voor
de aanleg van de Noord-Zuidlijn niet noodzakelijk zou zijn.
Door de toezending van de kennisgeving onteigening wordt in
strijd met het vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel
gehandeld.
Volgens adressanten is de kennisgeving incompleet. Op grond van
art. 80, lid 1, van de Onteigeningswet dienen zo mogelijk ook
de aard en de strekking van de feitelijke werken dan wel
werkzaamheden waarvoor wordt onteigend, te worden vermeld. In
de onderhavige kennisgeving ontbreekt echter een omschrijving
en motivering van de geplande onteigening.
Adressanten wensen nader te worden gehoord.
Beoordeling.
Met betrekking tot het gestelde dat de onteigening prematuur is
omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, dat de
onteigening een dis-proportioneel middel is en dat de
kennisgeving incompleet is, wordt verwezen naar hetgeen
daarover is vermeld bij beoordeling adressant, vermeld onder 1.
Voor het ter inzage leggen van een onteigeningsplan op basis
van een bestemmingsplan is het niet noodzakelijk dat op dat
moment al vaststaat hoe diep er gaat worden gebouwd en waar
exact de tunnelbuis komt te liggen.
Overigens ontkent de gemeente dat deze feiten nog niet
vaststaan. Voorts is het niet noodzakelijk dat reeds een
bouwvergunning is afgegeven voor het entameren en doorlopen van
een onteigeningsprocedure.
Zienswijze van mr. Hamer, namens de BV Duikelman (10).
Ontvankelijkheid.
Adressante is eigenares van het perceel Ferdinand Bolstraat 66.
De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond van een en ander
kan de adressante in haar bezwaar worden ontvangen.
Inhoud.
Adressante maakt bezwaar tegen de onteigening om de volgende
redenen.
De onteigening is prematuur, aangezien de bodemprocedure met
betrekking tot het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn bij de Raad
van State ligt en daarin nog geen uitspraak is gedaan.
Onteigening van een pand is een te zwaar middel voor het
vestigen van een recht.
Er zijn nog tal van onzekerheden met betrekking tot de exacte
ligging van de tunnelbuizen en de uitvoering van de
werkzaamheden, zodat ook om deze reden de start van de
onteigening prematuur is.
Voorts is er door de gemeente Amsterdam nog geen redelijke
poging gedaan om tot minnelijke verwerving c.q. minnelijk
vestigen van een onderstalrecht te komen. Weliswaar is een
aanbod gedaan tot verwerving tegen betaling ten bedrage van de
huurwaarde van een jaar; dit aanbod staat in geen enkele
verhouding tot de grote risico's die door de eigenaren worden
gelopen bij de aanleg.
Beoordeling.
Met betrekking tot het gestelde dat de onteigening prematuur is
omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, dat de
onteigening een te zwaar middel is en dat de feitelijke ligging
van de tunnelbuizen nog niet bekend zou zijn, wordt verwezen
naar hetgeen daarover is vermeld bij de beoordeling van de
zienswijze van adressant, vermeld onder 1.
De gemeente heeft in de correspondentie met de eigenaar
aangegeven dat een aanbod zal worden gedaan, inhoudende ,,nmaal
de "kale" jaarhuur c.q. eenmaal de "kale" jaarhuurwaarde.
Om de hoogte van het aanbod te kunnen bepalen, heeft de
gemeente de eigenares om gegevens verzocht. Echter, aangezien
de eigenares tot op heden nog geen gegevens heeft willen
verstrekken, heeft de gemeente nog geen verder feitelijk aanbod
kunnen doen.
Het bezwaar tegen het aanbod, inhoudende eenmaal de jaarhuur,
is een financieel bezwaar. De Onteigeningswet waarborgt
belanghebbenden een volledige schadeloosstelling.
Voorgesteld wordt, de zienswijze ongegrond te verklaren.
Zienswijze van mr. A. ten Veen, namens de NV Incassobank (11).
Ontvankelijkheid.
Adressante is eigenares van de percelen Ceintuurbaan 89 en
Ferdinand Bolstraat 136?138. De zienswijze is tijdig ingediend.
Op grond van een en ander kan de adressante in haar bezwaar
worden ontvangen.
Inhoud.
Adressante geeft aan dat NV Incassobank een onderdeel is van
ABN Amro Bank NV.
Het kantoor van de ABN Amro aan de Ceintuurbaan 89 is een van
de drukste kaskantoren in Amsterdam. De onderhavige onteigening
heeft derhalve verstrekkende gevolgen voor ABN Amro. In
beginsel wenst ABN Amro zich niet tegen de plannen van de
gemeente te verzetten, mits evenwel langs minnelijke weg tot
overeenstemming met de gemeente kan worden gekomen.
Tot op heden heeft de gemeente nog niet, althans onvoldoende,
aan haar onderhandelingsplicht voldaan, waardoor tot op heden
evenmin wordt voldaan aan de vereiste noodzaak tot het nemen
van een onteigeningsbesluit. Adressante vraagt zich af, of
wordt voldaan aan de vereiste urgentie voor de onderhavige
onteigening.
Voorts vraagt adressant zich af, of er sprake is van een
voldoende gedetailleerd bestemmingsplan. Uit het
bestemmingsplan Noord-Zuidlijn kan niet zonder meer worden
afgeleid dat het belang van de ruimtelijke ontwikkeling in casu
onteigening noodzakelijk maakt.
Beoordeling.
De gemeente wenst eveneens gaarne tot minnelijke
overeenstemming te geraken met betrekking tot de verwerving van
de percelen van adressante. Daartoe heeft de gemeente op 11
april 2000 een schriftelijk en concreet aanbod overhandigd aan
adressante. De gemeente is volop in onderhandeling met
adressante over het aanbod en eventuele alternatieven.
De bezwaren met betrekking tot het bestemmingsplan zijn
bezwaren van planologische aard en behoren in eerste instantie
in het kader van de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening
voorgeschreven procedure met betrekking tot de totstandkoming
van het bestemmingsplan naar voren te worden gebracht. Verwezen
wordt naar de beantwoording van de zienswijzen in hoofdstuk I
(Bestemmingsplantechnisch) van uw besluit van 2 september 1998,
nr. 437, met betrekking tot de vaststelling van het
bestemmingsplan.
Voorgesteld wordt, de zienswijze ongegrond te verklaren.
Zienswijze van mr. H.A. Sarolea, namens de BV Aniruda (12).
Ontvankelijkheid.
Adressante is eigenares van het perceel Saenredamstraat 67. De
zienswijze is tijdig ingediend. Op grond van een en ander kan
de adressante in haar bezwaar worden ontvangen.
Inhoud.
Adressante betwist de noodzaak van de aanleg van de Noord-
Zuidlijn.
De onteigening is prematuur, het bestemmingsplan is nog niet
onherroepelijk.
Het door uw Vergadering destijds vastgestelde bestemmingsplan
is inmiddels achterhaald door wezenlijke nieuwe feiten, welke
dwingen tot een nieuwe belangenafweging.
Er dient voldoende inzicht te bestaan in de precieze risico's
en met name de beheersbaarheid van het proces van de bouw van
de tunnelbuizen. Tot op heden blijkt dit inzicht niet te
bestaan.
Adressante acht het onverantwoord en in strijd met de eisen van
behoorlijke besluitvorming dat wordt besloten tot onteigening
zonder dat de omvang van het risico van uiteenspatten van de
tunnelbuis op wetenschappelijk verantwoordelijke wijze in kaart
is gebracht. De marktwaarde van de gebouwen wordt hierdoor in
negatieve zin be<nvloed.
Deze marktwaarde wordt nog eens extra aanzienlijk in negatieve
zin be<nvloed door het na aanleg van de tunnelbuis definitief
wegvallen van de kans op bestemmingswijziging van de grond.
Er is naar de mening van adressante onvoldoende onderzoek
gedaan naar de mogelijke schadelijke effecten na ingebruikname
van de lijn voor de bovengelegen gebouwen in verband met
trillingsoverlast.
Voorts stelt adressante dat de aangeboden vergoeding dermate
veel schadecomponenten negeert, dat zij niet kan worden
aangemerkt als een serieus bod om te komen tot minnelijke
overeenstemming.
Naar voren wordt gebracht, dat de gehele onteigening van de
grond met het daarop gelegen gebouw niet noodzakelijk is om het
doel te bereiken dat met de onteigening wordt nagestreefd.
Toegezegd is dat zodanige onteigeningen niet zouden
plaatsvinden.
Beoordeling.
Met betrekking tot het gestelde dat de onteigening prematuur is
omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, dat de
gehele onteigening van de grond niet noodzakelijk is, dat
toegezegd zou zijn dat zodanige onteigeningen niet zouden
plaatsvinden en de risico's met betrekking tot de bouw van de
tunnelbuizen wordt verwezen naar hetgeen daarover is vermeld
bij de beoordeling van de zienswijze van adressant, vermeld
onder 1.
Het bezwaar met betrekking tot het negatief be<nvloeden van de
marktwaarde van het perceel en het gestelde dat de aangeboden
vergoeding veel schadecomponenten negeert, zijn bezwaren van
financi%le aard. De Onteigeningswet waarborgt belanghebbenden
een volledige schadeloosstelling.
Voorgesteld wordt, de zienswijze ongegrond te verklaren.
Zienswijze van de Vereniging van Eigenaren Saenredamstraat 66
(13).
Ontvankelijkheid.
Adressante treedt op namens de appartementseigenaren van het
perceel Saenredamstraat 66.
De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond van een en ander
kan de adressante in zijn bezwaar worden ontvangen.
Inhoud/beoordeling.
De zienswijze is identiek aan de zienswijze van adressanten,
vermeld onder 1. Voor de inhoud en de beoordeling wordt
verwezen naar ons antwoord terzake.
Zienswijze van mr. J.L. Pit, namens Beleggingsmaatschappij
Meijvast BV (14).
Ontvankelijkheid.
Adressante, behorende tot de Kroonenberg Groep, is economisch
eigenares van de percelen Stadhouderskade 74 en 75, alsmede
Jacob van Campenstraat 49 en 51 (niet in de onteigening
opgenomen). Juridisch eigenares is Exploitatiemaatschappij Van
der Meer BV.
De zienswijze is tijdig ingediend. Op grond van een en ander
kan de adressante in zijn bezwaar worden ontvangen.
Inhoud.
Adressante geeft aan van de mogelijkheid gebruik te maken
schriftelijk en mondeling haar zienswijze naar voren te brengen
op nader aan te voeren gronden. De zienswijze wordt ook
ingediend namens de juridisch eigenaar.
De gemeente wordt verzocht adressante op de hoogte te stellen
van de datum waarop uiterlijk het gemotiveerde bezwaar
schriftelijk kan worden ingediend.
Beoordeling.
De zienswijze van de adressante is ingediend op de laatste dag
van de termijn van tervisielegging van vier weken. Zij is door
de gemeente direct telefonisch op de hoogte gesteld van het
feit dat er geen mogelijkheid meer is om de bezwaren nog
schriftelijk gemotiveerd toe te lichten.
Voorgesteld wordt, de zienswijze ongegrond te verklaren.
Zienswijze van R.D. Kooi (15).
Ontvankelijkheid.
Adressant is woonachtig op het adres Ferdinand Bolstraat 71-II.
Uit de zienswijze is niet op te maken, of hij huurder is of
eigenaar. De zienswijze is tijdig ingediend.
Adressant is geen belanghebbende in de zin van de
Onteigeningswet. Het perceel Ferdinand Bolstraat 71 is niet
begrepen in de onteigening. Op grond van een en ander kan
adressant niet in zijn zienswijze worden ontvangen.
Zienswijze van F.J. Colon (16).
Ontvankelijkheid.
Adressant is woonachtig op het adres Eerste Oosterparkstraat
168-F. Uit de zienswijze is niet op te maken, of hij huurder is
of eigenaar. De zienswijze is buiten de termijn van
tervisielegging, namelijk op 5 oktober 2000, ingediend.
De adressant is geen belanghebbende in de zin van de
Onteigeningswet. Het perceel Eerste Oosterparkstraat 168-F is
niet begrepen in de onteigening. Op grond van een en ander kan
adressant niet in zijn zienswijze worden ontvangen.
Zienswijze van een onbekende adressant (17).
Ontvankelijkheid.
Adressant heeft de zienswijze ondertekend met een paraaf. Op de
zienswijze en de envelop zijn geen naam en adresgegevens te
achterhalen. De adressant kan niet in zijn zienswijze worden
ontvangen.
Zienswijze van de Vereniging De Bovengrondse (18).
Ontvankelijkheid.
De zienswijze is tijdig ingediend. De vereniging is geen
belanghebbende in de zin van de onteigeningswet.
Niet is gesteld noch is gebleken, dat de adressante zakelijke
of persoonlijke rechten op de in het onteigeningsplan begrepen
grond(en) kan doen gelden.
Op grond van een en ander kan de adressante niet in haar
zienswijze worden ontvangen.
Zienswijze van de Stichting Behou Gerard Dou (19).
Ontvankelijkheid.
De zienswijze is ingediend door de secretaris-penningmeester,
van de Stichting Behou Gerard Dou mevr. L. Visser.
De zienswijze is tijdig ingediend. De vereniging is geen
belanghebbende in de zin van de Onteigeningswet.
Niet is gesteld noch is gebleken, dat de adressante zakelijke
of persoonlijke rechten op de in het onteigeningsplan begrepen
grond(en) kan doen gelden, dan wel door het onteigeningsplan
als zodanig in haar belang wordt getroffen.
Op grond van een en ander kan de adressante niet in haar
zienswijze worden ontvangen.
Zienswijze van de Stichting Behou Gerard Dou, namens 106
indieners.
Ontvankelijkheid.
De zienswijze is ingediend door de Stichting Behou Gerard Dou,
namens 106 indieners. De zienswijze is tijdig ingediend.
Afgezien van ,,n adressant, de heer E. van Egmond, namens de
Vof Rud H. Venekamp, is niet gesteld of gebleken, dat de
adressanten zakelijke of persoonlijke rechten op de in het
onteigeningsplan begrepen grond(en) kunnen doen gelden, dan wel
door het onteigeningsplan als zodanig in hun belang worden
getroffen.
Op grond van een en ander kunnen adressanten niet in hun
zienswijze worden ontvangen.
Voor de adressant, de heer E. van Egmond, wordt verwezen naar
zijn zienswijze, vermeld onder 4.
De Commissie voor Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale
Zaken heeft op 21 maart 2001 met deze voordracht ingestemd.
Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende
besluit te nemen:
De Gemeenteraad van Amsterdam,
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 29
maart 2001;
Gelet op het bepaalde in de Onteigeningswet,
Besluit:
I de adressanten R.D. Kooi, F.J. Colon, een onbekende
adressant, de Vereniging De Bovengrondse, de Stichting Behou
Gerard Dou en De Stichting Behou Gerard Dou, namens 106
adressanten, niet-ontvankelijk te verklaren;
II de overige adressanten in hun zienswijze te ontvangen;
III de zienswijze van de adressant E. van Egmond namens de
vof Rud H. Venekamp gegrond te verklaren;
IV de zienswijzen van de overige adressanten ongegrond te
verklaren;
V ter onteigening ten name van de gemeente Amsterdam
ingevolge art. 77, lid 1, onder 1, van de Onteigeningswet aan
te wijzen de eigendommen, begrepen in het bestemmingsplan
Noord-Zuidlijn, op de bij dit besluit behorende grondplankaart
aangeduid met zwarte lijn arcering en vermeld in de bij dit
besluit behorende lijst (onteigeningsplan Noord-Zuidlijn);
VI te bepalen, dat niet tot dagvaarding van de
rechthebbenden zal worden overgegaan voordat onherroepelijk is
beslist over het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn en dat het
raadsbesluit tot onteigening vervalt, voorzover in hoogste
instantie goedkeuring aan het bestemmingsplan wordt ont-houden;
VII alle noodzakelijke stappen te doen, zowel in eerste
aanleg als daarna en zowel als eisende als verwerende partij,
om langs gerechtelijke weg de onteigening te verkrijgen van de
onder V bedoelde eigendommen, nadat en voorzover de beno-digde
Koninklijke goedkeuring als bedoeld in art. 80, lid 3, van de
Onteigeningswet is verkregen.
|