Bron             : Raad
Onderwerp        : Raadsvergadering 1 november 2000
Datum Raad       : 01-11-00
Datum publikatie : 08-12-00

OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 1 NOVEMBER 2000. Aanwezig: de leden Van der Aa (PvdA), mevr. Alberts (SP), Arda (D66), mevr. Asante (PvdA), Bakker (SP), Balak (CDA), mevr. Boerlage (GroenLinks), mevr. Bruines (D66), Bijlsma (PvdA), Cherribi (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), Van Duijn (Amsterdam Anders/De Groenen), mevr. Elatik (PvdA), Frankfurther (D66), Goedhart (CDA), Goring (VVD), Grifhorst (PvdA), Grondel (GroenLinks), Hafkamp (VVD), Hemmes (D66), mevr. Hofmeijer (GroenLinks), Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter Horst (PvdA), Houterman (VVD), Huffnagel (VVD), mevr. Irik (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), K"hler (GroenLinks), mevr. Krikke (VVD), mevr. Van der Linden (VVD), Van Lohuizen (Amsterdam Anders/De Groenen), Meijer (PvdA), Niamut (CDA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), mevr. Tz tok (GroenLinks), Piersma (PvdA), Van Poelgeest (GroenLinks), mevr. Spier-van der Woude (VVD), Stadig (PvdA), mevr. Sweet (PvdA), De Vries (PvdA) en Yalin (PvdA). Afwezig: de leden Dales (VVD), Halbertsma (PvdA) en Paquay (SP), evenals de Burgemeester. Middagzitting op woensdag 1 november 2000. Voorzitter: drs. J. van der Aa, loco-burgemeester. Secretaris: drs. E. Gerritsen, gemeentesecretaris. Aan de orde is de agenda. De VOORZITTER: Ik deel aan de Raad mee, dat deze vergadering een middagzitting zal beslaan. 1 Notulen van de raadsvergadering op 4 oktober 2000. De notulen worden ongewijzigd goedgekeurd. 2 Mededeling van de ingekomen stukken. 1? Adres van drs. C. Auer van 7 oktober 2000, houdende een klacht over politieoptreden. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Algemene Zaken. 2? Adres van drs. J. Verburg, namens NV PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, en mevr. drs. G. Verkerk, namens NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland, van 11 oktober 2000 inzake de strategische positie van duinwaterbedrijven in Noord- en Zuid- Holland. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Zorg, Nutsbedrijven en Monumentenzorg. De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat mevr. Boerlage verzoekt, dit adres te betrekken bij voorstellen terzake. Wethouder mevr. TER HORST: Over die voorstellen terzake spreken wij vanmiddag. Ik ga akkoord met dit verzoek. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake. 3? Adres van J. Sedney, namens het Radioaanbieders Overleg Amsterdam, van 11 oktober 2000 inzake het Open Kanaal van Salto. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Cultuur, Telecommunicatie en Lokale Media. 4? Adres van J.E. Shaya en J.D.M. Meurs, namens de Vereniging Beethovenstraat/Parnassusweg, van 15 oktober 2000 inzake uitbreiding van het Atrium-gebouw aan de Strawinskylaan. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat mevr. Boerlage heeft verzocht om behandeling in de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. Wethouder STADIG: Naar mijn mening dient deze afhandeling te worden betrokken bij voorstellen terzake. Dat stel ik voor. Mevr. BOERLAGE: Het verzoek was, dit punt snel te behandelen. Komen er dan ook snel voorstellen? Wethouder STADIG: Hoe kan er haast zijn wanneer de commissie van bijstand zich nog niet heeft uitgesproken? Wij moeten ons niet laten opjagen. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake. 5? Adres van mr. G.W. van Herwaarden, namens het Platform Monumentaal Groen, van 16 oktober 2000, houdende verzoek tot het leveren van een bijdrage aan het bepleite beleid, gericht op herstel en onderhoud van het monumentale groen in ons land. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Milieu en Openbare Ruimte. De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat mevr. Kalt heeft verzocht om behandeling in de Commissie voor Milieu en Openbare Ruimte. Wethouder GRONDEL: Dat lijkt mij ordelijk, al kan ik niet toezeggen dat dit op zeer korte termijn zal gebeuren. In de komende maanden zal ik een voorstel voor behandeling aan de commissie voorleggen. Dat lijkt mij mogelijk, gezien de aard van het stuk. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Milieu en Openbare Ruimte. 6? Adres van W.J. Beaux, namens NNP, van 16 oktober 2000 inzake de aanpak van duivenoverlast. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Milieu en Openbare Ruimte. 7? Adres van M. Kamp, namens De Cultuurhal, van 13 oktober 2000 inzake het initiatief voor een cultuurcentrum op het voormalige terrein van het Gemeentevervoerbedrijf. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Cultuur, Telecommunicatie en Lokale Media. 8? Notitie van het raadslid Frankfurther van 24 oktober 2000, getiteld: Als er ,,n keitje van de Dam is ... (Gemeenteblad afd. 1, nr. 670). Besloten wordt, deze notitie in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om preadvies. 9? Adres van G. Koster, namens de stichting Aandagt, van 13 oktober 2000 inzake de be%indiging van het groepsvervoer van de stichting Aandagt door Stadsmobiel. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Zorg, Nutsbedrijven en Monumentenzorg. 10? Adres van mr. E.S. Hoogendijk, namens de Bond Heemschut, van 17 oktober 2000 inzake de ontwikkeling van het Oosterdokseiland en de toekomst van de voormalige brandweerkazerne op de De Ruijterkade. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat mevr. Boerlage heeft verzocht, het antwoord op het adres tevens toe te zenden aan de Commissie voor Zorg, Nutsbedrijven en Monumentenzorg, terwijl mevr. Kalt heeft verzocht, het antwoord op het adres tevens toe te zenden aan de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. Wethouder mevr. TER HORST: Wij werken nooit dubbelop. Wethouder Stadig is projectwethouder, dus in zijn commissie hoort dit thuis. Wethouder STADIG: Sterker nog, er komen ook hier voorstellen terzake, namelijk het SPvE dat alle afwegingen bevat. Daarbij dient dit adres aan de orde te komen. Mevr. BOERLAGE: Daarmee ga ik akkoord. Mevr. KALT: Ik kan hier ook mee instemmen. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake. 11? Adres van P.H. Bakker van 17 oktober 2000 inzake de bestuurlijke procedure in Amsterdam met betrekking tot planschadeclaims. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. 12? Adres van mevr. G.M.J. Streumer-Baaij, namens de Onafhankelijke Cli%ntenraad bij de Sociale Dienst Amsterdam, van 19 oktober 2000, waarin wordt gepleit voor de afschaffing van het rentepercentage Crediam en voor rechtstreekse toegang tot de bijzondere bijstand. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de behandeling van de begroting voor 2001. 13? Adres van R.E. Vis, namens de VVD-fractie Zuideramstel, van 28 oktober 2000, houdende bezwaar tegen de versmalling van de Wibautas. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de behandeling van de voordracht van Burgemeester en Wethouders nr. 638 en bijlage Q van 2000, punt 5 van de agenda. 14? Adres van V. Amende en A. Stoel, namens de werkgroep Keurblokken van het Wijkcentrum d'Oude Stadt, van 20 oktober 2000 inzake de schuur achter het pand Herengracht 364. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat mevr. Kalt heeft verzocht om behandeling in de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad. Wethouder mevr. KRIKKE: Ik stel voor dat wij beginnen met een afschrift. Dan kunnen wij altijd nog zien of dit zo belangwekkend is dat behandeling alsnog vereist is. Mevr. KALT: Dat ben ik al nagegaan. Dit heeft een implicatie voor veel meer zaken. Daarom zou ik het goed vinden, dat in de commissie te bespreken, als men dit niet als incident ziet. Wethouder mevr. KRIKKE: Ik acht eerst een afschrift sturen voldoende. Als men hierover dan nog wil spreken, kan men dit punt verder piepen. Mevr. KALT: Ik vind dat een omweg. Waarom behandelen wij het niet? Als het een klein punt is, is het ook snel afgerond. Wethouder mevr. KRIKKE: Ik vind dit nogal zwaar, maar ik ga akkoord met het verzoek. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad. 15? Adres van dr. H.J. Wijnne van 20 oktober 2000 inzake de verwerking van ingekomen post op het Stadhuis. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Algemene Zaken. De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat mevr. Boerlage heeft verzocht om toezending van een afschrift van het antwoord aan de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad. De LOCO-BURGEMEESTER: Dat verzoek verbaast mij. Zou dit niet aan de Commissie voor Algemene Zaken moeten worden gezonden? Mevr. BOERLAGE: Inhoudelijk gaat het om een kwestie die in de binnenstad speelt, met problemen rond een afgebrand belendend pand. De betrokkene krijgt aldoor maar geen antwoord van het College en heeft nu een klacht aan ons gestuurd. Wanneer hij nu alleen maar een antwoord krijgt in de trant van 'wij zullen uw vraag beantwoorden', terwijl het inhoudelijk om iets geheel anders gaat, willen wij dat weten. Wethouder mevr. KRIKKE: Ik weet niet wat wij moeten besluiten wanneer het onderwerp postverwerking is. De LOCO-BURGEMEESTER: Het gaat om een klacht over post die niet verwerkt is. Wethouder mevr. KRIKKE: Bij dit soort adressen voel ik mij, als het om een ander onderwerp blijkt te gaan, volledig gemachtigd om bij de commissie te komen met de mededeling dat ik dit niet thuis vind horen bij de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad. De LOCO-BURGEMEESTER: Er moet hoe dan ook worden geantwoord. Dat antwoord wordt in elk geval aan de commissie gezonden. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Bouwen, Wonen en Economie Binnenstad. 16? Adres van mevr. E. Visser van 21 oktober 2000 inzake het bezoek van agenten bij haar aan huis, en andere zaken. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Algemene Zaken. 17? Adres van P. Hesp en A. Helle, namens roeivereniging Willem III, van 19 oktober 2000 inzake een afwijzing van een subsidieaanvraag voor het Stimuleringsfonds Lichamelijk Gehandicapten. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Zorg, Nutsbedrijven en Monumentenzorg. De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat mevr. Kalt heeft verzocht om behandeling in de Commissie voor Zorg, Nutsbedrijven en Monumentenzorg. Wethouder mevr. TER HORST: Wanneer mijn geheugen mij niet in de steek laat, hebben wij dit punt al behandeld in de commissie. Er kan dus alleen nog maar afhandeling door het College plaatsvinden, met een afschrift aan de commissie. Mevr. KALT: Daarmee ga ik akkoord. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Zorg, Nutsbedrijven en Monumentenzorg. 18? Adres van mevr. A. Dekker van 23 oktober 2000 inzake overlast van vlieglawaai. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening en een afschrift van het antwoord op het adres te zenden aan de leden van de Commissie voor Financi%n, Personeel en Organisatie, Facilitaire Bedrijven, Beheer Binnenwater, Sport en Havenaangelegenheden. De VOORZITTER: Ik stel voor, thans eerst na te gaan welke agendapunten zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan. Conform besloten. 3 Mondelinge vragenuur. Er zijn geen vragen ingediend. De punten 4 en 5 worden even aangehouden. 6 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 tot het huren van bedrijfsruimte in het pand Waterspiegelplein 10a en 10b ten behoeve van het Trambedrijf van het Gemeentevervoerbedrijf (Gemeenteblad afd. 1, nr. 652). Mevr. BOERLAGE (stemmotivering): Wij vinden dit nog steeds een heel groot pand voor datgene waarvoor het bedoeld is, met meer bedrijfsruimte dan nodig is. Omdat wij niet zo snel iets anders hebben kunnen vinden en het pand inderdaad op een heel goede locatie ligt, zullen wij dit dan toch schoorvoetend maar accepteren. De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3998 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 7 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 tot het huren van bedrijfsruimte in het pand Dijkgraafplein 264 ten behoeve van het Trambedrijf van het Gemeentevervoerbedrijf (Gemeenteblad afd. 1, nr. 653). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3999 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De punten 8 en 9 worden even aangehouden. 10 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 inzake het verdelingsvoorstel StiREA-middelen 1999 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 663). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4068 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 11 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 tot het toekennen van een bijdrage in de overbruggingsinvestering winkelcentrum Kraaiennest (Gemeenteblad afd. 1, nr. 664). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4075 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 12 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 tot uitvoering van de Nota Recreatieve hoofdfiets- en wandelroutes in en om Amsterdam, fasen 2 en 3 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 651). Mevr. BOERLAGE (stemmotivering): Wij zijn heel blij met de initiatieven die op dit vlak worden ontplooid. Wij weten ook dat er straks weer een extra stuk komt over de invulling. Dat zien wij met veel genoegen tegemoet. De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3995 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 13 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober tot vaststelling van hogere waarden dan gesteld in de Wet geluidhinder ten behoeve van het bestemmingsplan Duinluststraat/Zandvoortstraat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 654). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4004 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 14 wordt even aangehouden. 15 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 tot vaststelling van het bestemmingsplan Roeterseiland I (2000) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 650). De heer HUFFNAGEL (stemmotivering): De VVD-fractie zal instemmen met dit bestemmingsplan, met de aantekening dat zij het jammer vindt dat er geen compensatie is voor de geschrapte studentenhuisvesting in het aangrenzende bestemmingsplan. Die is indertijd geschapen omdat alleen onze fractie daarvoor was en de rest van de Raad ertegen. De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3948 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door het raadslid Huffnagel gevraagde aantekening. 16 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2000 tot vaststelling van de begroting van de Dienst Binnenstad voor 2001 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 669, en bijlage T). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4104 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 17 wordt even aangehouden. 18 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 tot bouw en inrichting van een depot bij de Gemeentelijke Archiefdienst voor de opslag van digitale gegevens (Gemeenteblad afd. 1, nr. 662). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4065 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Aan de orde is thans: 5 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 oktober 2000 inzake de opdrachtformulering Masterplan Wibautas (Gemeenteblad afd. 1, nr. 638, en bijlage Q). Hierbij komt tevens in behandeling: - Adres van R.E. Vis, namens de VVD-fractie Zuideramstel, van 28 oktober 2000, houdende bezwaar tegen de versmalling van de Wibautas. De heer FRANKFURTHER: Mijnheer de Voorzitter. Mijn fractie is over het geheel behoorlijk tevreden en herkent veel goede punten in de opdrachtformulering, namelijk: vermindering van de automobiliteit, doorstroming van het autoverkeer, verkeersveiligheid en een behoorlijke verbetering van de openbare ruimte. Wij zijn verheugd over het feit dat de wethouder met uitstel van dit punt heeft ingestemd, waardoor het stadsdeel ook nog heeft kunnen reageren. Een aantal vragen uit de commissie is inmiddels beantwoord, waarvoor wij onze dank uitspreken. Op de Wibautstraat zullen enkele honderden parkeerplaatsen verdwijnen omdat de ventwegen weggaan, evenals een aantal eraan gelegen pleintjes. Wij vinden dat een goede zaak voor de openbare ruimte, want die zal er daadwerkelijk door worden verbeterd. Wij willen echter dat de parkeerruimte voor een belangrijk deel voor de vergunninghouders en bezoekers wordt bestemd. Daarom verzoeken wij het College, in het verdere masterplanproces dat nog zal volgen, samen met het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer tot een oplossing te komen voor het cre%ren van voldoende alternatieve parkeerplaatsen voor vergunninghouders en bezoekers in de openbare ruimte, in combinatie met de door de Raad eerder gevraagde P+R-voorziening in de omgeving van het Amstelstation. Het behoeft niet slechts de voorziening bij het Amstelstation te zijn, maar zou ook een ondergrondse parkeergarage onder de Wibautstraat kunnen zijn, of een combinatie van beide. Wij willen dat dit in het masterplanproces wordt meegenomen. Voor de doorstroming in de Wibautstraat zijn wij het er in principe mee eens zijn dat tweemaal twee rijstroken worden gehandhaafd. Door het opheffen van de ventwegen aan beide zijden zullen er aanmerkelijk meer afslaande bewegingen plaatsvinden dan thans. Wij verwachten dat dit afslaande verkeer, met name het linksaf gaande, het doorgaande verkeer regelmatig en langdurig zal ophouden en dat er weinig meer terechtkomt van de zo gewenste doorstroming van het autoverkeer en van de groene golf die wij er zouden willen hanteren. (Mevr. HOFMEIJER: U weet dat het de bedoeling is, een brede middenberm op de Wibautas te maken en op een aantal andere manieren de openbare ruimte van de Wibautstraat te verbeteren. Hoe ziet u deze inbreng in relatie daartoe? U bent tenslotte de kampioen van de openbare ruimte in deze Raad, maar ik constateer enige tegenstrijdigheid in uw standpunten.) Dat compliment aanvaard ik graag. De openbare ruimte is voor mijn fractie zeer belangrijk. (Mevr. HOFMEIJER: Deze inbreng is dan toch enigszins vreemd?) Als de middenberm breed genoeg is, zodat er aan beide zijden bij het afslaan tweemaal twee auto's zouden kunnen staan, zou dat natuurlijk al behoorlijk opschieten. Dat staat echter niet in de uitgangspunten. Daarin wordt van een beplante middenberm gesproken. Als deze bijvoorbeeld 1.50 meter breed is, kan er bij het afslaan zelfs nooit ,,n auto veilig staan. Wij vernemen dat graag van de wethouder. Wij vermoeden dat tot op heden toch te weinig is onderzocht of de doorstroming is gegarandeerd met het weghalen van de afslaande bewegingen of door een middenberm, die al dan niet breed genoeg is. Het gaat niet slechts om de doorstroming; als er auto's linksaf slaan, ontstaat daarachter een kleine file en zullen andere auto's, die deze file willen ontwijken, naar de andere rijstrook uitwijken. Daardoor kunnen verkeersonveilige situaties ontstaan. (De heer BIJLSMA: Dat zou dan ook in de Valkenburgerstraat moeten optreden; dat is niet het geval.) Bij de Valkenburgerstraat is sprake van een geheel andere situatie, want men kan er bij de brandweerkazerne linksaf slaan. Er is daarvoor een apart afslagvak gemaakt. De volgende mogelijkheid is er pas bij het Mr. Visserplein; daar zijn eveneens aparte afslagvakken. (De heer BIJLSMA: Dat is nog altijd tweemaal tweebaans. U wilt in feite een derde baan op de punten daarnaast.) De derde baan komt pas bij de derde motie aan de orde, dus u loopt enigszins op de zaken vooruit. Op de genoemde punten zullen wij moties indienen. Wij vragen in de tweede motie om nader onderzoek of de doorstroming en de verkeersveiligheid gehandhaafd blijven. In principe zijn wij voorstander van versmalling van de Weesperstraat. Dat is goed voor daling van de automobiliteit en voor verbetering van de openbare ruimte. Dat is de D66-fractie inderdaad veel waard, maar de vraag is tot welke prijs. Zowel de brandweer, de GG&GD als het Onze Lieve Vrouwegasthuis hebben bij de inspraak schriftelijke reacties ingediend waaruit blijkt dat zij de veiligheid waarschijnlijk onvoldoende kunnen garanderen. De Weesperstraat wordt door de brandweer en de GG&GD "de A1 voor nood- en hulpdiensten in Amsterdam" genoemd. Dat geldt met name voor de binnenstad en Amsterdam-Noord. Wij weten dat er reeds regelmatig een file op de Weesperstraat staat, omdat het verkeer op het Mr. Visserplein dan volledig vast staat. Wij verwachten dat dat alleen maar zal toenemen. Als de wethouder zou zeggen dat men bijvoorbeeld op de Weesperstraat een groene golf gaat instellen, verwachten wij dat dat geen soelaas biedt voor de doorstroming voor de nood- en hulpdiensten. Wanneer het verkeer op het Mr. Visserplein volledig vast staat, omdat bijvoorbeeld reeds daar de Bijenkorffile begint, heeft het geen zin al het verkeer op de Weesperstraat een groene golf te geven, want dat komt dan hopeloos vast te staan op het Mr. Visserplein. Wij pleiten er samen met de VVD-fractie voor dat nader wordt onderzocht hoe het voor nood- en hulpdiensten mogelijk is de file op de Weesperstraat te passeren. In de opdrachtformulering die voor ons ligt, staat daarover niets vermeld. Er wordt geen enkele paragraaf of zin aan de nood- en hulpdiensten gewijd. In de nagekomen brief van verleden week geeft de wethouder aan dat dit een punt van aandacht is. Daarover zijn wij zeer verheugd, maar dit is voor ons veel te mager. Immers, als iedere seconde telt en iedere volgende seconde tot meer sterfgevallen kan leiden, moeten wij toch aan de wensen van de GG&GD en de brandweer tegemoetkomen? De wethouder heeft eerder in de commissie gezegd dat wij ons niet het beleid laten voorschrijven door de nood- en hulpdiensten. Die uitspraak veronachtzaamt dat de belangen van de GG&GD en de brandweer niet slechts de hunne zijn, maar ons aller belang. Men zal toch maar een moeder hebben die in de binnenstad met een hartinfarct op de ambulance ligt te wachten! (Mevr. HOFMEIJER: Als u het emotioneel brengt, klinkt dat prachtig, maar u weet net zo goed als ik dat de nood- en hulpdiensten ten aanzien van dergelijke plannen wel degelijk een belangrijke adviserende rol hebben. Dat is iets anders dan ons de wet laten voorschrijven, maar het is wel degelijk aan de orde. Nood- en hulpdiensten hebben op dit gebied geadviseerd en blijven dat doen. Dat staat bovendien in de stukken, dus waar spreekt u over?) Ik doel op het feit dat er drie brieven zijn binnengekomen van de drie genoemde instanties, waarin staat dat men bij versmalling van de Weesperstraat de veiligheid van de inwoners van de binnenstad en Amsterdam-Noord niet kan garanderen. Bovendien spreek ik erover dat hierover in de opdrachtformulering met geen woord wordt gesproken. Samen met de VVD-fractie dien ik op dit punt daarom een motie in. De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 19? Motie van 1 november 2000 van de raadsleden Frankfurther en Hooijmaijers inzake doorstroming van nood- en hulpdiensten in de Weesperstraat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 813). 20? Motie van 1 november 2000 van de raadsleden Frankfurther en Bijlsma inzake het opheffen van parkeerplaatsen langs de Wibautstraat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 814). 21? Motie van 1 november 2000 van de raadsleden Frankfurther en Hooijmaijers inzake opstelstroken voor afslaand verkeer vanaf de Wibautstraat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 815). De moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Vandaag ligt een resultaat van een open planproces voor. Het was in feite ,,n van de eerste grote majeure aders die wij in Amsterdam onder de loep hebben genomen, om na te gaan of een dergelijk open planproces werkt. Wij hadden er heel positieve idee%n over. Alle fracties wilden er meerdere partijen bij betrekken. De VVD-fractie vindt dat dat op zichzelf best is geslaagd. Over het open planproces als zodanig kunnen wij zeggen dat veel partijen zich in ieder geval hebben kunnen uiten en laten horen. Het is ons overigens wel opgevallen dat er op dit terrein voor overleg met de eigen instanties, namelijk de stadsdelen, weinig afstemming heeft plaatsgevonden. Daarmee bedoel ik dat de Hoofdnetten Auto, Fiets of Tram ook altijd aan de naastgelegen stadsdelen raken. Wij hebben dan niet slechts te maken met datgene waarover wij in deze Raad hebben gesproken, maar ook met de instroom en de effecten op de hoofdstroom in de andere stadsdelen. (Mevr. HOFMEIJER: Welke stadsdelen bedoelt u?) Over de naastgelegen stadsdelen. In dit geval betreft het ten noorden het stadsdeel Amsterdam-Noord, ondanks het feit dat het water ertussen ligt. In het zuiden is dit stadsdeel Zuideramstel. (Mevr. HOFMEIJER: U weet dat wij met betrekking tot het stadsdeel Amsterdam-Noord gezamenlijk eerder hebben afgesproken dat deze route geen sluipweg is om de ringweg naar Amsterdam-Noord te ontlopen.) Als wij deze mening zijn toegedaan en een maatregel nemen die mogelijkerwijs effect zou kunnen hebben op een hoofdlijn die doorloopt in dat stadsdeel - want het Hoofdnet Auto loopt door, net als het Hoofdnet Fiets - zou het wellicht heel zinvol zijn, dergelijke stadsdelen hier voortaan bij te betrekken en te vragen naar hun mening op dit terrein. Wanneer wij het niet goed waarnemen, of het desbetreffende stadsdeel wenst iets anders, heeft dat als het goed is altijd effect op ,,n van de andere stadsdelen. Wij hebben door de contacten in de stadsdelen Amsterdam- Noord en Zuideramstel gemerkt dat men er daar juist voor pleit, in de toekomst bij open planprocessen op het gebied van hoofdnetten te worden betrokken. Zodoende kan men ook zijn mening op dat terrein geven. Dat lijkt mij op zichzelf logisch. Wellicht geldt dit tevens voor het andere stadsdeel, maar dat weten wij niet, omdat wij dat daarover niet hebben gesproken. Wanneer men de stad beschouwt als een pakje boter en men een deuk aan de ene zijde geeft, komt deze er meestal aan de andere kant uit. Dat houdt in dat ook de stadsdelen er in dit geval belang bij kunnen hebben, iets te zeggen. Waarom is dat in dit geval niet gebeurd? Kunnen wij dat in de toekomst gaan doen? Dit komt overigens overeen met datgene wat het stadsdeel Zuideramstel per heden bij raadsadres aan ons heeft gevraagd. Men stelt daarin zelfs dat men graag een nulmeting wil houden op het onderdeel Utrechtse Brug-Rijnstraat en Van Woustraat- Amsteldijk, het aanliggende hoofdnetdeel. Het stadsdeel verwacht door onze ingreep in het proces extra overlast. Wij zijn er in ons plan van uitgegaan dat dat niet het geval is, maar dat het tot verbetering en reductie van stromen zou leiden. Het stadsdeel heeft een andere mening op dat terrein en vermoedt dat het er wel overlast door ondervindt, waardoor de veiligheid en leefbaarheid worden aangetast. Het verzoekt ons daarom een nulmeting op dat terrein uit te voeren. Dat lijkt mij op zichzelf een aardige vraag, dus ik vraag de wethouder of hij bereid is, daaraan voor de toekomst mee te werken. Datgene wat er uit het concept is gekomen in ogenschouw nemend, is het niet verwonderlijk dat mensen in en rondom de Wibautstraat en de Weesperstraat van mening zijn dat zij er met talloze vervoersmogelijkheden moeten kunnen komen, maar dat zij er zo min mogelijk overlast van wensen te ondervinden. Het 'not in my backyard'-syndroom is in de gehele stad terug te vinden, en het is logisch dat mensen trachten de lusten te krijgen en steeds proberen, de lasten zo veel mogelijk van zich af te werpen. De gemeenteraad is er om te trachten, hierin een afweging te maken, die misschien niet altijd even goed uitpakt. Voor het onderdeel Wibautstraat is de wethouder naar onze mening geslaagd, ondanks het feit dat er onderdelen in zijn opgenomen waar wij het niet mee eens zijn, zoals de opstelvakken, de nood- en hulpdiensten en de ruimtelijke ordening. Bovendien vinden wij dat de wethouder niet ver genoeg is gegaan, want wij zijn nog steeds van mening dat het Hoofdnet Auto ter plaatse ondergronds zou moeten worden aangelegd. De beantwoording van de wethouder op dit gebied was wel heel kort door de bocht, en kwam erop neer dat het heel moeilijk is en veel geld kost. Van een GroenLinks-wethouder heb ik nog nooit gehoord dat geld opeens het probleem vormde om een zaak, die vanuit moreel en politiek oogpunt echt zou moeten worden gerealiseerd, niet uit te voeren. Voor mij was het nieuw dat deze wethouder daarmee opeens rekening hield. Wij hebben moeite met het onderdeel dat betrekking heeft op de Weesperstraat. Ik verwijs naar de indruk die het bedrijfsleven en het stadsdeel Amsterdam-Noord in het verleden hierover hebben gehad. In de raadsstukken van 28 maart 1994, Gemeenteblad afd. 1, nr. 806, en in het stuk van het Kabinet van Burgemeester van indertijd wordt ingegaan op de gefaseerde uitvoering. Dat houdt de versmalling in van zowel de Valkenburgerstraat als Ä wellicht Ä daarna de Wibautas. Verder wordt vermeld dat een en ander wordt uitgevoerd na realisatie van de Noord-Zuidlijn, waarover nog commotie is geweest. Een maand later en ook in 1996, twee jaar daarna, heeft dat tot commotie in de krant geleid. Het raadslid de heer K"hler heeft destijds nog indringende vragen aan wethouder Stadig gesteld. Hij vroeg of de wethouder met het bedrijfsleven in de ambtswoning afspraken kon gaan maken, zonder dat de Raad daarvan wist. De wethouder antwoordde dat er geen werkelijke afspraken zijn gemaakt. Vervolgens Ä dat hebben wij tijdens de afgelopen zomervakantie geconstateerd Ä zijn er twee ex-wethouders van deze stad bij aanwezig geweest, te weten de heren Bakker en Peer. De ex-secretaris van de Kamer van Koophandel, die geen enkele reden heeft om hierover te liegen, en enkele andere vooraanstaande personen uit het bedrijfsleven - zoals de heer Kranenburg - hebben in het openbaar aangegeven dat het bedrijfsleven in eerste instantie inderdaad niet enthousiast was over een mogelijke versmalling. Zij hebben gezegd dat er door het toenmalige College is afgesproken dat inderdaad niet eerder tot een mogelijke versmalling van een deel van de Wibautas - men sprak destijds zelfs nog over het geheel, inclusief de Valkenburgerstraat - zou worden overgegaan dan nadat de Noord-Zuidlijn er lag en op de effecten was getoetst. Dat is door de Raad gehonoreerd. (Wethouder KTHLER: Suggereert u dat het toenmalige College bij de beantwoording van mijn vragen heeft gelogen op het moment dat het zei dat daarover geen afspraken waren gemaakt?) Dat is wellicht de interpretatie van de wethouder. (Wethouder KTHLER: Suggereert u dat het toenmalige College niet de waarheid heeft gesproken? Dat zegt u eigenlijk.) Dat weet ik niet, want de politieke waarheid is vaak anders dan de waarheid in het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven let, zoals de wethouder weet, op winst en verlies. Ik meen dat dat bij politici anders ligt. Ik constateer in ieder geval wel dat er in de afgelopen zomer door toenmalige wethouders van twee verschillende fracties uitspraken in de pers zijn gedaan. Bovendien constateer ik dat vooraanstaande personen uit het bedrijfsleven eveneens hebben bevestigd dat wij over versmalling van de gehele straat zouden spreken, pas nadat de Noord-Zuidlijn er lag. Dat element is volledig verschoven en er wordt op dat terrein slechts ietwat bevestigend geknikt. Het interesseert mij in het geheel niet of de wethouders K"hler en Stadig destijds tegen elkaar hebben gelogen. Als zij de rol van premier Kok of minister Van Aartsen willen spelen, wens ik hen daarbij veel plezier toe. (Wethouder KTHLER: U mengt mij hierin, maar dat lijkt mij niet juist. U was bezig mede te delen dat wethouders uit het vorige College zich kennelijk hadden losgemaakt van de antwoorden die het vorige College aan deze Raad heeft gegeven. Daarmee suggereert u dat het College indertijd heeft gelogen. Mijn vraag aan u was of u deze mening bent toegedaan. Als dat het geval is, moet u op deze toer doorgaan, maar dan vraag ik u wel waarom u niet de toenmalige collegeleden, die er op dit moment nog steeds zitten, aanspreekt op het feit dat zij kennelijk hebben gelogen. Of vindt u het niets en suggereert u maar iets in het wilde weg? Ik vind datgene wat u zegt namelijk nogal ernstig.) De wethouder doet hetzelfde als wat hij destijds in de oppositie deed. Op dat moment zei hij: 'Wethouder Stadig, u liegt. Hoe zit dat? Als u dat hebt gedaan, dan...'. Dat waren destijds zijn woorden en dat zijn blijkbaar zijn woorden op dit moment. (Wethouder KTHLER: Dat is in het geheel niet het geval. Mijn woorden van destijds waren 'als het College dit op deze wijze aan de Raad antwoordt, moet ik ervan uitgaan dat het juist is en kan ik geen motie indienen met een andere uitspraak. Ik moet het College immers op zijn woord vertrouwen'. U zaait daar op dit moment twijfel over.) Het is bekend dat de gemeenteraad van Amsterdam vaker een andere mening heeft dan sommigen in het College. Op dit gebiedt geldt in ieder geval dat deze fractie binnen de gemeenteraad haar contacten met het bedrijfsleven heeft en nog eens duidelijk heeft ge<nformeerd naar wat er destijds is gevonden. Wij hebben de krantenartikelen er nog eens bij gehaald en daar staat geen woord Spaans in. Dat houdt in dat men er destijds van uitging dat eerst de Noord-Zuidlijn zou worden aangelegd en dat er pas daarna zou worden gemeten. Wij vinden dat vreemd en hebben grote bezwaren tegen de opdrachtformulering, zoals deze voorligt. Dat houdt in dat de VVD-fractie op basis daarvan niet kan leven met de beslispunten 10, 11 en 21. Voor beslispunt 10 geldt dat de aangegeven optie ons niet zint. De wethouder kiest te gemakkelijk voor de 'not in my backyard'-optie, terwijl hij voor een andere zou moeten kiezen. Voor beslispunt 11 met betrekking tot het opheffen van de parkeerplaatsen op het maaiveld geldt naar onze mening dat dat slechts kan gebeuren wanneer de parkeergarage eerst wordt gerealiseerd. Hoe kan de wethouder met de beslispunten 12 en 14 komen als hij bij voorbaat een open planproces heeft? Dat gaat er namelijk reeds van uit dat de versmalling wordt doorgevoerd, want anders hoeven de punten 12 en 14 niet aan de orde te komen. Ons eindoordeel schorten wij op. Dat verneemt de wethouder in tweede termijn, na zijn antwoord. De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Dit is een zeer belangrijk moment om deze zaak te behandelen. De Weesperstraat/Wibautstraat ervaart iedereen als een dolk in het hart. Iedereen weet ook hoe de Utrechtsestraat eruit ziet. Wanneer wij ons dan realiseren dat de Weesperstraat er vroeger hetzelfde uit zag, is ,,n van de belangrijkste punten die uit uitvoerige consultatie van de bewoners en bedrijven naar voor is gekomen, dat men de openbare ruimte als bijzonder onprettig ervaart. Wij hebben hieromtrent reeds eerder in de Raad gesproken. Op Koninginnedag is dat goed waar te nemen. Alle radiale routes staan vol met kraampjes, maar in de Weesperstraat en de Wibautstraat staat er niet ,,n. Wij hebben daarom destijds gezegd dat wij het Koninginnedagcriterium zouden invoeren. De nieuwe inrichting van de Weesperstraat/Wibautstraat zal pas geslaagd zijn als op Koninginnedag ook in de Weesperstraat allerlei kraampjes staan. Dat is het eerste zeer belangrijke punt. Het tweede belangrijke punt dat uit de consultatie naar voren is gekomen, is de verkeersveiligheid. Deze wordt als bijzonder slecht ervaren, zoals ook uit de cijfers blijkt. Dit zijn de twee hoofdproblemen. Ik ben bijzonder verheugd over het feit dat aan het stadsbestuur destijds door de bewoners en bedrijven om een open planproces is gevraagd. Wij zijn daarop indertijd ingegaan, mede naar aanleiding van de goede ervaringen die wij daarmee hadden bij het station Zuid en omgeving. Wij hadden er goede ervaringen mee dat in eerste instantie vanaf het begin de problemen worden ge<nventariseerd, dat er vervolgens met de bewoners, bedrijven en betrokkenen verschillende alternatieven worden uitgewerkt die aan de problemen tegemoetkomen en dat daaruit een keuze wordt gemaakt. Zodoende worden de mensen erbij betrokken. Er is heel veel werk verricht. Ik ben bij meerdere bijeenkomsten geweest, ook bij een van de grootste bijeenkomsten van een halfjaar geleden in het Wibauthuis waar deze uitgangspunten ter sprake kwamen. Ik ben er verheugd over dat, ondanks het feit dat men aanvankelijk zeer verschillende meningen had, er een heel breed draagvlak blijkt te bestaan voor het plan dat momenteel op tafel ligt. Dat vind ik werkelijk een groot compliment in een situatie waarbij sprake was van zeer tegengestelde meningen. Tijdens de vergadering bestond eveneens het gevoel dat dit de kant is die wij gezamenlijk op moeten gaan. Naar mijn opvatting is dat heel belangrijk. Het is tevens een voorbeeld hoe dergelijke zeer grote projecten in de toekomst zullen moeten worden aangepakt, namelijk met een open planproces. Ik ben verheugd over het feit dat de stagnatie is voorkomen. Deze dreigde door de verschillen van opvatting op te treden, onder andere binnen het College, en daardoor dreigde de zaak op de lange baan te worden geschoven. Wij zijn het over het geheel genomen eens met de in het plan genoemde uitgangspunten en wij zijn zeer benieuwd naar het masterplan. Van de wethouder verneem ik graag wanneer wij het masterplan precies kunnen verwachten. Naar mijn idee is er dan werkelijk sprake van concretisering van deze zaak. Dat plan zal volgend jaar gereed zijn, maar ik vraag de wethouder een bepaald tijdstip te noemen waarop wij daarover in de Raad uitvoerig kunnen spreken. Dat hebben wij tevens met betrekking tot het Masterplan Zuidas gedaan. Over de verkeersveiligheidsmaatregelen heb ik destijds in de commissie reeds vragen gesteld. Ik wil graag dat het College per halfjaar rapporteert over de vraag of de maatregelen die het reeds treft Ä men heeft 1 miljoen gulden voor de korte- termijnmaatregelen ter beschikking gesteld Ä daadwerkelijk het effect sorteren dat wij wensen. Mijn fractie is namelijk bijzonder geschrokken van het feit dat wij verleden jaar wederom te maken hadden met een verhoging van het aantal verkeersslachtoffers in Amsterdam, terwijl er jarenlang sprake was van een dalende trend. Tevens ben ik geschrokken van de uitkomst van het onderzoek dat deze week in de Molukkenstraat is uitgevoerd en waarbij 1400 auto's waren betrokken. Uit de resultaten bleek dat veel mensen een boete voor het veel te hard rijden hebben gekregen. Er is zelfs een persoon van straat gehaald die 150 kilometer per uur reed. Meer dan 20 tot 30 procent van deze mensen reed veel te hard. Dat geldt nog extra voor de Weesperstraat/Wibautstraat. Wij voelen daarom niets voor extra opstelstroken, want dat geeft inderdaad slechts aanleiding te denken dat er sprake is van een doorstroomroute waar zo hard mogelijk moet worden gereden. Dat moeten wij niet hebben. In het masterplan, zoals dat in de vorm van uitgangspunten voorligt, staat zeer duidelijk dat men af wil van het idee dat dit ,,n lange, grote route is die slechts als een doorgaande weg wordt beschouwd. Het is een route die een verdeelfunctie voor de stad heeft, maar het gaat erom dat deze uit verschillende delen bestaat met een eigen karakter en dat men deze op deze manier wenst te gaan inrichten. Men moet dan niet opnieuw zo veel mogelijk ruimte gaan maken voor het doorjakkerende verkeer, want dat willen wij juist niet omdat dat de veiligheid niet ten goede komt. (De heer HOOIJMAIJERS: Heeft de heer Bijlsma op dezelfde route dezelfde meting gehouden ten aanzien van alle fietsers die door het rode licht rijden?) In de analyse behoort tevens te worden betrokken wat de oorzaak van de ongelukken is. Dat staat in de analyse van de Verkeerspolitie, die wij in Amsterdam in tegenstelling tot andere steden gelukkig nog als apart dienstonderdeel kennen, want dat wordt reeds sinds 30 jaar heel keurig uitgesplitst. (Mevr. VAN OUDENALLEN: Denkt de heer Bijlsma dan ook aan een vorm van een rotonde op de Wibautstraat?) Bij het masterplan krijgen wij de uitwerking voor ieder onderdeel van deze uitgangspunten. Ik ben er daarom zeer benieuwd naar. Daar moeten wij toetsen. Ik pleit ervoor, omdat wij reeds op korte termijn maatregelen nemen om de huidige verkeersonveiligheid te verbeteren, na te gaan wat de maatregelen voor effect sorteren. Wij kunnen niet wachten met het nemen van de maatregelen tot de uitvoering van het gehele masterplan. Ik meen dat het bedrag van 1 miljoen gulden veel te laag is en dat wij de zaak op dat punt zullen moeten intensiveren. Met betrekking tot de nood- en hulpdiensten merken wij op dat de Verkeerscommissie, waar de nood- en hulpdiensten in zitten, daar over het algemeen bijzonder streng over is. Zodra zij het gevoel heeft dat men op deze punten de zaak blokkeert, keurt zij ontwerpen niet goed. Ik heb daarin daarom alle vertrouwen en dat is nog eens sterk benadrukt in het stuk dat ons is nagezonden. Ik ben er verheugd over en ik hoop dat wij de reacties van de hulpdiensten op het masterplan bij het masterplan ter bespreking krijgen. (De heer FRANKFURTHER: Vindt u niet dat ook de Raad daarin een eigen verantwoordelijkheid draagt?) Deze mening ben ik inderdaad toegedaan, maar niet in de vorm van het apart aanleggen van een extra rijstrook in de Weesperstraat. (De heer FRANKFURTHER: Vindt u niet dat de Raad moet zeggen dat hij het onvoldoende vindt als het erop lijkt dat het College zal komen met een voorstel voor het cre%ren van, bijvoorbeeld, een groene golf als er een ambulance aan komt?) Ik heb er alle vertrouwen in dat het College, in samenwerking met de nood- en hulpdiensten, tot een zodanige oplossing komt dat de veiligheid op dat punt gewaarborgd is. Dit is de breedste route die wij nog hebben, maar via alle andere routes moeten ook voortdurend nood- en hulpdiensten rijden. Van de grachtengordel weet ik nog dat wij vroeger nooit een drempel mochten aanleggen, omdat de brandweer zei dan een seconde later bij de brand te zijn. Voor een deel van de routes geldt dat, maar daar staat tegenover dat er daardoor veel meer verkeersslachtoffers vielen. Dergelijke zaken moeten daarom goed worden afgewogen en ik kies dan voor een duidelijke afname van de snelheid van het verkeer in het algemeen. Dat levert namelijk meteen meer extra mogelijkheden op om het aantal verkeersslachtoffers te laten dalen dan de theoretische mogelijkheid dat de brandweer een seconde later bij de brand arriveert. (De heer FRANKFURTHER: Het betreft in dit geval niet een steeg of een onbelangrijke route in de binnenstad, maar het gaat om de A1 naar de binnenstad en Amsterdam-Noord. Het is de belangrijkste route voor de brandweer en de GG&GD. Er is voor deze diensten geen mogelijkheid om bijvoorbeeld op de vrijliggende trambaan te rijden, want er rijdt op deze plaats geen tram. Op de Overtoom is er sprake van een geheel andere situatie.) Als de nood aan de man is, kan men de zaak voor een deel van de straat op deze punten zodanig met stoplichten en dergelijke regelen dat de dienst de mogelijkheid heeft door te rijden. Dat gebeurt momenteel eveneens. (De heer FRANKFURTHER: Ik heb zojuist gezegd dat het verkeer zich dan compleet vast rijdt op het Mr. Visserplein.) Wij kiezen in dit geval zeer duidelijk voor de opbrengsten van de verkeersveiligheid door de snelheid van het autoverkeer terug te brengen. Mensen denken steeds dat, wanneer de snelheid wordt teruggebracht, dat betekent dat de doorstroming afneemt. Dat is niet juist. Het is zelfs het geval dat de capaciteit bij 40 tot 50 kilometer per uur, bijvoorbeeld op de A2, groter is vanwege de geringere afstand die op deze wijze tussen de auto's ontstaat. De capaciteit, en daarmee de doorstroming, neemt toe. De snelheid, en daarmee de veiligheid, neemt af. In beslispunt 7 over de openbare ruimte staat dat bij het masterplan zal worden onderzocht welke juridische belemmeringen er zijn om op dit moment tot meer activiteiten op de begane grond te komen. Kan de wethouder niet reeds op dit moment met eigenaren overleggen om, voordat wij alle bestemmingsplannen hebben aangepast, met artikel 19-procedures de te beperkte mogelijkheden die er momenteel zijn op een aantal onderdelen te verruimen? Iedereen erkent dat er op dit moment sprake is van te beperkte mogelijkheden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan terrassen in de Wibautstraat, zoals wordt weergegeven. Er bestaat weinig verschil van mening over dat er op deze plaats een aangenaam bedrijfsklimaat moet komen en dat er sprake moet zijn van veiligheid. Deze plek is niet gebaat bij dichte, maar bij open plinten. Ik meen dat er weinig bezwaren zijn te verwachten tegen de artikel 19-procedures, omdat deze aan de veiligheid van eenieder tegemoet komen. Ik leg dit als mogelijkheid voor. Met betrekking tot het Rhijnspoorplein weten wij dat het persriool wordt verplaatst. Dat biedt extra mogelijkheden om dat zeer grote gat intensiever te bebouwen. Krijgen wij de idee%n daarover bij het masterplan voorgelegd? Ik noem dat vooral in samenhang met het Wibauthuis en de omringende bebouwing, omdat hogescholen, universiteiten en studentenhuisvesting momenteel zeer gebaat zijn bij het snel cre%ren van extra mogelijkheden in deze omgeving. Het mes snijdt dan aan twee kanten. Wij moeten er niet pas na vier of vijf jaar over kunnen beslissen, maar wij dienen volgend jaar bij het masterplan reeds enig inzicht te hebben in de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd. Een belangrijk punt is Metromorfose en de metrostations, die steeds als de meest sociaal onveilige plaatsen worden ervaren. Metromorfose is verleden jaar aangekondigd. Bij besprekingen in de commissie is gezegd dat de benodigde gelden op dat moment nog niet beschikbaar waren. Ik verneem graag van de wethouder of de rijkstoezeggingen er inmiddels wel zijn. Wat betekent dat voor de uitvoering van Metromorfose? Kan de openbare ruimte gelijktijdig worden aangepakt, in samenhang met de lege BB-kelders? De BB-kelders bestaan uit prachtige grote ruimten, die wellicht voor discotheken of geluidsstudio's kunnen worden gebruikt. Dat is niemand bekend. Ik stel voor, deze meteen mee te nemen om de activiteiten op deze plaatsen, waaraan op deze gehele route zeer veel behoefte bestaat, te stimuleren en te bewerkstelligen dat er meer mensen op straat zullen lopen. De heer Frankfurther is reeds uitvoeriger op het parkeren ingegaan. Wij willen graag dat de plintruimten worden verbeterd en dat de auto's vlak voor deze ruimten worden weggehaald. Men kan proberen dat te doen door inderdaad adequate parkeermogelijkheden te realiseren. In deze Raad heeft mijn fractie reeds een motie ingediend voor het maken van een P+R- voorziening in de omgeving van het Amstelstation. In deze motie staat dat deze zaken eventueel kunnen worden gecombineerd. De Raad heeft zich indertijd voor de motie uitgesproken om ernaar te streven. Wij horen graag de opinie van de wethouder daarover, want wij menen dat dat een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan de kwaliteit van de openbare ruimte. De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Het ruimtelijke concept van het IJ-tunneltrac, als een continu stedelijk element tussen de Gooiseweg en de Nieuwe Leeuwarderweg wordt definitief verlaten. Mijn fractie kan daarmee instemmen. Dat concept stamt immers uit een andere tijd, namelijk van voor de rondweg, waarin de Weesperstraat en de Wibautstraat zijn aangelegd. Er waren indertijd plannen om tot en met het Centraal Station, via de Geldersekade, op een soortgelijke wijze verder te gaan. Van dergelijke concepten zijn wij op dit moment af, wat terecht is. Het is bovendien terecht dat ernaar wordt gestreefd de Wibautas daaraan aan te passen. De vraag is echter hoe ver wij daarin moeten gaan, want wij zijn in deze stad nog lang niet zo ver dat wij ook een totaal ander vervoersconcept hebben gecre%erd dat kan vervangen wat destijds is beoogd. De rondweg staat geheel vol en er vindt nog steeds vervoersgroei plaats. Het vervangend openbaar vervoer is slechts ten dele op sterkte. Vooral de verbinding naar Amsterdam-Noord stamt nog uit een ander tijdperk. De CDA-fractie vindt dat wij het idee van doorstroming door de binnenstad, bijvoorbeeld van het Amstelstation naar de Stopera en van de Stopera naar Amsterdam- Noord, nog niet kunnen verlaten. Dat geldt wellicht tevens voor het idee over de doorstroming van de Weesperstraat naar Amsterdam-Noord. (Mevr. HOFMEIJER: U kunt toch niet zeggen dat er geen alternatief voor de auto is vanaf het Amstelstation naar de Stopera? Dat gaat werkelijk heel ver. Er ligt een metro.) Als men in de auto zit is dat niet het geval, want de parkeergarages waar wij over spreken staan er nog niet. (Mevr. HOFMEIJER: Dezelfde metro gaat tevens langs het Transferium, dus als u vanuit deze richting naar de binnenstad wilt, gaat u nog steeds met de metro.) Wij verschillen heel duidelijk van mening met mevr. Hofmeijer. Wij zijn namelijk van mening dat de doorstroming over de Wibautas op dit moment nog een dermate belangrijke functie heeft dat wij deze niet essentieel moeten gaan beperken. In de voorliggende plannen wordt een aantal opties genoemd waarbinnen zelfs de versmalling van de Wibautas tot tweemaal ,,n strook aan de orde is gesteld. Bij wijze van compromis met de VVD-fractie komt naar voren dat slechts de Weesperstraat zal worden versmald. Ik vat dat tenminste op als een compromis binnen het College. Wij vinden dat dat in dit stadium te ver gaat en wij wensen ons er op dit moment niet op vast te leggen. Wij wensen dat er eerst zaken worden gerealiseerd die alternatieven bieden. Over deze plannen hebben wij gesproken volgens een procedure, welke door zijn uitgebreidheid en ingewikkeldheid zijn gelijke nauwelijks heeft gekend. Er is een zeer open planproces geweest en wij betreuren het dat dat er uiteindelijk toe heeft geleid dat wij zelfs niet meer op ,,n lijn zitten met het stadsdeel. (Wethouder KTHLER: Waar mag dat uit blijken?) De mensen van het stadsdeel hebben in grote getale voor de versmalling van de Wibautas gepleit. Met degenen met wie wij in het open planproces hebben gesproken, zijn wij tot diametraal tegengestelde conclusies over de Wibautas gekomen. (Wethouder KTHLER: U roept dat wel, maar blijkt dat ergens uit?) (De heer BIJLSMA: In de inspraakbijeenkomst in het Wibauthuis, die ik heb bijgewoond en waarbij zeer veel mensen aanwezig waren, heb ik dat niet ervaren. Over het geheel genomen kon men zich goed vinden in de wijze waarop het volgens het voorliggende plan was geformuleerd.) Ik interpreteer het anders. Wat ik ervan heb meegemaakt, ging in de richting dat wij de bewonersbelangen veel meer boven de hoofdasdiscussie moeten laten prevaleren. Daar wijken wij van af. Ik constateer dat en vraag of men er in de planprocedure niet op een andere manier mee had moeten omgaan. Had men niet vooraf duidelijk moeten maken dat het hoofdaselement eisen stelt, die niet met de bewonersbelangen op een lijn te brengen zijn? Als evaluatie van dit proces vind ik dat er een dergelijke conclusie zou moeten worden getrokken, dus dat men op een andere wijze communiceert en het planproces wat mij betreft minder open maakt. De Raad moet namelijk vooraf bepaalde discussies zelf voeren. Ik meen dat een open planproces anders slechts tot verwijdering tussen de politiek en de bevolking kan leiden. Mijn fractie zal in dit stadium niet voor de gekozen tussenoplossing kiezen, namelijk tweemaal ,,n strook in de Weesperstraat en een dubbelstrookse Wibautstraat. Zij geeft namelijk de voorkeur aan het handhaven van de Weesperstraat. (De heer BIJLSMA: Dat wenst geen enkele bewoner, dus u gaat dwars tegen alle bewoners in.) Dat is juist. (De heer BIJLSMA: Hoe rijmt u dat met het verwijt dat u zojuist maakte?) Wij vinden dat men aan het hoofdaselement, wat ook geldt voor de Weesperstraat, zodanige consequenties moet verbinden dat men dat totaal niet aan de orde stelt. Wij wijken dus af op dat punt. (De heer BIJLSMA: Vindt de heer Goedhart dat dergelijke zeer belangrijke besluiten voortaan niet meer aan de bevolking moeten worden voorgelegd?) Ik vind dat de Raad de discussie moet voeren en dat wij op een gegeven moment op deze basis een open planprocedure in moeten gaan. Dat heb ik reeds gezegd. (De heer BIJLSMA: Houdt dat in dat wij de bewoners het resultaat van de raadsbespreking door de strot moeten duwen?) Dat is in het geheel niet het geval, maar de Raad moet consequent zijn en goed duidelijk maken wat de inzet is voor de hoofdinfrastructuur voor auto's. Mevr. HOFMEIJER: Mijnheer de Voorzitter. De Wibautas is op dit moment ,,n grote, lange 'black spot'. Het is een racebaan naar het hart van de stad, waar het niet bepaald prettig toeven is in de openbare ruimte. Er is inmiddels een lange weg afgelegd in de vorm van een open planproces om daaraan iets te doen. Over dat open planproces is mijn fractie in ieder geval wel zeer positief. In tegenstelling tot de heer Goedhart menen wij dat het goed is met bewoners en andere betrokkenen in overleg te treden middels een open planproces. Het is daarbij inderdaad nuttig, de randvoorwaarden goed helder te hebben. Dat ben ik met de heer Goedhart eens. Het moet echter niet zodanig worden dichtgetimmerd dat vervolgens inderdaad een plan door de strot wordt geduwd, zoals de heer Bijlsma dat noemde. Mijn fractie meent dat een dergelijk open planproces de Raad en het College inderdaad dichter bij de bevolking kan brengen, als men vervolgens met een voorstel komt dat zichtbaar is be<nvloed door de mensen die erbij betrokken zijn geweest. Dat staat haaks op het standpunt dat de heer Goedhart momenteel inbrengt. De CDA-fractie wenst er immers niet mee in te stemmen. Het voorstel is wat ons betreft een compromis. In de commissie heb ik aangegeven dat de GroenLinks-fractie gemengde gevoelens had en heeft over het voorstel. Wij zijn verheugd met datgene wat voor de Weesperstraat wordt voorgesteld. Met datgene wat voorligt voor de Wibautstraat zijn wij minder gelukkig, maar het is voor ons voldoende. Het biedt kansen voor het gebied zelf, de openbare ruimte, het aanhelen van de aanliggende wijken, het verbeteren van de structuur en de mogelijkheden voor volkshuisvesting in het gebied en voor de herkenbaarheid van de verschillende elementen waaruit de as bestaat. Het is immers een staalkaart van stads- en architectuurgeschiedenis. Dit is wel eens een 'parelketting' genoemd met in potentie een aantal prachtige pleinen die door middel van straten met elkaar worden verbonden. Het betreft een compromis tussen al deze kansen en de wens, de doorstroming voor het autoverkeer stadinwaarts eveneens te waarborgen. Mijn fractie heeft daarover reeds eerder ingebracht dat het beleid van het VIP en andere beleidsuitgangspunten, het verminderen van het autoverkeer stadinwaarts, overeind behoort te staan. Uit onderzoek is gebleken dat er vooral voor de afwikkeling van het verkeer op de Wibautas diverse andere opties zijn. Er ligt een perfect openbaarvervoersysteem onder de as en de fiets is een alternatief voor zeer veel van de autokilometers die op de as worden gereden. Voor degenen die van verder buiten de stad komen en naar Amsterdam-Noord gaan, is er de ringweg en de Piet Heintunnel. Ik kom bij het voorstel, zowel de Wibautstraat als de Weesperstraat tot tweemaal ,,n rijstrook te versmallen en daarbij tevens gebruik te maken van de uitgangspunten van het systeem "langzaam rijden gaat sneller". Naar ons oordeel kan dat inderdaad. Helaas heeft het College in samenwerking met het dagelijks bestuur van het stadsdeel daarvoor in de Wibautstraat niet gekozen. Er wordt echter wel een versmalling voorgesteld in de vorm van het niet laten staan van opstelstroken en het niet laten bestaan van ventwegen. Dat geeft kansen, welke ik zojuist heb opgesomd. Dat is de reden dat wij weliswaar minder, maar toch voldoende tevreden zijn met de oplossingen voor de Wibautstraat, al biedt deze minder kansen dan wij hadden gewenst. Wij gaan akkoord met het voorstel. Wat de motie over de nood- en hulpdiensten betreft, had ik het niet beter kunnen zeggen dan de heer Bijlsma, dus ik sluit mij bij zijn woorden aan. Daarbij plaats ik echter een kanttekening. Op het moment dat de brandweer het anderhalf jaar geleden absoluut noodzakelijk vond, een brandweerkazerne in Osdorp aan de Troelstralaan te bouwen, was het juist de heer Frankfurther die tegen de absolute noodzakelijkheid van de brandweer inging omdat hij vond dat deze kazerne niet op deze plaats maar elders moest komen. Als hij dan op dit moment zegt dat datgene wat de nood- en hulpdiensten zeggen per definitie moet worden gevolgd en dat hij het niet voldoende vindt wat er momenteel op dat gebied gebeurt, vind ik dat een bijzondere stellingname. Er vindt daarover immers wel degelijk overleg plaats, er wordt door de nood- en hulpdiensten geadviseerd en een en ander wordt serieus meegenomen. De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Het is vandaag ongeveer twee jaar en twee maanden geleden dat het open planproces is begonnen. Op dit moment ligt er een voordracht voor, waarover wij verheugd zijn. Mevr. Hofmeijer sprak zojuist van gemengde gevoelens, die wij ook hebben. Het is echter van belang twee zaken te scheiden die sommige fracties door elkaar halen. Wij zijn heel positief over het open planproces. Het is te betreuren dat er niet volledig uit is gekomen wat onze fractie had gewild, maar dat heeft te maken met de krachtsverhoudingen. Dat laat echter onverlet dat wij positief zijn over het open planproces. Het heeft lang geduurd, maar het is wat ons betreft de moeite waard. De inbreng en inzet van ongeveer 400 bewoners en instellingen, die actief bij het proces waren betrokken, is goed waar te nemen. Mevr. Hofmeijer haalde reeds bij het verkeerskundig onderzoek aan dat langzaam sneller gaat en dat dat in het proces naar voren is gekomen. Wat ons betreft zou bij een open planproces kunnen blijken dat dat motto tevens voor de besluitvorming zou kunnen gelden. Als men de besluitvorming iets langzamer laat verlopen en vooral de extra tijd gebruikt om de burgers erbij te betrekken, zou dat uiteindelijk de besluitvorming en de implementatie daarvan kunnen versnellen. Wij vinden het nogal flauw, de mening over wat er met de Wibautas moet gebeuren te vermengen met het planproces, zoals de heer Hooijmaijers doet. Wij zijn ook niet geheel tevreden met datgene wat eruit is gekomen, want wat ons betreft zou de auto veel radicaler moeten worden afgeknepen. Dat geldt tevens voor de Wibautas. Men moet dan echter, als het College na twee jaar en twee maanden met een voorstel komt, niet zeggen dat bij voorbaat een discussie over een bepaald onderwerp is afgesloten. Men gaat dan immers voorbij aan het feit dat er twee jaar en twee maanden over is gediscussieerd. (De heer HOOIJMAIJERS: De linkse meerderheid in deze Raad heeft van meet af aan een bepaalde mening gehad over het afknijpen van het autoverkeer. Vervolgens heeft men twee jaar nodig gehad er extra argumenten bij te zoeken. Ik wens hen daarbij veel plezier toe.) Dat is niet juist en ik ga er verder niet op in. Wij hadden vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, bewonersbelangen en leefbaarheid liever gehoord dat er tweemaal ,,n rijstrook over de gehele lengte van de Wibautas zou komen. Wat er over de versmalling van de Weesperstraat met betrekking tot de fasering is vermeld, vinden wij te vaag. Het College wenst eerst de aanleg van de Noord-Zuidlijn af te wachten. Onder beslispunt 2 staat vermeld dat zo spoedig mogelijk na 2005 de Weesperstraat wordt versmald. Wij willen dat er klip en klaar komt te staan: 'In 2005 wordt de Weesperstraat tot tweemaal ,,n rijstrook versmald. Beslispunt 10 heeft betrekking op de verkeersafwikkeling, waarover ik reeds heb gesproken. Wij zouden liever tweemaal ,,n rijstrook over de gehele lengte hebben. Wij stellen voor, in ieder geval bij dit beslispunt een gedachtestreepje toe te voegen, namelijk: "Als in de toekomst blijkt dat de automobiliteit op deze as verder afneemt, wordt de mogelijkheid opengehouden alsnog het gedeelte van de Wibautstraat te versmallen tot tweemaal ,,n rijstrook." (De heer HOOIJMAIJERS: Geldt dan bovendien dat, als de automobiliteit sterk toeneemt, er een mogelijkheid moet zijn alsnog terug te gaan naar tweemaal twee rijstroken?) Daarvan zijn wij geen voorstander. Dat is een politieke afweging. Ik respecteer het planproces, maar als de mening van mijn fractie wordt gevraagd, zeg ik slechts dat dat zou moeten worden veranderd. Bij beslispunt 11 staat dat het College een aantal parkeermogelijkheden wenst te onderzoeken. Evenals stadsdeel Oost/Watergraafsmeer zijn wij voorstander van het principe van transferia, maar deze moeten wij een behoorlijk eind buiten het stadscentrum zetten. Wij zijn tegenstander van onderzoek naar een transferium in de buurt van het Amstelstation, zoals in de vrijkomende Renaultgarage, omdat autoverkeer daarmee immers te dicht naar het centrum van de stad wordt gelokt. Punt 19 vinden wij lastig. Het College wenst te onderzoeken of een gedeelte van de route van tramlijn 3 niet van de Ruyschstraat naar de Eerste Oosterparkstraat kan worden verplaatst, vooral om een betere overstap naar het metrostation Wibautstraat te krijgen. Het laatste vinden wij natuurlijk ook heel belangrijk en wij geven het College daarom het fiat om dat te onderzoeken. De Eerste Oosterparkstraat is op deze plaats niet heel breed. Wij merken daarom reeds op dat, als het er bij de uitwerking enigszins op gaat lijken dat het feit dat de tram er komt te liggen ten koste gaat van de goede fietsvoorzieningen die er op dit moment zijn, het sop de kool voor ons niet waard is en dat het beter is, het bij het oude te laten. Een verbeterde overstap voor reizigers die gebruik maken van het openbaar vervoer gaat dan immers ten koste van de fiets en wij winnen er uiteindelijk niets mee. Langs de Wibautas bevindt zich het grootste aantal gevaarlijke plekken, namelijk de black spots. Wij vinden uiteraard dat het goed is dat er in de aanloop naar de herprofilering zo veel mogelijk punten worden aangepakt. Daarbij zeggen wij dat het bedrag van 1 miljoen gulden moet worden verhoogd, vooral gezien de onveiligheid die er op de as bestaat. Dat is zeker het geval als wij dat afzetten tegen de zeer kostbare herprofileringen die her en der in de binnenstad plaatsvinden. Wij menen dat men er een extra schepje bovenop zou mogen doen, vooral als het de verkeersveiligheid betreft. Wij zullen het definitieve masterplan, ervan uitgaande dat het er in de zomer ligt, bestuderen en nagaan of wij nog met moties zullen komen om het een of het ander alsnog te veranderen. Mijn fractie kiest er namelijk voor, dat niet bij de opdrachtformulering te doen. Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Enkele jaren geleden interviewde ik nog een ambtenaar van de gemeente Amsterdam in een andere functie. Hij deelde mij mede dat er absoluut geen verkeersstremmingen op het Mr. Visserplein zouden ontstaan. Daar heb ik nog opnamen van. Hij vroeg zich af hoe wij erbij kwamen dat er filevorming zou ontstaan, als het Mr. Visserplein geen onderdoorgang zou hebben. Heden ten dage zijn er op deze plaats iedere dag files. Ten aanzien van het plan merk ik op dat het duidelijk is dat de veiligheid voorop staat. Het is schandalig dat de gemeente Amsterdam reeds jaren niets aan de veiligheid op de Wibautas heeft gedaan. Dat had kunnen gebeuren door camera's te installeren om het verkeer extra te controleren op het door rood licht rijden of op te snel rijden. Dat is te weinig gebeurd. Er komt een plan en er wordt gezegd dat het heilig zou zijn als men het op deze wijze gaat doen. Ik ben van mening dat er altijd gekken zijn die te hard rijden of door rood licht gaan, ook al zou het eenrichtingsverkeer worden. De GroenLinks-fractie heeft inderdaad een onzinnige opmerking gemaakt over de verschillende brandweerkazernes. Het is hetzelfde als het vergelijken van appels en peren. Het is duidelijk dat de hulp- en nooddiensten op de Wibautas met een verschrikkelijk probleem te maken krijgen. Degene die dat niet inziet, is heel eigenwijs. Als dit plan ooit zal worden doorgevoerd, hopen wij dat er niet te veel gebeurt en dat wij niet moeten zeggen dat de heer Bijlsma en zijn fractie anders had moeten stemmen. (De heer BIJLSMA: Dat kan ik niet volgen. Vindt u dat de mensen die het voorliggende plan tot uitvoering willen brengen, hebben zitten raaskallen? Er zijn honderden bewoners en bedrijven bij betrokken geweest.) Als de bewoners van de binnenstad een parkeerprobleem hebben, zegt de gemeente Amsterdam dat men niet in de binnenstad had moeten gaan wonen. Ik vind dat er met de bewoners moet worden meegedacht, maar dit is een gebruikersroute. Dat betekent dat iedere Amsterdammer, of iemand uit een andere plaats die van deze doorgang gebruik maakt via vluchtwegen gaat. De Amsteldijk zal overbezet worden en er zullen vele routes zijn die straks worden gebruikt, omdat wij het op deze wijze doen. Het is onzinnig te zeggen dat er voldoende alternatieven zijn. (De heer BIJLSMA: U doet uw naam eer aan, want u kiest voor datgene wat de meeste automobilisten ten goede komt, ook ten koste van de bewoners.) Ik dank de heer Bijlsma voor zijn eerbetoon. Wij hopen dat er positieve ontwikkelingen op de Wibautas plaatsvinden. Wij zullen tegen het voorliggende voorstel stemmen, maar wij geven wel onze steun aan verschillende moties. De heer BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. De SP-fractie heeft het uit het open planproces geboren besluit op de volgende punten beoordeeld: het 'doortuffen' van het verkeer, gezien het feit dat het het Hoofdnet Auto betreft, het vergroten van de veiligheid en het verbeteren van de openbare ruimte. Wat het verkeer betreft, kan mijn fractie uit de voeten met het voorgestelde compromis. De veiligheid kan wat ons betreft nog verder worden ge<ntensiveerd. Het is beter te zeggen dat er een tandje bij kan. Op het gebied van de herinrichting van de openbare ruimte liggen er natuurlijk veel kansen. Op dit moment is de Wibautas een all,e van Oost-Europese allure waar de leefbaarheid sterk moet worden vergroot. (De heer GOEDHART: Spreekt u dat niet aan?) Dat spreekt mij inderdaad niet aan. Ik heb het met opzet op deze wijze geformuleerd en ik heb de gewenste reactie ontvangen. (De heer VAN DUIJN: Spreekt het Plein van de Hemelse Vrede u wellicht meer aan?) De voorliggende opdrachtformulering schept hiervoor naar onze mening de voorwaarden en wij kunnen instemmen met het besluit. Met betrekking tot de Oost-Europese allure merk ik op dat het natuurlijk de bedoeling is dat deze op deze plaats enigszins zal verdwijnen. Ik hoop niet dat het beleid is dat dit elders terugkeert, gezien de gevel van de nieuwe bioscoop die ik hedenochtend in de Vijzelstraat mocht aanschouwen. Men kan er gaan kijken, maar naar mijn mening is dat een slecht teken. Wethouder KTHLER: Mijnheer de Voorzitter. De discussie spitst zich nu toe op verschillen van mening over het verkeer. In het voorliggende stuk gaat het echter om veel meer. Het is te betreuren wanneer er een andere indruk ontstaat. De bedoeling is dat het verkeer, de openbare ruimte, de bebouwing en de daar gewenste functies in onderlinge samenhang worden verbeterd. Dat kan bij nadere uitwerking natuurlijk aanleiding zijn tot debat. Kennelijk zijn de andere zaken veel minder omstreden. De suggesties van de heer Hooijmaijers verbazen mij. Uiteraard is bij de discussie, ook in het kader van het opstellen van het conceptmasterplan, in overleg met het georganiseerde bedrijfsleven, de versmalling van de Weesperstraat aan de orde geweest. Daarvan was overigens bij het VIP in 1993 al sprake. Dat voorstel is aangenomen met steun van de toenmalige VVD-fractie. Tijdens die bespreking is vastgesteld dat er geen inhoudelijke relatie zou zijn met de planning van de ingebruikname van de Noord-Zuidlijn. Er is wel een andere relatie, namelijk dat voor de bouw van de Noord-Zuidlijn en voor de IJ-tram andere toevoerwegen in de binnenstad naar het stadshart opengaan die tot capaciteitsbeperkingen zullen leiden in de komende jaren. Daarom is het ongewenst, in diezelfde periode ook de Weesperstraat ingrijpend op de schop te nemen, met tijdelijke capaciteitsbeperkingen als gevolg. Om die reden is gezegd dat het beter is, dit pas te doen wanneer dat in de planning past. Daarom is de termijn van 2005 of zo spoedig mogelijk daarna opgenomen. Het College weet niet zeker of de planning elders zal worden gehaald. (De heer HOOIJMAIJERS: Bij al die planning noemt de wethouder slechts een jaartal. Ik voorspel dat zich in een volgende raadsperiode hetzelfde probleem zal voordoen.) Deze reden Ä zij het iets minder expliciet vermeld Ä staat in de stukken. Het College weet namelijk niet zeker of er in de planning ruimte is om hier verregaande ingrepen te plegen in het jaar 2005. De voorkeur gaat daar wel naar uit, want het is geen beleid van het College, de verbetering van deze as vooruit te schuiven. Het College meent dat ingrepen in de Wibautstraat eerder kunnen plaatsvinden. Ik heb mij er uitgebreid van vergewist of er andere afspraken met het bedrijfsleven zijn gemaakt. Daarbij heb ik de verzekering gekregen dat zodanige afspraken niet zijn gemaakt en dat wij dergelijke verplichtingen niet hebben. Als er andere suggesties in de pers verschijnen, die vervolgens leiden tot verwachtingen bij het bedrijfsleven, waaruit dan weer de conclusie wordt getrokken dat die moeten worden waargemaakt, wordt een merkwaardige lijn ingezet. Ik adviseer de VVD-fractie, het tegengestelde te doen en haar ex-wethouder te vragen, dit soort misverstanden naar buiten toe te vermijden. (De heer HOOIJMAIJERS: Die zijn ook gecre%erd door een andere ex-wethouder en door de secretaris van de Kamer van Koophandel. Het gaat erom dat de wethouder zegt dat het niet is afgesproken. Dat is inderdaad juist, want die afspraken kan alleen de gemeenteraad van Amsterdam maken. Dit is echter wel besproken. Ik heb daarom duidelijk gemaakt wat het verschil is tussen afspraken in het bedrijfsleven en in de politiek. Tijdens die bespreking is de indruk gewekt dat de koppeling van na het jaar 2005 Ä toen nog 2006 Ä voor de Noord-Zuidlijn aan de orde was.) Uiteraard kan alleen de Raad bindende afspraken maken, maar mij is bevestigd dat dergelijke toezeggingen toen niet zijn gedaan. Dat is zowel door de ex-secretaris van de Kamer van Koophandel als door ex-wethouder Bakker bevestigd. Het probleem van dit misverstand ligt bij de ex-wethouder van de VVD. Ik verzoek u, het daar weg te nemen. In het begin van het open planproces is duidelijk aangegeven wat de randvoorwaarden waren waaronder de deelnemers aan dat proces werd gevraagd mee te denken. Niet op alle gebieden waren die voorwaarden duidelijk afgebakend. Zo was het op het terrein van de stedenbouwkundige ontwikkelingen de bedoeling, nieuwigheden te verzinnen en niet per se uit te gaan van de bestaande bestemmingsplannen. Op het gebied van verkeer waren er twee uitgangspunten: enerzijds de Wibautstraat in het Hoofdnet Auto houden, anderzijds de doelstelling aanzienlijk minder verkeer naar de binnenstad te genereren. Dat was het staande verkeersbeleid. Binnen deze twee uitgangspunten kan men natuurlijk discussi%ren. Van belang zijn dan zaken als de vereiste verkeersveiligheid en de optimalisering van de doorstroming. Bij het laatste is het de vraag of het dan gaat om 100% doorstroming op het drukste moment van de dag of om een gemiddelde. Daarnaast is ook de verbetering van de openbare ruimte een belangrijke factor, die grotendeels pas kan worden gerealiseerd wanneer die ruimte eerst wordt teruggewonnen op het verkeer. Het gaat erom, te zoeken naar de meest optimale mix van deze factoren. Er zijn verschillende varianten aan de orde geweest. De variant die het College kiest, volgt die van de stuurgroep die samen met het dagelijks bestuur van het stadsdeel is gevormd. Dit is volgens het College de meest optimale mix als het gaat om de doelstellingen handhaving van de doorstroming, verbetering van de verkeersveiligheid en de oversteekbaarheid en opwaardering van de openbare ruimte. Het is weinig vruchtbaar wanneer iedereen de doelstellingen onderschrijft, bedankt voor het compromis en vervolgens vraagt, dit compromis zodanig aan te passen dat iedereen daarin zijn eigen prioriteit voor de genoemde doelstellingen voor honderd procent kan terugvinden, ongeacht de gevolgen voor de andere doelstellingen. Het compromis is nu juist tot stand gebracht door de verschillende doelstellingen moeizaam met elkaar in evenwicht te brengen. Zekerheden over de realisatie van een en ander vergen een nadere detaillering. Het College heeft in navolging van de stuurgroep geconstateerd dat het mogelijk moet zijn om binnen de hier geformuleerde randvoorwaarden in de Weesperstraat op termijn terug te gaan naar tweemaal ,,n rijbaan plus servicestroken en afslagvakken. In de Wibautstraat is dat niet mogelijk. Het moet mogelijk zijn, de verkeersruimte daar naar tweemaal twee stroken terug te brengen, plus een aantal aanvullende maatregelen om de snelheden te doen afnemen en een zodanige vormgeving dat de openbare ruimte aanzienlijk wordt opgewaardeerd. (De heer FRANKFURTHER: Wat bedoelt de wethouder met "servicestroken aan beide kanten"? Zijn dat langgerekte afslagstroken waarvan de hulpdiensten gebruik kunnen maken of zijn dat ook parkeerplaatsen en laad- en losplekken?) De servicestroken worden niet vrijgehouden voor de hulpdiensten, maar zijn er om te laden en te lossen en om bij de kruispunten een uitvoegstrook te kunnen maken. Dat is bij tweemaal ,,n rijstrook ten behoeve van de doorstroming op sommige plaatsten nodig. In de Wibautstraat moet er met tweemaal twee rijbanen genoeg capaciteit zijn om de doorstroming te regelen. Aanvullend zijn vanwege de verkeersveiligheid maatregelen nodig om de snelheid terug te dringen. Dat kan de doorstroomcapaciteit vergroten. Die maatregelen vragen nog veel detaillering. Daarbij gaat het om het afdwingen van een toename van de verwerkingscapaciteit. Of dat lukt, zal blijken bij de uitwerking van deze plannen. Wat het capaciteitsbeslag betreft in relatie tot de oversteekbaarheid van de route en een mooie brede middenberm die ook kan worden beplant met bijvoorbeeld een doorgaande bomenrij, is dan niet meer mogelijk wat de heer Frankfurther nu nog wil, te weten een vijfde strook. Dat is volgens deze berekening ook niet nodig. Het meest kritische punt daarin is of de Weesperstraat met tweemaal ,,n rijbaan toe kan. (De heer FRANKFURTHER: Voor de motie is het van belang te weten hoe breed die beplante middenberm wordt. Als die zo breed wordt dat daar aan beide kanten auto's kunnen voorsorteren, is er misschien bezinning nodig.) Het moet een brede middenberm worden, te denken valt aan acht tot tien meter. Deze ruimte wordt gewonnen als men teruggaat naar tweemaal twee rijbanen. In de planning zal bij de kruispunten voldoende ruimte blijven om voor te sorteren. Naast het argument van snelheidsbeperking door de versmalling van de rijweg is er ook het argument van een stedenbouwkundige verbetering. Mede daarom is de vijfde strook, die er nu ligt, niet wenselijk. Het College ontraadt de motie op dat punt. Bij motie nr. 814 over de parkeervoorzieningen moet ik enorm puzzelen om te zien wat deze ten opzichte van het collegevoorstel voorstelt. Dit staat eigenlijk al in de voordracht van het College, behalve dat nu in het beslispunt heel expliciet is vermeld dat er in het geval van gebouwde parkeervoorzieningen elders even veel parkeervoorzieningen dienen te verdwijnen. Als deze motie beoogt in te brengen dat het omgekeerde ook het geval moet zijn, heeft het College daar geen moeite mee. Voorkomen moet worden Ä maar dat staat al in de tekst van het conceptmasterplan Ä dat de gebouwde parkeervoorzieningen alleen voor werknemers van bedrijven zijn en dat daardoor de parkeerplaatsen op straat voor bezoekers en vergunninghouders zouden verdwijnen, die vervolgens nergens meer heen zouden kunnen. Ook ten behoeve van die groepen moet het gaan om een een-op-een-verhouding. Als het de bedoeling van de indieners is, dat in de motie meer onder de aandacht te brengen, is de uitvoering daarvan geen probleem. Het verschil met het voorstel van het College is echter wel heel subtiel. De motie over de nood- en hulpdiensten betreft een belangrijk onderwerp. Het verheugt mij dat er voortschrijdend inzicht is over het belang, de functie van en de doorstroming op het hoofdnet, omdat dit ook het net is waarover de nood- en hulpdiensten hun bestemmingen moeten bereiken. In het licht van het nieuwe standpunt van de heer Frankfurther, zou ik de discussie over de afwikkeling van het verkeer op de Singel opnieuw willen voeren. (De heer GOEDHART: Pleit de wethouder voor een aparte strook bij de Singel?) Nee, dat bedoel ik niet. De nood- en hulpdiensten moeten ook wel eens van het hoofdnet af. Wanneer zij zich echter door de stad moeten verplaatsen, is dit een van de noodzakelijke vormen van autoverkeer waarvoor een hoofdnet nodig is waarop doorstroming plaatsvindt. Helaas kan op het hoofdnet in Amsterdam voor de nood- en hulpdiensten niets worden gegarandeerd, want op bepaalde momenten kan het verkeer vast staan. Ook dan moeten de nood- en hulpdiensten erlangs kunnen. Wij zoeken bij herprofilering overal naar een reserve voor de nood- en hulpdiensten, zodat zij er in noodgevallen toch door kunnen. Uiteraard zal bij de uitwerking van de herprofilering van de Weesperstraat aan die randvoorwaarde aandacht worden besteed. Er moet een route zijn waarover deze diensten ingeval van nood verder kunnen. Soms kan dit betekenen dat men er bij herprofilering en beplanting rekening mee dient te houden dat deze diensten eventueel over de middenberm, het fietspad of de stoep moeten kunnen, hoe weinig optimaal dat ook is. Dat is geen punt van discussie. Als het daarom gaat, is de motie van de heer Frankfurther niet nodig. De motie lijkt ook als strekking te hebben, een andere optie boven tafel te houden, namelijk een derde baan. Van die derde baan is het College geen voorstander, vooral omdat de verbetering van het aanzien op die route, door bijvoorbeeld een brede middenberm, dan onmogelijk is. Gezien de schaarse verkeersruimte daar is het jammer, een aparte vrije baan te plannen in twee richtingen voor noodgevallen. Dat is zowel stedenbouwkundig als voor de verkeersafwikkeling niet een gewenste variant. Bij de herprofilering dient er een noodroute te komen voor de situatie dat het verkeer zo vast staat dat een hulpdienst erlangs moet. Dat zal ook gebeuren. Dat is, zoals altijd, een van de toetspunten voordat het College met een herprofileringsvoorstel komt. Wij kunnen niet een voorstel aan de Raad voorleggen dat niet aan die voorwaarde voldoet. Over beslispunt 7 heeft de heer Bijlsma gevraagd of aanpassingen ten opzichte van het bestemmingsplan om een levendiger plint te krijgen niet eerder mogelijk zijn. Dat zal ik meenemen bij de uitwerking. Als het resultaat is dat de bestemmingsplannen moeten worden gewijzigd, kan dat jaren duren. Op het moment dat dit echter wordt gewenst, kan daartoe een artikel 19-procedure van start gaan. Dan is ook al het kader gemaakt waarin die procedure kansrijk is. De plannen voor het Rhijnspoorplein/Weesperplein worden niet in detail uitgewerkt bij het masterplan, maar parallel daaraan. Dit is een van de deelprojecten dat gelijktijdig wordt aangepakt op basis van de uitgangspunten in het masterplan. De invulling daarvan vereist een aparte planvorming, die nu al loopt en die niet wacht tot het masterplan in zijn geheel zal zijn vastgesteld. Dat geldt voor meer bestaande plannen die de stadsdelen al langs de route aan het uitvoeren zijn. De discussie over het geld voor Metromorfose is heel belangrijk, mede in relatie tot de openbare ruimte van de Wibautstraat/Weesperstraat. Deze discussie zal onder meer bij de begrotingsbehandeling worden gevoerd. Daarover kan ik nu niets naders zeggen. De toezegging voor de rijksbijdrage is er, maar er zal ook een gemeentelijke bijdrage moeten komen. De heer Goedhart is het niet eens met het verkeersconcept. Dat is bekend. De CDA-fractie is tegen alle verkeerscirculatieplannen omdat zij ook alle achter- en voorliggende besluiten inmiddels niet meer onderschrijft. Ik kan er niet veel mee als deze fractie met tegenstrijdige kritieken komt dat de bewoners niet voldoende hun zin zouden hebben gekregen in het beperken van de autoverkeersruimte en dat in het open planproces de randvoorwaarden niet duidelijk zouden zijn vastgelegd. Dat was wel het geval. Die uitgangspunten zijn in deze raadsperiode tevoren vastgelegd, met instemming van de CDA-fractie. Bij punt 19, over tramlijn 3, is de beperkende voorwaarde die de heer Van Lohuizen noemde, al vermeld. De kans dat uit het nadere onderzoek naar voren komt dat de verlegging een haalbare kaart is, is daarmee uitermate gering. Dat nadere onderzoek is al gaande. Het voorbehoud van het College is minstens zo sterk. Het bedrag van 1 miljoen gulden komt separaat bij de begroting aan de orde. Men kan vragen of dat niet te weinig is. Er wordt overigens voor meer dan 1 miljoen gulden opgeknapt, maar de verbetering ten behoeve van de openbare ruimte kost ca. 1 miljoen gulden. Daarnaast is er ook nog een bedrag voor verbetering van de verkeersveiligheid. Of dat gezamenlijk niet te weinig is, zal nog een punt van bespreking zijn, met name bij de behandeling van de begrotingsaanvragen voor het Stadsvernieuwingsfonds in de Raad. De heer FRANKFURTHER: Mijnheer de Voorzitter. De bereikbaarheid via de Wibautas is voor mijn fractie een hoofdlijn in het hele plan. Dan gaat het om de bereikbaarheid in de verder voor het overgrote deel autoluwe binnenstad. De fracties van de PvdA en van GroenLinks zijn uitgebreid ingegaan op de afslagstroken. Daardoor zal de snelheid afnemen, maar dat zal ook door de snelheidsbeperking en de flitspalen gebeuren. Mijn fractie vraagt zich af of de doorstroming wordt gehandhaafd. De wethouder zegt dat de middenbermen eerder 8 tot 10 meter breed zullen zijn dan 1 tot 2 meter. Dat is een zeer belangrijke toezegging, misschien wel onder invloed van onze motie, waarmee wij verheugd zijn. De motie trekken wij dan ook in. Bij het parkeren rond de Wibautstraat is er inderdaad sprake van een nuanceverschil. Mijn fractie wil dat daar pas op grote schaal parkeerplaatsen worden opgeheven, wanneer er alternatieven zijn voor vergunninghouders en bezoekers, ongeacht of dat alleen in de P+R-garage bij het Amstelstation zal zijn of ook in een nog te bouwen ondergrondse parkeergarage bij de Wibautstraat. Daarover kunnen wij later spreken. De motie van de fracties van D66 en de PvdA is bedoeld om dat nog eens goed vast te leggen. Wij vinden het onbegrijpelijk dat de fracties van de PvdA en GroenLinks menen dat het probleem van de nood- en hulpdiensten is opgelost als alles op groen wordt gezet. Mijn fractie waardeert het ten zeerste dat de wethouder nu heeft gezegd dat het regelen van doorstroming van de nood- en hulpdiensten een randvoorwaarde is. Om die reden hebben de fracties van D66 en de VVD besloten, ook die motie in te trekken. Wij zullen het vervolg daarop controleren. Met betrekking tot de Singel is het heel anders gegaan. Het ging daar om het verfraaien van de openbare ruimte op een zeventiende-eeuwse hoofdgracht van Amsterdam, niet om de bereikbaarheid of doorstroming. Het verkeer staat daar een groot deel van de dag stil. De D66-fractie steunt de motie van de VVD-fractie over de start van de werkzaamheden in de Weesperstraat. (De heer HOOIJMAIJERS: Ik heb zojuist aangekondigd dat die motie inderdaad actueel wordt als de beantwoording van de wethouder onvoldoende is.) Als de motie komt, zullen wij die ondersteunen. Zo niet, dan ondersteunt mijn fractie in ieder geval de gedachte erachter. Wij achten het zeer belangrijk dat de drie grote gaten bij stations in de binnenstad dan dicht zijn en dat daarboven weer kan worden gereden. Naar de mening van de D66-fractie zou het goed zijn, zo snel mogelijk na de grootschalige herinrichting op het Rokin en de Vijzelstraat te beginnen aan de Weesperstraat. Ik veronderstel dat mevr. Hofmeijer lijdt aan enig geheugenverlies als het gaat om de brandweerkazerne. Het ging mijn fractie daarbij primair om het instandhouden van de Hoofdgroenstructuur. Het handhaven van de Hoofdgroenstructuur is kennelijk geen uitgangspunt van de GroenLinks-fractie meer. Ik breng mevr. Hofmeijer in herinnering dat juist de brandweer zei dat de alternatieve locatie wat de bereikbaarheid en uitrijmogelijkheden betreft zelfs beter was dan het eerste voorstel. De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. De VVD- fractie dient mede namens de fracties van D66 en het CDA een motie in om pas tot de reconstructie van de Weesperstraat over te gaan wanneer de verkeersstremmingen door de aanleg van de Noord-Zuidlijn zijn opgeheven. Wij menen dat wat aan het bedrijfsleven en anderen is voorgespiegeld, dient te worden nagekomen. Aan het eind van het open planproces wordt naar onze opvatting te veel naar een punt toe geduwd. Dat geldt ook voor de aannames van het College voor de tien tot dertig procent reductie van het autoverkeer over de Weesperstraat. De wethouder kan ieder getal noemen. Het lijkt erop dat hij op een andere planeet zit. In de afgelopen jaren is het aantal auto's slechts toegenomen. Dat zal zo doorgaan, ook als een wethouder van GroenLinks een poort om de stad wil zetten. (Mevr. BOERLAGE: In de binnenstad is het autoverkeer toch ook niet toegenomen?) U laat zich te veel door de cijfertjes be<nvloeden. De mensen die daar wonen, vinden wel degelijk dat het autoverkeer is toegenomen. Mijn fractie is het ook nog steeds niet eens met de argumentatie over tramlijn 3. Datgene wat de heer Van Lohuizen in dezen heeft aangekaart, snijdt zeker hout. Wij vinden dat de wethouder op het Hoofdnet Auto voor het onderdeel Wibautstraat een goed plan heeft, maar bij de Weesperstraat slaat hij door. De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 22? Motie van 1 november 2000 van de raadsleden Hooijmaijers, Frankfurther en Goedhart inzake uitstel van de reconstructie van de Weesperstraat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 816). De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de wethouder voor een aantal verhelderende antwoorden. Op sommige vragen is hij nog niet ingegaan. Wanneer komt het masterplan in de Raad aan de orde? Ik ben blij dat de planontwikkeling rondom het Rhijnspoorplein parallel plaatsvindt. Ik neem aan dat de resultaten bij de bespreking van het masterplan worden vermeld. Naar mijn mening is het heel belangrijk, ook voor de hogescholen, de universiteiten en studentenhuisvesting, dat er meer zicht komt op wat de mogelijkheden op korte termijn zijn. Het is van belang dat dit leeft op straat. De BB-kelders zijn grote, lege ruimten. Zij zouden nog steeds kunnen worden gebruikt voor allerlei doeleinden, vooral voor activiteiten die elders moeilijk zijn te realiseren. Het is wenselijk, deze kelders te betrekken bij de planvorming. Met betrekking tot Metromorfose is mij duidelijk dat het Rijk inmiddels een bedrag heeft toegezegd. Betekent dat ook dat de gemeente Metromorfose, aannemende dat de begrotingsvoorstellen van dit najaar worden goedgekeurd, in 2001 en 2002 kan gaan uitvoeren? De sociale onveiligheid waarop veel bewoners, vooral bij de metrostations Wibautstraat en Weesperplein, hebben gewezen, kan dan op korte termijn, binnen enkele jaren, worden aangepakt bij een verbetering in samenhang met de plintbebouwing daaromheen. Daarover krijg ik graag meer duidelijkheid. Het bedrijfsleven heeft wel vaker de neiging conclusies te trekken die het vervolgens "toezeggingen" noemt. Ik kan mij geen enkele toezegging in die zin herinneren dat de gemeente dit plan zou uitstellen tot na de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Mijn fractie is dan ook geen voorstander van de motie waarin dat staat. Dan zou er de komende acht jaar niets in dit gebied kunnen gebeuren. Dat voorbij aan het feit dat de gemeente het open planproces al is ingegaan. Dat had de VVD-fractie dan al twee jaar geleden moeten zeggen. Toen heeft die fractie ermee ingestemd, dat proces aan te gaan en daarvoor zelfs extra middelen ter beschikking te stellen. Het bedrag van 1 miljoen gulden voor maatregelen ten behoeve van de verkeersveiligheid zal waarschijnlijk voor de korte termijnmaatregelen te weinig zijn. Ik heb gevraagd, de effecten met een van die maatregelen zoveel mogelijk te meten. Dat zou ik de wethouder graag horen toezeggen, om er straks bij blijkende onvoldoende financiering extra budget in te kunnen zetten. Daarnaast is er nog een apart budget beschikbaar om de verkeersonveilige kruispunten aan te pakken. Afgesproken is dat de gemeente die, in ieder geval voorzover het de binnenstad betreft, in deze periode alle kruispunten zal hebben aangepakt. Kan dat budget dan ook voor dit traject worden ingezet? De motie-Frankfurther (nr. 813), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit. De motie-Frankfurther (nr. 815), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit. De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. De wethouder heeft gelijk dat mijn fractie niet had moeten instemmen met het open planproces. Bij de bespreking van de Parkeernota hebben wij gezegd dat de Raad eerst een politieke discussie moet voeren. Dat geldt ook voor de onderhavige kwestie. Dan zou in het proces niet verborgen zijn geraakt wat hier in de Raad aan politieke meningsverschillen blijkt te bestaan. Ik geef de wethouder ook gelijk dat de tegenstelling die ik neerzette tussen het stadsdeel en deze Raad niet helemaal correct is, omdat de wethouder misschien niet zo sterk van de inzet van de bewoners verschilde, in die zin dat hij de Wibautstraat eveneens had willen versmallen, gezien zijn eigen politieke voorkeur. De resultaten in dit masterplan zijn onvoldoende voor mijn fractie om ermee in te stemmen. Wij menen tevens dat bij de Wibautstraat een slag is verloren door de wijze waarop de twee banen worden vormgegeven. Mevr. HOFMEIJER: Mijnheer de Voorzitter. De heer Frankfurther moet zijn mond spoelen als hij wil beweren dat de Hoofdgroenstructuur de fractie van GroenLinks niet meer aan het hart zou gaan. Het is verstandig dat motie nr. 813 is ingetrokken, omdat de doorstroming van de nood- en hulpdiensten bij alle herprofileringen een randvoorwaarde is. Ik heb de indruk dat de motie van de VVD-fractie, die inmiddels ook door twee andere partijen wordt ondersteund, is gebaseerd op een cirkelredenering. Daaraan doet mijn fractie niet mee. Dan gaat het om het door de fractie van de VVD zelf neerleggen van verwachtingen, menen dat die vervolgens zijn gevestigd en tenslotte stellen dat men zich daaraan moet houden. Bij motie nr. 814 over de parkeerplaatsen begrijp ik dat het gaat om wederkerigheid. In de plannen staat dat voor gebouwde parkeerplaatsen in een verhouding van een op een parkeerplaatsen van straat worden gehaald. Hier wordt voorgesteld, dat andersom ook te doen gelden. Dat roept de vraag op wat in dezen het standpunt is van het stadsdeel. Ik meen namelijk dat dit in eerste instantie een aangelegenheid van het stadsdeel is. Ook zou mijn fractie willen weten wat het stadsdeel vindt van de suggestie in de laatste zin in het besluit van de motie. Daarmee heeft de fractie van GroenLinks enige moeite. De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Mijn fractie ziet, zeker na het antwoord van de wethouder in eerste termijn, geen inhoudelijke reden om met de versmalling van de Weesperstraat te wachten op de Noord-Zuidlijn. Als het alleen gaat om de overlast, is dat een reden temeer om daar niet op te wachten. Het spreiden van de overlast wordt, blijkens recent ingezonden brieven in de kranten, door de burgers niet gewaardeerd. Overlast is immers overlast. Dan is het beter te kiezen voor een geconcentreerde periode van overlast. Daarna is het voorbij. Als het gaat om het bewerkstelligen van een gedragsverandering dwingt een grotere overlast automobilisten meer naar alternatieven te zoeken. Mijn fractie zal tegen de moties die door de fractie van D66 worden ingediend stemmen. Wethouder KTHLER: Mijnheer de Voorzitter. Bij de planvorming is het uitgangspunt dat het aantal auto's door het beleid zal afnemen. Dat is ook de afgelopen jaren het geval geweest, al valt daarop af te dingen dat dit aantal buiten de spits en vooral op zondag is toegenomen. In dit verband is het autoverkeer in de spits maatgevend. Daarom gaat het in de capaciteitsberekeningen. Dat aantal neemt af. Het uitgangspunt is dat het nog verder zal afnemen. Het is teleurstellend dat de heer Hooijmaijers dit een bedrog met cijfers noemt en beweert dat het autoverkeer niet is gedaald. Ik zit hier op basis van een coalitieprogramma dat ook door de heer Hooijmaijers werd gesteund en waarin staat dat de coalitie de 25% vermindering van het autoverkeer in de binnenstad in de periode van 1993 tot 2005 alsnog zal halen. (De heer HOOIJMAIJERS: Dat u iets nastreeft is goed, maar in het voorstel staat dat het autoverkeer met 30% is gereduceerd. ) In het jaar 2005. Ik ga ervan uit dat wij het gezamenlijk beleid zo krachtig zullen doorvoeren dat die doelstelling ook slaagt. Wanneer wij nu plannen voor de lange termijn maken waarbij wij die doelstelling niet meer serieus nemen, is dat een volstrekt verkeerd signaal. Anders zouden wij moeten voorstellen, het programakkoord als onhaalbaar aan te merken en daarover opnieuw te onderhandelen. (De heer HOOIJMAIJERS: U gebruikt dit alleen maar als hink-stapsprong.) Het College gebruikt het programakkoord niet alleen, maar probeert het ook uit te voeren, conform de opdracht van de Raad. (Mevr. VAN OUDENALLEN: De wethouder werd bijna van manipulatie met cijfers beschuldigd door een coalitiepartner. Accepteert hij deze beschuldiging?) Ik neem dat allemaal niet meer zo ernstig. (Mevr. VAN OUDENALLEN: Dus u neemt dit niet serieus?) Ik neem het niet zo ernstig als ik het zou moeten nemen. Als de resultaten van de aparte planuitwerking voor het Weesperplein/Rhijnspoorplein er zijn, kan dat op dat moment worden behandeld, maar in ieder geval loopt dit punt separaat, ook wat de desbetreffende stadsdelen betreft. Voor de binnenstad is dat nog steeds de betreffende raadscommissie van deze gemeenteraad. De grote lege ruimten onder de metrostations moeten misschien ook bij Metromorfose aan de orde komen, maar zijn nu niet opgenomen in het masterplan. Dit punt kan men aan de orde stellen als de verbouwing aldaar aan de orde is. Het lijkt mij logisch om dit daarbij te betrekken. Het bedrag van 1 miljoen gulden voor de openbare ruimte is ook bedoeld voor tijdelijke maatregelen voor verbeteringen in de openbare ruimte, vooruitlopend op de eventuele herprofilering in het jaar 2005 Ä of wanneer dan ook nadien Ä in de Weesperstraat. Daarnaast wordt er uit reguliere middelen voor verkeersveiligheid voor een bedrag van 3,5 miljoen gulden aan maatregelen getroffen. Die maatregelen worden natuurlijk ge%valueerd. Dat zal nog enige tijd daarna vergen. Het pleidooi van de heer Van Lohuizen voor de koppeling van projecten met het oog op 'Verelendung' voor de automobilist gaat mij, namens het College, te ver. Een proces van geleidelijke gewenning om meer gebruik te maken van het openbaar vervoer lijkt mij wenselijker. (De heer VAN LOHUIZEN: Ik pleit voor kort maar krachtig. Dat is geen Verelendung!) U betoogde dat automobilisten wel alternatieven moeten zoeken als zij er helemaal niet meer door kunnen. Het College zet in op een meer geleidelijke aanpak; als het uiteindelijk maar de goede kant op gaat. Wanneer men motie nr. 816 over de reconstructie heel letterlijk neemt, staat er niet meer, zelfs minder dan ik heb gezegd. Het College plant immers niet alleen ten opzichte van opbrekingen elders voor de Noord-Zuidlijn, maar ook voor andere lijnen en reconstructies. De constatering blijft overeind zoals deze luidde. Daarop heeft de heer Bijlsma al afdoende geantwoord. Ons beleidsuitgangspunt is duidelijk. Het moet gebeuren zodra dat in het geheel van werkzaamheden mogelijk is. Dat is in het jaar 2005 of zo spoedig mogelijk daarna. Dat willen wij niet vervangen door dit onduidelijker criterium, zeker niet met de daarbij vermelde constateringen. Motie nr. 816 ontraadt het College dan ook. Van motie nr. 814 heb ik in eerste termijn al gezegd dat het College daarmee geen moeite heeft. Dat is niet strijdig met het beleid van het stadsdeel. Wanneer deze motie wordt aangenomen, wil ik daarover graag met het stadsdeel bij de uitwerking van het masterplan verder spreken. Op deze motie adviseert het College dan ook positief. De discussie wordt gesloten. De heer GOEDHART (stemmotivering): Mijn fractie zal voor motie nr. 814 stemmen en tegen de voordracht. Mevr. VAN OUDENALLEN: Dat geldt ook voor de fractie van Mokum Mobiel. De heer BIJLSMA: De PvdA-fractie zal motie nr. 816 niet steunen omdat deze veel vertraging zal opleveren. Aan de orde is de stemming over de ingediende moties. De motie-Frankfurther c.s. (nr. 814) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen de motie heeft verklaard. De motie-Hooijmaijers c.s. (nr. 816) wordt bij zitten en opstaan verworpen. De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Arda, Balak, Frankfurther, Goedhart, Goring, Hafkamp, Hemmes, Hooijmaijers, Houterman, Huffnagel, mevr. Van der Linden, Niamut, mevr. Van Oudenallen en mevr. Spier-van der Woude zich voor de motie hebben verklaard. Aan de orde is de stemming over de voordracht. De heer HOOIJMAIJERS (stemmotivering): Mijn fractie is voorstander van de beslispunten 1 tot en met 9; tegen punt 10 zijn wij omdat wij een keuze maken voor optie 1. De VVD- fractie is verder, minus het lid mevr. Krikke, tegen de punten 11, 12 , 14 en 21. Alleen de beslispunten 1 tot en met 9 kunnen wij aanvaarden. Dat houdt in dat wij tegen het voorstel als zodanig zijn. Mevr. VAN OUDENALLEN: De fractie van Mokum Mobiel acht dit besluit een stommiteit voor de gemeente Amsterdam. De voordracht wordt bij zitten en opstaan aangenomen; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3908 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Balak, Goedhart, Goring, Hafkamp, Hooijmaijers, Houterman, Huffnagel, mevr. Van der Linden, Niamut, mevr. Van Oudenallen en mevr. Spier-van der Woude zich tegen de voordracht hebben verklaard. 8 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 tot vaststelling van de Verordening op de straathandel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 657). De heer BALAK: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben hierover driemaal gesproken in de commissie. Het proces is naar onze mening zeer chaotisch verlopen. Aanvankelijk zouden wij voor het zomerreces besluiten dat de nieuwe verordening per 1 juli jl. van kracht zou worden. De wethouder heeft ons echter niet op tijd de informatie voorgelegd die wij nodig hadden om een oordeel te vormen, zodat wij hierover pas op 1 november 2000 kunnen besluiten. De wethouder heeft de vragen van de commissie niet naar tevredenheid beantwoord. Als wij alle informatie op tijd zouden hebben gekregen, hadden wij de drie commissievergaderingen hier niet over hoeven doen. De direct betrokkenen zijn de stadsdelen Oud-Zuid, Oost/Watergraafsmeer en de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel. De wethouder had meegedeeld dat hun reactie in de verordening was verwerkt. Achteraf bleek dat niet het geval te zijn. De belangrijkste wijziging ten opzichte van de oude verordening betreft de overschrijving van rechten. Voor alle duidelijkheid wil ik zeggen dat wij niet tegen de verruiming van de rechten zijn. Wij spreken hier over familiebedrijven; dat staat voor mijn fractie voorop. De kleine familiebedrijven zijn altijd de kracht van onze economie geweest. Het enige waarmee wij grote moeite hebben is artikel 2.5, lid 5 inzake overname van een marktbedrijf door personeelsleden die drie jaar in dienst zijn. Wij vinden dat de periode van drie jaar een open einde vormt voor eventueel misbruik in de toekomst. Dat zal ten koste gaan van mensen die al jarenlang op een plek wachten en het zal geweld doen aan het anci%nniteitsbeginsel, dat hier een zeer lange geschiedenis heeft. De wethouder beroept zich in dit kader op een modelverordening van de VNG. Deze kan voor ons echter alleen als basis dienen, die wij aan de hand van onze eigen situatie en inzichten verder kunnen invullen. Wij behoeven de modelverordening niet zonder meer over te nemen. Mijn fractie dient een amendement in, dat erop gericht is, de periode van drie jaar te wijzigen in vijf jaar, zodat wij in de toekomst eventueel kunnen voorkomen dat mensen hiervan gebruik maken. Een periode van drie jaar is voor beide partijen te overzien, voor vijf jaar geldt dat niet. Deze wijziging kan eventuele overnames van bedrijven voorkomen, die ten koste zouden gaan van mensen die reeds jarenlang wachten. (Wethouder mevr. KRIKKE: Welke periode stelt de heer Balak voor?) Ik stel een periode van vijf jaar voor. De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 23? Amendement van 1 november 2000 van het raadslid Balak tot wijziging van de in art. 2.5, lid 5 van de Verordening op de straathandel genoemde termijn in vijf jaar (Gemeenteblad afd. 1, nr. 817). Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Het is goed dat er een nieuwe verordening ligt. Het is een slechte zaak dat dit zo lang heeft geduurd, waardoor vele marktkooplieden te lang in onzekerheid zijn gebleven. Wij hebben daarover onder meer brieven ontvangen. Het is wel een goede zaak dat de verordening in de loop der tijd beter is geworden, hoewel nog niet perfect. Het belangrijkste punt in de verordening is de uitbreiding van mogelijkheden tot overname van een zaak door kinderen, mede-eigenaren of werknemers die geruime tijd in dienst zijn. Voor onze fractie was het belangrijkste dat in de verordening een hardheidsclausule zou worden opgenomen. Dat is gebeurd, zodat men zich nu kan beroepen op een eventuele onredelijke situatie, waarop het College dit zal bezien. Met name het feit dat dit niet aan de stadsdelen is gedelegeerd, is voor de VVD-fractie belangrijk. Wij weten niet hoe perfect of imperfect deze verordening is en wij zijn verheugd dat de wethouder heeft toegezegd dat er over twee jaar wordt ge%valueerd. Wij kunnen dan bezien of deze verordening tot de gewenste resultaten leidt. Dit is in de commissie niet drie-, maar zelfs viermaal aan de orde geweest. Evenals de heer Balak plaats ik enige vraagtekens bij de termijn van drie jaar. Dit geldt ook voor de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66 en Mokum Mobiel. Wij zijn dan ook van mening dat de termijn vijf jaar moet zijn en dat dit wordt gecontroleerd. Het kan dan niet gebeuren dat iemand alleen op papier voor een bedrijf werkt en na vijf jaar het recht heeft, het bedrijf over te nemen. Wij zullen een amendement indienen, dat uitgaat van een periode van vijf jaar. Daarbinnen moet het personeelslid in loondienst of de mede-eigenaar tenminste 16 uur per week in het bedrijf werkzaam zijn, waarvan het bewijs ten genoegen van het College dient te worden geleverd. Deze aanpassing maakt hiervan een verordening waarvoor wij voor twee jaar kunnen tekenen. Ik dien het amendement mede namens de genoemde fracties in. (De heer GOEDHART: De heer Huffnagel heeft overleg gepleegd met de heer Balak over het ondertekenen van het amendement dat de heer Balak reeds lange tijd voornemens was in te dienen. Dit is in de pers aangekondigd. De heer Huffnagel zou het amendement willen ondersteunen als de termijn van zeven jaar werd teruggebracht tot vijf jaar, hetgeen is gebeurd. Nu dient hij eenzelfde amendement in zonder het amendement van de heer Balak te ondertekenen, zoals hij had toegezegd. Dat is volstrekt in tegenstelling tot de goede gebruiken die in deze Raad heersen. Wat is zijn rechtvaardiging voor dit gedrag?) De heer Goedhart is niet goed ge<nformeerd. Ik wil hier de kwestie Kok-Van Aartsen niet gaan naspelen, maar ik heb reeds eerder in de commissie vragen gesteld over de termijn van drie jaar, evenals andere commissieleden. Na de laatste behandeling in de commissie op dinsdagochtend 10 oktober jl. heb ik de heer Balak telefonisch geadviseerd, in zijn amendement een periode van vijf jaar op te nemen, zodat de VVD- fractie het amendement zou kunnen steunen. Hij zei, dat mee te nemen. De volgende dag las ik zijn antwoord in de krant, namelijk dat hij van plan was een amendement in te dienen waarin een periode van zeven tot acht jaar werd genoemd. Daarna heb ik niets meer van hem vernomen. Dat is de reden dat dit amendement er nu ligt. Aangezien mevr. Asante, mevr. Tz tok en de heer Arda hierover ook niets van de heer Balak hebben gehoord, is het beter dit aan hemzelf te vragen. (Mevr. ASANTE: Wil de heer Huffnagel voor zichzelf spreken? ) Als ik iets heb gezegd wat niet waar is, horen wij dat vanzelf. (De heer BALAK: Ik wil twee zaken verduidelijken. In eerste instantie heb ik met de heer Huffnagel gesproken nadat ik met de journalist had gesproken.) Dat is onjuist. Ik heb de journalist gevraagd of de heer Balak deze uitspraken had gedaan. (De heer GOEDHART: Ik zal hierop antwoorden. Wij vinden de versie van de heer Huffnagel onbevredigend. Als er direct contact is geweest en een afspraak is gemaakt, gaat het niet aan, op basis van perspublicaties daarvan af te wijken zonder voorafgaande mededelingen.) Niet alleen heb ik het antwoord via de krant vernomen; ik heb daarna van de heer Balak niets meer vernomen. Hij is niet teruggekomen op de handreiking die ik heb gedaan. Het is niet zo dat ik terugkom op een afspraak; hij heeft een uitgestoken hand niet aangenomen. Men mag dat anders vertalen, maar ik laat mij niet zeggen dat ik onbetrouwbaar ben. Ik dien het aangekondigde amendement in, mede namens de genoemde fracties. De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 24? Amendement van 1 november 2000 van de raadsleden Huffnagel, mevr. Asante, mevr. Tz tok, Arda en mevr. Van Oudenallen tot wijziging van art. 2.5, sub 5 van de Verordening op de straathandel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 817). Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. Mevr. ASANTE: Mijnheer de Voorzitter. Wij bespreken hier dit stuk omdat de markten een essentieel onderdeel uitmaken van de Amsterdamse economie, niet alleen voor degenen die er werken, maar ook voor de mensen die er inkopen doen. Het is een goede zaak dat deze verordening er ligt. De reden waarom dit niet drie maanden geleden het geval was, is afdoende besproken. In de verordening zijn een aantal wijzigingen van belang ten aanzien van branchering, de mogelijkheid tot het instellen van een marktcommissie en de wijziging van het erfrecht. In de commissievergadering heb ik reeds de aandacht gevraagd voor de marktcommissie. Wij willen de markten zoveel mogelijk decentraliseren, waarmee wij reeds behoorlijk goed op weg zijn. De PvdA-fractie is verheugd dat er marktcommissies worden ingesteld, die alles zoveel mogelijk in samenspraak regelen om te komen tot een ordelijk verloop binnen de marktsector. Helaas is in de verordening niet terug te vinden wanneer de marktcommissies precies worden ingesteld, hoe dit wordt georganiseerd en wat zij precies gaan doen. Ik heb in de commissie daarnaar gevraagd en ik verzoek de wethouder mij een antwoord te geven. Bij het amendement van de heer Huffnagel is het erfrecht van belang. Enerzijds proberen wij met de Marktverordening ervoor te zorgen, dat er gelijke kansen en mogelijkheden zijn voor iedereen. Anderzijds wensen wij kwaliteit te waarborgen en te handhaven. Naast het feit dat men moet kunnen aantonen drie jaar werkzaam te zijn op een markt, moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat er ongeregeldheden ontstaan. Wij hebben verzocht, de termijn van drie jaar te verlengen. Een ander punt is het aantal uren dat men werkzaam moet zijn, namelijk 16 uur per week, zodat dit een belangrijk onderdeel van het inkomen uitmaakt. Wij gaan akkoord met het amendement van de VVD-fractie. Wij vragen echter een uitwerking van de Marktverordening. Wanneer is die te verwachten? Wij vragen dit ook in verband met de evaluatiemogelijkheid na twee jaar. Pas dan wordt zichtbaar hoe de regelingen in de praktijk hebben gewerkt. Met name bij de handhaving moet er de mogelijkheid zijn, na twee jaar correcties aan te brengen. Mevr. TZsTOK: Mijnheer de Voorzitter. Wij vinden het belangrijk dat er voor schrijnende gevallen een hardheidsclausule is opgenomen. Ik ben het niet met de heer Balak eens dat dit hoofdzakelijk familiebedrijven betreft. Er zijn ook bedrijven onder die zeer commercieel zijn en waarbij geen familieleden op de markt staan. Het is een goede ontwikkeling dat medewerkers die 16 uur of meer op de markt staan nu rechten kunnen opbouwen om het bedrijf waar zij werken over te kunnen nemen. De langdurige en talrijke besprekingen van dit onderwerp zijn onder meer veroorzaakt door de wijze waarop de informatie heeft bereikt. De informatie ontbrak, of was onvolledig. De voorbereiding verdient niet de schoonheidsprijs. Ik verzoek de wethouder, ons de volgende keer adequaat van alle benodigde informatie te voorzien. Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van Mokum Mobiel is verheugd dat de Marktverordening is veranderd. Wij betreuren het pijnlijke incident over de vraag welke fractie het amendement als eerste zou indienen. Evenals de VVD-fractie heeft de fractie van Mokum Mobiel reeds lang geleden verklaard, dat er iets diende te gebeuren; het amendement was te verwachten. Wij hebben helaas het amendement van de VVD-fractie ondersteund, omdat wij met deze fractie steeds contact hebben gehad. Mijn excuses aan de heer Balak. (De heer BALAK: Mevr. Van Oudenallen is niet aanwezig geweest tijdens de drie vergaderingen waar dit is besproken.) Mijn collega was aanwezig en ik heb de notulen gelezen. Ik spreek reeds een jaar met marktkooplieden over dit onderwerp. Ik dien zelf niet altijd een motie in, maar dat wil niet zeggen dat wij hiermee niet bezig waren. Het spijt mij dat een en ander op deze wijze is verlopen en dat wij het andere amendement hebben ondertekend. Wethouder mevr. KRIKKE: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben in zeer veel trajecten over de Marktverordening gesproken. Een aantal raadsleden vond de informatievoorziening niet adequaat. Men moet het mij echter niet kwalijk nemen dat ik geen gedachten kan lezen. Als men bij nader inzien aanvullende informatie wenst, ben ik bereid die te geven. Over alle dossiers heeft men alle informatie ontvangen die nodig is om heden een uitspraak te doen. De marktcommissies zijn commissies van kooplieden, die in gezamenlijkheid het beleid van de markt zullen bepalen en de branchering zullen bespreken Ä wat ik geen zaak voor de overheid vind Ä om de markt aantrekkelijk te houden voor de consumenten. Een tweede belangrijke wijziging betreft het erfrecht. Het voorliggende voorstel maakt het mogelijk, de zaak over te doen aan de kinderen, dan wel aan personeel dat er reeds jarenlang werkzaam is. Om verschillende redenen is een raadsmeerderheid van mening dat de termijn moet worden verlengd van drie tot vijf jaar en dat de betrokkenen tenminste 16 uur per week op de markt aanwezig moeten zijn. Op amendement nr. 817 preadviseert het College positief. Voor die gevallen waarin er toch redenen zijn een andere beslissing te nemen dan op grond van de Marktverordening voor de hand zou liggen, is een hardheidsclausule toegevoegd. Marktkooplieden kunnen daardoor via de normale wegen in beroep gaan bij het College. Over twee jaar komt er een evaluatie. Wij stellen nu echter een verordening vast met een onbeperkte looptijd, onverlet wat er over twee jaar uit de evaluatie komt. De heer BALAK: Mijnheer de Voorzitter. Wij handhaven ons amendement. De regeling inzake de 16 uur beschouwen wij als een open einde voor misbruik. Het is mogelijk dat mensen op papier 16 uur aanwezig zijn, maar feitelijk slechts 10 uur, zodat deze regeling absoluut geen toegevoegde waarde heeft. Wij handhaven ons eigen amendement. Mevr. ASANTE: Mijnheer de Voorzitter. Wat de evaluatie betreft, merk ik op dat wij allen op de hoogte zijn van de duur van een verordening, maar dat wij ook weten hoe deze verordening tot stand is gekomen. Wij hebben er alle vertrouwen in dat dit een goed stuk is Ä anders zouden wij er niet mee instemmen Ä maar wij zijn desondanks van mening dat het niet goed is, nu reeds wijzigingen op grond van het resultaat van de evaluatie uit te sluiten. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag wanneer de marktcommissies precies worden ingesteld. Wethouder Mevr. KRIKKE: Mijnheer de Voorzitter. De marktcommissies worden samengesteld nadat de Raad de verordening heeft goedgekeurd. De discussie wordt gesloten. Aan de orde is de stemming over de ingediende amendementen en de voordracht. Het amendement-Huffnagel c.s. (nr. 817) wordt met zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen het amendement heeft verklaard. De VOORZITTER constateert, dat door de aanneming van amendement nr. 818 amendement nr. 817 niet meer in stemming behoeft te worden gebracht. Aan de orde is de stemming over de voordracht. De voordracht wordt met zitten en opstaan aangenomen; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4201 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De VOORZITTER constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige raadsleden zich tegen de voordracht heeft verklaard. 9 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 inzake de toekomstige positie van Gemeentewaterleidingen: gemeentelijke dienst "plus" (Gemeenteblad afd. 1, nr. 665). De heer CHERRIBI: Mijnheer de Voorzitter. In 1993 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de verzelfstandiging van het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf. In 1995 heeft de Raad in meerderheid besloten, Gemeentewaterleidingen als gemeentelijke tak van dienst te handhaven. In 1999 heeft het College besloten tot nieuw onderzoek naar de strategische positie van het bedrijf. Directe aanleiding was de toenemende samenwerking binnen de sector en de kwestie van de verdere ontwikkeling van de markt. Het onderzoek betrof de vraag hoe de continu<teit van het bedrijf kan worden versterkt en gehandhaafd, rekening houdend met een aantal omgevingsfactoren, waaronder de genoemde samenwerking met andere bedrijven in de sector en de marktontwikkelingen. Arthur Andersen heeft zes opties onderzocht, van een gemeentelijke dienst, via de structuur van een vennootschap, tot een fusie met de NUON. Het College stelt terecht voor, het eerste model te kiezen, namelijk een gemeentelijke dienst-"plus". Dat juichen wij toe, omdat het eigendom en beheer van de infrastructuur dan in handen van de gemeente blijft en de politiek-bestuurlijke invloed daardoor wordt gehandhaafd. De Amsterdammers zijn dan eigenaar van het water dat zij drinken; zij oefenen invloed uit op het beheer van dat water via het gekozen, daarvoor ge%igende orgaan, namelijk de gemeenteraad. Het gekozen model stelt het bedrijf in staat, doelmatig te werken en tegelijkertijd in te spelen op de marktontwikkelingen. Ik ben voorstander van overheidsbedrijven. Er zijn voorbeelden te noemen uit andere plaatsen in de wereld van overheidsbedrijven die doelmatig functioneren en goed inspelen op de marktontwikkelingen. Dit kan een paradepaardje van deze gemeente worden. (De heer VAN DUIJN: Als de Amsterdammers eigenaar zijn van het water dat zij drinken, waarom moeten wij er dan voor betalen?) Dat is een te retorische vraag. (De heer VAN DUIJN: De gemeente Amsterdam is eigenaar van het water, niet de Amsterdammers.) Dit is een semantische discussie. Last but not least wil ik hier symbolisch een glas helder, gezond gemeentewater heffen op de gezondheid van het bedrijf. Proost! Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. De GroenLinks- fractie is verheugd dat er geen sprake is van privatisering van Gemeentewaterleidingen. Wij hebben dit in de commissie uitvoerig besproken. Eenmaal versprak de wethouder zich en sprak van een fusie, maar zij gaf gelukkig meteen toe dat dat een verspreking was. Het gaat uitsluitend om een gemeentelijk waterleidingbedrijf. Dat blijft zo. De "plus" betekent dat wij bereid zijn tot samenwerking, maar dit blijft een mooi gemeentelijk bedrijf. Wij hopen dat dit nog jaren zo doorgaat en dat andere bedrijven daaraan een voorbeeld kunnen nemen! Mevr. VAN DER LINDEN: Mijnheer de Voorzitter. De VVD- fractie kan instemmen met de eerste optie. Wij zouden de tweede optie overigens ook hebben toegejuicht. Wij vinden het belangrijk dat Gemeentewaterleidingen (GWL) onder directe invloed van het politiek bestuur blijft, zolang er nog sprake is van gebonden klanten, zoals voorlopig bij de Gemeentewaterleidingen nog zo is. Wij zien met veel belangstelling uit naar de plus-opties van de wethouder. Wij nemen aan dat wij daarover als politiek bestuur volledig kunnen meepraten. Wij wensen het bedrijf veel succes met de hier verwoorde doelstellingen, want het heeft veel te doen. De heer HEMMES: Mijnheer de Voorzitter. Dit is een helder en verstandig besluit. Een rapport van een consultant ligt eraan ten grondslag. De ervaring van de afgelopen tijd in een aantal andere commissies is, dat de inhoud en resultaten van de rapportage sterk uit elkaar lopen. Wij hopen dat daarop in dit geval een gunstige uitzondering wordt gemaakt. Onze fractie steunt het voorstel van harte. De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. Wij gaan akkoord met de voordracht. Er is niet gekozen voor de optie van een fusie met de Dienst Waterleiding en Riolering (DWR). Wij zien graag dat optie ,,n verder inhoud krijgt en dat daarbij de samenwerking met DWR zeer intensief zal zijn. De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Onze fractie stemt in met dit uitstekende voorstel. Wij vinden het wel saillant dat het rapport van Arthur Andersen uitkomt op samenwerking met NUON, een zogenaamde 'multi-utility samenwerking', die door geen van de betrokkenen wordt verkozen Ä noch door de directie, noch de OR, noch de meerderheid van deze Raad. Dat sterkt ons erin, nogmaals iets te zeggen wat overigens reeds door de Raad is besloten, namelijk dat wij terughoudend moeten zijn met het vragen van dergelijke rapporten aan externen. Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Een zo unanieme stellingname van de Raad maakt mij enigszins zenuwachtig. Ik vraag mij dan af of het College wel het juiste voorstel heeft gedaan. Het begint er een beetje op te lijken dat het allemaal wel goed is als men maar niets verandert. Ik dank de Raad voor de steun. De belangstelling voor de verdere loop der zaken, die de VVD-fractie naar voren bracht, zal ook onze lijn zijn. Niet alleen zal GWL voorstellen doen voor de uitwerking van de "plus" Ä dus ten aanzien van de vraag welke activiteiten kunnen worden uitbesteed en welke goed in samenwerking met anderen kunnen worden uitgevoerd Ä maar ook heeft het bedrijf voor de komende jaren een doelmatigheidstaakstelling. Het bedrijf heeft dus inderdaad veel te doen. Wij zullen het daarbij alle steun geven. Als er voorstellen komen voor verdergaande uitplaatsing, samenwerking en dergelijke, zal ik de commissie daarover informeren. (Mevr. BOERLAGE: Wat bedoelt de wethouder met "uitplaatsingen"?) Als men een activiteit niet langer zelf wil uitvoeren, plaatst men deze uit. In het voorstel is aangegeven, dat wij samenwerking met andere partijen zullen onderzoeken, maar ook dat wij zullen bezien welke activiteiten wij niet meer zelf willen uitvoeren, maar beter door anderen kunnen laten uitvoeren. Als een der mogelijke samenwerkingspartners komt DWR in aanmerking, zoals de heer Niamut weet. Dit zal dus zeker aan de orde komen. Ik ben het niet volledig eens met de inbreng van de heer Van Lohuizen. Wij moeten het onderzoeksbureau recht doen. Het is niet zo dat Arthur Andersen een sterke voorkeur had voor een mogelijke fusie met NUON. Men had drie voorkeursopties. Afhankelijk van de politiek-bestuurlijke invloed die men wil uitoefenen, komt men uit op de gemeentelijke dienst-"plus" of op andere varianten. Ik heb het advies van dit bureau zo opgevat, dat de Raad niet is aangeraden voor een fusie te kiezen. De discussie wordt gesloten. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4085 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 14 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 tot vaststelling van hogere waarden dan gesteld in de Wet geluidhinder ten behoeve van het bestemmingsplan Buurt 9 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 655). De heer BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de wethouder voor de snelle beantwoording van de vragen die ik in de commissie heb gesteld. De SP-fractie is verheugd dat de suggestie is overgenomen, voortaan bij ontheffingsaanvragen het verschil aan te geven tussen de oude en de nieuwe situatie. Wat ons betreft heeft dat een tweeledig doel. De commissie kan door het overzicht een goede afweging maken binnen de haar geboden beleidsruimte en ten tweede Ä of misschien ten eerste Ä stimuleert dit de stadsdelen, een zo groot mogelijke inspanning te leveren om een zo gunstig mogelijk leefklimaat te cre%ren. Mijn fractie twijfelt eraan of de stadsdelen altijd het onderste uit de kan halen. Dat geldt ook in dit geval. Niet duidelijk wordt waarom het stadsdeel hier niet een 30-kilometerregime invoert, hetgeen een bijdrage zou leveren aan het terugdringen van de geluidsoverlast. Het stadsdeel zou zich naar onze opvatting juist tot het uiterste moeten inspannen om dit te realiseren en zou altijd naar de voorkeurswaarden moeten streven. Wij zien de ontheffing als een muizengaatje, niet als een poort waar men een olifant doorheen kan duwen. De stadsdelen hebben er ook een handje van, de plannen laat in te dienen, waardoor correctie nauwelijks mogelijk is en ook de in de centrale stad aanwezige expertise niet ten volle wordt benut. Onze fractie verzoekt de wethouder, de stadsdelen er nogmaals op aan te spreken dat zij hun plannen tijdig indienen, zodat wij zoveel mogelijk kunnen bijsturen met de expertise die hier beschikbaar is. Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Onze fractie is voorstander van geluidsluwe gevels. Hier bevinden zich aan de noordelijke kant tien woningen die geen geluidsluwe gevel hebben. Wij zijn ertegen dat die panden een woonfunctie hebben en vinden dat deze woningen bijvoorbeeld ateliers of werkplaatsen moeten worden. Dan kunnen er mensen werken die er niet hoeven te slapen. Wij zijn dan ook tegen deze voordracht. Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Wij zullen er op verzoek van de heer Bakker naar streven, bij dergelijke ontheffingen aan te geven hoe de situatie voor de ingreep is. Ik vond dat een lucide gedachte! Bij de spoorlijnverdubbeling in de Bijlmer hebben wij daardoor gezien dat men erop vooruitging, in plaats van achteruit, zoals ten onrechte werd aangenomen. Er blijft een meningsverschil bestaan tussen de heer Bakker en mij over de mate waarin wij ons een oordeel moeten aanmeten over de wijze waarop stadsdelen hun werk doen. Ons stelsel gaat ervan uit dat de stadsdelen hun eigen democratische mandaat hebben en een eigen beleidsruimte, waarbinnen zij eigen afwegingen mogen maken. Vooral ter linkerzijde in deze Raad heeft men de neiging, nogal luchthartig oordelen uit te spreken als men constateert dat de afweging van het stadsdeel een andere is dan men zelf zou maken. Zo betwijfelt de heer Bakker of de stadsdelen zich voldoende inspannen. Die twijfel is niet nodig; daarvoor is er het stadsdeel, met de stadsdeelraad als controlerende instantie. Als men daar de afweging maakt, niet een 30- kilometerregime in te voeren op de ontsluitingscarr, van Geuzenveld, kan ik dat volgen. Dat is de afweging van het stadsdeel. Laat het stadsdeel met de eigen burgers tot deze afweging komen. Mevr. Kalt wil dat er werkruimten komen in de woningen. Het voorliggende plan voorziet daarin niet op die wijze. De heer BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik begrijp dat de afweging een zaak is van het stadsdeel. Het komt echter ook vaak voor dat stadsdelen laat zijn met het indienen van plannen, of dat die plannen reeds dermate ver ontwikkeld zijn dat er nauwelijks nog correctie op mogelijk is. Ik herhaal mijn verzoek of de wethouder de stadsdelen hierop wil aanspreken. Dat lijkt mij een zaak van goed bestuur. Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Bij mijn weten gaan verstandige stadsdelen verstandig met plannen om en betrekken zij de centrale stad er in een vroeg stadium bij, niet alleen met betrekking tot geluidhinder. Er zijn nog enkele zaken meer waarop wordt getoetst. Ik vind het een goede zaak als stadsdelen dit eerder doen, omdat men anders de facto alleen "ja" of "ja" mag zeggen. In dit geval ben ik van mening dat dit uitgebreid is gebeurd. De Dienst Ruimtelijke Ordening (dRO) wordt door stadsdelen geraadpleegd, ook in het voortraject. Soms neemt een stadsdeel het advies van dRO niet over. Het ene stadsdeel is daarin verstandiger en alerter dan het andere. Ik schrijf regelmatig brieven waarin ik de stadsdelen aanraad, in een vroeg stadium overleg te plegen met de centrale stad. De discussie wordt gesloten. Mevr. BOERLAGE (stemmotivering): Wij zijn niet tegen het voorstel. Wij steunen de wethouder in de hoop dat hij de afspraak, dat er bij nieuwbouwwoningen een geluidsluwe zijde moet zijn, er bij de stadsdelen weet door te drukken. De heer VAN DUIJN: Wij zijn tegen het voorstel. Aan de orde is de stemming over de voordracht. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4012 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door het raadslid Van Duijn gevraagde aantekening. 17 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 19 oktober 2000 op een bezwaarschrift van de Vereniging De Bovengrondse, gericht tegen raadsbesluit nr. 400 van 2000, houdende aanvaarding van de beschikking van de minister van Verkeer en Waterstaat inzake subsidi%ring van de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 660). De VOORZITTER: Aangezien mevr. Kalt op dit moment niet aanwezig is en dit punt was geagendeerd omdat zij er een vraag over wilde stellen, stel ik voor het als afgehandeld te beschouwen. De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4061 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 4 Notitie van Burgemeester en Wethouders van 19 oktober 2000 over het verlenen van voorrang bij gronduitgifte aan bedrijven die een aantoonbaar positieve-actiebeleid voeren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 656). De heer YALIN: Mijnheer de Voorzitter. Onze dank dat wij dit onderdeel later op de dag kunnen behandelen. Hoe was de situatie in de stad vijf jaar geleden, toen wij een College hadden met het duidelijke motto "Werk, werk, werk". In sommige delen van de stad zag men kantoren verrijzen, bijvoorbeeld in Zuidoost, maar men zag ook goed dat degenen die daar wonen en die werkloos zijn Ä in het bijzonder allochtone Amsterdammers Ä niet aan bod kwamen. In deze stad wordt reeds lang gediscussieerd over de rol van de gemeente ten aanzien van werkloosheid, ook voor allochtonen. Het thema 'contract compliance' is niemand onbekend. Mijn collega Balai heeft in deze notitie daarvan een creatieve interpretatie naar voren gebracht. Hij vraagt het College of wij niet de gronduitgifte kunnen gebruiken om hieraan meer voortgang te geven. Dit onderwerp is opgenomen in het programakkoord. De PvdA-fractie is dankbaar dat het College dit heel goed heeft onderzocht. Voor ons is het nu duidelijk dat in het algemeen een dergelijk instrument juridisch toepasbaar is, zij het wellicht in beperkte vorm. Men kan dit niet vooraf als voorwaarde stellen, maar het wel achteraf gebruiken als stimuleringsmaatregel. Wij zijn het met het College eens dat het stimuleren van de bedrijven in kwestie veel geld kost in verhouding tot de opbrengst. Dat geldt ook voor de controlemogelijkheden van een dergelijke maatregel. Het College geeft aan dat het niet heeft stilgezeten en dat het allerlei andere instrumenten heeft ingezet om de betrokken groep aan het werk te helpen. Het College noemt het Arena-initiatief. Daarbij kan ik het project Vakmanschap noemen, dat aansluiting van de jeugd bij huidige en toekomstige werkgelegenheid mogelijk maakt. Met die instrumenten hebben wij tot nu toe meer bereikt. Vanuit die gedachtegang kunnen wij zeggen Ä gelet op de nadelen en de mogelijk zeer beperkte opbrengst van de maatregel Ä dat dit een nuttige discussie is en een belangrijke stimulans voor onze werkgelegenheid, vooral onder allochtonen. De feitelijke uitvoering ligt echter niet in de komende jaren. Mevr. CODRINGTON: Mijnheer de Voorzitter. De vraag is gesteld wat juridisch haalbaar is in het verlenen van voorrang aan bedrijven bij de gronduitgifte om de participatie-impuls dwingend op te leggen. In de bijdrage van de heer Yalin staat, dat de andere projecten die er zijn om dit te bewerkstelligen en de wijze waarop in Zuidoost in het Arena-initiatief zaken met lokale overheden, instellingen en bedrijven zijn bereikt, dit initiatief overbodig zullen maken. Ik bestrijd dat, omdat is gevraagd te onderzoeken of het juridisch haalbaar is. Het College heeft hierop geantwoord dat een aantal mogelijkheden zou moeten worden uitgezocht, maar dat dit om praktische, financi%le redenen niet haalbaar is. Uit de commissie heb ik begrepen dat de Wet Samen het mogelijk maakt, bij gronduitgifte een beding te bedenken voor bedrijven die zich vestigen, ondanks het feit dat de sanctiemogelijkheden en de controleerbaarheid beperkt zijn. Dit beding zou inhouden dat men degene aan wie de grond in erfpacht wordt gegeven duidelijk maakt dat wij een Wet Samen hebben. De gemeente zou moeten stimuleren dat van bedrijven die zich in Amsterdam vestigen, wordt verwacht, dat zij rekening houden met deze wet. Het gaat daarbij niet alleen om de achterstelling van allochtonen in de grote steden, maar ook om het geven van een impuls aan de bestrijding van werkloosheid onder deze groep. Het College stelt dat dit om een aantal redenen niet haalbaar is. Ik geef toe dat het op een aantal onderdelen moeizaam gaat. Het College stelt voor, een belangrijk onderdeel uit het programakkoord te schrappen. Dat vind ik nogal ingrijpend. Het instrument positieve actie binnen het erfpachtstelsel leidt volgens het College niet daadwerkelijk tot bestrijding van werkloosheid onder allochtonen. Wij vragen het College, de Wet Samen onder de aandacht te brengen van bedrijven die zich in Amsterdam vestigen. Deze wet verplicht bedrijven, het aantal allochtonen dat zij in dienst hebben in kaart te brengen. Ik weet dat een aantal van degenen die binnen bedrijven doorstromen daarmee op onderdelen moeite hebben. De bedrijven zijn volgens de wet ook verplicht, plannen te formuleren om het aandeel allochtonen te verhogen. Het College stelt dat dit niet mogelijk is en stelt tegelijkertijd voor, dit belangrijke onderwerp te laten vervallen uit het programakkoord. Dat vind ik ingrijpend. (De heer YALIN: De wet bevat geen sanctiemogelijkheden. Stelt mevr. Codrington voor, sanctiemogelijkheden op te nemen in onze contracten? Veel contractanten verhuren hun gebouwen door, zodat er een soort kettingbedingconstructie nodig zou zijn.) Ik stel voor, de Wet Samen uit te voeren en te stimuleren en bedrijven die grond van de gemeente Amsterdam in erfpacht hebben of kopen te wijzen op het feit dat Amsterdam dit een belangrijk uitgangspunt van zijn werkloosheidsbeleid vindt. Dat is wat de GroenLinks-fractie vraagt, evenals plannen om dit te stimuleren. (De heer YALIN: Dat begrijp ik, maar iedereen wordt geacht de wetten te kennen. Hebt u een ander middel om de wet te laten uitvoeren en stelt u voor dat de gemeente dat ter hand neemt?) Ik zal een motie indienen waarin ik de Raad verzoek, de Wet Samen uit te laten voeren door bedrijven die grond in erfpacht krijgen. Ik verwacht daarbij een actievere rol van de gemeente. Een groot deel van de partijen in deze Raad heeft zwakke knie%n waar het gaat om juridische, financi%le en praktische bezwaren. Dat vind ik een slechte zaak. Wij kunnen ook politieke wil hebben en uitspreken dat wij als gemeente, dankzij de juridische mogelijkheden, een belangrijke pijler uit het programakkoord overeind houden. Het College stelt echter voor, het derde punt van het programakkoord te laten vervallen. Wat zal er hierna gebeuren met het onderdeel 'ontwikkeling participatiemotor en diversiteitsmonitor'? Wat zal er gebeuren met de werkgelegenheid, waar het erom gaat bedrijven voorkeur te verlenen als zij positieve actie voeren? Wat blijft er over van multicultureel Amsterdam, zoals dat nu in het programakkoord is vastgelegd? Gaan wij dat langzamerhand dan volledig uitkleden? (De heer BALAK: Mevr. Codrington geeft een aantal argumenten waarom dit punt in het programakkoord moet worden gehandhaafd. De uitvoering is later aan de orde. Ik proef echter uit haar woorden dat zij geen vertrouwen meer heeft in het College. Het College stelt dat het dit niet kan uitvoeren, omdat dat juridisch niet mogelijk is. Mevr. Codrington geeft aan dat het wel mogelijk is. Naar mijn mening is hier sprake van een groot wantrouwen.) Nee, ik roep het College slechts op, zich uit te spreken. Ik roep ook de leden van de Raad op, zich erover uit te spreken of zij akkoord gaan met de vraag die wij het College nu voorleggen. Ik voel geen wantrouwen. Ik vind slechts dat het College niet genoeg zijn best heeft gedaan. Ik waardeer hetgeen het College heeft uitgezocht, maar het heeft vervolgens niet de mogelijkheid die wij aanbieden aangegrepen om te bezien of men uit deze impasse kan komen. Ik vind het een ernstige zaak dat ons wordt voorgesteld, een onderdeel uit het programakkoord te schrappen. Ik roep het College en de Raad op, toch mogelijkheden na te gaan om dit onderdeel, op welke wijze dan ook, in het programakkoord te handhaven. Ik maak mij er ernstig zorgen over wat er dan met de andere onderdelen van dit punt kan gebeuren. Ik dien hierbij de genoemde motie in. De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 25? Motie van 1 november 2000 van het raadslid mevr. Codrington tot het in erfpacht uitgeven van grond aan bedrijven die uitvoering geven aan de Wet Samen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 819). De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Mijnheer de Voorzitter. Ik begrijp de teleurstelling van mevr. Codrington. Daarover hebben wij reeds gesproken in de commissie. Zowel de nota-Balai als het programakkoord stammen nog uit de periode van het minderhedenbeleid, niet van het diversiteitsbeleid. Het diversiteitsbeleid is individueler gericht en benadrukt meer de eigen kracht en het eigen kunnen. Overigens is de VVD-fractie van mening dat op bepaalde gronden de inzet van onorthodoxe middelen mogelijk moet zijn en blijven, zoals de positieve actie. Dat was een van de onderdelen van de bespreking bij het diversiteitsbeleid. Zowel de GroenLinks- als de VVD-fractie hebben zich indertijd ingespannen voor de WBEAA en de Wet Samen, die overigens zijn voortgekomen uit het landelijke minderhedenbeleid en het positieve-actiebeleid. Voorrang bij gronduitgifte, zoals afgesproken in het programakkoord, blijkt Ä zoals in de voordracht is aangegeven Ä niet het goede instrument te zijn. De voordracht verwijst naar andere instrumenten, die misschien tot meer resultaten leiden, hoe spijtig dat ook is. Wij vinden het heel erg als een afspraak uit het programakkoord niet wordt uitgevoerd. Een belangrijk punt uit het programakkoord behoort te worden uitgevoerd, maar soms is alleen politieke wil niet voldoende om resultaat te bereiken. Men moet dat dan onder ogen zien en onderzoeken welke middelen wel tot resultaten leiden. Hoewel het niet onze gewoonte is, moeten wij mijns inziens op dit punt het hoofd in de schoot leggen en de alternatieven bezien. Wij vinden dat zeer spijtig. (Mevr. CODRINGTON: Mevr. Spier vergelijkt het diversiteitsbeleid met het minderhedenbeleid. Een kernpunt van beide is uiteraard dat de werkloosheidsbestrijding onder allochtonen Ä los van de koppeling die men daarin maakt Ä het uitgangspunt blijft van de voorstellen die wij doen. Ik kan mij niet voorstellen dat zij zegt dat wij nu het diversiteitsbeleid hebben.) Dat heb ik niet gezegd. Ik maak slechts een duidelijk onderscheid in de benadering, zoals de wethouder dat indertijd heeft aangegeven in de discussie over het diversiteitsbeleid. Wij hebben ons er toen zeer nadrukkelijk over uitgesproken dat ook binnen het diversiteitsbeleid een aantal zaken worden gehandhaafd, zoals het positieve-actiebeleid, die tot resultaat kunnen leiden. Dat weet mevr. Codrington als geen ander, omdat wij daarbij samen hebben opgetrokken. De heer BALAK: Mijnheer de Voorzitter. Het programakkoord is gesloten zonder de CDA-fractie. Ik vind het dan ook niet ernstig dat een punt daaruit voor de komende twee jaar niet meer van toepassing is. Op 14 november 1996 diende het toenmalige raadslid Balai een nota in om de werkgelegenheid van allochtonen te bevorderen. Het College komt twee jaar later, vlak voor de verkiezingen, op 5 februari met een preadvies, dat inhoudt dat dit juridisch niet mogelijk is en veel problemen zou opleveren. Ik weet heel goed dat voor en tijdens de verkiezingen zowel de PvdA als GroenLinks campagne hebben gevoerd onder groepen allochtonen met wat zij allemaal voor hen doen door het positieve-actiebeleid via de gronduitgifte. Dit deden zij terwijl bekend was dat dat juridisch niet mogelijk was. In maart 1998 neemt men dit punt vervolgens wederom op in het programakkoord. Wat waren daarbij de overwegingen? Heeft dit preadvies te maken met de gespannen arbeidsmarkt en met de aanname dat wij van nu af aan geen extra inspanningen meer behoeven te verrichten om werkloze allochtonen aan het werk te helpen? De heer VAN DUJIN: Mijnheer de Voorzitter. Verleden jaar is de Raad overgestapt van het minderhedenbeleid naar het diversiteitsbeleid. In dat kader hebben wij echter als Raad niet uitgesproken dat wij ons zullen verzoenen met het akelige feit dat bedrijven relatief te weinig allochtonen in dienst nemen. Integendeel, het College heeft betoogd dat wij nu werken met het diversiteitsbeleid, dat op een meer individualistische leest is geschoeid, maar dat wij toch strijdbaar blijven voor de zaak van de minderheden en van een meer gelijke arbeidsverdeling in de stad. Deze voordracht wekt de indruk dat wij het hoofd in de schoot leggen en het er nu maar bij laten zitten, afgezien van nu en dan een fototentoonstelling over de verhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Het is alsof wij niets willen doen aan zoiets structureels als de gronduitgifte aan bedrijven die aantoonbaar een positieve-actiebeleid voeren. Dat betreuren wij. Wij zouden graag een dieper gravende activiteit van het College zien om hieruit te halen wat erin zit. Wij nemen wel aan dat dit op juridische problemen stuit. Deze voordracht is daarin tamelijk overtuigend. Tegelijk echter staat in de voordracht dat het bijvoorbeeld wel mogelijk zou zijn, een stimuleringsfonds in te stellen voor bedrijven die het goed doen. Dat zou duur worden, maar dat neemt niet weg dat het mogelijk is. Wij vragen het College, dit idee verder uit te werken. Ik sluit mij aan bij het verzoek van mevr. Codrington om verder na te gaan welke mogelijkheden de Wet Samen Amsterdam kan bieden. Mijns inziens moeten wij komen tot de formulering van duidelijke criteria, waarbij bedrijven die zich hiervoor inspannen op de een of andere manier worden gestimuleerd. De heer HEMMES: Mijnheer de Voorzitter. Welke gevolgen zou het aannemen van deze motie hebben voor de gemeentelijke diensten en bedrijven die geen gevolg zouden geven aan de Wet Samen? Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de wethouder. Ik merk op dat in het kader van diversiteit zo dadelijk de ontvangst van de Olympische sporters plaatsvindt. Wij hopen dat velen van ons daar aanwezig zullen zijn in het kader van diezelfde diversiteit. Wethouder VAN DER AA: Mijnheer de Voorzitter. Het programakkoord bevat een aantal punten om de arbeidsparticipatie van alle groepen in de Amsterdamse arbeidsmarkt te bevorderen. Dat is een serieuze zaak. Het is misschien vreemd als een wethouder voorstelt, juist dat punt te laten vervallen. Het omgekeerde zou ik echter nog veel ernstiger vinden, namelijk dit punt vier jaar lang niet uit te voeren zonder dat de Raad daarover heeft gediscussieerd. Die discussie loopt al lange tijd. Contract compliance was een mooi ideaal, maar bleek op basis van Europese regelgeving niet uitvoerbaar. Wij hebben er hoogst interessante alternatieven voor ontwikkeld, namelijk de Bouwopleidingspool en de verplicht gecontracteerde stageplaatsen, hetgeen nog steeds zeer goed loopt. Wij hebben laten zien dat er alternatieven zijn, ook al is contract compliance in de bouwwereld niet mogelijk. Wij hebben ook een Ä vergelijkbaar Ä sterretjesbeleid uitgeprobeerd met de Amsterdamse bouwers, dat een grote flop is geworden. Wij hebben daarvan afstand gedaan, omdat het niet bleek te werken. In het programakkoord hebben wij toch nog een uiterste poging willen doen Ä in het verlengde van hetgeen de heer Balai onder woorden had gebracht en wat raadsbreed werd ondersteund Ä om te bezien of toch niet harde maatregelen mogelijk waren. Wij hebben dat juridisch volledig laten uitzoeken, omdat dit een ander punt betreft dan contract compliance. Wij hebben daaruit geconcludeerd dat het juridisch niet mogelijk is, eisen te stellen aan bedrijven op het punt van bijvoorbeeld de Wet Samen bij de uitgifte van grond. Gemeentelijke regels voor het grondbeleid mogen uitsluitend betrekking hebben op zaken die te maken hebben met het grondgebruik. Wanneer wij er andere zaken bij halen, zoals de Wet Samen, is dat regelrecht een kwestie van d,tournement de pouvoir. Daarop staan geen sancties, maar als deze Raad de motie van GroenLinks zou aannemen, komt dat neer op d,tournement de pouvoir. De Raad mag dus naar het oordeel van het College deze motie niet aannemen. Als dit toch gebeurt en als wij dit uitvoeren, worden wij niet gestraft, tenzij iemand de voordracht ter vernietiging bij de Kroon zou voordragen. De eerste de beste ondernemer die grond in erfpacht wil in Amsterdam en die op dit criterium zou worden afgewezen, kan een rechtszaak beginnen die hij onmiddellijk zou winnen. De voordracht is juridisch voorzichtig geformuleerd, maar wij zouden dit direct verliezen. De Wet Samen mag wel worden uitgevoerd, maar kent geen sancties. Wij zouden dat misschien wel willen, maar wij moeten dan deze discussie in het parlement voeren en niet in deze raadzaal. Is dat erg? Ja, want het stond in het programakkoord en wij wilden het graag. Ik ben het eens met de formulering van de heer Yalin en mevr. Spier. Wij betreuren dit zeer, want wij willen graag effectief beleid voeren. Niet al het beleid is echter verdwenen. Het beleid is zelfs, mede dankzij een uitstekend lopende arbeidsmarkt, veel effectiever dan het ooit is geweest. Als voorbeeld noem ik het Arena-initiatief. In de tijd dat de heer Balai zijn nota formuleerde was de werkloosheid in Zuidoost zeer hoog en zat er weinig schot in. Nu, vier jaar later, is de werkloosheid in Zuidoost gedaald van 16.000 naar 8.000. Het aantal van 4.000 plaatsen dat de heer Balai noemde, is reeds meer dan verdubbeld. De raadsleden die een halfjaar geleden aanwezig waren bij de grote conferentie in Zuidoost in het kader van het Arena-initiatief zullen beamen dat het beroep op het bedrijfsleven aldaar een overweldigend succes is geworden. De bedrijven in Zuidoost weten ook heel goed dat zij het hiervan moeten hebben. Als zij het grote deel van de arbeidsmarkt dat bestaat uit allochtone jongeren niet weten aan te spreken, zouden zij in grote problemen komen. Ditzelfde initiatief is daarom ook in Amsterdam-West opgezet. Dit moet een andere vorm krijgen, omdat de situatie daar anders is. Het opzetten van dergelijke initiatieven in andere stadsdelen wordt voorbereid. Het is niet juist dat ik van bepaald beleid af wil omdat het nog veel beter kan. Helaas is het initiatief van de gronduitgifte eenvoudigweg niet uitvoerbaar. Gelukkig zijn er ook andere manieren. In de voordracht wordt als lijn voor het diversiteitsbeleid voorgesteld, maatschappelijke coalities te vormen. Een daarvan met betrekking tot het bedrijfsleven is het Arena-initiatief, dat nu wordt uitgebreid naar andere stadsdelen. Wij doen dit ook met stichtingen. Wij hebben in het diversiteitsbeleid een krachtig instrument voor het gemeentelijk personeel. Ik ben het eens met de raadsleden die het betreuren dat be<nvloeding middels gronduitgifte niet mogelijk is. Wij vinden echter niet dat er te weinig gebeurt. Er gebeurt veel meer wat veel effectiever is. Wat daarvan te danken is aan het diversiteitsbeleid en wat aan de economische trend, is niet te scheiden. Op dit moment gaat het snel de goede kant op en daarmee zijn wij gelukkig. Wij gaan echter door met initiatieven. De heer Hemmes vraagt wat de motie zou betekenen voor de gemeentelijke bedrijven. De motie zou misschien reeds bij de Burgemeester de vraag moeten oproepen of hij deze niet bij de Kroon moet voordragen voor vernietiging. Gemeentelijke bedrijven zijn geen organisaties die grond in erfpacht nemen en het zou dus geen enkel gevolg hebben. Over deze bedrijven spreken wij uitgebreid in de Commissie voor Financi%n enz. en in de Commissie voor Onderwijs enz. in het kader van het diversiteitsbeleid. Gemeentelijke organisaties zijn nu de plannen voor Maatwerk aan het maken. Deels zijn deze nog niet gerealiseerd, deels wel. Wij komen daarop terug en voeren het beleid uit. Het College heeft niet gezegd dat het af wil van be<nvloeding via de gronduitgifte, maar het concludeert dat dat juridisch niet mogelijk is. Het College stelt voor, verder te gaan op de wegen die wel effectief zijn en het ontraadt de motie van de GroenLinks- fractie ten zeerste. (Mevr. TZsTOK: De wethouder spreekt vooral over de juridische mogelijkheden om eisen te stellen. Wij hebben een dergelijke situatie ook meegemaakt bij de aanbesteding van brandblusboten voor het Havenbedrijf. Het was een politieke wens van deze Raad om op dat gebied iets te doen. Dat punt is verwoord in het programakkoord. Waarom gaat men niet de mogelijkheden na om ethisch ondernemen op te nemen in de gedragscode die momenteel door wethouder Dales wordt ontwikkeld? Wij verzoeken het College, dit nogmaals te bezien en met voorstellen te komen voor het gebruik van de Wet Samen als instrument daarin.) Dat is niet het enige wat de fractie van GroenLinks vraagt. De motie vraagt iets heel anders. De gronduitgifte op die wijze beperken mag gewoon niet. Het College zal niet met dergelijke voorstellen komen, omdat dat tegen de wettelijke mogelijkheden ingaat. Wij hebben een groot implementatieplan voor het diversiteitsbeleid, dat 48 punten omvat. In de Raad wordt dat plan regelmatig ge%valueerd. Wij komen daarop terug en over de voortgang van al deze punten wordt gerapporteerd. Nieuwe initiatieven zijn altijd welkom, want wij zijn het er allen over eens dat wij maximale inspanningen moeten verrichten om deze groep aan het werk te helpen. De heer YALIN: Mijnheer de Voorzitter. De intentie van de heer Balai blijft intact. In bepaalde delen van de stad zijn allochtone werklozen oververtegenwoordigd. Het probleem moet worden opgelost, met welke middelen dan ook. Als de Raad een beslissing neemt, gaat mijn fractie ervan uit dat wij niet over symboliek spreken, maar over feitelijke maatregelen die resultaat boeken. Als het College zegt dat vooraf geen voorwaarden kunnen worden gesteld, waardoor een contract achteraf kan worden opgezegd, geloven wij dat. Als de GroenLinks-fractie het niet gelooft, moet zij dat uitspreken. Die fractie heeft ook een andere mogelijkheid een concrete stap te zetten, te weten de stimuleringsmaatregel. Wij zijn het met het College eens dat de kosten ten opzichte van het resultaat in dit geval te hoog zullen zijn, mede gezien de resultaten van allerlei andere initiatieven. De fractie van GroenLinks heeft bij de begrotingsbehandeling alle mogelijkheden om dat aan de orde te stellen en met voorstellen te komen. Het heeft geen zin, een voorstel in te dienen dat neerkomt op uitvoering van de wet, want dat is reeds in de wetgeving opgenomen. Mevr. CODRINGTON: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb er behoefte aan, het verzoek om een iets andere formulering te bespreken met mijn fractie en ik vraag daartoe een schorsing aan. Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Mijnheer de Voorzitter. Ik geef mevr. Codrington mee dat bij de huidige formulering koop wel mogelijk is, want hier wordt alleen maar gesproken van het in erfpacht uitgeven. Dat kan de bedoeling van de GroenLinks- fractie niet zijn. De vergadering wordt geschorst van 16.50 tot 16.53 uur. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan mevr. Codrington. Mevr. CODRINGTON: Mijnheer de Voorzitter. Ik had gehoopt, als reactie op de huidige formulering een handreiking van de wethouder te horen. Dat is niet gebeurd. Ik heb begrepen dat het niet mogelijk is, in de gedragscode uit te werken wat wij verzoeken. Ik vertaal dat zo, dat dit niet mogelijk is door een gebrek aan politieke wil. Er zijn mogelijkheden om de wet uit te voeren en dit aan bedrijven te vragen. Ik handhaaf de motie ongewijzigd. Wij stemmen tegen de voordracht, want wij zijn ertegen, een belangrijke pijler van het programakkoord te laten vervallen. Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Mijnheer de Voorzitter. De uitleg van de wethouder was helder. Er is duidelijk sprake van een d,tournement de pouvoir van de Wet Samen. Ik ben van mening dat de motie van mevr. Codrington enigszins rammelt. De heer YALIN: Mijnheer de Voorzitter. Wij sluiten ons aan bij de interpretatie van de VVD-fractie. De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb gevraagd of wij niet meer kunnen doen met het Stimuleringsfonds. Deze gedachte wordt in de voordracht naar voren gebracht. Er staat dat het duur zou zijn, maar het College wijst het niet af. Dat zou men verder kunnen onderzoeken. De Wet Samen zou ons moeten helpen met dit probleem, maar is daarin niet effectief vanwege het ontbreken van sancties. Wij zouden daarom moeten zoeken naar gemeentelijke sancties. Dat blijkt moeilijk, zoals uit de discussie blijkt. Men kan dit ook positief benaderen door het stimuleren van bedrijven die het op dit gebied goed doen. Die weg moeten wij vinden. De wethouder heeft daarvan voorbeelden gegeven, maar heeft het Stimuleringsfonds niet genoemd. Ik wil dat erbij betrekken. Overigens vind ik dat het College zich hier te gemakkelijk van afmaakt en zich te weinig strijdbaar opstelt. Als ik tot een collegepartij behoorde, zou ik mij nu niet gelukkig voelen. Wethouder VAN DER AA: Mijnheer de Voorzitter. Het verbaast mij zeer dat de GroenLinks-fractie de motie handhaaft. Ik had verwacht dat men zich, zeker als akkoordpartij, tot taak zou stellen met voorstellen te komen die mogelijk zijn binnen de wetgeving. Gebruik van het Stimuleringsfonds in de zin zoals verwoord door de heer Van Duijn zou mogelijk zijn. In de voordracht staat ook dat het buitengewoon moeilijk zal zijn. De organisatie die het erfpachtcontract afsluit met kantoren en bedrijven is doorgaans niet de organisatie die er gaat werken. Als het kantoorpand is gebouwd en wordt verhuurd, komen er verschillende bedrijven in met veel onderaannemers voor de kantine, de schoonmaak enz. De registratie volgens de Wet Samen is niet waterdicht, zodat het nauwelijks duidelijk is welke organisaties men hierop moet aanspreken en aan wie men de premie zou moeten geven. Dit is bijna niet uit te voeren, omdat iedereen het recht heeft registratie te weigeren, zoals in de praktijk ook gebeurt. Wat moet men dan in financi%le termen doen? Het gaat hier bovendien om zeer grote bedragen. Om een bedrijf werkelijk voor een kavel met een erfpacht van 20 miljoen gulden te interesseren, is een bedrag van ? 10.000 niet voldoende. Men zou tot heel hoge budgetten moeten komen. In de praktijk is dat volkomen onuitvoerbaar. Daarom is het College van mening dat dit weliswaar juridisch mogelijk is, maar zo onuitvoerbaar en zo duur dat het College vindt dat wij nu re%el moeten zijn. Ik wijs op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt, ook voor de verschillende doelgroepen van het vroegere doelgroepenbeleid voor de multiculturele samenleving. De ambities zijn hoog en de successen zijn zeer groot. Laten wij onze initiatieven richten op wegen die wel effectief zijn. De discussie wordt gesloten. Aan de orde is de stemming over de ingediende motie en de voordracht. De motie-mevr. Codrington (nr. 819) wordt met zitten en opstaan verworpen. De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden mevr. Boerlage, mevr. Codrington, Van Duijn, Grondel, mevr. Hofmeijer, mevr. Kalt, K"hler, Van Lohuizen, mevr. Tz tok en Van Poelgeest zich voor de motie hebben verklaard. De voordracht wordt bij zitten en opstaan goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4018 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden mevr. Boerlage, mevr. Codrington, Van Duijn, Grondel, mevr. Hofmeijer, mevr. Kalt, K"hler, Van Lohuizen, mevr. Tz tok en Van Poelgeest zich tegen de voordracht hebben verklaard. De vergadering wordt om 17.03 uur gesloten.