Bron : Raad
Onderwerp : Raadsvergadering 6 september 2000
Datum Raad : 06-09-00
Datum publikatie : 25-10-00
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 6 SEPTEMBER 2000.
Aanwezig: de leden Van der Aa (PvdA), mevr. Alberts (SP), Arda
(D66), mevr. Asante (PvdA), Bakker (SP), Balak (CDA), mevr.
Boerlage (GroenLinks), mevr. Bruines (D66), Bijlsma (PvdA),
Cherribi (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), Dales (VVD),
Van Duijn (Amsterdam Anders/De Groenen), Frankfurther (D66),
Goedhart (CDA), Goring (VVD), Grifhorst (PvdA), Hafkamp (VVD),
Halbertsma (PvdA), Hemmes (D66), mevr. Hofmeijer (GroenLinks),
Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter Horst (PvdA), Houterman (VVD),
Huffnagel (VVD), mevr. Irik (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam
Anders/De Groenen), K"hler (GroenLinks), mevr. Krikke (VVD),
mevr. Van der Linden (VVD), Van Lohuizen (Amsterdam Anders/De
Groenen), Meijer (PvdA), Niamut (CDA), mevr. Van Oudenallen
(Mokum Mobiel'99), mevr. Tz tok (GroenLinks), Paquay (SP),
Piersma (PvdA), Van Poelgeest (GroenLinks), mevr. Spier-van der
Woude (VVD), Stadig (PvdA), mevr. Sweet (PvdA), De Vries (PvdA)
en Yalin (PvdA).
Afwezig: de leden mevr. Elatik (PvdA) en Grondel (GroenLinks).
Middagzitting op woensdag 6 september 2000.
Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester.
Secretaris: drs. R. Hoff, waarnemend gemeentesecretaris.,
later: drs. E. Gerritsen, gemeentesecretaris.
De VOORZITTER: Ik heet u allen van harte welkom na de
vakantie. Ik deel aan de Raad mee, dat deze vergadering een
middagzitting zal beslaan.
Aan de orde is de agenda.
........................................
...............................................
7? Adres van G. Steindl en T. Dalhuisen, namens de Vereniging
De Bovengrondse, van 24 juli 2000, houdende bezwaar tegen het
raadsbesluit van 21 juni 2000 inzake financiering en aanleg van
de Noord-Zuidlijn.
Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van de
Commissie voor bezwaar- en beroepschriften.
.......................................
......................................................
.......................
30? Adres van C. Vonk, namens de Vereniging Reizigers Openbaar
Vervoer, van 17 augustus 2000 inzake de omleidingen van tram-
en buslijnen tijdens de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun
handen te stellen ter afdoening.
De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat mevr. Kalt heeft
verzocht om toezending van een afschrift van het antwoord aan
de Commissie voor Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale
Zaken.
Wethouder KTHLER: Daarmee ga ik akkoord.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening
zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Verkeer,
Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken.
31? Adres van mevr. E. Visser van 19 augustus 2000 inzake de
Noord-Zuidlijn.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening.
........................................
.............................................
.....................................
16
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 augustus
2000 tot huur van kantoorruimte in het pand Rokin 98 ten
behoeve van het Schadebureau Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd.
1, nr. 553).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit,
vermeld op blz. 3498 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
.............................................
....................................
5
Mondelinge vragenuur.
.................
................................................
..............................................
De tweede vraag
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Toen ik
zojuist om mij heen keek, zag ik door welke uitgang wij bij het
uitbreken van brand in deze raadzaal waarschijnlijk weg zouden
moeten gaan; in deze zaal hangen namelijk geen bordjes.
Datzelfde gevoel kreeg ik bij een werkbezoek aan een Amsterdams
metrostation. Ik stapte met enkele GVB-medewerkers uit op de
Weesperzijde, keek om mij heen en wist absoluut niet waar de
uitgangen waren. Als ik ingeval van nood, en velen met mij, een
kant uit zou moeten gaan, zou ik niet weten welke richting ik
moest kiezen. Een aantal aspecten van veiligheid en rapportages
zal nog worden besproken.
Toch heb ik een aantal vragen over de metro, die
dagelijks zeer veel mensen vervoert. Ik heb zojuist begrepen
dat de Burgemeester op 1 januari 2001 zal opstappen. Men moet
zich eens voorstellen dat het hoofd van de Brandweer en de
verantwoordelijke wethouder voor Nutsbedrijven vroeger zouden
moeten opstappen nadat een panieksituatie is ontstaan waarbij
doden en gewonden zouden kunnen vallen, doordat mensen in een
noodsituatie niet weten waar zij heen moeten in een
metrostation.
Is het College ervan op de hoogte dat de pictogrammen van
vluchtwegen op verschillende metrostations ontbreken? Vindt het
College noodverlichting niet noodzakelijk op metrostations? Is
het College bereid, de Brandweer een quick scan te laten
uitvoeren om het ontbreken van deze minimale
veiligheidsaspecten te doen doorbreken en te bezien wat er
acuut kan worden gedaan?
Is het College bereid, binnen drie weken na heden de
ontbrekende verwijzingen op metrostations aan te brengen, al is
het maar tijdelijk, totdat definitieve maatregelen in gang
kunnen worden gezet?
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Het
College is op de hoogte gesteld van het ontbreken van
pictogrammen en heeft inmiddels opdracht gegeven om
aanwijzingen, dan wel pictogrammen te laten aanbrengen, daar
waar dat urgent is. Dat is inmiddels op een aantal plaatsen in
de ondergrondse metrostations gebeurd.
Ten aanzien van de noodverlichting merkt het College op
dat Ä als wij goed begrijpen dat mevr. Van Oudenallen de
noodverlichting op perrons bedoelt Ä dat deze bij de bouw van
de Oostlijn tientallen jaren geleden niet was voorzien.
Wellicht weet men ook dat wij, als de Raad daarvoor althans bij
de begroting voor 2001 geld beschikbaar stelt, met een zeer
ambitieus project zullen starten om de metrostations aan te
passen. Uiteraard zullen dan alle maatregelen die destijds bij
het ontwerp van de Oostlijn niet zijn meegenomen maar die
volgens de huidige inzichten noodzakelijk zijn, daadwerkelijk
worden meegenomen.
Wij achten het niet noodzakelijk, de Brandweer een quick
scan te laten verrichten, net zo min als de Brandweer. Er vindt
momenteel intensief overleg plaats tussen het GVB en de
Brandweer. Uiteraard volgt het GVB alle aanbevelingen van de
Brandweer op.
Mevr. Van Oudenallen heeft voorts gevraagd of het College
bereid is, binnen drie weken de ontbrekende verwijzingen aan te
brengen. Het College heeft wel meer te doen dan stickers te
plakken. Op dit moment gebeurt dit reeds op urgente plaatsen.
Die opdracht heeft het GVB reeds gekregen. Wij gaan ervan uit
dat de verwijzingen ook op de andere plaatsen binnen niet al te
lange termijn zullen worden aangebracht.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik vind de
badinerende opmerking dat het College iets beters heeft te doen
dan stickers plakken nogal vreemd. Men moet zich voorstellen
dat er echt iets gebeurt. De afgelopen 30 jaar heeft blijkbaar
niemand ontdekt dat die stickers er niet waren. Ik ben verheugd
dat er reeds actie is ondernomen na verleden week. Op dat
moment was er nog absoluut niets gebeurd. Ik vind het vreemd
dat men zegt dat er goede gesprekken plaatsvinden tussen de
Brandweer en het GVB. De adjunct-commandant van de Brandweer
heeft deze week tegen mij gezegd, deze waarschuwingen al aan de
commandant, c.q. de Burgemeester te hebben doorgegeven en dat
er niet veel gebeurt. Ik ben dan ook verheugd dat er nu iets
gaat gebeuren. Ik volg wat de Brandweer doet. Mijn overige
vragen zal ik schriftelijk stellen.
De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben naar
aanleiding van de discussie over de Noord-Zuidlijn in juni jl.
gevraagd om een overzicht van ongelukken die in het verleden
hebben plaatsgevonden, met name met betrekking tot de
brandveiligheid in de bestaande metrostations en de conclusies
die daaruit zijn getrokken voor de te bouwen Noord-Zuidlijn.
Die vragen zijn nog niet beantwoord. Wij krijgen ook nog een
rapport van professor Horvath over de brandveiligheid van de
Noord-Zuidlijn. Wanneer wordt dat in de commissie behandeld? Is
het rapport reeds beschikbaar?
Wethouder KTHLER: Mijnheer de Voorzitter. De vragen
verwezen naar het genoemde rapport. De verdere discussie zullen
wij afdoen wanneer wij dat rapport bespreken. Ik weet niet
zeker hoe snel dat mogelijk is. Het rapport van de heer Horvath
is door de Brandweer gevraagd als een 'third opinion'. De
Brandweer moet daarop een schriftelijke reactie geven. Dat stuk
moet naar het Schadebureau Noord-Zuidlijn en vervolgens moet
het College Ä in het bijzonder ik als trekkend wethouder Noord-
Zuidlijn Ä daaruit conclusies trekken en die met de Raad
bespreken. Het rapport is voltooid. Voorzover ik weet, ligt het
nu bij de Brandweer. Ik weet niet zeker of de reactie van de
Brandweer reeds gereed is. Het zou nu een kwestie van weken
moeten zijn. Zorgvuldigheid is echter noodzakelijk, dus ik weet
niet zeker of de genoemde instanties het zo snel kunnen. In
ieder geval is dit nog op tijd om de maatregelen te kunnen
effectueren. Zoals men weet, gaat het er vooral om dat aan het
materieel en de organisatie een en ander moet gebeuren, niet
dat de bouw van de tunnel anders zou moeten. Ik hoop dat een en
ander binnen een maand kan plaatsvinden, maar ik weet dat niet
zeker.
Mevr. VAN DER LINDEN: Mijnheer de Voorzitter. Alle grote
gebouwen en instellingen Ä maar ook kleinere instellingen,
zoals scholen Ä hebben noodscenario's en ontruimingsplannen.
Wij hebben daarvan allen wel eens kennis genomen op onze
werkplek of op de school van onze kinderen. Ook in het kader
van het millennium zijn al die rampenplannen weer op een rij
gezet.
Ruim een jaar geleden is er brand in de metro geweest.
Tot mijn schier stomme verbazing bleek deze zomer dat er voor
de metro, met name voor de Oostlijn, geen ontruimingsplannen of
noodscenario's zijn, dus ook een jaar na dato niet. Die
ontruimingsplannen of noodscenario's worden nu geschreven. Zij
zijn nog niet ge<mplementeerd. Dat is wat ik heb vernomen. Dat
verbaast mij, aangezien ter gelegenheid van het millennium in
de stad zeer veel aandacht is besteed aan dergelijke zaken. Ik
hoor gaarne de visie van de wethouder hierop.
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Ik zie
niet goed in wat het millennium te maken heeft met
ontruimingsplannen. Ik acht dit kwesties van verschillende
orde. Dat doet overigens niets af aan de gestelde vraag. De
ontruimingsplannen moeten er zijn. Het rapport van de Raad voor
de Transportveiligheid is voor het GVB een stimulans geweest op
het gebied van veiligheid. Daarbij horen ontruimingsplannen en
het up-to-date maken daarvan. Op dit moment werkt het GVB aan
een plan om alle adviezen van de Raad voor de
Transportveiligheid op te volgen. Men wacht nog voor
completering op twee onderzoeken, die gaande zijn. Ik verwacht
zeer binnenkort in de Commissie voor Zorg enz. het
veiligheidsplan van het GVB te kunnen presenteren. Als mevr.
Van der Linden dit het College toestaat, lijkt mij dat het
moment om hierover verder te spreken.
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Ik hoor nu twee
wethouders antwoord geven op vragen. Ik heb gisteren in de
Commissie voor Algemene Zaken de Burgemeester gevraagd naar
zijn bemoeienissen met deze zaken, vanwege zijn
verantwoordelijkheid voor de Brandweer. Is er binnen het
College sprake van een taakverdeling, in de zin dat een van de
collegeleden eerstverantwoordelijke is voor brand in de metro?
Is er sprake van co"rdinatie tussen de drie verantwoordelijken
met als doel, op korte termijn meer duidelijkheid te
verschaffen?
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Het
feit dat verschillende raadsleden in verschillende commissies
vragen stellen, wil niet zeggen dat er bij het College geen
co"rdinatie zou zijn.
Mevr. Van der Linden heeft reeds terecht opgemerkt dat
bedrijven veiligheidsplannen hebben. Dit betekent dat ook het
GVB veiligheidsplannen dient te hebben, hetgeen inhoudt dat de
verantwoordelijk wethouder in eerste instantie de wethouder
voor Nutsbedrijven is. Dat neemt niet weg dat het volkomen
terecht is dat in de Commissie voor Verkeer enz. wordt
gesproken over de brandveiligheid rond de Noord-Zuidlijn. Er
wordt namelijk nieuwe infrastructuur aangelegd, hetgeen een
verantwoordelijkheid is van de overheid. Daarom hoort dat punt
daar zeker aan de orde te zijn. Dat het GVB als beoogde
exploitant zorgt dat er behoorlijke ontruimingsplannen zijn
wanneer de Noord-Zuidlijn er ligt, is de volgende fase.
Uiteraard is de Burgemeester verantwoordelijk voor de
Brandweer, maar deze is hierin ondersteunend, adviserend en
stimulerend. Vragen over veiligheid in de metro horen thuis bij
de wethouder voor Nutsbedrijven, welke portefeuille het GVB
omvat.
De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik hoorde de
wethouder zojuist zeggen dat het rapport van de Raad voor de
Transportveiligheid de stimulans is geweest om een noodscenario
te maken. Dat rapport is zeven maanden na de brand uitgekomen.
Had niet de brand de stimulans moeten zijn?
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter.
Misschien wil de heer Huffnagel het slimste jongetje van de
klas zijn. Dit is een retorische vraag, die geen beantwoording
vraagt, maar dat kan niet bij een mondeling vragenuur.
Uiteraard is de brand zelf ook voor het bedrijf een belangrijke
stimulans geweest om het onderwerp hoog op de agenda te zetten.
Wij hebben gebruik kunnen maken van het advies van een
buitengewoon deskundige organisatie voor de concrete uitwerking
daarvan. Het beeld dat men wellicht probeert te cre%ren, dat er
zeven maanden is gewacht tot het rapport op tafel lag, is
absoluut onjuist.
De heer ARDA: Mijnheer de Voorzitter. Na de berichtgeving
in onze goed gelezen krant Het Parool heeft mijn fractie ook
aandacht besteed aan dit punt, onder meer door te wijzen op een
voorval waarbij twee leden van onze fractie betrokken waren.
Daarna is er nog het een en ander verschenen. Wij hebben reeds
eerder bij verschillende gelegenheden aangegeven dat wij ons er
regelmatig aan storen dat de pers beter is ge<nformeerd dan de
raadsleden.
Mag mijn fractie er in dit geval van uitgaan dat de
Raad bij de beantwoording van de schriftelijke vragen van de
raadsleden zo compleet wordt ge<nformeerd dat wij nu eens
eerder en beter ge<nformeerd zijn dan de pers?
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Dit
begrijp ik niet. Ik heb de problemen van de heer Frankfurther
ook uit de krant vernomen. In tweede instantie hebben wij de
schriftelijke vragen gezien. Zij zullen gewoon worden
beantwoord. Ik ben mij er niet van bewust dat het College de
pers beter informeert dan de Raad. Dat de pers soms eerder over
stukken beschikt dan het College welgevallig is, is bekend.
De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Wethouder Ter
Horst heeft gesproken over de urgente plaatsen in de
metrostations waar inmiddels verwijzingen zijn aangebracht. Kan
zij ons vertellen welke plaatsen dat zijn? Zijn de verwijzingen
reeds aangebracht of wordt daaraan nu gewerkt? Wanneer zullen
alle plaatsen van deze verwijzingen zijn voorzien?
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan
op dit moment niet precies zeggen waar de urgente plaatsen
zijn. Er heeft een beoordeling plaatsgevonden waar dit het
belangrijkst is. Men kan zich voorstellen dat er in
metrostations plaatsen zijn waar het in ieder geval van belang
is dit aan te geven. Dat is volgens mijn informatie inmiddels
gebeurd. Wanneer op alle plaatsen verwijzingen zullen zijn
aangebracht, kan ik nu niet zeggen, maar als men daarin
ge<nteresseerd is, heb ik er natuurlijk geen enkel bezwaar
tegen om die informatie alsnog te verstrekken.
Mevr. CODRINGTON: Mijnheer de Voorzitter. Op de vraag van
mevr. Van der Linden heeft de wethouder geantwoord dat aan de
plannen wordt gewerkt Ä voor mij theoretisch Ä en dat er in
afwachting van twee lopende onderzoeken een plan naar de
commissie komt. Is het dan niet ook belangrijk dat de
metrobestuurders, de OV-zorgers en de toezichthouders hiervan
op de hoogte zijn? Zij weten op dit moment nog niet welke
aanwijzingen zij de passagiers moeten geven als er iets
gebeurt. Ik vind het veel ernstiger dat het personeel niet is
ge<nformeerd dan dat er theoretische plannen in de maak zijn.
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Een
onderdeel van dat plan is de scholing van het personeel.
Overigens schetst mevr. Codrington de situatie wel zeer somber.
Twee dagen geleden was er sprake van een vastlopende rem, zoals
men ongetwijfeld weet. De mensen van OV-zorg hebben iedereen
uit het rijtuig gehaald en teruggebracht naar het perron. Dat
is allemaal goed verlopen. Het is niet juist dat men niet zou
weten wat men moet doen. Wij vinden dat veiligheid veel
aandacht moet krijgen. Dat betekent uiteraard dat het personeel
daarin goed moet worden opgeleid.
De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. De Raad
voor de Transportveiligheid stelt in zijn rapport dat voor het
GVB het rittenschema kennelijk belangrijker is dan de
veiligheid van de passagiers. Als dat zo is, is dat een
ernstige zaak. Morgen vindt een uitgebreid werkbezoek aan het
GVB plaats. Voordat wij hier allerlei vragen stellen, lijkt het
ons zinnig af te wachten wat het GVB daarover zelf te zeggen
heeft.
Wethouder Ter Horst sprak van "het GVB als beoogde
exploitant van de Noord-Zuidlijn". Dat is nieuw voor mij. Is
dit de wens die de vader van de gedachte is, of is het College
op de hoogte van iets waarvan de Raad niet op de hoogte is? Bij
mijn weten is het gezien de onzekerheden rond de Wet
personenvervoer 2000 volkomen onduidelijk wie in het jaar 2008,
als alles goed gaat, de lijn zal gaan exploiteren.
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Ik
vraag mij af of het woord "beoogd" nieuw voor de heer Van
Lohuizen is, of het woord "exploitant". In de voordracht over
de Noord-Zuidlijn, die wij in de laatste vergadering voor de
zomer hebben behandeld, staat een strofe over de "beoogde
exploitant", zijnde het GVB, of de "gewenste exploitant". Zowel
het College als de Raad heeft dus uitgesproken het GVB als
zodanig te zien. Ik ben het er echter mee eens dat wij niet
weten wat er in het jaar 2008 zal gebeuren.
De derde en vierde vraag
.............................
............................
................................................
18
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 augustus
2000 tot de bouw van de parkeergarage Rokin (Gemeenteblad afd.
1, nr. 565).
Hierbij komt tevens aan de orde:
Ä Adres van J. Molenaar van 2 september 2000 inzake de
parkeergarage aan het Rokin.
De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Er wordt
ons een krediet van 30 miljoen gulden gevraagd voor een
parkeergarage op het Rokin, bovenop het station van de Noord-
Zuidlijn, met 330 plaatsen, waarvan 120 voor vergunninghouders,
60 voor bewoners en 60 voor bedrijven. Ons principi%le
standpunt hebben wij meerdere malen duidelijk gemaakt. Wij
vinden het belachelijk om in het hart van de binnenstad nog een
parkeergarage te plannen. Wij zijn allerminst overtuigd door de
argumentatie van het College dat dit niet zal leiden tot een
extra verkeersaantrekkende werking. De redenering is dat op het
maaiveld in de openbare ruimte evenveel plaatsen worden
opgeheven als er ondergronds bijkomen. Dat is het welbekende
een-op-een beleid. Afgezien van het feit dat wij enige scepsis
hebben of dat daadwerkelijk zal gebeuren, is het voor
automobilisten, zeker als zij niet goed bekend zijn in
Amsterdam, veel aantrekkelijker om met de auto de stad in te
gaan, wetende dat zij via uitstekende
verkeersgeleidingssystemen naar een aantal parkeergarages
worden geleid, waar theoretisch veel plaatsen beschikbaar zijn,
dan de gok te wagen om in nauwe stegen en eenrichtingsstraten
een plaats op het maaiveld te vinden.
(Mevr. HOFMEIJER: Het moge u bekend zijn dat in het
verkeersgeleidingssysteem de melding wordt meegenomen dat een
parkeergarage vol of bijna vol is, en dat men dus juist niet
meer het risico neemt naar de parkeergarage te rijden.)
Dat is juist. Dat wordt gedaan als de garage vol is. Het
omgekeerde is ook waar. Zolang er nog een parkeerplaats over
is, blijft het groene pijltje staan voor alle automobilisten
die vanaf de A10 komen. Bovendien worden zij meteen
doorverwezen naar andere garages. Ik begrijp de opmerking,
waarin zeker een kern van waarheid zit, maar dat overtuigt ons
er absoluut niet van dat de extra verkeersaantrekkende werking
niet zal optreden.
De wethouder heeft in de commissie gezegd dat men hier
niet van alles bij moet halen. Het enige wat hij vroeg, was een
rendabel krediet. Wij komen er nog over te spreken dat in het
voorstel een aantal ernstige tekortkomingen zitten. Zelfs als
men de parkeergarage op deze locatie wil, hoe worden dan de in-
en uitgangen gesitueerd? Een aantal insprekers, bij wie ik mij
heb aangesloten, heeft er in de commissie op gewezen dat dit
een kwadratuur van het fileprobleem bij de Bijenkorf kan
opleveren. Het is vragen om moeilijkheden, de ingangen vooral
aan de kant van de Nes te situeren, waar men kan verwachten dat
de hoofdstroom van bezoekers in de richting van de Kalverstraat
zal willen en dus bij het oversteken van de rijbaan en de
trambaan voor de nodige opstoppingen zal zorgen. Wat wij zeer
kritisch zullen volgen Ä wij hopen dat er meer duidelijkheid
over komt Ä is de fietsenstalling voor 150 fietsen, waarvoor
ruimte zou zijn gereserveerd. Die ruimte is er echter
vooralsnog niet in de parkeergarage. Wel is er nog ruimte in
het geplande metrostation. Wij gaan ervan uit dat het College,
ook gezien zijn samenstelling, alles op alles zal zetten om de
fietsenstalling te realiseren.
Onze fractie heeft serieus overwogen een motie in te
dienen over het volgende. Wij houden deze echter aan en hopen
er in de toekomst met een aantal andere fracties over te
spreken. Dit betreft het een-op-een beleid. Wij zijn er
bijzonder sceptisch over of inderdaad tegenover elke
ondergronds of inpandig gerealiseerde parkeerplaats er een op
het maaiveld wordt opgeheven. Wij vinden het zinnig te
overdenken of men niet in de planvorming een een-op-een beleid
plus 10% zou moeten hanteren, opdat de facto aan het einde van
het traject een een-op-een situatie ontstaat. De Kamer van
Koophandel heeft aangedrongen op een eerdere openstelling van
de parkeergarage. Men kan er zeker van zijn dat wij bijzonder
nauwlettend zullen volgen dat de parkeergarage niet opengesteld
wordt voordat op het maaiveld exact even veel parkeerplaatsen
zijn opgeheven als ondergronds zijn gerealiseerd. Dat weerhoudt
ons er niet van tegen deze voordracht te stemmen.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Denkt u dat die motie het
haalt?)
Dat weet ik niet. Wij achten de motie kansrijk. Daarom
dienen wij die niet nu in, zonder overleg met de andere
fracties en zonder dat er studie naar is gedaan. In ieder geval
zullen wij in deze collegeperiode met een voorstel hierover
komen.
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Wij sluiten
ons aan bij de vraag van de heer Van Lohuizen over de in- en
uitgangen. Het is goed als de wethouder nogmaals uitlegt waarom
het zo gaat als het gaat. Blijkbaar zorgt het voor veel onrust.
Ondanks het feit dat wij herhaaldelijk proberen aan te geven
waarom het gaat zoals het gaat, is dat blijkbaar onvoldoende.
De exploitatie van de garages blijft voor ons een punt.
Op blz. 3560 wordt gesteld dat het weinig verschil maakt of
deze garage gemeentelijk wordt ge%xploiteerd of door een
particulier. Aan beide constructies kleven voor- en nadelen. De
kern is dat bij een gemeentelijke exploitant beter de vinger
aan de pols kan worden gehouden met betrekking tot het parkeer-
en mobiliteitsbeleid van de gemeente. Dan moet mij worden
uitgelegd hoe dat mogelijk is. Wij stellen aan sommigen van de
particulieren nadere voorwaarden voor het verkrijgen van een
vergunning. De vergunning wordt per jaar afgegeven. Een
vergunning is een toestemming voor iets wat in het algemeen
verboden is. Ergo kan men alle voorwaarden stellen die men wil.
Ik zie niet in dat dat een probleem is. Sterker nog, de
gemeenten Amersfoort, Rotterdam, Den Haag en Utrecht doen dat
met succes.
Ik vind het een voordeel dat zij dat doen omdat dan de
particuliere exploitanten het risico dragen van een eventueel
verlies en niet de gemeente. Een ander verschil is dat de
exploitatie voor de gemeente altijd duurder is. Dat is logisch,
omdat wij ons personeel volgens het ARA betalen. Zij hebben na
18 uur recht op extra loon. Personeel van een particuliere
exploitant krijgt een vast loon voor vaste werktijden. De
loonkosten liggen daarom voor de gemeente eenderde hoger. Van
mij mag de gemeente alles doen, het zal mij een zorg zijn. Ik
begrijp echter niet waarom het extra geld zou moeten kosten en
waarom een andere gemeente die voordelen wel ziet. Die andere
gemeenten zijn toch ook niet dom? Laat de wethouder mij nog
eens proberen te overtuigen. Tot op heden heeft hij dat niet
gedaan.
(Mevr. HOFMEIJER: Wilt u de tariefstelling aan een
particulier overlaten, die natuurlijk winst wil maken en dus
hogere tarieven zal vragen dan u wellicht wenselijk acht?)
Nee, uiteraard niet. Dat gebeurt ook in de andere
gemeenten niet.
(Mevr. HOFMEIJER: In het onderzoek dat naar
aanleiding van uw motie is gedaan staat de uitspraak van een
van deze andere gemeenten, dat op het moment dat er winst te
halen valt uit een garage, de gemeente dat even goed kan als
een particulier en het daarom misschien veel zinniger is het
als gemeente zelf te doen.)
Ik heb dat juist geprobeerd aan te geven. Natuurlijk
lijkt het zo te zijn dat de gemeente winst moet halen, als dat
mogelijk is. De gemeente zou echter geen marktpartij moeten
zijn. Het is niet onze core-business. Het betekent ook dat men
verlies kan lijden. Ik zeg alleen dat de gemeenten Amersfoort
en Utrecht een contract afsluiten waarin de minimale opbrengst
voor de gemeente is vastgelegd. Zij lopen niet het risico van
verlies. Er moet een bankgarantie worden gesteld. Zij stellen
iedere mogelijke voorwaarde.
(Mevr. HOFMEIJER: Op het moment dat verlies wordt
geleden, zal een exploitant de tarieven verhogen.)
Dat mag niet volgens de voorwaarden.
(Mevr. HOFMEIJER: Dan zal er geen enkele exploitant
te vinden zijn, die dit ooit zal willen doen.)
Dat is niet waar. In de andere gemeenten gebeurt het
gewoon. Men hoeft mij niet te geloven. Legt u mij dan uit,
waarom die gemeenten het zouden doen, als dit niet waar is.
De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Er wordt ons een
krediet gevraagd. Daarmee stemmen wij in. Ten aanzien van het
in eigendom houden ligt er een motie. In de voorwaarden staat
een aantal overwegingen waarom het toch beter is op dit moment
voor de gemeente te kiezen. Wij zullen zien hoe dat uitpakt. De
gemeente is er blijkbaar van overtuigd dat de garage goed en
kostendekkend te exploiteren is.
De inrichting is tot stand gekomen in overleg met de
Dienst Parkeergebouwen. Heeft het College daarover ook een
second opinion gevraagd? Ik ken diverse voorbeelden van
parkeergarages in deze stad, die door de stad zelf zijn
ontwikkeld, waarin ontwerpfouten zaten, bijvoorbeeld dat palen
juist op de verkeerde plaatsen stonden en de auto's geen goede
draai konden maken. Ik vind de ingang van de parkeergarage op
het Museumplein bijvoorbeeld een schoolvoorbeeld van slechte
planning, omdat men daar dwars over het fietspad heenrijdt. Is
de second opinion gevraagd en zo niet, wil het College die dan
alsnog door deskundigen laten uitbrengen?
Als de Noord-Zuidlijn er is, kunnen wij dan nogmaals
bezien of een hele serie van dergelijke garages in de stad niet
meer verkeer aantrekt dan nu reeds het geval is, met name in de
weekends? Al onze modelberekeningen zijn tot nu toe gebaseerd
op tellingen van donderdagmiddag tussen 16 en 18 uur. Iedereen
kan zien dat in het weekend na 12 uur de echte files optreden.
Wat denkt het College daaraan te gaan doen? Is met de Bijenkorf
besproken hoe de situatie na de aanleg van de Noord-Zuidlijn
wordt?
(De heer HOOIJMAIJERS: Er zijn natuurlijk andere
gemeentelijke garages in de binnenstad, die duidelijk hebben
gemaakt dat men ook risico's kan dragen. De garage aan de
Nieuwezijds Kolk is bijvoorbeeld ook van ons. Is de heer
Bijlsma bereid een dergelijk risico te lopen, terwijl men dat
ook bij de markt kan neerleggen?)
Wat deze garage betreft heb ik gezegd dat wij, gezien de
overwegingen in de voordracht, met name met betrekking tot het
gemengde karakter van deze garage, de garage vooralsnog bij de
stad willen laten, omdat het een instrument is om iets te
regelen in de omgeving. Dat is buitengewoon noodzakelijk. Met
een particuliere garage is dat moeilijker. Als het alleen een
kwestie was van een bezoekersgarage, zou de heer Hooijmaijers
gelijk hebben. Dat is niet het geval. Het is een gemengde
garage. Om die reden stemmen wij in met het tweede onderdeel
van het besluit.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik vraag de
wethouder stadsdeel Oud Zuid te raadplegen. Eenzelfde probleem
bij de in- en uitgang van de parkeergarage Museumplein kan
dienen als kleine voorstudie voor het probleem dat bij deze
uitgangen kan optreden.
De heer FRANKFURTHER: Mijnheer de Voorzitter. Het is
bekend hoe de fractie van D66 over de grootte van de
parkeergarage Rokin denkt en welke historische kansen wij hier
in het nabije verleden hebben laten liggen. Wij verzoeken de
wethouder nogmaals te bevestigen dat alle plaatsen in de
parkeergarage worden gecompenseerd op straat, en wel in een
straal van 300 meter rond de garage. Dat zal enorme
mogelijkheden bieden voor de verfraaiing van de openbare ruimte
in de omgeving. Met die winst moet onze fractie het dan maar
doen.
Mevr. HOFMEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Ik had
aanvankelijk niet de neiging over dit punt het woord te voeren.
Nu voel ik daaraan echter behoefte, om twee redenen.
De eerste reden is de discussie die nu weer lijkt op te
laaien over de vraag of de garage een verkeersaantrekkende
werking heeft. Om die reden is in het voorstel, dat overigens
reeds eerder is gedaan en door de Raad is overgenomen,
afgesproken dat deze garage ten dele een bewonersgarage zou
worden en dat een-op-een plaatsen op straat worden opgeheven,
en is dat ook harder dan ooit tevoren vastgelegd. Het
hernieuwen van die discussie vind ik hameren op een aambeeld
dat allang versleten is.
De tweede reden is de discussie over de in- en uitgangen.
Dat is op zichzelf interessant en ik ben nieuwsgierig naar de
beantwoording van de wethouder. Ook daarbij hebben wij echter
reeds eerder afgesproken dat het ontwerp is zoals het is. In
dit geval gaat het slechts om een kredietaanvraag en dus om
uitvoering van bestaand beleid. Het gaat niet aan om discussies
die wij wellicht eerder hadden moeten voeren nu alsnog te
voeren.
(De heer VAN LOHUIZEN: Hebt u nooit gehoord van
"beter laat dan nooit"?)
Daarom zei ik dat ik nieuwsgierig ben naar de antwoorden
van de wethouder op de desbetreffende vragen. Ik wil echter
benadrukken dat wij dan met elkaar blijkbaar eerder hebben
zitten slapen.
Wethouder KTHLER: Mijnheer de Voorzitter. Het voorstel
dat voorligt betreft de aanvraag van een rendabel krediet en de
eigendoms- en beheersverhoudingen. Het voorstel is beide
activiteiten door de gemeente te laten doen, overigens door
twee verschillende diensttakken. Daarover valt weinig nieuws te
melden. Wij gaan ervan uit, zoals duidelijk wordt voorgerekend,
dat op deze locatie, waarvan men verwacht dat er veel auto's
geparkeerd zullen worden, een uiterst rendabele garage
aangelegd kan worden. Wanneer een garage veel oplevert, lijkt
het mij geen gemeentelijk belang om dat aan een particulier
over te dragen.
De tweede reden waarom het besluit, dat deze Raad
overigens in 1996 reeds heeft genomen, voorstelt het beheer in
eigen hand te houden, is dat bij de prijzen die zullen worden
gevraagd, zowel voor het parkeren per uur als voor de
vergunningen, het uitgangspunt niet een optimale opbrengst zal
zijn, maar verkeerspolitieke overwegingen. Het is moeilijk om
dat door de jaren heen af te spreken met een particulier, die
zich niet snel contractueel zal laten binden om, met de
mogelijkheid van negatieve opbrengsten, tarieven te verhogen of
juist te verlagen als de gemeente in het kader van haar
verkeersbeleid daartoe zou besluiten. Theoretisch kan men
zeggen dat men dan alleen een contract moet sluiten met een
particulier als die al deze zaken overdraagt aan de gemeente.
Dan is er echter geen enkele eigen exploitatieruimte meer en
doet men niet meer dan in plaats van gemeentepersoneel
particulier personeel inhuren, wat goedkoper zou zijn. De
personeelslasten zijn overigens bij het beheer van een
dergelijke garage van ondergeschikt belang ten opzichte van de
kapitaallasten.
(De heer HOOIJMAIJERS: In Nederland zijn er maar
drie grote exploitanten. Het eigendom ligt toevallig bij de
drie grootste banken in dit land, Q Park en ING bijvoorbeeld.
Zij hebben alle contracten met de andere gemeenten, waarin dit
alles netjes is afgesproken.)
Als u mij contracten kunt overleggen, waarin bijvoorbeeld
is vastgelegd dat zowel prijsverhogingen als -verlagingen per
uur kunnen worden gedicteerd door de gemeente op grond van haar
verkeersbeleid en men beide dan ook zal volgen, hebt u een
document ontdekt dat ik tot op heden niet heb kunnen vinden in
Nederland.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik zal u dat geven.)
Als u nader beziet hoe het is gegaan bij de
Mercatorpleingarage, de integratie daarvan in het
gemeentebeleid en de exploitatie door een particulier, en welke
gigantische uitkoop de gemeente moet plegen om de geleden
verliezen te compenseren, ziet u in welke verhoudingen men dan
terecht kan komen.
(De heer HOOIJMAIJERS: Als ik u dat document
overleg, bent u dan bereid om dit tenminste nogmaals te
bezien?)
Als u met documenten komt die de achterliggende feiten Ä
want dit is niet een ideologische keuze, maar een beleidsmatige
Ä zouden weerspreken en een ander beeld zouden scheppen, moeten
wij de discussie natuurlijk opnieuw voeren. Ik wijs er echter
op dat het College op basis van uw motie een notitie heeft
gemaakt, volledig los van de Rokingarage, waarin voor- en
nadelen op een rij werden gezet. De voor de hand liggende
conclusie van de notitie was, mede na studie van andere
gemeenten, dat zowel een gemeente als een particulier op de
goede locaties winstgevend kan exploiteren en op de
verliesgevende locaties niet. De verliesgevende garages
exploiteert de gemeente soms wel, maar daar zou een particulier
ook nooit aan beginnen. Men kan dan zeggen dat particulieren
nergens verlies lijden en de gemeente wel, maar dat ligt dan
aan de locaties. Dat is in de notitie uitgebreid
beargumenteerd. Die discussie wil ik niet herhalen.
In dit geval is op basis van de gunstige ligging, de
tarieven in de binnenstad en de vele bezoekersplaatsen ten
opzichte van de bewonersplaatsen Ä de bewoners betalen minder Ä
een meer dan rendabele exploitatie te verwachten. Bij de
Nieuwezijds Kolk is na de aanloopverliezen ook het omslagpunt
reeds lang bereikt, waarna de gemeente winst maakt. Dat is geen
verdienste. Op die locatie kan iedereen een garage rendabel
exploiteren. Om verkeerspolitieke redenen is het onverstandig
om dit bij een particulier te leggen. Deze discussie is in 1996
gevoerd en nu weer. Daarmee komen wij tot een herhaling van
zetten.
Ten aanzien van de situering van de in- en uitgangen en
het adres dat wij daarover hebben gekregen gaat de discussie
niet zozeer over de ingangen voor auto's, maar over de
uitgangen voor voetgangers. Zij zouden moeten oversteken. Dat
is waar. Evenals de mensen die uit het metrostation komen. Dat
is een ondergeschikt punt, want het aantal mensen dat per dag
uit de garage komt is ten opzichte van de voetgangersstroom uit
het metrostation bijna verwaarloosbaar. Deze keuze is gedaan,
omdat wij moesten kiezen of wij onder de huidige straat en
trambaan zouden bouwen, met alle voor- en nadelen van dien, of
onder de huidige parkeerplaats. Om vele de Raad bekende redenen
is ervoor gekozen dit onder het plein te doen. Het is duur en
onveilig om daarbij onderdoorgangen aan te leggen met bochten
en spelonken. Wij willen de uitgangen juist in het verlengde
van de perrons leggen, waardoor zij aan die kant terecht komen.
Nu steken daar ook grote voetgangersstromen over. Deze plaats
is gelukkig niet een black spot, omdat de auto's er niet snel
kunnen rijden. Wij vinden dit verantwoord. Deze garage, die
wordt ge<ntegreerd in het station, krijgt uitgangen op dezelfde
plaats.
Ten aanzien van de eventuele verkeersaantrekkende werking
merk ik op dat het aantal parkeerplaatsen deze niet heeft. Van
dezelfde soort parkeerplaatsen, dus voor vergunninghouders en
bezoekers, worden er op straat evenveel opgeheven. Dat heeft de
Raad besloten. Ik ben bereid dat te bevestigen, maar de Raad
zal het moeten bewaken. In het raadsbesluit stond dat in een
straal van 300 meter rond de garage de 330 plaatsen moeten
worden opgeheven, uiterlijk op het moment dat de garage in
exploitatie komt. Zolang de Raad niet anders heeft beslist,
moet dat worden uitgevoerd. Ik sta daarachter.
De heer Van Lohuizen noemde als argument de
psychologische werking. Gaat men toch niet eerder, plaats of
niet, want er komt niet meer plaats, naar een garage rijden?
Als binnenkort het verwijzingssysteem functioneert, dat eerder
zal zijn voltooid dan deze garage opengaat, waardoor men kan
zien dat de garage vol is en kan weten dat er ook op straat
geen plaats meer is, kan men verwachten dat men er minder snel
heen rijdt. Zekerheid hebben wij daarover niet. Er zijn ook
veel automobilisten die weten dat zij voor de Bijenkorfgarage
in een file moeten staan en dat toch doen. Dat komt niet door
de nieuwe garage, maar door degenen die desnoods een half uur
in de rij willen staan. Dat kan ik met een garage en een
verkeersregime niet tegengaan.
De gedachte om bij de planvorming een overmaat te
hanteren bij het opheffen van parkeerplaatsen op straat moeten
wij later bespreken. Het uitgangspunt en de doelstelling blijft
dat het uiteindelijk een-op-een wordt.
Voor de fietsenstalling is in principe ruimte en geld
beschikbaar, maar wij moeten bezien of men er gebruik van wil
maken. Deze stalling is gepland op het min-een-niveau van het
metrostation, niet in de garage, omdat dat voor de fietsers
ongunstiger ligt. Er loopt nog een onderzoek naar de vraag of
fietsers dat willen. Daarboven ligt nu een stalling, die
gemakkelijker toegankelijk is en helaas zeer slecht wordt
gebruikt. Of mensen zullen worden verleid hun fiets op dezelfde
plaats op een lager niveau te stallen, staat nog te bezien.
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Ik zal
ervoor zorgen dat de wethouder het genoemde document krijgt.
Wij hebben dat opgevraagd bij de gemeente Amersfoort. Zo dom is
men daar niet. De gemeente Utrecht heeft precies hetzelfde
contract. Ik hoop dat de wethouder dat serieus zal bezien. Wij
zullen tegen besluit nr. III stemmen. Wij zijn niet van mening
dat de gemeente een risico moet willen lopen als het niet nodig
is. Ik verwijs naar de Nieuwezijds Kolkgarage en andere.
De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Wordt er een
second opinion gevraagd? De wethouder heeft mijn vraag niet
beantwoord. Dit betreft niet de ingangen, maar de inrichting.
Die hebben wij hier niet besproken. Kan de wethouder iets
zeggen over de relatie met de Bijenkorf? Is daarmee besproken
wat het voor de Bijenkorfgarage betekent als de Noord-Zuidlijn
en deze garage zijn voltooid?
Wethouder KTHLER: Mijnheer de Voorzitter. In de commissie
heb ik gezegd dat er in zoverre een second opinion is
ingewonnen, dat enerzijds het ontwerp van de toekomstige
eigenaar is, de gemeente en meer in het bijzonder de Dienst
Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (dIVV). De second opinion is
uitgebracht door de Dienst Parkeergebouwen van de Dienst
Stadstoezicht, vanuit de ervaring daar met de exploitatie van
parkeergebouwen. Men heeft een aantal reacties gegeven, die
zijn verwerkt in het ontwerp. In het gemeentelijk beleid, zoals
door de Raad vastgesteld, is er naast het feit dat er reeds een
Bijenkorfgarage is, vastgelegd in het VIP als verleden jaar
door de Raad, dat ook deze garage er nog zou komen. Mijn
persoonlijke mening daarover kan een andere zijn, maar daaraan
geef ik als wethouder uitvoering. Het is mogelijk dat er door
de concrete problemen rond het gebruik van de Bijenkorfgarage
aanleiding is daar te gaan praten, zeker in het licht van de
plannen voor nog een garage op dat stuk. Dat zal wethouder Ter
Horst doen, want zij beziet of maatwerk mogelijk is om af te
komen van de Bijenkorffile.
(De heer BIJLSMA: Kan de commissie het huidige
ontwerp toegestuurd krijgen? Ik ben niet onder de indruk van de
second opinion van de afdeling Parkeergebouwen.)
Ik zou niet weten waarom niet.
De discussie wordt gesloten.
De heer HOOIJMAIJERS (stemmotivering): Zoals ook in het
stuk staat, zal de VVD-fractie tegen besluit nr. III stemmen,
omdat wij vinden dat hier nodeloos risico wordt gelopen en dit
niet een core-business moet zijn van de gemeente Amsterdam.
De heer VAN LOHUIZEN: Onze fractie is tegen besluit nr. I
en heeft geen bezwaar tegen de besluiten nrs. II en III.
Aangezien besluit nr. I de kern is, willen wij geacht worden
tegen de voordracht te hebben gestemd.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op
blz. 3562 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van
de door de raadsleden Hooijmaijers en Van Lohuizen gevraagde
aantekening.
De vergadering wordt om 16.58 uur gesloten.
|