Bron : Raad
Onderwerp : Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid Paquay
inzake het rapport van de Raad voor de Transportveiligheid
betreffende de brand in de metro in 1999.
Portefeuille : wethouder Nutsbedrijven
Afd./Pol. partij : SP
Datum Raad : --
Datum B&W : 19-09-00
Datum publikatie : 22-09-00
Gemeenteblad nr. : 596
Nr. 596.
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid Paquay
inzake het rapport van de Raad voor de Transportveiligheid
betreffende de brand in de metro in 1999.
Amsterdam, 19 september 2000.
Aan de Gemeenteraad
Het raadslid W.G.H. Paquay heeft op 26 juli 2000, op grond van
art. 17 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de
Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen tot het College
van Burgemeester en Wethouders gericht:
Inleiding.
Op de eerste dag van het zomerreces 2000 ontving de fractie van
de SP het rapport, getiteld: Brand in de sneltram van de Raad
voor de transportveiligheid. De conclusie van het rapport
leerde dat er uiterst onzorgvuldig wordt omgegaan met de
belangen van de reizigers, het personeel en anderen die
aanwezig zijn in of in de directe nabijheid van de metro en de
stations. Volgens de raad zijn de prioriteiten (ten onrechte)
voornamelijk bij het vervoer neergelegd, waardoor de veiligheid
in gevaar is gebracht.
Enkele dagen later worden de conclusies van de Raad voor de
Transportveiligheid in de media bevestigd door de heer G. van
der Veen van de Stichting Pre-Professionele Hulpverlening
(SPPH). Een organisatie die bedrijven en overheden sinds 1993
gevraagd en ongevraagd adviseert over rampenbestrijding.
Op grond van het vorenstaande stelt vragensteller de volgende
vragen.
1. Onderschrijft het College van Burgemeester en Wethouders de
conclusies en de aanbevelingen van de Raad voor de
Transportveiligheid? En is het Collge van Burgemeester en
Wethouders het eens met de uitlatingen van de heer G. van der
Veen van de Stichting Pre-Professionele Hulpverlening in de
pers gedaan?
2. Wat is na het voorval en tijdens het schrijven van het
rapport gedaan om de veiligheid van reizigers, personeel en
anderen te verbeteren? Welke maatregelen moeten nog genomen
worden en wanneer zullen de benodigde veiligheidsmaatregelen
zijn genomen?
3. Wat is er de oorzaak van dat de prioriteit wordt gelegd bij
het laten doorgaan van het transport van reizigers in plaats
van het verzekeren van een veilige situatie? Is er enig inzicht
in waarom het personeel haast dwangmatig in eerste instantie
denkt aan het voortzetten van het vervoer in plaats van aan de
veiligheid? Is hier sprake van een spontane prioritering of
liggen hieraan regels ten grondslag? Zo ja, wie heeft die
regels vastgesteld en wie zijn ervan op de hoogte?
4. Beschouwt het College van Burgemeester en Wethouders een
houding die prioriteit legt bij het vervoer in plaats van de
veiligheid van personeel en reizigers als typerend voor een
nutsbedrijf? Is het College van mening dat het gevaar van een
dergelijke houding groter is wanneer het gaat om een
commercieel bedrijf dan wanneer het gaat om een
overheidsbedrijf?
5. Hoe is het mogelijk dat er geen
standaardprocedures/noodscenario's ontwikkeld zijn die gevolgd
worden wanneer zich een storing of calamiteit voordoet?
6. Waarom hebben de ondergrondse metrostations slecht beperkte
mogelijkheden voor de reizigers om het station bij calamiteiten
zo spoedig mogelijk te kunnen verlaten? Welke maatregelen
worden op korte termijn genomen om deze situatie te verbeteren?
7. Waarom zijn slechts zo weinig mensen opgeleid en bevoegd om
een rail kort te sluiten? Waarom vormt dit geen
standaardonderdeel van de opleiding? Wordt op korte termijn
deze vaardigheid wel aan de opleiding toe gevoegd?
8. Heeft het GVB in samenwerking met de Brandweer een scenario
vastgesteld voor het geval zich calamiteiten voordoen in het
ondergrondse buizenstelsel? Zo ja, waarom is dit scenario dan
niet gevolgd?
9. Als de Raad voor de Transportveiligheid geen onderzoek had
ingesteld, had het GVB dan zelf hiertoe maatregelen genomen?
Worden ongevallen berhaupt onderzocht, en zo ja, door wie en
wat wordt met de uitkomsten gedaan? Is het College van
Burgemeester en Wethouders bereid om rapportages van alle
onderzochte ongelukken te overleggen?
10. Hoe is destijds het besluit totstandgekomen om
treinstellen aan te schaffen met een houten vloer in plaats van
brandveiliger materiaal? Heeft de toeleverancier destijds
aanbevelingen gedaan? Heeft het GVB onderzoek gedaan of laten
doen naar de omstandigheden waaronder het materieel van lijn 51
zou komen te rijden, zowel bovengronds als ondergronds, en
hierbij rekening gehouden met het materieel waaruit de
treinstellen bestaan?
Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende
medegedeeld.
1. Het College van Burgemeester en Wethouders onderschrijft
de conclusies van de Raad voor de Transportveiligheid, maar
vindt de bezwaren van de raad tegen het laten doorrijden van
een trein naast de brandende trein ongenuanceerd. In het
antwoord op vraag 3 wordt hier nader op ingegaan.
De uitlatingen van de heer Van der Veen zijn bij het College
alleen uit de krant bekend. De uitlatingen van de heer Van
Veen, zoals in de krant geciteerd, komen globaal overeen met de
conclusies en adviezen van de Raad voor de Transportveiligheid.
2. Direct na de brand is het GVB zelf begonnen met een
onderzoek om te kijken welke aanvullende maatregelen
noodzakelijk zouden zijn. Dit heeft geleid tot een
risicoanalyse die de basis vormt van een plan van aanpak.
Vanzelfsprekend zal hierbij rekening worden gehouden met het
onderzoek van de Raad voor de Transportveiligheid en de daaruit
voortvloeiende conclusies en aanbevelingen. Op dit moment legt
het GVB, in overleg met de Brandweer de laatste hand aan het
plan van aanpak met een tijdsplanning en kostenraming, dat op 1
november 2000 gereed zal zijn.
3. Het GVB kent geen regels die veiligheid ondergeschikt
maken aan vervoer. Het is op zich niet aanvaardbaar dat het
mogelijk is geweest dat een metrotrein uit tegenovergestelde
richting naast het brandende voertuig reed. De regels schrijven
voor dat in zo'n geval het tegemoetkomend verkeer op het andere
spoor tot stilstand komt. In het onderhavige geval passeerde de
tegemoetkomende trein echter juist op het moment van de brand.
Het tot stilstand brengen had in die situatie ook risico's met
zich meegebracht.
4. Het College van Burgemeester en Wethouders wijst erop dat
in de loop van de jaren de inzichten over tunnelveiligheid zijn
gewijzigd, evenals de kennis van en aanvaardbaarheid van
risico's. In toenemende mate is er besef voor risico's en wordt
aandacht besteed aan de vermindering hiervan.
Voorts is het College geen informatie bekend waaruit blijkt dat
in Nederland commerci%le bedrijven in het algemeen grotere
veiligheidsrisico's nemen voor haar klanten en personeel dan
overheidsbedrijven.
5. Het College van Burgemeester en Wethouders deelt mee dat
het GVB door het rijk goedgekeurde voorschriften hanteert.
Daarnaast gelden bedrijfsvoorschriften en is er een
calamiteitenplan, opgesteld in de jaren zeventig. Mede naar
aanleiding van de brand en de onderzoeken daarna wordt nu, in
samenwerking met de Brandweer, hard gewerkt aan protocollen en
scenario's conform actuele inzichten en normen. Het aangepaste
calamiteitenplan zal op 1 november 2000 gereed zijn. Daarnaast
heeft het GVB intern een apart bureau Veiligheid opgericht, dat
is belast met deze taken.
6. De stations zijn gebouwd volgens de toen geldende
inzichten, waarbij minder dan nu rekening werd gehouden met
deze risico's. Er wordt op dit moment in het kader van het
eerdervermelde plan van aanpak onderzocht welke verbeteringen
nodig zijn.
7. Van oudsher had alleen personeel met een technische
opleiding deze bevoegdheid. In het genoemde plan van aanpak zal
over het aanbrengen van zichtbare kortsluiters, in overleg met
de Brandweer, voorstellen worden gedaan, waaronder maatregelen
bij de opleidingen.
8. In het verleden bestonden geen scenario's waarin de
samenwerking met de Brandweer waren geregeld. In het genoemde
plan van aanpak zal dat alsnog gebeuren.
9. Het GVB is in 1999, mede naar aanleiding van de brand,
los van het onderzoek van de Raad voor de Transportveiligheid
van de verkeersveiligheid, in eerste instantie gestart met een
risicoanalyse die de basis vormt voor een plan van aanpak dat
nu in voorbereiding is. Vanzelfsprekend zullen de conclusies en
aanbevelingen van de Raad voor de Transportveiligheid hierin
worden verwerkt.
Het GVB heeft het College van Burgemeester en Wethouders
medegedeeld dat op adhocbasis incidenten zijn ge%valueerd. Het
onlangs opgerichte bureau Veiligheid voert sinds enkele maanden
structureel evaluaties uit.
Indien de Gemeenteraad dit wenst is het College bereid om de
beschikbare evaluaties over te leggen.
10. Bij de aanschaffing van de trams voor lijn 51 was de
overweging dat houten
vloeren, mits voorzien van goede persing en brandvertragers,
voldoen aan te stellen eisen ten aanzien van de
brandveiligheid. Voor de bewuste trams was dit het geval.
Hierbij moet er nog op worden gewezen dat in de jaren tachtig
is besloten om lijn 51 door de metrotunnel te laten rijden.
Volgens de toenmalige inzichten kon dat, maar bij de
aanschaffing van de trams is hiervan niet uit gegaan.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
E. Gerritsen S. Patijn
secretaris burgemeester
|