Bron : Raad
Onderwerp : Herziening grenzen en aanpassing aanwijzing grootstedelijk
project Noord-Zuidlijn.
Portefeuille : wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
Afd./Pol. partij : ROIB
Datum Raad : 21-06-00
Besluit : afgevoerd
Comm. van Advies : Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken
Datum CvA : 08-06-00
Datum B&W : 23-05-00
Datum publikatie : 21-06-00
Gemeenteblad nr. : 418
Nr. 418.
Herziening grenzen en aanpassing aanwijzing grootstedelijk
project Noord-Zuidlijn.
Amsterdam, 13 juni 2000.
Aan de Gemeenteraad
Inleiding.
Het binnen de Amsterdamse gemeentegrenzen te realiseren trac,
van de hoogwaardige, gedeeltelijk ondergrondse,
openbaarvervoervoorziening van Amsterdam-Noord naar Zuid/World
Trade Center, de Noord-Zuidlijn, loopt door drie stadsdelen en
de binnenstad. De uitvoering van dit grootschalige
infrastructurele project is daarmee niet alleen technisch, maar
ook bestuurlijk een complexe zaak. In verband hiermee heeft u
bij uw besluit van 31 mei 1995, nr. 293, in overleg met de
betrokken stadsdelen, de Noord-Zuidlijn aangewezen als
grootstedelijk project in de zin van art. 35 van de Verordening
op de stadsdelen. Daarbij heeft u besloten tot het terugnemen
van de bevoegdheden ten aanzien van de productietaken ten
behoeve van de realisering van het project. In voormeld besluit
is begrepen een regeling met betrekking tot het overleg met de
betrokken stadsdelen. Onder punt II juncto punt X van dit
besluit is bepaald, dat nadere detaillering en eventuele
wijziging van de gebiedsbegrenzing kunnen worden aangebracht,
zulks in overleg met de betrokken stadsdelen. Inmiddels heeft
uw Vergadering bij besluiten van 14 mei 1997, nr. 231, 2
december 1997, nr. 806, en 19 augustus 1998, nr. 436, de
oorspronkelijke aanwijzing aangepast. De desbetreffende
aanpassingen hebben geresulteerd in een zodanige wijziging van
de gebiedsbegrenzing, dat het op 2 september 1998 door uw
Vergadering vastgestelde bestemmingsplan Noord-Zuidlijn geheel
binnen het gebied van het grootstedelijk project valt.
Om slagvaardig te kunnen optreden, hetgeen noodzakelijk is voor
het slagen van dit project, is het gewenst, dat er ,,n bevoegd
bestuur is, dat niet alleen de juridische kaders en de
vergunningverlening, noodzakelijk voor de realisering van de
Noord-Zuidlijn, verzorgt, maar alle publiekrechtelijke en
privaatrechtelijke bevoegdheden, benodigd in verband met de
realisering van de Noord-Zuidlijn, uitoefent. De nu aan de orde
zijnde aanpassing betreft dan ook een aantal wijzigingen van de
tekst van de aanwijzing en wederom een uitbreiding van het
gebied waarop de aanwijzing betrekking heeft. Gebleken is dat
een aantal activiteiten die in het kader van de Noord-Zuidlijn
dienen te worden verricht, niet of niet geheel binnen de
grenzen van het grootstedelijk project valt. Dit heeft tot
gevolg dat niet alle bevoegdheden, noodzakelijk voor de
realisatie van de Noord-Zuidlijn, centraal-stedelijk zijn,
welke situatie ongewenste effecten kan hebben voor de planning
van de Noord-Zuidlijn. Nu het centraal bestuur van de gemeente
Amsterdam voor een gedeelte verantwoordelijk is voor de
risico's van het project, is het noodzakelijk, teneinde deze
risico's zoveel mogelijk te kunnen beperken, de regie in ,,n
hand te houden. Dit belang weegt naar ons oordeel dermate zwaar
dat, mede gehoord de discussie in de Commissie voor Verkeer,
Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken op 8 juni 2000, in
afwijking van datgene wat daarover is gesteld in onze
voordracht van 13 juni 2000 tot aanvaarding van de beschikking
Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 400), zoals te
behandelen in uw vergadering van 21 juni 2000, een inbreuk op
de bevoegdheden, zoals vastgelegd in de Verordening op de
stadsdelen, gerechtvaardigd is. Daarnaast is een versnippering
van bevoegdheden onwenselijk in verband met de eenduidigheid
van het proces en de handhaving door de bevoegde overheden.
Voorkomen dient te worden dat aan soortgelijke vergunningen
verschillende voorwaarden worden gesteld. Ook schept het
verwarring bij het publiek en de bewoners als voor identieke
zaken verschillende overheden moeten worden aangesproken.
Voorts is gebleken dat er behoefte bestaat aan inhoudelijke
ondersteuning van de stadsdelen bij het gebruik van
publiekrechtelijke bevoegdheden, noodzakelijk voor de
realisatie van de Noord-Zuidlijn. Middels een wijziging van de
tekst van de aanwijzing kan de medewerking van de stadsdelen
worden bewerkstelligd. Tenslotte is het wenselijk dat alle
publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bevoegdheden,
noodzakelijk in het kader van het te verrichten casco- en
funderingsonderzoek en -herstel, in ,,n hand, bij de centrale
stad, berusten.
Aanpassing gebiedsbegrenzing grootstedelijk project.
Het vorenbestaande betekent dat de gebiedsbegrenzing als volgt
wordt aangepast:
? een verbreding van het gebied ter plaatse van de De
Ruijterkade, het Open Havenfront en het Rokin;
? een verbreding van het gebied ter plaatse van de
Vijzelstraat, de Vijzelgracht en de Ferdinand Bolstraat;
? een verbreding van het gebied ter plaatse van de
Scheldestraat, het Europaplein, de Europaboulevard en de
bebouwing van de RAI.
Het gebied waarop de herziening betrekking heeft, is
weergegeven op de kaarten, die hierbij zijn overgelegd.
Overleg met de betrokken stadsdelen.
Conform het bepaalde in punt II juncto punt X van uw besluit
van 31 mei 1995, nr. 293, tot aanwijzing van de Noord-Zuidlijn
als grootstedelijk project, heeft overleg over de aanpassing
van de tekst en gebiedsbegrenzing plaatsgevonden in het kader
van de ambtelijke werkgroep grootstedelijk project Noord-
Zuidlijn en zijn de stadsdeelbesturen in de gelegenheid gesteld
om terzake hun standpunt kenbaar te maken.
In de ambtelijke werkgroep grootstedelijk project Noord-
Zuidlijn verklaarden de stadsdelen Amsterdam Oud-Zuid en
Zuideramstel zich aanvankelijk akkoord met het onderhavige
voorstel tot herziening van de grenzen en aanpassing van de
tekst van de oorspronkelijke aanwijzing tot grootstedelijk
project van de Noord-Zuidlijn van 31 mei 1995, nr. 293. De
Dienst Binnenstad heeft in de werkgroep verklaard niet akkoord
te kunnen gaan met het voorstel. Het stadsdeel Amsterdam-Noord
heeft niet deelgenomen aan de werkgroep grootstedelijk project.
In een later stadium hebben de besturen van het stadsdeel Oud-
Zuid en het stadsdeel Amsterdam-Noord verklaard echter niet
akkoord te gaan met het voorstel. Amsterdam Oud-Zuid omdat het
van oordeel is dat de vigerende aanwijzing reeds de juridische
mogelijkheden biedt die met dit voorstel worden beoogd. Het
stadsdeel onderschrijft het uitgangspunt dat de bevoegdheden,
noodzakelijk voor de uitvoering van de Noord-Zuidlijn, door de
centrale stad worden uitgevoerd.
Hoewel derhalve geconcludeerd kan worden dat ? met uitzondering
van stadsdeel Zuideramstel ? het ambtelijk en bestuurlijk
draagvlak ontbreekt, is het vanwege het bijzondere en
grootschalige karakter van het project Noord-Zuidlijn van het
grootste belang dat er ,,n bevoegd bestuur is dat alle
bevoegdheden, benodigd voor de realisering van dit project,
uitoefent. Niet alleen vanwege de technische en bestuurlijke
complexiteit, maar bovenal vanwege de beheersbaarheid van
financi%le risico's waarvoor het centrale bestuur van de
gemeente Amsterdam voor een gedeelte verantwoordelijk is. Dit
belang weegt naar ons oordeel dermate zwaar dat een inbreuk op
de bevoegdheden zoals vastgelegd in de Verordening op de
stadsdelen, gerechtvaardigd is.
Deze voordracht is op 8 juni 2000 besproken in de Commissie
voor Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken. Hieruit
is naar voren gekomen dat het oorspronkelijke voorstel, zoals
in ons College besproken op 23 mei 2000, tot herziening van de
grenzen en aanpassing van de aanwijzing tot grootstedelijk
project, uitsluitend voor de stadsdelen Amsterdam Oud-Zuid en
Zuideramstel onvoldoende was voor een dergelijk grootschalig
project vanwege de technische en bestuurlijke complexiteit en
de financi%le risico's. Op grond daarvan heeft de
verantwoordelijke wethouder conform beslispunt X van uw besluit
van 18 mei 1995, nr. 293, het punt ter besluitvorming aan ons
College voorgelegd. Op grond daarvan hebben wij besloten het
onderhavige voorstel uit te breiden met het gebied van de
Dienst Binnenstad, gezien de parallellen in de
uitvoeringsproblematiek tussen de stadsdelen Oud-Zuid,
Zuideramstel en de binnenstad. Met het stadsdeel Amsterdam-
Noord zijn inmiddels werkafspraken gemaakt, neergelegd in een
document dat gereed is voor ondertekening, waarbij heldere
afspraken zijn gemaakt over de uitvoering van de Noord-Zuidlijn
en de relatie met de omgeving. Aangezien het in Amsterdam-Noord
een niet-stedelijke omgeving van de Noord-Zuidlijn betreft,
zijn wij van oordeel dat deze afspraken in voldoende mate
voorzien in het veilig stellen van de uitvoering van de Noord-
Zuidlijn.
Juristenpool.
De gewenste uitbreiding van de gebiedsbegrenzing en
tekstwijziging van de aanwijzing tot grootstedelijk project is
op 19 juli 1999 voorgelegd aan de juristenpool. De juristenpool
kwam tot de conclusie dat het voor de Noord-Zuidlijn wenselijk
is alle bevoegdheden betreffende de Noord-Zuidlijn bij de
centrale stad te leggen. Aanvankelijk was het de bedoeling alle
bevoegdheden in het kader van de Noord-Zuidlijn door de
centrale stad te laten uitoefenen.
Een dergelijke thematische uitbreiding bleek echter niet
mogelijk. Er diende altijd een geografische begrenzing te
worden aangegeven.
In de juristenpool werd gewezen op de bestuurlijke en
juridische consequenties die de gewenste aanpassing van het
grootstedelijk project kunnen inhouden. Dit houdt in dat er
bestuurlijk draagvlak zou moeten zijn en dat uit de tekst van
het voor te stellen raadsbesluit met betrekking tot de
aanpassing van het grootstedelijk project duidelijk moet
blijken waar de bevoegdheden liggen en op welk vlak. Volgens de
juristenpool is het noodzakelijk alle teruggenomen bevoegdheden
specifiek te benoemen (welke bevoegdheden van welke wetten),
met het gevaar dat er bevoegdheden zullen worden vergeten. De
mening van de juristenpool is betrokken bij de voorbereiding
van het voorstel. In het onderhavige voorstel tot aanpassing
van het grootstedelijk project wordt de voorgestelde
tekstwijziging vergezeld van geografische begrenzingen. Het
specifiek benoemen van alle teruggenomen bevoegdheden is een
complexe aangelegenheid. Bovendien kunnen er bevoegdheden
worden vergeten. Derhalve hebben wij noodzakelijkerwijs gemeend
te moeten volstaan met het nu voorliggende voorstel tot
tekstwijziging.
Voorstel aanpassing grootstedelijk project.
Het gebied waarop de uitbreiding betrekking heeft, is
weergegeven op de tekeningen, die bij deze voordracht zijn
overgelegd. Na uitbreiding kan de gebiedsbegrenzing ongeveer
als volgt worden omschreven.
In de binnenstad betreft het gebied een gedeelte van de De
Ruijterkade, zowel aan de oostkant als aan de westkant van het
huidige grootstedelijk-project- gebied. Vervolgens heeft een
verbreding plaats ter hoogte van het Stationsplein, ongeveer
begrensd door het Open Havenfront. Voorbij het Open Havenfront
wordt het Damrak gevolgd, inclusief de aan deze straat
grenzende panden. Na de Dam vindt aan weerszijden van het Rokin
een verbreding plaats, die aan de ene kant ongeveer wordt
begrensd door de Kalverstraat en aan de andere kant door de
Nes. Verder vinden verbredingen van het gebied plaats aan
weerszijden van de Vijzelstraat en de Vijzelgracht.
In het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid betreft het gebied de
Ferdinand Bolstraat, inclusief de aan deze straat grenzende
panden en tevens een deel van de aan die panden grenzende
binnentuinen, met een plaatselijke verbreding ter hoogte van
het Cornelis Troostplein in de richting van de Lutmastraat en
de Cornelis Trooststraat. Voorbij de Albert Cuypstraat betreft
het eveneens het gebied dat wordt begrensd door de Hobbemakade,
de Ceintuurbaan (tot vlak v››r de Ferdinand Bolstraat langs de
zuidelijke gevelwand, daarna inclusief een deel van de aan de
zuidkant van de Ceintuurbaan grenzende panden), het
Sarphatipark (westkant; inclusief een deel van het hoekpand op
de kruising Sarphatipark/tweede van der Helststraat), de Eerste
Van der Helststraat (inclusief enkele aan de oostkant van deze
straat grenzende panden en tevens een deel van de aan die
panden grenzende binnentuinen) en de Albert Cuypstraat. Tussen
de Albert Cuypstraat en de Stadhouderskade betreft het gebied
de Boerenwetering, inclusief de oostelijke "helft" van de
aangrenzende Hobbemakade en de westelijke "helft" van de
aangrenzende Ruysdaelkade. Tussen de Hobbemakade en de
Amsteldijk/Sarphatikade betreft het gebied het in Amsterdam
Oud-Zuid gelegen deel van de Singelgracht, inclusief het deel
van de Stadhouderskade, gelegen tussen de Ferdinand Bolstraat
en de Van Woustraat en tevens enkele panden aan de
Stadhouderskade, gelegen tussen de Ferdinand Bolstraat en de
Eerste Van der Helststraat.
In het stadsdeel Zuideramstel betreft het vervolgens het gebied
aan weerszijden van de Scheldestraat ter breedte van aan de
rechterkant de Diezestraat en aan de linkerkant de
Volkerakstraat tot en met het Scheldeplein, inclusief panden.
Vervolgens wordt aan de oostzijde het Europaplein gevolgd tot
aan de Zoomstraat, inclusief panden, terwijl aan de westzijde
het trac, langs de gevelwand van de RAI in de richting van de
Europaboulevard gaat.
Ter plaatse van de Europaboulevard wordt de grens van de
bebouwing van de RAI gevolgd. De grens loopt verder in
westelijke richting en omvat een gedeelte van station RAI.
Aanpassing tekst aanwijzing van 31 mei 1995, nr. 293.
Juridisch planologische bevoegdheden.
De oorspronkelijke tekst van punt III van uw besluit van 31 mei
1995, nr. 293, luidt:
III te bepalen, dat de juridisch planologische bevoegdheden,
waaronder mede begrepen de bevoegdheid tot vaststelling van het
bestemmingsplan, van het gebied zoals omschreven onder I, wordt
teruggenomen;.
Voorgesteld wordt om deze tekst te wijzigen in:
III te bepalen, dat de juridisch-planologische bevoegdheden
alleen worden teruggenomen voor het gebied dat wordt begrensd
door het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn en dat voor het overige
de juridisch-planologische bevoegdheden bij de betrokken
stadsdelen blijven;.
Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bevoegdheden.
De oorspronkelijke tekst van punt IV van uw besluit van 31 mei
1995, nr. 293, luidt:
IV te bepalen, dat de bevoegdheid tot afgifte van bouw-,
aanleg-, sloop-, kap- en milieuvergunningen, alsmede de overige
vergunningen die voor de realisering van de Noord-Zuidlijn
noodzakelijk worden geacht, bij de centrale stad komt te
liggen, zulks met uitzondering van het binnen het stadsdeel
Slotervaart/Overtoomse Veld gelegen gebied;.
Voorgesteld wordt deze tekst te wijzigen in:
IV a te bepalen, dat de bevoegdheid tot afgifte van
bouw-, aanleg-, sloop-,
kap- en milieuvergunningen, alsmede de overige vergunningen en
publiekrechtelijke bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid tot
het nemen van verkeersbesluiten die naar het oordeel van het
College van Burgemeester en Wethouders voor de realisatie van
de Noord-Zuidlijn noodzakelijk worden geacht, bij de centrale
stad komt te liggen;
IV b voorts te bepalen, dat ambtelijke medewerking
(capaciteit) van de be-trokken stadsdelen kan worden gevorderd
inzake de aanwending van publiekrechtelijke bevoegdheden,
noodzakelijk voor de realisatie van de Noord-Zuidlijn, zulks in
het geval het College van Burgemeester en Wethouders acht dat
deze medewerking noodzakelijk is;
IV c tevens te bepalen, dat de bevoegdheden met
betrekking tot verwerving, beheer en ontruiming van onroerend
goed, benodigd in verband met de realisering van de Noord-
Zuidlijn, het vestigen van zakelijke rechten, alsmede het
uitoefenen van de overige privaatrechtelijke bevoegdheden die
voor de realisatie van de Noord-Zuidlijn noodzakelijk worden
geacht, bij de centrale stad komen te liggen;
IV d bovendien te bepalen, dat de uit te oefenen
publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bevoegdheden met
betrekking tot activiteiten in de op de bij dit besluit
behorende tekeningen, de zogenaamde c/f-zone, in het kader van
het te verrichten casco- en funderingsonderzoek en -herstel aan
panden bij de centrale stad komen te liggen;.
Toelichting aanpassing aanwijzing.
Beslispunt III.
Het gaat hier uitsluitend om het terugnemen van de juridisch-
planologische bevoegdheden, noodzakelijk voor de realisatie van
de Noord-Zuidlijn en begrensd door het bestemmingsplan Noord-
Zuidlijn. In de huidige uitbreiding van het geografische gebied
worden derhalve geen juridisch-planologische bevoegdheden
teruggenomen.
Andere ruimtelijke ontwikkelingen door de stadsdelen moeten wel
mogelijk worden gemaakt, maar behoeven wel afstemming voorzover
zij de Noord-Zuidlijn raken. Derhalve geldt voor de huidige
uitbreiding van het geografische gebied, dat juridisch-
planologische ontwikkelingen mogelijk zijn, maar dat deze te
allen tijde afstemming behoeven met de Noord-Zuidlijn.
Beslispunt IV (algemeen).
Voorwaarde voor een goede uitvoering en een gedegen
budgetbewaking is dat het productieproces onbelemmerd en goed
geco"rdineerd voortgang kan vinden. Wat betreft de vergunningen
die nodig zijn voor de realisering van de Noord-Zuidlijn,
betekent dit dat de procedures binnen de tevoren afgesproken
tijdsplanningen moeten worden afgerond. Indien zich problemen
voordoen in de uitgifte van de benodigde vergunningen, heeft
dit financi%le consequenties en bestaan er vrijwel zeker
gevolgen voor de planning. Vanwege de financi%le en procedurele
eindverantwoordelijkheid van de centrale stad voor de
realisering van de Noord-Zuidlijn, met name voor de planning,
is bij uw besluit van 31 mei 1995, nr. 293, de bevoegdheid tot
het verlenen van de voor de realisering van de Noord-Zuidlijn
noodzakelijk geachte vergunningen teruggenomen en tot een
bevoegdheid van de centrale stad gemaakt. Voorts is bij
voormeld besluit bepaald dat de betrokken stadsdelen alle
vergunningen die zij voornemens zijn te verlenen en die geen
betrekking hebben op het grootstedelijk project, maar waarvan
effect voor de realisering van het project mag worden verwacht,
tijdig ter kennis van ons College, in casu de ambtelijke
opdrachtgever voor de Noord-Zuidlijn moeten brengen, opdat geen
situatie kan ontstaan dat door het verlenen van een vergunning
door een stadsdeel de realisering van het project schade wordt
toegebracht. Indien er effect kan worden verwacht, kan ons
College nadere voorwaarden stellen.
Doel van de onderhavige wijziging van de tekst van uw besluit
is zoveel mogelijk te trachten alle bevoegdheden ten aanzien
van de productietaken die de Noord-Zuidlijn betreffen, centraal
stedelijk te maken. In dit verband is het van belang te
benadrukken dat uitsluitend die bevoegdheden door de centrale
stad worden teruggenomen die in verband staan met de
realisering van de Noord-Zuidlijn. Alleen de bevoegdheden die
in het kader van de Noord-Zuidlijn dienen te worden
uitgeoefend, worden door de centrale stad teruggenomen. Het
stadsdeel blijft dus gewoon bevoegd om bijvoorbeeld panden te
ontruimen, zolang dit maar niet noodzakelijk is voor de Noord-
Zuidlijn, want dan geldt de onderhavige tekst. Ons College zal
- indien geen ambtelijke overeenstemming kan worden bereikt ?
uiteindelijk bevoegd zijn te beoordelen, of het gaat om
bevoegdheden die in verband staan met de realisering van de
Noord-Zuidlijn. Voor een aantal bevoegdheden is dit evident,
bijvoorbeeld bij de aanvraag van de bouwvergunning voor het te
realiseren metrostation Ceintuurbaan, maar voor andere
bevoegdheden is dit wellicht minder voor de hand liggend.
Beslispunt IV a.
Onder publiekrechtelijke bevoegdheden wordt verstaan het
uitbrengen van aanschrijvingen op grond van de Woningwet in het
kader van het te verrichten casco- en funderingsonderzoek,
alsmede het uitoefenen van bestuursdwang, de handhaving van
vergunningsvoorschriften en het nemen van verkeersbesluiten.
Beslispunt IV b.
Het gaat in dit verband om medewerking zoals bedoeld in art.
35, lid 1, juncto lid 2, onder f en g, van de Verordening op de
stadsdelen. Voor een aantal publiekrechtelijke bevoegdheden
wordt het doelmatiger geacht als de stadsdelen deze zelf
behandelen. De stadsdelen hebben juist specifieke kennis van
hun directe omgeving, die bij de centrale stad niet of minder
aanwezig is. De inhoudelijke behandeling ligt dan bij het
stadsdeel, maar het is de centrale stad die formeel het
desbetreffende besluit neemt. In dit verband gaat het met name
om de behandeling van kapvergunningen, opbreek- en kabel- en
leidingenvergunningen en vergunningen krachtens de
Monumentenwet, alsmede eventuele overige publiekrechtelijke
bevoegdheden. In de werkgroep grootstedelijk project Noord-
Zuidlijn dienen hieromtrent afspraken te worden gemaakt en
vastgelegd. De inzet van de ambtelijk apparaten van de
stadsdelen komt ten laste van de begroting van de
desbetreffende stadsdelen.
Ingeval de stadsdelen aanvullende capaciteit nodig hebben
teneinde de gevorderde medewerking te kunnen verlenen en de
stadsdelen binnen hun begroting niet beschikken over middelen
om tijdelijke aanvullende capaciteit in te huren, dienen de
stadsdelen terzake een voorstel voor dekking aan het centrale
bestuur voor te leggen.
Beslispunt IV c.
De bevoegdheid panden te ontruimen kan worden gebaseerd op het
Burgerlijk Wetboek. Uitgangspunt is het op minnelijke wijze tot
overeenstemming komen met de betrokken gebruiker(s) van het
pand.
Niettemin kan ontruiming noodzakelijk zijn teneinde overlast
zoveel mogelijk te beperken. Bij het vestigen van zakelijke
rechten wordt bedoeld de uitgifte in erfpacht na onteigening en
het vestigen van een recht van opstal. In dit verband gaat het
met name om privaatrechtelijke bevoegdheden, noodzakelijk in
het kader van het te verrichten casco- en funderingsonderzoek
en -herstel.
Beslispunt IV d.
Voor de begrenzing van de "c/f-zone" heeft de omvang van het
invloedsgebied en de bufferzone van de in het kader van de
realisatie van de Noord-Zuidlijn te verrichten boringen (circa
105 meter rondom de bouwputten van de stations en circa 70
meter rondom de boortunnels) als uitgangspunt gediend. Om in
dit kader een consistent en consequent beleid te voeren, is het
noodzakelijk de regie in ,,n hand, bij de centrale stad te
leggen.
Beheer.
Het beheer van de openbare ruimte (reguliere schoonmaakacties
en onderhoudswerkzaamheden) berust bij de stadsdelen, zowel
tijdens als na de realisatie van het project, met dien
verstande, dat het beheer, voortvloeiend uit de exploitatie van
de lijn en de stations, uiteraard niet bij de stadsdelen
berust. De bevoegdheden voor de te nemen besluiten ten aanzien
van vorenbedoeld beheer zijn niet teruggenomen bij uw besluit
van 31 mei 1995, nr. 293, en vallen onder verantwoordelijkheid
van de betrokken stadsdelen.
Uitvoerende werkzaamheden.
De uitvoerende werkzaamheden (aanleg Noord-Zuidlijn) worden
uitgevoerd onder centraal-stedelijke bevoegdheid. De centrale
stad bepaalt welke diensten en bedrijven zullen functioneren
als opdrachtgever. De bevoegdheid voor het afsluiten van
contracten en het aangaan van financi%le verplichtingen, voor-
zover dit noodzakelijk is voor de realisering van het
grootstedelijk project Noord-Zuidlijn, zijn teruggenomen bij uw
besluit van 31 mei 1995, nr. 293, en vallen onder
verantwoordelijkheid van de centrale stad.
Financi%n.
In de voordracht welke heeft geresulteerd in uw besluit van 31
mei 1995, nr. 293, is over de financi%le aspecten met
betrekking tot het verschuiven van bevoegdheden het volgende
gesteld:
"Uitgangspunt is dat het verschuiven van bevoegdheden, en in
het verlengde daarvan ambtelijke werkzaamheden, geen financi%le
gevolgen hebben, zoals in de toedeling van de middelen in het
Stadsdeelfonds is geregeld. De financi%le middelen en
capaciteit voor de productietaken zijn de verantwoordelijkheid
van de centrale stad. Daar waar de besluitvorming van de
centrale stad gevolgen heeft voor uitgaven van de stadsdelen in
de toekomst ten aanzien van het beheer van onderdelen van het
project, zal overleg plaatsvinden met de stadsdelen over een
passende vergoeding."
De betrokken stadsdelen hebben, door middel van de uitkering
uit het Stadsdeelfonds, middelen beschikbaar voor taken ten
aanzien van beheer en onderhoud. Voorzover
stadsdeelorganisaties bij uitvoerende werkzaamheden zullen
worden betrokken, zal daarvoor een vergoeding worden gegeven.
Voor alle duidelijkheid wordt hier opgemerkt, dat de
vergunningverlenende instantie de voor de desbetreffende
vergunning(en) verschuldigde leges ontvangt. In het overleg met
de stadsdelen is de vorenstaande materie uitgebreid aan de orde
geweest. Problematisch hierbij is het onderscheid tussen
project en projectomgeving. Onder het project wordt verstaan:
het trac,, de stations en de in- en uitgangen daarvan,
inclusief aanheling. Alle overige voorzieningen worden gerekend
tot de projectomgeving. Voorzover deze zijn gelegen in de
stadsdelen, zijn de betrokken stadsdeelbesturen daarvoor
verantwoordelijk.
De financiering van deze eventuele voorzieningen kan en mag
niet worden toegerekend aan het project Noord-Zuidlijn.
Overigens zal voor een aantal voorzieningen wellicht een beroep
kunnen worden gedaan op dezelfde subsidiegever als die voor de
Noord-Zuidlijn, maar dergelijke aanvragen staan op zich los van
het project. Met de stadsdelen is afgesproken, dat een
inventarisatie zal worden gemaakt van alle door de stadsdelen
ge%ntameerde voorzieningen die direct aan het project gelieerd
zijn. Aan de hand daarvan zullen nadere afspraken worden
gemaakt over verdere, al dan niet gezamenlijke, aanpak daarvan.
Uitgangspunt hierbij is, dat dit niet mag leiden tot vertraging
van het project Noord-Zuidlijn.
Commissie.
Onderhavig voorstel tot aanpassing van de aanwijzing van de
Noord-Zuidlijn tot grootstedelijk project is op 8 juni 2000
besproken in de Commissie voor Verkeer, Vervoer, Infrastructuur
en Sociale Zaken.
Besluitvorming.
Gezien het vorenstaande stellen wij u voor, de
gebiedsbegrenzing, zoals vermeld onder punt I van uw besluit
van 31 mei 1995, nr. 293, en zoals gewijzigd bij uw besluiten
van 14 mei 1997, nr. 231, 2 december 1997, nr. 806, en 19
augustus 1998, nr. 436, alsmede de tekst van de punten III en
IV van uw besluit van 31 mei 1995, nr. 293, te wijzigen en
daartoe het volgende besluit te nemen:
De Gemeenteraad van Amsterdam,
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 13 juni
2000; Gelet op de Verordening op de stadsdelen;
Mede gelet op zijn besluiten van 31 mei 1995, nr. 293, 14 mei
1997, nr. 231, 2 december 1997, nr. 806, en 19 augustus 1998,
nr. 436;
Tenslotte gelet op de uitkomsten van de juristenpool, de
resultaten van het overleg in de ambtelijke werkgroep
grootstedelijk project Noord-Zuidlijn en de reacties van de
betrokken stadsdeelbesturen,
Besluit:
I de begrenzing van het grootstedelijk project Noord-
Zuidlijn, zoals aangegeven in zijn besluit van 31 mei 1995, nr.
293, onder punt I, en zoals gewijzigd bij zijn besluiten van 14
mei 1997, nr. 231, 2 december 1997, nr. 806, en 19 augustus
1998, nr. 436, zodanig te wijzigen dat de begrenzing loopt
zoals aangegeven op de bij het onderhavige besluit behorende
tekeningen, en ongeveer te omschrijven als volgt:
In de binnenstad betreft het gebied een gedeelte van de De
Ruijterkade, zowel aan de oostkant als aan de westkant van het
huidige grootstedelijk- projectgebied. Vervolgens heeft een
verbreding plaats ter hoogte van het Stationsplein, ongeveer
begrensd door het Open Havenfront. Voorbij het Open Havenfront
wordt het Damrak gevolgd, inclusief de aan deze straat
grenzende panden. Na de Dam vindt aan weerszijden van het Rokin
een verbreding plaats, die aan de ene kant ongeveer wordt
begrensd door de Kalverstraat en aan de andere kant door de
Nes. Verder vinden verbredingen van het gebied plaats aan
weerszijden van de Vijzelstraat en de Vijzelgracht.
In het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid betreft het gebied de
Ferdinand Bolstraat, inclusief de aan deze straat grenzende
panden en tevens een deel van de aan die panden grenzende
binnentuinen, met een plaatselijke verbreding ter hoogte van
het Cornelis Troostplein in de richting van de Lutmastraat en
de Cornelis Trooststraat. Voorbij de Albert Cuypstraat betreft
het eveneens het gebied dat wordt begrensd door de Hobbemakade,
de Ceintuurbaan (tot vlak v››r de Ferdinand Bolstraat langs de
zuidelijke gevelwand, daarna inclusief een deel van de aan de
zuidkant van de Ceintuurbaan grenzende panden), het
Sarphatipark (westkant; inclusief een deel van het hoekpand op
de kruising Sarphatipark/Tweede Van der Helststraat), de Eerste
Van der Helststraat (inclusief enkele aan de oostkant van deze
straat grenzende panden en tevens een deel van de aan die
panden grenzende binnentuinen) en de Albert Cuypstraat. Tussen
de Albert Cuypstraat en de Stadhouderskade betreft het gebied
de Boerenwetering, inclusief de oostelijke "helft" van de
aangrenzende Hobbemakade en de westelijke "helft" van de
aangrenzende Ruysdaelkade. Tussen de Hobbemakade en de
Amsteldijk/Sarphatikade betreft het gebied het in Amsterdam
Oud-Zuid gelegen deel van de Singelgracht, inclusief het deel
van de Stadhouderskade, gelegen tussen de Ferdinand Bolstraat
en de Van Woustraat en tevens enkele panden aan de
Stadhouderskade, gelegen tussen de Ferdinand Bolstraat en de
Eerste Van der Helststraat.
In het stadsdeel Zuideramstel betreft het vervolgens het gebied
aan weerszijden van de Scheldestraat ter breedte van aan de
rechterkant de Diezestraat en aan de linkerkant de
Volkerakstraat tot en met het Scheldeplein, inclusief panden.
Vervolgens wordt aan de oostzijde het Europaplein gevolgd tot
aan de Zoomstraat, inclusief panden, terwijl aan de westzijde
het trac, langs de gevelwand van de RAI in de richting van de
Europaboulevard gaat. Ter plaatse van de Europaboulevard wordt
de grens van de bebouwing van de RAI gevolgd. De grens loopt
verder in westelijke richting en omvat een gedeelte van station
RAI;
II de tekst van de aanwijzing tot grootstedelijk project van
de Noord-Zuidlijn, zoals vastgesteld in zijn besluit van 31 mei
1995, nr. 293, onder punt I, en zoals gewijzigd bij zijn
besluiten van 14 mei 1997, nr. 231, 2 december 1997, nr. 806,
en 19 augustus 1998, nr. 436, onder de punten III en IV, te
wijzigen in:
III te bepalen, dat de juridisch-planologische bevoegdheden
alleen worden teruggenomen voor het gebied dat wordt begrensd
door het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn en dat voor het overige
de juridisch-planologische bevoegdheden bij de betrokken
stadsdelen blijven;
IV a te bepalen, dat de bevoegdheid tot afgifte van
bouw-, aanleg-, sloop-, kap- en milieuvergunningen, alsmede de
overige vergunningen en publiekrechtelijke bevoegdheden,
waaronder de bevoegdheid tot het nemen van verkeersbesluiten,
die naar het oordeel van het College van Burgemeester en
Wethouders voor de realisatie van de Noord-Zuidlijn
noodzakelijk worden geacht, bij de centrale stad komen te
liggen;
IV b voorts te bepalen, dat de ambtelijke medewerking
(capaciteit) van de betrokken stadsdelen kan worden gevorderd
inzake de aanwending van publiekrechtelijke bevoegdheden
noodzakelijk voor de realisatie van de Noord-Zuidlijn, zulks in
het geval het College van Burgemeester en Wethouders acht dat
deze medewerking noodzakelijk is;
IV c tevens te bepalen, dat de bevoegdheden met
betrekking tot verwerving, beheer en ontruiming van onroerend
goed, benodigd in verband met de realisering van de Noord-
Zuidlijn, het vestigen van zakelijke rechten, alsmede het
uitoefenen van de overige privaatrechtelijke bevoegdheden die
naar het oordeel van het College van Burgemeester en Wethouders
voor de realisatie van de Noord-Zuidlijn noodzakelijk worden
geacht, bij de centrale stad komen te liggen.
IV d bovendien te bepalen, dat de uit te oefenen
publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bevoegdheden met
betrekking tot activiteiten in de op de bij dit besluit
behorende tekeningen, de zogenaamde c/f-zone, in het kader van
het te verrichten casco- en funderingsonderzoek en ---herstel
aan panden bij de centrale stad komen te liggen;
III te bepalen, dat zijn besluit van 31 mei 1995, nr. 293, en
zoals gewijzigd bij zijn besluiten van 14 mei 1997, nr. 231, 2
december 1997, nr. 806, en 19 augustus 1998, nr. 436, alsmede
de tekst van de punten III en IV van zijn besluit van 31 mei
1995, nr. 293, wordt gewijzigd, wat onder meer betekent dat het
bepaalde in de punten II, V, VI, VII, VIII, IX, X en XI van
zijn besluit van 31 mei 1995, nr. 293, onverminderd gelding
heeft. Voor de goede orde worden de niet gewijzigde
beslispunten hierna nogmaals weergegeven beslispunten:
II nadere detaillering en eventuele wijziging van de
gebiedsbegrenzing aan te brengen met inachtneming van hetgeen
is verwoord onder X van dit besluit;
V te bepalen, dat ten aanzien van de overige vergunningen
geldt dat de betrokken stadsdelen, indien zij voornemens zijn
deze te verlenen en waarvan effect kan worden verwacht voor de
realisering van het grootstedelijk project, het College van
Burgemeester en Wethouders daarvan tijdig in kennis stellen.
Indien er effect kan worden verwacht voor de realisering van
het grootstedelijk project, kan het College van Burgemeester en
Wethouders nadere richtlijnen geven, zulks met inachtneming van
hetgeen is verwoord onder X van dit besluit;
de bevoegdheid voor het beheer tijdens de realisering van het
grootstedelijk project niet terug te nemen en hiermee tevens te
bepalen, dat de bevoegdheden (en daarmee de
verantwoordelijkheid) met betrekking tot taken ten aanzien van
het beheer bij de betrokken stadsdelen blijven liggen, met dien
verstande, dat het beheer in het kader van de exploitatie van
de lijn en de stations niet bij de stadsdelen berust;
VII vast te stellen, dat met het oog op een goede inpassing
van de stations van de Noord-Zuidlijn er voor de directe
omgeving van de diverse stations beheer- en inrichtingplannen
kunnen worden opgesteld onder verantwoordelijkheid van de
respectieve stadsdelen;
VIII de werkzaamheden, verbonden aan de bevoegdheden welke
centraal worden, te laten uitvoeren onder verantwoordelijkheid
van de centrale stad en in het verlengde daarvan de bevoegdheid
tot het afsluiten van contracten en het aangaan van financi%le
verplichtingen, waaronder mede begrepen eventuele
verplichtingen aangaande grondtransacties, terug te nemen;
IX met het oog op het huidige en toekomstige beheer van het
betrokken plangebied de besturen van de betrokken stadsdelen te
verzoeken, zorg te dragen voor een gemandateerd lid voor het
stadsdeel in de ambtelijke werkgroep Noord-Zuidlijn;
X te bepalen, dat, wanneer er in de werkgroep verschil van
mening bestaat tussen de centrale diensten en het stadsdeel, er
getracht wordt bestuurlijke consensus te bereiken en wanneer
dit niet lukt, te bepalen, dat de verantwoordelijke wethouder
het punt ter besluitvorming aan het College van Burgemeester en
Wethouders zal voorleggen, na de desbetreffende
stadsdeelbestuurders te hebben gehoord;
XI het College van Burgemeester en Wethouders te machtigen
tot het teruggeven van bevoegdheden per (deel)gebied na
voltooiing van de productiefase van het project;
IV te bepalen, dat zijn besluit tot herziening van de
gebiedsbegrenzing en wijziging van de tekst van de aanwijzing
in werking treedt op 21 juni 2000 en dat vanaf dit moment alle
bevoegdheden, noodzakelijk in verband met de realisering van de
Noord-Zuidlijn, bij de centrale stad komen te liggen.
Afschrift van dit besluit zal aan Burgemeester en Wethouders
worden gegeven.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
R. Hoff S. Patijn
wnd. secretaris burgemeester
|