Aan
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam
Amstel 1
1011 PN Amsterdam

ContactpersoonDoorkiesnummer
----
DatumBijlage(n)
1 juli 1999--
Ons kenmerkUw kenmerk
DGP/IB/SR/9902171--
 
Onderwerp
Noord/Zuidlijn: documenten kostenraming, regionalisering en ruiimtelijk/economische effecten

Geacht college,
Ik heb u bericht dat de beoordeling van de subsidie-aanvraag voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn op basis van zeven documenten zal plaatsvinden. In deze brief ga ik in op de documenten kostenraming, regionalisering en ruimtelijk/economische effecten.

kostenraming
Over de hoogte van de subsidie voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn heb ik inmiddels met u overeenstemming bereikt. Deze bedraagt 2125 mln, inclusief een bijdrage van 70 mln voor twee kleinere projecten op het Stationseiland. De beschikking voor de Noord/Zuidlijn krijgt een 'lump sum' karakter. Dit houdt in dat ik u een vast subsidiebedrag zal verlenen dat niet meer verhoogd zal worden vanwege tegenvallers bij de uitvoering van het project, maar dat evenzeer niet meer verlaagd zal worden in geval van goedkopere realisering van projectonderdelen, van inkomsten uit PPS-constructies en uit andere economische effecten.
De kostenraming, die door u is opgesteld, is door mijn ministerie op drie aspecten getoetst: technische opzet en onderbouwing van de raming, aanwezige risico's en subsidiabiliteit van kosten. De kostenraming van de Noord/Zuidlijn is nagerekend met de bij mijn ministerie gebruikelijke methode. Daarbij is door de bouwdienst van Rijkswaterstaat bekeken in hoeverre de raming compleet is, hoeveelheden juist zijn berekend, prijzen juist zijn vastgesteld en adequate opslagen zijn gehanteerd. Geconstateerd is wel dat de kostenraming gedegen is opgesteld en dat het ontwerp voor de Noord/Zuidlijn realiseerbaar lijkt. Op basis van de ervaringen met de tweede Heijnenoordtunnel, van specifiek voor de Noord/Zuidlijn uitgevoerde en nog in uitvoering zijnde proeven en van nadere uitwerking van de ontwerpen, waarbij rekening is gehouden met bouwtechnische alternatieven in geval van calamiteiten, zijn de bouwtechnische risico's van het project aanvaardbaar.
Een aantal kostenposten zijn op hun subsidiabiliteit beoordeeld. Met name is daarbij getoetst of op onderdelen de gemeente voor een duurdere uitvoering heeft gekozen dan noodzakelijk uit oogpunt van functionaliteit en of op onderdelen een 'nieuw voor oud' aftrek (bv. voor reeds geheel of gedeeltelijk afgeschreven voorzieningen) heeft plaatsgevonden. Deze 'minnen' op de subsidie-aanvraag zijn afgewogen tegen een aantal aanvullingen die door de gemeente ingebracht zijn. Deze 'plussen' betreffen met name prijsindexering, kosten voor bodemsanering en kosten i.v.m. een langere voorbereidingstijd van het project. De 'plussen en de minnen' zijn grosso modo even groot. Het bedrag uit de subsidie-aanvraag kan daarmee gehandhaafd blijven op 1868 mln en op prijspeil 1 januari 1999 gewaardeerd worden.
In een samenwerking op ambtelijk niveau zijn alle risico's van het project in kaart gebracht. Omdat in de subsidie-aanvraag niet alle risico's zijn meegenomen en gekwantificeerd, is door mijn ministerie een eigen inschatting van de financiële vertaling van deze risico's opgesteld. Deze vertaling laat zien dat de subsidie-aanvraag op dit punt inderdaad aanvulling nodig heeft.
Risico's zijn veelal moeilijk in te schatten; een risico, waar in de aanvraag onvoldoende mee is rekening gehouden en dat aparte aandacht vraagt, is het markt- of het aanbestedingsrisico. Het betreft het risico dat door een volle markt vanwege lopende grote projecten (o.a. HSL-Zuid en Betuweroute) aanbestedingen substantieel hoger kunnen uitvallen. Dit risico is nu verwerkt in een aanvulling op de subsidie van 187 mln.
De subsidiabele kosten van het project worden verhoogd met de door de gemeente te betalen BTW over de directe uitvoeringskosten; de kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht (VAT-kosten) vallen hier buiten.
Het subsidiebedrag (95%) over de subsidiabele BTW-kosten wordt op basis van een compensatieregeling tussen mijn ministerie en het Ministerie van Financiën vergoed.

regionalisering
Ik heb U gevraagd de toekomstige strategische waarde ingeval van doortrekking naar enerzijds Purmerend en anderzijds naar Schiphol te verkennen. De nu voorliggende verkenning heeft een globaal karakter. De vervoerkundige onderbouwing is beperkt en er moet nog rekening gehouden worden met andere plannen in de regio voor verbetering van regionale verbindingen, zoals Regionet. Ik houd het niet voor onmogelijk dat deze plannen vervoerkundig (maar zeker financieel) concurreren met de doortrekking van de Noord/Zuidlijn. Voorlopig beschouw ik de Noord/Zuidlijn als een verbinding die in eerste instantie van belang is voor de gemeente Amsterdam met een optie voor verdere doortrekking op termijn.
Ik heb met het ROA afspraken gemaakt over de opzet van een of meer verkenningen die op het vraagstuk van doortrekking van de Noord/Zuidlijn ingaan. Ik heb geconstateerd dat in regionaal verband consensus over doortrekking van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol bestaat.

ruimtelijk/economische effecten
U heeft mij een notitie aangeboden met een beschrijving van mogelijke ruimtelijk/economische effecten van de Noord/Zuidlijn. Deze notitie kent gezien het onderwerp onvermijdelijk een globaal karakter, maar schetst een omvangrijke economische impuls (mede) als gevolg van de Noord/Zuidlijn. Ter toetsing van de economische/ruimtelijke effecten als gevolg van de Noord/Zuidlijn zijn een tweetal audits uitgevoerd. De uitkomsten van deze audits geven een positief beeld van deze effecten. Ik acht het echter op basis van de beide audits wenselijk slechts een gering effect direct aan de Noord/Zuidlijn toe te rekenen. Er zijn immers vele factoren die de aantrekkelijkheid van een vestigingslokatie bepalen. De bereikbaarheid per openbaar vervoer is daar één van.
Ik stel vast dat na realisatie van de Noord/Zuidlijn er kansen liggen voor de economische ontwikkeling van Amsterdam en de Amsterdamse regio. Voor de benutting van deze kansen is echter noodzakelijk dat er een verdere ontwikkeling van ketenmobiliteit plaatsvindt met de Noord/Zuidlijn als een van de schakels in de keten, waardoor de modal split van het openbaar vervoer in belangrijke mate verbetert, en dat de Noord/Zuidlijn een sociaal hoogwaardig klimaat krijgt en houdt. Ik vraag hiervoor uw aandacht bij de verdere planontwikkeling.
Ik had reeds op basis van vervoerkundige overwegingen een positief oordeel over de subsidieverlening voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn. Dat deze nieuwe verbinding een positief ruimtelijk/economische effect heeft, sterkt me in deze opvatting.
Een afschrift van deze brief stuur ik aan het Regionaal Orgaan Amsterdam en de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Tweede Kamer.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

T. Netelenbos