Aan
het het Dagelijks Bestuur van het ROA
Dam 3-7
1012 JS AMSTERDAM
Contactpersoon | 070-3517146 |
Rob Bakker | Doorkiesnummer |
Datum | Bijlage(n) |
1 juli 1999 | -- |
Ons kenmerk | Uw kenmerk |
DGP/IB/SR/9902175 | -- |
|
Onderwerp |
dossier vervoerwaarde NZlijn |
Geachte Bestuur,
In het kader van uw subsidieaanvraag voor de Noord/Zuidlijn heeft u mij 6 documenten doen toekomen ter ondersteuning van uw aanvraag, zulks conform het gestelde in mijn brief d.d. 23 april 1998 (DGP/IB/SR/V820663). Een van de documenten betrof het dossier "Vervoerwaarde". Daarover bericht ik u het onderstaande.
Het GVB-rapport "Financiën en Exploitatie" van september 1996 diende als brondocument voor de vervoerwaarde-inzage van de nieuwe metrolijn. Daarin stonden met name de exploitatieve gevolgen van de nieuwe metrolijn becijferd, als ook de exploitatieve effecten daarvan op het overig amsterdamse OV-net.
De complexiteit van voornoemde becijferingen was de aanleiding om het rapport aan een audit te onderwerpen. In dat kader is aan de auditor meegegeven om de kostendekkingsgraad van het project te beoordelen op de aspecten:
- kostendekkingsgraad van minimaal 50% op lijnniveau, en
-- een significante verbetering op netniveau als gevolg van de ingebruikneming van de Noord/Zuidlijn.
De resultaten van de audit werden in december 1997 bekendgemaakt. De bevindingen daaromtrent wezen uit dat de vervoerwaardeberekeningen grondig zijn gedaan.
Ten aanzien van de te beoordelen aspecten stelde de auditor vast dat de Noord/Zuidlijn in exploitatieve zin een kostendekkingsgraad van 51,1% kan behalen. Daarentegen was van een aanwijsbare verbetering op netwerkniveau echter nauwelijks sprake. De uitkomst daarvan was dat het voornoemde percentage zich rond de 36% stabiliseert.
Het gegeven dat een algehele kostendekkingsgraadverbetering van het Amsterdamse OV-net achterwege zou blijven na het in exploitatie nemen van de nieuwe metrolijn, heeft geleid tot een studie uwerzijds naar de optimalisatie van het onderhavige voorzieningenniveau. In eerste concept "Plan van aanpak" zou er sprake zijn van een verbetering van de kostendekkingsgraad op netwerkniveau van 41,2% in 2005, wat een netwerkverbetering van 3,6% impliceert. Met mijn brief d.d. 17/09/98 (DGP/IB/SR/V822174) heb ik u aangegeven deze rendementsverbetering als taakstellend te beschouwen.
Het vorenvermelde "Plan van aanpak" is naderhand omgedoopt in een studie met de titel "Netoptimalisatie Noord/Zuidlijn"; deze heeft u mij bij brief van 29 maart 1999 aangeboden. De conclusies uit deze studie geven aan dat ten gevolge van het in gebruik nemen van de Noord/Zuidlijn, er verschuivingen in de vervoerstromen van het openbaar vervoernet van de Amsterdamse regio zullen gaan plaatsvinden. Teneinde daar op een adequate wijze in te spelen wordt als aanbeveling meegegeven op termijn een uitgebreidere "integrale netoptimalisatiestudie" te doen.
Uit de onderhavige studie is verder te vernemen dat de beoogde verbetering van de algehele kostendekkingsgraad (3,6%), zoals deze in het eerste plan van aanpak is gepresenteerd, de eerstkomende jaren niet zal worden gehaald.
Een dergelijke ingreep zou niet binnen de randvoorwaarde, te weten het niet aantasten van het voorzieningenniveau, kunnen plaatsvinden. Als alternatief stelt u voor een optimalisatie in het voorzieningenniveau te willen realiseren die moet leiden tot een stijging van de kostendekkingsgraad met ca. 2,6% op GVB-netwerk.
Met betrekking tot de studie "Netoptimalisatie Noord/Zuidlijn" en de conclusies daaruit bericht ik u dat deze uitvoerig en degelijk zijn onderbouwd. In het verlengde daarvan heb ik in het overleg met de gemeente kenbaar gemaakt akkoord te gaan met de voorgestelde verbetering van 2,6%, en dit tevens als taakstellend te beschouwen. Ter verduidelijking van het een en ander, deze taakstelling maakt onderdeel uit van een pakket aan meerjarenafspraken waar met u over de invulling nog nadere afspraken zal worden gemaakt.
Voor wat betreft het dossier "Vervoerwaarde Noord/Zuidlijn" meld ik u dat ik deze als vastgesteld en afgerond beschouw. Een afschrift van deze brief zend ik aan het College van B&W van Amsterdam.
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
T. Netelenbos.
|