776

Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de minister van Verkeer en Waterstaat over de Noord–Zuidlijn in Amsterdam. (Ingezonden 29 januari 1999)

1
Kent u het bericht «Metrolijn blijft duur»?1/

2
Is het waar dat de door u gewenste besparing van 3,6% op de bijdrage aan de kosten van het openbaar vervoer in de hoofdstad na ingebruikname van de Noord–Zuidlijn volgens de laatste berekeningen niet kan worden gehaald? Zo ja, gaat u akkoord met een geringere besparing?

3
Wordt er door de gemeente Amsterdam nu al bezuinigd op de exploitatielasten door aan de rand van de stad de frequentie van het openbaar vervoer te verlagen? Zo ja, vindt u dat aanvaardbaar?

4
Is het verlagen van de frequentie van lijnen in strijd met de beloften die de gemeente heeft gedaan bij het referendum over de Noord–Zuidlijn?

5
Kan vasthouden aan de besparing van 3,6% inhouden dat er fors in het bus- en tramnet moet worden gesnoeid?

6
Deelt u de mening dat aanleg van de Noord-Zuidlijn niet mag resulteren in verschraling van het bovengrondse openbaar vervoer in de hoofdstad?


1/ Trouw, 28 januari jl.

Antwoord

Antwoord van minister Netelenbos (Verkeer en Waterstaat). (Ontvangen 12 februari 1999)

1
Ja.

2
Bij de totstandkoming van het auditrapport over de vervoerwaarde van de Noord/Zuidlijn is door de gemeente Amsterdam de toezegging gedaan dat zij een nadere analyse zou maken van de mogelijkheden om na aanleg van de Noord/Zuidlijn tot een hogere kostendekkingsgraad van het openbaar vervoer te komen. Op basis van handmatige rekenslagen en ambtelijke voorstellen zou volgens de gemeente een verbetering van kostendekkingsgraad van het Amsterdamse netwerk van 3,6% als gevolg van de aanleg van de Noord/Zuidlijn tot de mogelijkheden behoren. Om die reden heb ik het ROA (de regionale vervoersautoriteit) gevraagd een netwerkoptimalisatiestudie uit te voeren. Over de uitkomst ben ik nog niet geďnformeerd. De voorstellen van het ROA zullen in de beoordeling van de subsidie-aanvraag worden meegenomen.

3 en 4
In hoeverre er momenteel bezuinigingen plaatsvinden op exploitatielasten en hoe ver beloften van de gemeente gedaan bij het referendum over de Noord/Zuidlijn gaan, is mij niet bekend.

5 en 6
Het investeringsbeleid van mijn ministerie is er op gericht om door aanleg van infrastructuur te komen tot sneller, hoogwaardiger en efficiënter openbaar vervoer. Een van de doelstellingen van het verkeer- en vervoerbeleid is daarmee het bereiken van een hogere kostendekkingsgraad van het openbaar vervoer. De realisatie van sneller en hoogwaardiger openbaar vervoer leidt ertoe dat reizigers overstappen van de ene openbaar vervoermodaliteit naar de andere openbaar vervoermodaliteit. Wanneer door het reizigersverlies van de «minder hoogwaardige» modaliteit een te lage bezettingsgraad ontstaat, kan aanpassing van de exploitatie van deze modaliteit aan de orde zijn. Ik acht dan het woord «verschraling» niet van toepassing, omdat er immers sprake is van beter openbaar vervoer met kortere reistijden en meer reizigers tegen lagere exploitatiekosten.