Bron             : Raad
Onderwerp        : Vaststelling bestemmingsplan Zuidplein.
Portefeuille     : Wethouder Ruimtelijke Ordening
Afd./Pol. partij : Ruimtelijke Ontwikkeling Infrastructuur en Beheer
Datum Raad       : 14-07-99
Comm. van Advies : Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en
                   Grondzaken
Datum CvA        : 23-06-99
Datum B&W        : 08-06-99
Datum publikatie : 02-07-99
Gemeenteblad nr. : 396

Nr. 396. Vaststelling bestemmingsplan Zuidplein. Amsterdam, 2 juli 1999. Aan de Gemeenteraad In vervolg op het Uitvoeringsbesluit Zuidplein, dat bij uw besluit van 20 januari 1999, nr. 133, is vastgesteld, bieden wij u hierbij het ontwerpbe- stemmingsplan Zuidplein ter vaststelling aan. Het gebied is gelegen binnen het stadsdeel Zuideramstel en vormt een deelgebied binnen het zogenaamde kerngebied Zuidas, dat globaal het gebied rondom het station Zuid/WTC omvat. In het kader van de door uw Vergadering vastgestelde þwijze van samenwerken in de Zuidasþ is de bevoegdheid tot vaststelling van bestemmingsplannen in het Zuidasgebied bij uw Vergadering neergelegd (Gemeenteblad 1997, afd. 1, nr. 502). Het plangebied wordt begrensd door aan de noordzijde de Strawinskylaan, aan de oostzijde de Beethovenstraat, aan de zuidzijde de berm van de rijksweg A10 en aan de westzijde de erfgrens van de Stibbe/ING-torens. Met het onderhavige bestemmingsplan wordt beoogd de volgende doel-stellingen te realiseren, namelijk het bieden van ruimte voor uitbreiding van het World Trade Center (WTC), met inbegrip van de reconstructie van het bestaande WTC, het creëren van een centrummilieu in het kerngebied Zuidas, de verbetering van het openbaar gebied en het realiseren van functiemenging door een substantieel aandeel publieksvoorzieningen op te nemen, welke (grotendeels) voorzien zijn in een zogenaamde stedelijke plint. Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en voorschriften en gaat vergezeld van een toelichting en een hoogbouweffectrapportage. Overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 11 maart 1999 gedurende vier weken voor eenieder ter inzage gelegen. Naar aanleiding daarvan is door de navolgenden een zienswijze ingediend: 1. het bewonersplatform Zuidas; 2. de Vereniging Beethovenstraat/Parnassusweg; 3. het Wijkopbouworgaan Zuid-West, werkgroep Verkeer en Vervoer; 4. het Milieucentrum Amsterdam; 5. NS Railinfrabeheer; 6. de inspecteur van de Ruimtelijke Ordening, mede namens de inspecteur van de Volkshuisvesting en de inspecteur van de Milieuhygiene; 7. R. Haffmans; 8. H.J.A. Schröder. Behandeling zienswijzen. Formele aspecten. De door adressanten ingediende zienswijzen zijn tijdig binnen de daarvoor vermelde termijn binnengekomen en aan uw Vergadering gericht, zodat adressanten in hun zienswijzen kunnen worden ontvangen. Inhoudelijke behandeling. De inhoud van de zienswijzen is samen te vatten onder vijf onderdelen, te weten: A het locatiebeleid en de wijze waarop hieraan in het bestemmingsplan is vormgegeven, waarbij met name de wijze van ingroei naar een A- locatienorm als onvoldoende wordt beschouwd (nrs. 1, 2, 3, 4 en 6) ; B de vermeende strijd met de geest en letter van het Structuurplan Amsterdam Open Stad 1996, nu volgens enkele adressanten tekort wordt gedaan aan zowel de status van lokaal openbaarvervoerknooppunt van de omgeving van het station Zuid als aan het hoofdnet Fiets (nrs. 1 en 3) ; C het te realiseren kantoorvloeroppervlak roept twijfels op en vereist volgens enkele adressanten streekplanuitwerking, nu er sprake is van overschrijding van de daarin neergelegde marge van 60.000 m2 (nrs. 1 en 2); D de verlaging van de Strawinskylaan zou onterecht nog tot de uitgangspunten voor het plan behoren (nrs. 1 en 2); E overige zienswijzen, welke betrekking hebben op afzonderlijke onderdelen van het plan. In het hiernavolgende is de inhoud van de verschillende zienswijzen samengevat en van ons commentaar voorzien. A. Locatiebeleid. Bewonersplatform Zuidas. Adressant wenst een strikte toepassing van de A-norm voor deze locatie. Hij meent dat het ontwerpbestemmingsplan de mogelijkheid biedt tot aanleg van nieuwe parkeerplaatsen aan de westzijde, met een ondergrondse verbinding hier naartoe. Voorzover deze nodig zouden zijn als park-and-ridevoorziening (P&R), wijst adressant erop dat niet aantoonbaar is dat in de huidige situatie deze plaatsen ook als zodanig worden gebruikt. Adressant vreest uitbreiding en oncontroleerbaarheid van parkeerplaatsen. Vereniging Beethovenstraat/Parnassusweg. Adressante acht toevoeging van ondergrondse meters bebouwing, onder handhaving van het huidige aantal parkeerplaatsen, volstrekt ongewenst. De ingroei naar de A-locatienorm dient anders plaats te vinden. Adressante meent dat de verkeersdruk wel degelijk zal toenemen: bij een toename van het aantal werkers zal het aantal parkerenden toenemen. Gezien het feit dat in de huidige situatie plaatsen leegstaan, zal in de toekomst het aantal parkerenden en daardoor ook het zoekend sluipverkeer in de buurt toenemen. Wijkopbouworgaan Zuid-West. Adressant heeft bezwaar tegen de omvang en de formuleringen ten aanzien van het parkeren. De argumentatie in de reactie op de opmerkingen van de inspecteur van de Ruimtelijke Ordening, mede namens de inspecteur van de Volksgezondheid, en van Rijkswaterstaat dat het realiseren van meer kantoorruimte zonder hieraan parkeerplaatsen toe te voegen een þautobeperkend effectþ zou hebben, wordt bestreden. Dit is alleen juist als de bestaande parkeerplaatsen ook daadwerkelijk worden gebruikt. Los hiervan is er sprake van een forse groei van het aantal autoþs en van de verkeersdrukte op het bestaande wegennet. Een P&R-voorziening bij dit knooppunt van openbaar vervoer, waar fijnmazig openbaar vervoer in alle richtingen wordt aangeboden, genereert onnodig extra autoverkeer. Meer ligt het voor de hand om dergelijke voorzieningen op logische plaatsen elders in de omliggende wijken/gemeenten te situeren. Milieucentrum Amsterdam. De zienswijze van adressant heeft betrekking op het hanteren van de A-norm voor het parkeren in de Zuidas in het algemeen, en nu voor het Zuidplein in het bijzonder. Het NS-station Zuid/WTC is in het kader van het locatiebeleid aangewezen als A-locatie. In de huidige bestaande situatie zijn 1200 parkeerplaatsen beschikbaar onder het WTC, waarvan 200 ten behoeve van P&R-voorzieningen. Bij een strikte hantering van de A-norm zou bij het nu te realiseren kantoorvloeroppervlak van 153.000 m2 sprake moeten zijn van 612 parkeerplaatsen voor werknemers en bezoekers. De overige plaatsen zouden door middel van deels opheffing en deels onderbrengen in een openbare parkeervoorziening, waarin ook de 200 P&R-plaatsen, meer in overeenstemming met de A-norm moeten worden gebracht. Het nu gekozen ingroeimodel naar de A- norm, door geen extra parkeerplaatsen mogelijk te maken, wordt onvoldoende geacht.De mogelijkheid om parkeerplaatsen aan te leggen onder de uitbreiding aan de westkant van het Zuidplein, geeft onvoldoende zekerheid over de uiteindelijk te realiseren A-norm in dit plangebied: het opheffen van bestaande parkeerplaatsen is lastiger dan een geschapen ruimte te benutten voor extra aan te leggen parkeerplaatsen. Adressant acht de geboden mogelijkheid voor parkeerplaatsen onder de Westtoren ongewenst en stelt voor, deze mogelijkheid alsmede de ondergrondse verbinding uit het plan te schrappen. Het plan geeft geen blijk van extra inspanningen op het gebied van vervoers- management en andere maatregelen om de automobiliteit werkelijk terug te dringen. Tenslotte verzoekt adressant om in de toelichting op het plan een paragraaf op te nemen waarin het oplossen van overlast van extra autoþs in het gebied is verwerkt en waarin aandacht wordt besteed aan het langzaam verkeer. Het aantal bezoekers en werknemers in het gebied zal in ieder geval verdubbelen. Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening. Adressant ervaart het als positief dat er geen extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar merkt op dat zijn verzoek als gedaan in het vooroverleg ex art. 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening niet heeft geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Dit verzoek was erop gericht om een stap verder te gaan in het ingroeimodel naar een A-locatienorm, te weten: 612 parkeerplaatsen te behouden en de overige 600 (reeds bestaande), waaronder 200 P&R-voorzieningen, deels op te heffen en deels onder te brengen in een openbare parkeergarage. Naast de mogelijkheden die als reactie van gemeentewege worden genoemd om op langere termijn toe te groeien naar een situatie volgens de A-norm (verdere verbetering van de bereikbaarheid per openbaar vervoer, het terugdringen van maaiveldparkeren in de omgeving en het hanteren van een strenge parkeernorm bij nieuwe kantoorontwikkeling in de directe omgeving van het station Zuid/WTC), blijkt uit het bestemmingsplan niet waarom niet al op korte termijn meer kan worden gedaan om naar de A-norm toe te groeien. Tenslotte wijst adressant in dit verband nog naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot het locatie-beleid in het Teleportgebied bij het station Sloterdijk. R. Haffmans. Adressant acht de geboden mogelijkheid voor parkeerplaatsen onder de Westtoren ongewenst en stelt voor, deze mogelijkheid, alsmede de ondergrondse verbinding uit het plan te schrappen. Hiermee wordt de in het Masterplan vastgestelde A-parkeernorm genegeerd. Daarnaast verzoekt adressant te voorzien in het afdwingbaar maken van de in het bestemmingsplan opgenomen P&R-parkeerplaatsen. De stelling dat de auto-overlast niet toeneemt, wordt onjuist geacht: weliswaar vermindert het gebruikerspercentage van 50 naar 30 tot 40, maar bij de voorziene toename van het aantal werkers is er absoluut gezien meer sprake van auto-overlast. Gezien de huidige overmaat aan parkeerplaatsen is er ook in geval van nieuwbouw sprake van meer plaatsen dan noodzakelijk op basis van de A-norm. Dit leidt tot onevenredige overlast op het wegennet in de omgeving, met bijbehorende hinder voor het langzame verkeer en het openbaar vervoer. Reactie. Het plangebied Zuidplein is in de zin van het locatiebeleid aan te merken als A-locatie, waarvoor bij nieuwe gronduitgifte een parkeernorm van 1 : 250 m2 kantoorvloer geldt. De discussie over de toepassing van het locatiebeleid in de overhavige situatie betreft de vraag, hoe moet worden omgegaan met bestaande rechten, in relatie tot het onderhavige initiatief, maar ook in relatie tot de ontwikkeling van de Zuidas in zijn totaliteit, met name op die plekken waar al v¢¢r het van kracht worden van het locatiebeleid parkeervoorzieningen zijn gerealiseerd door particuliere initiatiefnemers. In de provinciale nota, getiteld: Het juiste bedrijf op de juiste plaats (door Provinciale Staten vastgesteld op 21 maart 1994), wordt aangegeven dat de invoering van het locatiebeleid afhankelijk is van de situatie per locatie. Bij het overleg dat gemeenten aangaan met gevestigde bedrijven en instellingen op A- en B-locaties, dient rekening te worden gehouden met de gevestigde belangen in termen van parkeerplaatsen, zo stelt deze nota. Wat betreft het nader onderzoek naar mogelijkheden om in bestaande situaties maatregelen te treffen onderkent de nota dat de publiekrechtelijke instrumenten weliswaar ondersteunend zullen zijn, maar dat de verwachtingen hierover niet hoog-gespannen zijn. De desbetreffende nota is opgesteld in overleg met de inspecteur van de Ruimtelijke Ordening, de rijksconsulent Economische Zaken en Rijkswaterstaat. In het licht van deze provinciale uitspraken menen wij dat in het onderhavige bestemmingsplan in een bestaande situatie een vérgaande maatregel wordt getroffen, door omvangrijke nieuwbouw ten behoeve van het WTC toe te staan, z¢nder dat hiervoor extra parkeerruimte kan worden gerealiseerd. De beschikbaarheid van het huidige aantal plaatsen voor de rechthebbende in zijn huidige omvang (het bestaande WTC) wordt hierdoor verminderd, hetgeen een verminderde beschikbaarheid van bestaande rechten betekent. Het nu in het bestemmingsplan opnemen van de door de inspecteur van de Ruimtelijke Ordening voorgestelde regeling zou er in juridische zin op neerkomen dat bestaande parkeerplaatsen deels worden wegbestemd en daarmee onder het overgangsrecht worden gebracht. Een dergelijke inbreuk op bestaande rechten is volgens vaste jurisprudentie alleen gerechtvaardigd indien compensatie wordt geboden, in fysieke zin dan wel in financiële zin (nadeel- compensatie). Voor de initiatiefnemer is, bij het ontbreken van een dergelijke compensatie, een beroep op planschade mogelijk. Bovendien zou de interpretatie van het locatiebeleid, zoals de inspecteur van de Ruimtelijke Ordening die voorstaat ten aanzien van bestaande bedrijven, feitelijk betekenen dat bestaande bedrijven die door vernieuwing of uitbreiding willen bijdragen aan de gewenste ontwikkeling van de Zuidas, hierin aanzienlijk worden ontmoedigd, waardoor de relatieve positie van de Zuidas verzwakt. Dit zou afbreuk doen aan de benutting van de mogelijkheden van de Zuidas, en daarmee tevens aan de doelen die aan het locatiebeleid ten grondslag liggen. Nog afgezien van de practische en financiële uitvoerbaarheid zijn wij er beducht voor dat de voorgestelde aanpak de economische ontwikkeling van een uitstekende openbaarvervoerlocatie zou ontmoedigen, ten gunste van locaties die een mindere openbaarvervoerbereikbaarheid kennen en een minder prominente positie in het gemeentelijk, provinciaal en landelijk ruimtelijk beleid. Daarmee zou het locatiebeleid een contra-productieve uitwerking krijgen. Wij willen er geen misverstand over laten bestaan dat wij het locatiebeleid onderschrijven. Dit blijkt uit ons beleid dat in de Zuidas bij nieuwe gronduitgifte wordt uitgegaan van de parkeernorm voor A-locaties. Daarbij tekenen wij aan dat de locatie Zuid/WTC in het streekplan wordt aangemerkt als þpotentiële A-locatie die nu nog B isþ. De A-status zou volgens het streekplan pas worden bereikt als de geplande verbetering van het openbaar vervoer in de periode tot 2005 is gerealiseerd. Strikt genomen, lopen wij hier reeds op vooruit. Juist door de reconstructie van het WTC en de nieuwbouwlocatie in één samenhangend plan onder te brengen is het zelfs mogelijk gebleken tot een nieuwe gronduitgifte te komen, zonder dat hierbij nieuwe parkeerplaatsen moeten worden toegestaan volgens de A-norm. Als zou zijn gekozen voor een separate ontwikkeling, zou het totale aantal parkeerplaatsen met circa 160 toenemen. In dit licht bezien wij ook het belang van de ondergrondse verbinding tussen het reconstructie- en het nieuwbouwdeel. Het achterwege laten van deze verbinding zou een separate ontwikkeling van de nieuwbouwlocatie aanjagen. Wat betreft de 200 plaatsen die zijn gereserveerd voor P&R-doeleinden, wijzen wij erop dat dit is opgenomen in zowel het ontwerpbestemmingsplan, als in het (herziene) erfpachtcontract. In de huidige situatie is de parkeergarage niet geheel verhuurd aan gebruikers van het WTC, en is er voldoende ruimte beschikbaar voor P&R-doeleinden. Publiek- en privaatrechtelijk zijn dus de voorwaarden gecreëerd om op enig moment in de toekomst de P&R-voorziening daadwerkelijk af te zonderen van de overige parkeerplaatsen. Als gevolg van de reconstructie van het bestaande WTC en de hiermee samenhangende ingrepen in de huidige parkeergarage zal het bestaande aantal parkeerplaatsen niet volledig kunnen worden ondergebracht in de toekomstige kelder onder het dan gereconstrueerde deel. In de bestaande parkeergarage zullen namelijk bouwconstructies worden geplaatst, bijvoorbeeld ten behoeve van de E-toren, alsmede roltrappen, en zal een herinrichting worden gerealiseerd waarbij de parkeerplaatsen ruimere afmetingen zullen krijgen en de voetgangersrouting zal worden uitgebreid. Door al deze ingrepen zullen in eerste instantie bestaande parkeerplaatsen worden onttrokken, die in tweede instantie kunnen worden teruggebracht onder de toekomstige nieuwbouw. Voor de reconstructie van het bestaande WTC is reeds een bouwplan in procedure. Waar het Milieucentrum Amsterdam stelt dat het opheffen van bestaande parkeerplaatsen lastiger is dan het benutten van nieuwe ruimtes voor extra parkeerplaatsen, constateren wij dat het WTC zal beginnen met het opheffen van plaatsen in de bestaande kelder. De zekerheid dat in de eindsituatie niet meer dan 1200 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, zal worden gewaarborgd op het moment dat de bouwvergunning voor het nieuwbouwdeel op het huidige busstation wordt verleend. Bij de behandeling van de desbetreffende bouwaanvraag zullen wij aan dit aspect van de plannen nauwkeurig aandacht besteden. In het bestemmingsplan is overigens niet gesteld dat de verkeersdruk of auto- overlast ten opzichte van de huidige situatie gelijk zal blijven. Waar het om gaat is dat reeds bij vaststelling van het vigerende bestemmingsplan Prinses Irenestraat e.o. een aantal parkeerplaatsen van 1200 is mogelijk gemaakt en daarmee tevens de bijbehorende verkeersdruk acceptabel is bevonden. Aangezien de parkeergarage thans nog niet volledig wordt benut, gaan wij er vanuit dat de bijbehorende verkeersdruk nog niet volledig wordt gerealiseerd en dat in de capaciteit van het aansluitende wegennet voldoende ruimte beschikbaar is. In het verlengde hiervan geldt het uitgangspunt in het structuur- en streekplan en in het Masterplan Zuidas, dat het bestaande wegennet nog ruimte biedt voor circa 60.000 m2 nieuwe kantoorvloer in (het kerngebied van) de Zuidas, met inbegrip van de noodzakelijke (en realiseerbare) vergroting van de capaciteit van bestaande op- en afritten van de A10, zoals reeds aangegeven in de beantwoording van de zogenoemde art.-10-reactie van Rijkswaterstaat. Algemeen gaan wij er dus vanuit dat het wegennet de verkeerstoename die samenhangt met de planopzet aankan, zonder onacceptabele overlast te veroorzaken. De aanhaling (door het Wijkopbouworgaan Zuid-West) van de gemeentelijke uitspraak dat de toevoeging van nieuwe kantoorruimte in dit geval een þautobeperkend effectþ zal hebben, is niet volledig. In de beantwoording van art.- 10-reacties is gewezen op de trendmatige autobeperkende beleidsvariant, die ten grondslag heeft gelegen aan de verkeersberekeningen voor de Zuidas. Binnen deze variant zou de nieuwbouw van het World Trade Center (WTC) overeenkomstig het locatiebeleid 160 nieuwe parkeerplaatsen kunnen krijgen. Aangezien van dit aantal wordt afgezien, zal ten opzichte van de gehanteerde beleidsvariant een þgroter autobeperkend effectþ worden bereikt. Met de invoering van betaald parkeren in de aanpalende buurten is het belangrijkste middel reeds ingezet om þzoekend sluipverkeerþ in de omgeving te voorkomen. Toezicht en handhaving van het parkeerregime zijn een verantwoordelijkheid van het stadsdeel. Andere, meer drastische maatregelen, lijken ons niet gewenst, noch een vergroting van het aantal parkeerplaatsen onder het WTC. Wat betreft het vervoersmanagement wordt erop gewezen dat thans een vervoerplan in voorbereiding is in het kader van de aanvraag voor een milieuvergunning voor de parkeergarage. Hierin zal worden ingegaan op concrete mogelijkheden en maatregelen om het gebruik van de auto in relatie tot de functies binnen het WTC terug te dringen. B. Relatie tot het Structuurplan Amsterdam Open Stad 1996 (verkeer- en vervoer-aspecten). Bewonersplatform Zuidas. Nu er in het ontwerpbestemmingsplan geen alternatief wordt aangegeven voor het busstation en er te weinig ruimte wordt gereserveerd voor de tram, is er sprake van strijd met het Structuurplan Amsterdam Open Stad 1996; de bereikbaarheid van het station Zuid per bus en tram wordt daarmee onvoldoende gegarandeerd. Wijkopbouworgaan Zuid-West, werkgroep Verkeer en Vervoer. Adressant acht het wegbestemmen, met het onderhavige postzegel- bestemmingsplan, van ruimte voor het aansluitende lokale openbaar vervoer voordat er degelijke, bruikbare en zekere oplossingen voor de tijdelijke en eindsituatie beschikbaar zijn, in belangrijke mate in strijd met de geest en letter van het structuurplan wat betreft de daar gegeven oplossingen voor het openbaar vervoer. De in het structuurplan opgenomen reserveringen voor het openbaar vervoer (reservering voor de aanleg van enkele ontbrekende schakels in het tramnet, de tramverbinding Beethovenstraat-Zuidplein, de tijdelijke verlegging van lijn 5) zijn in het bestemmingsplan binnen de bestemmingen Vo I en Vo II niet dwingend voorgeschreven. Naast de daar genoemde þtrambanenþ ontbreekt de mogelijkheid om buslijnen een plaats te bieden. Buslijnen die gebruik kunnen maken van railbanen, vragen geen extra ruimte. Zeker lijkt, dat de directe verbinding tussen de binnenstad, de route van lijn 5 en Buitenveldert en Amstelveen mede door dit plan onmogelijk worden gemaakt, ook al ruim voordat de Noord-Zuidlijn gereed is. Pas als in een gecombineerd bus- en tramstation van voldoende omvang en op de juiste plaats zowel tijdelijk als definitief is voorzien, kan over de invulling van eventueel ontstane vrije ruimte worden besloten. Eenzelfde strijd met het structuurplan wordt geconstateerd met betrekking tot de ruimte voor het fietsverkeer. In reactie op de inspraak op het ontwerpstructuurplan is nadrukkelijk besloten om het verlengde van de Minerva-as tot de Mahlerlaan in het hoofdnet Fiets op te nemen, waarmee een vrije, rustige en vrijwel conflictvrije fietsroute werd gecreëerd. Inmiddels is er sprake van een mogelijke verlaging van de Strawinskylaan en aansluiting daarvan op de A10, en wordt er in de verdere uitwerking van het Masterplan uitgegaan van een verlegging van de vrije fietsroute naar de Eduard van Beinumstraat, waar ook een noord-zuid- verbinding voor bestemmingsverkeer wordt gedacht. Nu het structuurplan leidt tot een concrete keuze tot verbetering van een fietsverbinding, dient het bestemmingsplan deze dwingend voor te schrijven zolang er geen zekere alternatieven zijn met tenminste dezelfde kwaliteit van een noord-zuiddoorverbinding. Reactie. In algemene zin zijn wij van mening dat geen sprake is van strijd met het structuurplan. Bedacht moet worden dat een bestemmingsplan niet de mogelijkheid biedt iets dwingend voor te schrijven; het kan slechts (gewenste) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Er is in de bestemmingsregelingen voor gekozen binnen de bestemmingen Verkeersareaal en Openbare ruimte I en II het realiseren van tramverbindingen zonder verdere beperkingen mogelijk te maken. Daardoor is buiten de contouren van de (toekomstige) bebouwing en binnen de plangrens maximale ruimte geboden om eventuele toekomstige tramverbindingen te kunnen realiseren via de Eduard van Beinumstraat, het Zuidplein en het Matthijs Vermeulenpad v.v. Het (mede-)gebruik van trambanen door bussen is binnen de bestemming Verkeersareaal zonder meer mogelijk. Binnen de bestemmingen Vo I en II is dit ook gewenst, maar inderdaad niet afdoende opgenomen. In lid a van de artikelen 6, 7 en 8 is daarom þtrambanenþ vervangen door þtram- en busbanenþ. Met deze regeling en aanpassingen is naar onze mening voldaan aan de doelstellingen van het structuurplan ten aanzien van de functie van het station Zuid/WTC en de optimalisering van het tram- en busnet. Uiteraard zal de mate waarin van de geboden mogelijkheden zal worden gebruikgemaakt, sterk afhangen van de definitieve locatie van een busstation bij het station Zuid/WTC. Hiernaar wordt intensief studie verricht, waarbij het beleid zoals verwoord in het structuurplan uitgangspunt is, inclusief de status van het station Zuid/WTC als knooppunt en overstappunt voor bovenregionale, regionale, agglomeratieve en stedelijke openbaarvervoerlijnen. Ook is, in overeenstemming met het structuurplan, onderzoek gaande naar de mogelijkheden om tramverbindingen op maaiveldniveau te laten aansluiten op de stationsknoop. Om realisering van de plannen van het WTC mogelijk te maken zal vooralsnog een tijdelijk busstation worden ingericht op de Strawinskylaan, in afwachting van de realisering van een definitief busstation. Met het Uitvoeringsbesluit Zuidplein is besloten dat noch voor het tijdelijke noch voor het definitieve busstation zal worden gebruikgemaakt van ruimte binnen het onderhavige plangebied. Een uitzondering geldt voor enkele voetgangersverbindingen in relatie tot het tijdelijke busstation, die evenwel mogelijk zijn binnen de bestemmings-regelingen. C. Het te realiseren kantoorvloeroppervlak. Bewonersplatform Zuidas. Het projectbesluit Zuidplein gaat uit van een uitbreiding van het WTC van 40.000 m2, waarvoor de hoge toren aan de zuidzijde van het Zuidplein nodig zou zijn. Gezien de geplande nieuwbouw van 40.000 m2 is reconstructie dan wel de beoogde hoogte van de toren overbodig. Vereniging Beethovenstraat/Parnassusweg. Adressante meent dat er door dit bestemmingsplan teveel bouwvolume wordt mogelijk gemaakt. Verwezen wordt naar het maatschappelijk overleg, waarin steeds is uitgegaan van 40.000 m2. Volgens adressante wordt nu de E-toren aan de reconstructie toegevoegd en worden ondergronds meters meer geteld. Een optelsom van de verschillende vloeroppervlakten, aangegeven in het bestemmingsplan en aangevraagd voor de reconstructie, alsmede de naar haar oordeel bestaande onduidelijkheid over welke functies nu wel en welke niet als kantoorvloer moeten worden aangemerkt, leidt adressante tot de conclusie dat er sprake is van overschrijding van de in in het streekplan geboden ruimte voor kantoorontwikkeling van 60.000 m2, zodat een uitwerking noodzakelijk is. Adressante acht dit ook redelijk, nu het hanteren van de grens van 60.000 m2 in haar ogen bedoeld was voor de Zuidas als geheel, terwijl het Masterplan uitgaat van veel meer kantoorvloeroppervlak, en de net gepresenteerde Visie Zuidas van nog meer. Adressante acht het niet in overeenstemming met de ware bedoelingen om hier akkoord te gaan omdat men zogenaamd binnen het structuurplan blijft. Verwezen wordt ook naar de in de Visie Zuidas gemelde uitbreidingsplannen van het Atrium, die in directe samenhang met dit plan zouden moeten worden bekeken. Gezien het voorgaande meent adressante dat niet akkoord kan worden gegaan met een postzegelplan, onder verwijzing naar de opmerkingen die ook door de inspecteur van de Ruimtelijke Ordening zijn gemaakt in het kader van het overleg ex art. 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening. Reactie. Zoals in de toelichting bij het bestemmingsplan al is aangegeven, is niet het Projectbesluit Zuidplein het uitgangspunt voor het plan, maar het latere uitvoeringsbesluit van uw Vergadering. Aangegeven is welk ruimtelijk programma op grond van het uitvoeringsbesluit ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan. In dat ruimtelijk programma wordt uitgegaan van zowel reconstructie van het bestaande WTC als nieuwbouw aan de andere zijde van het Zuidplein. In totaal zal de uitbreiding van de hoeveelheid kantoor- vloeroppervlak (binnen de WTC-formule) maximaal 56.000 m2 vloer betreffen, waaronder worden begrepen alle verhuurbare ruimtes voor kantoor- en bedrijfsfuncties en functies die rechtstreeks ten dienste staan aan het kantoor- en bedrijfsmatige gebruik van het WTC. Deze functies onderscheiden zich van voorzieningen en van de publieksfuncties doordat zij niet consument- verzorgend zijn. Vanuit deze benaderingswijze is geconcludeerd dat de toevoeging van kantoorvloer niet meer dan 56.000 m2 zal bedragen en derhalve blijft binnen de ruimte van 60.000 m2 die was aangegeven in het streekplan. Voor de verdere ontwikkeling van kantoorvloer binnen het kerngebied van de Zuidas, zoals aangegeven in het Masterplan en thans in een eerste (ambtelijke) versie van de Visie Zuidas als voorstel verder is uitgewerkt, is een uitwerking van het streekplan vereist. In het streekplan is vastgelegd dat voor de ontwikkelingen in de Zuidas die boven de vastgestelde 60.000 m2 kantoorvloer uitgaan, een streekplan-uitwerking in procedure zal worden gebracht, op basis van door Amsterdam verricht onderzoek. Een en ander is thans in voorbereiding. D. Verlaging Strawinskylaan. Bewonersplatform Zuidas. Volgens adressant lijkt het bestemmingplan uit te gaan van verlaging van Strawinskylaan. Gewezen wordt op de ligging van de stedelijke plint en van het fietspad over het Zuidplein. Vereniging Beethovenstraat/Parnassusweg. Adressante meent dat met het huidige plan wordt vooruitgelopen op de beslissing over de verlaging van de Strawinskylaan: zoals een en ander nu op de kaart is aangegeven, kan het niet anders dan dat het fietspad in het talud uitkomt. Dit geldt ook voor de stedelijke plint west en oost de hoek om, en tenslotte is voor het tijdelijk busstation hier een hellingbaan gedacht. Reactie. Wat betreft de aanduiding van de fietsroute op kaartbijlage I is het inderdaad zo dat deze ligging niet mogelijk is bij handhaving van de huidige (hoge) ligging van de Strawinskylaan. Aangezien het geenszins de bedoeling is vooruit te lopen op de uitkomsten van de discussie over de hoogteligging van de Strawinskylaan en omdat de inhoud van het structuurplan (hoofdnet Fiets) kaderstellend is voor het bestemmingsplan, is de desbetreffende aanduiding verwijderd en vervangen door toevoeging van de woorden þen een fiets- verbindingþ achter de tekst þzone voor voetgangersverkeerþ. Ook de opmerkingen over de aanduiding van de stedelijke plint langs de Strawinskylaan zijn terecht; het is ook op dit punt niet de bedoeling vooruit te lopen op de uitkomsten van de discussie over de Strawinskylaan. Wel is het de bedoeling dat de voorzieningen die voor het publiek toegankelijk zullen zijn vanaf het Zuidplein, tot enige diepte kunnen doorlopen. Dat blijft echter mogelijk zonder de desbetreffende aanduidingen þom de hoekenþ door te zetten. De plankaart is dienovereenkomstig aangepast. Overige zienswijzen op afzonderlijke onderdelen. Vereniging Beethovenstraat/Parnassusweg. Adressante maakt bezwaar tegen de in het plan voorziene bouwhoogte van 104 meter. De bebouwing van de bestemmingen BS I en BS II zou niet hoger moeten zijn dan 65 meter. Het argument als verwoord in de hoogbouweffectrapportage, dat door de beoogde toren de schaduwwerking op 21 december nauwelijks toeneemt nu de bestaande situatie al slecht is, wordt gezien als zwaktebod: ook in het verleden is telkens bezwaar gemaakt tegen de diverse hoge gebouwen. Adressante wil hooguit genoegen nemen met bebouwing die enige stedenbouwkundige samenhang brengt in de oost-westrichting, dat wil zeggen: gebouwen met een gelijke maximale hoogte. Het argument dat er een noodzakelijk stedenbouwkundig accent nodig zou zijn voor het station en voor de harmonie noord-zuid, wordt niet overtuigend gevonden. Deze doelen zouden evengoed kunnen worden bereikt door eisen te stellen aan de vormgeving van het deelgebied Mahler 4. Reactie. Voor het plan dat thans voorligt, zijn de effecten van de voorgestelde hoogbouw ook op het punt van schaduwwerking inzichtelijk gemaakt en door ons acceptabel bevonden. De conclusie blijft dat de extra bijdrage die het voorgestelde bouwvolume levert aan de al bestaande beschaduwing op 21 december, zeer beperkt is. Het bezwaar tegen de stedenbouwkundige argumentatie berust in hoge mate op een verschil van opvatting over de gewenste stedenbouwkundige ontwikkeling en samenhang binnen het kerngebied Zuidas. Echter, de wijze waarop stedenbouwkundige samenhang in noord-zuidrichting, of in het gehele kerngebied, wordt bereikt, moet mede worden bezien in de ruimere context van de ruimtelijk-economische strategie die Amsterdam voert. Binnen deze strategie is gekozen voor het middel þhoogbouwþ rond het station Zuid/WTC als centrumlocatie, waarvan het gebouw van de ABN-AMRO Bank de eerste uiting is. In de wijze waarop dit middel vervolgens wordt toegepast, achten wij het gewenst dat ook aan de noordzijde van de huidige infrastructuurbundel onderscheidende hoge bouwvolumes worden gerealiseerd, in het belang van de in de hoogbouweffectrapportage beschreven ruimtelijke kwaliteit en samenhang. Inhoudelijk vreest adressante voor een toename van verkeers- en parkeerdruk op de buurt, een eerdere aanleg van de noordelijke derde afslag, met aantasting van het Beatrixpark als gevolg en een toenemende mono- functionaliteit in het stationsgebied, waardoor er geen sprake zal zijn van helen van stedelijk weefsel. Adressante meent dat zonder wonen er geen centrummilieu op het Zuidplein kan ontstaan. In de Visie Zuidas wordt naar haar oordeel deze mening gedeeld en worden bouwkundige voorschriften gepresenteerd die wisseling van functies mogelijk maken. Adressante meent dat deze eisen ook aan het WTC hadden moeten worden meegegeven. Adressante verwijst in dit verband naar de kanttekening van het stadsdeel Zuid dat als er niet kon worden gewoond, het kantoormetrage van 40.000 m2 zou moeten worden verlaagd. Ook meent adressante dat de bestaande rooilijn wordt opgeschoven: een passage met over de Minerva-as heen hangende gevels is geen plein. Adressante meent dat er sprake is van onzorgvuldigheid; zo is er over het plan voor de E-toren geen maatschappelijk overleg geweest. Er bestaat bezwaar tegen de afgrenzing en de bestemming van VO II, voorzover het gaat om wijziging van een bestemming fietspad in een weg voor (uitsluitend!) laad- en losverkeer voor het WTC. De oversteek over het fietspad naar de Beethovenstraat is hierbij niet betrokken. Tenslotte maakt adressante nog enkele opmerkingen over onjuistheden in voorschriften en eist zij dat de bijlage welke deel uitmaakt van het inspraakverslag, integraal wordt meegezonden aan Gedeputeerde Staten en andere instanties. Reactie. Over het ontbreken van de woonfunctie in het plan en de referentie aan het model voor de wisseling van functies, dat in het kader van de Visie Zuidas is gepresenteerd, het volgende. Voor het Zuidplein geldt dat de woonfunctie hier niet is opgenomen vanwege de geluidshinderproblematiek en vanwege de geringe afzetmogelijkheden in verband met de geïsoleerde ligging en moeilijke oriëntatie; op de zuidzijde van de locatie is tevens de geluidshinder het grootst. Deze situatie is anders voor locaties ten zuiden van de dijk. Belangrijk is ook dat in het geval van het Zuidplein de eventuele omzetting van kantoorruimte in woonruimte pas mogelijk zou zijn als de noordelijke rijbaan van de A10 ondergronds is aangelegd. Naar de huidige inzichten is dit pas in de laatste fase van het dokmodel mogelijk. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat dit binnen een afzienbare periode van bijvoorbeeld 10 of 15 jaar zou kunnen gebeuren. Voor de delen van het kerngebied ten zuiden van de A10 is sprake van andere locatiekenmerken, programmatische mogelijkheden en planningen, waardoor de menging met de woonfunctie hier (relatief) eenvoudiger is te realiseren. Wat in de Visie Zuidas over de wisseling van functies is vermeld, wordt op dit moment met name voor locaties ten zuiden van de A10 uitgewerkt. Over de E-toren is, in tegenstelling tot het gestelde, inspraak gehouden in het kader van het Uitvoeringsbesluit Zuidplein. Het is niet juist dat binnen de bestemming VO II een afgrenzing zou zijn opgenomen waardoor een fietspad zou worden gewijzigd in een weg voor laad- en losverkeer. Binnen de desbetreffende bestemming zijn beide verkeers-functies mogelijk, zonder dat hiervoor nadere plaatsaanduidingen zijn opgenomen. Voor de aansluiting op de Beethovenstraat wordt een verkeerstechnisch ontwerp uitgewerkt, waarin ook de oversteek van fietsverkeer wordt opgenomen. De bedoelde bijlage is inmiddels opgenomen bij het inspraakverslag. De door adressant geconstateerde onjuistheden zijn gecorrigeerd. R. Haffmans. Adressant meent dat het plan te weinig aandacht heeft voor de overlast door de hoogbouw. Zo beperkt het windhinderonderzoek zich tot overlast van pieken. Adressant verzoekt de vormgeving en omvang zodanig aan te passen dat er vermindering is van hinder door vlagen. Teneinde een beter verblijfsklimaat te realiseren zou de noordelijke rijweg van de A10 en de plek om deze ondergronds te brengen bij dit bestemmingsplan moeten worden betrokken. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van het onderhavige gebied immers bevorderd. Reactie. Onder verwijzing naar de windhinderparagraaf in de hoogbouweffectrapportage verzetten wij ons tegen de uitspraak dat het plan te weinig aandacht heeft voor de overlast door hoogbouw. In de uitgevoerde onderzoeken is het gegeven van þvlagerigheidþ verwerkt in het bepalen van de hinderlijkheid. Thans wordt volgens dezelfde benaderingswijze op bouwplanniveau uitwerking gegeven aan de maatregelen NS Railinfrabeheer. Adressant merkt op dat in het onderhavige bestemmingsplan geen rekening is gehouden met veiligheidsnormen welke in acht moeten worden genomen in het kader van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de railinfrastructuur, zoals neergelegd in de nota, getiteld: Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, waarnaar wordt verwezen in de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Adressant verzoekt rekening te houden met zijn belangen terzake. Reactie. Wij hebben nagegaan wat de desbetreffende veiligheidsnormen voor het onderhavige plan zouden kunnen betekenen. Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risicoþs bij de productie, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze risicoþs worden uitgedrukt in een individueel en groepsrisico, en betreffen alleen de personen die niet deelnemen aan deze activiteiten. Het Individueel Risico (IR) is een getal dat aangeeft hoe groot de kans is dat iemand op een bepaalde plek overlijdt tengevolge van een calamiteit met een gevaarlijke stof. De maximaal toelaatbare kans is bepaald op 10-6 per jaar; dat wil zeggen: de kans op overlijden van één persoon mag ten hoogste één op het miljoen per jaar zijn. Het Groepsrisico (GR) geeft de kans aan op een ramp waarbij meerdere personen omkomen. De maximaal toelaatbare kans is afhankelijk van de grootte van de groep: voor tien personen moet die kans kleiner zijn dan 10-4 (één op de tienduizend per jaar), voor 100 slachtoffers kleiner dan 10-6. Het groepsrisico wordt þ afwijkend van het individueel risico - berekend per kilometer (vaar)weg, baanvak of buisleiding. Het plangebied valt wat betreft railvervoer buiten de aandachtszone voor het IR en deels binnen de aandachtszone voor het GR. Uit cijfers van NS Railned blijkt dat de vervoersstromen van dien aard zullen zijn, dat de risicoþs voor zowel het IR als het GR onder de norm blijven. Er is dus geen belemmering voor de toekomstige bebouwing. Voor de toetsing van de risicoþs is gebruik gemaakt van bijlage 3 þVuistregelsþ uit de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen, uitgave maart 1998, van de VNG. Wat betreft wegvervoer valt het plangebied binnen de aandachtszone voor het IR en het GR van de A10. Uit de Herberekening Risico-evaluatie wegtransport Noord-Holland van november 1997, blijkt dat de individueel risicocontour 10-6 binnen de wegverharding ligt. Uit de atlas þRisicoþs wegtransport gevaarlijke stoffenþ van december 1997 van Adviseurs voor Industriële Veiligheid (AVIV) en uit studies over de met het Zuidplein vergelijkbare situaties, blijkt dat het groepsrisico onder de toetsingswaarde blijft. Er is dus ook op dit onderdeel geen belemmering voor de toekomstige bebouwing. H.J.A. Schröder. Adressant maakt bezwaar tegen de plaatselijke verhoging tot 104 meter, welke het bestemmingsplan mogelijk maakt; hij vreest dat dit gebouwgedeelte de ontvangst van de Astra-satelliet in zijn buurt en op zijn adres zal belemmeren. Adressant acht dit onacceptabel, en ziet zijn zienswijze ondersteund door het vigerend streekplan, dat slechts een bouwhoogte van 90 meter aanvaardbaar zou maken. Reactie. In reactie op dit bezwaar is onderzoek verricht naar de condities waaronder de ontvangst van de Astra-satelliet ongestoord kan plaatsvinden. Hieruit is geconcludeerd dat de voorziene hoogbouw op deze ontvangst geen invloed zal hebben. Het toekomstige gebouw is lager dan de rechtstreekse ontvangstlijn tussen de satelliet en het woonhuis van de adressant, of enig ander woonhuis in de buurt. Los van de specifieke situatie stellen wij vast dat er voor satellietontvangst door individuele huishoudens in het algemeen alternatieven bestaan, bijvoorbeeld in de vorm van kabelontvangst. In het kader van een algemene belangenafweging kan het in onze ogen niet zo zijn dat de ruimtelijke ontwikkeling afgestemd zou moeten zijn op de mogelijkheden van satellietontvangst op huishoudensniveau. Conclusie. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is het ontwerpbestemmingsplan Zuidplein op een aantal punten gewijzigd. Voorzover de zienswijzen betrekking hebben op andere aspecten dan de hiervoor vermelde wijzigingen, zijn wij van mening dat de bij u tegen het ontwerpbestemmingsplan ingebrachte zienswijzen ongegrond zijn. Naast vermelde wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen is er een ambtshalve wijziging opgenomen. Gelet op het vorenstaande geven wij u in overweging het voorliggende ontwerp- bestemmingsplan vast te stellen, met dien verstande dat in afwijking van het ontwerpbestemmingsplan zoals dat ter inzage heeft gelegen, de onderdelen I (kaart) en II (voorschriften) worden vastgesteld met inachtneming van de wijzigingen zoals geformuleerd in het hiernavolgende ontwerpbesluit, onder III, sub a en b. De Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken heeft op 23 juni 1999 deze voordracht behandeld. Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen: De Gemeenteraad van Amsterdam, Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 juli 1999; Overwegende, dat hij zich verenigt met de beoordeling door Burgemeester en Wethouders van de ingediende zienswijzen zoals deze is geformuleerd in de genoemde voordracht, deze beoordeling tot de zijne maakt en in dit besluit als ingelast beschouwt; Overwegende voorts, dat het gewenst is, onderdeel I (kaart) en onderdeel II (voorschriften) op de punten te wijzigen zoals in dit besluit geformuleerd respectievelijk onder III, sub a en b, en in verband daarmee het bestemmings- plan op de desbetreffende punten in afwijking van het ontwerp zoals dat ter inzage heeft gelegen, vast te stellen; Gelet op het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Besluit: I de in de voordracht vermelde adressanten ontvankelijk te verklaren in hun zienswijze; II de zienswijzen van adressanten gegrond te verklaren, voorzover deze, zoals ter plaatse in de voordracht is vermeld, aanleiding hebben gegeven tot het aanbrengen van wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zoals dat ter inzage heeft gelegen, zoals deze zijn geformuleerd in dit besluit onder III, sub a en b; III vast te stellen het bestemmingsplan Zuidplein voor het gebied rondom het station Zuid/WTC, begrensd aan de noordzijde door de Strawinskylaan, aan de oostzijde door de Beethovenstraat, aan de zuidzijde door de berm van de rijksweg A10 en aan de westzijde door de erfgrens van de Stibbe/ING- torens, overeenkomstig het door Burgemeester en Wethouders bij hun voordracht overgelegde ontwerp, behoudens de wijzigingen zoals hierna vermeld onder a en b, en vervat in: a het bij dit besluit behorende onderdeel I, de kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden worden aan- gewezen, met dien verstande dat in afwijking van het ontwerp- bestemmingsplan zoals dat ter inzage heeft gelegen, op de kaart: - de nadere aanduiding þstedelijke plintþ, voorzover gelegen aan de noordzijde van de bestemmingen Bs I en Bs II (parallel aan de Strawinskylaan) is komen te vervallen; - bij de Verklaringen en nadere aanduiding onder de bestemmingen in Bs de aanduiding I respectievelijk II is opgenomen; - in kaartbijlage I de aanduiding þzone voor fietspadþ is komen te vervallen en in de aanduiding þzone voor voetgangersverkeerþ de zinsnede þen een fietsverbindingþ is toegevoegd; b het bij dit besluit behorende onderdeel II, voorschriften als bedoeld in art. 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening, met dien verstande dat in afwijking van het ontwerpbestemmingsplan zoals dat ter inzage heeft gelegen: - in art. 1, onder b, na de zinsnede þgenummerdþ is toegevoegd: DRO 01.06.1999; - in art. 3 in de laatste alinea na de zinsnede þdoorgangsgebiedþ is toegevoegd: þvoor voetgangers en fietsersþ; - in art. 4, lid 5, tweede gedachtestreepje, de hoogte van þ18 mþ is vervangen door: 26 m; - in art. 5, lid 1, na de zinsnede þfietsenstallingen enþ is toegevoegd: inpandige; - in art. 5, lid 2, de zinsnede þmaximumbouwhoogte stedelijke plint 18 mþ is geschrapt; - art. 5, lid 5, tweede gedachtestreepje, is geschrapt en vervangen door de zinsnede: - vanaf een hoogte van 8 m overschrijding van de bouwgrens is toegestaan tot maximaal 7,50 m op een hoogte van 26 m ten behoeve van een luifel; - in art. 6, lid 1, de zinsnede þtrambanenþ is vervangen door: tram- en busbanen; - in art. 7, lid 1, de zinsnede þtrambanenþ is vervangen door: tram- en busbanen, zodat de voorschriften en bijzondere bepalingen luiden als volgt: Voorschriften en bijzondere bepalingen als bedoeld in art. 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, deel uitmakende van het bestemmingsplan Zuidplein. A. Inleidende bepalingen. Art. 1 Begripsbepalingen. In deze voorschriften wordt verstaan onder: a het bestemmingsplan: het bestemmingsplan Zuidplein van de gemeente Amsterdam; b de (plan)kaart: de tekening (in 1 blad) van het bestemmingsplan, be- staande uit kaart (bestemmingen), genummerd DRO 01.06.1999; c bestemmingsgrens: een op de kaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bestemmingsvlak; d bestemmingsvlak: een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestem- ming; e bouwhoogte: de hoogte van de bebouwing, met inbegrip van dakopbouwen, lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-inrichtin- gen, lichtkappen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen; f bouwgrens: een op de kaart aangegeven lijn die aangeeft dat de bebouwing in de bestemmingsgrens dient te worden gesitueerd; g bouwhoogtescheidingslijn: een op de kaart aangegeven lijn die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak, waarop verschillende bouwhoogten zijn toegelaten; h bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en vergroten van een bouwwerk; i bouwwerk: elke constructie van enige omvang, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; j gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte en geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; k bebouwing: een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; l bebouwingspercentage: een op de kaart dan wel in de voorschriften aan- gegeven percentage dat de grootte van het deel van het bestemmingvlak aangeeft dat mag worden bebouwd; m wereldhandelscentrum: een op het internationaal bedrijfsleven gericht complex van kantoren en bedrijfsruimten, met daarbij behorende voorzieningen, detailhandel, horeca en congresvoorzieningen; n publieksvoorzieningen: detailhandel en andere consumentverzorgende dienstverlening, balie- en loketfuncties, horeca, sportieve, medische, recreatieve, media-, culturele en maatschappelijke voorzieningen; o semi-openbaar: voor eenieder toegankelijk op die tijdstippen waarop het wereldhandelscentrum zonder tussenkomst van bewakingsdienst e.d. te betreden is; p seksinrichting: een inrichting waarin handelingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische plaatsvinden aard. Hieronder worden mede begrepen: 1þ seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegen- heid, waarin filmvoorstellingen van erotisch-pornografische aard worden gegeven; 2þ sekstheater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegen- heid, waarin vertoningen van erotisch-pornografische aard worden gegeven; 3þ seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gele- genheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en life-shows (peep-shows) van erotisch-pornografische aard kunnen worden gegeven; 4þ sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en of leveren van seksartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker; q prostitutiebedrijf: een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt; r prostitutie: het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding; s speelautomatenhal: iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelauto- maten of andere mechanische toestellen in de zin van art. 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek. Art. 2 Wijze van meten. 1. De begrenzing van de onderscheidene bestemmingen, voorzover niet in maten op de kaart vastgelegd, wordt vastgesteld door middel van meting op de kaart met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter. 2. De bouwhoogte van bouwwerken wordt, tenzij in deze voorschriften anders is bepaald, gemeten in meters boven het gemiddeld aangrenzend maaiveld tot aan het hoogste punt van het betrokken bouwwerk. 3. De bebouwde oppervlakte wordt gemeten als het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren. 4. De vloeroppervlakte van een gebouw wordt bepaald door de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar op te tellen (NEN-norm 2580). Art. 3 Beschrijving in hoofdlijnen. De wijze waarop de in de artikelen 4 tot en met 6 neergelegde bestemmingen zullen worden gerealiseerd, wordt in hoofdlijnen als volgt beschreven. Stedelijke functies. Gestreefd wordt naar een kwalitatief hoogwaardige uitstraling, waarbij de nadruk wordt gelegd op de functionele invulling met een daarbij passende architectonische vormgeving van hoog niveau: 1. de publieksvoorzieningen worden ondergebracht in de stedelijke plint. Zij moeten openbaar toegankelijk zijn; dit wordt bereikt door ontslui- ting van deze functies direct vanuit het openbaar gebied te realiseren; 2. de visuele toegankelijkheid van de publieksvoorzieningen, en daarmee de levendigheid van het openbaar gebied, wordt bevorderd door geen dichte gevels toe te staan, met uitzondering van die plaatsen waar zich een constructief element bevindt; 3. gevels grenzend aan de openbare ruimte Vo I, het voetgangers- en fietsersgebied, bepalen de aanblik van deze ruimte. Tussen de bouwdelen aan weerskanten van het voetgangersgebied moet verwantschap bestaan in de architectuur en de functionele inrichting. De samenhang wordt bevorderd door minimaal 60% van de totale gevellengte aan elke zijde van de openbare ruimte van eenzelfde geveltype te voorzien. De geveltypering in het gebied met de aanduiding stedelijke plint bevat verder de volgen- de voorschriften voor de opbouw en de geleding van de gevel: - de gevels moeten zich aan het openbaar gebied presenteren; - de entrees en de publieksfuncties moeten in de bouwlaag op het straat- niveau, c.q. voetgangersniveau worden gesitueerd; - spiegelende en sterk reflecterende gevels, alsmede ondoorzichtig glas in de bouwlaag op straatniveau zijn niet toegestaan. De lichtreflectiefactor (LR) moet minder dan 15% bedragen; - een verspringing van de gevel is binnen een marge van twee meter van de bouwgrens toegestaan; 4. ten behoeve van de voetgangersrelatie tussen de ten westen van het plangebied gelegen kantoorbebouwing en het hoofdgebouw van het WTC- com- plex moet in het bouwdeel ten westen van de openbare ruimte een semi- openbaar toegankelijke voetgangersverbinding worden gemaakt; 5. de gebruikswaarde van de stedelijke plint wordt verhoogd door een grote mate van flexibiliteit mogelijk te maken. Dit wordt bereikt door het minimaliseren van constructieve elementen als kolommen en soortgelijke bouwkundige constructies. Openbare ruimte. De openbare ruimte Vo I dient te worden ingericht als verblijfsgebied en door-gangsgebied voor voetgangers en fietsers. Het op kaartbijlage I aange- geven programma van eisen voor de inrichting van het voetgangersgebied is het uitgangspunt. Art. 4 Stedelijke functies (Bs I). 1. De gronden, op de kaart aangegeven met Stedelijke functies (Bs I), zijn bestemd voor een wereldhandelscentrum met daaraan gerelateerde voorzieningen en, daar waar op de kaart aangegeven met þstedelijke plintþ, voor publieks- voorzieningen, een en ander met bijbehorende nevenruimten en ondergrondse parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en inpandige ruimten voor laden en lossen. 2. Voor de onder lid 1 genoemde bebouwing gelden de volgende minima en maxima: maximumbouwhoogte: zoals op de kaart is aange- geven; minimumhoogte stedelijke plint: 8 m; minimumbouwdiepte stedelijke plint: 15 m; maximumvloeroppervlak wereldhandels- centrum (exclusief parkeervoorzieningen): 40.000 m2; minimumvloeroppervlak publieksvoor- zieningen: 2500 m2, een en ander met inachtneming van het bepaalde in art. 3. 3. Het maximumvloeroppervlak voor detailhandel binnen de bestemmingen Bs I en Bs II gezamenlijk bedraagt 3350 m2. 4. Het maximumaantal parkeerplaatsen, inclusief de parkeerplaatsen die ingevolge art. 5 (Bs II) en art. 6 (VO I) mogen worden gerealiseerd en gebruikt, bedraagt 1200, waarvan minimaal 200 voor park-and-ride-doeleinden. 5. Voor de onder lid 1 genoemde bebouwing geldt dat: - situering tot een hoogte van 18 m in de als zodanig aangegeven bouwgrens dient plaats te vinden, met dien verstande dat incidenteel een inspring tot maximaal 2 m is toegestaan; - vanaf een hoogte van 8 m overschrijding van de bouwgrens is toegestaan tot maximaal 7,50 m op een hoogte van 26 m ten behoeve van een luifel; - minimaal 70% van de gevellengte op beganegrondniveau dient te worden gebruikt als publieksvoorziening; de overige 30% kan worden gebruikt ten behoeve van entreepartijen. 6. In afwijking van het bepaalde in lid 1 mag, voorzover de stedelijke plint wordt gebouwd in twee bouwlagen, deze tweede bouwlaag tevens worden gebruikt ten behoeve van kantoren, een en ander met dien verstande dat dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag minimaal 4,5 m moet bedragen. 7. Daar waar dit op de kaart nader is aangegeven met þvoetgangersverbin- dingþ, dient een semi-openbare voetgangersverbinding te worden gerealiseerd. 8. Laden en lossen dient inpandig plaats te vinden. 9. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, in dier voege dat in de ondergronds gelegen bebouwing ruimten mogen worden gebruikt ten behoeve van zelfstandige commerciële doeleinden als fietsenstalling of autoverhuur. 10. Als verboden gebruik in de zin van art. 9, lid 1, van deze voorschriften wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van de bebouwing als seksinrichting of prostitutiebedrijf, alsmede het gebruik als speelautomatenhal. Art. 5 Stedelijke functies (Bs II). 1. De gronden, op de kaart aangegeven met Stedelijke functies (Bs II), zijn bestemd voor een wereldhandelscentrum met daaraan gerelateerde voorzieningen en, daar waar op de kaart aangegeven met stedelijke plintþ, voor publieks- voorzieningen, een en ander met bijbehorende nevenruimten en ondergrondse parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en inpandige ruimten voor laden en lossen. 2. Voor de onder lid 1 genoemde bebouwing gelden de volgende minima en maxima: maximumbouwhoogte: zoals op de kaart is aangegeven; minimumbouwhoogte stedelijke plint: 8 m; minimumbouwdiepte stedelijke plint: 15 m; maximumvloeroppervlak wereldhandels- centrum (exclusief parkeervoorzieningen): 98.000 m2; minimumvloeroppervlak publieksvoor- zieningen: 2500 m2, een en ander met inachtneming van het bepaalde in art. 3. 3. Het maximumvloeroppervlak voor detailhandel binnen de bestemmingen Bs I en Bs II gezamenlijk bedraagt 3350 m2. 4. Het maximumaantal parkeerplaatsen, inclusief de parkeerplaatsen die ingevolge art. 4 (Bs I) en art. 6 (VO I) mogen worden gerealiseerd en gebruikt, bedraagt 1200, waarvan minimaal 200 voor park-and-ride-doeleinden. 5. Voor de onder lid 1 genoemde bebouwing geldt dat: - situering tot een hoogte van 18 meter in de als zodanig aangegeven bouwgrens dient plaats te vinden, met dien verstande dat incidenteel een inspring tot maximaal 2 m is toegestaan; - vanaf een hoogte van 8 m overschrijding van de bouwgrens is toegestaan tot maximaal 7,50 m op een hoogte van 26 m ten behoeve van een luifel; - minimaal 70% van de gevellengte op beganegrondniveau dient te worden gebruikt als publieksvoorziening; de overige 30% kan worden gebruikt ten behoeve van entreepartijen. 6. Laden en lossen dient inpandig plaats te vinden. 7. Als verboden gebruik in de zin van art. 9, lid 1, van deze voorschriften wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van de bebouwing als seksinrichting of prostitutiebedrijf, alsmede het gebruik als speelautomatenhal. Art. 6 Openbare ruimte I (Vo I). 1. De gronden, op de kaart bestemd voor openbare ruimte I (Vo I), zijn aan- gewezen voor voetgangersgebieden, pleinen, waterpartijen, groenvoorzieningen, een doorgaande fietsverbinding, tram- en busbanen, en een ondergrondse fietsenstalling met bijbehorende toegangen en hellingbanen. 2. Op de onder lid 1 genoemde gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebou- wen zijnde, ten dienste van de aldaar genoemde bestemming worden gebouwd, alsmede een entreegebouw ten behoeve van de fietsenstalling, met een maximumbouwhoogte van 5 m en een bebouwd oppervlak van maximaal 250 m2. 3. In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 mag binnen de in lid 2 genoemde bebouwing horeca en/of detailhandel worden gerealiseerd met een totaal maximumvloeroppervlak van 100 m2. 4. Ter uitvoering van het bepaalde in art. 3 gelden voor de inrichting van de in lid 1 genoemde bestemming de uitgangspunten als vastgelegd op kaartbijlage I. 5. In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 mag, daar waar dit op de kaart nader is aangeduid, een luifel worden gebouwd aansluitend aan de ten zuiden van het plangebied geprojecteerde stationsbebouwing, met een minimale doorgangshoogte van 6 m. 6. In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 mogen de gronden als bedoeld onder 1, daar waar op de kaart nader aangeduid, worden onderkelderd voor een ondergrondse verbinding tussen beide aangrenzende gebouwde bestemmingen ten behoeve van laden en lossen, voor voetgangersverbindingen en voor al dan niet openbare parkeerkelders, een en ander met dien verstande dat het maximumaantal parkeerplaatsen, inclusief de parkeerplaatsen die ingevolge art. 4 (Bs I) en art. 5 (Bs II), mogen worden gerealiseerd en gebruikt, 1200 bedraagt, waarvan minimaal 200 voor parkandridedoeleinden. 7. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan bouwplannen en terzake van de inrichting van de openbare ruimte en het verkeersareaal, indien zij van mening zijn dat zulks van belang is in het kader van de in art. 3 van deze voorschriften beschreven na te streven stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit. 8. Als verboden gebruik in de zin van art. 9, lid 1, van deze voorschriften geldt het gebruik als verkeersareaal, anders dan voor fietsverkeer. Art. 7 Openbare ruimte II (Vo II). 1. De gronden, op de kaart bestemd voor openbare ruimte II (Vo II), zijn aangewezen voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, laad- en losverkeer, tram- en busbanen, duikers, keermuren (damwanden) en hellingbanen ten behoeve van fietsenstallingen. 2. Op de in lid 1 genoemde gronden mag slechts bebouwing ten dienste van de aldaar genoemde bestemming worden gebouwd. 3. Voor de in lid 2 genoemde bebouwing gelden de volgende maxima: bouwwerken, geen gebouwen zijnde: maximumbouwhoogte: 8 m. 4. In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 mag, daar waar dit op de kaart nader is aangeduid, een luifel worden gebouwd aansluitend aan de ten zuiden van het plangebied geprojecteerde stationsbebouwing, alsmede een kiosk ten behoeve van publieksvoorzieningen, met inachtneming van de volgende maxima/minima: minimumdoorgangshoogte luifel: 6 m; maximumbouwhoogte kiosk: 8 m; maximumvloeroppervlak: 100 m2. 5. Als verboden gebruik in de zin van art. 9, lid 1, van deze voorschriften geldt het gebruik van de in lid 1 genoemde gronden ten behoeve van verkeers- areaal en parkeren. Art. 8 Verkeersareaal (Va). 1. De gronden, op de kaart bestemd voor Verkeersareaal (Va), zijn aangewezen voor trambanen, rijwegen, fietspaden, voetgangersverbindingen, keermuren (damwanden), bermen, groenvoorzieningen en hellingbanen ten behoeve van fietsenstallingen. 2. Op de in lid 1 genoemde gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de aldaar genoemde bestemming. 3. Voor de in lid 2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima: maximumbouwhoogte: 8 m. 4. In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 mag, daar waar dit op de kaart nader is aangeduid, een luifel worden gebouwd aansluitend aan de ten zuiden van het plangebied geprojecteerde stationsbebouwing, alsmede een kiosk ten behoeve van publieksvoorzieningen, met inachtneming van de volgende mi- nima en maxima: minimumbouwhoogte luifel: 6 m; maximumbouwhoogte kiosk: 8 m; maximumvloeroppervlak: 100 m2. Art. 9 Algemene gebruiksbepaling. 1. Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende voorschriften. 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, mits het verlenen van vrijstelling niet zal leiden tot een ingrijpende en/of onomkeerbare wijziging van en inbreuk op de bestemming. 3. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1 wannneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Art. 10 Algemene vrijstellingen. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften vrijstelling kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, in dier voege, dat: 1. in het plangebied mogen worden gebouwd: - gebouwen ten behoeve van de openbare dienst met een maximumbouwhoogte van 3,50 m en met een maximumvloeroppervlakte van 50 m2; - bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder- beperkende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalverzameling, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies; 2. geringe afwijkingen zijn toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijk en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering ten hoogste 2 m bedraagt; 3. de in de voorschriften toegestane maximumbouwhoogten incidenteel in geringe mate worden overschreden, doch de betrokken bouwhoogte met niet meer dan 2 m wordt vergroot; voor antennes geldt een vergroting van de bouwhoogte met maximaal 8 m; 4. de bebouwings- en/of bestemmingsgrenzen ten behoeve van balkons, luifels en andere ondergeschikte delen van gebouwen met ten hoogste 5 m mogen worden overschreden. Art. 11 Overgangsbepalingen. 1. Bebouwing die op de eerste dag van de tervisielegging van het ontwerp- bestemmingsplan bestond of nadien kon worden opgericht krachtens een eerder verleende of nog te verlenen bouwvergunning, en die wat betreft bestemming en/of omvang niet overeenstemt met het bestemmingsplan, mag - tenzij een raadsbesluit tot onteigening is genomen - gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits daardoor geen grotere afwijking van het bestemmingsplan ont- staat. 2. Bebouwing als bedoeld in lid 1, mag - tenzij een raadsbesluit tot onteigening is genomen - in geval van teloorgaan ten gevolge van een calamiteit worden herbouwd, mits de bouwvergunning binnen twee jaar na het teloorgaan is aangevraagd en mits daardoor geen grotere afwijking van het bestemmingsplan ontstaat. 3. Het gebruik van gronden en bebouwing dat afwijkt van het bestemmingsplan op het tijdstip waarop dat rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet. 4. Het is verboden, het afwijkend gebruik te veranderen in andere vormen van gebruik, tenzij daardoor geen grotere afwijking van het bestemmingsplan ontstaat. Art. 12 Strafbepaling. Overtreding van het bepaalde in lid 4 van art. 11, alsmede van lid 1 van art. 9 van deze voorschriften wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in art. 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Afschrift van dit besluit zal aan Burgemeester en Wethouders worden gegeven. Toelichting op het ontwerpbestemmingsplan Zuidplein. 1. Inleiding. De stad Amsterdam maakt een ontwikkeling door waarbij het éénkernige stadsmodel, met een centrale plaats voor de binnenstad, geleidelijk transformeert naar een meerkernige stad. Er ontwikkelen zich nieuwe centra van werkgelegenheid, voorzieningen en wonen met een uitstekende ligging aan belangrijke rail- en wegverbindingen. Deze centra, waaronder bijvoorbeeld de Zuidas, het Centrumgebied Amsterdam Zuidoost en Sloterdijk, verkeren in verschillende stadia van planvorming en ontwikkeling, maar zij hebben gemeen dat er nieuwe vormen van stedelijkheid ontstaan met hoge bebouwings- dichtheden en een grote mate van functiemenging, van een grotere schaal en maat dan het fijnmazige binnenstadsmilieu. Deze ontwikkeling ligt ten grondslag aan het ruimtelijk beleid, zoals dat is vastgelegd in het Structuur- en Streekplan Amsterdam Open Stad 1996. De Zuidas neemt in het ruimtelijk beleid een bijzondere positie in, als één van de beoogde "perifere centrummilieus". Het gebied moet een nieuwe impuls geven voor de kantoorhoudende sector en wordt beschouwd als een nationale toplocatie voor kantoren. Om de ontwikkelingen in goede banen te leiden is bij besluit van 7 januari 1998, nr. 825 (1997), het Masterplan Zuidas door de Gemeenteraad vastgesteld, die een stapsgewijze ontwikkeling aangeeft met een integrale aanpak. Beoogd wordt een (inter)nationale toplocatie met een daarbij passende menging van functies. De Zuidas wordt in het Masterplan beschouwd als een gebied met een zeer hoog ontwikkelingspotentieel voor kantoren, woningen en voorzieningen. Het Masterplan geeft voor deze hoofdbestemmingen in globale zin het ruimtelijk stelsel aan. Het Zuidplein is de eerste plek waar de ontwikkeling in het kader van het Masterplan van start gaat. De directe aanleiding voor een snelle ontwikkeling ter plaatse is de wens van het World Trade Center (WTC) zijn complex te renoveren en uit te breiden. Al in een vroeg stadium heeft het WTC te kennen gegeven een kwaliteitsslag te willen maken die het complex, en in relatie daarmee de openbare ruimte, voor een groot aantal jaren in een nieuw perspectief plaatst. Deze ontwikkelingen passen niet meer in het van kracht zijnde bestemmingsplan Prinses Irenestraat e.o. en worden, zo is de bedoeling, mogelijk gemaakt door het onderhavige ontwerpbestemmingsplan Zuidplein. Voor de bewaking van de ruimtelijke kwaliteit is een stadsontwerper aangesteld. Deze adviseert de Commissie voor Welstand en Monumenten over de ruimtelijke en programmatische aspecten, waaronder de architectuur, de openbare ruimte en de relatie daartussen, en voorts over de relatie tussen de openbare ruimte en de infrastructuur binnen de context van het Masterplan Zuidas. De kwalitatieve uitgangspunten voor het Zuidplein zijn in de vorm van een beschrijving in hoofdlijnen in dit bestemmingsplan opgenomen. 2. Plangebied en plankader. 2.1. Plangebied. Het plangebied ligt binnen het pas gevormde stadsdeel Zuideramstel. Bij de planontwikkeling voor de Zuidas wordt op drie schaalniveaus gewerkt, te weten: de niveaus van het Masterplan, het kerngebied en het deelgebied. Het bestemmingsplangebied Zuidplein vormt een deelgebied binnen het zogenaamde kerngebied Zuidas. Dit kerngebied omvat globaal het gebied rondom het station Zuid/WTC. Ten behoeve van de opstelling van het bestemmingsplan is in eerste instantie een stedenbouwkundig programma van eisen (SPvE) ontwikkeld, gericht op inpassing van de nieuwbouw ter plaatse van het huidige busstation, van het te vernieuwen entreegebouw van het bestaande complex en op de samenhang tussen beide (Dienst Ruimtelijke Ordening, mei 1998). Het bestemmingsplangebied beslaat het deel van het SPvE-gebied ten zuiden van de Strawinskylaan en bestaat uit het Zuidplein, inclusief de Eduard Van Beinumstraat, het gehele bestaande WTC-complex en het Matthijs Vermeulenpad. De plangrens is zodanig gekozen dat de voorgenomen ruimtelijke ingrepen op en aan het Zuidplein door dit bestemmingsplan kunnen worden gerealiseerd, zowel die in het verlengde van het SPvE als die welke door het WTC gewenst worden in het kader van de algehele reconstructie van het huidige complex. Deze reconstructie bevat een aantal ingrepen waarvoor de plannen bij de opstelling van het SpvE nog te onduidelijk waren, maar waarvoor thans in de vorm van het bestemmingsplan een samenhangend kader wordt geboden. Het bestemmingsplan biedt aldus ruimte aan het geheel van de investeringen die het WTC voornemens is te doen en plaatst dit in een ruimtelijke samenhang. Het kruisingsvlak van de verlengde Minervalaan met de Strawinskylaan en de vijfhoekig gevormde groenvoorziening ten noorden van de Strawinskylaan vormden weliswaar onderdeel van het SPvE-gebied, maar zijn buiten het bestemmingsplangebied gehouden. Hiertoe is besloten op grond van inspraakreacties en vanuit de overweging dat de vormgeving van de Minerva-as ten noorden van de Strawinskylaan geen voorwaarde is om de ruimtelijke ingrepen ten zuiden ervan te kunnen realiseren. Bovendien is de studie over een hoog dan wel laag gelegen Strawinskylaan nog gaande. Om reden van een zorgvuldig onderzoek en dito afweging van alle aspecten zal besluitvorming over de verlaging van de Strawinskylaan in een later stadium plaatsvinden en alsdan kunnen uitmonden in juridisch-planologische maatregelen. De plangrenzen liggen in hoofdlijnen als volgt (zie de plankaart): aan de noordzijde de Strawinskylaan, aan de oostzijde de Beethovenstraat, aan de zuidzijde de berm van de rijksweg A10 en aan de westzijde de erfgrens van de Stibbe/ING-torens. Het plangebied maakt deel uit van de kantorenstrook tussen de A10 en de Prin- ses Irenestraat, waarin de Strawinskylaan de hoofdontsluitingsroute is. Voor het plangebied vigeert thans nog het bestemmingsplan Prinses Irenestraat e.o. uit 1981 met vier herzieningen, waarvan de laatste (vierde) herziening dateert van 1988. Binnen dat bestemmingsplan zijn de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk. 2.2. Plankader. Als uitwerking van het Structuur- en Streekplan Amsterdam Open Stad 1996 is het Masterplan Zuidas (vastgesteld door de Gemeenteraad op 7 januari 1998) het eerste document waarin de doelen en ambities zijn aangegeven voor de ontwikkeling van het gebied. In het structuur- en streekplan wordt voor de Zuidas extra ruimte geboden voor nieuwe kantoorontwikkeling met een indicatieve omvang van 60.000 m2, los van verdere onderzoeken en planvorming. Een verdere grootschalige ontwikkeling van de Zuidas wordt ook door de provincie een wenselijke optie genoemd, die evenwel nader onderzoek vergt. Het Masterplan is het integrale plan dat in het structuurplan is aangekondigd, en moet worden beschouwd als een bijdrage aan het door de provincie genoemde nadere onderzoek. Voor het onderhavige bestemmingsplan vormt de in het beleid aangegeven ruimte voor toevoeging van 60.000 m2 kantoorvloer het relevante uitgangspunt. Binnen het totale WTC-concept, waaraan een menging van functies inherent is, blijft de toevoeging van kantoorvloer onder dit getal. Van de algehele toevoeging van circa 65.500 m2 gaat het om circa 56.000 m2 kantoorruimte. Voor het Zuidplein zijn de volgende uitgangspunten uit het Masterplan van belang: a het Masterplan Zuidas is een integraal plan en moet worden gezien als een vorm van procesplanning, uitgewerkt in een ontwikkelingsstrategie. Het Masterplan geeft de uitgangspunten en hoofdlijnen weer voor de ontwikkeling van het Zuidasgebied, dat wordt opgevat als een totaal- project van algemeen maatschappelijk belang, voor zowel publieke als private partijen. Het is leidraad voor verdere planontwikkeling en planuitwerking; b de Zuidas wordt beschouwd als een gebied met een zeer hoog ontwikkelingspotentieel voor kantoren, woningen en voorzieningen. Beoogd wordt een nationale toplocatie met een daarbij passende menging van functies. De algemene karakteristiek van het gebied is "perifeer centrummilieu" met een hoog kwaliteitsniveau, hetgeen tot uitdrukking komt in de architectuur, de inrichting van de openbare ruimte, de samenhang tussen beide en het creëren van een centrummilieu in het gebied rondom het station Zuid; c voor de uitwerking van een ontwikkelingsstrategie voor de Zuidas geldt een aantal belangrijke stedenbouwkundige uitgangspunten, zoals het slechten van de barrièrewerking van de ring, het voorkomen van monofunctionaliteit, het helen van het verstoorde stedelijk weefsel tussen Zuid, de Rivierenbuurt en Buitenveldert, en het creëren van een samenhangende openbare ruimte van een hoog kwaliteitsniveau; d de ontwikkelingsstrategie geeft aan dat de ontwikkeling van de Zuidas begint rondom het station Zuid; e de kwaliteitsinzet komt het meest tot zijn recht als de ontwikkeling plaatsvindt volgens de principes van het dokmodel: alle hoofdin- frastructuur onder de grond. Stapeling van railinfrastructuur wordt hierbij overigens niet uit-gesloten; f voor het Zuidplein, deelgebied 8, gaat de ontwikkelingsstrategie uit van circa 39.200 m2 kantoorvloer, binnen een totaal van circa 225.000 m2 voor de gehele eerste stap. Binnen deze stap is het uitgangspunt een volume van circa 6500 m2 voor voorzieningen, verdeeld over 4000 m2 in de omgevingsverzorgende sfeer aan weerszijden van station Zuid/WTC en 2500 m2 in de imagovormende sfeer op strategische punten in het gebied. Aanvullend wordt gestreefd naar een bepaalde mate van functiemenging, waarvoor binnen deelgebied 8 een streefwaarde van 3920 m2 aan niet- kantoorfuncties is opgenomen, zijnde 10% van de kantoorvloer. 2.3. Projectbesluit Zuidplein. In het Projectbesluit Zuidplein zijn de locale (stadsdeel) en stedelijke randvoorwaarden voor de nieuwbouw op het Zuidplein samengevoegd weergegeven. Het projectbesluit, te vergelijken met een nota van uitgangspunten, is op 9 april 1997 vastgesteld door de stadsdeelraad van het toenmalige stadsdeel Zuid en op 29 april 1997 bekrachtigd door het College van Burgemeester en Wethouders. Het brengt de wensen en intenties in kaart en omschrijft de doelen en het programma. Hoofdbestanddeel van het programma is de nieuwbouw van het WTC met voor kantoorvloer een marge van 30.000 tot 50.000 m2 en een nader te bepalen vloeroppervlak voorzieningen. Die nadere bepaling heeft plaatsgevonden in het Masterplan (zie paragraaf 2.2). Ook is in het projectbesluit aangegeven welke onderzoeken verricht moesten gaan worden. In het bestemmingsplan zijn de resultaten van het onderzoek op de volgende wijze verwerkt: - de functie wonen is niet opgenomen in het bestemmingsplan, vanwege de geluidshinderproblematiek en de laag ingeschatte afzetbaarheid; teneinde een te monofunctionele omgeving te voorkomen is een belangrijke rol toegekend aan de publieksfuncties in het plan (zie ook paragraaf 3.1); - wat betreft een definitief nieuw busstation is het Zuidplein inmiddels afgevallen als mogelijke locatie, op grond van nadere studie en vanwege onzekerheden in ruimtebehoefte, planning en financiering; andere locaties zijn in studie. Voor een tijdelijk busstation zijn eveneens meerdere locaties in studie, waarbij de Strawinskylaan als meest waarschijnlijke naar voren komt, maar ook deze liggen alle buiten het bestemmingsplangebied. In het bestemmingsplan is derhalve geen rekening gehouden met ruimte voor een busstation; - ten behoeve van het station wordt uitgegaan van realisering van (een) gebouwde fietsenstalling(en), met een totale capaciteit van 5000 fietsen, waarbij de verdeling tussen de noord- en zuidzijde van het station nader wordt uitgezocht, evenals de locatie(s) van de stalling(en). In afwachting van de resultaten van nader onderzoek is in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen tot het realiseren van (een) fietsenstalling(en). 2.4. Uitvoeringsbesluit Zuidplein. Het uitvoeringsbesluit bevat de verzameling besluiten die de centrale stad moet nemen om de uitvoering van het deelproject mogelijk te maken. In het uitvoeringsbesluit is naast de nieuwbouw voor het WTC de reconstructie van het bestaande WTC opgenomen. Het concept-ontwerpbestemmingsplan Zuidplein, inclusief hoogbouweffect- rapportage, is onderdeel van het uitvoeringsbesluit en voorziet in zowel de nieuwbouw als de reconstructie. Het uitvoeringsbesluit betreft verder het stedenbouwkundig programma van eisen, de nota van verantwoording, de grondex- ploitatie, de bijzondere erfpachtbepalingen en relevante vergunningen, zoals de kapvergunning. Het uitvoeringsbesluit is in feite de investerings- beslissing, het financiële "go-no-go"-besluit voor het project, en wordt door de centrale stad genomen na advies van het betrokken stadsdeel. Het uitvoeringsbesluit is bij besluit van 20 januari 1999, nr. 761 (1998), vastgesteld door de Gemeenteraad. Parallel aan het besluitvormingstraject is de beantwoording opgesteld van de reacties in het kader van het overleg ex art. 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (zie hoofdstuk 10 van deze toelichting) en zijn de laatste uitkomsten van ander overleg en de besluitvorming over het uitvoeringsbesluit verwerkt. Het College van Burgemeester en Wethouders heeft vervolgens ingestemd met tervisielegging van het (definitieve) ontwerpbestemmingsplan. In het onderhavige ontwerpbestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerd plan (zonder uitwerkingsplicht), dat zich in hoofdzaak richt op het vastleggen van de stedenbouwkundige ruimte, bebouwd en onbebouwd, en het ruimtelijk concept, en op het mogelijk maken van het in het stedenbouwkundig programma van eisen aangegeven ruimtelijk programma (inclusief recon- structie). Aan de toelichting is een hoogbouweffectrapportage toegevoegd, die voor bouwhoogtes hoger dan 90 m wordt vereist op grond van het Structuur- en Streekplan Amsterdam Amsterdam Open Stad (1996). Deze rapportage wordt betrokken bij de besluitvorming over het bestemmingsplan. 3. Planbeschrijving. 3.1. Doelstellingen. Op basis van het hiervoor aangeduide plankader zijn voor het Zuidplein de volgende doelstellingen geformuleerd. Ruimte bieden voor kantoorontwikkeling. Deze doelstelling hangt nauw samen met het beleid de optimale bereikbaarheid van het gebied per openbaar vervoer te benutten. Het (uit te breiden) station Zuid ligt direct naast de te ontwikkelen locatie. De realisatie van kantoorvloer in hoge dichtheid is uitgangspunt voor de nieuw te bebouwen kavels ten behoeve van het WTC. Om dezelfde reden wordt ruimte geboden om het bestaande WTC op eigen terrein te reconstrueren en te verdichten door extra bebouwing toe te voegen. Creëren van een centrummilieu. In het kerngebied Zuidas wordt gestreefd naar een multifunctioneel milieu. Door functies van verschillende aard, zoals winkels, horeca en andere voorzieningen toe te voegen, ontstaat een gebied waarin zich een stedelijk milieu kan ontwikkelen. Dit draagt bij aan de leefbaarheid en levendigheid en aan de versterking en benutting van de economische potenties van het open- baarvervoer- knooppunt Zuid/WTC. De invulling met velerlei publiektrekkende functies draagt bij aan de sociale veiligheid. In het bestemmingsplan is in meerdere functies voorzien. Verbeteren van het openbaar gebied. Het betreft hier met name het slechten van de barrière tussen de gebie- den ten noorden en zuiden van de A10, door het verbeteren van de noord-zuid lopende verbindingen, vooral voor het langzaam verkeer. Ook gaat het om het bereikbaar maken van het stationsgebied en het toevoegen van openbare verblijfsgebieden (pleinachtige ruimtes). Er wordt gestreefd naar een kwalitatief hoogwaardige, duurzame inrichting. Realiseren van functiemenging. De functiemenging vindt plaats binnen de formule van het wereldhandels- centrum, waartoe in de nieuwe situatie een substantieel aandeel publieks- voorzieningen (minimaal 5000 m2) zal behoren. Deze voorzieningen zijn opgenomen in de stedelijke plint, en dienen aan weerszijden van het openbaar gebied direct toegankelijk te zijn. In het Masterplan Zuidas is vermeld, dat onderzoek heeft aangetoond dat in eerste instantie 6500 m2 aan voorzieningen mogelijk is voor het gebied rondom het station Zuid, terwijl voor deelgebied 8 aanvullend een streefwaarde van 3920 m2 voor niet-kantoorfuncties is opgenomen. Het bestemmingsplan Zuidplein bevat een groot deel van deze beoogde volumes. Een sterkere mate van functiemenging door het toevoegen van woningen is in de toekomst pas mogelijk op het planniveau van het Masterplan, in samenhang met realisatie van het dokmodel. Onderzoek naar de woonfunctie op het Zuidplein (rapport Wonen op het Zuidplein, oktober 1997, Dienst Ruimtelijke Ordening) heeft uitgewezen dat in de huidige situatie wonen nagenoeg onmogelijk is vanwege de te hoge geluidsbelasting van de A10, zelfs met een geluidscherm van 5 meter hoog. Vorenstaande doelstellingen en uitgangspunten vormen de basis van het ruimtelijk concept zoals weergegeven in het stedenbouwkundig programma van eisen en zoals vertaald in dit ontwerpbestemmingsplan. 3.2. Ruimtelijke ingreep. De belangrijkste ruimtelijke ingreep die uit het ruimtelijk concept voortvloeit, is het ter plaatse van het Zuidplein openhouden van een ruimte in het verlengde van de Minervalaan, met een breedte van 50 meter, vanaf de Strawinskylaan tot, voorlopig, het bestaande station. Deze ingreep is noodzakelijk om een pleinruimte met verblijfsfunctie te kunnen realiseren en het stationsgebied goed te laten aansluiten op de stedelijke structuur van Zuid. Het is de eerste stap om via het stationsgebied de verbinding naar Buitenveldert tot stand te brengen en daarmee het stedelijk weefsel te helen. Deze ingreep is gericht op het verbeteren van de openbare ruimte. Daarnaast is in het SPvE aangegeven dat het verlagen van de Strawinskylaan de mogelijkheid biedt het Zuidplein en het stationsgebied optimaal te laten aansluiten op de stedelijke structuur van Zuid. Dit is in het SPvE geformuleerd als een voorwaarde om de huidige barrière ter plaatse van de Strawinskylaan daadwerkelijk op te heffen en het centrummilieu vanuit Zuid beter bereikbaar en vooral zichtbaar te maken. Nader onderzoek zal echter nog antwoord moeten geven op vragen ten aanzien van verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid, ruimtelijke organisatie, kwaliteitsniveau van de inrichting en sociale veiligheid. De Strawinskylaan maakt derhalve geen deel uit van dit bestemmingsplan. 3.3. Verkeersafwikkeling rond het Zuidplein. Openbaar vervoer. Rond de openbaarvervoerknoop station Zuid komen veel verkeerssoorten samen: bus(station), tram(halte), fietsen(stalling), taxi en auto (voorrijden). In het gebied rond het te vernieuwen station moeten al deze functies een goede plek en onderlinge relatie krijgen, zodanig dat alle vervoermodaliteiten integraal onderdeel vormen van het station en de overstapbewegingen zo kort mogelijk kunnen worden gemaakt. Deze opgave zal met name aan de orde komen bij de stedenbouwkundige uitwerking van het stationsgebied, dat direct ten zuiden van het Zuidplein ligt, buiten de plangrens. In het bestemmingsplan Zuidplein zijn vooruitlopend daarop mogelijkheden opgenomen voor een fietsenstalling, een tramreservering en het voorrijden van autoþs/taxiþs in de directe nabijheid van het station. Daarmee wordt tevens tegemoetgekomen aan de noodzaak om, met het oog op fasering van de aanleg van het nieuwe station, tijdelijk elders ruimte te kunnen bieden aan vervoervoorzieningen. Autoverkeer. De Strawinskylaan is de hoofdontsluitingsroute voor het gemotoriseerd verkeer en maakt de parkeervoorzieningen onder de bebouwing bereikbaar. Ook het voorrijden vindt vanuit deze laan plaats. Het profiel van deze straat is ruimschoots voldoende voor de huidige en de te verwachten verkeersdruk. Aangezien de vastgestelde parkeercapaciteit ten behoeve van het WTC in het bestemmingsplan Prinses Irenestraat e.o. (1200 plaatsen, waarvan 200 als park-and-ridevoorziening) niet zal worden uitgebreid, zal de verkeersdruk die samenhangt met dit parkeervolume, niet noemenswaardig toenemen. De reeds voorgenomen aanpassingen van de bestaande afslagen van de A10 op de Amstelveenseweg en de Europaboulevard zullen resulteren in een capaciteitsvergroting die, bij een toevoeging van kantoorvloer zoals in het bestemmingsplan opgenomen, een goede verkeersafwikkeling binnen het Zuidasgebied in stand zal houden. Fietsroute. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om, vanaf de hoofdfietsroute in de Strawinskylaan, een aftakking te maken die over de passage naar het stationsgebied gaat en de fietsenstalling ontsluit. 3.4. Bestemmingen. De vertaling van het ruimtelijk concept uit het stedenbouwkundig programma van eisen in het bestemmingsplan leidt tot de volgende bestemmings- categorieën: - stedelijke functies I en II (Bs); - openbare ruimte I en II (Vo); - verkeersareaal (Va). Stedelijke functies (Bs I en II). Onder stedelijke functies worden verstaan wereldhandelscentrum en publieks- voorzieningen, de bijbehorende nevenruimten, ondergrondse parkeervoorzienin- gen, fietsenstallingen en ruimten voor intern transport en logistiek. Het begrip wereldhandelscentrum betekent in dit bestemmingsplan: een op het internationaal bedrijfsleven gericht complex van kantoren en bedrijfsruimten met daarbij behorende voorzieningen, zoals detailhandel, horeca, congresvoorzieningen en andere bij het WTC-concept behorende voorzieningen en diensten. De voorzieningen kunnen op meerdere plekken en verdiepingen in het gebouw worden ondergebracht. Parkeren hoort als functie uiteraard wel bij een WTC, maar is hier buiten de begripsdefinitie gehouden. De publieksvoorzieningen zijn ruim omschreven om een zo breed mogelijk aanbod mogelijk te maken. Om inhoud te geven aan het begrip "centrummilieu" is een ondergrens opgenomen voor de te realiseren vloeroppervlakte voor publieks- voorzieningen, grenzend aan de openbare ruimte (de þstedelijke plintþ). In de bestemmingscategorie Bs I is, naast een maximum van 40.000 m2 kantoorvloer ten behoeve van het WTC, een minimum van 2500 m2 voor publieksvoorzieningen opgenomen. Het uitgangspunt dat de potenties van het gebied optimaal moeten worden benut, kan leiden tot een groter aantal vierkante meters voor publieksvoorzieningen in de plint dan het gestelde minimum. Benutting van een groot deel van de beganegrondlaag en een deel van de eerste verdieping in de nieuwbouw van het WTC (Bs I) behoort tot de mogelijkheden. Ook in het te renoveren en uit te breiden bestaande WTC-complex (bestemming Bs II) is een minimum van 2500 m2 in de stedelijke plint opgenomen, als onderdeel van het totale voorzieningenpakket van het WTC-complex, dat groter zal zijn dan dit minimum. Binnen de bestemming Bs II zullen met name de voorzieningen worden gerealiseerd en uitgebouwd die bij uitstek behoren tot de WTC-formule en grotendeels openbaar toegankelijk zijn. De minima (2 x 2500 m2) zijn gebaseerd op het voorzieningenonderzoek van het bureau Koolen City Developers van eind 1996. Het vloeroppervlak van het huidige WTC bedraagt in totaal circa 75.000 m2. Een intensiever grondgebruik en het creëren van meer (publieks)voorzieningen levert 23.000 m2 extra vloeroppervlakte op, hetgeen de totale toegestane brutovloeroppervlakte van het bestaande complex op 98.000 m2 brengt. Naast het feit dat beleidsmatig wordt ingezet op het intensief benutten van stationslocaties zijn ook de ruimtelijke condities van het bestaande complex van dien aard dat verdichting verantwoord is. Herstructurering van de onderbouw creëert een betere bruto-nettoverhouding door het terugdringen van inefficiënte verkeersruimten (gangen, halruimtes). Het complex biedt in de gebieden tussen de torens en langs de veelal onbebouwde randen mogelijkheden voor verdichting. Publieksvoorzieningen en de stedelijk plint. Onder publieksvoorzieningen worden stedelijke functies verstaan als commerciële, recreatieve, culturele en maatschappelijke voorzieningen. De kwaliteit ervan dient te passen bij een þhoogwaardig centrummilieuþ, waarvoor eisen gelden als: eigen identiteit (hoge belevingswaarde), schoon, veilig, tijdloos en lange openingstijden. Een compleet overzicht van wat met het begrip "hoogwaardig centrummilieu" wordt beoogd, is gegeven in de notitie, getiteld: Criteria hoogwaardig centrummilieu, van 28 november 1997. Deze notitie is als bijlage bij dit bestemmingsplan overgelegd. Essentieel in de voorzieningenstructuur is de stedelijke plint. Deze stede- lijke plint bestaat uit de beganegrondverdieping en de eerste verdieping, met een gezamenlijke hoogte van minimaal 8 meter, direct grenzend aan de openbare ruimte. De plint moet in hoofdzaak worden ingevuld met publieksvoorzieningen en daarmee de twee belangrijkste openbare ruimtes in het gebied begeleiden: de verlengde Minervalaan (de þpassageþ) en de Strawinskylaan. De gevel van de stedelijk plint moet op het beganegrondniveau nagenoeg aaneengesloten worden ingevuld met voorzieningen, namelijk voor minimaal 70%. De overige 30% mag worden bestemd voor bijvoorbeeld de entreegebieden tot hoger gelegen WTC- functies. De Branche Advies Commissie. Het Bestuurlijk Overleg Zuidas is voornemens een Branche Advies Commissie (BAC) in te stellen, die advies geeft over de invulling van de diverse nieuw toe te voegen detailhandels- en horecavoorzieningen in het gebied, dus voorzover het niet de bestaande metrages voor detailhandels- en horecavoorzieningen in het WTC-complex betreft. De BAC adviseert over de selectie van kandidaten voor de ingebruikname van detailhandelsruimten. Daar- naast adviseert de BAC over een goede afstemming van het brancheaanbod op de winkelcentra in de buurt (Gelderlandplein, Beethovenstraat, Rivierenbuurt). In de BAC zullen zijn vertegenwoordigd de centrale stad, het stadsdeel, ontwikkelende private partijen en verschillende maatschappelijke organisa- ties, waaronder het georganiseerde bedrijfsleven. Parkeren. Voor de extra te realiseren vierkante meters kantoorvloer en (publieks)voor- zieningen in zowel de nieuwbouw (BS I) als het bestaande complex (BS II) worden geen parkeerplaatsen toegevoegd aan het bestaande parkeerareaal in de parkeergarage in het WTC-complex. Dit betekent dat ook in de nieuwe situatie binnen het plangebied 1200 parkeerplaatsen planologisch beschikbaar zijn, waarvan er conform de huidige situatie 200 bestemd zijn voor park-and-ride- doeleinden. Doordat voor de nieuwbouw in het geheel geen parkeer-plaatsen zullen worden toegevoegd, zal de parkeersituatie zich de facto ontwikkelen in de richting van het locatiebeleid. Het kerngebied van de Zuidas heeft de status van A-locatie, waarbinnen voor nieuwe kantoorgebouwen een maximum van één parkeerplaats per 250 m2 kantoorvloer geldt. Aangezien er in het geval van het WTC sprake is van een bestaande situatie, wordt deze norm verre van gehaald; door af te zien van extra parkeerplaatsen voor de nieuwbouw wordt er wel een aanzienlijke stap in de goede richting gezet. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk de parkeerplaatsen te spreiden over de bestemmingen Bs I, Bs II en de kelders onder de openbare ruimte in de bestemming Vo I, mits het totaal van 1200 parkeerplaatsen niet wordt overschreden. Dit houdt in dat er een ondergrondse autoverbinding kan worden gemaakt van de huidige garage naar de nieuwbouw onder de passage. Deze kan worden gecombineerd met de ondergrondse voetgangersverbinding. Openbare ruimte (Vo I en II). De ruimte tussen de bestemmingen Bs I en Bs II in het verlengde van de Minervalaan, passage genoemd, vormt het bestemmingsvlak Vo I, de centrale openbare ruimte in het plangebied. Deze ruimte moet het visitekaartje worden en heeft meerdere functies. Het moet het stationsgebied optimaal bereikbaar maken, als verblijfsgebied kunnen fungeren, en het vormt de eerste structu- rele aanzet voor de verbinding met Buitenveldert. Bij de inrichting ligt het primaat bij fietser en voetganger. In relatie tot de gehele Minerva-as is in het gebied tussen de Prinses Irenestraat en het station ruimte voor plekken met diverse inrichtingen, gericht op de verblijfsfunctie. Ten noorden van de Strawinskylaan blijft de ruimte voor sport/recreatie (het speelveld) en groen gehandhaafd. Aan de zuidzijde ter hoogte van het WTC-complex is in het hart van de passage een verbijzonderde plek aangegeven. Hier kunnen extra elementen de diversiteit van de inrichting vergroten door bijvoorbeeld: een afwijkend bestratingspa- troon, boomgroepen, water, groen en zitplekken (terrassen). Ook wordt in dit gebied de mogelijkheid gecreëerd een verdiept gelegen fietsenstalling te bouwen met een bovengronds entreegebouw waarin een horecavestiging van beperkte omvang (100 m2) kan worden opgenomen. Aan de zonzijde van het te reconstrueren WTC-complex is ruimte voor terrassen. Op kaartbijlage 1 (zie de plankaart) is het programma van eisen voor de inrichting weergegeven. De verdiept gelegen fietsenstalling kan binnen bestemmingsvlak Vo I worden gesitueerd, over de volle breedte van de passage, met een capaciteit van circa 2500 fietsen. In 1997 heeft onderzoeksbureau Amstal onderzoek verricht naar de gewenste fietsenstallingscapaciteit in/rond het station. De uitkomst was een gewenst aantal plaatsen van 5000; nader onderzoek vindt plaats naar de verdeling van deze plaatsen over verschillende mogelijke locaties in de directe omgeving van het station. Hieruit zal resulteren welk definitief aantal zal worden gerealiseerd binnen het onderhavige plangebied. Voorts is in de bestemming Vo I een fietsroute opgenomen die de fietsen- stalling zal kunnen ontsluiten. Ook is in deze bestemming een luifelconstructie voor de ingang van het station toegestaan en is het mogelijk om in de ondergronds gelegen ruimten onder nader te bepalen voorwaarden ruimte te bieden voor een autoverhuurbedrijf. Trambanen en halte. Op dit moment halteren tramlijn 5, sneltram 51 en de ringlijn op het station Zuid. In de toekomst komt daar de Noord-Zuidlijn bij. Dit heeft tot gevolg dat er op de dijk niet langer plaats is voor lijn 5. De afweging ten behoeve van een voorkeurstracé voor lijn 5 moet nog plaatsvinden. Daarnaast zal mogelijk lijn 6, komend uit Geuzenveld, worden verlengd. Het tracé via de Parnassusweg naar het station Zuid heeft daarbij de voorkeur. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid een tramtracé met halte voor het station te situeren. De dijkzone (Vo II). Langs de A10 is tussen het dijklichaam en de begrenzing van het WTC-complex een overgangszone naar het stationsgebied opgenomen (bestemmingsvlak Vo II). Dit gebied moet, gezien de ruimtereservering voor infrastructuur, voorlopig worden vrijgehouden van bebouwing en zoveel mogelijk van gebruik door autoverkeer. Binnen deze bestemming wordt derhalve geen autoverkeer toegestaan, met uitzondering van expeditieverkeer in relatie tot het (toekomstige) inpandige laad- en losdok aan de zuidzijde van het WTC. Verder kan de dijkzone aan de oostkant van de passage worden gebruikt voor een tramtracé met halte, in een hoofdzakelijk groene inrichting met paden voor het langzaam verkeer. Verkeersareaal (Va). In dit gebied is opgenomen de Eduard van Beinumstraat. Deze straat heeft de functie van toevoerroute naar de parkeergarage van het Atriumcomplex en de voorrijroute voor de WTC-nieuwbouw en het station (taxi's en voorrijden). Voorkomen moet worden dat hier een achterstraat ontstaat, waartoe het streven erop is gericht, de westgevel van de WTC-uitbreiding een transparant karakter te geven. Laad- en losvoorzieningen in de openlucht zijn hier niet toege- staan; uitgegaan wordt van inpandige laad- en losvoorzieningen. In het profiel is voldoende ruimte aanwezig om voor de voetganger een goede verbinding tussen de Strawinskylaan en het Atriumcomplex te realiseren. Bomen zullen de route begeleiden. Ook de tram kan eventueel langs deze route naar het station worden geleid. De ruimtelijke relatie met de stationsentree en klimaatbeheersing. Vooruitlopend op de definitieve stationslay-out is in de ruimte direct v¢¢r het station een (tijdelijke) inrichting mogelijk om het station een betere entree te geven. Het bestemmingsplan maakt een luifelconstructie mogelijk over een grotere breedte dan de passage, die de stationsentree, de voorrijruimte en een mogelijke tramhalte met elkaar verbindt. Onder deze luifel kunnen aan weerszijden van de passage kioskachtige ruimtes worden gesitueerd, ter begeleiding van de route naar het station. De luifel bij de stationsentree kan eveneens het verblijfsklimaat verbeteren, omdat de constructie ter plaatse van de dijk de hinder door de heersende zuidwes- telijke wind kan verminderen. Onderzoek in de windtunnel moet uitsluitsel geven over de meest effectieve vorm. 4. Nadere aanduidingen. 4.1. Stedenbouwkundige structuur. De gebouwcompositie van het vernieuwde WTC-complex moet de combinatie van het bestaande gebouw met de nieuwbouw tot één samenhangendcomplex uitdrukken. Dit betekent voor de nieuwbouw: - een torenzone aan de A10-zijde; - een halzone aan de passage- en Strawinskylaanzijde. De toren is het "landmark" van het totale complex en staat strategisch aan de A10 en langs de passage bij het station. Gezien de situatie ter plaatse is rekening gehouden met het uitzicht en de daglichttoetreding van de beide torens (Stibbe, ING). Het creëren van ruimte leidt tot een lagere bebouwing langs een groot deel van de passage, wat beter is voor de lichttoetreding en bezonning hiervan. Als gevolg van de aangetroffen situatie en wenselijke ruimtelijke opbouw aan de passage is de grootste hoeveelheid vloeroppervlak (bijna twee derde van het totaal) geconcentreerd op een vierde van de te bebouwen kavel aan de A10-zijde. De halzone is in hoofdlijn de spiegeling (voortzetting) van het reconstruc- tieplan (renovatie, uitbreiding) van het bestaande WTC-complex, zodat tussen beide bouwdelen samenhang ontstaat. De halzone is van belang omdat hier in combinatie met de voorzieningen en de kantoren een overdekt openbaar toegan- kelijk gebied kan ontstaan, waarin ook een verbinding met het erachter gelegen gebied rond het Atriumcomplex kan worden gemaakt. Deze ruimte, een binnenplein, direct toegankelijk en zichtbaar vanaf de passage, kan een specifieke inrichting krijgen, bijvoorbeeld een (bamboe)tuin, en mogelijk verdeeld over meerdere verdiepingen. 4.2. Verwantschap tussen de gebouwonderdelen. De verwantschap houdt in dat de gevelhoogte en de gevelarchitectuur, alsmede de opzet van de stedelijke plint voor beide gebouwdelen aan weerszijden van de passage op vrijwel identieke wijze moeten worden gerealiseerd. De toetsingscriteria hiervoor zijn: - publieksvoorzieningen in de stedelijke plint; - gevelbeeld en gevelopbouw van de bouwdelen ter weerszijden van de passage moeten als één geheel overkomen; - er moet een goede ondergrondse verbinding worden gemaakt tussen het bestaande complex en de nieuwbouw; - de ontsluiting van het bestaande complex moet zowel intern als extern aansluiten bij de nieuwe stedenbouwkundige opzet; - de gevels van het bestaande complex en de nieuwbouw aan de passage en de Strawinskylaan moeten aansluiten op het openbare gebied. 4.3. Fietsenstalling. Door onderzoeksbureau Amstal is een studie verricht naar de grootte en soort fietsenstalling bij het station. Dit heeft geleid tot de constatering dat er behoefte is aan stallingsruimte voor minimaal 2500 fietsen aan iedere kant van het station. Om ervoor te zorgen dat de fietsenstalling optimaal wordt gebruikt en fietsen niet op het plein worden gestald, is het nodig de stalling zo dicht mogelijk bij het station aan te leggen. Optimaal zou zijn om de stalling in de dijk te maken, gecombineerd met stalling voor de zuidzijde en een doorgaande fietsroute. De toekomstige realisering van ondergrondse infrastructuur maakt deze investering niet mogelijk. In de zone naast de dijk is niet genoeg ruimte dicht bij de ingang beschikbaar. De voor- keur gaat daarom uit naar de aanleg van een fietsenstalling onder het Zuidplein, zo dicht mogelijk bij de stationshal. De stalling zal worden ingepast in de overgang van het plein naar de hal, waarbij de zuidelijke toegang zo dicht mogelijk bij de stationshal uitkomt. De samenwerking met de NS is voor een optimale oplossing essentieel. In het bestemmingsplan is in de bestemming Vo I de mogelijkheid voor een fietsenstalling opgenomen; in de bestemmingen Va en Vo II ruimte voor hellingbanen. 4.4. Onderkeldering van de passage. De geprojecteerde onderkeldering van de passage moet gebruikt kunnen worden voor meerdere doeleinden: voetgangersverbinding tussen beide gebouwen, transport van goederen, parkeren en fietsenstalling. De meest efficiënte verbinding is ondergronds, omdat de parkeergarage in twee lagen ook ondergronds ligt. De ondergrondse loopverbinding en fietsenstalling kunnen aantrekkelijk worden gemaakt door deze een visuele relatie met de passage te geven. Gestreefd wordt naar een integraal ontwerp van beide elementen in relatie tot het maaiveldontwerp van de passage. 5. Milieu. Geluid. In oktober 1997 is akoestisch onderzoek verricht ten behoeve van de verschillende bouwmassastudies voor de ruimtelijke inrichting van het Zuidplein. Voor de verkeersprognoses is uitgegaan van het onderzoek "De derde afslag, een integrale afweging van nut en noodzaak" (Dienst Ruimtelijke Ordening, september 1997). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat nagenoeg voor het gehele Zuidplein de berekende waarde (veel) hoger ligt dan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) voor lawaai van de A10. Hierbij is rekening gehouden met een geluidsscherm van 5 meter hoogte aan de noordzijde van de A10-noord. Op basis van deze berekeningen en de huidige regelgeving is woningbouw op het Zuidplein slechts zeer beperkt mogelijk. Er is vanwege de geluidsoverlast voor gekozen om op het Zuidplein geen woningen te bouwen. Milieuprestatiesysteem. In het Milieuprestatiesysteem (MPS) worden de (milieu)doelstellingen uit het Masterplan Zuidplein nader uitgewerkt. Voor het Zuidplein, tezamen met het deelgebied Mahler 4 ten westen van de ABN AMRO Bank, is medio december 1997 een MPS gepresenteerd. In het MPS worden milieumaatregelen beschreven voor de openbare ruimte en de gebouwen. Naast een beschrijving van de verplichte maatregelen is aangegeven welke maatregelen in de planvorming als inzet kunnen dienen. De belangrijkste maatregelen voor de openbare ruimte op het Zuidplein betreffen de aanleg van een waterpartij voor de buffering van regenwater, de aanleg van een ondergrondse fietsenstalling en de plaatsing van geluidsschermen langs de A10 om een prettig verblijfsklimaat op het stationsplein te creëren. Het plaatsen van een geluidsscherm is echter niet wenselijk voor de korte termijn, gezien de inzet het dokmodel versneld tot stand te brengen. Bij de nieuwbouw van het WTC op het Zuidplein richt de aandacht zich met name op toepassing van duurzame energiebronnen, het gebruik van regenwater, afval- preventie en het creëren van een groene (kantoor)omgeving. In de door het WTC aan te vragen milieuvergunning zal een aantal maatregelen worden opgenomen, zoals de opstelling van een vervoerplan. De maatregelen zullen in overleg met het WTC worden uitgewerkt. 6. Ruimtelijke beperkingen. Civiel-technische gegevens. De inventarisatie van de civieltechnische infrastructuur geeft aan dat in het bestemmingsplangebied geen zware doorgaande kabels en leidingen liggen. Het beperkt zich tot huisaansluitingen en elektriciteits- en PTT-kabels, alsmede een rioleringssysteem ter plaatse van het busstation. Deze kunnen zonder noemenswaardige problemen verlegd dan wel verwijderd worden naar daartoe aangewezen plekken in de toekomstige openbare ruimte. De huidige maaiveldhoogten zijn wisselend. Uitgaande van het 0-niveau van het Zuidplein voor het WTC ligt het busstation voor het grootste deel 1,40 m hoger en de Strawinskylaan circa 3,00 m hoger. De aanleghoogte van het toekomstige maaiveldniveau is 0,70 m + NAP. Waterhuishouding. Bij verdere planvorming zal aandacht moeten worden gegeven aan het waarborgen van de kerende functie van de secundaire kering van de Amstelland Boezem, indien ondergrondse bouwvolumes, zoals de fietsenstalling en de onderkeldering van de passage, in deze kering komen te liggen. Op grond van de Nota Waterbeheer Amsterdam 1993-1997 (Gemeenteblad 1993, afd. 1, nr. 591, en bijlage O) geldt als grondwaternorm voor het plan-gebied: þDaar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, mag de grond-waterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan vijf dagen achtereen, minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan.þ De ruimtelijke afbakening. Twee aspecten bepalen de grenzen van de inrichtingsmogelijkheden van het gebied en zijn de randvoorwaarden voor de bebouwing: - ruimtereservering voor het ondergronds brengen van de hoofdinfra- structuurbundel, met name van de noordelijke rijbaan van de A10. Voor het totaal van de bundel moet rekening worden gehouden met de moge- lijkheid van twaalf sporen, met perrons in horizontale ligging naast/tussen de weginfrastructuur. Hierdoor is de uiterste zuidelijke bebouwingslijn van de bebouwing op het Zuidplein vastgelegd in het verlengde van de zuidelijke erfgrens van het WTC. In het bestaande en nieuwe WTC kunnen geen programmaonderdelen worden opgenomen die voor autoverkeer een ruimteclaim buiten deze (verlengde) erfgrens zouden betekenen; - bouwhoogtebeperking als gevolg van de ligging van het gebied in een vliegtrog (aanvliegroute) van Schiphol. Deze beperking houdt in dat op het Zuidplein tot maximaal 105 m hoog mag worden gebouwd. 7. Hoogbouweffectrapportage. Op grond van het Structuur- en Streekplan Amsterdam Open Stad 1996 is ten behoeve van dit bestemmingsplan een hoogbouweffectrapportage (HER) vereist. Deze is als bijlage bij dit bestemmingsplan overgelegd. Er zijn geen technische belemmeringen voor realisering van de geprojecteerde hoogbouw. De hoogbouw heeft onmiskenbaar een effect op de omgeving, maar sluit goed aan bij de al bestaande (of in aanbouw zijnde) bebouwing. Door de gekozen plaatsing van de torenzone in samenhang met het laagbouwdeel blijven de negatieve effecten op de directe omgeving (privacy, uitzicht, schaduw, wind) beperkt. Wat betreft windhinder, heeft onderzoek aangetoond dat er in principe afdoende bouwkundige en inrichtingsmaatregelen voorhanden zijn om tot een aanvaardbaar windklimaat te komen. Toepassing en inpassing van deze maatregelen vergen nog nadere uitwerking. In het ontwerpbestemmingsplan is het door middel van een algemene vrijstelling mogelijk gemaakt om windhinder- beperkende voorzieningen te treffen. In stedenbouwkundige/landschappelijke zin is het effect op de omgeving een bedoeld effect; het past binnen de ontwikkeling van het kerngebied van de Zuidas tot perifeer centrumgebied met een grote ruimtelijk-economische betekenis binnen de zuidelijke rand van de Amsterdamse agglomeratie. Door de keuze voor een hoge toren (boven de 90 meter) kan ook in de derde dimensie een ruimtelijk gedifferentieerd beeld worden aangebracht. Een beperking tot bouwhoogtes onder 90 meter, c.q. tot de hoogbouweffectrapportagegrens van 90 meter, wordt niet gewenst geacht om redenen van kwaliteit en differentiatie, in ruimtebeslag, in het ruimtelijk beeld en in het stedelijk klimaat zoals dit vanuit de openbare ruimte zal worden beleefd. 8. Economische uitvoerbaarheid. Ten behoeve van de reconstructie en uitbreiding van het WTC en de inrichting van de in het plangebied begrepen openbare ruimte is een grond- exploitatiebegroting opgesteld. Deze is op 19 november 1998 goedgekeurd door het College van Burgemeester en Wethouders en betrokken bij het uitvoeringsbesluit. Het gegeven dat de begroting een overschot laat zien, gevoegd bij de overeenstemming die is bereikt tussen de eigenaren van het WTC en de gemeente Amsterdam over de afname van de grond, leidt tot de conclusie dat het plan economisch uitvoerbaar is. 9. Maatschappelijk overleg. Op 23 juni 1998 is een inspraakavond gehouden over het zogenoemde Uitvoeringsbesluit Zuidplein, waarvan het concept-ontwerpbestemmingsplan Zuidplein een integrerend onderdeel vormt. Deze inspraakavond geldt dan ook als het in de Wet op de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven maatschappelijk overleg. Bewoners, bedrijven en andere belanghebbenden zijn, middels nieuwsbrieven en bijeenkomsten, sinds februari 1997 steeds geïnformeerd over de planontwikkelingen en de uitslagen van de diverse onderzoeken die aan het concept-uitvoeringsbesluit ten grondslag hebben gelegen. Van de inspraakavond is een verslag als bijlage opgenomen. Daarnaast zijn negen schriftelijke reacties binnengekomen, te weten van: - het Wijkopbouworgaan Zuidwest; - Rover; - de Vereniging Beethovenstraat/Parnassusweg; - de Stichting Stedelijke Initiatieven; - ir. B. Wellerdieck, architect; - mr. S.H.W. Gratama; - P.A.J. Asscher; - Geert Overbosch; - R. Haffmans. In hoofdlijn betroffen de reacties de volgende onderdelen van het besproken concept-ontwerpbestemmingsplan: A speelveld ten noorden van de Strawinskylaan. Het in het ontwerpbestemmingsplan opnemen van groenvoorzieningen en een speelveld ten noorden van de Strawinskylaan is ongewenst; de bestaande situatie dient gehandhaafd te blijven omdat deze in een behoefte voorziet. B Strawinskylaan. Het planuitgangspunt de op dijk gelegen Strawinskylaan te verlagen is ongewenst in verband met verkeersveiligheidsaspecten voor het langzaam verkeer en ook wordt het talud beschouwd als groene buffer tussen de woonbuurt ten noorden van de Prinses Irenestraat en het kantorengebied ten zuiden ervan. C Programma en functiemenging. De toevoeging van voornamelijk kantoorvloer is bedreigend voor het rustige karakter van de huidige woonbuurt ten noorden van de Prinses Irenestraat. Het betekent gebrek aan stedelijke diversiteit, onder meer door het ontbreken van de woonfunctie in het plan, en meer verkeersdruk. D Toren. Hoogbouw tot een hoogte van (inmiddels) 104 meter wordt als te hoog ervaren in verband met schaduw- en windhinder en het bederven van uitzicht. Anderzijds is er een tegengestelde mening vanuit de opvatting dat hoogbouwarchitectuur een bijdrage kan leveren aan het scheppen van ruimte en het creëren van dynamiek in ruimtebeleving op deze plek. E Hoogbouweffectrapportage. De hoogbouweffectrapportage wordt beschouwd als onvolledig en teveel naar het eindresultaat geredeneerd. F. Openbaar vervoer. Er wordt een verband gelegd tussen de locatiekeuze van het definitieve busstation en het opheffen van het bestaande busstation. Ook wordt een hoge kwaliteit van de inrichting van een tijdelijk busstation geëist. Er wordt een pleidooi gehouden voor een duidelijk vervoer- en infrastructuurplan met reserveringen voor bus en tram op basis van een fijnmazig net. Men heeft zich uitgesproken tegen een people mover in de Minervalaan. G Parkeren. Verzocht wordt, de A-parkeernorm van het locatiebeleid overeenkomstig het Masterplan Zuidas te hanteren. H Openbare ruimte. De passage van 50 meter breed naar het station Zuid wordt te smal bevonden voor een pleinruimte. Voorgesteld wordt een pleinruimte van circa 70 meter breed tussen de beide bouwdelen aan het Zuidplein. Aanpassingen aan het concept-ontwerpbestemmingsplan. De reacties hebben geleid tot de volgende aanpassingen in het concept- ontwerpbestemmingsplan. Ad A met betrekking tot het speelveldje. In het kader van de ontwikkelingen aan de zuidzijde van de Strawinskylaan is er geen directe noodzaak voor ruimtelijke ingrepen aan de noordzijde. Dientengevolge is het gebied vanaf de Strawinskylaan uit het ontwerp- bestemmingsplan gehaald en is de plankaart hierop aangepast. Voor de groenfunctie van het desbetreffende gebied blijft het vigerende bestemmings- plan Prinses Irenestraat e.o. van kracht. Ad B met betrekking tot de Strawinskylaan. Aangezien het verlagen van de Strawinskylaan diverse vragen oproept die een uitgebreide beoordeling vragen, wordt hiervan separaat studie gemaakt, die op een later moment input zal vormen voor besluitvorming. Dit onderwerp is daarom geen onderdeel meer van het bestemmingsplan Zuidplein. De planvoorbereiding en het maatschappelijk overleg hierover zullen zorgvuldig plaatsvinden. Aspecten als een goede ruimtelijke organisatie, een kwalitatief hoogwaardige inrichting, een efficiënte verkeersafwikkeling en de sociale en verkeersveiligheid zijn onderwerpen voor de afweging. Ad C met betrekking tot het programma en de relatie met de verkeersdruk. In het Structuurplan Amsterdam Open Stad 1996 is aangegeven dat in de Zuidas extra ruimte wordt geboden voor nieuwe kantoorontwikkeling met een indicatieve omvang van 60.000 m2. In het Masterplan Zuidas is de voorwaarde vermeld dat hiervoor de bestaande aansluitingen van de Ringweg-zuid op het lokale wegennet bij de Amstelveenseweg en de Europaboulevard worden aangepast met extra opstel- en afrijstroken. Het plan voor de reconstructie van het bestaande World Trade Center (WTC) gaat uit van een toename van 23.000 m2 binnen de formule van het wereldhandelscentrum, waarvan circa 7000 m2 voorzieningen, en van 40.000 m2 voor de nieuwbouw op het Zuidplein volgens dezelfde formule, met aanvullend minimaal 2500 m2 voor publieksvoorzieningen. In totaal betreft het 65.500 m2 toevoeging. Van dit totaal is circa 56.000 m2 kantoorvloer. De verdeling is als volgt: - nieuwbouw kantoren en voorzieningen WTC maximaal. . . . . . . .40.000 m2; publieksvoorzieningen minimaal. . . . . . . . . . . . . . . . . 2.500 m2; _________ totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42.500 m2; - reconstructie WTC, toevoeging kantoorvloer. . . . . . . . . . .16.000 m2; toevoeging voorzieningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.000 m2; (minimaal 2500 m2 publieksvoorzieningen) _________ totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23.000 m2. De toevoeging van kantoorvloer tot hoogstens 56.000 m2 past binnen geldende beleidsdocumenten als het structuurplan (60.000 m2 indicatief is toegestaan), het Masterplan Zuidas (circa 39.200 m2 voor de nieuwbouw) en het Projectbesluit Zuidplein (40.000 m2 kantoorvloer in nieuwbouw, inclusief het nieuwe entreegebouw van het bestaande complex, met een marge van 30.000 à 50.000 m2 kantoorvloer). Het maximum van 50.000 m2 voor de nieuwbouw is in de voorschriften voor de nieuwbouw derhalve teruggebracht tot 40.000 m2, exclusief publieks- voorzieningen. Het intensiveren van het bestaande complex met extra vloer is verantwoord vanuit de opdracht stationslocaties optimaal te benutten en te streven naar intensief grondgebruik, zoals vastgelegd in het ruimtelijk beleid. Er worden voor de toevoeging van kantoorvloer geen extra parkeerplaatsen gerealiseerd boven de huidige 1200 plaatsen die zijn toegestaan op grond van het bestemmingsplan Prinses Irenestraat e.o. Hierdoor zal de bijbehorende verkeersdruk nauwelijks toenemen. Ad D/E met betrekking tot de hoogbouw. Mede naar aanleiding van de inspraakresultaten is de hoogbouweffectrap- portage opnieuw geredigeerd, waarbij meer nadruk is gelegd op de beleids- matige overwegingen en stedenbouwkundige opvattingen die ten grondslag liggen aan de keuze voor hoogbouw tot een hoogte van 104 meter. Zie voor de conclusie paragraaf 7 van deze toelichting, en voor het overige de hoogbouw- effectrapportage, die als bijlage bij dit bestemmingsplan is overgelegd. Ad F met betrekking tot het openbaar vervoer. Tijdelijk busstation. Voortschrijdend inzicht in de realisatie van het dokmodel leidt ertoe dat gewerkt wordt aan faseringsplannen waarbij de locatie Matthijs Vermeulenpad sneller in beeld komt als plek voor ondergrondse infrastructuur. Mede daarom is omgezien naar een andere locatie voor een tijdelijk busstation. Deze wordt voorgesteld op de huidige Strawinskylaan, in het zicht en binnen een loopafstand van 150 meter van het station. Deze locatie valt buiten dit bestemmingsplan. De locatie voor een definitief busstation is onderwerp van studie in het kader van de opzet van het station Zuid in relatie tot het dokmodel. People mover. Van het opnemen in de voorschriften van de mogelijkheid een people- moversysteem te realiseren is afgezien, omdat besluitvorming over een tracé op dit moment ontbreekt. Allereerst is een haalbaarheids- en tracéstudie noodzakelijk, op basis waarvan besluitvorming kan plaatsvinden. Ad G met betrekking tot de parkeernorm. Uitgangspunt is dat de toe te voegen kantoorvloer met 56.000 m2, waarvoor in principe de A-parkeernorm van één parkeerplaats per 250 m2 kantoorvloer geldt, zonder parkeerplaatsen wordt gerealiseerd. Er wordt gebruikgemaakt van het aantal parkeerplaatsen dat is vastgelegd in het bestemmingsplan Prinses Irenestraat e.o. voor het huidige WTC-complex. Dit aantal bedraagt 1200, waarvan 200 parkeerplaatsen voor park-and-ride-doeleinden. Als in de kelder(s) van de nieuwbouw van het WTC parkeerplaatsen worden gerealiseerd, wordt dit in mindering gebracht op de bestaande parkeergarage. De artikelen 4, lid 4, 5, lid 4, en 6, lid 6, zijn aangescherpt door het toevoegen van de zinsnede þen gebruiktþ, waarmee duidelijk is dat overschrijding van dit aantal zal leiden tot verboden gebruik in de zin van art. 9 (algemene gebruiksbepaling). Voorts zijn ambtshalve nog de volgende aanpassingen aan het concept- ontwerpbestemmingsplan aangebracht. * Met betrekking tot de plankaart. Bouwhoogte. Ten aanzien van de minimum- en maximumbouwhoogten in de bestemming BS II, het bestaande complex, is een meer gedetailleerde aanduiding opgenomen, zodat duidelijk wordt waar hogere en lagere bebouwing is toegestaan. Tevens zijn de maximale bouwhoogtes op de plankaart voor de bestaande bebouwing, reconstructie en nieuwbouw thans op hetzelfde uitgangspunt..TREFWOOR DEN: