Aan

het Dagelijks Bestuur van het
Regionaal Orgaan Amsterdam
Dam 3-7
1012 JS AMSTERDAM
23 april 1998

Onderwerp
Noord-Zuidlijn.

Geacht Bestuur,
Het Kabinet heeft onlangs besluiten genomen over de Noord-Zuidlijn. Uit de FES-middelen stelt het Kabinet f 816 miljoen beschikbaar voor het in het Vinexconvenant opgenomen gedeelte van dit project, namelijk het gedeelte tussen Amsterdam Zuid/WTC en Amsterdam Centraal Station. Tezamen met eerder gevoteerde middelen is voor dit deel van het project in totaal f 1350 miljoen beschikbaar. Deze reservering zal door mij na afronding van de planstudiefase, waarin onder meer het nut en noodzaak van de Noord-Zuidlijn adequaat moet zijn aangetoond, worden benut voor een beschikking, waarin een maximale, taakstellende subsidie zal worden verleend, die het bedrag ad f 1350 miljoen niet te boven gaat. Ik kan op dit moment geen garantie geven dat ten tijde van de komende kabinetsformatie middelen beschikbaar komen voor het resterende gedeelte naar Amsterdam Noord. Het besluitvormingsproces zal derhalve primair gericht zijn op het afgeven van een beschikking voor het convenantsgedeelte.
De Noord-Zuidlijn is reeds enige tijd in ontwikkeling. In dat kader zijn er contacten op ambtelijk niveau tussen de gemeente Amsterdam en mijn Ministerie met het oog op de procedure en voor de inhoud van een toekomstige aanvraag voor een subsidie op grond van de Wet infrastructuurfonds. Om het project voor een subsidie op grond van de Wet infrastructuurfonds in aanmerking te kunnen laten komen moet conform deze wet- en regelgeving een aanvraag daartoe door het Regionaal Orgaan Amsterdam worden ingediend. Om het project te kunnen beoordelen, is het nodig dat ik over de juiste informatie kan beschikken. Derhalve verzoek ik u het project bij indiening van de aanvraag te onderbouwen met de volgende documenten:
1. functioneel programma van eisen;
2. vervoerwaarde;
3. onderbouwing van het tracé;
4. volledige financiële raming en een gedegen uitwerking van het risicomanagement. Op basis van een analyse dient duidelijk te zijn welke risico's onderkend worden en hoe en tot welke mate die risico's worden beheerst en/of worden afgedekt;
5. projectontwerp, dat rekening dient te houden met een eventueel noodgedwongen gefaseerde aanleg, en technische onderbouwing;
6. verkenning naar toekomstige strategische waarde van het project in geval van doortrekking naar Purmerend, Schiphol en doortrekking naar beide.
Ik ga er van uit dat ik de documenten in de loop der tijd van u zal ontvangen, zoals dat inmiddels heeft plaats gevonden van de documenten sub 1 en sub 2, en niet uiteindelijk ten tijde van de indiening van de beschikkingsaanvraag. Dit is in het belang van een voorspoedig verloop van het besluitvormingstraject. Gelet op de complexiteit en de omvang van het project is een stapsgewijze beoordeling van de daarvoor in aanmerking komende onderdelen van de officiële aanvraag conform het spelregelkader van het MIT naar mijn mening de snelste en doeltreffendste wijze om te kunnen komen tot het formele moment, waarop het besluit wordt genomen. Deze zes documenten zullen helderheid brengen in de inhoud van het project en de beoordeling ten goede komen.
Daarnaast lijkt het me wenselijk - zoals voorgesteld door de bestuursdienst van de gemeente Amsterdam tijdens het ambtelijk overleg van 11 februari 1998 - een document in te dienen waarin de economische en planologische ontwikkelingen te Amsterdam op lange termijn worden beschreven in relatie tot de Noord-Zuidlijn. Dit document kan worden toegevoegd aan de reeks van de zes, bovenstaande documenten.
Met betrekking tot de documenten onder 1 en 2, die ik reeds heb ontvangen, merk ik op dat ik u mijn reactie hierop separaat zal doen toekomen.
Een afschrift van deze brief zal ik sturen aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

A. Jorritsma- Lebbink