Bron : Raad
Onderwerp : Raadsvergadering 28-10-98
Datum Raad : 28-10-98
Datum publikatie : 28-10-98
Avondzitting op woensdag 28 oktober 1998.
Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester; later drs. J.H. van der Aa,
wethouder.
Secretaris: mevr. drs. M. Sint.
De VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste vergadering
en stelt aan de orde de voortzetting van de behandeling van:
4
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 15 oktober 1998 tot
vaststelling van de begroting voor 1999 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 535,
blz. 3391) en bijlagen K en K').
De heer BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Het gaat goed met ons Amsterdam,
moneywise gesproken althans. Nu is geld zelf nooit een probleem; geld is er,
het zit alleen meestal in de verkeerde portemonnee.
De begroting ziet er in grote lijnen goed uit. Het College krijgt onze
steun als het gaat om het steunen van kwetsbare wijken en groepen. Het
opstellen van een sociaal structuurplan beoordelen wij positief en zien wij
hoopvol tegemoet.
Ook zaken als het opknappen van bedrijfsterreinen hebben onze instemming.
Dit is goed voor de reguliere werkgelegenheid en vanuit milieuoogpunt gezien
ook te prefereren boven het uitgeven van groene gebieden die vervolgens als
groengebied verloren gaan en bovendien vaak vervuilen als gevolg van
bedrijfsactiviteiten.
Mensen met een uitkering mogen meer bijverdienen, thuis- en daklozen
krijgen extra hulp en er komt schuldhulpverlening. Ook de Gemeentelijke
Sociale Dienst gaat het voor haar cliënten gemakkelijker maken. Huisuitzet-
tingen zullen als het aan het College ligt niet meer automatisch tot
dakloosheid leiden. Er komt ruim 4 miljoen gulden voor taallessen voor
migranten, waarbij de "oudkomer" een nieuwe kans krijgt. Ouderen kunnen meer
hulp krijgen door de uitbreiding van ouderenadviseurs. Dat zijn zaken die de
SP-fractie volledig ondersteunt.
Er wordt meer geld uitgetrokken voor sport voor jongeren. Met name
allochtone jongeren nemen steeds minder deel aan sport, een ontwikkeling die
wij willen keren. Liever meer sportplekken dan hangplekken. Het College wil
een kortingsbeleid ontwikkelen voor sportbeoefening door jongeren uit
gezinnen met lage inkomens. Dat vinden wij uitstekend, met de kanttekening
dat het diezelfde overheid is geweest die het jarenlang de sportclubs, vooral
financieel, moeilijk heeft gemaakt.
Ook is er kritiek van de SP-fractie op de gemeentelijke belastingen. Ge-
meentelijke belastingen snijden altijd het diepst in het vlees van de mensen
met de laagste inkomens. Zelfs een geringe verhoging van 2,5% is wat de SP
betreft 2,5% te veel. Hiermee worden immers de inkomensverschillen, weliswaar
op geringe wijze, vergroot. Wat ons betreft is nul procent meer dan genoeg.
Het spijt mij voor de heer Hemmes, maar wij zullen hierover een amendement
indienen.
Een ander punt van kritiek is de wel heel magere doelstelling die het
College heeft om 1000 van de ruim 12.000 bestaande additionele banen om te
zetten in een reguliere baan. Bovendien stelt het College voor om nog eens
3500 mensen toe te voegen aan het legertje werknemers met een additionele
baan. De tijd is rijp om af te rekenen met het gesubsidieerde baantje. Vele
vacatures in de horeca en het midden- en kleinbedrijf waarvoor weinig oplei-
ding is vereist, zijn niet te vervullen. Gooi het roer nu maar eens om,
College; geen nieuwe gesubsidieerde banen meer, maar reguliere banen. Ook
hierover zullen wij een motie indienen.
Dat het College eindelijk toegeeft dat de verslaafde prostituees niets
van de hulpverlening hoeven te verwachten is op zichzelf mooi. Tegelijk geeft
het echter aan dat er sinds de instelling van de tippelzone aan de Theemsweg,
nu bijna vier jaar geleden, niets voor deze kwetsbare groep is gedaan, en dat
terwijl mijn fractie dit bij elke evaluatie aan de orde stelde. De
voorstellen die nu worden gedaan, komen vier jaar te laat.
Wat moeten wij van de verhoging van de parkeerkosten met een kwartje zeg-
gen? Recentelijk heeft deze Raad een meevaller in de parkeeropbrengsten ver-
deeld. Door het falen van de Dienst Stadstoezicht zijn er zelfs grote
bedragen in de zakken van de maffia terechtgekomen. In dat licht bezien, is
een verhoging van een kwartje nogal wrang. Sterker nog, het zou eerder
aanleiding moeten zijn om er een kwartje af te halen dan er een kwartje bij
te doen. Ook hierover hebben wij een amendement opgesteld.
Tot slot noem ik het Stadsvernieuwingsfonds. Al enkele jaren worden
miljoenen in dit fonds niet tot de laatste cent uitgegeven. Onderbesteding
lijkt de "middle name" van dit fonds. Met andere woorden, al jaren worden er
planningsfouten gemaakt met dit fonds, dat zo belangrijk is voor een stad als
Amsterdam. Ook dit jaar blijft potentiële capaciteit op de plank liggen. In
dit licht bezien is het voornemen om het komende jaar een verbetering van de
planning en control van het fonds uit te voeren niet echt geruststellend,
tenzij dit moet leiden tot, bijvoorbeeld, een halfjaarlijkse bijstelling van
het fonds door de Gemeenteraad. Misschien kan de wethouder hierover
verduidelijking geven. De aangekondigde motie en amendementen dien ik hierbij
in.
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
25ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Bakker, mevr. Alberts en
Paquay tot het niet verhogen van de gemeentelijke belastingen in 1999
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 568, blz. 3735).
26ø Motie van 28 oktober 1998 van de raadsleden Bakker, mevr. Alberts en
Paquay inzake het creëren van reguliere banen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 569,
blz. 3736).
27ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Bakker, mevr. Alberts en
Paquay tot verlaging van de parkeertarieven in de binnenstad (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 570, blz. 3736).
De motie/amendementen worden voldoende ondersteund en terstond in behan-
deling genomen.
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Er is hoop. Zoiets zegt men
niet als de situatie niet ernstig is. Voordat ik echter iets over de algemene
politiek zeg, kom ik eerst bij de financiën, met een korte financiële
beschouwing getiteld: "Er is een hoop geld".
Het CDA steunt het besluit om de Raad door een nieuwe begrotingscyclus en
een inzichtelijke presentatie meer grip op de verdeling van de gelden te
geven. Het effect is echter nog marginaal en cosmetisch. De structurele
ruimte blijft nihil. Echte discussie zullen wij daarover het volgend voorjaar
voeren. Het CDA weet echter welke kant het op wil. Wij zullen nu alvast
beginnen met enig ontschotten uit het al eerder genoemde
Stadsvernieuwingsfonds. Daarmee doen wij boter bij de vis die ook al door
andere sprekers is opgediend. Wij rekenen dan ook op hun steun, want mooie
woorden alleen veranderen natuurlijk niets.
Dat was onze financiële beschouwing, nu kom ik tot de algemene
beschouwingen. Als het oude Rome in gevaar was, stelden de Romeinen de senaat
buiten werking en benoemden zij een dictator. Daaraan moest ik denken toen ik
in de krant las dat VVD-fractievoorzitter Houterman vindt dat de Burgemeester
meer initiatief moet nemen om een einde te maken aan het eindeloze gekissebis
van dit College, dat verhindert dat het tot besluiten komt in politiek
gevoelige kwesties. Met dit voorstel geeft de VVD-fractie niet alleen haar
eigen wethouders een brevet van onvermogen, maar ook het College als geheel.
De vraag is: waarom stapt de VVD niet gewoon uit dit College als zij slag op
slag verliest? Als de VVD dat niet doet, bij gebrek aan slagkracht, is de
Burgemeester dan inderdaad van plan in te grijpen?
De heer Houterman heeft namelijk wel gelijk dat dit College breed is,
maar niet slagvaardig. De PvdA troont in het midden, maar een krachtig
uitgedragen visie op de toekomst van onze stad biedt zij niet. De PvdA stuurt
achter de schermen, zoals de heer Paquay ook al opmerkte. Zo heeft olifant
PvdA muis D66 inmiddels gestampt; van D66 horen of zien wij niets in dit
College. Nee, dan GroenLinks en de VVD, dat zijn echt de smaakmakers. Als het
College één stap zet, struikelt het linkerbeen prompt over het rechterbeen.
Dit College heeft benen als het wapen van Amsterdam. Dat is nog eens iets
anders dan x-benen! Het eerste halfjaar is een rij van incidenten.
"Werk, werk, werk" was het motto van het vorige College. WIW is het motto
van dit College: "Wie Is Wethouder Werk?" Pas in oktober legt het College een
uitwerking van de portefeuilleverdeling aan de Raad voor. Dat noem ik porte-
feuilleverdeeldheid; dat is zonde. Er is nog steeds een harde kern van
werkloze Amsterdammers die niet door de markt geholpen wordt. Zal dit College
nog toekomen aan eensgezindheid op het terrein van de
werkloosheidsbestrijding?
Ik kom bij het tweede incident. Het College staat toe dat A2000 alle
Amerikaanse zenders uit het kabelpakket van onze internationale zakenstad en
Teleport haalt. Het enige dat wij er nog van horen is kabaal uit een vechtend
College. Wethouder mevr. Van der Giessen kondigt aan, dat zij buiten het
College steun zoekt voor een oplossing. Zal in het jaar 2000 wethouder mevr.
Van der Giessen als enige nog onvrijwillig door de stad zwerven, op zoek naar
een oplossing voor CNN?
Het College verwelkomt de Gay Games, maar let zo weinig op zijn zaak, dat
Amsterdam er 5 miljoen gulden bij inschiet. Inmiddels korten wij op ambtena-
ren, wijzen wij talloze subsidieverzoeken van bescheiden maatschappelijke
organisaties af en verhoogt dit College voor het eerst in jaren de lasten
voor de burger, tegen de verkiezingsbelofte van de VVD in!
Na dertien jaar vertraging vraagt het College op instigatie van
GroenLinks nadere studie over de Coentunnel. Daarmee verklaarde het het
zakenleven èn het ROA de oorlog. De CDA-fractie begrijpt dat het College de
Noord-Zuidlijn wil - dat willen wij ook - maar niet dat het de indruk wekt
dat de Coentunnel ineens minder belangrijk is en helemaal niet dat het
kennelijk meent, daar met de regio en het zakenleven niet over te hoeven
spreken. De helft van de Amsterdammers woont of werkt in de regio. Gelukkig
is wethouder Köhler inmiddels bijgedraaid van zijn verkeerde milieubeleid,
maar wat wil dit College nu eigenlijk met de regio?
Er zijn veel te veel fraudegevallen in diverse diensten. Het is niet vol-
doende dat zulke gevallen worden opgemerkt, zeker niet als het publiek de
indruk krijgt dat de criminele ambtenaren er vaak met een sisser af komen.
Naarmate er meer gevallen voorkomen, moet het College actiever, zelfs proac-
tiever, optreden om verdere schade te voorkomen. Het nieuwste schandaal met
de parkeer-automaten ligt voor de Amsterdammer in dezelfde sfeer.
Parkeerautomaten mogen net zo min lek zijn als ambtenaren. Als 5% van de
parkeerautomaten lek is, moet de wethouder niet zeggen, dat hij ze eens per
dag gaat legen in plaats van een keer per twee weken, maar moet hij ze
onmiddellijk buiten dienst stellen. Amsterdammers behoeven de zakken van
criminelen niet te vullen.
De heer Houterman van de VVD heeft in de pers gesuggereerd, het betaald
parkeren dan maar onmiddellijk af te schaffen. Men denkt dan: de VVD heeft
het over parkeren, daar komt weer niets van terecht. Daarom dienen wij een
motie in om de lekke parkeerautomaten buiten werking te stellen totdat zij
kunnen worden vervangen.
In Overtoomse Veld breekt de pleuris uit omdat de Politie eindelijk op-
treedt tegen de overlast van rondhangende jongeren. Gelukkig constateert de
Commissie-Lankhorst dat de Politie een compliment verdient, maar dat juist de
politiek de jeugd, en de buurt, jarenlang heeft laten afglijden. Daar ligt
ons grootste probleem. Wij vinden het niet erg dat wethouder Van der Aa een
keer pizza eet en voetbal kijkt met de raddraaiers, maar wat gaat het College
nu structureel doen om problemen te voorkomen? Gaat men de inwoners van
Overtoomse Veld en andere Amsterdamse buurten uitnodigen om
verantwoordelijkheid te nemen in onze samenleving? Hoe wil men de taken
hierbij verdelen met de stadsdeelraden? Dit College zou toch vooral samen met
de stadsdelen werken aan investeringen in de sociale infrastructuur. Wil
mevr. Belliot nu van Amsterdam los, omdat Zuidoost zich een stiefkindje
voelt? Is het niet vreemd, dat het College miljarden in de herbouw van de
Bijlmer stopt, maar dat het stadsdeel het welzijnswerk kort, dat
zelforganisaties er nog steeds nauwelijks aan bod komen en dat er miljoenen
guldens aan Europese gelden voor sociale projecten blijven liggen bij gebrek
aan plannen?
Dit College investeert te weinig in sociale infrastructuur. Een PvdA-wet-
houder in dit College pot geld op voor investeringen in steen. In het Stads-
vernieuwingsfonds zit zoveel geld, dat men het nauwelijks kwijt kan, maar het
sociaal structuurplan blijft een bloedeloze schim. Het CDA vindt dat uit het
Stadsvernieuwingsfonds ook sociaal cement voor deze stad betaald moet worden.
Wij vragen de Raad, daar bij deze begroting 25 miljoen gulden voor uit te
trekken. Misschien kunnen wij daar in Europa nog eenzelfde bedrag bij
krijgen, dat anders blijft liggen.
Vergroting van de betrokkenheid van allochtone Amsterdammers is zeer be-
langrijk voor de versterking van het sociale weefsel van deze stad. Om
hieraan concreet invulling te geven, wil de CDA-fractie 5 miljoen gulden
besteden aan het stimuleren van de betrokkenheid van zelforganisaties in de
stad. Het tweede doel waarvoor wij 5 miljoen gulden willen uittrekken, is het
creëren van meer sportvoorzieningen voor jongeren. Hierover dien ik twee
amendementen in.
De veiligheid op straat is prioriteit nummer één voor de Amsterdammer,
maar kennelijk niet voor het College. De kleine kern van criminele jongeren
in Overtoomse Veld en andere stadsdelen wordt nog steeds niet aangepakt,
omdat het College bang is voor onrust. De criminaliteit van drugsbendes in
stadsdelen zoals Zeeburg wordt nauwelijks bestreden en kan zich rustig verder
invreten in het sociale leven. Dat een onderzoek uitwijst, dat in Amsterdam
meer moorden worden gepleegd dan in de meeste andere Europese steden tellen
wij niet mee, omdat het buitenlandse drugsbendes zijn die elkaar afslachten.
Overlast-bestrijding is nog steeds incidentenbeleid. Het Centraal Station
heeft in plaats van de beloofde permanente politiepost nu 's avonds twee
dichte ingangen voor de reizigers! En de overlast heeft zich verspreid naar
de binnenstad.
De Politie heeft niet genoeg mensen om overal tegelijk te zijn. Extra
inzet wordt altijd tijdelijk ergens anders weggehaald; incidentenbeleid dus,
achter de zaken aanlopen. De CDA-fractie wil, dat de Raad 10 miljoen gulden
uit het Stadsvernieuwingsfonds uitrekt voor extra investeringen in veiligheid
in buurten en in uitgaansgebieden. Wat ons betreft mag dat in de posten voor
de buurtregisseurs, waarvoor het College te weinig geld uittrekt en waarover
de hoofdcommissaris heeft gesproken, maar buurten moeten zelf ook met veilig-
heidsknelpunten kunnen komen die verholpen moeten worden. Op dit punt zal ik
een amendement indienen.
De hoofdcommissaris zegt, dat wij het wat de politiesterkte betreft met
de beperkte middelen moeten doen die wij hebben en dat dat ook kan. Als alle
ervaren agenten echter weglopen omdat zij ergens anders beter kunnen wonen,
kan het natuurlijk niet. Wat doet het College daar nu aan? Wij willen dat de
Raad 5 miljoen gulden uittrekt voor dienstwoningen in het middensegment van
de bouwmarkt. Dat kunnen ook koopwoningen zijn met een antispeculatiebeding.
Ook hierover hebben wij een amendement.
In plaats van dat men er in de driehoek met deze beperkte capaciteit een-
drachtig aan werkt om de overlast op straat en de onveiligheid te bestrijden,
loopt het Openbaar Ministerie consequent door het openbare-ordebeleid van
Burgemeester en hoofdcommissaris heen, omdat ieder zijn eigen prioriteiten
stelt. Wij vinden het treurig als het College in de achterkamer ruzies uit-
vecht, waar de Gemeenteraad open over politieke zaken zou moeten spreken. Wij
vinden het echter onduldbaar wanneer drie heren die voor de veiligheid van
deze stad verantwoordelijk zijn er in de driehoek een potje van maken. Omdat
wij de heer Vrakking tot onze spijt niet kunnen aanspreken, spreken wij de
Burgemeester daarop als korpsbeheerder aan. Het gaat er niet om dat hij zaken
in de doofpot stopt, zodat alles koek en ei lijkt, maar dat hij met de hoofd-
officier van Justitie en de hoofdcommissaris van Politie zorgt dat Amsterdam
krijgt wat nodig is om de veiligheid van de Amsterdammers te verzekeren.
Wij begrijpen inmiddels waarom deze coalitie de regenboogcoalitie heet.
Als dit College zo doorgaat, zinkt Amsterdam nog voor het millenniumprobleem
weg in bestuurlijke chaos. Alleen de belofte van God aan Noach dat de wereld
niet meer aan de zondvloed ten onder zal gaan, biedt Mokum nog hoop. De naam
regenboogcoalitie is daarnaar waarschijnlijk een verwijzing. Er is dus nog
hoop, maar dan moet men wel spijkers met koppen slaan, in plaats van
voortdurend met de koppen tegenover elkaar te staan.
Voor het CDA gaat het om het volgende. De Politie moet snel op zijn
normale sterkte komen. Als het niet gewoon kan, dan maar met noodmaatregelen
zoals dienstwoningen of bijstand van de marechaussee. De criminaliteit in
buurten moet consequent worden aangepakt. Jongeren moeten leren dat het niet
stoer en ook niet nodig is om met wapens rond te lopen. En het College moet
eendrachtig, met de stadsdelen samen, een sociaal plan voor de stadsdelen
maken, waarin ook buurten, zelforganisaties en jongeren gestimuleerd worden
om zelf verantwoordelijkheid te nemen.
Ik zou nog uren door kunnen gaan. Wij beperken ons echter graag tot kern-
punten. Wij hopen dat het College aan deze kernpunten gaat werken. Tenslotte
dien ik de aangekondigde moties en amendementen in.
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
28ø Motie van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en Niamut
inzake dienstwoningen voor politieagenten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 571, blz.
3737).
29ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en
Niamut inzake versterking van het veiligheidsbeleid uit het Stadsver-
nieuwingsfonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 572, blz. 3738).
30ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en
Niamut tot toevoeging van 5 miljoen gulden aan het Sportaccommodatie-fonds
uit het Stadsvernieuwingsfonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 573, blz. 3739).
31ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en
Niamut inzake de toerusting van allochtone organisaties (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 574, blz. 3740).
32ø Motie van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en Niamut tot
het buiten werking stellen van ondeugdelijke parkeerautomaten (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 575, blz. 3741).
De moties/amendementen worden voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Is het waar, dat platte seks
de kern van de samenleving is geworden? Het lijkt erop in Amsterdam. Is lles
te koop in Amsterdam? Alle activiteiten in de stad worden steeds meer in
economische termen vertaald en dan lijkt het erop dat alles verhandelbaar is.
Amsterdam, centrum van handel. Amsterdam in de uitverkoop, daar leidt de
neo-liberale visie toe, vinden wij. Niet kwantificeerbare rijkdommen worden
in harde cijfers uitgedrukt. Winst- en verliesrekeningen bepalen wat de
uitkomst moet zijn van beslissingen over de "producten" zorg, cultuur,
milieu, gezondheid en sociale zaken. Er wordt gesproken over contracten
sluiten met kwetsbare groepen, over steeds meer privatiseren, over "koppeling
van middelen aan kwantificeerbare taakstellingen en zichtbare resultaten".
Stoere taal dus, waardoor de kwaliteit van het leven van veel Amsterdammers
uit het zicht verdwijnt.
Amsterdam Anders/De Groenen wil het anders. De mens is er niet voor de
economie, de economie is er voor de mens. Het gaat niet alleen om kwantiteit,
maar vooral om kwaliteit. Niet alleen om méér banen, maar vooral ook om
zinvol werk. Een sociaal structuurplan kan meer mensen naar de arbeidsmarkt
leiden, maar moet vooral ook zorgen voor een beter milieu, voor betere zorg
voor ouderen, betere kinderopvang. De gemeente Amsterdam moet haar beperkte
middelen inzetten voor een kwalitatief betere stad. Daarop hopen wij en niet
zozeer op een hoop geld.
Is sex de kern van de samenleving? Het tumult rond de tippelzone - die
weliswaar niet door de beoogde doelgroep gebruikt wordt, maar waar de auto's
van de hoerenrijders wel in een file staan - is nog niet verstomd of wij
zitten alweer in een debat over het onopgeloste probleem van de tippelprosti-
tutie rond het Centraal Station. Op AT5 zien wij ondertussen de dagelijkse
stormloop op de Wallen en het uitdijende probleem, dat in gewone cafés in de
binnenstad seksuele standjes op de toog worden geleverd aan een zich
vergapend publiek. "Sex is de Real Thing van de ontideologiseerde zingeving
geworden", stelt dr. Hans Boutellier, gepromoveerd op "Criminaliteit en
publieke moraal" aan de VU, in Trouw. "We bouwen onze identiteiten rond de
behoefte aan intimiteit, bij voorkeur gedefinieerd in seksuele termen. We
knutselen aan onze lichamen, hebben pillen voor erecties en voor anti-
conceptie. We hebben vrije toegang tot pornografie en parenclubs",
constateert Boutellier en de conclusie die hij daaraan verbindt luidt: "Sex
is uitgegroeid tot de core business van de liberale samenleving."
Deze core business heeft echter, hoeveel guldens er in deze stad ook door
rollen, een negatief effect op de menselijke verhoudingen. De Amsterdamse
Politie stelt dat vier op de vijf hoeren op de Wallen slachtoffer van inter-
nationale vrouwenhandel is. Het zijn vrouwen die onder valse voorwendsels de
stad zijn binnengelokt en vaak schulden hebben omdat zij de handelaren moeten
terugbetalen voor een vals paspoort en de reis naar Nederland. Volgens
commissaris Eeken zijn er altijd "beschermers" in de buurt, die ervoor zorgen
dat zij vrijwel nooit geld hebben, hoewel zij per dag fl 500 tot fl 1000
verdienen. Weten hoerenlopers dat zij hoogstwaarschijnlijk te maken hebben
met slachtoffers van vrouwenhandel?
De verslaafde tippelprostituees rond het CS zijn in feite geen
prostituees, maar verslaafden, die verdienen aan het door Boutellier
gesignaleerde negatieve effect van wat hij noemt "hyperseksualiteit". "De
ander wordt door de geïndividualiseerde burger vooral als instrument ter
bevrediging van de eigen lusten gezien." Het gevolg van onvermogen in de
kunst van de liefde is de uitbuiting van treurige mensen: zeven op de tien
verslaafde prostituees zijn met aids besmet. Wij kunnen ons afvragen of
hoerenlopen alleen een mannenziekte is. De Amsterdamse psychiater Louis Tas
denkt daar anders over, en met reden. In een recent interview in NRC
Handelsblad zegt hij: "Je kunt naar de hoeren gaan beschouwen als een vorm
van koopziekte. Daar lijden vrouwen ook aan." Sinds kort woon ik aan de
Ruysdaelkade, die al sinds lang een aanlegplaats voor betaalde seks is. In de
korte tijd dat ik er woon, hebben wij het aantal rode lichten al zien
uitbreiden, en ook dat er zich achter de ramen regelmatig vechtpartijen
afspelen. Mijn dochtertje van acht laat ik voor de zekerheid maar niet op
straat spelen. Terecht zegt Boutellier, dat de bescherming van kwetsbare
groepen en vooral van jongeren richting moet geven aan deze discussie.
Kinderen, verslaafden, werklozen en zieken zijn de duidelijkst aanwijsbare
groepen, die lijden onder het nieuwe verschijnsel van seks als de economische
en psycholo-gische kern van de samenleving.
Wat kan de gemeente doen? Wij stellen voor, dat de betaalde liefde - net
zoals alle andere bedrijfstakken - belast gaat worden, in verder gaande mate
dan nu het geval is. Er moet een voorlichtingscampagne worden gehouden onder
alle illegale prostituees, dat zij onderwijs kunnen volgen, zeker gedurende
de periode waarin zij bereid zijn om te getuigen tegen vrouwenhandelaren.
Verder kan de gemeente aandringen op de invoering van een verbod op reclame
voor prostitutie. Vanochtend stond in de krant, dat er in Nederland door de
politie een schoon-schipactie wordt gehouden in de prostitutiebranche,
vooruitlopend op de afschaffing van het bordeelverbod, maar dat dat in
Amsterdam nu juist niet gebeurt. De reden daarvoor zou zijn, dat dit in
Amsterdam al niet meer nodig is. Dat lijkt mij niet voldoende als verklaring.
Ik wil graag weten wat de Burgemeester hiervan vindt. Als seks in Amsterdam
een z¢ agressieve verschijningsvorm heeft, in de vorm van prostitutie of
opdringerige televisieporno, dan m g het niet zo zijn dat seks de ware kern
van de samenleving is. Want deze verschijningsvorm van seksualiteit is
afbrekend.
De samenhang die nog in de maatschappij aanwezig is, is daarentegen het
resultaat van de inzet voor menselijke waarden zoals gemeenschapszin, intimi-
teit, eerlijkheid, openheid voor een ander en conflictbeheersing. Het zijn
die waarden, die wij vanouds plegen samen te vatten met het woord liefde.
Natuurlijk heeft seksualiteit daarin ook een plaats, maar niet losgekoppeld
van de menselijke waarden. Wie voor mensenrechten opkomt, dient
vanzelfsprekend ook het oog op de bloei van de menselijke waarden gevestigd
te houden. Wij mogen er onze ogen niet voor sluiten, dat de menselijke
waarden ook in Amsterdam onder druk staan van een te ver doorgevoerde
overheersing van economische waarden in het dagelijks leven. Die hebben niet
alleen tot gevolg dat de lucht bezwangerd is met vliegtuiglawaai, er op
straat niet meer gevoetbald kan worden door de auto, maar ook dat kinderen te
pas en te onpas met harde seks geconfronteerd worden en dat vrouwen uit arme
landen verkocht worden om hier aan het raam te zitten.
Omdat naar ons idee ook scholen een taak hebben in de opvoeding tot
menselijke waarden, hebben wij een jaar geleden het plan geopperd, dat liefde
en vorming in menselijke relaties op school zouden moeten worden onderwezen.
Er zijn nu scholen die daarmee proeven doen. Bovendien is er de reactie
gekomen van het kamerlid Oudkerk, die voorstelt op school een nieuw vak in te
voeren, dat hij "leren leven" noemt. Hij zegt daarvan: "Omgaan met
conflicten, gemeenschapszin, omgaan met kinderen uit andere culturen, dat
moeten concrete en vooral begeerde vakken worden." Terecht voegt hij eraan
toe, dat intimiteit ook moet worden geleerd. In onze werkgroep Kunst van de
liefde kwamen wij erop, dat het heel goed zou zijn als kinderen op de
middelbare school eigentijdse familiedrama's zouden leren te doordenken en
doorvoelen. Zo zouden andere kinderen opstellen kunnen maken over de rol die
zij zouden spelen in de driehoek Clinton-Lewinsky-Hillary, in de trant van
"hoe zou jij je opstellen als je de president van de Verenigde Staten was en
als je ervan werd beschuldigd een ongepaste verhouding te hebben? Of als je
zijn minnares was? Of als je de echtgenote was, en je van alle kanten hoorde
dat je man seksuele spelletjes doet met een ander, en daarbij sigaren niet
uit de weg gaat?"
(De heer PIERSMA: Wie is er nu eigenlijk geobsedeerd door seks?)
Dat zullen wij zien. Betaalde seks dient niet de kern van de samenleving
te zijn, maar veeleer de menselijke waarde ofwel de liefde. Is het niet,
zoals Dante heeft gezegd, "de liefde die de zon en de sterren doet bewegen"?
Gezien de toenemende belangstelling binnen en buiten het onderwijs stellen
wij voor, dat het College alsnog initiatieven onderneemt om de door ons
voorgestelde vernieuwingen in het onderwijsprogramma te ondersteunen. Ik neem
aan, dat wij daarbij op de steun van de PvdA mogen rekenen, vanwege de
geestverwantschap van de heer Piersma met de heer Oudkerk.
(De heer PIERSMA: Wel op mijn sympathie!)
Economische exploitatie ten koste van de leefbaarheid doet zich niet
alleen rond seks voor. Door de groei van Schiphol dreigt er ten zuiden en
westen van de stad een onbewoonbare zone te ontstaan. De discussie over
Kosten-eenheden, geluidscontouren - niet te verwarren met geluidszones -
passagiersaantallen enz. is ook voor de meeste politici, laat staan voor
burgers, niet meer te volgen. Het Amsterdamse Bos is een gebied geworden waar
men tussen de Kosten-eenheden door moet wandelen. In een zogenaamde "letter
of intent" is - blijkbaar in het Engels - tussen de gemeente en de luchthaven
afgesproken, dat niet meer dan 1% van de vluchten over de stad mag gaan, maar
al jaren wordt die ene procent overschreden. Wethouder Groen dreigde kort
geleden nog met een kort geding als Schiphol de 1%-grens blijft
overschrijden, maar in de laatste commissievergadering, over de
voortgangsrapportage Schiphol, antwoordde deze vertegenwoordiger van het
College, dat hij het niet meer wist, aangezien hij vanuit de provincie onder
druk wordt gezet om die hele letter of intent maar te vergeten. Onze fractie
meent, dat de leefbaarheid van de stad moet worden verdedigd door de
bedrijfsvoering van Schiphol veel meer op het milieu te richten. Een verbod
op korte-afstandsvluchten van minder dan 600 kilometer is onvermijdelijk.
Hogere tarieven voor transferpassagiers - op dit moment bijna de helft - zijn
eveneens nodig, want die passagiers brengen minder geld naar Amsterdam en
omgeving, terwijl zij met hun luidruchtige aankomstgroet en afscheidsronk
voor veel overlast zorgen. Landingen van transferpassagiers zijn
gesubsidieerd. Over de hele linie zouden er hogere tarieven voor het vliegen
moeten worden ingevoerd. De Vereniging Milieudefensie heeft daarvoor een
prima zespuntenprogramma opgesteld. Als men dat leest, dringt zich de
gedachte op, dat Schiphol eigenlijk maar als een normaal bedrijf zou moeten
worden behandeld om een enorme verbetering voor het milieu te verkrijgen, met
normale belastingen op brandstof en het normaal nakomen van gemaakte
afspraken. Een van de kleine zaken die de gemeente al direct helemaal
zelfstandig kan doen, is het invoeren van een vrijwillige vliegtax.
Dat houdt
in, dat alle vliegreizen die in dienst van de gemeente worden gemaakt door
ons worden belast met het opzij leggen van een percentage van de gemaakte
kosten. Uit het potje dat als gevolg van deze vrijwillige vliegtax ontstaat,
kunnen wij vervolgens compensatie bieden voor de aangerichte schade door
duurzame en schone energie in toepassing te brengen. Uit één jaaropbrengst
vrijwillige vliegtax bij de gemeente zouden wij bijvoorbeeld gemakkelijk
zonnepanelen op het dak van dit gebouw kunnen installeren. Wij stellen dus
het College voor, een vliegtax in te voeren, waarvan de opbrengsten zullen
worden gebruikt voor toepassingen van duurzame en schone energie.
De functie van Schiphol voor de werkgelegenheid van Amsterdam wordt zwaar
overschat. Uit Zuidoost werken nu minder mensen op Schiphol dan voorheen. Wel
krijgen zij in toenemende mate te maken met lawaai, luchtvervuiling en onvei-
ligheid, ondanks jarenlange beloften om het lawaai in de hand te houden door
geluidsarme toestellen en andere routes. Pas nu is aan het licht gekomen, dat
het neergestorte toestel van El Al inderdaad gevaarlijke stoffen bevatte voor
militaire doeleinden, zoals het zwartboek van De Groenen in Zuidoost al vijf
jaar geleden had vastgesteld.
Wij vragen dus van het College een veel resolutere koers om de overlast
van Schiphol te beperken en een economisch beleid te kiezen dat de stad
minder afhankelijk maakt van de groei van de gangbare luchtvaart.
Intimiteit moet worden gekoesterd, en het stadslichaam zelf moet daartoe
uitnodigen. Daarom is groen zo belangrijk als biotoop voor romances.
(De heer HUFFNAGEL: Dat is het eerste waarvan ik denk dat het mis-
schien wel waar is dat Groen belangrijk is als biotroop voor
romances.)
Immers, zoals de sprookjes de wereld uit gaan wanneer de bossen
verdwijnen, zouden de vriendschap en de liefde een knauw krijgen wanneer de
stad slechts uit asfalt en beton bestond. Tien jaar geleden heeft onze
fractie een nota ingediend om de kapvergunning aan te scherpen en
bijvoorbeeld te voorzien van een plicht tot heraanplant. Het resultaat was,
dat er een lijst met monumentale bomen zou komen, met een eigen fonds. Op dit
moment moeten wij echter constateren, dat van deze fraaie toezegging van het
College - die ik wethouder Ten Have nog hoor uitspreken, destijds met gejuich
binnengehaald door de Raad - helemaal niets is gerealiseerd. Wij vragen het
College waar die lijst met monumentale bomen is en welke bomen erop staan.
In onze stad worden nog steeds te veel bomen gekapt. Ik denk nu niet
alleen aan de ramp in Ruigoord, die duizenden bomen treft, maar ook aan de
illegale tuinuitbreidingen in Noord. Daar heeft het stadsdeelbestuur
goedgevonden, dat velen hun tuin uitbreiden met stukken openbaar groen waarop
bomen staan. Daarna wordt er door de particuliere beheerders veelal gekapt,
zonder dat er sprake is van een kapvergunning. Die manier van werken is ook
ons College niet geheel onbekend. Ik denk aan de kap van de bomen in de tuin
van de voormalige Boerhaavekliniek aan het Museumplein.
(Wethouder STADIG: Dat was vanwege bodemverontreiniging, weet u nog?)
Ja, dat is een andere smoes geweest, maar u weet precies wat ik bedoel.
Op dit moment knappen de bomen in het Vondelpark af als luciferhoutjes. Dat
komt niet alleen doordat het stormt, maar doordat er al jarenlang een gebrek
aan onderhoud is aan het Vondelpark en het openbaar groen daar verwaarloosd
is. Wij constateren, dat de zorg voor de bomen nog steeds niet is zoals die
zou moeten zijn. Op dit moment bevinden de bomen aan de Overtoom en het groen
in de Schinkelzone zich in de vuurlinie. De De Brettenzone wordt bedreigd
door de N200. Voor recreatie in de Oeverlanden moeten vele bomen worden
geveld om het gebied zogenaamd op te waarderen. De waarde van het bestaande
groen - zeldzame, wilde natuur - delft het onderspit. Wat is er trouwens
terechtgekomen van de motie van onze fractie om de stad zoveel mogelijk te
voorzien van klimop, die twee jaar geleden door de Raad werd aangenomen? Het
is bij één enkel muurtje gebleven. Dat had dus net zo goed het werk van een
particulier kunnen zijn. Van de gemeente verwachten wij een structurele
uitvoering van die motie en aanplant van klimop, omdat graffiti nog altijd
door heel veel mensen, en ook door ons, als zeer storend wordt ervaren.
Wij waarderen het, dat het College voor het eerst komt met het plan om de
ecologische voetafdruk van de stad te onderzoeken. Dat is wel zo netjes, nu
de stad reuzenvoetafdrukken in het westen en in het IJmeer zet. Er zijn vele
mogelijkheden om de ecologische voetafdruk te verkleinen, bijvoorbeeld door
minder gif te gebruiken in het straatgroen. Wij kunnen ook heel goed biolo-
gisch geteelde bloembollen gebruiken, in plaats van met gif verbouwde. Dat
zou ook het Noordhollandse milieu, waar die bollen worden geteeld, ten goede
komen.
Wij juichen de constructieve inzet van het College op het punt van inten-
sief ruimtegebruik van harte toe. Fantasievolle plannen voor multifunctioneel
gebruik van grond, zoals in de Zuidas voor sportvelden, kunnen worden aange-
pakt.
Klap op de vuurpijl vinden wij natuurlijk de onderzoeksplannen die nu in
de begroting te vinden zijn voor het overbouwen van de A10, dat nu kan delen
in een pot van 75 miljoen gulden. Wij vinden het een prijsvraag waard om de
overbouwingsmogelijkheden optimaal te kunnen benutten.
Ondanks alle goede intenties vrezen wij, dat het openbaar vervoer in Am-
sterdam nog minder dienstverlening zal leveren. Het Kabinet heeft weliswaar
het volledige subsidiabele bedrag voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn toege-
kend; dat lijkt een mooi cadeautje, maar er zitten nog wel wat apen in de
mouw. Den Haag eist precies datgene waarvoor de tegenstanders van de Noord-
Zuidlijn bij het referendum hebben gewaarschuwd, namelijk een ingrijpende
aanpassing van het fijnmazige tram- en busnet ten behoeve van de financiering
van de Noord-Zuidlijn. Er zal flink moeten worden geschrapt in het lijnennet.
Het stelt ons niet gerust, dat het College nu zegt dat dat niet zijn intentie
is. Tegen de tijd dat de Noord-Zuidlijn rijdt, zit er immers een heel ander
College. De Regering zal vasthouden aan haar eisen voor de kostendekkendheid
van de Noord-Zuidlijn en het openbaar-vervoernet. Bij het referendum is het
voorgesteld alsof het cadeautje uit Den Haag louter zou zijn bedoeld voor
nieuwe regionale reizigers. Het tegendeel blijkt waar. Nu de vervoerskundige
condities waaronder de Noord-
Zuidlijn wordt aangelegd totaal zijn veranderd, menen wij dat een nieuw
referendum op zijn plaats zou zijn.
In de beginjaren van het nieuwe millennium gaat burgemeester Patijn met
pensioen. Daarvoor dient hij nog voor enkele jaren te worden herbenoemd.
Biedt dit vertrek Amsterdam niet de kans om eindelijk eens een burgemeester
direct te laten kiezen? Het Kabinet heeft zich daarover in de laatste
Troonrede welwillend uitgelaten en minister Peper van Binnenlandse Zaken
heeft gezegd, dat er wel buitengewone argumenten moeten zijn, zoals ziekte
van de betrokkene, als een per referendum door de bevolking aangewezen
kandidaat door hem onaanvaardbaar zou worden verklaard. Eindelijk kan het dan
zover zijn! Is het College met ons van mening, dat dit de mogelijkheid bij
uitstek is om via een consultatief referendum onze eigen burgemeester te
kiezen en zodoende tevens het referendum als zodanig eindelijk weer nieuw
leven in te blazen? Is het niet een mooie gelegenheid om positieve actie te
voeren ten gunste van een vrouwelijke burgemeester? Het plan van D66 om met
een raadsvoorzitter aan het werk te gaan lijkt ons niet gek. Het is een oude
gedachte en het ligt voor de hand, dat wij daarvoor dan het langst zittende
raadslid aan het werk zetten.
Wij willen nog geen oordeel vellen over het functioneren van dit College,
vergeleken met het vorige. Is het stadsbestuur groener dan voorheen? Op
papier zijn er aanzetten te vinden, zoals de ecologische voetafdruk, nog meer
voornemens voor fietsenstallingen en een onderzoek naar gratis openbaar
vervoer. De praktijk is echter voorlopig nog even milieu-onvriendelijk. Het
gebruik van het vliegtuig groeit immers sneller dan dat van de fiets.
Amsterdam Anders/De Groenen staat voor een andere manier van politiek
bedrijven; voor een ander, beter Amsterdam. Dat doen wij in
referendumcomités, vakbonden, milieuorganisaties en buurt- en actiegroepen.
Wij kregen in maart jl. een flink mandaat van de kiezers, van drie zetels, om
dit geluid ook in de Raad te laten horen. Wij staan daarbij voor radicaal
andere keuzen, een trendbreuk in de politiek. Geen halve oplossingen zoals
nu, wanneer bijvoorbeeld wordt gekozen voor een beetje automobiliteit en een
beetje openbaar vervoer, maar een radicale omslag, ten gunste van,
bijvoorbeeld, gratis openbaar vervoer. Daarom herhalen wij, dat het een
gemiste kans is om niet een links meerderheidscollege te vormen. Een mooi
voorbeeld is toch wat onlangs in Duitsland voor elkaar is gekregen, waar
sociaal-democraten en Groenen nu samen de regering vormen. Een dergelijke
meerderheid was er wanneer men alle groenen, sociaaldemocraten en SP'ers in
de Gemeenteraad van Amsterdam optelt. Een stadsbestuur moet het aandurven
heilige huisjes omver te schoppen en gevestigde belangen te doorbreken. Dat
is alleen mogelijk als de lokale overheid voldoende zeggenschap behoudt over
wat er in de stad gebeurt. Met het uit handen geven van belangrijke
beslissingen, zoals het resultaat zal zijn van het op handen zijnde MAI-
akkoord, zijn wij op het verkeerde pad.
Wij zullen de positieve kanten van dit College ijverig blijven opsporen,
en aangrijpen om een wending naar een groener, democratischer en liefdevoller
Amsterdam te stimuleren. Daarvoor blijven wij knokken, op straat en in de
stad!
Tenslotte bied ik de financiële beschouwing van onze financiële
specialist Van Lohuizen aan de wethouder voor Financiën aan, en dien ik de
aangekondigde moties in.
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
33ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over voorlichting
aan prostituees (Gemeenteblad afd. 1, nr. 576, blz. 3742).
34ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over scheef
toewijzen van woningen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 577, blz. 3743).
35ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over het gebruik van
biologisch geteelde bloembollen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 578, blz. 3744).
36ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over monumentale
bomen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 579, blz. 3745).
37ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over participatie in
het project Vliegtax in Gemeenten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 580, blz. 3745).
De moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ons ei is uitgebroed. Het
heet "factor '99". Ambtenaren van de afdeling Financiën hebben ons de afgelo-
pen dagen fantastisch uitgelegd wat er in de begroting staat en vooral wat er
bedoeld wordt. Ik onderstreep de woorden van de heer Dales daarover. Was het
niet de schrijver Harry Mulisch die na De Verteller het boek De Verteller
Verteld schreef? Misschien kan degene die de begroting heeft geschreven de
beschreven begroting ook nog eens schrijven, opdat wij gemakkelijk kunnen
lezen wat erin staat. De Operatie Slagvaardigheid kan hierop worden ingezet.
Wat ons niet aanstaat, is het verlies op - nota bene - de parkeergarages;
een miljoenenverlies, terwijl velen een parkeerplaats zoeken in Amsterdam.
Elke ondernemer en elke PR-specialist vraagt zich af waar de reclame was.
Eenieder van buiten de gemeente die weet wat Markenhoven is, maak ik een com-
pliment; dat is een van de parkeergarages. Ik noem verder het punt, dat de
garage ArenA meestal verlies lijdt. Ik verwacht dan ook van het College, dat
het met spoed een nota zal uitbrengen om met PR-middelen dit soort zaken uit
de wereld te helpen. Het kan gewoon niet, dat het hier gaat om 500 plaatsen
waarvan de meeste niet eens bekend zijn.
In de begroting lees ik alleen maar over onderzoek. Ik noem het project
Correct of corrupt. Was het niet onlangs een minister die op alle feestjes
steeds zijn vriendjes liet opdraven en die daarmee negatieve publiciteit
kreeg? Als ik zie hoeveel onderzoek er wordt gecreëerd - hulde dat wij zoveel
werk genereren - vraag ik mij af, hoeveel onderzoek er nodig is. Hoeveel
wordt aan ex-interne medewerkers gegeven en waar kunnen wij zien of ook
anderen een offerte hebben mogen indienen?
(De BURGEMEESTER: U doet nu een suggestie zonder man en paard te noe-
men. Wie heeft onderhands een onderzoek gekregen waarop hij geen
recht heeft?)
Wij willen graag een inventariserend onderzoek. Als blijkt dat velen
steeds worden ingehuurd omdat wij hen kennen, zijn wij met iets heel anders
bezig. Een normaal bedrijf vraagt drie offertes, waar er dan één uitkomt. Ik
vraag dan ook aan het College of ik mij vergis. Ik zie alleen maar getallen
en onderzoeken. Ik hoop een inventariserend intern verslag te krijgen en dan
ook te zien waarom er geen deadline schijnt te zijn bij sommige onderzoeken,
die maar steeds kunnen worden uitgesteld.
Bestuurlijke kwaliteit mag men verwachten in een stad als Amsterdam, met
vele verse raadsleden en met een College met veel kennis en ervaring. Daarom
moet Amsterdam iets hebben aan een College dat samenwerkt met en voor
burgers, door wie het per slot van rekening is gekozen. Hoe staat het echter
met de inspraak? Laatst meldde een wethouder, dat inspraak eigenlijk staat
voor informatie. Terecht waren burgers daarover verontwaardigd. Wanneer
kunnen wij duidelijkheid van het College verwachten? Wanneer is een breed
draagvlak een breed draagvlak? Bij 100 of 1000 handtekeningen, of slechts
wanneer het het bestuur uitkomt?
Een voorbeeld van hoe voorzichtig wij moeten zijn met verkopen van
gemeentelijke diensten is de verkoop van A2000. Hoe houdt men ex-
gemeentebedrijven in de hand als zij eenmaal een winstgevend bedrijf moeten
zijn? Zorgvuldigheid op vele fronten met de verkoop van oude gemeente-
bedrijven is gevraagd.
In "Streetwise", het handige boekje voor de Amsterdamse Politie, heb ik
opgezocht wat men kan doen als agenten hun politiewagen met knipperlichten
aan midden op een tramhalte laten staan en een broodje shoarma gaan halen.
Over fietsendiefstal staat er: "Hij die opzettelijk enig goed dat een ander
toebehoort tot zich neemt wordt gestraft; men krijgt een boete." Hoeveel
boetes zijn er nu eigenlijk in 1998 uitgeschreven en hoeveel kunnen wij in
1999 verwachten om onze fietsen beschermd te zien? Wanneer kunnen wij verder
een preadvies verwachten op onze "Mokum antifietsendiefstalmotie"?
Een zorgenkind is het Stadsmobiel, vervloekt en geprezen. Vele
gehandicapten en ouderen hoort men vragen of het busje er al is. Nee, voor
velen komt het busje niet zo. Het is een goed idee, dat misschien aan zijn
succes bijna ten onder dreigt te gaan. Ik hoop, dat er met zorg op dit punt
iets wordt gedaan.
Met zorg hebben wij gezien, dat er een Noord-Zuidlijnkrediet is gekomen,
terwijl bij inspraakavonden de kenners zeiden, dat ons bovengrondse
vervoernet dan minder kwaliteit zal krijgen. Wij verwachten, dat er volgens
dienstregeling zal worden gereden en dat die niet zal verslechteren. Wij
verwachten verder goede voorlichting aan de gebruikers.
Veel werk ligt er op Schiphol, maar nog steeds zijn er geen extra lijnen
op de momenten dat werknemers naar hun werk gaan. Zij moeten 's ochtends
vroeg nog steeds met de auto. Er is heel slecht openbaar vervoer naar
Schiphol.
De fietsers klagen over auto's, de automobilisten over fietsers en de
voetgangers over beide. Velen gebruiken de straat. In het programakkoord
staat, dat er behoefte aan ruimte is en dat er 200 parkeerplekken per jaar
mogen worden weggehaald. Dat is het meest tegenstrijdige punt in het program-
akkoord, waarin namelijk ook staat, dat onder nieuwbouwpanden geen garages
mogen worden gebouwd, terwijl de gemeente door daarin te investeren heel veel
blik van de straat zou kunnen halen.
Verschillende stadsdelen hebben een betere visie. Zij willen juist alles
onder de nieuwbouw. Misschien kunnen wij daarvan in de Raad nog iets leren.
Voor al die vormen van verkeer blijft dan ook meer ruimte en zichtruimte
over.
Als oppositie hopen wij met deze Raad meer en meer begrip te krijgen voor
het feit dat de auto nu eenmaal bestaat, en hopen wij gezamenlijk creatieve
oplossingen te verzinnen. Maar ook hopen wij, dat wij niet meer twisten over
de maximale omvang van een garage, maar integraal bekijken hoe wij ruimte
optimaal kunnen gebruiken, onder of boven de grond, net als de tarieven van
vergunningen. Het ene jaar belooft het College de prijzen van vergunningen in
de binnenstad te doen dalen. Het roept dan ook, de tarieven gelijk op te
trekken met die van de stadsdelen. Wat is minder waar, en hoe geloofwaardig
is dan een bestuur, als wij zien dat het een wens is dat de stadsdeeltarieven
voor vergunningen worden opgetrokken tot die van de binnenstad? Op de bekend-
making van tariefverhogingen met een kwartje in stadsdelen schreef een van de
stadsdeelbestuurders: "Omdat er meer mensen die geen auto hebben veilig
willen oversteken, willen wij dat kwartje toevoegen." Ik vraag mij af, of
mensen met een auto niet veilig zouden willen oversteken en of dit een
argument is om burgers een kwartje extra door hun strot te duwen. Eerstdaags
dienen wij de notitie Parkeerinktvlek in, een notitie over inzicht in
parkeren in de hele stad en over de manier waarop creatief zou kunnen worden
meegedacht.
Wat fraude met parkeerautomaten betreft plaats ik een groot vraagteken,
als het acht maanden duurt voordat wij een oplossing kunnen vinden, als er
geen geld voor bewaking of voor belastinginning kan worden ingezet. Ik ben
het met het CDA eens, dat wij dan ogenblikkelijk die automaten buiten werking
moeten stellen. Hoe lang kan een dienst of een verantwoordelijk wethouder
alles maar zo laten en niet overgaan op elektronica met een
beveiligingssysteem? Twee jaar geleden sprak de Verkeersgroep over chippen -
pinnen wordt vooral afgeraden - maar de machines zijn er nog steeds niet. Zij
komen er wel, maar weer gefaseerd, waarmee men de criminaliteit niet voor is.
Wij hopen, dat het College binnen een halfjaar niet weer met een verhaal komt
hoe handig de criminelen zijn, maar dat dan rücksichtslos apparaten worden
vervangen, zodat de burger weet, dat zijn belastinggeld echt wordt bewaard.
Algemene en financiële beschouwingen
Ik heb onlangs gesproken over de veiligheid van gebouwen, in verband met
een gebouw van Stadstoezicht. De wethouder zei, dat ik mij geen zorgen moest
maken omdat er bedrijven in de buurt zitten. Een week nadat ik mijn
bezorgdheid uitsprak, werd het bouwbedrijf ernaast 's avonds heel laat over-
vallen.
Amsterdam is mooi, maar in 1998 waren de feestdagen naar voor toeristen
die een auto bij zich hadden en die de reclame voor Markenhoven of de ArenA
niet hadden gezien. Wij hebben een stijging van 1900% gezien van wielklemmen.
Als de wethouder zegt, dat dit in verhouding is met het aantal toeristen dat
hier kwam, bestrijd ik dat. Dit is in geen verhouding met de dagelijkse gang
van zaken in Amsterdam. Als wij vrijheid en gastvrijheid prediken in
Amsterdam, hopen wij dat op 1 januari 1999 op de parkeerautomaten voor onze
toeristen en onze Amsterdammers staat "Gelukkig Nieuwjaar", en niet "U hebt
een bon; beste wensen voor 1999 van Amsterdam". Wij hopen, dat het College
met de plaatsvervangende schaamte die ik daarover met vele Amsterdammers heb
toch iets zal doen. Laten wij inderdaad Amsterdam een geloofwaardig bestuur
geven. Wij hopen, dat er daadkracht voor 1999 zal zijn.
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
38ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid mevr. Van Oudenallen inzake
bestedingen uit het Mobiliteitsfonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 581, blz.
3746).
39ø Amendement van 28 oktober 1998 van het raadslid mevr. Van Oudenallen
inzake parkeerplaatsen voor vergunninghouders (Gemeenteblad afd. 1, nr. 582,
blz. 3747).
De motie en het amendement worden voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
De Burgemeester draagt het presidium over aan wethouder Van der Aa.
De BURGEMEESTER: Mijnheer de Voorzitter. Het College dankt de fractie-
voorzitters voor de brede en geëngageerde inbreng van elk van hen in deze
algemene beschouwingen. Het is een opluchting, dat wij dit, na de
verkiezingen van maart jl., weer tegen alle woordvoerders kunnen zeggen.
Degenen die in de vorige Raad zitting hadden, zullen zich de soms akelige
debatten met de woordvoerder van de Centrumdemocraten herinneren. Godzijdank
hebben de kiezers gesproken!
Tegelijkertijd constateer ik dat, afgezien van de fractievoorzitters van
de VVD en van Amsterdam Anders/De Groenen, alle fractievoorzitters voor de
eerste maal bij algemene beschouwingen optreden. Het College complimenteert
allen daarmee en meent, dat de brede opzet van hun inbreng veel belooft voor
de debatten in deze raadsperiode. Wij zullen trachten, heden en morgen
adequaat te antwoorden en vele deelvragen de komende weken in de
raadscommissies te bespreken, teneinde in december, bij de slotbeschouwingen,
tot een eindafwe- ging over de begroting te kunnen komen. Als voorzitter van
het College zal ik dan ook uitsluitend die onderwerpen behandelen die
betrekking hebben op het beleid van het College als geheel, waarna ik als
Burgemeester zal ingaan op mijn rol in de besluitvorming, onderwerpen van
openbare orde en veiligheid, de driehoek, en tenslotte een persoonlijke
slotopmerking maken.
Ik begin met een opmerking over het economisch beleid. "Investeren in de
stad", dat is het motto dat de missive of de begroting 1999 heeft
meegekregen. Investeren in mensen en in de sociaal-culturele en economische
structuur van Amsterdam, met als doel de kracht en de weerbaarheid van de
Amsterdammers en Amsterdam op te bouwen, en zo met vertrouwen de toekomst in
te zien. Uit de bijdragen hier blijkt, dat er in deze Raad een brede steun is
voor deze doelstelling van het College. Wel hebben bijna alle sprekers
aangegeven, nog veel meer het accent te willen leggen op het investeren in
mensen, door middel van een versteviging van de sociale structuur van
Amsterdam. De verschillen in de stad zijn nog te groot en in het proces van
stedelijke vernieuwing is de sociale structuur belangrijker dan de fysieke
structuur, aldus mevr. Irik. Mevr. Hofmeijer vindt, dat investeren in de
sociale structuur van de stad nauw samenhangt met de ruimtelijke opdracht.
Het is van essentieel belang dat de sociale samenhang in onze stad wordt
behouden en versterkt, zegt de heer Hemmes. De heer Goedhart vraagt zelfs
20 miljoen gulden voor het sociaal structuurplan, te financieren uit het
Stadsvernieuwingsfonds. Ook mevr. Irik vraagt zich af of binnen dit fonds
niet meer mogelijk is om voor de sociale infrastructuur geld beschikbaar te
stellen.
Wij delen de opvatting van de fracties, waar het gaat om versterking van
de sociale infrastructuur, maar dat vraagt niet in de eerste plaats om het
neerzetten van een pot met geld, maar om een breed plan, waarin keuzen worden
gemaakt. Het hangt samen met ruimtelijke keuzen, ons volkshuisvestingsbeleid,
en de aanpak van de grote steden door dit Kabinet, met ons. Dat is niet een
poging een discussie daarover te vermijden door alles op alles te stapelen,
maar enige orde vooraf is nodig, naast al hetgeen al is gebeurd.
Daarnaast vergt versterking van de sociale infrastructuur, zoals mevr.
Irik terecht heeft gezegd, een economisch sterke stad. In de afgelopen jaren
hadden wij inderdaad het economisch tij mee. Amsterdam maakte een periode van
economische groei mee, met een daarmee corresponderende, sterke banen-groei.
Over de gehele periode van de afgelopen vier jaar groeide het aantal banen
met 46.000; het aantal additionele banen kwam op bijna 11.000. Bij het
opstellen van het programakkoord gingen wij nog steeds uit van goede
economische prognoses, met aanhoudende banengroei in de marktsector en een
daarmee gepaard gaande daling van de werkloosheid. Recente berichten over de
mogelijke gevolgen van de Aziatische economische crises voor onze westerse
economie manen echter tot enige voorzichtigheid met al te rooskleurige
verwachtingen over deze groei.
In het licht van deze minder rooskleurige economische prognoses zullen
ook de inspanningen van ons College moeten worden geïntensiveerd. Dit geldt
zowel voor de internationale acquisitie - banenmotor bij uitstek - als voor
de realisering van de programakkoord-doelstelling van 10.000 additionele
banen. Wij zijn wel afhankelijk van internationale economische
ontwikkelingen, maar juist nu het kan, moeten wij in onze stad blijven
investeren, om straks beter toegerust verder te kunnen gaan.
In dit licht is onze begroting naar ons oordeel evenwichtig. Naast over-
drachtsuitgaven in de sfeer van volksgezondheid en armoedebeleid ligt sterk
de nadruk op investeringen: in openbaar vervoer, infrastructuur,
volkshuisvesting, stadsvernieuwing, herinrichting van de openbare ruimte,
hulpverlening, cultuur en groenstructuur. Nu het kan, maken wij daarvan veel
werk. Wie in dit verband van een weinig slagvaardig College spreekt, zoals de
heer Goedhart, geef ik in overweging nog eens na te gaan wat er is
gerealiseerd, wat op het punt staat te worden gerealiseerd en waarvoor wij
plannen hebben. Het College is veeleer overijverig dan laks en terughoudend,
zou ik zeggen, maar dan ook het College als geheel. In dit verband maak ik
graag een opmerking over een aantal staatkundige aspecten.
De heren Hemmes en Houterman hebben, verleden week in de pers en
hedenmiddag in hun redes, de positie van het College en die van de Voorzitter
aan de orde gesteld. De heer Van Duijn gaat, als visionair man, nog veel
verder en spreekt al over mijn opvolger en de wijze van haar benoeming. Het
College is een collegiaal bestuur, dat tweemaal per week vergadert, en dat in
dagelijkse, nauwe contacten gezamenlijk opereert. Daarin past een
verantwoordelijkheid van eenieder voor zijn of haar portefeuilles, en voor
het beleid van het College als geheel. Ook ik vervul die rol, als
portefeuillehouder, als korpsbeheerder en als voorzitter, verantwoordelijk
voor de bestuurlijke samenhang, zoals onze secretaris voor het ambtelijk
opereren bevoegd is. Daarin past niet de rol van de krachtige leider, die
namens en in plaats van anderen opereert, zoals de fractievoorzitter van de
VVD suggereert. Soms ben ik het boegbeeld, soms de man achter de schermen,
soms met publicitair vertoon, veel vaker aan de telefoon, bij een broodje
kaas, of op congressen en partijen. Ik ben de heer Houterman natuurlijk
erkentelijk voor de onvoorwaardelijke steun die hij aan mij als Burgemeester
geeft, een steun die ik al vier jaar van zijn fractie heb genoten, maar ik
laat mijn optreden liever zoals het is. Dat is ook mijn stijl, en die
handschoen past mij het beste.
Daarin past echter niet, dat ik mijn rol als Voorzitter van uw Raad aan
een lid uit uw midden overdraag, zoals de heer Hemmes suggereert. Los van het
feit dat ik dan niet meer zou kunnen functioneren - ik heb al in de pauze
gesuggereerd, dat ik dan in ieder geval eens in de twee weken een middag zou
kunnen gaan golfen - en dat de wet het misschien wel toelaat - maar het nooit
zo heeft bedoeld - vind ik, dat wij moeten afwachten wat Regering en Staten-
Generaal hierin willen. Komt er een gekozen Burgemeester, dan heeft hij ook
een ander takenpakket; anders is die verkiezing een wassen neus. Komt hij er
niet, dan blijft het collegiale bestuur van Burgemeester en Wethouders in
stand. Ik ben voor de gekozen Burgemeester in een nieuwe rol, met een nieuwe
bevoegdheid, die echter voor een College en voor de Gemeenteraad, als hoofd
van onze gemeente, grote inhoudelijke veranderingen teweeg zullen brengen.
De heer Van Duijn zeg ik het volgende. Mijn termijn van zes jaar als
Burgemeester van Amsterdam eindigt op 1 juni 2000. Ik kan dan worden
herbenoemd tot de zomer van 2001, als ik 65 jaar word. Over de vraag of er
een consultatief referendum komt over nieuwe Burgemeesters zal deze Raad
beslissen nadat de Staten-Generaal daarover heeft gesproken.
Ik kom bij een enkele opmerking over de driehoek. In de week van 12 tot
16 oktober jl. is er nogal wat commotie geweest over de verhoudingen in de
driehoek. Directe aanleiding was een interview in De Telegraaf met een lid
van de korpsleiding over het boekje "Streetwise", waarin het door de driehoek
geaccordeerde standaardbeleid over de afdoening van een aantal overtredingen
met de bijbehorende boetes op een rijtje is gezet. De week daarvoor had de
korpsleiding dit boekje in de raadscommissie voor Algemene Zaken uitgedeeld.
Er was niets mis mee; niemand zei er een woord over. Verschillende sprekers
hebben dat zojuist bevestigd. Nu hebben echter alle fractievoorzitters mij
aangesproken op mijn verantwoordelijkheid in de driehoek. Zoals U weet, heb
ik twee wettelijke bevoegdheden over de Politie. Ten eerste geef ik de
Politie aanwijzingen over de handhaving van de openbare orde. Naast deze
gezagsverantwoordelijkheid - want die aanwijzingen dient men op te volgen -
ben ik als korpsbeheerder het eerste aanspreekpunt voor het beheer van het
korps. Dat is mijn beheersverantwoordelijkheid. Het gaat om een begroting van
500 miljoen gulden en om 5100 mensen, een zeer brede taak. Deze wettelijke
bevoegdheden impliceren op geen enkele wijze, dat ik de baas zou zijn van de
hoofdofficier. De hoofdofficier heeft een eigen bevoegdheid. Hij is
verantwoordelijk voor het korps wanneer het gaat om de strafrechtelijke
handhaving, de opsporing en de aanhouding. De Minister van Justitie is zijn
baas.
In het driehoeksoverleg komen al deze bevoegdheden bijeen, en worden
zaken gedaan. Dit gebeurt vanuit het besef, dat de een weinig kan zonder de
ander. Het Openbaar Ministerie kan geen aanhoudingen doen verrichten wanneer
de korpsbeheerder geen personeel beschikbaar stelt. De Burgemeester kan de
openbare orde niet handhaven wanneer het Openbaar Ministerie niet wenst te
vervolgen. Deze wederzijdse afhankelijkheid en gebondenheid bepaalt de
verhouding en de houding van de driehoekspartners. Wij zijn samen - en zo
voelen wij dat ook - verantwoordelijk voor het geheel. Als voorzitter van de
driehoek is het mijn taak, erop toe te zien dat zakelijke verschillen van
mening worden opgelost. Wanneer deze verschillen zich op de werkvloer
voordoen, wordt altijd een oplossing gevonden.
Vaak is dit overigens niet
nodig; men regelt het zelf wel.
Problematisch wordt het wanneer de communicatie over geschillen op de
werkvloer niet richting driehoek, maar richting pers gaat. Hoe problematisch
dat is, is wel gebleken in de genoemde week. Er is gelekt, er is gereageerd
op elkaar waar zwijgen en overleggen beter was geweest. Er is, kortom, te
weinig nagedacht. Ik heb in die week, als voorzitter van de driehoek,
gesprekken gevoerd met zowel de korpschef als de hoofdofficier. Zij hebben
ook uitvoerig met elkaar gesproken. Er zijn afspraken gemaakt, die in het
driehoeksoverleg van hedenochtend zijn bekrachtigd. Er is een
voorlichtingsprotocol afgerond, de agenda van de driehoek wordt zodanig
gestructureerd, dat wij vaker rustig kunnen spreken over nieuwe
ontwikkelingen en onze opvattingen daarover. Er komen themabijeenkomsten met
de werkvloer. Ik heb het regionaal college afgelopen vrijdag hierover
geïnformeerd en dat steunt mij hierin.
Ten slotte heeft het regionaal college de burgemeester van Diemen
gevraagd, ter voorbereiding van te nemen besluiten leiding te geven aan een
club die vanuit het Openbaar Ministerie, korps en stadhuis alle financiële en
beheersdossiers voorbereidt, zowel voor de driehoek als voor het regionaal
college. Wij hebben vanochtend nog eens geconcludeerd in de driehoek, dat de
onderlinge verhoudingen nog steeds goed zijn, maar dat de voorbereiding en
uitvoering van het werk van de driehoek moeten worden verbeterd. Daartoe
zullen de Politie en het Openbaar Ministerie hun stafondersteuning
uitbreiden.
Ik besef, dat het de Raad zeer stoort als, met alle problemen van
veiligheid in de stad en de regio, de verantwoordelijken voornamelijk met
elkaar bezig lijken te zijn. Ik kan, mede namens de hoofdofficier en onze
hoofdcommissaris, niets anders zeggen dan dat ons er alles aan is gelegen,
die indruk weg te nemen. De werkelijkheid is anders dan het beeld van twee
weken geleden.
Dat brengt mij bij het punt van de veiligheid, voor velen in onze stad
probleem en zorg nummer één. De heer Goedhart refereerde in dit verband aan
het hoge aantal moorden, die inderdaad - ik kan er niets anders van maken -
vaak een criminele achtergrond hebben, hetgeen ook betekent, dat zij zich
meestal binnen een bepaald circuit afspelen. Raadsbreed wordt de zorg voor de
veiligheid in onze stad gedeeld, gelet op de vele vragen die hedenmiddag zijn
gesteld. Ik zal dat niet allemaal vandaag behandelen; er zijn ook
detailvragen bij. Desgewenst kunnen wij in de Commissie voor Algemene Zaken
op dit onderwerp terugkomen. Een aantal zaken zal ik nu echter niet
onbesproken laten.
In de eerste plaats noem ik de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde
criminaliteit. Mevr. Irik is bezorgd over het tempo waarin de aanbevelingen
van de Commissie-Van Traa worden gerealiseerd. De heer Houterman vraagt zich
af of het College kans ziet, hiervoor extra middelen vrij te maken. Bij de
bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit zien sommigen een
glas dat half leeg is: het schiet niet op, het is een papieren tijger. Wat
komt er terecht van al die mooi geformuleerde acties? Ik zet hier een
positieve grondhouding tegenover: het glas is halfvol. Op dit moment werken
33 van de 55 gemeentelijke diensten, sectoren en stadsdelen mee aan het
project Correct of corrupt. Eind 1999 zullen allen de risicoanalyse hebben
doorlopen. Dan ligt er per diensttak of stadsdeel een plan ter bevordering
van de integriteit, ter opheffing van kwetsbaarheden in de organisatie, zodat
de Amsterdamse bestuurlijke organisatie weerbaar, zorgvuldig, dienstbaar en
adequaat is. Deze aanpak, met onze eigen diensten en met de stadsdelen, is
uniek in Nederland.
Op dit moment vindt op experimentele basis een screening plaats van
bouwondernemers die de brug naar IJburg bouwen, een project van tussen 50 en
100 miljoen gulden. Zowel tijdens de aanbesteding als bij de uitvoering
zullen wij de vinger aan de pols houden. Op termijn kan dit experiment leiden
tot een bureau dat de screening van bouwbedrijven voor alle grote
bouwprojecten van de gemeente gaat verzorgen. Ook hierbij lopen wij voorop.
Hedenochtend is over dit project in de driehoek besloten. De conclusies die
inmiddels zijn getrokken, zijn uitstekend bevonden. De ervaringen die wij
hier opdoen, zijn van groot belang voor de ontwikkeling die op dit terrein
zal komen, de Wet bevordering integere besluitvorming openbaar bestuur
(BIBOB).
Ook op de Wallen worden tal van panden doorgelicht op basis van een
convenant, dat het mogelijk maakt, politie-informatie te betrekken in het
onderzoek naar eigendom, financiële transacties en malversaties. Dit is ook
een aanpak die een bijdrage levert aan de discussie over de vraag in hoeverre
het bestuur gevoelige informatie mag betrekken bij vergunningenbeleid ten
aanzien van derden, en die en naar verwachting veel zal opleveren voor een
integrale handhaving met betrekking tot illegale activiteiten in en rondom
panden. Wij mogen bestanden bekijken - van FIOD en anderen - van eigenaren
die vergunningen aan ons vragen. Daarvoor is een speciale regeling getroffen.
Deze zaak is onderzocht. De Wallenmanager mag die informatie met zijn
werkploeg bekijken - hetgeen heel uitzonderlijk is - opdat wij niet alleen
weten dat er een transactie plaatsvindt, maar ook door wie, hoe en met welke
achtergrond.
De horecabranche verheugt zich momenteel in een zeer actieve en alerte
houding van het stadsbestuur. Het portiersproject loopt, de beveiligingsplan-
nen horeca zijn in uitvoering, met de problematiek van de katvangers zijn wij
nu bijna in de besluitvormingsfase, het horeca-informatiesysteem - een compu-
tersysteem voor de hele stad - is aanbesteed en kan eind volgend jaar
operationeel zijn. Ook de Wet Victoria, die het sluiten van drugspanden
mogelijk maakt, treedt binnenkort, na goedkeuring van een APV-wijziging, in
werking voor Amsterdam. Dat dat niet eerder is gebeurd, komt doordat lastige
drugspanden tot op heden met name via de woningbouwverenigingen zijn
aangepakt. De noodzaak was vooral in Rotterdam gelegen; daar ligt ook het
initiatief voor de Wet Victoria.
Rond de jaarwisseling zal een beleidsnotitie verschijnen waarin de aanpak
van de openbare orde en de zorgactiviteiten rond de drugsoverlast met elkaar
in verband worden gebracht en op elkaar worden afgestemd. Wethouder mevr. Ter
Horst en ik zullen daarvoor zorgen.
Last but not least, noem ik de Milieudienst Amsterdam, die als eerste de
zes genoemde acties, plus twee nieuwe op het gebied van de afvalverwerking,
als concreet plan heeft ingediend bij de projectcoördinator-Van Traa, die de
uitvoering deels al ter hand heeft genomen. Eén jaar nadat wij hiermee zijn
begonnen en een halfjaar nadat wij een coördinator hebben aangesteld, is dit
het maximale wat wij kunnen doen. Het slechtste wat wij kunnen doen, is alle
acties ter hand nemen en niets doen. Er zijn vele acties die op andere
terreinen - zoals het prostitutiebeleid - allang in werking zijn.
Mevr. Irik en de heren Hemmes en Goedhart hebben gevraagd naar de
realisering van steunpunten wijkveiligheid. Het betreft hier steunpunten in
een buurt, al dan niet gevestigd in een politiebureau, van waaruit de
politiebuurtregisseur samen met andere diensten en instellingen opereert, met
als doelstelling de veiligheid en leefbaarheid van een buurt te verhogen. Er
waren in 1997 al 65 buurtregisseurs werkzaam vanuit veiligheidssteunpunten
buiten het politiebureau. Recent geopende steunpunten zijn die in de
Aalbersestraat in Geuzenveld/Slotermeer, in Banne-Buiksloot in Noord,
buurtservicepunt Hoofddorpplein en pluspunt Wibautstraat bij het
metrostation. Er is in het programakkoord geld uitgetrokken voor de
realisering van steunpunten buurtveiligheid, tot op heden meestal betaald met
geld uit het grote-stedenbeleid. In 1999 is hiervoor 1,1 miljoen gulden
uitgetrokken. Over vier jaar zal het bedrag voor steunpunten buurtveiligheid
structureel zijn gebracht op 5 miljoen gulden. De wijkteams van de politie
bepalen, in samenspraak met de stadsdelen, waar de steunpunten zullen worden
gerealiseerd en wat de prioriteitsvolgorde daarbij is. Het tempo wordt
bepaald door de ambitie, ook de ambitie van de stadsdelen, en door de
beschikbare financiën. Zoals bekend, is het de bedoeling van de
hoofdcommissaris, met ingang van 1 januari a.s. de buurtregisseurs, van wie
er in totaal 250 in de stad komen, daarbij als uitgangspunt te nemen. Men
moet zich voorstellen, dat een buurtregisseur, een wijkconciërge en het
maatschappelijk werk samen in één ruimte opereren om gezamenlijk de problemen
in de wijk te bespreken en de aanpak ieder op hun eigen terrein te verzorgen.
Wij huren dus vaak als Politie in bij anderen. De ambitie is hoog. Vooral op
kwetsbare locaties zijn in de loop van het jaar talrijke buurtsteunpunten
gerealiseerd. De buurtregisseurs zijn aangewezen, terwijl de
rechtspositionele zaken bijna rond zijn.
De heer Goedhart sprak zijn zorg uit over de overlast bij het Centraal
Station, waardoor 's avonds de oostelijke voetgangerstunnels aan beiden
zijden worden afgesloten. Begin december a.s. komt er bij het station een
mobiel posthuis van de Politie. Nu is er 's avonds permanent toezicht in en
rond het Centraal Station door het ME-detachement, dat sinds kort 24 uur per
dag operationeel is.
Het is evident, dat de veiligheid in de stad slechts optimaal kan worden
gegarandeerd als ons korps op sterkte is. Het feit, dat vele agenten elders
solliciteren, is een bron van zorg voor zowel de hoofdcommissaris als voor
mij. In dit kader hebben de heren Houterman en Goedhart aandacht gevraagd
voor de huisvesting van politiepersoneel in Amsterdam. Over dit onderwerp zal
ik binnenkort overleg voeren met wethouder Stadig en met de
woningcorporaties. Ik vind met de beide sprekers, dat wij hieraan iets moeten
doen. Vooral voor jonge politiemensen is het buitengewoon moeilijk, in
Amsterdam aan de bak te komen wanneer zij vanuit de thuissituatie hun
vleugels willen uitslaan. Het mag niet zo zijn, dat wordt gezegd: "Kom maar
in Lelystad werken, dan regelen wij meteen een huis voor je." Dat is namelijk
wat nu gebeurt. Amsterdam is op dit moment de enige regiogemeente die iets
doet. Ik heb mijn collega's van de buurgemeenten - Diemen, Amstelveen en
andere - gevraagd of zij kunnen bijdragen in een oplossing. Zij hebben
toegezegd, met mij te willen meedenken.
De heer Paquay heeft enkele vragen gesteld over de tippelzone, die ik nu
niet opnieuw in extenso zal beantwoorden. Het is duidelijk dat hij en zijn
partij, in tegenstelling tot de overgrote meerderheid van de Raad, tegen de
tippelzone is en zal blijven. In de Commissie voor Algemene Zaken hebben wij
er onlangs nog zeer uitvoerig over gesproken. Daarbij heb ik nogmaals de
steun gekregen van een meerderheid van deze Raad voor het beleid van ons
College. Kort samengevat, is in de commissie afgesproken, dat het
tippelverbod achter Centraal Station wordt gehandhaafd indien zich overlast
voordoet. Er komt een opvang voor de meisjes die in de binnenstad opereren.
Daarover zal ik spreken met wethouder mevr. Ter Horst, die deze
verantwoordelijkheid op zich heeft genomen. Vastgesteld is, dat de
tippelzone, ook al wordt zij niet gebruikt door heroïneprostituees - althans
niet door iedereen - veel overlast wegtrekt uit de binnenstad en dat aan de
Theemsweg wordt gehandhaafd.
De heer Paquay heeft gevraagd om een monument ter herdenking van de
slavernij. Wie wil er wat? Wil men een Surinaams monument, of is er in andere
landen in de wereld ook slavernij geweest die moet worden herdacht? Gaat het
om de slavernij in de wereld, of om de slavernij in Suriname? Wat is het
draagvlak van de initiatiefnemers? Als een brede initiatiefgroep zich tot het
College wendt, zijn wij graag bereid met hen in contact te treden. Zolang ik
echter nog geen antwoord op mijn vragen heb gekregen en ook nog niet precies
weet wat men precies wil, wacht ik nog even af. Dat is ook mijn oordeel over
de motie terzake.
Ik eindig mijn betoog met een persoonlijk getint verhaal. Verleden week
stond in Vrij Nederland het artikel "Een klas vol lege ogen", van Margalith
Kleijwegt, over de enorme problemen op vele basisscholen in Amsterdam. Het
gaat om kinderen onder de tien jaar, die zonder ontbijt op school verschijnen
en die om drie uur niet worden opgehaald. Het gaat over leerkrachten die
pedagoog, moeder, politieagent, maatschappelijk werker en verpleger moeten
zijn en die dat met veel wilskracht, tegen de uitputting aan, volhouden. Het
gaat over gebroken gezinnen, breekbare of al gebroken kinderen, en alles wat
wij uit Amerikaanse zwarte films kennen, Blackboard Jungle en alles wat
daarna is vertoond. Geen wonder, dat de schoolprestaties dan tegenvallen. Op
dit moment loopt een toneelstuk in Amsterdam van Irvin Welsh, Trainspotting -
niet over het spotten van treinen; een train is in dit geval een dealer -
over vier jongeren en hun ranzige, uitzichtloze leven in de grote stad, vol
drugs, geweld, drank en
liefdeloosheid. De zaal van de schouwburg zat stampvol jongeren die keken
naar dit briljant vertolkte, vreselijke leven, met als enige hoop een vroege
dood. Ook wij kennen in Amsterdam zulke jongeren. Tegelijk zitten de hotels
en de restaurants in de stad stampvol, is het bedrijfsleven tevreden - al
dreigt internationaal slecht weer - en heeft de gemeente miljoenen guldens te
investeren in theater- en sportaccommodaties, verfraaiing van grachten en
pleinen, onderwijs, armoedebeleid, openbaar vervoer en groenstructuur. Er
zijn in onze stad grote verschillen in de beleving van de maatschappelijke
werkelijkheid. Het is slechts weinigen gegund, die te bekijken vanaf de toren
van Oude Kerk of de bovenste verdieping van de Rembrandttoren. Met een breed,
weids perspectief gaat het de stad goed, maar hoe zit het met de mensen die,
zoals mevr. Hofmeijer zegt, niet met hun hoofd boven de streep komen? De
meeste Amsterdammers zien de stad vanuit de straat of de flat waar zij wonen.
Dan is er geen breed perspectief, maar een kleine, onzekere wereld, waar
voor- en tegenspoed, geluk en ongeluk, werk en armoede zich vlak naast elkaar
aandienen. Er is geen waterdicht schot dat hen scheidt. Tegelijkertijd kennen
wij de honderdduizenden inwoners wie het goed gaat. Zij zoeken ons op om de
groei en bloei van de stad en hun bedrijf en toekomst veilig te stellen en te
bevorderen. Zij vormen de economische kurk waarop de stad drijft. Wij kunnen
niet zonder elkaar. Wij kunnen als bestuur van onze gemeente, Raad en
College, dan ook nooit definitief kiezen voor de ene groep of tegen de
andere. Altijd zullen wij een breed beleid moeten voeren, met alle gezichten
die wij ook in de brede politieke samenstelling van het Amsterdamse College
kennen. Uit de bijdragen van de fractievoorzitters blijkt, dat ook zij dit
uitgangspunt delen, maar toch zullen wij uiteindelijk keuzen moeten maken.
Wij zijn verplicht en overtuigd, dat wij moeten kiezen. Dat doen wij, met uw
instemming, voor de mensen die zichzelf niet kunnen helpen. Voor de
tienduizenden, vaak jonge Amsterdammers en hun opvoeders en verzorgers uit de
klassen met de lege ogen, de ouderen en de gehandicapten, de verslaafden en
de daklozen, die op de onvoorwaardelijke steun van het gemeentebestuur moeten
kunnen rekenen, juist omdat zij zichzelf nog niet kunnen reden. Daarom dragen
wij bij aan het inhalen van de achterstanden in jeugdbeleid, stadsvernieuwing
en veiligheid in de westelijke tuinsteden. Daarom wordt de Bijlmer
gerenoveerd, maken wij gebruikersruimten voor en verstrekken wij heroïne aan
verslaafden. Er komen opvanghuizen voor zwervers en wij investeren in
basisscholen en naschoolse opvang. Als wij keuzen maken, kiezen wij voor de
toekomst van mensen die zelf niet voor hun toekomst kunnen kiezen. Dat is een
Amsterdamse plicht en mijn persoonlijke overtuiging.
Wethouder GROEN: Mijnheer de Voorzitter. Financiën lijkt soms een kunst
om de kunst. Dat is natuurlijk absoluut niet de bedoeling. Financiën is een
hulpmiddel in het teken van een aantal motieven om het beheer van de gemeente
te verbeteren en verder te ontwikkelen. Ik heb drie Leitmotiven in het finan-
ciële beheer van de gemeente. Het eerste is het versterken van de financiële
weerbaarheid, niet om centen op te potten, maar vooral om te bereiken, dat
onze afhankelijkheid van externe invloeden zodanig vermindert, dat wij als
gemeentebestuur de baas blijven over wat wij zelf willen met het geld dat wij
ter beschikking hebben, en dat wij niet hoeven af te wachten of anderen ons
geld ter beschikking zullen stellen. Mijn tweede motief is, dat het onze
plicht is om te weten en te zien waar het geld heengaat en dat wij het geld
inzetten voor een specifiek doel. Mijn derde motief is, dat de besteding van
de gelden aan onszelf en onze eigen organisatie alleszins past en dat ook
bepaald moet zijn, dat wij dat geld zorgvuldig en terughoudend besteden. Die
drie motieven zult U de komende tijd, zolang ik deze verantwoordelijkheid
draag, regelmatig zien terugkeren in de verantwoording die ik aan uw Raad zal
afleggen voor het financiële beheer van de gemeente.
Op het eerste onderdeel, de begrotingssystematiek en de cyclus, beperk ik
mij tot hoofdlijnen. Wij hebben die systematiek en de cyclus immers al uit en
te na besproken, zowel bij de Voorjaarsnota als in de discussie in de commis-
sies over de verdere opzet van de begrotingsbehandeling. In het kader van de
huidige begrotingssystematiek hebben wij gekozen voor een benadering waarin
wij de nieuwe ruimte voor de volgende begroting vroeg in het jaar fixeren en
waarbij die nieuwe ruimte de resultante is van dan voorziene inkomsten en
uitgaven. Die nieuwe ruimte is dan ook bepalend voor de invulling van de
begroting voor het volgend jaar. Dat brengt - naast de vreugde van het eerder
zekerheid hebben en het uit elkaar halen van diverse discussies - natuurlijk
wel de verplichting met zich, dat wij de zelfbeheersing opbrengen om af te
blijven van de ontwikkelingen die zich nadien voordoen. Dit betekent dus, dat
meevallers nadien naar de volgende begroting gaan, in de dan te bepalen ruim-
te, terwijl tegenvallers nadien worden verwerkt in en opgevangen via het
weerstandsvermogen. Dat onderstreept de noodzaak van een sterk weerstands-
vermogen in onze begroting.
Het voordeel van deze systematiek is, dat er een belangrijke mate van
stabiliteit is gebracht in de ruimteontwikkeling voor nieuwe activiteiten
gedurende onze collegeperiode. Ik refereer graag aan de woorden van de heer
Halbertsma, dat dit zelfs een element is in een licht anticyclisch beleid.
Omdat wij kunnen doorschuiven, op momenten dat wij het geld niet nodig
hebben, kunnen wij in tijden waarop wij het geld nodig hebben met de nieuwe
ontwikkelingen uit de periode ervoor komen tot een zeer sterk egaliserende
werking voor de ontwikkeling van de ruimte. Natuurlijk ben ik mij er sterk
van bewust, dat het lastig is, met de politieke verantwoordelijkheden die wij
hebben, van een pot die wij zien staan af te blijven, omdat wij daarvoor
allen zoveel doelen hebben. Toch meen ik, dat het verstandig is deze
methodiek te blijven volgen, ook al ben ik mij ervan bewust, dat dat een
inherente spanning opwekt tussen het korte-termijnsucces en de lange-
termijnbevrediging. De uitkomst hiervan is duidelijk: een positieve uitkomst
voor een gelijkmatige, beheerste ontwikkeling van de begroting van de stad.
Die ruimteontwikkeling komt tot stand na de Voorjaarsnota. In de
begroting voor 1999 zijn twee nieuwe elementen ontstaan na de eerdere
bespreking van de Voorjaarsnota. De eerste is het bedrag van 4 miljoen
gulden, genoemd in de missive, als resultante van het regeerakkoord.
Overigens hebben wij ook in het programakkoord afgesproken, dat wij dit
zouden betrekken bij de ruimte voor 1999. Op de besteding van deze 4 miljoen
gulden is behoorlijk veel kritiek; vrijwel alle sprekers in deze Raad zijn
daarin unaniem.
Het tweede nieuwe element na de Voorjaarsnota is, in bruto zin, het
bedrag van 19,3 miljoen gulden uit hoofde van de mei-circulaire die
beschikbaar is gekomen. Over dat bedrag bestaat enige verwarring. Het gaat
hier in feite om de bijstelling van de uitkering uit het Gemeentefonds, die
elk jaar routinematig plaatsvindt op basis van de eerdere aannamen. Van die
19,3 miljoen gulden hebben wij 10 miljoen opzij gezet voor de opvang van de
verwachte uitkomst van de loononderhandelingen in het kader van het LOGA-
akkoord, terwijl wij 9,3 miljoen hebben tegengeboekt en dus bijgevoegd aan de
ruimte in de begroting voor het jaar 2000. Het lijkt veel, maar is het niet.
De totale uitkering uit het Gemeentefonds voor Amsterdam is circa 2 miljard
gulden. Die uitkering is heel divers van karakter. De kern wordt gevormd door
ongeveer 350 miljoen gulden aan algemene posten, die niet een specifiek label
hebben meegekregen. Voorts bestaat zij uit 30 uitkeringen die een zeker label
hebben meegekregen. Dat alles, die bijstelling, die aanpassing aan de
realiteit, leidt tot deze 19,3 miljoen gulden aan accresgroei die is genoemd
in de missive, waarvan nu dus 9,3 miljoen is doorgeschoven naar de begroting
voor 2000. Nu wij voor de eerste maal werken met deze systematiek, acht ik
het alleszins op zijn plaats, die nu ook te volgen.
Een derde element dat bij de ruimteontwikkeling na de Voorjaarsnota heeft
meegespeeld, is de 7,5 miljoen gulden aan incidentele vrijval in de automati-
sering van de GSD, genoemd op blz. 82 van de missive. Wij hebben die post
gereserveerd omdat wij eerst zicht wilden hebben op de totale ontwikkeling
van de GSD alvorens deze incidentele vrijval te verteren.
Deze drie ontwikkelingen zijn als nieuw naar voren gekomen na de
vaststelling van de Voorjaarsnota en nu wordt aan de Raad voorgesteld die aan
te wenden, in de lijn van wat wij bij het programakkoord hebben afgesproken.
Laat ik vòòr alles duidelijk zeggen, dat ik de systematiek die wij hebben
afgesproken niet beleef als een doel op zichzelf. Een systematiek is altijd
een hulpmiddel, wat mij betreft om het gehele begrotingsproces te ontrafelen
in zijn samenstellende onderdelen en daarover in hoofdlijnen een gerichte en
effectieve discussie te voeren, zodat wij weten waarover wij spreken en welke
verschuivingen wij in het totaalbeeld van de gemeente Amsterdam aanbrengen.
In dat verband heeft de fractie van GroenLinks een interessante suggestie
gedaan voor het overwegen van een nieuwe categorie van indertijd onbekende,
maar nu niet te vermijden prioriteiten. Ik vind die suggestie buitengewoon
interessant. Ik vind, dat wij hierover de komende weken in de commissie nog
eens moeten spreken. Wellicht kunnen wij ook bij de voorbereiding van de
Voorjaarsnota 1999 komen tot toepassing van die suggestie.
28 oktober 1998 (avondzitting) Algemene en financiële beschouwingen
(Groen)
Ik constateer een grote mate van unanimiteit in de Raad over de
rompbegroting, structureel, incidenteel, de fondsen en de stadsdelen. Over de
romp hebben ook hier weer alle sprekers gezegd, dat deze toch wel heel groot
en dominant is; zij hebben zich afgevraagd wat de Raad daaraan eigenlijk nog
kan verande- ren. Ik kan mij dat gevoel voorstellen. De rompbegroting van de
gemeente Amsterdam vertoont inderdaad sterke gelijkenis met de befaamde mam-
moettanker, die ergens in de buurt van Calais moet gaan remmen om in
Rotterdam de haven in te kunnen steken. Dat gebeurt nu nog; binnenkort vaart
men de haven van Amsterdam in, zeker als wij de nieuwe sluis hebben
aangelegd. Toch is het van belang, het karakter van de rompbegroting scherp
in de gaten te houden en dat ook scherp te blijven definiëren. De romp geeft
namelijk in de kern de eerder aangegane verplichtingen van de stad weer.
Daarmee kunnen wij moeilijk lichtzinnig omgaan, omdat daarmee onze betrouw-
baarheid als contractpartner, op de korte en de langere termijn, gemoeid is.
Een ander zeer belangrijk onderdeel van de romp zijn onze werkgeversver-
plichtingen als groot bedrijf. Als wij ons concentreren op de 13.000 medewer-
kers van de stad en de aanverwante bedrijven, gaat het al gauw om een
salarissom, inclusief secundaire lasten, pensioen, secundaire
arbeidsvoorwaarden, huisvesting en alles wat daarmee annex is, in de orde van
grootte van 2 tot 2,5 miljard gulden. Ook daarbij zijn de mogelijkheden om
substantieel te schuiven als werkgever niet geweldig groot. Natuurlijk moeten
wij kritisch blijven, maar er is toch een heel harde, omvangrijke kern binnen
die begroting.
Toch meen ik, dat wij, hoe groot de rompbegroting ook is, hoe immobiel
die ook lijkt en hoe voorzichtig wij er ook mee moeten omgaan vanwege onze
contractuele verplichtingen en onze daaruit voortvloeiende betrouwbaarheid
als werkgever, moeten blijven werken aan de uitvoering van de Operatie
Slagvaardigheid. Ik wil hier echter het idee wegnemen, dat die operatie tot
nu toe onderbelicht zou zijn. Ik heb, als toevallig ijkpunt, het aantreden
van het eerste kabinet-Lubbers in 1982 genomen. Tot en met 1998 hebben wij in
totaal 700 miljoen gulden omgebogen in de rompbegroting en hebben wij 565
miljoen gulden aan nieuw beleid geïntroduceerd. In een periode van 17 jaar is
gemiddeld ongeveer 40 miljoen gulden ter discussie geweest in het kader van
onze begrotingsbesprekingen. Met de heer Halbertsma stel ik de vraag of dat
wel genoeg is. Nee, dat is natuurlijk niet genoeg; daaraan moeten wij blijven
werken.
De heer Halbertsma heeft gevraagd of de inspanningen toereikend zijn in
relatie tot de structurele en de incidentele prioriteiten en de aanwending
van de fondsen. In tegenstelling tot zijn eerste appreciatie, en ook die van
sommige anderen, vind ik datgene wat wij doen aan incidentele prioriteiten
behoorlijk substantieel. In totaal wenden wij 59 plus 29 en uit de fondsen
300 tot 400 miljoen gulden uit de fondsen aan. Dat zijn forse bedragen, zeker
als wij deze verheffen tot een algemene investeringscapaciteit. Als wij de 59
plus 29, dus circa 80 miljoen gulden met tien vermenigvuldigen, komen wij aan
een investeringsbegroting van 800 miljoen gulden, gevoegd bij de onttrekking
aan de fondsen van 300 tot 400 miljoen gulden. Natuurlijk ben ik het volledig
eens met de heer Halbertsma, dat de vrijheid van aanwending, met name bij de
structurele prioriteiten, op dit moment buitengewoon gering is.
(De heer HALBERTSMA: Ik moet u doorverwijzen naar uw partijgenoot, de
heer Dales. In dit geval ben ik het namelijk grotendeels met u eens.)
Kijk eens aan! Ik meende, dat ook u hierover opmerkingen had gemaakt!
(De heer DALES: Dat betrof die boottocht op de Friese meren, die u
hier in de war brengt!)
Ja, het was het Pikmeer, als ik het goed heb begrepen. Inderdaad is die
vrijheid gering. Wij hebben nu eenmaal in het programakkoord een tamelijk
minutieuze aanwending van de structurele prioriteiten opgesomd. Het is niet
aan mij, als wethouder voor Financiën, als hoeder van datgene wat de Raad in
financiële zin hebt afgesproken, daarvan in volle vrijheid af te wijken.
Naarmate wij verder van het begin van het programakkoord af komen, zal de
vrijheid ongetwijfeld groter worden en zal deze ongetwijfeld ook door uw Raad
sterker worden beleefd en benut.
Die structurele en incidentele prioriteiten zijn overigens ook in
vergelijking met de andere drie grote gemeenten tamelijk omvangrijk, om niet
te zeggen op een prima niveau. Wij zouden dit in de commissie nog eens kunnen
bespreken en een financiële analyse kunnen maken van de vier grote gemeenten,
met daarin onze positie als gemeente.
Vrijwel alle sprekers hebben opmerkingen gemaakt over de aanwending van
het bedrag van 4 miljoen gulden dat resulteert als een eenmalige, structurele
bate uit het regeerakkoord. Inderdaad - laten wij daarover nu niet
ingewikkeld doen - is hier sprake van een positieve opruimactiviteit door het
College van die prioriteiten die zowel bij de Voorjaarsnota als bij het
programakkoord niet de aandacht hebben gekregen die zij verdienden te
krijgen. Dit zijn wel prioriteiten die in de oude systematiek volledig in
aanmerking zouden zijn gekomen voor honorering. Dankzij de baten uit het
regeerakkoord kunnen wij nu deze plooien gladstrijken. Anders hadden wij
ongetwijfeld de structurele ruimte voor deze uitgaven extra moeten belasten
en zouden wij daardoor in de knel zijn gekomen met de uitvoering van het
programakkoord. In deze post van 4 miljoen gulden spelen drie uiterst
belangrijke prioriteiten, allereerst de C2000. Wij willen niet op ons geweten
hebben, dat onze Brandweer en Politie straks landelijk niet kunnen
meecommuniceren met de overige korpsen.
Wat vervolgens Westpoort betreft zijn wij er allen van overtuigd, dat de
situatie daar onhoudbaar is om daarmee de winter nog door te komen.
(De heer HALBERTSMA: Wat staat in de rompbegroting voor de Brandweer?
Een bedrag van 50 tot 80 miljoen gulden? Wij spreken hier over een
post van fl 150.000. Die moet toch in een reguliere begrotingsme-
thodiek kunnen worden meegenomen?)
Ja, maar dat mag niet. Dit is een nieuwe prioriteit. U zou veel bozer op
mij worden als ik die in de romp wegwerkte. Dit is een nieuwe prioriteit, die
ook zou kunnen worden aangewend voor andere prioriteiten en die dus aan de
Raad moet worden gemeld. Als dit wordt geaccordeerd, wordt dit straks
verwerkt in de romp, en kan de groei verder worden meegenomen uit het accres
dat voortvloeit uit de gemeentebegroting en uit de uitkering uit het
Gemeentefonds.
De derde prioriteit wordt gevormd door de bruggen in het Amsterdamse Bos,
waarvan wij hebben geconstateerd, dat de onderhoudstoestand zodanig is, dat
wij het niet op ons geweten willen hebben, dat willekeurige wandelaars op
niet voorspelbare momenten door bruggen zakken. Wij achten het verstandig,
daaraan nu iets te doen.
Nogmaals wijs ik erop, dat dit drie nieuwe prioriteiten zijn, die niet
als zodanig in de romp mogen worden verwerkt en die dus bij de Raad worden
aangemeld als een nieuwe structurele prioriteit via de post van 4 miljoen
gulden.
De heer Dales heeft een punt als hij spreekt over de communicatie over
erfpacht. In de begrotingsmissive is op dit punt de realiteit niet volledig
weergegeven. De communicatie over erfpacht is opgenomen voor fl 100.000. Daar-
bij hadden wij moeten vermelden, dat fl 75.000 de basisregistratie vastgoed
betreft, waarna wij na afronding komen op fl 200.000. Ik hoop, dat de heer
Dales met deze toelichting zijn voornemen om die fl 100.000 elders weg te
zetten wil inslikken, al was het maar omdat voor het sympathieke doel grotere
bedragen moeten worden vrijgemaakt dan deze fl 100.000 om effectief te zijn.
(De heer DALES: Wat het laatste betreft, had ik mijn hoop op u ge-
vestigd, maar ik zal er nog eens een nachtje over slapen!)
(De heer HOUTERMAN: Gelooft u wel, naar eer en geweten, dat u met
fl 100.000 het erfpachtsysteem over het voetlicht kunt krijgen?)
(Mevr. IRIK: Misschien heeft dat helemaal geen communicatieplan
nodig!)
(De heer HOUTERMAN: Men kan nooit rechtpraten wat krom is!)
(De heer PIERSMA: U wel, mijnheer Houterman!)
(De heer HOUTERMAN: Ik doe het niet voor fl 100.000. Dan komt u bij
mij niet rond!)
Ik merk op, dat ik altijd naar eer en geweten spreek en dat voorstellen
die ik doe altijd worden gedragen door mijn volledige eer en mijn volledig
geweten.
De heer Halbertsma heeft gesproken over het millenniumprobleem en het
bedrag van 7 miljoen gulden. Ik erken, dat daarin een grote mate van onzeker-
heid is of het genoeg of wellicht te veel is. Wij wilden niet te krap gaan
zitten, omdat het millenniumprobleem in importantie toeneemt en het gewicht
ervan beter wordt beleefd en doorzien dan een jaar geleden. Die 7 miljoen
gulden willen wij uiteraard in eerste aanleg gebruiken voor de projectkosten
en voor de opvang van boven-bedrijfsmatige risico's. Wij hopen, per 1
december 1998 de inventarisatie van het millenniumprobleem te hebben afgerond
en met de Raad een discussie te kunnen aangaan. In dit kader wijs ik er
uitdrukkelijk op, dat de primaire verantwoordelijkheid voor de opvang van de
millenniumproblematiek een lijnverantwoordelijkheid is. Het moet niet zo
zijn, dat de lijnmanagers in de gemeentelijke organisatie denken, dat dit
probleem centraal wordt opgelost en dat het daardoor hun zorg niet is. Het
omgekeerde is waar: het is primair hun zorg, wij zijn faciliterend,
ondersteunend en coördinerend bezig.
Er is gesproken over de vraag of wij niet bij een productbegroting moeten
uitkomen, omdat wij daarmee voor de rompbegroting, de prioriteiten en de
onttrekking aan fondsen misschien een grotere doorzichtigheid kunnen krijgen.
Sterker dan in het verleden moeten wij inderdaad misschien groeien naar een
productbegroting. Ik weerspreek, dat wij hieraan nog helemaal niets zouden
doen. In de informatierasters in de missive kunt U al vele aanzetten
terugvinden. Het is wel zaak, de toegankelijkheid van dat boekwerk en de
hanteerbaarheid van de voorstellen daarin te vergroten.
Ik beklemtoon, dat het naar mijn overtuiging in een bedrijf als de
gemeente Amsterdam niet mogelijk zal zijn, alles te vangen in producten. Er
blijven ook overheidstaken over die men moet doen, zoals basisbeschutting en
basiszorg, waarvan men zich kan afvragen of het zinvol is daarop een
productontwikkeling los te laten.
Ik kom bij de doorzichtigheid van de structurele en incidentele
prioriteiten en de onttrekking aan de fondsen. Over de laatste twee punten
bestaat bij de Raad in het kader van de Voorjaarsnota een inzicht in
hoofdlijnen. Nut en noodzaak van de fondsen zelf zijn natuurlijk per
definitie een resultante van discussie in deze Raad en daarmee per definitie
ook een voortvloeisel van eerder genomen politieke beslissingen. Fondsen
worden niet zomaar ingesteld, maar worden door de Raad ingesteld omdat deze
vindt, dat een bepaalde geldstroom - inkomend en uitgaand - zodanig moet
worden gelabeld dat zij zich onderscheidt van de algemene begrotingsstroom.
Van de fondsen die wij kennen, vind ik het uitstekend dat zij ter discussie
worden gesteld. Als dat gebeurt, zullen wij de argumentatie die bij de
instelling hiervan door uw Raad heeft gegolden zwaar moeten laten meewegen
als wij tot opheffing van bepaalde fondsen zouden willen komen. Ik vind wel,
dat wij niet kunnen ontkomen aan een regelmatige toetsing van de voeding en
de besteding van de fondsen. Er zijn behartigenswaardige opmerkingen gemaakt
over de voorstellen die in deze begroting worden gedaan. Ik stel mij voor, in
de komende Voorjaarsnota en in de commissiebespreking daarvan expliciet
aandacht te geven aan de toetsing van de voeding en de besteding van de
fondsen en te zien hoe wij daarop als Raad een beter zicht kunnen krijgen.
De heer Van Poelgeest heeft een opmerking gemaakt over de ontwikkeling
van rente en rentebijschrijving bij de fondsen. Het beginsel van deze
rentebijschrijving is, dat men er in elk bedrijfsmatig beheer van uitgaat,
dezelfde kosten in rekening te brengen die men zou moeten betalen wanneer men
zich extern zou moeten indekken. Daarmee rekent men zich niet rijk omdat men
kosten bespaart die men bij alternatief gebruik zou moeten betalen. Ik ben
het wel met de heer Van Poelgeest eens, dat in die rentebijschrijving een
grotere consistentie te overwegen valt. Ook op dat punt stel ik mij voor, in
de komende Voorjaarsnota een initiatief te nemen.
De vrees bij GroenLinks is ongegrond, dat de uitkeringen voor de fusie
van stadsdelen voorlopig niet zouden worden overgemaakt. Zij worden per 1
januari 1999 volgens de afgesproken methodiek betaald. De heer Van Poelgeest
kan zijn verontruste collega's in de stadsdelen op dit punt geruststellen.
Ik heb de afgelopen maanden, en zeker de afgelopen week, de gelegenheid
gehad tot in detail door deze drie boeken te gaan, die aan de ene kant een
buitengewoon groot professionalisme en een grote beheersing van de materie
weerspiegelen, maar die aan de andere kant ook worden getekend door het feit
dat zij over een lange reeks van jaren zijn gegroeid. Ik meen, dat het alles-
zins op zijn plaats is, de doorzichtigheid van deze boeken in de komende
maanden ten principale aan te pakken en te komen tot een herschikking van de
indeling van de begrotingsboekwerken - daarover hebben wij al een indringend
gesprek gehad binnen de afdeling Financiën - zodanig dat uw doorzicht en
inzicht op de begroting van de gemeente Amsterdam worden verbeterd. Ik heb de
begroting de afgelopen dagen wel vergeleken met een spons waar men van boven
water in gooit, dat er aan de onderkant op onverwachte plaatsen uit stroomt,
terwijl men soms ook moet constateren dat de spons zelf geld opslurpt en dat
dus niet alles eruit komt wat men erin heeft gestopt. Ik zeg toe, dat ik de
komende zes maanden een initiatief terzake zal nemen, samen met de afdeling
Financiën.
Ik kom bij de belastingen. Een aantal vragen hierover, met name van de
D66-fractie, kan beter in de commissie worden behandeld, omdat het past,
hoofdzaken van andere zaken te scheiden.
(De heer HEMMES: Kunnen de vragen schriftelijk worden beantwoord voor
de commissiebehandeling?)
Ja, dat kan vanwege het technische karakter.
(De heer HEMMES: Misschien geldt dit ook voor andere vragen die
vanavond niet aan de orde komen en die waren gericht aan andere
wethouders.)
Dat zeg ik u toe.
De heer Dales heeft een zeer behartigenswaardige opmerking gemaakt over
de nieuwe ontwikkelingen in de belastingen, met name de OZB, en de
herwaardering van het effect op de begroting voor 2001. Ik meen inderdaad,
dat wij volgend jaar zullen moeten starten met een consequente voorbereiding
op deze operatie, omdat deze zowel in de verschuiving als in de verzwaring
grote effecten kan hebben op onze begroting. Het is zaak, ons hierop voor te
bereiden. Ik zeg de heer Dales ook gaarne toe, dat wij een indringende
bespreking in de commissie zullen hebben en niet zomaar met deze operatie van
start zullen gaan.
Ten slotte ga ik in op het bedrijfsbeheer en het personeelsbeleid,
waarbij ik begin met een korte reflectie op de afgelopen zes maanden over de
vraag, waarin ik de gemeentelijke organisatie heb aangetroffen, afgezet tegen
mijn eerdere ervaring. Het werkaanbod in de gemeentelijke organisatie wordt
naar mijn overtuiging volkomen onderschat en wordt gekenmerkt door een unieke
multi-dimensionaliteit, die door de buitenwereld nauwelijks wordt gezien en
waarop het bedrijfsleven te vaak met een dedain neerkijkt dat niet nodig en
niet gepast is. Verder vind ik, dat het werkaanbod op een hoogwaardig niveau
wordt verwerkt en dat in dit huis op een zeer professionele manier wordt
gewerkt aan de multi-dimensionale opgave die zich elke dag manifesteert.
Ik vind wel, dat het organisatiepatroon van de gemeentelijke organisatie
te weinig zichzelf de kernvraag stelt "waartoe zijn wij op aarde; waartoe
doen wij dit, en waarom zouden wij dit moeten doen?" Ik vind ook, dat het
organisatiepatroon te rafelig is en te weinig consistentie vertoont, als
uitvloeisel van het antwoord op de zojuist genoemde vraag. Met die
rafeligheid is betrekkelijk veel geld gemoeid. In de periferie van de
gemeentelijke organisatie, dus buiten de echte kerntaken om, hebben wij toch
te maken met een begrotingsbeslag van circa 25 miljoen gulden. Ik vind, dat
wij de komende tijd een gerichte discussie moeten voeren over de vraag hoe
wij daarmee omgaan. Ik vind overigens ook, dat de werkdruk zo langzamerhand
het verschijnsel vertoont dat zich in vrijwel elke organisatie - commercieel
of niet-commercieel - aan het ontwikkelen is, namelijk dat de bovenlagen - ik
denk dan aan de top-40% van de organisatie - steeds zwaarder wordt belast,
terwijl de beheersing van de resterende 60% zich soms wel eens iets
fragmentarischer lijkt te voltrekken door allerlei ontwikkelingen in termen
van deeltijd en niet aanwezigheid dan in het verleden. Met name over de inzet
en de omvang van de ambtelijke capaciteit in dit huis moeten wij een gesprek
hebben. Wij kunnen namelijk niet blijven doorgaan - hoezeer ik ook
terughoudend ben in het aanwenden van de begrotingsmiddelen voor de eigen
organisatie - bij de genoemde multidimensionaliteit en bij het groeiende
werkaanbod het ambtelijk apparaat in te krimpen. Daarvoor moeten wij
allereerst de vraag beantwoorden of wij alles willen doen wat wij op dit
moment doen en waarom wij het doen.
Ik kom bij integriteit en fraude. Het is niet voor niets, dat bij de
eerste toespraken die ik voor de staf mocht houden integriteit het Leitmotiv
was. Wij hebben nu eenmaal, los van het feit dat men sowieso van de
eigendommen van anderen moet afblijven, als gemeente een sterke
voorbeeldfunctie. Wij hebben geleden aan een situatie die niet goed is
geweest en moeten heel hard werken aan het herstel van die voorbeeldfunctie
van de gemeentelijke organisatie. Ik ben het absoluut oneens met de heer
Goedhart, dat ambtenaren, wanneer zij niet integer zijn of expliciet hebben
gefraudeerd, er met een sisser afkomen. Wanneer ik dit tegen mijn eerdere
ervaring afzet, meen ik zelfs, dat het vervolgings- en aanpakbeleid van deze
ambtenaren in onze organisatie veel consequenter en veel doordringender is
dan in menige andere organisatie. Overigens is fraude niet gelijk aan
diefstal door derden. Het laatste is een extern verschijnsel, terwijl fraude
iets is wat door het eigen personeel gebeurt, waarbij wetten worden
overtreden maar waarbij geen eigendommen worden vervreemd. Dit neemt niet
weg, dat wij nog hard moeten werken aan het herstel van de externe
geloofwaardigheid van de gemeentelijke organisatie op het punt van
integriteit en fraude. Dat herstel is nog niet bereikt, maar wij hebben wel
alles ingezet om dat herstel te bereiken. Het is mijn vaste overtuiging - de
Raad heeft mijn volledige commitment op dit punt, in het kader van het be-
drijfsbeheer en personeelsbeleid - hieraan absolute prioriteit te geven.
De planning- en controlcyclus is goed neergezet, maar is zeker nog niet
geworteld in de organisatie van deze gemeente. Wij zijn dit jaar begonnen met
de jaarplannen, waarin de kernproducten moeten worden onderscheiden en waarin
de doelstellingen moeten worden ontwikkeld, zowel voor de organisaties zelve
als voor de manager, zodanig dat aan het einde van het jaar, ook in de per-
soonlijke beloningssfeer, daarop kan worden afgerekend. Ik vind dat een heel
belangrijke stap naar voren, in de richting van een verdere professionalise-
ring van de ambtelijke organisatie. Ik meen, dat het niet bij deze ene stap
moet blijven en dat het ook absoluut noodzakelijk is te komen tot een
adequaat antwoord op wat er op ons afkomt. Het is ook een stap die moet
worden gezet om te kunnen komen tot een systematisering van de
bedrijfsvoering, niet als doel op zichzelf en niet als bevrediging voor het
management of voor de wethouder P&O, maar uitsluitend om onszelf de meetlat
aan te leggen, of het geld dat wij in onze organisatie investeren goed wordt
geïnvesteerd, op de juiste manier wordt aangewend en of het niet te veel is
wat wij doen. De komende tijd zullen wij nog enkele stappen verder moeten
zetten.
Er zijn opmerkingen gemaakt over de thematische aanpak van het personeel-
en organisatiebeleid, in het verlengde van de strategienota die enige tijd
geleden is gelanceerd en die een positief onthaal heeft gekregen in de
commissie van advies. Ik heb mij hierin heel bewust beperkt en de thema's ook
in de tijd gespreid, omdat het grote gevaar van het P&O-beleid is, zich alles
voor te nemen en dan te bezwijken onder het hooi dat men op zijn vork heeft
genomen, waarna er niets tot stand komt. Ik kies er liever voor om, zoals wij
hebben afgesproken, het thema flexibiliteit en mobiliteit voor de eerste
twaalf maanden te hanteren, daarna dat van diversiteit en vervolgens de
overige thema's, om die goed voorbereid, met een hoge effectiviteit en met
een stevige mate van indringendheid in de organisatie tot realisatie en
materialisatie te brengen, waardoor er ook echt iets tot stand komt. Er zijn
vele voornemens uit het P&O-beleid een prachtige dood gestorven. Dat ben ik
niet van plan in deze organisatie.
Voor wie moet dit nu allemaal gelden? De ene keer wordt men afgerekend op
20.115 man - namelijk de hele stad, inclusief de stadsdelen - terwijl wij een
andere keer spreken over 13.000 man - namelijk onze eigen kern - en bij weer
een andere gelegenheid over 13.000 min X, namelijk wanneer wij de
verzelfstandigde bedrijven eruit lichten. Mij gaat het erom, dat wij goed
definiëren in ons eigen P&O-beleid, waarvoor die verantwoordelijkheid strekt.
Ik heb geen zin, verantwoordelijkheid te dragen voor iets waarover ik geen
macht heb. Over stadsdelen heb ik geen macht. Ik vind het uitstekend als de
Raad wil spreken over het diversiteitsbeleid bij stadsdelen, maar zolang mij
wordt onthouden die macht uit te oefenen en sancties in te stellen, ben ik
niet thuis om daarover met de Raad te spreken. Dan moeten wij maar naar onze
collega-partijen in de stadsdelen, die wij dan daarop moeten afrekenen. Ik
ben ook niet thuis om te spreken over personeelsbeleid bij bedrijven die wij
de facto of zelfs de jure hebben verzelfstandigd. Zo zijn wij voor 25%
aandeelhouder van Schiphol.
Niemand zal mij afrekenen op het P&O-beleid van Schiphol. Zelfs wanneer wij
100% aandeelhouder zijn, kan dat niet, want een NV-structuur brengt nu
eenmaal met zich, dat de executieve verantwoordelijkheid van de directie
volstrekt zelfstandig is en dat de aandeelhouder eenmaal per jaar toetst en
via commissarissen hooguit toezicht kan houden, maar geen directieven kan
geven. Die discussie wil ik met de Raad aangaan. Ik bespeur op dit punt toch
een zekere schimmigheid in onze discussie, die de effectiviteit van ons P&O-
beleid zou kunnen schaden, terwijl wij voor de duizenden waarvoor ik wel
verantwoordelijkheid wil nemen juist de genoemde thema's wil realiseren, en
dan ook nog graag in een voorhoedefunctie.
Wethouder VAN DER AA: Mijnheer de Voorzitter. Ik begin met het
jeugdbeleid. De VVD heeft veel aandacht aan dit onderwerp gegeven. Daarmee
ben ik bijzonder blij. Jeugdbeleid is sterk in de aandacht gekomen en
volkomen terecht. De VVD-fractie vraagt om een eigentijds jeugdbeleid. Wie
zou ik zijn om dat niet te ondersteunen? Zelfs een oproep om niet terug te
keren naar het beleid van de jaren '70 onderschrijf ik volkomen. Ik heb de
laatste maanden ook wel eens gezegd, dat het mij niet zou verbazen als de
bezem door een flink deel van het jeugdbeleid moet vanuit de bestaande
subsidiesystematiek. Ik ben zeker van plan, daaraan flink te werken, al moet
ik zeggen dat de mogelijkheden van het College beperkt zijn om snel door te
stoten. De aansturing van het jeugdbeleid in Nederland is namelijk zeer
complex. Gedeeltelijk loopt dit bij ons via de stadsdelen, gedeeltelijk via
de gemeente. Daarnaast hebben wij nog de Bestuurscommissie ROA, die over de
veel gelden voor de jeugdhulpverlening gaat, en de vele gelden die via
Justitie worden aangestuurd. Het is nog niet zo gemakkelijk daarvan één
integraal beleid te maken. Niettemin ben ik bezig met de opstelling van een
integraal jeugdbeleid, waarbij een sterke regiefunctie van de centrale stad
wordt voorzien en waarbij wij zoveel mogelijk kwantitatief en op no-nonsense
basis te werk zullen gaan. Zodra de eerste concepten voor een nota gereed
zijn, zal deze in de Raad worden behandeld en zullen wij daarover verder
kunnen discussiëren. Overigens zullen wij er natuurlijk wel voor zorgen, dat
de samenhang met het sociaal structuurplan zoveel mogelijk in stand zal
blijven.
Het CDA heeft gezegd, dat wij de jeugd in West hebben laten afglijden.
Die opmerking verbaast mij. Op het moment dat, zeker vanuit mijn partij maar
ook vanuit andere partijen, te veel wordt gezegd wat wij allemaal willen met
deze maatschappij, staat het CDA onmiddellijk klaar om te roepen dat de
maatschappij niet maakbaar is en dat wij toch vooral veel aan het
maatschappelijk middenveld moeten overlaten. Zodra er iets misgaat, is dat
echter plotseling wel de schuld van de overheid. Ik vind dat een niet
helemaal consequente gedachtegang. Vervolgens vraagt de heer Goedhart wat het
College nu eigenlijk van plan is te gaan doen in West. Die vraag heeft mij
ook verbaasd. Dat hebben wij namelijk onlangs uitgebreid in de commissie
besproken. De heer Goedhart heeft gezegd wat er naar zijn mening zou moeten
gebeuren in West. Ik meen zelfs, dat hij dat woordelijk heeft geciteerd uit
het rapport-Lankhorst. De heer Goedhart krijgt echter een tweede
mogelijkheid. De bijbehorende brief bij dit rapport wordt namelijk nog
omgezet in een formeel collegevoorstel, dat binnenkort ook zal worden
besproken in deze Raad.
De fractie van Amsterdam Anders/De Groenen heeft gevraagd of het College
van plan is, een jongerendebat over de toekomst van Amsterdam te voeren. In
het kader van het integraal jeugdbeleid zal de rol van de jongeren zelf
prominent aan de orde komen. Ook in het rapport-Lankhorst staat, dat modern
jeugdbeleid uitgaat van de participatie van jongeren en hun ouders. Het kan
niet meer zo zijn, dat de overheid het bepaalt en dat de jongeren maar moeten
passen in wat de overheid bedenkt. Of dit via een debat moet plaatsvinden,
zullen wij nader bespreken. Veel debatten zijn in mijn ogen een schijnverto-
ning. Misschien moet dit wel op een andere, modernere manier; misschien moet
men ook wel eens overleg voeren in een pizzeria met een groepje jongeren.
Ik kom bij het onderwijs. De PvdA-fractie heeft gevraagd, versneld werk
te maken van het terugdringen van het schoolverzuim. Het voert te ver, daarop
bij deze algemene beschouwingen diep in te gaan. Wij moeten onderscheid maken
tussen verschillende zaken. Zo wordt bij het project "Bij de les blijven" de
lesuitval gemeten, het aantal lessen dat op een dag uitvalt in Amsterdam, om
welke reden dan ook. Daarnaast is er ook de schooluitval van leerlingen die
van school moeten omdat het niet meer gaat. Het laatste wordt vastgesteld in
de VO-monitor, waarvan de eerstvolgende de komende weken wordt gepubliceerd
en in de Raad besproken. De resultaten die ik op dit moment zie, zijn
buitengewoon hoopgevend, maar het schoolverzuim en de schooluitval zijn zeker
nog een zeer grote zorg in Amsterdam.
De VVD heeft gevraagd naar de wisselwerking tussen beroepsonderwijs en
bedrijfsleven en heeft geconstateerd, dat die te gering is. Die analyse
onderschrijf ik, maar dat deden wij ook vier jaar geleden al. Wij zijn toen
begonnen met het project Vakmanschap, dat succesvol was en dat zowel door het
bedrijfsleven als door het beroepsonderwijs buitengewoon werd gewaardeerd.
Wij zijn op dit moment bezig met een vervolgplan Vakmanschap II, een zeer
ambitieus plan, in goede samenwerking met het bedrijfsleven. Ook dat zal
binnen niet al te lange tijd aan de Raad worden aangeboden.
De VVD-fractie heeft verder gevraagd naar intensieve taalcursussen.
Hierin moet ik de heer Houterman teleurstellen. Die cursussen gaan wij niet
ontwikkelen; zij zijn er namelijk al en worden gewoon gegeven in Amsterdam,
24 uur per week. Het probleem is niet zozeer, dat wij niet zouden weten hoe
wij die moeten geven, maar dat zij niet voor iedereen even geschikt zijn.
Mensen die overdag werken zullen een taalcursus in de avonduren moeten
volgen; zij kunnen een dergelijk intensief programma niet volgen. Bovendien
is het ook didactisch niet voor iedereen even geschikt. Wij zijn dan ook
bezig met een zeer sterke diversificatie in het aanbod van taalonderwijs.
De heer Houterman heeft ook gevraagd naar sancties voor mensen die niet
zouden willen leren. Dat is sinds kort mogelijk in het kader van de Inburge-
ringswet. In principe zijn wij er ook niet op tegen, dat te gaan uitvoeren,
maar het is enigszins fictief, omdat in de praktijk bij ons inburgeringsbe-
leid blijkt, dat er eigenlijk nauwelijks weigeraars zijn. Een heel kleine
groep die de lessen niet volgt of na verloop van tijd niet blijft volgen,
blijkt daarvoor bij nader onderzoek goede redenen te hebben. Die mensen
moeten daarbij veeleer worden geholpen. Niet gemotiveerd zijn of niet willen
komt in de praktijk in zeer geringe mate voor.
(De heer HOUTERMAN: Is het wat de financiering betreft ook mogelijk,
buiten onze basiseducatie om, taalcursussen door professionele trai-
ningsinstituten te laten geven? Volgens de VVD zit daar de crux van
de problematiek. Nu loopt de financiering via een basis-educatiesys-
teem, terwijl de praktijk leert, dat de bekende trainingsinstituten
mensen in een veel kortere periode en voor veel minder geld klaar-
stomen in een buitenlandse taal.)
Het laatste zou ik nog wel eens uitgebreider willen bespreken om na te
gaan of die vergelijking wel zo simpel ligt. Het is wettelijk niet mogelijk,
zeer tot mijn ongenoegen. Ik heb er, met de andere grote steden, heel
krachtig op aangedrongen hierin een vrije aanbesteding mogelijk te maken,
maar het Parlement heeft dit zelfs negatief geamendeerd. Minister Ritzen was
op een gegeven moment ook zo ver dat hij daarvoor was, maar het Parlement
heeft anders besloten en dus mogen wij de inburgeringsgelden alleen via het
ROC inzetten.
De heer Van Duijn heeft geconstateerd, dat hij het langst zittende
raadslid is. Persoonlijk heb ik het gevoel, dat hij misschien een iets te
lang zittend raadslid is. Hij heeft het hele verhaal over de lessen in
liefde, dat hij verleden jaar uitgebreid aan de orde heeft gesteld, nu gewoon
fris van de lever opnieuw aan de orde gesteld. Misschien dacht hij, dat hij
hiermee de nodige publiciteit had gehaald en wist hij zo gauw niet iets
nieuws te bedenken. Voor de zeer zorgvuldige beantwoording door het College
verwijs ik maar gewoon naar het verslag van de raadsvergadering van verleden
jaar.
(De heer VAN DUIJN: U maakt zich er nu toch gemakkelijk van af. Ik
heb aan de orde gesteld, dat uw partijgenoot Oudkerk vanuit de Tweede
Kamer dit in een ander licht heeft gesteld, met de nadruk op liefde
als een breed begrip op het gebied van menselijke relaties en
waarden. Ervan uitgaande dat u meer verwantschap hebt met de heer
Oudkerk dan met mij, meende ik, dat dit nieuwe licht u zou kunnen
inspireren tot een meer doorwrocht antwoord.)
(Mevr. IRIK: Als wij elk onderwijsvernieuwingsidee van de PvdA aan-
grijpen om uw lessen in de liefde weer te verkopen, spreken wij hier
elke week over!)
(Wethouder KÖHLER: Het kan kennelijk nooit genoeg zijn!)
(De heer VAN DUIJN: Eens per jaar kan geen kwaad!)
De heer Van Duijn heeft dit destijds in deze Raad gebracht, nadat hij een
poging had ondernomen het in het Parlement aan de orde gesteld te krijgen.
Het laatste was hem niet gelukt, waarna hij het hier maar weer heeft
geprobeerd. Als hij nu bij de heer Oudkerk meer succes heeft, adviseer ik
hem, het in het Parlement nog eens te proberen, maar wat mij betreft, is het
antwoord vanuit deze Raad gegeven en wil ik er niet meer op terugkomen.
Ik kom bij het diversiteitsbeleid-nieuwe-stijl. De PvdA zegt, dat de
multiculturele stad een vorm is van de sociale stad. Die positieve benadering
onderschrijf ik ten volle. Onze stad is multicultureel; dat is tegenwoordig
de werkelijkheid. De sociale stad is ook onze multiculturele stad. Niettemin
moeten wij ook oog hebben voor de negatieve kanten, de problemen en de knel-
punten. Daaraan moeten wij willen werken. Vandaar dat wij bezig zijn met de
formulering van een diversiteitsbeleid. In het programakkoord was nog voor-
zien, dat dit wel in september of oktober jl. gereed zou kunnen zijn en aan
de Raad zou kunnen worden aangeboden, maar ik heb in de commissie al enkele
malen gemeld wat voor problemen wij daarbij ondervinden, problemen van
personele aard, waaraan verder weinig te doen is. Ik zal zo snel mogelijk ter
bespreking in de commissie met stukken over diversiteitsbeleid komen en
daarbij een bestuurlijke vernieuwing doorvoeren, die ik al aan de commissie
heb voorgelegd, die daarop met instemming reageerde. Normaliter leggen wij
afgeronde producten aan de Raad voor, die dan mag proberen die te amenderen.
Soms gebruiken wij wel eens een zware procedure. Ik heb de innovatie
voorgesteld, namelijk om de eerste vraagstellingen en dilemma's die wij
tegenkomen bij het opstellen van de nota direct aan de commissie voor te
leggen. De commissie was hierover enthousiast. Ik zal dit deze week ook aan
het College voorleggen. Als men daar akkoord is, gaan wij dit op die manier
bespreken.
De heer Hemmes heeft zijn genoegen uitgesproken over de aanstelling van
een aparte minister voor het Grote-stedenbeleid. Dat genoegen deelt het
College. De heer Hemmes heeft ook aanbevolen, aan te dringen op ontschotting.
Dat is ook een vurige wens van dit College en van het vorige. Tegelijk staan
wij wel met beide benen op de grond en weten wij, dat ontschotting in deze
gemeente al moeilijk maar in Den Haag bijna onmogelijk is. Of wij op dit
gebied in de komende vier jaren veel verder zullen komen staat te bezien,
maar wij blijven het hopen.
Ten aanzien van het bestuurlijk stelsel is het mij opgevallen, dat na de
vorige raadsperiode het woord "ROA" of "regio" nauwelijks in deze algemene
beschouwingen is genoemd. Alleen de heer Goedhart heeft gevraagd wat het
College wil met de regio, maar eigenlijk alleen als afgeleide van de vraag
hoe het debat over de Coentunnel is verlopen. Dat is op zichzelf bijzonder.
Immers, de stadsprovincie is niet doorgegaan na het referendum daarover.
Daarna zijn er heftige debatten geweest in deze Raad, in de Tweede Kamer en
in het Kabinet. In het programakkoord staan hierover lichte opmerkingen, maar
als wethouder voor het Bestuurlijk Stelsel meen ik, dat wij eraan toe zijn
nieuwe wegen in te slaan. Ik heb onlangs een presentatie in het College
gehouden - ook weer als innovatie - voordat er een complete nota lag, om mijn
ideeën over regie van de centrale stad over de stadsdelen en het optreden van
Amsterdam in de regio - zoals wij die kennen, of misschien een aangepaste
regio - nieuwe impulsen te geven. Diezelfde presentatie zal ik morgen in de
raadscommissie geven. Wij wachten de discussie af, maar als het aan mij en
het College ligt, zullen wij forse stappen zetten, weliswaar niet in de vorm
van een stadsprovincie, die in de praktijk van de baan is, en evenmin in de
vorm van structuurdiscussies, maar wel in de vorm van zeer vruchtbare en
verstandige samenwerkingsvormen in een regio waar de verschillende gemeenten
en Amsterdam met de stadsdelen zeer sterk van elkaar afhankelijk zijn.
(De heer HOUTERMAN: Hoorden wij u in dit verband ook het woord
"regiogemeente" uitspreken?)
Er zijn gemeenten in de regio Amsterdam, die in mijn beeld niet behoeft
samen te vallen met het huidige ROA-gebied, die wat mij betreft belangrijke
partners zijn voor de verdere toekomst van onze gemeente. Van die structuur-
discussie meen ik dat het goed is, dat zij is afgelopen. Zij is als het ware
weggezakt. Ik meen, dat het heel belangrijk is, dat die structuurdiscussie
wegblijft. Zij heeft namelijk veel doodgemaakt, terwijl op het gebied van
inhoudelijke samenwerking veel meer resultaat te bereiken valt. Vandaar dat
ik mij erop zal richten - ik hoop het College en de Raad daarin ook te vinden
- dat wij echt gaan stoppen met de structuurdiscussie en gewoon inhoudelijk
beleid gaan voeren. Hetzelfde geldt wat mij betreft ook voor het stadsdeel-
stelsel.
De heer Houterman heeft gesuggereerd, dat de discussie over de schaal van
de stadsdelen verboden zou zijn. Ik ben mij niet bewust van enige regel die
dat voorschrijft. Ik weet wel, dat in het programakkoord staat, dat wij daar-
over in deze periode geen beslissing zullen nemen, althans niet zullen voor-
stellen dit weer te veranderen, maar het programakkoord legt ons bij mijn
weten geen verbod op om over punten te discussiëren, hetzij buiten, hetzij
zelfs binnen deze Raad. Willen wij het programakkoord niet openbreken, dan
moeten wij wat daarin staat natuurlijk wel nakomen. Ook de discussie over de
stadsdelen en de schaalgrootte daarvan is een zuivere structuurdiscussie, die
in mijn ogen tot niets leidt. De discussies over de schaalgrootte zijn
fictieve discussies. Er is geen enkel kwantitatief gegeven, dat een kleiner
of een groter stadsdeel het beter of slechter zou doen, en het houdt ons
alleen maar tegen in de vraag hoe wij samen een eenduidig Amsterdams beleid
kunnen voeren, dat ten goede komt aan de hele stad en aan de stadsdelen. Dat
is de enige vraag waarom het naar mijn gevoel gaat.
Ook de discussie over de binnenstad is naar mijn gevoel een structuurdis-
cussie. Als wij aan de bewoners van Amsterdam, met name in de binnenstad,
vragen waar de grote knelpunten zitten, horen wij van alles wat wij ook allen
weten, op het gebied van onderwijs, veiligheid enz. Wij horen echter nooit
iets over het bestuurlijk stelsel van het stadsdeel binnenstad. Daarmee is
men niet echt bezig.
(De heer HOUTERMAN: Laatst werd hierover op een bijeenkomst in Odeon
nog uitgebreid gesproken.)
Ik zeg niet, dat er niet over wordt gesproken, maar dat de gemiddelde
bewoner daar niet mee zit. Dat blijkt ook heel duidelijk uit onderzoeken.
Niettemin staan in het programakkoord naar mijn mening verstandige dingen
hierover. Het komt erop neer, dat wij hebben afgesproken dat wij dat
stadsdeel invoeren, maar wel op voorwaarde, dat wij in staat zijn voldoende
draagvlak onder bewoners en bedrijfsleven te creëren. Het gaat erom wat bewo-
ners en bedrijfsleven willen. Ik wacht die discussie en die peiling in het
volste vertrouwen af.
Wethouder KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van D66 heeft
gezegd, dat de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) er dit jaar niet in is
geslaagd een goed onderbouwde begroting op te stellen. Dat is niet mijn
standpunt. Als het zo was, zou het ook geen verwijt aan de dienst zijn, maar
aan het verantwoordelijke College en aan mij als eerstverantwoordelijke
wethouder. Dit jaar is nog niet om. Wij hebben erop gewezen in de commissie,
maar ook in de begrotingsmissive, op blz. 178/179, waarom wij een beter
onderbouwde begroting van de GSD dan in het verleden wenselijk achten. Er
zijn rond de taak en de uitvoering van die dienst altijd grote schommelingen,
nieuwe rijkstaken, problemen bij de uitvoering, waardoor in de loop der jaren
de begroting weliswaar als begroting klopte, maar onvoldoende
sturingsinstrument was om de budgetten werkelijk te kunnen bewaken. Dat uitte
zich in problemen met de rekening. Het nieuwe College heeft, toen door de GSD
tijdig concepten werden aangeleverd, geconstateerd dat het wat de opbouw
daarvan betreft nodig was, actuelere en betere uitsplitsingen te maken en de
begroting voor onszelf en dus voor de Raad en daarna voor de bewaking,
controleerbaarder te maken. Daaraan wordt nu hard gewerkt. Ik noem de
discussie over de vraag, hoe men nu de programmabudgetten goed vastlegt voor
armoedebeleid en hoe men de planning verbetert, niet alleen van de omvang van
het personeel maar ook om de boventalligheid geleidelijk weg te werken. Wij
zitten wat dit betreft op het schema dat wij aan de raadscommissie hebben
medegedeeld. Dat wil zeggen, dat de commissie in november a.s. die betere,
inzichtelijkere begroting zal ontvangen. Bij de slotbeschouwingen kan de
Raad, al dan niet via wijzigingsvoorstellen, die begroting vaststellen. Voor
zover mij nu bekend is, is daarbij geen sprake van nieuwe lijken in de kast;
wel is er bij de begroting van de GSD, uit de aard van het werk dat men daar
doet, altijd sprake van tamelijk veel risico's, die moeilijk tevoren zijn in
te schatten. Volgend jaar zal, voor zover ik dat nu kan overzien, de
begroting, op basis van de vernieuwde begroting die wij nu maken, op tijd
kunnen worden geleverd. Er is ook geen aanleiding om te veronderstellen, dat
de rekening over dit jaar te laat zou komen.
(De heer ARDA: De wethouder begon zijn beantwoording met de stelling,
dat de opmerking van D66 dat die begroting niet op tijd goed was
onderbouwd onjuist zou zijn. Hij eindigt met de toezegging, dat die
begroting volgend jaar wel op tijd en goed onderbouwd aanwezig zal
zijn bij de behandeling van de begroting. Ik neem aan, dat hij
daarmee bedoelt, dat de begroting dit jaar niet op tijd en niet goed
onderbouwd aan ons is voorgelegd.)
Ik haalde uw zin aan, dat de Gemeentelijke Sociale Dienst er dit jaar
niet in is geslaagd. Ik wijs erop, dat het gaat om de wijze waarop het
College die aan de Raad wil voorleggen en dat dat dit jaar zal plaatsvinden,
voor 1 januari a.s.
(De heer ARDA: De wethouder weet ook, dat de woordvoerder voor Soci-
ale Zaken van onze fractie tevens woordvoerder voor Financiën is, en
dat wij daar de regel hanteren, dat het gaat om de informatie die be-
schikbaar is op het moment dat men iets beslist, dus beslist om iets
op te schrijven. Op dat moment was het ons niet bekend. Ik weet ook,
dat de wethouder van plan is dit ergens in december a.s. met ons te
bespreken en de begroting af te handelen. Hij weet ook heel goed, dat
de termijnen anders liggen. Op tijd was hij dus niet. Kunnen wij het
daarover eens zijn?)
Dat de begroting later in dit jaar aan u wordt voorgelegd dan wenselijk
ware geweest is u meegedeeld.
(De heer ARDA: Ik zie dat als een bevestiging, dank u.)
Daarop hebben wij zowel in de commissie als in de missive een toelichting
gegeven, waarover wij nog zouden kunnen discussiëren. Dat is echter iets
anders dan wat u in uw algemene beschouwingen stelde, vandaar dat ik daarop
reageer. Bij die behandeling kan uiteraard ook de 1,8 miljoen gulden voor
fraudebestrijding, die nu langs andere weg al wel op tafel ligt, worden
betrokken. Dat is een collegevoorstel, dat genoegzaam is toegelicht, maar bij
de hele begroting kan worden betrokken, als de Raad dat beleidsmatig
wenselijk acht. Dus ook dit bedrag kan worden afgewogen, tegen de achtergrond
van de rest van de begroting, met dien verstande dat het College daarover al
een gemotiveerd standpunt heeft. De Raad behoeft dat echter pas in december
a.s. te accorderen, of niet.
(De heer DALES: Wat was dat gemotiveerde standpunt? Ik ken wel een
standpunt, maar die motivering is mij nog niet helemaal duidelijk
geworden.)
De motivering is, dat op basis van experimenten die zijn gehouden met een
koppeling met bestanden van, met name, het GAK signalen over zogenaamde witte
fraude veel eerder binnen zijn dan met de zeer trage methodiek van de belas-
tingsignalen, en dat dan dus veel eerder, en daarmee effectiever, tegen
fraude kan worden opgetreden. Daarvan gaat dan ook een sterk preventieve
werking uit. Als men dat experiment structureel wil maken, zal men daarin
moeten investeren. De GSD mag niet zomaar investeren omdat men het wel zal
terugverdienen; dat moet dan, in onze begrotingsmethodiek, als prioriteit
worden aangevraagd. Daarom vindt het College het een dringende prioriteit,
die aanpak bij het opsporen van witte fraude zo snel mogelijk dienstbreed in
te voeren. Daarvoor is in het eerste jaar 1,8 miljoen gulden nodig en in de
jaren daarop ook een structureel bedrag, dat zich overigens ook naar onze
verwachtingen zal terugverdienen.
Bovendien komt dit ten goede aan de
maatschappij, want 90% van de terugverdiende uitkeringsgelden gaat naar het
rijk. Dat is in dit verband evenzeer een goed doel.
(De heer DALES: Ik vind het niet zo relevant of dat geld in de Am-
sterdamse kas blijft dan wel naar het rijk gaat. Dat geld moet te-
rugkomen.
De prikkel voor Amsterdam wordt groter wanneer wij de nieuwe wet
krijgen, dus dit is hoe dan ook interessant en de 2 miljoen gulden
waarom het gaat is inderdaad zo terugverdiend. Ik moet nog nadenken
over de systematiek. Ik blijf het namelijk vreemd vinden, dat hier
een investering wordt opgevoerd bij wijze van structurele prioriteit
die zichzelf terugverdient, maar die wij nu ten laste brengen van de
extra inkomsten ten gevolge van het regeerakkoord. Ik zal dit nog
eens doordenken en er nog op terugkomen, misschien morgen of anders
bij de hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting, om te zien
of dit niet toch anders kan worden opgelost.)
Mevr. Irik heeft over een aantal punten op sociaal gebied gesproken die
ik vooral als een plaatsbepaling van de PvdA-fractie zie, waarover wij nu
niet in extenso en in algemeenheden behoeven te discussiëren. Op een concreet
punt ga ik wel in, te weten haar opmerkingen over nieuwe additionele
arbeidsplaatsen en specifiek de plekken voor gehandicapten en de Wet
Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (REA), waarvan de uitvoering valt onder de
wethouder voor Sociale Zaken. Naar aanleiding van de bij de Voorjaarsnota
aangenomen motie terzake is een stuk naar de Raad onderweg, dat voor 1
januari a.s. zal verschijnen, over uitvoering van de Wet REA. Dan kunnen wij
die discussie verder voeren. Mevr. Irik heeft gesproken over 2000 plaatsen.
Ik weet niet precies waar dat vandaan komt. Ik ken alleen de 2000 plaatsen op
basis van landelijke discussies, waarbij is gezegd dat van de 20.000 nieuwe
additionele arbeidsplaatsen 10% voor deze groep moet worden gereserveerd,
ofwel 2000 plaatsen in het hele land. In die systematiek zou het dan om
enkele honderden plaatsen in Amsterdam gaan als minimaal verplicht. Wij
zullen echter met onze aanpak van de Wet REA naar onze verwachting veel hoger
scoren dan die enkele honderden plaatsen.
Het CDA heeft de retorische vraag gesteld "wie is wethouder Werk?, in
verband met de afkorting WIW. Mevr. Krikke is de wethouder voor Werk in dit
College. Daarover is geen enkele onduidelijkheid. Wel doet ook de wethouder
voor Sociale Zaken het een en ander aan werk, waar het gaat om de taken van
de Gemeentelijke Sociale Dienst op het gebied van arbeidstoeleiding, ook in
samenwerking met andere organisaties. De WIW heeft aan de ene kant te maken
met arbeidstoeleiding en aan de andere kant met additionele banen en met de
combinatie van beide. In ons College is de koppeling gelegd tussen
Economische Zaken en Werk - gewone en additionele banen in één lijn - en
houdt men zich anderzijds vanuit Sociale Zaken met arbeidstoeleiding bezig.
Daardoor is de taak van de WIW op het veld gekomen van twee wethouders, die
afspraken hebben gemaakt over hoe dit verder werkt, niet eerst in oktober.
Die afspraken zijn de Raad ook niet voorgelegd maar meegedeeld, omdat dit een
zuivere collegebevoegdheid betreft. Ik begrijp absoluut niet, hoe de heer
Goedhart uit een niet bestaande verdeeldheid over het onderdeel Werk kan
afleiden, dat dit ten koste zou gaan van het beleid op dit gebied. Hij heeft
ook geen enkel punt genoemd waaruit zou blijken, dat de werkzaamheden die dit
jaar moeten plaatsvinden - overigens alle nog op basis van de begroting voor
1998, die nog onder een vorig College door de Raad is vastgesteld - niet goed
lopen. Al die werkzaamheden op het gebied van arbeidstoeleiding en
additionele banen lopen gewoon. Daarover wordt verslag gedaan en daarover
vallen plussen en minnen op te merken, maar dat heeft verder geen enkele
relatie met de taakverdeling in het College. De heer Goedhart cultiveert een
niet bestaand probleem en zet dit bovenaan in zijn algemene beschouwingen als
oppositiepartij onder het motto "een rij van incidenten", maar noemt geen
enkel concreet voorbeeld van iets wat dan mis zou gaan op dit gebied. Dat
vind ik niet een inhoudelijke manier van oppositie voeren. Ik hoop samen met
wethouder mevr. Krikke met de CDA-fractie gewoon over de inhoud van het
beleid rond de WIW te kunnen discussiëren. Als het CDA betere ideeën heeft
dan het bestaande beleid, horen wij dat op dat moment graag.
(De heer HOUTERMAN: Mogen wij wethouder Köhler danken voor dit col-
lege oppositievoeren?)
Nadat mijn inspanningen in het verleden al op u waren overgeslagen, moet
ik nu weer uit deze banken het CDA toespreken. Wij komen in een volstrekte
rolverwarring terecht!
Mevr. Hofmeijer heeft indringende vragen gesteld over de Koppelingswet,
in het bijzonder hoe het nu zit na de inventarisatie. Wij inventariseren
zorgvuldig en schatten op dit moment dat circa 150 uitkeringen zouden moeten
worden beëindigd. Mevr. Hofmeijer heeft gevraagd wat er dan gebeurt voor de
noodgevallen, onder verwijzing naar andere gemeenten. Zij heeft in het
bijzonder vrouwen met kinderen zonder zelfstandige verblijfsvergunning
genoemd. Voor een deel vallen zij onder de opvang van asielzoekers door het
COA, waar men geen eigen verblijfsvergunning heeft. Dat geldt ook voor
slachtoffers van vrouwenhandel, die door de wetgever naar dit circuit worden
verwezen. Daarbij kan men bedenkingen hebben, maar dat is de wettelijke
verhouding. Wij beëindigen geen uitkering bij een overdracht van cliënten
naar het COA zonder dat die overdracht goed is geregeld. Los daarvan zijn er
mensen die hun uitkering door de Koppelingswet verliezen, en die men kan
classificeren in de categorie ouders met kinderen waarvan de kinderen hier
legaal verblijven maar waarvan de ouders een onvoldoende verblijfsstatus
hebben. Het is een uiterst moeizame zaak, die uitkeringen te beëindigen. Wij
zoeken in die concrete gevallen - die zich niet veel voordoen maar wel heel
schrijnend zijn - naar oplossingen op maat. Waar de wet ons enige taak
oplegt, nemen wij de ruimte, die zelf te interpreteren, zodanig dat het doel
van de wet het best wordt bereikt. Dat doen wij niet, zoals sommige andere
gemeenten, grootscheeps in de publiciteit, maar gewoon in de uitvoering, op
basis van de wet en onze benadering daarvan.
Mevr. Hofmeijer heeft ook gevraagd naar acties voor verhoging van het
minimuminkomen. Ik heb als wethouder voor Sociale Zaken op basis van de
raadsuitspraak van verleden jaar de oproep terzake ondertekend. Los van die
actie is er vaak overleg, ook met het ministerie, over de inkomenspositie van
minima. Het standpunt van de Raad dat in ieder geval voor mensen die
langdurig op het minimum zitten een structurele inkomensverhoging wenselijk
zou zijn, draag ik daar namens deze Raad ook uit. Men wil het tot nu toe
echter nog niet van ons aannemen. Er is natuurlijk ook een taak voor de
raadsmeerderheid die dat destijds vond en het naar ik aanneem nog vindt, om
langs de eigen partijpolitieke kanalen de discussie met politiek Den Haag aan
te gaan.
De VVD-fractie heeft de term "luie luyden" geïntroduceerd. Ik kende dat
begrip nog niet, maar ik leer hier nog steeds. De VVD baseert zich daarbij op
uitspraken van de directeur van de NV Werk in de krant, die toch niet geheel
in overeenstemming zijn met de werkelijke situatie. Daarbij wordt verwezen
naar een onderzoek van jaren her onder cliënten van de destijds zogeheten D-
categorie, op dit moment niet in aanmerking komend voor directe plaatsing op
de arbeidsmarkt. De vraagstelling in dit onderzoek luidde niet, zoals wordt
gesuggereerd in het bewuste Telegraaf-artikel, dat werd gevraagd naar de
hoogte van de strafkorting die men zou moeten krijgen om bereid te zijn aan
het werk te gaan, en evenmin dat daaruit komt dat er veel hogere strafkortin-
gen moeten zijn omdat men anders niet bereid zou zijn aan het werk te gaan.
Dergelijke gegevens zijn in het onderzoek in het geheel niet te vinden. De
VVD heeft gevraagd wat wij doen aan sancties en aan verruiming van de
definitie voor passend werk. Er is een definitie voor passend werk bij de
uitvoering van het werk van de Gemeentelijke Sociale Dienst, gebaseerd op een
circulaire van de minister. Daaruit is een duidelijk uitvoeringsvoorschrift
voortgevloeid waarin staat: "Elke baan die u aankunt, wordt in beginsel als
passend gezien. U mag dit alleen weigeren wanneer daarvoor duidelijke
lichamelijke, psychische of sociale redenen zijn. Als u recente werkervaring
heeft, kunt u in het begin proberen werk op hetzelfde niveau te vinden. Bent
u na een halfjaar nog steeds werkloos, dan moet u ook werk zoeken en
accepteren dat niet direct aansluit op uw opleiding en werkervaring. Bent u
na anderhalf jaar nog steeds werkloos, dan is elke baan passend. Voor
schoolverlaters en afgestudeerde academici zonder werkervaring is elke baan
passend. Heeft u werkervaring op universitair niveau, dan is vanaf het begin
van de werkloosheid ook werk op HBO-niveau passend." Dat is wat op basis van
die circulaires ook schriftelijk aan de cliënten wordt meegedeeld. Ik weet
werkelijk niet wat nog aan deze definitie zou moeten worden verruimd en ik
ben ook niet van plan daarvoor bij politiek Den Haag op te treden. Op basis
van toetsing van deze zaken wordt ook zeer regelmatig een strafsanctie
opgelegd. Ik heb geen recente cijfers over afgelopen jaren, maar in de jaren
ervoor ging het om circa 3000 sancties per jaar. Ik heb geen aanleiding, te
veronderstellen dat er op dit gebied een aanscherping van het beleid in de
richting van werklozen noodzakelijk is.
De heer Paquay heeft punten genoemd waarover wij als GroenLinks, in zijn
spraakgebruik, met samengeknepen billen moeten zitten als zij ter sprake
komen, te weten Schiphol, armoedebestrijding en infrastructuur. Ik weet niet
of men in kringen van de SP met samengeknepen billen zit als men vindt dat
het goed gaat. Over armoedebestrijding en infrastructuur ben ik namens het
College heel tevreden. Wij doen de extra inspanning op het gebied van
armoedebestrijding zoals in het programakkoord afgesproken ook het komend
jaar weer. Op het gebied van de infrastructuur worden tal van
collegeprioriteiten uitgevoerd, niet in de laatste plaats ook met steun van
het rijk. Wij zullen de komende jaren miljarden guldens kunnen investeren in
stadsgewestelijk railvervoer; wij investeren daarnaast binnen de gemeente in
allerhande zaken, waaronder meer geld voor de fiets, maar ook voor onderhoud
van de wegen in de stad. Wij zijn over datgene wat wij hieraan uitvoeren
redelijk tevreden. De komende jaren moet blijken of wij die projecten ook
allemaal tijdig van de grond zullen krijgen, maar in ieder geval hebben wij
de plannen en de begrotingsmiddelen voor het komend jaar op al die gebieden
klaarliggen.
(De heer ARDA: D66 heeft op dit punt nog vragen gesteld over de
Centra voor Werk en Inkomen (CWI's). Gaat u die nog beantwoorden of
moet ik daarvoor bij een andere wethouder zijn?)
Wij zullen over niet al te lange tijd aan de Raad rapporteren hoe het
College daarmee denkt om te gaan. Daarnaast komt er een evaluatie over het
CWI dat wij al langer in West hebben lopen. Er is ook discussie met het rijk,
op basis van het nieuwe regeerakkoord, omdat datgene wat men zich bij de
CWI's voorstelt daarin iets anders staat dan wat tot nu toe de bedoeling was.
Daarbij is een van de discussiepunten, of wij daarmee uit de voeten kunnen en
of wij hierin als gemeente überhaupt een taak hebben, dan wel of alle taken
ons worden ontnomen. De college-inzet op dat punt zullen wij binnen enkele
maanden aan de commissie voorleggen.
Wat Workforce in Zuidoost betreft, zijn alle berichten dat daar iets komt
voorbarig. Er worden plannen gemaakt, die het College nog niet hebben
bereikt. Het College moet zich daarop nog beraden. Als het daarover een
standpunt heeft, zal het dat uiteraard aan de Commissie voor Sociale Zaken
enz. voorleggen.
(De heer ARDA: Dus alle mogelijke suggesties, dat daar iets wordt
gedaan en dat er data zijn vastgelegd voor het aanvragen van subsidie
bij het rijk kloppen niet? Die suggesties verwacht u ook niet van
ons?)
Nee, er zijn gelden gereserveerd in het inkoopbudget bij de RBA, die voor
een deel voor dat project zouden kunnen worden ingezet. Die gelden vervallen
niet als dat project na 1 januari pas zou starten.
Het Mobiliteitsfonds is van verschillende zijden ter discussie gesteld.
De discussie begrijp ik niet zo dat daar jaarlijks ook veel geld moet worden
doorgeschoven en er eigenlijk door de Raad nauwelijks een goede bestemming
kan worden gevonden, dat dus beter kan worden ontschot en in de algemene
middelen ter beschikking kan komen. In het Mobiliteitsfonds voor dit jaar zit
fl 600.000 aan rente. Dat is niet heel veel. Er wordt ruim 5 miljoen gulden
uit het vorige jaar doorgeschoven, op een jaaromzet van 40 miljoen gulden. Ik
vind dat geen schokkende bedragen. Dat geld wordt niet ingezet, zoals de heer
Halbertsma heeft gesuggereerd, doordat elk ambtelijk voorstel dan maar wordt
gevolgd. Dat geld is net toereikend om in het programakkoord afgesproken
bestemmin-gen te kunnen dekken voor het komende jaar. Daarvoor wordt het
ingezet, dus niet om een ambtenaar iets te laten verzinnen, maar op basis van
de prioriteiten in het programakkoord, waarbij concrete bestedingsvoorstellen
voor het komende jaar voorliggen die wij in de commissie meer in detail
kunnen bespreken als daaraan behoefte bestaat. Het is ook niet zo, dat wij
buiten de zogenaamde kernactiviteiten zouden gaan met onze bestedingen. Die
bestedingen zijn niet alleen conform het programakkoord, maar ook conform de
bestaande verordening op het Parkeerfonds. Er is namelijk nog geen
Mobiliteitsfonds; er is een Parkeerfonds. Daarbij zijn verschillende
mogelijke bestemmin-gen, in relatie tot verkeer, geleiding van de mobiliteit
en verbetering van de openbare ruimte. Al die parkeerkwartjes gaan niet in de
algemene middelen, maar de besteding daarvan heeft een relatie met het doel
waarvoor men betaalt. Dat is een bewust besluit geweest. Over het nieuwe
Mobiliteitsfonds komen wij in de Raad het komende jaar nog nader te spreken.
Dan kan men over verruiming of versmalling van die criteria wat mij betreft
opnieuw het debat voeren.
Over de parkeertarieven heeft D66 gevraagd of de verhoging nu nominaal
is, dus een aanpassing aan de inflatie, dan wel een beleidsmatige verhoging.
Die vraag kan ik alleen maar genuanceerd beantwoorden. Het voorstel tot
tariefverhoging ligt nu nog niet voor; het wordt wel beschreven in de
begroting, maar het concrete voorstel komt de komende weken en maanden,
uiterlijk bij de slotbeschouwingen, terug. De commissie krijgt voor die
bespreking een uitgebreidere toelichting dan nu in de missive staat. Het komt
erop neer, dat het over de langere periode van het Verkeers- en
Inrichtingsplan (VIP) gemeten dit kwartje net genoeg zal zijn om de inflatie
te volgen en dat er dan dus geen reële verlaging optreedt, waar het in het
VIP door deze Raad afgesproken beleid een zeer substantiële, reële verhoging
inhield, teneinde te komen tot een enigszins autoverkeerbeperkend beleid.
Daarbij speelt ook de differentiatie, met hogere tarieven meer naar de
binnenstad en een stuk lagere voor parkeren aan de stadsrand - op P+R-plekken
en in transferia - een grote rol, om er door dat grote prijsverschil mede
voor te zorgen, dat een groot aantal bezoekers van buiten de stad aan de
stadsrand parkeert en dan met openbaar vervoer verder reist. Dat past in dat
beleid, zij het dat het nu maar een zeer beperkt stapje is dat het College
voorstelt, ternauwernood genoeg om over meerdere jaren gemeten de inflatie te
volgen. De heer Houterman heeft terecht gevraagd, hoe dit zich verhoudt tot
moties uit het verleden. Afgesproken is, die moties - evenals andere, zoals
de motie over een kostendekkend tarief - bij de Parkeernota te laten
terugkeren. Tot die tijd moet men toch iets doen. De tarieven zijn nu enkele
jaren bevroren. Bij het programakkoord is afgesproken, dat tariefverhogingen
weer bespreekbaar zijn en dat dus het bevriezen daarmee is ontdooid. Op die
grond stelt het College nu dit beperkte stapje voor. Het zou vreemd zijn,
maar door te gaan met bevriezen en nog niet eens de inflatie bij te houden,
gezien de achtergrond van het beleid in het VIP, zoals wij dat hier hebben
afgesproken.
(De heer HOUTERMAN: Bij de slotbeschouwing kan het wat u betreft
vriezen of dooien?)
De Raad - die hier kennelijk ook over het weer gaat - kan daartoe beslui-
ten. Het College doet dit voorstel en zal het nog nader toelichten aan de
commissie en de Raad. U vraagt in uw motie of op een aantal punten specifiek
kan worden aangegeven wat het kost als die verhoging niet doorgaat. In totaal
staat in de begroting 2,2 miljoen gulden. Ik zal dat op uw verzoek uitsplit-
sen, zodat het voor degenen die wijzigingsvoorstellen willen indienen - waar-
mee men dan ook een deel van de dekking afschiet en waarbij men dan ook zal
moeten zeggen welke bestedingen niet doorgaan - inzichtelijker wordt. Met die
toezeggingen behoeft uw motie op dit moment wellicht niet verder aan de orde
te komen, omdat wij hierop inhoudelijk op een later moment bij deze begro-
tingsbehandeling nog zullen terugkomen.
Het CDA noemt als een van de incidenten het optreden van het College
inzake de Coentunnel. Ik begrijp die opmerking niet. Het College heeft gewoon
ordentelijk, desgevraagd door de minister, een standpunt voorbereid voor
discussie in de Raad. Dat standpunt heeft ook in deze Raad een breed
draagvlak gekregen, al kan men er natuurlijk verschillend over denken.
Daarnaast heeft het College overlegd in de regio. Daaruit is uiteindelijk een
standpunt naar voren gekomen, dat naar de mening van het College dicht genoeg
bij het onze lag om daarmee gemeenschappelijk ook te kunnen werken, voorzover
het het ROA aangaat. De opmerking van de heer Goedhart, dat hij blij is dat
wethouder Köhler is bijgedraaid, pareer ik met de opmerking, dat ik blij ben,
dat dit standpunt in de ROA-raad, dat zo dicht lag bij het collegestandpunt
dat wij hier hebben ingebracht - en dat de CDA-fractie hier niet wilde
steunen - door de Amsterdamse CDA'ers wel is gesteund. Het CDA komt dus de
goede kant op, waarvoor onze dank.
Over het openbaar vervoer te water zal het College het komend jaar met
voorstellen en ideeën komen.
De heer Van Duijn heeft gezegd, dat het rijk iets heeft gezegd over de
kostendekkingsgraad van de Noord-Zuidlijn, hetgeen naar zijn mening dus ten
koste zou gaan van een groot aantal tram- en buslijnen. Dit zou zijn gelijk
bewijzen. Hij meent dat de condities zijn veranderd en dat er een nieuw refe-
rendum zou moeten komen. Wij hebben in de Raad besproken hoe het zat met het
voorzieningenniveau en met aanpassingen van de kostendekkingsgraad. De rand-
voorwaarde die de Raad wilde hanteren is in juni jl. besproken. Op die basis
werkt het College verder. Op dit punt zal de minister dus in deze lijn van
ons een antwoord krijgen. Wij zullen de verdere discussie met de minister
voeren op basis van het uitgangspunt "wel aanpassing van het lijnennet..." -
om allerlei parallelle lijnen te voorkomen - "...maar geen verlaging van het
voorzieningen-niveau". De inzet van de minister is niet noodzakelijkerwijs de
uitkomst van het gesprek dat wij hierover verder nog met de minister zullen
hebben.
(De heer VAN DUIJN: Toen de Raad hierover sprak, in de tijd van
wethouder Bakker - toen u nog niet in het College zat - heeft het
College uitdrukkelijk gezegd, dat er nauwelijks veranderingen zouden
optreden in het fijnmazige bus- en tramnet. Een enkele lijn zou meer
oost-west gaan lopen in plaats van noord-zuid. Nu horen wij eisen van
Den Haag, dat lijnen aanmerkelijk moeten worden ingekort, zoals lijn
2. Dat gaat toch duidelijk een stap verder. Het gaat om veel
verdergaande eisen, die ten koste gaan van het bovengrondse net.)
Waarom vraagt u over deze misverstanden niet gewoon via uw fractie aan
mij als verantwoordelijk wethouder hoe dit zit? U komt met een bericht uit
een krant die een document uit november 1997 hanteert, terwijl ik in juni
1998 al in de Raad heb gezegd, dat ik dat namens het College bestuurlijk niet
heb overgenomen. Als kranten daaruit dan een jaar later toch weer putten,
heeft dat geen enkele nieuwswaarde. Dat had ik u ook allemaal in de commissie
kunnen uitleggen. Wat er wel zal voorliggen, zal een uitwerking zijn op basis
van het standpunt dat wij in juni jl. in deze Raad hebben besproken. Het
blijft natuurlijk een toets wat men daarvan vindt. Het komt dan ook gewoon
regulier terug naar de Raad, tussentijds in de commissie en op het einde, bij
een eventuele overeenkomst rond de beschikking. Dan kan de Raad de eindtoets
maken. De voorstellen waarop u nu doelt, zijn dus voorstellen uit een oude
nota, die inmiddels in het archief is beland.
(De heer VAN DUIJN: Nee, het gaat om een brief van minister mevr.
Netelenbos.)
U noemde als voorbeeld lijn 2.
(De heer VAN DUIJN: Onder meer. Het gaat om een hele serie lijnen.)
U noemde het niet eens, maar bedoelde de 3,6% stijging van de kostendek-
kingsgraad uit de brief van minister mevr. Netelenbos, waarvan ik daarnet
nogmaals heb uiteengezet, dat dit dus niet het standpunt van deze Raad en dus
ook niet van dit College is; het is dus een punt van discussie van ons met de
minister.
De discussie wordt geschorst.
De vergadering wordt om 23.00 uur geschorst tot de volgende middag 13
uur.
|