Bron : Raad
Onderwerp : Raadsvergadering 30-09-98
Datum Raad : 30-09-98
Datum publikatie : 30-09-98
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 30 SEPTEMBER 1998.
Aanwezig: de leden Van der Aa (PvdA), mevr. Alberts (SP), Arda (D66), mevr.
Asante (PvdA), Balak (CDA), Bakker (SP), mevr. Boerlage (GroenLinks), mevr.
Bruines (D66), Bijlsma (PvdA), Cherribi (PvdA), mevr. Codrington
(GroenLinks), Dales (VVD), Van Duijn (Amsterdam Anders/De Groenen), mevr.
Elatik (PvdA), mevr. Van der Giessen (D66), Goedhart (CDA), Goring (VVD),
Groen (VVD), Grondel (GroenLinks), Halbertsma (PvdA), Hemmes (D66), mevr.
Hofmeijer (GroenLinks), mevr. Hoogland (PvdA), Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter
Horst (PvdA), Houterman (VVD), Huffnagel (VVD), mevr. Irik (PvdA), mevr. Kalt
(Amsterdam Anders/De Groenen), Köhler (GroenLinks), mevr. Krikke (VVD), mevr.
Van der Linden (VVD), Van Lohuizen (Amsterdam Anders/De Groenen), Meijer
(PvdA), Niamut (CDA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobielþ99), mevr. Özütok
(GroenLinks), Paquay (SP), Piersma (PvdA), Van Poelgeest (GroenLinks), Stadig
(PvdA), mevr. Sweet ((PvdA), de Vries (PvdA) en Yalin (PvdA).
Afwezig: het lid mevr. Spier-van der Woude (VVD).
Middagzitting op 30 september 1998.
Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester; later drs. J.H. van der Aa
(wethouder) en H.H.M. Groen (wethouder).
Secretaris: mevr. drs. M. Sint.
De vergadering wordt om 13 uur geopend.
De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat de vergadering van heden uit een
middagzitting zal bestaan.
Aan de orde is de agenda.
1
Notulen van de raadsvergaderingen op 2 en 16 september 1998.
De notulen van de raadsvergadering, gehouden op 2 september 1998, worden
ongewijzigd goedgekeurd.
De goedkeuring van de notulen van de raadsvergadering, gehouden op 16
september 1998, wordt aangehouden.
2
Mededeling van de ingekomen stukken.
1þ Adres van de directie Groene Ruimte en Recreatie van het Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 2 september 1998, houdende aan
bieding van de Recreatievogel, een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van
de recreatie.
Dit adres wordt voor kennisgeving aangenomen.
2þ Schrijven van het raadslid Bakker en het duoraadslid mevr. Boelhouwer
van 14 september 1998, houdende verzoek tot benoeming als lid en
plaatsvervangend lid in commissies van advies.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
3þ Adres van B.J. Gerritsen van 7 september 1998 inzake overlast van
vliegtuigen boven de stad.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
4þ Adres van B.J. Gerritsen van 9 september 1998 inzake het isoleren van
woningen wegens geluidsoverlast van vliegtuigen.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
5þ Adres van B. Lohman van 11 september 1998, houdende verzoek tot onder
andere het instellen van een 30-km-per-uur-zone voor het Rokin.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
6þ Adres van A. Wessels van 13 september 1998 inzake arrestaties aan de
vooravond van de Eurotop.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
De heer VAN POELGEEST: Kan dit adres worden betrokken bij de bespreking
van het rapport van de ombudsman, dus bij de behandeling in de Commissie voor
Algemene Zaken?
De VOORZITTER: Ik heb geen bezwaar.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen afdoening na behandeling in de
Commissie voor Algemene Zaken.
7þ Adres van S.B. Bartlema, namens Brettenzone Natuurlijk van het
Milieucentrum Amsterdam, van 13 september 1998 inzake de Trajectnota N200.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
Mevr. BOERLAGE: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de Commissie
voor Milieu enz.
Wethouder GRONDEL: Ik heb daartegen geen bezwaar.
Wethouder STADIG: Ik wel. Ik ben bezig met het opstellen van een reactie
ten behoeve van de Commissie voor Ruimtelijke Ordening op de Trajectnota
N200. Die nota komt in die commissie aan de orde en zal daar breed worden
beoordeeld, niet alleen op milieuaspecten. Ik stel dan ook voor, het adres
naar die commissie te verwijzen.
Wethouder GRONDEL: Wethouder Stadig heeft volstrekt gelijk. De leden van
een andere commissie die zijn geïnteresseerd in dit onderwerp kunnen
uiteraard bij die behandeling aanwezig zijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en
Grondzaken.
8þ Adres van W. Sales van 12 september 1998 inzake een door het
stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid ontwikkeld plan om de Riekerhaven-fietsbrug bij
het Jaagpad te veranderen in een brede verkeersbrug met aanleg van
ontsluitingswegen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres te betrekken bij
voorstellen terzake.
Wethouder STADIG: Er is een ander adres geweest van mevr. Braakman over
hetzelfde onderwerp. Het zag er in eerste instantie anders uit, maar de
afspraak is toen gemaakt, dat haar adres zou worden behandeld in de Commissie
voor Volkshuisvesting enz. Ik stel voor, het onderhavige adres ook naar
genoemde commissie te verwijzen ter behandeling.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en
Grondzaken.
9þ Schrijven van mevr. Irik van 16 september 1998 inzake diverse
benoemingen/mutaties in commissies van advies en lid ROA-Raad.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
10þ Adres van B. Lohman van 21 september 1998, houdende verzoek om toezending
van het contract tussen de gemeente en A2000 en onder andere het kabelplan.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
De heer VAN DUIJN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de Commissie
voor Lokale Media, met het voorstel om het contract in overleg met de
contractpartner openbaar te maken, omdat veel burgers daarvoor nu
belangstelling hebben. Naar mijn mening is het niet nodig, dit geheim te
houden.
De VOORZITTER: Het is in de desbetreffende commissie uitvoerig besproken
toen het contract werd gesloten.
De heer VAN DUIJN: Het is een contract van honderden paginaþs en dat kan
men niet in een uurtje doornemen.
De VOORZITTER: Het enige dat de heer Lohman vraagt is, iets toegestuurd
te krijgen.
De heer VAN DUIJN: Daar gaat het nu net om. Het contract is nog geheim en
het toezenden kan niet zonder meer. Het College moet, in overleg met de Raad,
c.q. de commissie van advies, daarover een beslissing nemen.
De VOORZITTER: In de Wet Openbaarheid van bestuur wordt bepaald, wat wel
of niet kan worden toegezonden aan individuele personen.
De heer VAN DUIJN: Wij zijn gebonden aan een contract en een
contractpartner. Als het geheim is, kunnen wij niet zonder afspraak met onze
contractpartner het contract openbaar maken. Het College moet dus een
beslissing nemen, namelijk om het contract openbaar te maken. Ik doe een
procedureel voorstel, namelijk dat het College met een voorstel komt.
De VOORZITTER: U doet nu een voorstel over de werkwijze van de Raad en
niet over een ingekomen stuk. Adressant vraagt, het contract toegezonden te
krijgen; hij wil een pak stukken ontvangen die geheim zijn en die krijgt hij
niet. Het is aan het College om dat af te doen.
De heer VAN DUIJN: Daarom stel ik voor, dit punt in de commissie te
behandelen
De VOORZITTER: Dat is nu niet aan de orde. Aan de orde is een brief van
de heer Lohman en niet een verzoek van de heer Van Duijn. De heer Lohman
heeft gevraagd, of hij een pak stukken van ons kan ontvangen. Wij delen hem
mede, dat die stukken geheim zijn en dat hij die niet krijgt. De afdoening
van het adres is dus: in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter
afdoening. De heer Van Duijn stelt nu iets anders voor en dat moet hij dan
maar bespreken in de commissie van wethouder mevr. Van der Giessen.
De heer VAN DUIJN: Nee. Naar aanleiding van een ingekomen stuk doe ik een
procedureel voorstel.
De VOORZITTER: Dat kan niet, u moet dan een apart onderwerp...
De heer VAN DUIJN: Wij behandelen deze stukken om de Raad in de
gelegenheid te stellen, procedurele voorstellen te doen. Welnu, ik doe er
één.
De VOORZITTER: U kunt hierbij ook wel het procedurele voorstel doen om de
A10 te overbouwen, omdat dat u toevallig goed uitkomt.
De heer VAN DUIJN: U maakt heel flauwe grapjes. Dit is een heel normaal
zakelijk en democratisch voorstel en ik zou graag de mening van wethouder
mevr. Van der Giessen daarover vernemen.
De heer NIAMUT: Het gaat nu inderdaad om de afhandeling van de ingekomen
stukken. Als de heer Van Duijn hiervan een punt wil maken, zal hij dat in de
commissie aan de orde moeten stellen of op een andere manier, want dan zijn
wij op een goede manier met onze regelgeving bezig.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening.
11þ Adres van J.C. Hageman, namens de Vereniging Stadsvervoerbelang, van 17
september 1998 inzake onregelmatige dienstuitvoering bij het openbaar
vervoer.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de
commissie van wethouder mevr. Ter Horst.
De heer VAN LOHUIZEN: Binnenkort wordt het nieuwe productieplan van het
Gemeentevervoerbedrijf in de Commissie voor Verkeer enz. behandeld. Ik zou
het adres daar graag bij willen betrekken.
Wethouder KÖHLER: Dat lijkt mij het geëigende moment. Ik ben op basis van
dit adres razend benieuwd naar wat er dan over het productieplan wordt
ingebracht.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken.
12þ Adres van R.K. Oosterbaan, directeur van de Landelijke Organisatie voor
Speeltuinwerk en Jeugdrecreatie, van 14 september 1998 inzake het verzoek om
meer subsidie voor speeltuinverenigingen mogelijk te maken.
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdstuksgewijze
behandeling van de begroting voor 1999.
13þ Adres van mevr. W.J. Poorterman, directeur van het Maarten Lutherhuis,
van 18 september 1998 inzake de vestiging van een asielzoekerscentrum in het
oude hoofdgebouw van het Maarten Luthercomplex in Osdorp.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
Mevr. BOERLAGE: Ik stel voor, dit adres te betrekken bij de door het
College in te dienen voorstellen terzake. Ik ga ervan uit, dat wij over dit
onderwerp ooit een debat in de Raad krijgen.
Wethouder STADIG: De exacte procedure staat mij helaas niet voor ogen; ik
weet niet of er voor de beslissing een raadsbesluit nodig is, maar als de
Raad daarover wil spreken kan dat natuurlijk altijd. In dat geval lijkt het
mij logisch het adres te betrekken bij de in te dienen voorstellen terzake in
de commissie.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en
Grondzaken.
14þ Adres van E.P. Blaauw en F.L.H. Bos, namens het Waterig Amsterdams Front
(WAF), van 21 september 1998 inzake de financiële consequenties voor
woonbootbewoners met een ligplaats aan de Silodam.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
De heer VAN POELGEEST: Het lijkt mij juist, als het College adressanten
mededeelt, dat, zoals in de afgelopen commissievergadering bleek, dit punt is
teruggenomen. Ik neem echter aan, dat bij de verdere behandeling de adressen
onder zowel 14þ als 15þ een rol zullen blijven spelen. Ik weet niet of wij
allen een afschrift kunnen ontvangen, maar ik veronderstel, dat de
organisatie zelf al iedereen een afschrift heeft gestuurd.
Wethouder STADIG: Wij kunnen nog een brief schrijven, maar de heer Blaauw
zat op de tribune toen wij besloten, dit punt af te voeren. Het lijkt mij dat
het schrijven van een brief dan wat overbodig is. In het verdere traject, dat
zich overigens primair onder verantwoordelijkheid van de wethouder voor
Binnenwaterbeheer afspeelt, zullen ongetwijfeld de stapels correspondentie
met het WAF een rol spelen. Ik stel voor, het adres te betrekken bij de
voorstellen terzake. Dit geldt ook voor adres 15þ.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres te betrekken bij de
door Burgemeester en Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
15þ Adres van F.L.H. Bos en E.P. Blaauw, namens het Waterig Amsterdams Front,
van 21 september 1998 inzake de inrichting van de Silodam, voorstellen voor
woonschepen en erfpacht.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
16þ Adres van K. Ravesteijn, voorzitter van de FNV-afdeling Amsterdam, van 21
september 1998 inzake de uitbreiding van de Coentunnel.
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de desbetreffende voordracht,
punt 7 van de agenda.
17þ Adres van F. Poolman van 21 september 1998, houdende verzoek tot
ontruiming van het pand Daniël Stalpertstraat 28-34.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
De heer GORING: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden
aan de Commissie voor Algemene Zaken.
De VOORZITTER: Daartegen bestaat geen bezwaar.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan Commissie voor Algemene Zaken.
18þ Adres van mevr. C.C.A. Pieters Kwiers-Martin , namens de volkstuin-
vereniging Frankendael, van 23 september 1998 inzake de verplaatsing van
50 volkstuintjes voor tuinders met een sociale/medische indicatie in de
Watergraafsmeer.
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de desbetreffende voordracht,
punt 17 van de agenda.
19þ Adres van H. Pieck, voorzitter van het Platform Ondernemende Regio
Amsterdam, van 28 september 1998, houdende verzoek, een positieve beslissing
te nemen over verbreding van de Coentunnel.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende voordracht,
punt 7 van de agenda.
20þ Adres van dr. ir. J.R. Vermeulen, voorzitter van het Hollandse Werkgevers
Vereniging Noord-Holland, van 28 september 1998, houdende verzoek, een
positieve beslissing te nemen over verbreding van de Coentunnel.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende voordracht,
punt 7 van de agenda.
21þ Adres van mr. J. Bevaart, algemeen directeur, en T.H. Woltman, voorzitter
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, van 28 september
1998, houdende verzoek, de Coentunnel te verbreden tot 2 x 6 rij-stroken.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende voordracht,
punt 7 van de agenda.
22þ Adres van dr. T. Wajer, voorzitter van de Vereniging van Bedrijven in
Amsterdam-Noord, van 25 september 1998 inzake de Coentunnel.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende voordracht,
punt 7 van de agenda.
De VOORZITTER: Ik stel voor, thans eerst na te gaan, welke punten van de
agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan.
Conform besloten.
3
Mondelinge vragenuur.
De VOORZITTER: Het loopt nog niet storm: er zijn geen vragen ingediend.
4
Notitie van Burgemeester en Wethouders van 23 september 1998 inzake de
wijze van behandeling van de ontwerpbegroting voor 1999 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 486, blz. 3129).
De notitie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Punt 5 wordt even aangehouden.
6
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot het
huren van kantoor- en archiefruimten in het perceel Rokin 92-96 ten behoeve
van de Bestuursdienst (Gemeenteblad afd. 1, nr. 469, blz. 3065).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3066 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
Punt 7 wordt even aangehouden.
8
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot
aanschaffing van automatiseringsapparatuur e.a. voor de dienst
Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 479, blz. 3087).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3088 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
9
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot
verhoging van het tarief A2000/KTA (Gemeenteblad afd. 1, nr. 474, blz. 3073).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3074 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
10
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot
afwikkeling van de privatisering van het Slotervaartziekenhuis (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 480, blz. 3091).
De VOORZITTER: In de Commissie voor de Werkwijze van de Gemeenteraad is
gevraagd, dit punt van de agenda af te voeren aangezien dit punt nog niet in
de commissie van advies zou zijn behandeld. Er is nu afgesproken, dat deze
voordracht in de Commissie voor Zorg zal worden behandeld, waarbij wethouder
mevr. Van der Giessen aanwezig zal zijn. Zij voelde zich echter wat
overvallen door dit besluit en zij zal nog nagaan, of er eventuele juridische
consequenties aan dit uitstel zijn verbonden. In de loop van de middag komen
wij hierop terug.
De voordracht wordt even aangehouden.
De punten 11, 12 en 13 worden even aangehouden.
14
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot
wijziging van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de
Gemeenteraad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 485, blz. 3127).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3128 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
14A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 29 september 1998 tot
vaststelling van de Verordening voor de vaste commissies van advies
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 488, blz. 3139).
De VOORZITTER: Het onderlinge overleg tussen de voorzitters en
secretarissen van de commissies heeft nog een aantal wijzigingsvoorstellen
opgeleverd, die nog in het College zullen worden behandeld. Deze voordracht
dient derhalve van de agenda te worden afgevoerd. Over twee weken zal de
gewijzigde voordracht op de agenda worden geplaatst.
De voordracht wordt van de agenda afgevoerd.
De VOORZITTER (orde): Wethouder mevr. Van der Giessen deelt mij zojuist
mede, dat er geen bezwaar bestaat om de behandeling van de voordracht inzake
het Slotervaartziekenhuis twee weken uit te stellen. De voordracht zal dus
worden besproken in de Commissie voor Zorg, waarvoor wethouder mevr. Van der
Giessen zal worden uitgenodigd.
Wethouder mevr. TER HORST: Ik wijs erop, dat de eerstvolgende
commissievergadering morgen zal zijn. Ik weet niet of behandeling dan lukt,
anders wordt dat de vergadering van 15 oktober a.s., zodat behandeling in de
Raad langer dan veertien dagen zal moeten worden uitgesteld.
De VOORZITTER: Wij komen hierop nog terug.
Punt 15 wordt even aangehouden
16
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot
verbouwing van het Stadhuis ten behoeve van Energie Noord West (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 478, blz. 3084).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3086 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
Punt 17 wordt even aangehouden.
Aan de orde zijn de benoemingen.
De VOORZITTER benoemt in de commissie van stemopneming de leden Van
Lohuizen, Meijer en mevr. Van Oudenallen.
Benoemd worden tot:
Lid van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke
Ordening en Grondzaken: J.L. Bakker.
Lid van de Commissie voor Financiën, Personeel en Organisatie,
Facilitaire Bedrijven, Beheer Binnenwater, Sport en Havenaangelegenheden:
mevr. C. Boelhouwer.
Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsver-
nieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken: mevr. C. Boelhouwer.
Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Financiën, Personeel en
Organisatie, Facilitaire Bedrijven, Beheer Binnenwater, Sport en Havenaan-
gelegenheden: J.L. Bakker.
Lid van de Commissie voor Algemene Zaken: mevr. J.B. Irik.
Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Algemene Zaken: S.H. Piersma.
Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Algemene Zaken: A.I Yalin.
Lid van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke
Ordening en Grondzaken: E.J. de Vries.
Lid ROA-Raad (nr. 470): A.I. Yalin.
Ingeleverd werden 43 biljetten. Allen werden benoemd met 43 (algemene)
stemmen.
De VOORZITTER dankt de leden van het bureau van stemopneming voor de
verleende medewerking.
Aan de orde is thans:
5
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 inzake
het vervolgkrediet ten behoeve van het Sportaccommodatiefonds (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 472, blz. 3069).
De heer DALES: Mijnheer de Voorzitter. Bij de voordracht inzake de
kredietverlening ten behoeve van het Sportaccommodatiefonds is een bijlage
gevoegd waarin een optelling staat van bedragen die in de loop der jaren zijn
besteed aan de diverse accommodaties en die laat zien hoe belangrijk dat
accommodatiefonds is geweest. Het is dan ook gunstig dat in het kader van het
Programakkoord 1998-2002 er weer een bedrag voor wordt vrijgemaakt. Dat
bedrag is slechts viermaal 1 miljoen gulden, en eventueel als B-prioriteit
nog een keer viermaal 1 miljoen gulden. Het komt de VVD-fractie voor, dat dit
aan de beperkte kant is, gezien de grote noden die er nog zijn. Uit de
optelling blijkt, dat het fonds op dit moment nagenoeg leeg is; er rest nog
een bedrag van circa fl 274.000, maar daarmee is het gedaan. Wij hebben dus nu
een probleem. De VVD-fractie zou het College graag willen aanmoedigen om in
de loop van de tijd eens na te gaan of er mogelijkheden zijn voor een
additionele voeding van het fonds naast datgene wat al is opgenomen in het
programakkoord.
Onze fractie zou vervolgens iedereen willen oproepen om te zoeken naar
andere bronnen voor voeding van het fonds. Niet voor niets is bepaald, dat er
naast de gemeentelijke bijdrage additionele bijdragen kunnen komen. De
belangrijkste daarvan zouden kunnen zijn bijdragen uit sponsoring. Uit de
voordracht mogen wij concluderen dat in het afgelopen jaar daarvan helaas
niets terecht gekomen en dat is toch jammer. Daarvan zal toch meer werk
moeten worden gemaakt.
Wij zouden het ook niet betreuren als sportaccommodaties zelf worden
gebruikt voor de werving van gelden, bijvoorbeeld door het plaatsen van
reclameborden, teneinde op die manier nog weer geld binnen te halen voor dat
fonds. Wij kunnen ons ook voorstellen dat bepaalde accommodaties die zich
daarvoor lenen een naamgeving krijgen die zodanig wordt gekozen dat daaraan
ook een bedrag is gekoppeld. Ik kan wijzen op het nieuwe Vélodrôme. Dat is
natuurlijk een draak van een naam, maar tegenover een naam zal dan een
bepaald bedrag moeten staan, dat dan weer in het Sportaccommo-datiefonds kan
worden gestort. De VVD-fractie zou dit toejuichen en zal ook alle moeite doen
om tot een additionele voeding van het fonds te komen.
De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. De CDA-fractie stemt in met de
voordracht en is het eens met de benadering van de heer Dales. Wij hebben nog
geen evaluatie gehad, maar ik nodig het College van harte uit om bij de
evaluatie voorstellen te doen om bijvoorbeeld in de variabelen, zoals wij nu
vier keer 5 miljoen gulden hebben gehad, dit na deze periode te laten aflopen
naar vier maal 4 miljoen gulden en vier maal 3 miljoen gulden, zodat op een
wat langere termijn alle terreinen kunnen worden geoptimaliseerd en een
toegevoegde waarde voor Amsterdam kunnen betekenen. Ik kan nu al aangeven dat
wij de voorstellen van het College daaromtrent van harte zullen ondersteunen.
Wethouder GROEN: Mijnheer de Voorzitter. Deze geluiden betekenen
natuurlijk een warm bad voor de desbetreffende wethouder, namelijk een
aansporing tot actie die tevoren al wordt ondersteund. Dat is prettig werken.
Ik zeg de beide leden ook graag toe, dat wij in de komende maanden zullen
zoeken naar mogelijkheden om de voeding van het Sportaccommodatiefonds verder
gestalte te geven, inclusief de sponsoring, waarbij wij echter wel voor ogen
moeten houden, dat wij de desbetreffende verenigingen niet voor de voeten
moeten lopen. Veelal worden de zaken die de heer Dales heeft genoemd, daarin
bijgevallen door de heer Niamut, al door de verenigingen gebruikt om zelf
sponsoring aan te trekken. Wij moeten natuurlijk wel met enige zorgvuldigheid
te werk gaan.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3071 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
7
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 inzake
het advies met betrekking tot de Trajectnota Capaciteitsuitbreiding
Coentunnel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 481, blz. 3099).
Hierbij zijn tevens aan de orde:
adres van E. Vink, namens de afdeling GroenLinks Bos en Lommer, van
25 augustus 1998 inzake de capaciteitsuitbreiding van de Coentunnelweg;
adres van mevr. E. Visser, namens Leefmilieu Stad en Land, van 6 juli
1998 inzake de capaciteitsuitbreiding van de Coentunnel;
adres van H. Pieck, voorzitter van het Platform Ondernemende Regio
Amsterdam, van 28 september 1998, houdende verzoek, een positieve beslissing
te nemen over verbreding van de Coentunnel;
adres van dr. ir. J R. Vermeulen, voorzitter van het Hollandse Werkgevers
Vereniging Noord-Holland, van 28 september 1998, houdende verzoek, een
positieve beslissing te nemen over verbreding van de Coentunnel;
adres van mr. J. Bevaart, algemeen directeur, en T.H. Woltman, voorzitter
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, van 28 september
1998, houdende verzoek, de Coentunnel te verbreden tot 2 x 6 rij-stroken;
adres van dr. T. Wajer, voorzitter van de Vereniging van Bedrijven in
Amsterdam-Noord, van 25 september 1998 inzake de Coentunnel.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik was deze week aanwezig
bij de Gemeentedag en op die dag heb ik verschillen kamerleden gesproken. In
de krant stond, dat minister mevr. Netelenbos heeft gezegd, dat er maar 40
miljoen gulden is en dat 12 miljoen gulden daarop wel erg veel is. Er werd
opgemerkt, dat zij niet ziet dat het doorgaat. Kan de wethouder bij het
voorstel het verschaffen van zekerheid inschatten? Het betekent natuurlijk,
dat, als die mening in Den Haag inderdaad leeft, wij verkeerd bezig zijn. Ik
denk dat ik dan toch wel spreek namens alle betrokken insprekers en
ondernemers in Amsterdam.
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Het College wil een beperking
van de mobiliteitsgroei afdwingen door de aanleg van de Tweede Coentunnel te
saboteren. Dat is een even hopeloze, als onmogelijke en onwenselijke
doelstelling. Niet de mobiliteitsgroei zal zo worden beperkt. Dat kan alleen
door een afname van de economische groei en zolang die zich niet voordoet,
zal de mobiliteitsgroei zich alleen verplaatsen als Amsterdam die wil
tegenhouden, maar dan houdt de economische groei, inclusief de
werkgelegenheidsgroei in de Amsterdamse regio, ook op. Het motto Werk, werk,
werk was de reden waarom in het vorige programakkoord stond: þAmsterdam
bevordert dat nu verder voortvarend wordt beslist over spoedige uitvoering
van de Westrandweg en de Tweede Coentunnel, aangezien dit dringend nodig is
voor de bereikbaarheid van het noordelijk deel van de regio en de koppeling
van de Westpoortterreinen op de luchthaven en het gebied ten noorden van het
IJ.þ Kennelijk geldt dit nu niet meer, want als wij de onderhavige voordracht
bekijken zien wij, dat het huidige College in zijn advies aan de minister de
zaak eigenlijk precies omdraait. Eerst is er het nul-alternatief, met de
noordelijke Westrandweg en de Noord-Zuidlijn, waarvan in de Trajectnota
Capaciteiten-uitbreiding Coentunnel wordt gesteld, dat het de
bereikbaarheidsproblematiek rond de Coentunnel niet oplost. Dan is er het
doelgroepenalternatief, waarvan de trajectnota zegt, dat het technisch
onmogelijk is, zowel bij de nieuwe aansluiting Westrandweg, de bestaande
Westpoortafslag als de afslag Oostzaan, samen goed voor 55% van het verkeer.
Er wordt niet aangegeven, hoe het daar wel kan met doelgroepen. Wij vinden
dat niet alleen zwak, maar menen ook, dat het advies daarmee ongeloofwaardig
wordt.
Het College doet dit allemaal om naast de bereikbaarheid ook de
leefbaarheid te bevorderen. Dat lijkt een nobele doelstelling, die de CDA-
fractie graag en van harte onderschrijft, maar wij onderschrijven geen
plannen die niet tot het doel leiden. Het advies doet dat niet. Zelfs het
nul-alternatief leidt niet tot een verbetering van de leefbaarheid, eerder
tot een zeer intensieve verslechtering van de bereikbaarheid. In de
voordracht wordt op geen enkele wijze duidelijk gemaakt, dat het nevendoel
verder wezenlijk wordt bevorderd en dat het doel van de bereikbaarheid
serieus wordt genomen.
In het besluit is met name de formulering reden voor de CDA-fractie om
daar niet achter te staan. Er staan verschillende overwegingen in die wij op
zichzelf best zouden kunnen delen, maar het zijn overwegingen waarvan in de
trajectnota heel duidelijk is gemaakt, dat zij niet helpen voor de
bereikbaarheid en dat er niet genoeg geld is voor de leefbaarheid. Wij zien
niet in, waarom die volgorde daarin moet worden aangebracht. Is het nu
werkelijk noodzakelijk om eerst te gaan praten over de nul-optie als ware dat
een serieuze overweging voor de bereikbaarheidsproblematiek?
(Wethouder KÖHLER: Waar staat dat?)
Dat staat impliciet in het advies. Als ik de trajectnota naast het advies
leg, is dat mijn gevolgtrekking. De CDA-fractie is niet ongevoelig voor de
leefbaarheidsdoelstelling, integendeel, maar wij moeten de zaken wel in de
juiste volgorde plaatsen om überhaupt resultaten te kunnen boeken.
Ik kom dan aan de wijze waarop dit advies tot stand is gekomen. Heel
Noord-Holland is in opstand gekomen, in de eerste plaats het ROA en
vervolgens de gemeenten Zaanstad en Purmerend en de verder gelegen gemeenten,
zoals Hoorn. Ik ontving een brief uit Hoorn met daarin de vraag, waar wij
toch mee bezig zijn. Het is dan toch ongeloofwaardig om te zeggen dat wij
bezig zijn met het vervolg op het reeds lang ingezette beleid in Amsterdam,
terwijl ineens naar aanleiding van deze versie heel Noord-Holland op zijn
achterste benen staat? In Noord-Holland wonen ook Amsterdammers en ik denk
niet dat wij ons zo gemakkelijk van de regio, waarvan wij ook deel uitmaken,
kunnen afmaken.
Wat de politiek betreft is het toch wel uiterst merkwaardig, in de
voordracht van het dagelijks bestuur van het ROA te lezen, dat de Amsterdamse
afgevaardigden als enigen niet met het ROA-advies instemmen. Ik meen dat
daarbij ook VVD-afgevaardigden betrokken zijn. Wat is nu de rol van de VVD in
deze hele affaire? Als de VVD nu werkelijk ertoe bijdraagt...
(De heer HOOIJMAIJERS: Hebt u de kranten niet goed gelezen? Hebt u
niet gehoord wat er in de desbetreffende commissie van advies is
gezegd? Ik meen toch, dat onze rol uitvoerig is toegelicht.)
Ik heb een persverklaring gelezen, maar ik constateer dat de VVD in het
College meehelpt met het opstellen van dergelijke voordrachten aan de Raad.
Is het geloofwaardig als de VVD instemt...
(De heer HOOIJMAIJERS: Waar haalt u die wijsheid vandaan?)
Gaat u dan straks uw collegeleden aanzetten om zich te distantiëren van
dit besluit?
(De heer HOOIJMAIJERS: U zegt het juist. Wij wachten altijd eerst een
discussie af en vervolgens besluiten wij. Als ik geen andere
argumenten hoor dan ik tot op heden heb gehoord, zal de VVD-fractie
unaniem haar besluit aan u mededelen, zoals wij dat altijd gewend
zijn te doen.)
Ik ben benieuwd.
Ik kom aan de fractie van de PvdA. Die is wat betreft deze kwestie wat
achter de wethouder van GroenLinks en de oppositie van de VVD terecht
gekomen. De rol van de PvdA is natuurlijk niet te veronachtzamen. De PvdA was
in het vorige College de grootste partij en is dit nog steeds. Wat is nu de
houding van de PvdA? Het is ondenkbaar dat deze koerswijziging in de
Amsterdamse politiek tot stand zou kunnen komen zonder dat de PvdA daarmee
instemt.
(De heer BIJLSMA: Kunt u die koerswijziging even toelichten? Waarop
baseert u dat?)
In het vorige programakkoord staat, dat voortvarend moet worden beslist
over de uitbreiding van de Coentunnel en de aanleg van de Westrandweg.
(De heer BIJLSMA: U weet even goed als ik, dat daarbij een voorwaarde
was opgenomen. Noemt u die ook even!)
Zoals ik zojuist heb opgemerkt wordt het advies aan de minister zo
geformuleerd, dat alles wordt gedaan om wederom alle stations te passeren
voordat wij over een uitbreiding willen gaan praten. Wij vinden dat van de
PvdA volstrekt ongeloofwaardig en mijn fractie zou graag van de PvdA willen
vernemen, hoe zij denkt met een dergelijk advies de werkgelegenheids-
doelstelling in onze regio overeind te houden.
(De heer BIJLSMA: Waar is volgens u de werkgelegenheid achter-
gebleven? Ten noorden van het IJ of ten zuiden ervan?)
Ik praat over de toekomst.
(De heer BIJLSMA: Ik heb het over feiten. Komt u met feiten!)
Het is toch duidelijk dat het noordelijke deel van onze regio het meest
wordt afgesloten als de Coentunnel verstopt blijft? Dan komt u steeds met het
verhaal, dat het zuid-noordverkeer nog lekker kan doorrijden. Mijn vraag is
dan, hoe lang u denkt dat nog te kunnen volhouden.
(De heer BIJLSMA: Waar is de werkgelegenheid volgens u meer
toegenomen?)
(De VOORZITTER: Wij hadden toch besloten tot het houden van een
middagzitting?)
(De heer BIJLSMA: Er wordt iets beweerd en ik zou daarbij graag de
feiten willen horen. Waar is de werkgelegenheidsontwikkeling groter
geweest: ten noorden of ten zuiden van het IJ?)
Als wij op alle vragen van de heer Bijlsma moeten antwoorden is inderdaad
alleen een middagzitting niet haalbaar. Ik vertrouw erop dat u het antwoord
in uw eigen spreektijd wel zult geven.
Ik sluit af met de constatering dat het advies zoals dat door het College
aan de Raad is voorgelegd niet alleen voor de CDA-fractie onhaalbaar is, maar
ook voor grote delen van onze omgeving, met name voor het ROA. Wij hebben de
vrijheid genomen om aan de hand van een amendement het advies zodanig te
herformuleren, dat naar onze mening het met ons voorgestelde beleid de
continuïteit van de doelstellingen voor leefbaarheid en bereikbaarheid, dit
in overeenstemming met het ROA, in de toekomst niet uitgesloten zal zijn.
De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:
23þ Amendement van 30 september 1998 van de raadsleden Goedhart, Niamut en
Balak om het besluit van het advies van het College aan de minister te
vervangen door het in dit amendement opgenomen besluit (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 514, blz. 3263).
Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
De heer ARDA: Mijnheer de Voorzitter. Nog niet zolang geleden hebben wij
gesproken over de Noord-Zuidlijn, een groot infrastructureel project, van
belang voor heel Amsterdam, ook voor de regio. Nu is dan aan de orde de
Coentunnel, die in geld uitgedrukt daaraan wel onderdoet; het kost omstreeks
1 miljard gulden, tenzij er nog risicoþs moeten worden meegewogen, maar dat
horen wij dan nog wel van de andere partijen. Tijdens de discussie rond de
Coentunnel, die door een aantal partijen werd aangezwengeld, werd een aantal
artikelen over de Noord-Zuidlijn en de financiering in de krant gepubliceerd
en onwillekeurig moest ik toen denken aan een Turks gezegde dat luidt:
þParayi veren düdügü çalarþ ofwel: þWie betaalt bepaalt.þ Ik moest als
nieuweling in dit gezelschap constateren, dat wij vaak over grote projecten
praten en dan doen wij alsof wij het allemaal voor het zeggen hebben of
daarbij een grote rol spelen, terwijl anderen uiteindelijk het geld op tafel
moeten leggen. Ik krijg telkens uit de pers de indruk, dat wij met grootse
zaken bezig zijn, maar een feit is dat, als anderen betalen zij ook van alles
kunnen bepalen, bijvoorbeeld de wijze van boren van de Noord-Zuidlijn en de
breedte van de Coentunnel. De wethouder merkte in de commissie van advies al
op, dat het een illusie is om te denken dat die Coentunnel er morgen is en
dat wij slechts met een advies dat kunnen tegenhouden. Uiteindelijk behoort
dit tot de verantwoordelijkheid van het rijk; wij adviseren als grote
belanghebbende in het geheel wat naar onze belangenafweging zou moeten worden
meegenomen.
Tijdens de commissievergadering heb ik zeer veel vragen gesteld en ik
dank de wethouder voor de eerlijke beantwoording van die vragen. D66 zal,
tenzij er nog gekke dingen mochten gebeuren, straks instemmen met de
voordracht om dit advies de deur uit te laten gaan. Het heeft echter wel even
geduurd voordat wij er achter waren, dat wij het met elkaar eens waren, want
de wethouder was in de commissie een stuk helderder dan het onderhavige
advies is. Wij hebben rustig gewacht op de antwoorden die in de commissie
zouden worden gegeven. Andere partijen hadden hun misverstanden alvast naar
buiten gebracht, hetgeen tot veel publiciteit heeft geleid. De desbetreffende
commissievergadering was voor de D66-fractie van groot belang, want wat staat
er nu in het advies? Er staat in, dat Amsterdam voor de uitbreiding van de
Coentunnel ten behoeve van openbaar vervoer, doelgroepen en zakelijk verkeer
is.
In het advies staat ook, dat zal worden bezien - dat is iets anders dan
het instellen van een onderzoek - hoe varianten voor die doelgroepen toch een
kans maken. De wethouder merkte in genoemde commissievergadering namens het
College nog op dat het rijk aan een aantal alternatieven twijfelt, aangezien
het daarnaast een lijst met criteria legt waarvan het College zegt, dat dan
misschien eens naar die criteria moet worden gekeken. Ik kan mij heel goed
voorstellen dat de minister helemaal geen nieuw onderzoek behoeft te doen,
maar wel goed moet nadenken over die criteria. De wethouder vroeg zich
bijvoorbeeld terecht af, waarom men bij doelgroepenverkeer altijd
tweebaanswegen moet hebben. Eén baan kan ook. Als men daarvoor bijvoorbeeld
het criterium verandert, kan men ook naar zijn oordeel een variant zonder een
nieuw onderzoek wijzigen.
In het advies wordt ook melding gemaakt van de ondersteuning van de
leefbaarheidsdoelstelling zoals verwoord in het Structuurschema Verkeer en
Vervoer (SVV) en het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP), van het
ondersteunen van rekeningrijden en benzineaccijnsverhoging. Het was aardig om
te horen, want zo hadden wij het nooit gelezen; andere partijen hadden het
zelfs anders geïnterpreteerd. Bij de financiering gaat het College uit van
financiering van de gehele Noord-Zuidlijn voor andere zaken, dus ook voor een
Coentunnel: eerst het geld voor het kerntraject van de Noord-Zuidlijn en dan
pas geld voor de Coentunnel. Voorts stond er blijkbaar in, dat geplande
projecten eerder moeten worden uitgevoerd, nog voor de Coentunnel; dit
betreft dan bijvoorbeeld de Hemboog en de Westrandweg. Samenvattend: de
Coentunnel uitbreiden voor openbaar vervoer en zakelijk verkeer, financiële
prikkels introduceren, de Noord-Zuidlijn financieren, eerst de Hemweg en de
Westrandweg. Dit zijn maar voorbeelden.
Het doel is een balans tussen leefbaarheid en bereikbaarheid. De
wethouder merkte reeds op, dat die twee niet voor 100% kunnen worden
gerealiseerd. Geen enkele variant kan dat. Wij moeten naar een balans zoeken
en met de wethouder zijn wij het eens, dat in de trajectnota iets te veel
wordt uitgegaan van bereikbaarheid en te weinig van leefbaarheid. Op dat punt
hebben wij elkaar gevonden. In de commissievergadering heb ik ook gezegd, dat
wij elkaar ooit ook zullen vinden in het doortrekken van de Ringlijn, een
aftakking van de Noord-Zuidlijn naar Zaanstad enz. Wij zijn tegen het
tegengaan van woon-werkverkeer en tegen de wisselstroken. Dat betrof het
woord þbezienþ.
Als men terugkijkt naar de geschiedenis van dit onderwerp, kan men zien
dat er sprake is van consistent beleid van de Raad. Er zijn destijds
verschillende moties aangenomen en als men de commissievergaderingen bijwoont
kan men dit ook uit het advies halen, maar toch was die consistentie niet
voor iedereen duidelijk.
(De heer HOOIJMAIJERS: Geldt dit dan ook ten aanzien van de besluiten
die op 26 juni 1993 zijn genomen?)
U moet nu mijn geheugen opfrissen. Gaat het over wisselstroken en de
uitbreiding van doelgroepen?
(De heer HOOIJMAIJERS: Nee. Het gaat over wat daar letterlijk staat.
U spreekt over consistent beleid, maar u moet toch met mij eens zijn
dat vandaag een besluit voorligt dat afwijkt van het standpunt dat
toen is ingenomen.)
Die indruk heb ik niet.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik zal zo dadelijk dan iets citeren en om het
extra pijnlijk te maken zal ik ook de bewoordingen van de
vertegenwoordiger van uw eigen fractie memoreren. Ik ga ervan uit,
dat u toentertijd dat standpunt steunde en dat u dat nu nog doet.)
Ik moet ook constateren, dat er intussen verkiezingen hebben
plaatsgevonden.
(De heer HOOIJMAIJERS: Dat kan wel zo zijn, maar dat wil toch niet
zeggen dat u dan in één keer de heer Bakker afvalt?)
Het gaat nu niet om personen. U zegt, dat er nu sprake is van een besluit
dat afwijkt van het besluit dat destijds is genomen en u haalt daar personen
bij die dat besluit toen hebben verdedigd. Ik stel na bestudering van de
stukken vast dat er sprake is van consistentie van beleid. Het woon-
werkverkeer wordt nog steeds tegengegaan; er wordt nog steeds getracht, de
Coentunnel uit te breiden, er wordt nog steeds getracht de bereikbaarheid en
de leefbaarheid te combineren, er wordt nog steeds gepleit voor...
(De heer HOOIJMAIJERS: U spreekt over consistentie van beleid en ik
zeg alleen dat het besluit van vandaag afwijkt van het besluit dat in
1993 is genomen.)
Ik ga verder. Zoals gezegd, die consistentie was niet voor iedereen even
duidelijk. Wij werden er in de commissie door insprekers terecht op gewezen,
dat de gemeente Amsterdam - en dat is altijd nog wat anders dan de
Gemeenteraad - andere dingen naar buiten zou hebben gebracht, zoals het
Bestuursplatform Masterplan in het ROA. Wie heeft dat dan gedaan? Toen moest
ik denken aan de film die ik twee keer heb gezien, namelijk þJ.F.K.þ Het gaat
daarbij niet om de vraag wie het heeft gedaan, maar waarom. Waarom hebben
Amsterdamse vertegenwoordigers, in tegenstelling tot besluiten van deze Raad,
inhoudende uitbreiding met een aantal voorwaarden, blijkbaar toch elders de
indruk gewekt, dat wij hier voor iets anders zijn? De wethouder merkte te
dien aanzien op, dat het beter zou zijn geweest als de afvaardiging van
Amsterdam, bijvoorbeeld het Bestuursplatform Masterplan, zou hebben
teruggekoppeld met de mededeling, dat men daar had besloten om het besluit
voor een grote uitbreiding van de
Coentunnel niet te blokkeren. Achteraf zou dat misschien wijs zijn geweest,
maar dat is niet gebeurd. Daarom kon voor de buitenwereld de indruk ontstaan,
dat de gemeente Amsterdam, die in het platform is vertegenwoordigd, ook
achter dat besluit stond. De D66-fractie vraagt zich af, hoe het komt dat het
niet tot de buitenwereld kon doordringen dat wij toch andere gedachten hadden
dan 2 x 6 stroken, omdat wij bij de uitbreiding voorwaarden stelden. Wellicht
heeft men daarover iets te kort gedacht, het te letterlijk genomen en
vergeten terug te koppelen. Wij hebben dus een verkeerde indruk
achtergelaten. Ik wil hierbij eindigen met een ander Turks gezegde: þAcele
iþe þeytan karisirþ, wat in het Nederlands betekent: þHaastige spoed is
zelden goed.þ
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil mijn betoog namens
de VVD-fractie beginnen met felicitaties aan het adres van de fractie van
GroenLinks, die nu voor elkaar heeft gekregen wat zij al sinds jaar en dag in
haar verkiezingsprogramma had staan, namelijk dat er beter geen Tweede
Coentunnel zou moeten komen. Ik denk dan ook, dat die fractie vandaag met
recht kan zeggen, dat zij heeft waargemaakt wat haar kiezers wilden.
Een kleine felicitatie gaat ook uit naar de wethouder van GroenLinks, de
heer Köhler. Alhoewel: deze is wel iets naar rechts opgeschoven...
(Mevr. HOFMEIJER: Zover zijn wij nog niet. Deze wethouder, zoals alle
wethouders, maakt deel uit van deze Raad)
Ik ga uit van wat u ook in de commissie hebt ingebracht enz. Mocht dat
standpunt in een keer zijn gewijzigd, dan is de VVD-fractie daar zeer blij
om; ik weet dan niet of ik mijzelf dan moet gaan feliciteren. Wij kunnen wel
proberen verstoppertje te spelen, maar ik probeer het zo zuiver mogelijk te
houden. Ik weet ongeveer wat u denkt en u weet ongeveer wat ik denk.
(Mevr. HOFMEIJER: Daarom vraag ik u ook, deze wethouder niet aan te
spreken als een wethouder van GroenLinks, maar als een wethouder van
deze Raad. Als u de wethouder complimenteert, complimenteert u
daarmee het College.)
Nee, het spijt mij maar zo zit de wereld niet in elkaar. Misschien voor
mensen als president Clinton wel, die heeft ook allerlei dubbele dingen in
zijn beweringen; die kan ik niet volgen en wat u zojuist opmerkte wil ik niet
volgen. Ik herken duidelijk in het College wethouders van een andere
signatuur. Ik zou het ook slecht vinden als de wethouder ineens die signatuur
zou zijn vergeten. Ik vind dat niet te verkopen richting achterban en zeker
niet tijdens de verkiezingen.
(De heer GOEDHART: U zit toch ook in het College?)
Ja.
(De heer GOEDHART: Dan is toch elke voordracht die wordt aange-nomen
een beoordeling van de Raad?)
(Wethouder KÖHLER: Dit is een misverstand. Ik zit in het College en
de heer Hooijmaijers niet.)
Alweer bijval.
(De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Hooijmaijers zijn betoog te
vervolgen.)
Dat probeer ik ook, maar ik had nog maar twee zinnen uit mijn betoog
afgerond of...
(De VOORZITTER: U bent in staat om binnen vijf minuten met 42 van uw
collegaþs in discussie te komen en u bent nu bezig om die laatste
twee er ook te bij betrekken. Kunt u uw betoog vervolgen? Ik mag mij
er niet mee bemoeien, maar ik popel wel.)
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik begrijp dat de derde felicitatie in elk
geval naar de collega van de heer Hooijmaijers uitgaat die zeer
moedig de commissie heeft voorgezeten toen de heer Hooijmaijers
afwezig was. Daarvoor onze dank.)
U bedoelt dezelfde commissie die niet in staat bleek te zijn om het
geplande vergaderpunt van 9.00 uur eerst te verschuiven naar 11.00 uur en
vervolgens een en ander in de avond te behandelen? Ik wijs erop, dat hier ook
nog mensen zijn die hun boterham moeten verdienen. Ik weet dat dit voor een
aantal mensen hier raar klinkt, maar het is wel een feit. In andere
commissies wordt daarmee overigens wel rekening gehouden.
Ik wil voortgaan met de felicitaties door te constateren dat in elk geval
de wethouder van GroenLinkse afkomst wel naar rechts is opgeschoven, want als
men goed leest wat in de voordracht staat, is voor de heer Köhler niet meer
aan de orde dat überhaupt een uitbreiding niet ter sprake zou mogen zijn. Dit
betekent, dat de heer Köhler in elk geval minimaal zou moeten gaan voor de
minimale variant en die houdt altijd nog acht stroken in. Ik vind dat toch
ook weer knap: toch een wethouder met een GroenLinkse signatuur die toch in
een keer een uitbreiding van de tunnel wil. Dat vindt mijn fractie een
winstpunt, want dergelijke dingen moeten wij zoeken met een lichtje.
(De heer GOEDHART: Is dat nu de winst voor de VVD in deze zaak?)
Als men geen de meerderheid in de Raad heeft, moet men soms met weinig
dingen gelukkig zijn. Helaas kan ik echter niet mensen tegen hun zin in
gelukkig maken.
De Voorzitter verlaat de zaal na het presidium te hebben overgedragen aan
wethouder Van der Aa.
Ik wil nog spreken over enkele punten, namelijk de toekomst, het gevoel
en het verleden. De eerste letters van die woorden vormen de afkorting tgv en
aan het einde van mijn betoog zal ik uitleggen waarom die letters nog in dit
debat van belang kunnen zijn.
Eerst de T van toekomst. Als wij ten aanzien van dit onderwerp kijken
naar de toekomst, zijn er nogal wat mensen die het vertrouwen hebben gesteld,
onder andere ook in de Raad van Amsterdam, om zodanig te handelen dat er
uiteindelijk een tweede Coentunnel zou komen in de grootst mogelijke variant.
Wij hebben dat de afgelopen dagen kunnen lezen in de brieven van de FNV, van
talloze ondernemersverenigingen van zuid naar noord in deze provincie, van de
voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, de burgemeester van
Zaanstad - de vice-voorzitter van de PvdA - en last but not least vandaag in
een brief, gericht aan het College van Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam, waarin nog eens een klemmend beroep wordt gedaan op het uitstellen
van de besluitvorming vandaag, omdat deze kwestie niet alleen Amsterdam
aangaat, maar ook andere overheden. Amsterdam heeft al die jaren overleg
gepleegd met al die overheden en heeft tijdens bestuurlijk overleg nooit
kenbaar gemaakt, dat het iets anders wilde dan de grootst mogelijke
uitbreiding. Derhalve doet de Commissaris van de Koningin van Noord-Holland,
toch niet een van de minsten, zeker niet nu het ROA een andere rol heeft
gekregen, een dringend beroep op het College om, gelet op de in het geding
zijnde belangen, een regionale afstemming van de standpunten mogelijk te
maken. Hij is gaarne bereid daartoe een bijdrage van zijn kant te leveren. Ik
zou allereerst aan het College c.q. de wethouder in overweging willen geven
of dit niet voldoende beweegreden is om eerst in overleg te gaan met de
mensen die dachten, terecht of ten onrechte, op ons te kunnen rekenen.
(Wethouder KÖHLER: Hebt u reeds de vraag aan Gedeputeerde Staten
gesteld, of zij al advies aan de minister hebben uitgebracht?)
Dat heb ik niet gedaan. Voor mij heb ik een brief van vandaag en veel
actueler kan het toch niet. Ik weet niet wat er in andere brieven allemaal
staat, maar ik weet wel wat er in de brief staat die ik nu voor mij heb.
Daarin vraagt de Commissaris van de Koningin namens Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland om eerst te komen tot een normaal overleg met de Directie van
Rijkswaterstaat, de provincie, het ROA, de Kamer van Koophandel en Fabrieken
enz.
(Wethouder KÖHLER: Vandaar mijn vraag. Hoe beoordeelt u dat, als
degenen die hun advies al hebben uitgebracht, aan ons vragen om het
uitbrengen van ons advies uit te stellen?)
U hebt zojuist al gezegd dat ik niet in het College zit dus...
(Wethouder KÖHLER: Inderdaad, maar u maakt de brief wel tot uwe.)
Ik zeg alleen, dat mijn collegaþs dit ook moeten weten. In deze brief
wordt een zeer zinnige vraag gesteld, namelijk of er overleg kan worden
gepleegd met alle betrokkenen. De Commissaris van de Koningin doet dat nu,
dus blijkbaar vindt hij dat het College onvoldoende overleg heeft gevoerd,
anders zou hij dit vandaag niet laten weten.
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Het is duidelijk; u kunt
doorgaan met uw betoog.)
Ik weet niet of het wel duidelijk is, want de wethouder stelde mij een
vraag.
(De heer BIJLSMA: Iedereen wordt altijd voor de voeten geworpen dat
er steeds wordt vertraagd; u hebt dat in een persbericht ook het
College verweten, en nu pleit u voor uitstel van de beslissing? Dat
is interessant.)
Nee, u hebt dan niet goed geluisterd. Ik heb gesteld dat er een klemmend
beroep door iemand uit uw partij is gedaan en dat die persoon in zijn
officiële functie heeft aangegeven dat er onvoldoende overleg is geweest,
terwijl wij wel talloze overlegorganen hebben.
(De heer BIJLSMA: U pleit dus voor uitstel. U bent het met dat
verzoek eens.)
Ik weet niet of u over die brief beschikt, want die is gericht aan het
College.
(De heer BIJLSMA: Nee. Die heb ik niet.)
Ik lees die brief graag voor en stel die ook graag ter beschikking. U
moet niet iets anders stellen dan wat ik zeg.
(De heer BIJLSMA: U bent het blijkbaar eens met die brief, anders zou
u die niet voorlezen.)
Naar mijn mening behoort de Raad te beschikken over deze informatie. U en
ik zijn altijd voorstander geweest van het geven van alle informatie die er
is.
(De heer BIJLSMA: Er wordt al vanaf 1989 overleg gepleegd.)
Het College zal vast vanaf vanochtend tot nu geen tijd hebben gehad om
deze brief te verspreiden. Ik zorg er nu voor dat men op de hoogte is van de
inhoud van deze brief. Men kan dan later niet zeggen dat, als men die inhoud
had gekend, men misschien iets anders had gedaan. Ik weet dat niet, maar dat
zou kunnen.
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Ik denk dat na deze
interrupties alles wel duidelijk is. Gaat u verder.)
Ik vraag dus het College, wat het van plan is te doen met deze brief en
of ook waar is wat in deze brief staat. Het is nogal wat als ons wordt
verweten dat wij niet voldoende hebben gedaan aan de afstemming. In het licht
van de bestuurlijke vernieuwing was dit samenwerkingsverband altijd perspec-
tiefvol, terwijl dit nu niet meer het geval zou zijn. Dat lijkt mij van
belang.
Bovendien staat er nog iets anders in die brief. Er staat bijvoorbeeld,
dat in het toekomstige MIT de volgende bedragen als investeringen staan
vermeld. In de periode 1998-2002 krijgt het stadsgewest Amsterdam 204 miljoen
gulden; het stadsgewest Rotterdam krijgt 2,584 miljard gulden en het
stadsgewest Den Haag krijgt 1,564 miljard gulden. Dit baart mij ernstige
zorgen.
(Wethouder KÖHLER: In de brief waaruit u niet volledig leest staat:
voor wegen!)
Voor wegen, inderdaad en dat zei ik ook.
(Wethouder KÖHLER: Nee, u sprak over het MIT. Daar staat ook het een
en ander over het openbaar vervoer in.)
Inderdaad in het MIT, onder het kopje Wegen. In het MIT onder het kopje
Openbaar Vervoer wordt vermeld, dat wij globaal genomen 400 tot 500 miljoen
gulden extra hebben ten opzichte van de andere steden. Dat is niet vreemd,
want onze stad is ook een stukje groter dan die andere steden. Als men
Rotterdam en Den Haag bij elkaar optelt dan nog is Amsterdam de grootste stad
van Nederland, echter wel met de grootste problemen, en dus heeft Amsterdam
meer geld nodig.
(De heer NIAMUT: U citeert veel en ik neem aan dat u zichzelf straks
citeert met de vraag, wat de VVD in dit College te zoeken heeft.)
U moet dit als oppositie natuurlijk vragen, maar ik wijs erop, dat men
zelfs in coalities kan knokken. Dat mag zelfs kei- en keihard gaan. Dat is
het mooie in de huidige tijd en dat moet u toch aanspreken. Er zijn ook veel
geloven en desalniettemin kunnen die zich allemaal verenigen in uw eigen
partij. Het is toch prachtig dat wij in de politiek ook wat met elkaar
kunnen.
Als waar is wat in de brief staat, betekent dit, of wij nu voor de
Coentunnel zijn of niet, dat wij het verkeerd hebben gedaan. Ook op het
gebied van wegen kennen wij in deze regio onze problemen en zouden wij ons
deel moeten krijgen. Wij weten allemaal hoe het gaat. Het is bijvoorbeeld
niet zo, dat, als men een Noord-Zuidlijn þkrijgtþ, men in een ander fonds
daardoor iets minder krijgt. Zo zit het in de politiek gelukkig niet in
elkaar. Hoe dan ook, de verdeling baart de VVD-fractie zorgen. Het betekent,
dat tal van andere zaken, niet alleen de Coentunnel, maar ook de A5, de A8,
de A4 enz. en al die dingen die eromheen nodig zijn, blijkbaar ook zijn
gestald. Sommigen zeggen dan þach, wat maakt het uit, de Noord-Zuidlijn
hebben wij toch binnenþ, maar het is wel een andere pot. De Noord-Zuidlijn-
discussie speelt zich af omstreeks 2006, maar de beslissing moeten wij nu
nemen. Vandaag moet er worden gestart om ervoor te zorgen dat er in 2006 wat
gebeurt. Dat is ook het geval met de Coentunnel. Vandaag moet de schop in de
grond om ervoor te zorgen dat in 2010 die tunnel kan worden gebruikt. Er
wordt dus nu beslist voor wat er in 2010 gebeurt.
In het besluit staat: þeerst zekerheid te verschaffen over de aanleg van
het kerntraject van de Noord-Zuidlijn, dat wil zeggen: van
Buikslotermeerplein naar Zuid/WTC, alvorens over te gaan tot besluitvorming
over de uitbreiding van de Coentunnel.þ Als de wethouder dan in een
commissievergadering stelt, dat hij niet heeft bedoeld te zeggen dat daarmee
sprake was van een zekere dreiging of enige druk en bovendien de wethouder nu
al zoveel weet als hij ongeveer op dit moment zou moeten weten via al zijn
ambtelijke informanten, die als het goed is gewoon hun huiswerk blijven doen
en dus goed op de hoogte zijn van al die andere MIT-besprekingen, adviseer
ik, dat deel van het besluit te laten vallen, danwel het aan te passen, want
ik lees er wel een zekere vorm van druk in. Ik was daarbij niet de enige,
want ook het ministerie gaf dat in een aantal bewoordingen heel duidelijk te
kennen. De wethouder wilde dat niet, dus moeten
wij deze mensen helpen. Als men die men tot voorstander wil maken moet men
hen niet al bij voorbaat tot tegenstander verklaren.
(Wethouder KÖHLER: Wat leidt nu tot de misverstanden? Is dat onze
tekst die u voorleest en die voor zichzelf spreekt, of wat u daarna
gaat uitleggen, dus wat anderen er misschien in gelezen zouden
hebben, maar toch niet hadden hoeven lezen? U wekt de indruk van een
pyromaan die wegrent en dan: Brand! Brand! Brand! roept.)
In dit geval bent u dan die pyromaan, U speelt nu de vermoorde onschuld
en op dat niveau wil ik niet eens discussiëren, want daarvoor bent u te
intelligent. Wij kunnen hier best spelletjes spelen. Als u dat wilt doe ik
vrolijk mee, maar u weet heel goed wat u hebt gezegd; er staat wat er staat.
Als u zegt dat u dat niet zo hebt bedoeld en dat ik dat er ten onrechte in
lees, dan hebt u toch ook geen bezwaar om de tekst aan te passen, zodat in
elk geval ik, maar misschien ook het ministerie dat niet zou kunnen denken.
Tot op heden denken zij dat wel want dat blijkt uit de uitspraken van de
minister zelf in de kranten en de heer Van Wijk, de woordvoerder van de
minister. Die zijn toch niet gek?
(Mevr. HOFMEIJER: U hebt enkele malen gezegd, dat er een dreigement
in zou zitten. Waarmee wordt nu gedreigd?)
Wat staat er nu? Er staat, dat wij eerst zekerheid moeten hebben over de
financiering alvorens over te gaan tot besluitvorming over de uitbreiding. Is
dat geen dreigement? Het betekent dat, als die zekerheid niet bestaat, het
dus niet wordt gedaan. Dat is ook de reden waarom de mensen een hekel aan ons
beginnen te krijgen. Naar hun mening kletsen politici maar wat.
(Mevr. HOFMEIJER: Ik stel slechts een simpele vraag en...)
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Ik ga proberen de orde weer een
beetje te herstellen. Ik wijs de heer Hooijmaijers erop, dat hij met
rasse schreden door de spreektijd van de VVD heen loopt. Misschien is
het verstandig het interruptiegeweld een beetje te dimmen en de heer
Hooijmaijers netjes, misschien binnen niet al te lange tijd, zijn
betoog te laten afmaken.)
Ik concludeer, dat het onverstandig is om niet te koppelen.
Ik kom dan aan de G van Gevoel. In NRC/Handelsblad van 19 september 1998
zegt de wethouder: þAlleen voor het economisch verkeer is de Coentunnel een
probleem. De rest gaat vrijwillig in de file staan.þ Ik denk dan, dat deze
wethouder dat niet kan hebben gezegd. Het is onvoorstelbaar dat een wethouder
een dergelijke uitspraak zou doen, terwijl hij weet dat wij als politiek in
de jarenþ70 hebben gezegd, dat die mensen niet hier moeten wonen maar boven
het IJ, er allerlei beloften zijn gedaan en wij zelfs in gesprek zijn gegaan
met ondernemers, zoals Ahold, om hen te bewegen naar het gebied ten noorden
van de Coentunnel te gaan, omdat daar zou worden gezorgd voor
werkgelegenheid. Vervolgens zijn die woorden niet waargemaakt. Het kan dan
niet zo zijn dat een wethouder deze bewoordingen in zijn mond neemt. De
enigen die kunnen verhuizen zijn de mensen die wel centen hebben; die kunnen
zich veroorloven om elders een woning te kopen. De politiek heeft de mensen
die geen centen hebben hier op die plek neergezet en daarvoor dienen wij een
oplossing te vinden.
Het woord Coentunnel wordt nog steeds geschreven met een C en helaas niet
met een K. Ik heb begrepen waarom dat is. Koen betekent moedig en vandaag
nemen wij geen moedig besluit. Het wordt niet de werkgelegenheids-tunnel maar
de tunnel van armoede als het zo doorgaat.
(De heer PAQUAY: Ik wijs erop, dat Coen met een C de oude
schrijfwijze is van Koen met een K.)
Ik kom dan aan het milieu. De heer Bijlsma heeft gelijk als hij zegt dat
in de milieubelasting enkele aspecten een belangrijke rol spelen, in de
eerste plaats de geluidsbelasting, die echter volgens deskundigen in elk
geval afneemt als wij de tweede Coentunnel zo breed mogelijk aanleggen. De
belasting wordt dan meer gespreid. Ik ben het er echter mee eens dat het per
saldo niet zoveel uitmaakt, want als men alles bij elkaar optelt wordt het
alleen maar erger.
De CO2-uitstoot neemt ter plekke met 9% toe. Ik wijs erop, dat dit
percentage het resultaat is van tal van rekenvoorbeelden, dus een optelsom
van allerlei dingen waarmee wij het niet eens zijn. De Raad heeft namelijk al
eerder gezegd, zich niet zomaar neer te leggen bij het INVERNO-pakket en bij
het RVVP. Er zit dus een discrepantie in, maar desalniettemin is er toch
sprake van die 9%. Waar zit die 9% nu in? De toename van het woon-werkverkeer
zit in de toeleidingswegen, want er worden dan meer wegen aangelegd; het
verkeer komt dus van andere wegen, die dan minder vol raken. Dit betekent,
dat het verkeer meer wordt gespreid en dat willen wij zelf ook.
Het tweede aspect betreft de mensen die niet meer met het openbaar
vervoer gaan. Dat vervoer is inderdaad niet geweldig. Wij willen het
verbeteren en als er een betere weg wordt aangelegd, is er altijd sprake van
een weglekeffect, niet veel, maar wel wat.
Het derde effect is - dat willen wij liever niet - dat er meer mensen per
auto reizen. Wij hebben dit besluit echter genomen op een tijdstip toen er in
Nederland 14 miljoen à 15 miljoen mensen woonden. Er zijn er nu wel meer.
Niemand van de ambtenaren kan aangeven, welk onderdeel precies leidt tot die
verhoging van de CO2-uitstoot.
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Ik wijs u erop, dat de hele
VVD-fractie nog maar 1 minuut spreektijd heeft voor de resterende
middag.)
Zo belangrijk vinden wij dit onderwerp!
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Het is uw beslissing. Ik wil u
alleen niet ongewaarschuwd door laten gaan.)
U hebt gelijk, maar u hebt natuurlijk ook gemerkt, dat verschillende
raadsleden mij steeds interrumperen en dat neemt ook tijd.
Tot slot kom ik aan de V van Verleden. In het preadvies dat aan de orde
is in de raadsvergadering 26 juni 1993 staat: þMet betrekking tot de
Coentunnel handhaven wij onze steun aan het eerder door het ROA ingenomen
standpunt, te weten een nieuwe Coentunnel van 2 x 3 rijstroken, bestemming
van de oude Coentunnel met 2 x 2 rijstroken, het voor doelgroepen niet
onmogelijk maken van een railverbinding door de Coentunnel en onderzoek naar
doelgroepen-stroken binnen het profiel van de huidige Ringweg indien zal
blijken dat de aangekondigde Milieu-Effectrapportage (MER) met betrekking tot
de Coen-tunnel tot nieuwe inzichten zal leiden. Er is voor Amsterdam dan
reden tot heroverweging.þ In een later besluit wordt dit goedgekeurd, met
daartegen de stem van slechts enkele raadsleden.
(Wethouder KÖHLER: In die zitting is toch naar aanleiding van wat u
zojuist hebt geciteerd een motie aangenomen? Als u de Raad wilt
informeren, wilt u dan ook die motie voorlezen?)
Ik heb nog heel weinig spreektijd en ik verzoek u, die motie in uw tijd
zelf voor te lezen.
(Wethouder KÖHLER: Ik heb die motie in de voordracht weergegeven en
in verband met de eventuele kans op geschiedvervalsing nodig ik u uit
die motie letterlijk voor te lezen.)
Daar heb ik de tijd niet voor. U bent lid van het College; stelt u dan
voor, dat ik meer spreektijd krijg, dan krijgen wij een echt debat.
(Wethouder KÖHLER: De Raad gaat over de spreektijdregeling en niet
het College.)
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: De spreektijden worden door de
Commissie voor de Werkwijze van de Gemeenteraad vastgesteld, en dat
is dus gewoon een raadsbesluit waaraan ook de heer Hooijmaijers zich
zal moeten houden.)
De Raad kan daar altijd nog van afwijken. De Commissie voor de Werkwijze
van de Gemeente is gewoon niks anders dan een ordevoorstel-commissie!
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: U zult daartoe dan een
ordevoorstel moeten indienen. Ik verzoek u, uw betoog af te ronden.)
De VVD-fractie kan vandaag niet akkoord gaan met het advies aan de
minister. Wij vinden het een onverstandige beslissing. De fractie van
GroenLinks heeft haar zin gekregen, want de Coentunnel staat nu voorlopig
helemaal niet meer op de rol. Het is dus noodzakelijk om te komen tot een
betere besluitvorming. Formeel is het MIT nog niet verschenen.
De VVD-fractie vindt dat wij rekening moeten houden met het ROA en de
provincie. Ik refereer aan de letters TGV die voor snelheid staan, behalve
hier in Amsterdam. Wethouder Van der Aa heeft als PvdA-voorman veel uit te
leggen aan zijn complete achterban en daarbij wensen wij hem veel succes.
De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Naar de mening van de PvdA-
fractie hebben wij in de commissie van advies een goede eerste gedachten-
wisseling gehad. Jammer dat de heer Hooijmaijers daar niet bij kon zijn. Een
belangrijke vraag is, waar het eigenlijk allemaal om gaat. Als men de
krantenberichten leest, denkt kennelijk iedereen dat het nu gaat om het
besluit om al dan niet de Coentunnel aan te leggen, maar daar gaat het
natuurlijk helemaal niet om. Wat voorligt is een trajectnota van
Rijkswaterstaat waarover wij een advies moeten uitbrengen. Waaraan toetsen
wij dan als zoiets moet worden beoordeeld? Wij toetsen dan aan het beleid dat
wij in het verleden hebben vastgesteld en ook aan het beleid van het rijk
zelf.
Laat ik beginnen in 1990. In dat jaar heeft de Raad uitdrukkelijk
uitgesproken dat hij bereid was, mee te werken aan de uitbreiding van de
Coentunnel, mits de ruimte die zou worden gecreëerd niet ten goede zou komen
aan extra woon-werkverkeer. De heer Goedhart verweet ons zojuist
inconsistentie, maar ik wil er dan op wijzen, dat...
(De heer GOEDHART: Werk, werk, werk!)
...uw partijgenoot Molleman, samen met de heer Papineau Salm van de PvdA,
in 1990 een motie heeft ingediend die is aangenomen, waarin staat þdat het
gewenst is om de Tweede Coentunnel ook door inrichting, bijvoorbeeld door het
maken van op- en afritten, te reserveren voor openbaar vervoer, carpooling en
zakelijk en vrachtverkeer; dat het gewenst is rekeningrijden in te voeren als
instrument om het woon-werkverkeer per auto terug te dringen en om een
bijdrage te leveren aan de exploitatiekosten van het openbaar vervoer.þ
Daarnaast was een verhoging van de benzineaccijns gewenst om te automobili-
teit te beperken. Ik hoor u dat allemaal niet meer zeggen, dus wie is hier
consistent?
(De heer HOOIJMAIJERS Een motie wordt altijd ingediend naar
aanleiding van een stuk dat ter discussie staat. Ik citeer verder:
þ...stemt ons College evenwel niet optimistisch over de kansen van
zoþn beleid.(...) Wanneer wij de maatschappelijke en bestuurlijke
realiteit onder ogen zien, moeten wij helaas concluderen, dat het een
totaal andere prioriteitsstelling zal vergen om de nationale en de
gemeentelijke uitgangspunten op het gebied van het milieu in 2005 te
realiseren. Wij kunnen daarom instemmen met de keuze van de
doelstellingenvariant.þ)
Wij hebben die lijn vervolgens vastgehouden in de gemeenten en in 1993 is
opnieuw een motie aangenomen, ingediend door de heer Oranje van D66, samen
met de heer Van der Laan van de PvdA; daarin werd opnieuw gezegd, dat wij
willen meewerken aan de uitbreiding van de Coentunnel, mits het niet leidt
tot extra woon-werkverkeer. In 1993 heeft het ROA zich - in die tijd had het
ROA nog één standpunt - uitvoerig beziggehouden met het RVVP. Daarin passen
al deze maatregelen. Dat is op 19 oktober 1993 aangenomen en in het stuk
staat opnieuw uitdrukkelijk vermeld, dat het niet mag leiden tot extra woon-
werkverkeer.
(De heer HOOIJMAIJERS: Maar u moet daarbij dan ook zeggen, dat men
toentertijd nog de indruk had dat het RVVP slechts tot 2005 zou
gelden en dat wij voor die periode de Coentunnel al zouden hebben
aangelegd. Het nieuwe RVVP, dat dit jaar wordt herijkt, gaat over die
periode van 2005 heen en ten aanzien van de Coentunnel spreken wij
over 2010.)
Ook toen is opnieuw gezegd, dat eerst de mogelijkheid van
doelgroepenstroken moesten worden onderzocht. Ik heb mij nog eens in de
stukken uit die tijd verdiept. Ik heb overigens in het hele Stadhuis geen
notulen van het ROA kunnen vinden.
(De heer HOOIJMAIJERS: Bij het ROA liggen zij wel!)
Ik heb het desbetreffende stuk erbij gepakt en wie schetst mijn
verbazing, toen mij bleek dat de Hoofdingenieur-Directeur van de
Rijkswaterstaat van Noord-Holland, de heer Kieft, eigenlijk de gemeente de
mantel uitveegt dat het RVVP niet ver genoeg gaat. Hij vindt, dat de
automobiliteit verder moet worden teruggedrongen en hij vraagt om aanpassing
van het plan.
(De heer HOOIJMAIJERS: Dat is een ambtenaar en...)
Hij spreekt daarbij namens ...
(De heer HOOIJMAIJERS: Het gaat in dat geval om de uitvoering van
rijksregels en het College - ik heb het nu niet over een ambtenaar -
herhaalt dan op 13 mei 1993, dus drie jaar later - ik heb hier de
stukken van het ROA - dat de kansen van een dergelijk beleid en de
maatschappelijke en bestuurlijke realiteit onder ogen moeten worden
gezien.)
Ik spreek over een halfjaar later als de zaak in ROA-verband wordt
aangenomen. Er ligt dan een brief van 7 juli 1993 van genoemde rijksambtenaar
en deze geeft ook aan waar de pijn zit. Hij zegt, dat Amsterdam en het ROA
zich veel sterker moeten inzetten op allerlei flankerende maatregelen.
(De heer HOOIJMAIJERS: U mag van mij best citeren uit een besluit van
de Hoofdingenieur-Directeur, maar dat is niet een besluit geweest van
deze Gemeenteraad. Ik heb zojuist uit een besluit van de Gemeenteraad
geciteerd. Dat telt.)
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Het is heel duidelijk wat u
tracht te zeggen. De heer Bijlsma kan zijn betoog vervolgen.)
(De heer HOOIJMAIJERS: U bent dan de enige die het snapt.)
In ROA-verband heeft Amsterdam steeds de aantekening gemaakt, dat het
voor uitbreiding van de Coentunnel is, mits dit niet leidt tot uitbreiding
van het woon-werkverkeer. Ook een halfjaar later. Wij hebben dat in 1996
opnieuw gedaan en weer in 1997, toen de verschillende varianten ter sprake
waren. Overigens was Rijkswaterstaat al een beetje op de andere weg. Ik
citeer uit een brief van 5 december 1996, waarin Rijkswaterstaat zegt: þNa
overleg met milieugroepen bleek dat het wegschrijven van het openbaar-
vervoersalternatief te veel risicoþs voor het Coentunnelproject zou
opleveren.þ Blijkbaar had men toen toch een andere insteek. Wij hebben daarop
toen in de commissie kritiek geleverd en nogmaals het standpunt van Amsterdam
uit het verleden herhaald om te bezien hoe met flankerend beleid betere
verdelingen zouden kunnen worden gemaakt.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik ben met u van mening dat de discussie niet
zou moeten gaan over het aantal stroken, maar waarvoor die moeten
worden gebruikt. Echter, het probleem is, dat u en ik weten dat wij
dat in technische zin niet kunnen oplossen. Dat is het enige
verschil.)
Ik kom tot de conclusie, dat Amsterdam op dit punt buitengewoon
consistent is geweest. Wij hebben steeds een dubbele doelstelling gehad,
namelijk in de eerste plaats een vermindering van de filekans en in de tweede
plaats te zorgen dat extra groei van woon-werkverkeer niet optreedt. Dat
waren overigens ook de doelstellingen van het rijk zelf. Als wij nu de
trajectnota van Rijkswaterstaat aan beide doelstellingen toetsen, moet men
toch concluderen, dat er wel is getoetst op de filekansen, maar in feite niet
op de andere doelstelling. Iedereen weet dat van de zijde van het rijk nooit
is gezegd, dat de filekansen een hogere prioriteit hadden dan de doelstelling
van minder toename van het woon-werkverkeer. Op dat punt is men gewoon niet
consequent. Het College stelt op dat punt dan ook terecht, dat men de zaak
voorbij schiet en men in feite niet aan zijn eigen doelstellingen voldoet.
Vandaar dat het College ook voorstelt om te zoeken naar een andere vorm van
uitbreiding die wel aan beide doelstellingen voldoet. Dit is dus uitermate
consequent.
Wat betreft het ontstaan van de files bekijkt Rijkswaterstaat eigenlijk
alleen maar de file op de A10-west en niet op de rest van de Ringweg. In de
commissie heb ik terzake nog nadere gegevens gevraagd, maar die zijn er niet.
Er zijn oog geen cijfers over de vraag waar die autoþs blijven nadat zij de
A10 hebben verlaten, want uit de trajectnota blijkt wel, dat het merendeel
van het verkeer dat op de A10-west rijdt en door de Coentunnel gaat, in
Amsterdam-West, Amsterdam-Centrum of in de omgeving van de A10-west moet
zijn. Het betekent wel, dat op alle aan- en afvoerwegen, als er een forse
hoeveelheid extra verkeer door de tunnel þjaagtþ en uit de Trajectnota blijkt
dat het woon-werkverkeer met 40% zal toenemen, auto's stil komen te staan,
maar daarover spreekt Rijkswaterstaat niet. Ook op het gebied van filekansen
schiet de nota dus te kort. Van die zijde definieert men ook nog een file
niet als stilstaande autoþs, maar als elke auto die langzamer dan 50 km per
uur rijdt. De gemiddelde automobilist die wat langzamer moet rijden dan 50 km
per uur ervaart dat niet direct als een file.
(De heer HOOIJMAIJERS: U kunt toch niet zeggen, dat er nu geen files
voor de Coentunnel staan? Ik zeg alleen maar dat die files veel
langer worden.)
Ik zeg alleen maar, dat Rijkswaterstaat wat de filekansen betreft dit
punt uitsluitend op de A10-west heeft getoetst, niet op de aan- en
afvoerwegen en ook niet op de rest van de Ringweg. In Het Parool zegt de heer
Houterman, dat de VVD niet begrijpt waarom de PvdA plotseling alleen maar
over het milieu en niet meer over werkgelegenheid spreekt als de Tweede
Coentunnel en de Westrandweg ter sprake komen.
(De heer HOUTERMAN: Het Parool heeft dat correct geciteerd, zelfs nog
genuanceerder dan ik het heb gezegd.)
Wij hebben nooit gezegd, dat wij het alleen over de milieudoelstellingen
hadden. Wij hebben juist steeds de vraag gesteld, waarom het zo vervelend is
als het woon-werkverkeer op de Ringweg toeneemt, niet alleen uit
milieuoverwegingen, maar met name ook vanwege economische overwegingen.
Waarom? Omdat wij dan precies dezelfde situatie als vijftien jaar geleden in
de binnenstad krijgen: er kon niemand meer in of uit, dus ook niet het
zakelijke verkeer. Wij hebben toen een stringent parkeerbeleid toegepast en
andere maatregelen getroffen. Uit alle beleidsevaluaties blijkt dat de
bereikbaarheid van de binnenstad nu is toegenomen. In de Beleidsevaluatie
Verkeer en Vervoer van twee jaar geleden is echter gesignaleerd dat er grote
problemen op de Ringweg ontstaan. Als Amsterdam straks vanwege het vele
verkeer op de Ringweg onbereikbaar dreigt te worden, zijn wij pas echt in de
aap gelogeerd. Dat betekent namelijk, dat het woon-werkverkeer het
noodzakelijke extra verkeer gaat belemmeren, waarmee Amsterdam
onbereikbaarder wordt, dus niet vanwege milieudoelstellingen maar vanwege
economische doelstellingen.
(De heer HOOIJMAIJERS: Als dat dan zo zou zijn, waarom vinden dan
niet alleen de fractievoorzitter van de VVD in Zaanstad, maar ook al
uw collegaþs tot Hoorn aan toe - en het zijn niet allemaal VVDþers -
dat u ongelijk hebt, dus ook uw eigen partijgenoten? U kunt misschien
van mij nog denken dat ik gek ben, maar van uw eigen partijgeno-
ten...)
(De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Dat punt zullen wij nu niet aan
de orde stellen. Ik verzoek de heer Bijlsma zijn betoog te
vervolgen.)
Er bestaat verschil van opvatting tussen een aantal gemeenten binnen het
ROA en de opstelling van Amsterdam. Daarover behoeven wij niet ingewikkeld te
doen. Vorige week is dat ook gebleken; dat is glashelder. Het loopt door alle
partijen heen.
(De heer GOEDHART: Kunt u die partijen ook noemen? Kunt u iets
specifieker zijn? Ik heb alleen een afgevaardigde GroenLinks uit
Oostzaan daarover iets horen zeggen.)
Een aantal D66'ers heeft zich ook zo uitgelaten, zo ook de PvdA.
De heer Houterman sprak over werkgelegenheid en dat punt heeft hij vast
buitengewoon goed bestudeerd. Mijn vraag is dan, waar de werkgelegenheid
tussen 1990 en 1996 sneller is ontwikkeld, in de gemeenten ten noorden of ten
zuiden van het Noordzeekanaal.
(De heer HOOIJMAIJERS: In het noorden.)
In de discussie in het ROA hebben zowel u als ik gehoord, dat de
vertegenwoordigers van Zaanstad en Purmerend hebben gezegd dat het hun
werkgelegenheid gaat schaden. Aan het lid van het dagelijks bestuur van het
ROA heb ik ook gevraagd, of hij kon aangeven van hoeveel files richting
Amsterdam er sprake was. Daarop kon hij geen antwoord geven.
(De heer HOOIJMAIJERS: U stelde zojuist de vraag, waar de
werkgelegenheid het meest was gegroeid. I het noorden dus, want Ahold
en andere bedrijven toen al hebben geïnvesteerd, rekening houdende
met een uitbreiding van de Coentunnel. Daardoor is de werkgelegenheid
daar ook gegroeid en nu zeggen deze bedrijven: þhadden wij dat maar
nooit gedaan, want verder groeien dan het huidige niveau lukt niet
meer.þ)
De groei in Purmerend en Zaanstad is nog steeds hoger.
(De heer HOOIJMAIJERS: Nu nog wel, maar over een paar jaar niet
meer.)
Nu hebben wij die files al, dus uw hele verhaal over het verband tussen
files en werkgelegenheid gaat niet op.
Ik kom aan een aantal vragen met betrekking tot het onderhavige stuk. Kan
de wethouder uitleggen, hoe het nu precies zit met het rekeningrijden?
Daarover bestaat veel verwarring. De een zegt, dat dit al in het stuk van
Rijkswaterstaat is opgenomen, maar dat moeten wij dan wel met een lichtje
zoeken; de ander zegt dat dit niet hetzelfde is en dat er met een geheel
andere vorm van rekeningrijden rekening is gehouden. Het College doet op dat
punt een voorstel en daarop wil de PvdA-fractie graag een toelichting.
Wat de doelgroepenstroken betreft concludeert Rijkswaterstaat dat dit
niet mogelijk is en daarmee vervalt in feite de mogelijkheid om onze
doelstellingen te realiseren. Ziet het College nog kans om toch
doelgroepenstroken aan te leggen? Wellicht kan het College proberen, een
geringere uitbreiding dan die in het voorstel van Rijkswaterstaat is
opgenomen, mogelijk te maken. Er zal alsnog moeten worden geprobeerd, een
scheiding tussen het essentiële verkeer en het woon-werkverkeer toe te
passen.
Hoe staat het met het vervoersmanagement? Vanuit het ROA heb ik begrepen,
dat er veel contact is geweest met veel bedrijven, maar het resultaat daarvan
is niet bekend. Daarover zou de PvdA-fractie wel graag inlichtingen willen
hebben, want waar praten wij eigenlijk over? De files bestaan voor een
aanzienlijk deel (60%) uit woon-werkverkeer. In de toekomst blijft dat ook
zo. Een groot deel van de bestuurders daarvan (80%) zit alleen in de auto en
een zeker vorm van carpoolen zou zeker een bijdrage kunnen zijn aan de
vermindering van de files. Ook als wij selectiever zouden kunnen werken ten
aanzien van het woon-werkverkeer en het doelstellingenverkeer zou dat
bijzonder helpen. Hoe komt het, dat wij in Nederland op dit punt zo achter
lopen? Ik citeer uit een stuk waarin staat dat in Nederland in vergelijking
met buitenlandse steden de integratie tussen bus, tram, metro en trein
ronduit slecht kan worden genoemd. Van tariefdifferentiatie en een
geïntegreerde kaartsoort is nauwelijks sprake. De reisinformatie is in
buitenlandse steden duidelijker; daar heeft men handige netkaartjes en lijnen
hebben goed herkenbare nummers enz. Zowel op het gebied van visie,
organisatie als hoogwaardigheid zijn er veel buitenlandse succesvoorbeelden
waaruit blijkt dat daar veel meer is bereikt dan in Nederland. Het stuk
waaruit ik citeer is niet een stuk van de een of andere milieuclub, maar van
het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van april van dit jaar. Daarin staat
ook, dat er op korte termijn in Nederland zeer veel kan worden verbeterd.
(De heer GOEDHART: De trajectnota is er toch vrij duidelijk over dat
alle maatregelen die ten aanzien van het openbaar vervoer denkbaar
zijn niet zullen leiden tot een verbetering van de
congestieproblematiek in de Coentunnel.)
Het probleem is, dat men allerlei maatregelen noemt die in het verleden
ook zijn genoemd, maar men heeft niet maximaal alle mogelijkheden ingezet op
het traject van de Coentunnel.
(De heer GOEDHART: Bedoelt u de geïntegreerde kaartsoorten,
Nederlandse Spoorwegen en busverkeer?)
Ik heb het dan over een betere afstemming van het openbaar vervoer op
regionaal niveau: een hogere frequentie, een betere benutting van het
water...
(De heer GOEDHART: Alle beetjes helpen, maar zij helpen maar een
klein beetje)
...uitbreiding van de park en ride-voorzieningen, een betere benutting
van carpooling enz. Ook wanneer wij het uitbreidingsalternatief van
Rijkswaterstaat bezien (2 x 6 of 2 x 7 banen; veel meer dan wij eigenlijk
zouden willen), is de conclusie dat pas in 2010 - de heer Hooijmaijers merkte
dat terecht op - alles zou kunnen zijn gerealiseerd. Wij zitten dus de
komende tien jaar met een probleem. De PvdA-fractie zou op korte termijn
allerlei zaken willen verbeteren. Wij verzoeken het College toe te lichten
hoe het denkt de rijksoverheid te overtuigen om het openbaar vervoer te
verbeteren met de Hemboog, de aanleg van de zuid-westboog, en hoe het wil
omgaan met het voornemen van de Regering om bij de vier grote steden al in
2000 rekeningrijden in te voeren en hoe wij dat hier zo snel mogelijk zouden
kunnen uitvoeren. Ik dien hierbij een motie die ertoe dient om al in de
komende vier jaar maximale inzet te leveren teneinde ervoor te zorgen dat
zowel de fileproblemen als de bereikbaarheids- en de milieuproblemen niet
toenemen, maar die minder slecht te laten verlopen dan nu het geval is.
Gebeurt dat niet, dan is er de komende tien jaar sprake van een
verslechterende situatie en daarbij is niemand gebaat, het milieu niet, de
werkgelegenheid niet en de burgers van Amsterdam niet.
Tijdens de redevoering van de heer Bijlsma is de burgemeester weer ter
vergadering gekomen en heeft het presidium overgenomen van wethouder Van der
Aa.
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
24þ Motie van 30 september 1998 van het raadslid Bijlsma inzake het tegengaan
van een verdere verslechtering van de verkeers- en milieusituatie
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 515, blz. 3264).
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
Mevr. HOFMEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Het debat van vandaag gaat over
consistentie. Het is duidelijk: de VVD is consistent: asfalt, asfalt, asfalt.
GroenLinks wordt ook consistentie toegeworpen, waarvoor dank. Het College is
consistent, de PvdA is consistent, iedereen is consistent. Dat is natuurlijk
prachtig.
Ik wil om te beginnen nog even ingaan op het college dat de heer
Hooijmaijers- heeft gegeven over planvorming rond infrastructuur. Hij heeft
met veel cijfers gegoocheld en ik heb geleerd dat, hoe meer men met een deel
ervan goochelt hoe meer men het andere deel van die cijfers om de oren
krijgt. In het Engelstalig gebied is er zelfs een boekje over geschreven, met
als titel: How to mess with statistics. Ook citaten kunnen selectief worden
gebruikt.
(De heer HOOIJMAIJERS: Vindt u dat ik ergens een citaat selectief heb
gebruikt? Dan moet u dat zeggen.)
Als men de ene helft van de cijfers noemt, is het logisch dat een ander
de andere helft noemt.
(De heer HOOIJMAIJERS: Dat vind ik ook helemaal niet erg.)
Daarmee komt u dan tot een goed compromis en een goed consistent verhaal.
Als het gaat om het besluit uit 1993, is het leuk te citeren uit het
besluit zoals dat was voorgelegd, maar interessanter is natuurlijk het
besluit zoals dat is genomen. Dat is het besluit, genomen op basis van de
motie. In die zin is de motie meer een amendement geweest.
In de discussie over files wordt veelal een vergelijking gemaakt met een
gewichtig medisch probleem, namelijk het hartinfarct. Daarover wil ik het bij
wijze van inleiding even hebben. Een hartinfarct kan worden behandeld met een
dotterbehandeling of met een bypass-operatie. Deze ingrepen zijn curatief,
zeer belastend voor het lichaam en werken slechts tot het volgende infarct.
Zonder daarnaast andere maatregelen te nemen is dat volgende infarct nooit
ver weg.
(De heer HOOIJMAIJERS: Waarom noemt u derde mogelijkheid niet? Die is
nietsdoen en daaraan gaat de patiënt dood.)
Ik had het al over het treffen van andere maatregelen, naast de door mij
genoemde. Die andere maatregelen zijn: meer bewegen, minder stress, beter
eten en in ieder geval vet en cholesterol beperken. Deze maatregelen werken
des te beter als men die al voor het eerste infarct neemt, preventief dus.
In het kader van de discussie over de Coentunnel is dan de vraag aan de
orde of wij nog tijd hebben voor preventieve maatregelen, ofwel: heeft het
infarct al plaatsgevonden of dreigt het slechts? Wanneer het infarct heeft
plaatsgevonden, is dat aan het lichaam te merken: het vertoont ernstige
uitvalsverschijnselen. Getuige de huidige gunstige economische ontwikkelingen
in Nederland in het algemeen en in de Amsterdamse regio in het bijzonder, is
van een acuut infarct geen sprake; wel dreigt het wegennet dicht te slibben.
Het is dus tijd - de hoogste tijd - voor preventieve maatregelen: vet en
cholesterol uit de voeding, het woon-werkverkeer beperken, is in dat kader
geen optie, maar een absolute noodzaak. Het levert ook veel op. Op dit moment
al bestaat 70% van het verkeer in de Coentunnel-corridor uit woon-werkver-
keer. Nu al is er - zo blijkt uit onderzoek - voor 35% van het verkeer in de
Coentunnel een acceptabel alternatief. Mensen zover krijgen dat zij daarvan
daadwerkelijk gebruik maken lijkt dan ook de opgave. Als men de autonome
groei beschouwt als een gegeven, maakt men zich wel erg gemakkelijk af van
die opgave, helemaal als men aan zo'n gegeven tegemoet denkt te moeten komen.
Als men dat ongeclausuleerd doet - onze indruk is dat dit de trajectnota
gebeurt - is dat een preventieve dotterbehandeling, die slechts uitstel van
het infarct betekent. Daarmee lost men op de langere termijn niets structu-
reel op. GroenLinks heeft zich dan ook steeds tegen een dergelijke fatalisti-
sche houding verzet. Geeft men toe aan de groei - dat blijkt ook uit de
trajectnota - dan groeit het verkeer alleen maar harder. Overigens heb ik
vanmiddag gemerkt, dat dit ook voor spreektijden in de Raad geldt: geeft men
toe aan steeds nieuwe interrupties, dan groeit die ook steeds verder.
(De VOORZITTER: Vandaar dat de heer Hooijmaijers en zijn fractie
vanmiddag ook geen spreektijd meer hebben.)
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik werd door iedereen geïnterrumpeerd en
daardoor houdt men dan geen spreektijd meer over.)
(De heer BIJLSMA: Ik maak bezwaar!)
(De heer HOOIJMAIJERS: Wacht maar tot deze Raad in meerderheid uit
VVD'ers bestaat!)
(De VOORZITTER: Bij de aanvang van het debat over dit punt had uw
fractie 19 minuten spreektijd. Alle interrupties zijn niet meegere-
kend en u zit nu op min twee minuten. Eigenlijk zou u in de volgende
raadsvergadering dus al twee minuten moeten inleveren.)
(De heer HOOIJMAIJERS: Je probeert soms een goed debat te voeren. Dit
was een kwestie van "ik alleen tegen de rest". Dan heb je wat meer
tijd nodig.)
(De VOORZITTER: Dan had u een andere spreektijdverdeling moeten
vragen.)
(De heer HOUTERMAN: Het is aan ons om te bepalen hoe wij onze spreek-
tijd in eerste termijn wensen in te delen. U bent persoonlijk niet
bij het debat aanwezig geweest. Dat is correct verlopen. Ik vind uw
handelwijze niet sympathiek.)
(De VOORZITTER: Ik zeg er niets pejoratiefs over, maar deel alleen
een feit mee.)
Ik neem aan dat de heer Hooijmaijers heeft gehoord wat de heer Goedhart
heeft gezegd. Hij zegt nu, dat hij alleen staat tegenover de rest. Dat is
niet zo.
Ik was gebleven bij de vraag of men toegeeft aan de groei. Dan immers
wordt de kans op een infarct, zij het later, niet kleiner. Ik heb het dan nog
niet eens over de wensen ten aanzien van CO2-uitstoot, NOX- en SO2-reductie,
en over geluidsoverlast, redenen om niet alleen de groei te beperken, maar
zelfs te werken aan vermindering van het autogebruik. Uit de trajectnota
blijkt, dat de CO2-uitstoot in de voorgelegde alternatieven stijgt met 114%.
Dat staat in schrille tegenstelling tot de doelstelling van 10% reductie,
waarop het rijk zich in het NMP en in het Structuurschema Verkeer en Vervoer
(SVV) heeft vastgelegd. De doelstellingen ten aanzien van de milieubelasting
zijn in het verleden op diverse niveaus en in diverse beleidsnota's opgeno-
men. Ik noem het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan en het SVV. De
trajectnota zegt deze beleidsnota's als uitgangspunt te nemen, maar kiest
daaruit één doelstelling, namelijk de filekans, als centraal thema. De andere
doelstellingen - milieunorm en beperking van het autoverkeer - vervullen
slechts een bijrol, zelfs minder dan dat. Alleen de vastgestelde maatregelen
op basis van deze doelstellingen worden in de overwegingen meegenomen en die
zijn ontoereikend om de gestelde doelen de halen. Daarover zijn wij het hier
allen wel eens. De trajectnota neemt dat voor lief, maar stelt ons op basis
van een dergelijke onevenwichtige benadering voor een oneigenlijke keuze. Ik
heb begrepen van de heer Guit van De Tweede Coen Niet Doen, dat de MER-
commissie daarover een uiterst kritische opmerking heeft gemaakt. In een
rapport dat op Internet is verschenen schijnt daarover iets te staan. Kan de
wethouder dit bevestigen en nadere informatie geven?
Het College stelt terecht, dat geen van de voorgestelde uitbreidingen
past binnen de door de Raad vastgestelde kaders. Burgemeester en Wethouders
geven aan, prioriteit te leggen bij openbaar-vervoermaatregelen en de aanleg
van de Westrandweg. Onze vraag daarbij is, of niet een zodanig pakket van
maatregelen kan worden neergelegd dat verbreding van de Coentunnel niet nodig
is. Als men immers vertrouwen heeft in dergelijke maatregelen, waarom zou men
dan nog geld verspillen? Ik noem Regioned en Regiorail als eerder ontwik-
kelde, maar nog niet vastgestelde plannen.
In opdracht van het Milieucentrum Amsterdam is door Mark Straatman van de
Katholieke Universiteit Nijmegen een vergaand pakket van maatregelen geïnven-
tariseerd, dat, wanneer het in samenhang zou worden uitgevoerd, de files kan
oplossen zonder verbreding van de Coentunnel. Kan de wethouder dit pakket
onder de aandacht van de minister brengen? Ik heb begrepen dat wat daar wordt
voorgesteld voor het grootste deel onder de competentie van het rijk valt. Is
het de moeite waard om de minister te vragen, dit pakket serieus in overwe-
ging te nemen als alternatief voor uitbreiding van de Coentunnel? Wanneer de
bereikbaarheidsdoelstellingen en de leefbaarheidsdoelstellingen is samenhang
dichterbij kunnen worden gebracht, zonder uitbreiding van de Coentunnel, is
dat ons veel waard. De koppeling van uitbreiding van de Coentunnel en de
aanleg van de Westrandweg is voor de minister een strategische geweest. Een
grootschalige uitbreiding van de Coentunnel zonder de Westrandweg is moeilijk
vanwege de verkeersafwikkeling op de A10-West. Andersom behoeft aanleg van de
Westrandweg niet te wachten op de Coentunnel. De discussie over voor- en
nadelen van een weg als de Westrandweg en de randvoorwaarden waaronder deze
zou moeten worden aangelegd is in het verleden al eens gevoerd. GroenLinks
heeft zich toen op het standpunt gesteld, dat alleen een ontsluitende weg
voor economisch verkeer tussen Schiphol en Westpoort acceptabel was, dit ook
nog onder strikte milieurandvoorwaarden. Inmiddels is er veel gebeurd en
kunnen er nieuwe argumenten voor en tegen zijn ontstaan. Op dit moment is die
discussie echter niet aan de orde. Wat in de voordracht ten aanzien van de
Westrandweg is opgenomen beschouwen wij als een voortzetting van bestaand
beleid. Pas wanneer het tracébesluit van de minister leidt tot een wijziging
van het bestemmingsplan en deze aan de Raad wordt voorgelegd, voeren wij de
discussie over de Westrandweg ten principale. Ik behoud mij namens mijn
fractie het recht voor om op dat moment de noodzakelijke afwegingen te maken.
(De heer VAN DUIJN: Betekent dit dat u wilt vasthouden aan uw gemeen-
telijke programma waarin staat dat u tegen de Westrandweg bent?)
Wij maken de afwegingen over de Westrandweg op het moment dat die aan de
orde zijn.
(De heer VAN DUIJN: Dat was toch bij de verkiezingen aan de orde?)
Daarbij is voor ons ons verkiezingsprogramma de leidraad.
(De heer HOOIJMAIJERS: In het programakkoord staat toch iets over de
Westrandweg?)
Voor zover ik weet niet.
Concluderend kan ik vaststellen dat de voordracht een heldere
voortzetting van bestaand beleid is. Algemene uitspraken van de Raad, de
regio en het rijk uit het verleden worden nu in de praktijk gebracht bij een
van de belangrijkste beslissingen waarmee wij dezer dagen te maken hebben. De
milieurandvoorwaarden waarover iedereen, ook Zaanstad, Noord-Holland en het
bedrijfsleven,
het eens was, worden gelegd naast een trajectnota die die randvoorwaarden uit
het oog verloren heeft. In die trajectnota wordt nog slechts met één
doelstelling gerekend, terwijl de andere doelstellingen zijn vertaald in
reeds vastliggende maar ontoereikende maatregelen. Daardoor is geen evenwich-
tige keuze mogelijk binnen de marges van de nota. De beslissing om geen van
de voorliggende alternatieven te kiezen is daarom consequent en consistent.
GroenLinks heeft zich in de discussie tot nu toe steeds tegen uitbreiding van
de Coentunnel uitgesproken vanwege de mobiliteitsaanzuigende werking die een
dergelijke uitbreiding met zich brengt en de effecten op het milieu die
daarvan dan weer het gevolg zijn. Als de heer Hooijmaijers ons feliciteert
met het feit dat met dit voorstel blijkbaar onze doelstelling wordt behaald,
heeft hij er blijkbaar meer vertrouwen in dat rekeningrijden, OV-alternatie-
ven en doelgroepstroken werken dan het College en dat dit dus tot afstel van
de uitbreiding zou kunnen leiden. Ik hoop dat hij daarin gelijk heeft. Wij
toetsen aan die effecten. Het College heeft dit ook gedaan in de voordracht
en komt tot de conclusie dat wat in de trajectnota is aangegeven niet
voldoet. Binnen de gegeven kaders is dat de beste reactie die mogelijk is en
in die zin kunnen wij ons vinden in de voordracht van het College.
De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb in de jaren '80 behoord
tot de groep beruchte filetijgers bij de Coentunnel. Ik woonde bij de
noordelijke uitgang van de tunnel en ik werkte aan de zuidkant. Openbaar
vervoer was geen optie. Met de auto stond ik weliswaar gemiddeld een kwartier
in de file, zowel 's avonds als 's ochtends, maar eerst een bus naar Centraal
Station en dan via een aantal trams naar mijn werk vice versa kostte mij
ongeveer de dubbele tijd. In die tijd heb ik vaak vloekend op de overheid de
file getrotseerd: waarom werd die tunnel niet breder gemaakt en werden er
niet meer tunnels gebouwd? In de file staan is toch ook slecht voor het
milieu. Tot zover de emoties.
Bij de voor ons liggende voordracht gaat het om een rationele benadering
van het probleem. In de kern is het een verdelingsprobleem. Indien wonen en
werken samen gelijkmatig over het land zouden worden verdeeld, zouden wij
deze discussie niet behoeven te voeren. Naar de mening van mijn fractie is
dit dan ook de uitdaging voor de komende decennia. Als wij in dit land voort-
durend blijven toestaan dat wonen en werken uit elkaar worden getrokken,
zullen wij van het ene congestieprobleem naar het andere blijven hollen. Als
wij toestaan dat het beschikbare geld voor infrastructuur vooral opgaat aan
prestigeprojecten, zoals de Betuwelijn, de hoge-snelheidslijn, niet te verge-
ten de Noord-Zuidlijn en projecten die het autoverkeer stimuleren - ik denk
aan de huidige discussie over verdere privatisering van het streekvervoer -
in plaats van goedkoop en snel openbaar vervoer, waar de massa van de burgers
baat bij heeft, dan zullen de discussies als die van vandaag niet meer
betekenen dan dweilen met de kraan open. De kraan staat namelijk nog steeds
wagenwijd open. De voorliggende oplossing poogt die kraan een beetje dicht te
draaien door, vooruitlopend op uitbreiding van de Coentunnel, zaken als de
aanleg van de Westrandweg, de verlengde Westrandweg, de Hemboog, het aanleg-
gen van busstations en een onderzoek naar de mogelijkheden van een versnelde
aanleg van de Zuidwestboog. Zonder hiermee te willen aangeven dat elke
genoemde optie de volledige instemming van mijn fractie heeft, stel ik wel
vast, dat dit een verdienstelijke poging is om de problematiek in de kern aan
te pakken. De aanpak van het dichtdraaien van de kraan heeft onze instemming.
Ik kom nu aan het advies aan de minister zoals het College dit aan ons
voorlegt. Het besluit onder I heeft onze instemming. Ook met het besluit
onder IIa zijn wij het eens, evenals met dat onder IIb, met de aantekening
dat accijnsverhogingen zonder meer en ook rekeningrijden problematisch zijn.
Rekeningrijden kan leiden tot sluipverkeer, hetgeen ook weer slecht is voor
de leefbaarheid. Accijnsverhogingen treffen vaak de mensen met de laagste
inkomens het hardst. Ik krijg graag een toelichting van de wethouder op de
twee laatstgenoemde zaken.
Met het besluit onder III zijn wij het niet eens, niet vanwege het gevoel
van chantage dat de fractie van de VVD hierbij had, maar omdat voor het geld
dat het project Noord-Zuidlijn kost veel meer aan goed en snel openbaar
vervoer is te organiseren.
Wij zijn het eens met het besluit onder IVa, waarbij ik de hoop uitspreek
dat de Brettenzone kan worden ontzien. Ook met het besluit onder IVb zijn wij
het eens.
Ik zou er echter nog een vijfde punt aan willen toevoegen, namelijk over
zaken als doortrekken van de Ringlijn naar Zaanstad, bedrijven actief
benaderen met het doel hen over te halen grootgebruikerscontracten af te
sluiten, pontverbindingen, bestaande openbaar-vervoerverbindingen verbeteren
qua capaciteit en kwaliteit en verbetering van voorzieningen voor het voor-
en natransport. Ik wil de wethouder vragen, zijn mening te geven over met
name dit vijfde advies dat ik aan het besluit zou willen toevoegen.
Tenslotte ben ik benieuwd naar de reactie van de wethouder op het persbe-
richt dat zojuist door mevr. Hofmeijer werd genoemd.
De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Onze fractie is uitermate
consistent. Wij zijn altijd al tegen uitbreiding van de Coentunnel en de
aanleg van de Westrandweg geweest, dus als wij de concept-raadsvoordracht net
zo hadden geïnterpreteerd als de heer Goedhart, namelijk als sabotage, had
het College onmiddellijk op onze steun kunnen rekenen. Wij kijken er echter
toch iets anders tegenaan. Wij prijzen en loven de kritiek van het College op
de trajectnota, waarin het de opstellers verwijt, uitermate eenzijdig te zijn
en niet, zoals het SVV - waarop wij overigens ook kritiek hebben - gelijke-
lijk de bereikbaarheidsdoelstelling laten meewegen met de leefbaarheidsdoel-
stelling,
maar zich uitsluitend fixeren op het terugdringen van de filekans tot onder
de 5%. Wij zitten veel minder met dat probleem van de files. Wij denken dat
de ergernis voor mensen, die op zichzelf vervelend is, op den duur ook mensen
kan dwingen eens te zoeken naar alternatieven voor de auto. Dat is hard
nodig. Mevr. Hofmeijer memoreerde al terecht het onderzoek van het
ministerie. De wethouder mocht van de heer Hooijmaijers niet zeggen dat
automobilisten vrijwillig in de file staan, maar 35% in de Randstad doet dit
wel degelijk vrijwillig, want die hebben een goed alternatief in het openbaar
vervoer.
(De heer HOOIJMAIJERS: Bij de Coentunnel geldt, dat zes van de tien
mensen al in het openbaar vervoer zitten. Nog meer kan niet. Dan
moeten wij eerst eens beginnen om bijvoorbeeld het busstation aan te
leggen.)
Ik kom daarop terug. Ik ondersteun namelijk het College van harte in het
voornemen om de minister te adviseren, met grote kracht een aantal projecten
op het gebied van het openbaar vervoer en maatregelen op het terrein van
flankerend beleid door te voeren. Het is inderdaad waar, dat de voorstellen
in de trajectnota uitermate eenzijdig zijn en de automobiliteit enorm doen
toenemen. Dit geldt ook voor de uitstoot van gassen die daarmee gepaard gaat.
Om die reden menen wij, dat met de voordracht sprake is van een stap in de
goede richting; de voordracht is beter dan waarop wij hadden durven hopen.
Echter, wij zouden nog wat consequenter willen zijn. In de besluiten onder I
en II is sprake van een, zij het beperkte, uitbreiding van de Coentunnel. Wij
zouden stellen dat wij het eens zijn met maatregelen als versnelde aanleg van
de Hemboog, rekeningrijden en andere maatregelen op het gebied van flankerend
beleid, om vervolgens na te gaan of het überhaupt nog nodig is de Coentunnel
uit te breiden. Wij zijn daarvan vooralsnog helemaal niet overtuigd. De
voordracht van het College behelst wel degelijk een (beperkte) uitbreiding
van de tunnel. Ik stel voor, dan consequenter te zijn en eerst de andere
maatregelen te nemen. Ik herinner ook aan het onderzoek van het Milieucentrum
Amsterdam. Dat wijst uit dat vooralsnog helemaal niet vaststaat dat het nood-
zakelijk is die uitbreiding te realiseren.
Wat voor ons onverteerbaar is, is de aanleg van de Westrandweg. Wij
geloven absoluut niet, dat men met de aanleg daarvan de Brettenzone en het
Geuzenbos nog kan ontzien. Dat zijn heel kwetsbare gebieden. Om die reden
zeggen wij, dat de aanleg van die weg onverteerbaar is. Overigens vinden wij
ook, dat het College zichzelf een beetje tegenspreekt, omdat men met die
aanleg natuurlijk, hoe dan ook, meer automobiliteit aantrekt.
(Mevr. BOERLAGE: Hoe zit het toch met die overbouwing van de A10?
Daarvoor was de Westrandweg toch juist zo geschikt? Ik denk aan bij-
voorbeeld het vervoer van gevaarlijke stoffen.)
Ik ben niet de specialist als het gaat om overbouwing van de Ringweg.
(Wethouder STADIG: De heer Van Duijn is dat wel en die zit naast u.
Hij zal het moeten bevestigen.)
(De heer VAN DUIJN: Het is een kwestie van goed beton, waardoor het
probleem van transport van explosieve stoffen beperkt kan blijven. Ik
denk ook aan explosieluiken.)
(Wethouder STADIG: Zou u boven een explosieluik willen wonen?)
(De heer VAN DUIJN: Graag!)
(De VOORZITTER: De heer Van Duijn is een explosieluik!)
In ieder geval laat onze fractie zich niet chanteren door te zeggen dat
wij voor aanleg van de Westrandweg zouden moeten zijn omdat anders een ander
onderdeel uit ons programma, namelijk de overkluizing van de Ringweg niet zou
kunnen.
(Mevr. BOERLAGE: Dat zou ik nu juist consequent vinden.)
Onze opvatting over wat consequent en consistent is, is kennelijk een
andere dan de uwe.
Concluderend merk ik op, dat wij het prijzenswaardig vinden dat het
College deze kritiek op de trajectnota levert en eerst duidelijkheid wil over
een aantal investeringen op het gebied van het openbaar vervoer. Wij zouden
echter bij een en ander graag een verdere stap hebben gezien. Wij zouden
eerst maatregelen voor het openbaar vervoer willen zien om, als die er zijn,
met name de aanleg van de Hemboog, te kijken wat het effect daarvan is. Mijn
fractie is er vooralsnog niet van overtuigd dat überhaupt verbreding van de
Coentunnel nodig is.
Wethouder KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. Ik pieker nog wat na over mijn
kleine stapje in de goede richting, naar rechts, waarover de heer Hooijmai-
jers sprak. Ik wijs erop dat er ter rechterzijde van mij nog een zo onge-
looflijk grote ruimte is, dat een klein stapje bijna niet waarneembaar moet
zijn. Ik zou echter zeggen: tel uw zegeningen. Kennelijk kom ik meer naar de
heer Hooijmaijers toe. Dat is ook niet zo gek. De voordracht die ik als
wethouder mag verdedigen, is uitgebracht namens het College en het College
heeft bij het opstellen ervan niet gekeken naar het programma van een van de
collegepartijen, maar naar het collegeprogramma in het algemeen en naar
besluiten van de Raad over verbreding van de Coentunnel in het verleden. Het
College heeft de voordracht daaraan getoetst. Men kan natuurlijk van alles
opdiepen uit het archief, maar ik wil toch graag aangeven, welke hoofdlijn
het College voor ogen heeft. Oudere discussies uit de jaren '80 laat ik even
terzijde. Die gingen bijvoorbeeld over een vierbaansweg die anderen wilden,
maar discussie bleek niks op te leveren, zoals wij nu kunnen lezen. Gelukkig
is dat alles toen niet doorgegaan. Ik kom dan tot de meest recente uitspraak
van de Raad, namelijk uit 1993. Toen lag er het RVVP, met daarin een aantal
omschrijvingen over uitbreiding van de Coentunnel en ook een daaraan ten
grondslag liggend rekenmodel, dat overigens niet ter besluitvorming voorlag.
Op dat moment heeft de Raad, toen er de voordracht lag waaruit de heer
Hooijmaijers heeft geciteerd, een klip en klare uitspraak willen doen. Die
uitspraak was overigens niet unaniem, maar was een meerderheidsbeslissing,
namelijk om opnieuw uit te spreken, evenals in 1990, dat uitbreiding gewenst
was ten behoeve van de doorstroming van het economisch noodzakelijke verkeer,
maar dat die uitbreiding niet op een zodanige manier moest plaatsvinden dat
daarmee ook extra woon-werkverkeer zou worden aangetrokken. Zo is de beslis-
sing ook voorgelegd aan de regio. Bij de behandeling van het RVVP in de
regioraad zijn alle reacties verwerkt en de regioraad heeft een en ander, zij
het in iets gematigder bewoordingen, overgenomen, door niet te zeggen dat
uitbreiding van de Coentunnel niet zou mogen leiden tot enige uitbreiding van
het woon-werkverkeer, maar door te stellen dat het wel de bedoeling was tot
een zodanige uitbreidingsvariant te komen dat een en ander zou samengaan met
het algemene streven, de groei van de automobiliteit te beperken en niet
extra te accommoderen. Dat was de stand van zaken als het gaat om de politie-
ke besluitvorming.
Er is de afgelopen jaren uiteraard veel overleg gevoerd over de
trajectnota. Daarbij is het gemeentebestuur van Amsterdam op diverse momenten
betrokken geweest en het heeft ingebracht wat wij graag uitgezocht wilden
zien, dit tegen de achtergrond van het door ons gewenste beleid. Er is onder
meer een discussie gevoerd over de vraag, hoe scherp men een flankerend
beleid zou kunnen inzetten. Ik noem openbaar vervoer, rekeningrijden enz. Het
scherpste pakket dat er toen lag was het z.g. INVERNO-pakket, overigens een
pakket dat door de vervoerregio's in Noord-Holland, samen met de provincie,
als toekomstgericht pakket was ontwikkeld. Rijkswaterstaat was daar toen ook
namens de minister de grote voorvechter van. Wij hebben in de discussie onder
andere ingebracht dat een variant voor de toekomst, gebaseerd op het INVERNO-
pakket, toch zeker ook mee zou moeten lopen.
(De heer HOOIJMAIJERS: Toevallig zat ik in een wat andere rol bij al
die discussies en het spijt mij, maar er zaten twee mensen namens
Amsterdam, een wethouder en een ambtenaar - ik zou precies kunnen
vertellen wie dat waren - maar zij hebben op geen enkel moment iets
ingebracht, nooit. Er zijn meer dan 400 alternatieven de projectgroep
Coentunnel gepasseerd. Ik ben er steeds bij geweest en ik had er geen
enkel belang bij om iets anders te vinden, maar het is absoluut niet
naar voren gekomen. Sterker nog, Amsterdam en ook anderen hebben niet
geprotesteerd tegen het teruggaan van die 400 alternatieven naar
slechts 5.)
Ik kom nog op die 5 alternatieven. Ik heb zelf niet bij die discussies
gezeten, maar weet wel wat is vastgesteld door organen van dit gemeentebe-
stuur, door het College, door de Raad of door de commissie van advies. Ik heb
ook kennisgenomen van de schriftelijke stukken daarover.
(De heer HOOIJMAIJERS: U had het over hetgeen door Amsterdam was
ingebracht.)
Ik sprak over het INVERNO-pakket. In deze nota staat ook, dat dit niet
voor rekening van Amsterdam, maar voor rekening van Rijkswaterstaat moet
worden uitgezocht. De minister stelt nu dat dit pakket niet mag omdat het
geen uitgangspunt is. Er is een koerswijziging geweest bij het ministerie. In
1993 riep men nog, dat wij het moesten doen en dat wij in de regio niet
scherp genoeg waren. Een paar jaar later mocht het helemaal niet meer worden
uitgezocht, omdat het niet reëel was, aangezien er geen landelijke politieke
besluitvorming aan ten grondslag lag. Dat was geen Amsterdamse inbreng of
conclusie, maar die is medegedeeld.
(De heer HOOIJMAIJERS: Dat is allemaal waar, maar het is niet zo dat
er een Amsterdamse inbreng is geweest. Dat was gedurende de hele
periode van meer dan vier jaar niet het geval!)
Dat het INVERNO-pakket zou moeten worden uitgezocht, is wel degelijk in
het proces de Amsterdamse inbreng geweest. Door anderen, met name Rijkswater-
staat, is dat echter helaas tot niet reëel verklaard en buiten haakjes gezet.
Wij hebben op dat punt nooit een bestuurlijk standpunt ingenomen. Naderhand
is er een fase geweest - u noemde die zojuist - waarin is teruggegaan tot een
vier- of vijftal modellen, die verder zouden moeten worden bestudeerd. De
commissie van advies heeft daarover in maart 1997 geadviseerd. Naderhand is
dit ook door het College doorgegeven. De kern van dat advies was om, naast
een aantal varianten die verder werden bestudeerd, ook de variant van meer
openbaar vervoer te betrekken, gekoppeld aan het z.g. herverdelingsalterna-
tief, dat wil zeggen een andere benutting van de tunnels die er al zijn. Er
was ons namelijk na de tussenstudies verteld, dat dit een reëler model was
dan alleen een OV-plusmodel. De commissie heeft toen gesteld dat het College
zou moeten adviseren, dit alternatief naast die andere te onderzoeken.
(De heer HOOIJMAIJERS: Dat laatste is nu juist niet gebeurd. De
raadscommissie heeft het wel besloten - dat is juist - maar het is
niet ingebracht in de desbetreffende commissie voor de Coentunnel.)
Als u nu in uw hoedanigheid van raadslid die kritiek levert - ik kan dat
niet beoordelen - betreur ik het dat u indertijd van dit ernstig falen van
het vorige College de Raad niet op de hoogte hebt gesteld, maar dit pas nu,
enkele jaren later, meent te moeten onthullen.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik heb inderdaad gemeend dit te moeten medede-
len aan het College. Ik ben op een vrijdag komen opdraven en heb het
in het College gemeld. Dat moet zijn na te gaan. Wel was het de vraag
of ik het zou moeten melden aan de Raad danwel aan het College. Omdat
het mij was gevraagd door het College, heb ik het daar gemeld.)
Wellicht kan ik het vinden in de collegestukken. Ik had daartoe toen geen
toegang, maar nu wel. Ik beperk mij voorlopig tot de waarneming dat het ge-
meentebestuur - de Raad - bij die advisering, waarom ook door Rijkswaterstaat
was gevraagd, heeft aangegeven dat men op die toer kon voortgaan en aparte
OV-varianten kanslozer zouden zijn. Dat is overigens ook metterdaad gebeurd.
Die variant is in het traject verder bestudeerd. Daar lagen geen politieke
standpunten van Amsterdam achter, anders dan die ik noemde. Het zou ook onbe-
hoorlijk zijn geweest als mensen, buiten de Gemeenteraad of buiten de ROA-
raad of Provinciale Staten om, wanneer zij worden gevraagd mee te praten in
een studietraject, zij zich zouden hebben gebonden aan welke uitkomst dan
ook. Ware dat zo, dan zou het nu ook zeer onfatsoenlijk zijn geweest dat de
minister ons als gemeentebestuur van Amsterdam een brief stuurt met de
mededeling: onder mijn leiding is nu een trajectnota gemaakt en wat vindt u
daarvan? Dat had niet gekund als er kennelijk achter gesloten deuren iets zou
zijn afgesproken. Noch van de kant van de gemeente kan dit hebben plaatsge-
vonden, noch van de kant van de minister. Als men meent dat dit wel het geval
is geweest, zou er een fake-vertoning door het Kabinet zijn opgevoerd in de
richting van de desbetreffende gemeenten. Ik houdt dit Kabinet daar niet
voor, evenmin als het vorige Kabinet.
Na die advisering komt er dus uiteindelijk een trajectnota, waarvan door
de minister aan de drie betrokken gemeenten, aan het ROA en aan de provincie
wordt gevraagd, daarover te adviseren. Er is ook nog een inspraakronde. Er is
nog geen definitief standpunt van de minister; dan behoefde zij niet al die
vragen te stellen. Het gaat om een trajectnota van het Kabinet, onder verant-
woordelijkheid van de twee eerstverantwoordelijke ministers. Verder is er een
verzoek om dit te beoordelen. Dat proberen wij te doen met onze voordracht.
Wij leggen die naast de uitspraken die er liggen en vergelijken het ook met
rijksbeleid, de dubbeldoelstelling in het SVV. Wij trekken dan als College
een conclusie. Wij vragen de Raad door instemming met deze voordracht die te
onderschrijven. De twee voorkeursvarianten, met een aantal sub-mogelijkheden
waarover nu ons oordeel wordt gevraagd - andere kunnen wij in de procedure nu
niet kiezen: tweemaal vijf stroken of tweemaal zes stroken - voldoen wel aan
de ene doelstelling, namelijk verbetering van de doorstromingskansen voor het
economisch noodzakelijk verkeer, maar omdat alle mogelijkheden om dit speci-
fiek zo te doen volgens Rijkswaterstaat uitgesloten zijn, leidt dit gelijk-
tijdig tot een voorstel tot een zo vergaande uitbreiding dat bovenop de
autonome groei van het verkeer er nog veel meer ander verkeer, ook woon-
werkverkeer, bijkomt. Dat moet dan vervolgens ook weer worden opgevangen.
Vandaar dat men nu al spreekt over een tweede en derde Coentunnel, van vier
naar twaalf stroken. Dit heeft dan vervolgens echter als resultaat dat andere
doelstellingen, zijnde beperking van de stroom woon-werkverkeer de stad in,
ook vanwege de bereikbaarheid en de economische ontwikkeling in de stad, en
doelstellingen met betrekking tot het milieu en de hoeveelheid uitstoot van
schadelijke stoffen - wij hebben die ook vastgelegd in ons programakkoord -
van geen kanten worden gehaald. Integendeel, in de variant die nu wordt voor-
gelegd wordt zouden, in afwijking van de autonome groei, die ook al tot meer
vervuiling en tot meer woon-werkverkeer in de stad leidt, daar bovenop die
problemen nog eens worden verergerd.
(De heer HOOIJMAIJERS: Dat is die 9%?)
Dat is geen 9%, zoals uit de tabellen blijkt. Het is een zeer aanzienlijk
extra percentage. Men kan discussiëren over de vraag of men dit moet meten
met als peiljaar 1986 - dan is het ongeveer 30% - danwel met als peiljaar
1992; in het laatste geval is het 20%.
(De heer HOOIJMAIJERS: In het stuk van het ROA gaat het om 9%.)
Dat klopt niet. Ik wil u dat nu juist uitleggen.
(De heer HOOIJMAIJERS: U bent daar bestuurslid, ik niet!)
Het is een advies waaraan ik, zoals ik in het openbaar heb medegedeeld,
mijn instemming niet heb gegeven. Als men het gaat meten ten opzichte van het
totaal dat ontstaat, inclusief de autonome groei, kan men zeggen dat het -
afhankelijk van hoe men afrondt - gaat om 9%. Ten opzichte van wat er nu aan
automobiliteit en uitstoot is gaat het evenwel om circa 20%. Ten opzichte van
het peiljaar waarvan men destijds uitging, ook wat de milieudoelstellingen
betreft, gaat het om circa 30%. Dat is een gevolg van het feit dat het
verkeer ook zonder die uitbreidingen al steeds groeit. Wij kunnen, zoals
mevr. Hofmeijer al zei, lang met cijfers goochelen, maar het gaat er in
werkelijkheid om, dat er een zeer grote groei te verwachten is in de Coentun-
nel, ook zonder enige uitbreiding. De beweringen dat de economie ten noorden
ervan vastloopt en dat niemand er meer gaat rijden zijn in strijd met deze
trajectnota. Men verwacht ook in de huidige situatie nog een zeer aanzienlij-
ke groei van zowel het economisch verkeer als het woon-werkverkeer. Daar
bovenop zou er door de uitbreiding dan een extra groei komen. Netto komt het
erop neer dat wat wij zouden winnen op de A10-West en dus ook in de stad door
de Westrandweg aan te leggen en een deel van het verkeer om te leiden, weer
verloren zou gaan doordat wij door de uitbreiding extra verkeer in de
richting van de stad zouden aantrekken. Als dat de keuze is in de trajectno-
ta, is die onzes inziens zodanig in strijd met de dubbeldoelstelling op
althans dit ene punt, dat dit een ongewenste variant is, tenzij men zegt dat
die ook kan. De heer Goedhart heeft dit in de commissie naar mijn oordeel wat
meer rechttoe rechtaan gedaan dan nu. Hij stelde dat uit de trajectnota
blijkt dat wat wij graag zouden willen met doelgroepen niet kan en dat men
dus moet kiezen: dan toch maar die bereikbaarheid voor iedereen vanwege het
economische belang en de andere doelstelling niet. Dat kan men zeggen. Men
wijkt dan af van de oude dubbeldoelstelling, die niet alleen wij, maar ook de
provincie, het rijk en het ROA hadden, omdat die niet haalbaar is.
(De heer GOEDHART: Althans niet gelijktijdig.)
Uit de studie blijkt dat men er veel extra uitstoot mee oproept.
(De heer GOEDHART: De wethouder pleit er zelf voor, nader onderzoek
te doen!)
Wij pleiten ervoor een andere variant uit te werken.
(De heer GOEDHART: Kunt u nader toelichten, hoe naar uw idee de
doelgroepvariant eruit zou kunnen zien?)
Daar kom ik nog op.
(De heer HOOIJMAIJERS: Als u met uw bewering gelijk hebt, waarom is
dan zelfs de FNV het niet met u eens? Is die vakorganisatie dan gek?)
Ik heb er zelf, zoals bekend, jaren gewerkt, maar ik zou niet willen
zeggen dat alle adviezen van de FNV in orde zijn. Wel wijs ik erop dat mij is
opgevallen dat, anders dan u zojuist zei, de FNV niet heeft geadviseerd tot
de grootst mogelijke uitbreiding. Zij heeft in de commissie heel expliciet
aangegeven dat men het meest milieuvriendelijke alternatief wenste.
(De heer HOOIJMAIJERS: De FNV doet hetzelfde als u: oorspronkelijk
was men helemaal niet voor en nu is men voor de 8-baans oplossing.)
(De VOORZITTER (orde): Ik wijs de Raad erop dat het inmiddels 15.30
uur is en dat het debat twee uur gaande is. Ik ben niet van plan om
het vanwege alle interrupties tot een avondzitting te laten komen. De
discussie is al lang gaande, ook in de commissie, en gaat zo nu en
dan tot een grote technische hoogte. Ik meen dat het goed zou zijn,
het debat hier op hoofdlijnen te voeren.)
(De heer BIJLSMA: De heer Hooijmaijers was niet in de commissieverga-
dering aanwezig. Vandaar dat wij dan hier dit soort debatten moeten
voeren.)
(De VOORZITTER: Waarom de heer Hooijmaijers daar niet was, interes-
seert mij niet.)
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik wil er best op ingaan. Ik vind dat een
raadslid ergens behoort te zijn, zeker ook in een commissievergade-
ring, maar dan moet het wel een uitgeschreven vergadering zijn, op
een tijdstip dat men er kan zijn. Raadsleden hebben ook hun werk.)
(De VOORZITTER: Wij kunnen nu tot 17 uur spreken over de vraag of
iemand wel of niet terecht in een vergadering afwezig was. De
situatie is nu als volgt: of ik verbied iedere vorm van interruptie -
ik weiger namelijk een avondzitting in te lassen als gevolg van
interrupties - of ik sluit de vergadering om 17 uur en houd de rest
van de agenda aan tot de volgende vergadering. Met andere woorden:
wil de Raad zich tot het uiterste beperken in interrupties. De
standpunten liggen naar mijn indruk zo vast, dat er nauwelijks
mogelijkheden zijn om tot overeenstemming te komen. Er liggen twee
moties en daarover zullen uitspraken worden gedaan. Ik stel voor, dat
de wethouder nu gelegenheid krijgt om zijn antwoord te voltooien.)
Ik zal mijn betoog voortzetten door de afzonderlijke sprekers achtereen-
volgens te beantwoorden.
Mevr. Van Oudenallen heeft gesteld dat de minister heeft geroepen dat zij
al 45 miljard gulden voor subsidie moet beoordelen en slechts 12 miljard
gulden mag uitgeven. Om meer exact te zijn: ook dat laatste mag zij eigenlijk
niet, want dit is het voor de komende twaalf jaar geplande bedrag. Dat bedrag
is er voor de genoemde periode in de meerjarenschema's van het rijk extra te
verdelen voor openbaar vervoer en wegen gezamenlijk. De vraag was, of het
feit dat wij nu niet tot eenduidige advisering komen er niet toe zal leiden
dat wij de verbreding van de Coentunnel dan wel kunnen vergeten. Dat weet ik
niet. Dat ligt in ieder geval niet aan ons. Het College geeft een heel
duidelijk antwoord, namelijk om alsnog met een variant te komen - dat zou ook
snel kunnen - die meer voldoet aan de dubbeldoelstelling dan wat er nu ligt.
De planningen betreffen de komende twaalf jaar. Het feit dat het uitwerken
van die variant nog zes of twaalf maanden, inclusief inspraak, zou kunnen
kosten, doet aan de uitvoering verder niet veel af. De discussie gaat over de
vraag of er voor de Coentunnel voor de komende twaalf jaar - voor de komende
vier jaar is geen enkele financiering voorzien - geld moet worden opgenomen.
Daarop dringen wij nog steeds aan bij het ministerie.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijn vraag is: vindt u nu niet dat u door het
opnemen van dit ene zinnetje vrijwel alles op het spel zet?)
Dat vind ik niet; anders had ik het ook zo niet gedaan.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Dan is mijn vraag beantwoord.)
Het gaat om de Coentunnel. Wij stellen dan dat een andere variant nog
enige tijd zal kosten, maar op basis van wat er bekend is met betrekking tot
de financiering leidt dit niet tot enige vertraging. De discussie gaat niet
over de vraag of de uitbreiding volgend jaar zou kunnen beginnen, maar over
de vraag of er in de periode tussen 2002 en 2010 alsnog geld kan komen. Het
reserveren van bedragen daarvoor verdraagt zich heel wel met het uitwerken
van een beperktere variant, sterker nog, aangezien die minder geld kost is
het gemakkelijker die in de meerjarenschema's in te passen dan wat nu voor-
ligt. Dat standpunt hebben wij de afgelopen maanden ook diverse malen aan het
ministerie doorgegeven.
De heer Goedhart sprak over saboteren van de uitbreiding van de Coentun-
nel. Hij neemt daarmee, zeker voor zijn doen, nogal woorden in de mond. Ik
meen dat hij die op ons standpunt niet kan baseren; hij moet dus aan iets
anders denken. Ons standpunt is dat wij desgevraagd adviseren. Wij stellen
dan dat wat wij adviseren vrij snel kan. Wij blijven erop hameren, voor de
uitbreiding ten behoeve van economisch noodzakelijk verkeer wel geld op de
meerjarenbegroting van het rijk op te nemen. Over eventuele medewerking van
Amsterdam aan welk besluit dan ook wordt met geen letter gerept; dat is ook
helemaal niet aan de orde. Waarom het woord "saboteren" valt is mij dan ook
niet duidelijk.
(De heer GOEDHART: Ik denk dat in de gegeven omstandigheden, na een
studie als die in de trajectnota, een advies van het College als het
onderhavige, zonder nadere uitwerking, een variant betreft die door
het rijk onmogelijk zal worden geacht. Dat noem ik dan een soort van
sabotage, met name omdat die doelgroepenvariant totaal niet wordt
uitgewerkt. Het is wel heel onwaarschijnlijk dat zoiets tot resultaat
zou kunnen leiden. In mijn amendement heb ik de verdere uitwerking
dan ook opgenomen. Als iets dergelijks aantoonbaar mogelijk is, zal
dit de zaak voor ons heel anders maken.)
Ons wordt gevraagd om een advies. Wij zeggen dat wij niet willen kiezen
tussen de twee voorkeursvarianten, aangezien die naar ons oordeel niet
voldoen aan de gezamenlijke uitgangspunten. Als u dan een dergelijk advies
sabotage noemt, komt het erop neer dat, als ons om advies wordt gevraagd en
wij niet bij voorbaat ja en amen zeggen, wij bezig zouden zijn met sabotage.
Dat is toch geen normale term in de bestuurlijke verhoudingen tussen een
adviserend gemeentebestuur en het rijk dat om dat advies vraagt?
(De heer GOEDHART: Het wekt de indruk van een vertragingsactie, door
te kiezen voor een variant die wordt beschouwd als niet mogelijk. U
geeft niet aan, hoe die variant volgens u wel mogelijk zou zijn.)
Daar kom ik op. Wij geven dit overigens ook in onze voordracht wel
degelijk aan. Wij geven aan, waarom wij het selectieproces van de varianten,
zoals dat in de trajectnota zit, niet onderschrijven; wij geven ook aan op
welke punten wij dat niet doen.
De heer Goedhart stelde vervolgens dat de economische groei de groei de
mobiliteit zou bepalen, zodat het wat dat betreft niet veel uitmaakt of wij
wel of niet gaan uitbreiden. Dat is nu echter juist niet waar. Uit de
trajectnota zelf blijkt dat met de daar voorgestelde varianten de mobili-
teitsgroei extra wordt aangewakkerd. Dat is ook onze kritiek.
(De heer GOEDHART: U doelt op 9% extra ten opzichte van de autonome
groei.)
Over de percentages hebben wij al gesproken. Men kan zeggen dat het, als
wij het eerst verdubbelen, vervolgens nog 9% is.
(De heer GOEDHART: De verdubbeling is autonome groei.)
Als wij het meten ten opzichte van de situatie zoals die nu bestaat,
zowel qua uitstoot als qua belasting van het wegennet, is het een extra groei
van ongeveer 20%. De doelstellingen voor bijvoorbeeld CO2-uitstoot is echter
juist, die in dezelfde planperiode met 10% te beperken.
(De heer GOEDHART: Dat vinden wij een onderwerp van rijksbeleid, ter
beperking van de mobiliteitsgroei. Het is toch een onmogelijke op-
dracht om dit allemaal bij de Coentunnel te laten samenkomen? Afge-
zien van wat men daar doet, moet men sowieso een beleid voeren met
betrekking tot de mobiliteitsgroei; dat strekt zich veel verder uit.
Het gevaar bestaat dat men, als men alles op de Coentunnel
concentreert, negatieve effecten krijgt voor de economie. Dat is de
fundamentele keuze die u maakt.)
De fundamentele keuze bij dergelijke grote projecten, waarbij ons om
advies wordt gevraagd en er een MER is, is of wij überhaupt de milieu-
effecten mogen meerekenen. Men kan ook stellen dat het per afzonderlijk
project toch niet zo hard telt, zodat men het wel buiten haakjes kan laten.
Dat zie ik echter als een verkeerde benadering. Overigens wordt ons ook
gevraagd dit mee te wegen. Er is een MER en ons wordt gevraagd, de zaak te
toetsen aan de twee doelstellingen. Als wij van grote projecten als dit
stellen dat het voor het milieu allemaal niet zoveel uitmaakt, vraag ik mij
af: wanneer dan wel? Kennelijk geldt dat dan altijd elders, echter niet bij
het project dat op een gegeven moment aan de orde is. U kiest er dan voor om
de milieudoelstellingen buiten haakjes te zetten; dat is een andere politieke
afweging dan het College aan de Raad voorlegt.
(De heer GOEDHART: Wij zetten die niet buiten haakjes, maar wij
zeggen wel dat, als men die doelstellingen met deze tunnel niet kan
halen, dit op een andere wijze zal moeten gebeuren. Ik acht het
onzinnig dit te concentreren op de Coentunnel, zodat het daar vanzelf
vastloopt.)
Als wij het op een andere wijze doen, leidt dit ertoe dat er minder
autoverkeer gaat rijden. Dan is die verbreding naar twaalf stroken niet
nodig. U redeneert als het ware in cirkels.
(De heer GOEDHART: De tijd om dat te proberen is na 13 jaar praten
over de Coentunnel wat krap geworden!)
U wilt één doelstelling opgeven. Dat is uw goed recht, maar wij willen
dat niet.
Wij toetsen, overigens desgevraagd door de minister, ook aan die
doelstelling en wij zullen dat graag blijven doen.
(De heer NIAMUT: Het is een simpele constatering dat er verschil van
optiek is tussen de CDA-fractie en het College. U moet niet proberen,
met uw argumentatie mijn fractie tot andere gedachten te brengen of
iets aan te wrijven in die zin dat wij de milieudoelstellingen over-
boord zouden willen gooien. Dat is namelijk niet het geval.)
Dat doet u in mijn ogen wel. Ik heb daarvoor argumenten gegeven en in
tweede termijn kunt u desgewenst uitleggen waarom ik het helemaal verkeerd
zie. Wellicht overtuigt u dan mij; dat is toch de bedoeling van een discussie
als deze.
De heer Goedhart haalt vervolgens het programakkoord aan, waarin staat
dat bevorderd zal worden dat "ten spoedigste zal worden beslist". Dat is
correct. Er staat echter niet, dat zal worden bevorderd, ten spoedigste de
maximale uitbreiding door te voeren. Wij werken mee aan een spoedige
beslissing en wij proberen om, als ons iets wordt gevraagd, binnen de
gestelde termijnen antwoord te geven. Dan is de minister weer aan zet.
Met betrekking tot de doelgroepen stelt de heer Goedhart de vraag, hoe
wij ons dat voorstellen en welke variant wij willen. In de voordracht wordt
aangegeven dat naar ons oordeel ten onrechte een verdergaand flankerend
beleid buiten haakjes wordt gezet. In nota bene het nieuwe regeerakkoord
staan allerlei maatregelen die er eerder niet in zaten. Aan flankerend
beleid, dat leidt tot andere rekensommen en andere benodigde capaciteiten,
zou veel meer kunnen gebeuren als dat de beleidskeuze is. Vervolgens stellen
wij dat men met wat men wil met doelgroepstroken de eigen oplossing in feite
onmogelijk heeft gemaakt. Eerst wordt gesteld dat het minstens tweemaal twee
stroken moeten zijn. Vervolgens wordt gezegd dat men tweemaal twee stroken
niet kan vervlechten en dat doelgroepstroken dus niet haalbaar zijn. Daarop
antwoorden wij dat in de eerste plaats deze redenering voor de helft van het
zakelijke verkeer, dat doorgaand verkeer is, niet opgaat; daarvoor zou men
een oplossing kunnen vinden. In de tweede plaats is tweemaal één doelgroep-
strook, die de zaak nog voor jaren zou kunnen oplossen, geen onderzoek
gedaan; die zou wellicht nog wel te vervlechten zijn. Dat is niet uitgezocht
en wij dringen erop aan dit alsnog te doen. Men zou dan tot een andere
variant kunnen komen. In de derde plaats geven wij aan, dat wij meer flanke-
rend beleid willen dan nu voorzien als het gaat om openbaar vervoer. Ik geef
toe dat men, als men alleen het laatste doorrekent, niet tot echt veel minder
autoverkeer komt, echter wel als men de combinatie doorvoert. Tenslotte
zeggen wij met betrekking tot het rekeningrijden dat dit moet worden inge-
voerd. De herverdelingsvariant is niet goed genoeg bekeken. Men kan ook
denken aan een selectief prijzenbeleid. Dan kan de totale capaciteit van de
tunnels beter worden benut; dat was ook de kern van de herverdelingsvariant.
Wij zien niet in, waarom die zonder meer terzijde is geschoven. Wij maken -
daarvoor zijn wij niet geëquipeerd en het wordt ons ook niet gevraagd - niet
voor Rijkswaterstaat de variant die het moet zijn.
(De heer GOEDHART: Zo'n herverdelingsvariant leidt toch tot allerlei
omrijbewegingen naar alle kanten? Ik moet er niet aan denken dat
mensen die eigenlijk de Coentunnel zouden moeten nemen naar de
Zeeburgertunnel gaan om vervolgens via Watergraafsmeer en Zuid te
rijden.)
Dat zou ook nu kunnen. Al degenen die in de file staan zouden kunnen
besluiten, om te rijden. Dat doet men echter niet. De herverdelingsvariant
gaat ervan uit, dat door een selectieve heffing, die bij de Coentunnel dus
hoger is dan elders, een deel van het verkeer, evenals bij rekeningrijden,
ervan afziet om nog langer met de auto te gaan en een kleiner deel van het
noodzakelijke verkeer zal omrijden, zodat netto de milieubelasting afneemt.
Dat is allemaal wel uitgezocht en het staat ook in de stukken, maar die
variant is door Rijkswaterstaat terzijde gelegd. Wij stellen voor, die nader
uit te werken, in combinatie met andere maatregelen.
De stelling van de heer Goedhart dat heel Noord-Holland nu in opstand is
wil ik toch wel even relativeren.
(De heer GOEDHART: Inderdaad: behalve GroenLinks!)
U schat de invloed van GroenLinks ten noorden van het Noordzeekanaal dan
toch hoger in dan die al is. Ik constateer, dat het stadsdeel Amsterdam-Noord
- na Zaanstad het grootste gebied - met ons samen deze voordracht heeft opge-
steld.
(De heer GOEDHART: In de deelraad Amsterdam-Noord is de zaak niet aan
de orde geweest.)
Dat klopt. De zaak wordt daar volgens afspraak tegelijk behandeld met
ons. Het is echter een gezamenlijke voordracht. In de commissie is uitgelegd,
waarom wij dit zo doen. Het is de bedoeling, ook tot een gezamenlijk advies
aan het rijk te komen. Er is in Amsterdam-Noord ook een heel breed samenge-
steld dagelijks bestuur.
(De heer GOEDHART: Noord moet zich nog wel uitspreken over het ad-
vies.)
Inderdaad, maar ik stelde al dat er een heel breed gedragen DB is. Ik heb
geen enkele aanwijzing dat de deelraad daar een en ander niet zou onder-
schrijven.
(De heer HOOIJMAIJERS: Men is daar net zo consequent als uw eigen
partij is geweest. Het staat daar al sinds jaar en dag in het
programakkoord.)
Wij mogen constateren dat in het akkoord daar, heel breed gedragen, van
VVD tot GroenLinks, ook uitspraken staan over uitbreiding van de Coentunnel
die anders zijn dan zou blijken uit de opstand waarover de heer Goedhart het
heeft. De gemeente Oostzaan, waar GroenLinks sterk is vertegenwoordigd maar
geen absolute meerderheid heeft, heeft aan de raad aldaar een voorstel
voorgelegd dat nog veel kritischer is. Van de drie aangeschreven gemeenten,
Amsterdam, Oostzaan en Zaanstad, heeft alleen Zaanstad een voordracht
opgesteld waarin staat dat het maximale aantal rijstroken dient te worden
gerealiseerd. Dat is de verhouding zoals die er nu bestuurlijk ligt. Een
"opstand" heb ik dan ook niet kunnen waarnemen.
(De heer GOEDHART: Kunt u ook nog iets zeggen over het dagelijks
bestuur van het ROA? Ook dat heeft een concept-advies opgesteld.)
Dat advies wordt door een meerderheid van dat dagelijks bestuur onder-
schreven en door een minderheid niet. Iedereen brengt daar per gemeente een
eigen standpunt in; het is dus wel ongeveer na te tellen. In de ROA-raad zal
dit ook ongeveer zo gaan. U suggereert toch niet dat de gemeente Amsterdam in
meerderheid geen advies zou mogen uitbrengen als dat anders is dan dat van
een meerderheid in de ROA-raad of in de gemeente Zaanstad?
(De heer GOEDHART: Ik constateer wel, dat Amsterdam zich dan
kennelijk van de rest van het ROA vervreemdt.)
Ik constateer dat dit niet zo is, aangezien ook in andere gemeenten er
langs politieke lijnen verschillend over wordt gedacht en er ook andere ge-
meenten zijn die, met Amsterdam, eenzelfde advies willen uitbrengen.
(De heer HOOIJMAIJERS: De heer Vreeman, burgemeester van Zaanstad,
heeft in de krant gemeld dat het een bom is onder de regionale samen-
werking. U kunt dan toch moeilijk zeggen dat hij het echt met ons
eens is.)
Dat zeg ik ook niet. Ik heb aangegeven dat de gemeente Zaanstad als enige
een andere voordracht aan de raad heeft voorgelegd. Als die gemeente een bom
wil leggen onder de regionale samenwerking, laat ik dat aan die gemeente
over; daarvoor ben ik niet ingehuurd.
(De heer VAN DUIJN: De heer Goedhart vergeet nog dat ook de gemeente
Haarlemmerliede tegen uitbreiding van de Coentunnel is.)
Wat hebben wij in de voordracht nu gezegd over de financiering van de
Noord-Zuidlijn? De heer Hooijmaijers heeft daarover ook gesproken. Wij hebben
niet meer of minder willen zeggen dan wat er letterlijk staat, namelijk dat
wij, nu wij toch over deze nieuwe noord-zuidverbinding adviseren, daarbij de
minister nog eens willen laten weten dat wat ons betreft de besluitvorming
omtrent het hele bedrag van 1,85 miljard gulden, die al veel eerder was
toegezegd, nu maar eerst tot stand moet komen. Wij gaan daar niet over. Wij
adviseren alleen en de minister mag een besluit over de Coentunnel nemen
wanneer zij wil. Wij stellen echter voor, dat wel eerst te doen. Dat zegt dus
ook iets over een prioriteitsstelling met betrekking tot nieuwe infrastruc-
tuur. Wij kunnen evenwel geen voorwaarden stellen, laat staan een dreigement
uiten. Het is echter wel een politieke prioriteitsstelling die wij aan de
minister, namens het gemeentebestuur, willen mededelen.
(De heer HOOIJMAIJERS: U zegt toch dat u anders niet overgaat tot be-
sluitvorming?)
Wij gaan nu over tot besluitvorming over dit advies.
(De heer HOOIJMAIJERS: Er staat: "...alvorens over te gaan tot be-
sluitvorming over uitbreiding van de Coentunnel." Dat betekent toch
gewoon dat men iets dan niet doet?)
U moet het wel volledig lezen. Er staat ook, dat wij de minister advise-
ren om, alvorens zij overgaat tot besluitvorming over uitbreiding van de
Coentunnel, eerst besluitvorming te laten plaatsvinden over onze aanvraag met
betrekking tot dat bedrag van 1,85 miljard gulden. Voor de rest is er aan
onze kant alleen sprake van besluitvorming over ons advies, namelijk heden.
Vandaag is nog niet bepaald dat de hele Noord-Zuidlijn wordt gefinancierd.
(De heer HOOIJMAIJERS: Het is dus niet de bedoeling te suggereren wat
ik meende te lezen. Dan zijn er toch ook geen problemen om dit te
laten vervallen? De woordvoerder van de minister en de minister zelf
zeggen namelijk iets anders. Zij hebben het begrepen zoals ik
aangaf.)
Als er mensen zijn - ik doel dan niet alleen op u maar ook op kranten -
die begrippen aanvoeren als chantage enz., zonder mij eerst te vragen hoe dit
moet worden geduid, en vervolgens aan de minister vragen of zij gevoelig is
voor chantage, zegt de minister uiteraard dat zij dat in het geheel niet is.
Daarin heeft zij zeker gelijk. Ik heb vanaf de eerste presentatie af aan een
en ander klip en klaar en in het openbaar gezegd. Er staat, dat wij de
minister adviseren om, alvorens over de trajectnota besluiten te nemen, eerst
te besluiten over de rest van het geld voor de Noord-Zuidlijn. Dat geeft
alleen voor ons een prioriteitsstelling aan.
(De heer HOOIJMAIJERS: Het gaat mij erom, dat de minister aangeeft
dat zij niet op het hoofdstedelijke dreigement wil ingaan.)
Daarop ben ik zojuist al ingegaan: er is geen hoofdstedelijk dreigement.
(De heer HOOIJMAIJERS: Wij moeten de minister overtuigen, want wij
willen van haar geld. Zo is het toch? Als nu degene bij wie men komt
om geld het niet eens is met de vraagstelling, past men die toch
aan?)
Er staat niet meer of minder dan er staat. Kennelijk willen anderen er
iets anders in lezen. Als de Raad de voordracht aanneemt, zullen wij een en
ander nog vertalen in een brief aan de minister; wij zullen niet zomaar de
voordracht sturen. De formulering in die brief zullen wij dan zodanig kiezen
dat volstrekt duidelijk is dat wij adviseren in de zin als ik zojuist heb ge-
schetst. Kunnen wij daarmee dit probleem, dat er niet behoeft te zijn, nu
even terzijde schuiven?
(De heer HOOIJMAIJERS: Daarmee heeft u mij al een stuk gelukkiger
gemaakt!)
U hebt daarvoor niet eens een stapje naar links behoeven te doen.
De volgende belangrijke vraag van de heer Hooijmaijers betrof de brief
van Gedeputeerde Staten. Ik heb begrepen dat inmiddels de reactie van het
College op die brief, die vandaag is verzonden, ook aan de raadsleden ter
hand gesteld. Daarin wordt deze vraag beantwoord. Wij zijn steeds bereid
geweest tot overleg in regionaal verband. De provincie heeft overigens wel
alleen een standpunt in de richting van de minister ingenomen zonder enig
overleg met ons. Dat is haar goed recht, maar ik constateer het wel even. Wij
zijn het inhoudelijk niet eens en hebben dat in ons overleg ook
geconstateerd. Ik heb niet vernomen dat op die grond andere partijen verder
zouden willen werken; dat zou ook vreemd zijn. Meer dan dat is er niet aan de
hand.
Ik kom op de citaten uit NRC/Handelsblad. Er staat iets over het alleen
noodzakelijk zijn van uitbreiding voor het economisch verkeer en vervolgens
iets over vrijwillig in de file staan. In het gesprek met de betrokken
journalist heb ik gezegd, dat het standpunt van het College inderdaad is
gebaseerd niet op de wens om iedereen per definitie daar te kunnen laten
doorrijden, maar om het deel van het zakelijke verkeer, conform de raadsuit-
spraak, zoveel mogelijk filevrij te kunnen afwikkelen. Toen was de vraag van
de journalist of, als al die andere mensen in het woon-werkverkeer, ondanks
alle flankerend beleid en meer openbaar vervoer, in de file gaan staan, zij
dit vrijwillig doen. Toen heb ik ja gezegd. De doelstelling was ook niet, al
die mensen vrij baan te geven. Als men toch in die file gaat staan, is dit de
eigen keuze. Ik kan hen niet verplichten thuis te blijven of het openbaar
vervoer te gebruiken. In NRC/Handelsblad is dit samengevat als door de heer
Hooijmaijers is geciteerd.
(De heer HOOIJMAIJERS: Die mensen hebben toch verder geen alterna-
tief? Wij verdienen het meeste op de model-split die wij bereiken op
dat gebied. Er zijn geen andere lijnen; zolang het busstation niet is
aangelegd al helemaal niet.)
Als men de alternatieven voor het openbaar vervoer zoals die worden
genoemd allemaal gaat aanbrengen - voor een groot deel kan dat sneller dan de
Coentunnel überhaupt kan worden verbreed tot 12 stroken - is er voor het
overgrote deel van de mensen in het woon-werkverkeer, namelijk 60% van de
reizigers in de spits, prima openbaar vervoer.
(De heer HOOIJMAIJERS: Voor die andere 40% dus niet! Er zit al 60% in
het openbaar vervoer. Voor die andere 40% zijn wij nog niet klaar met
onze besluitvorming...)
De model-split houdt niet in, dat 60% nu al in het openbaar vervoer zit.
Het is ons streven - anders vroegen wij er ook niet om - dat, als ook de
Hemboog er is en er niet alleen een directe verbinding via openbaar vervoer
met allerlei stations waar men met de auto heen kan rijden, ook Centraal
Station en Schiphol, een nog grotere groep een nog beter openbaar vervoer te
bieden dan nu al. Dan is het een keuze van mensen of zij daarvan gebruik
maken of ergens in de file gaan staan. Wij hebben ook in het verleden nooit
gezegd, dat wij onbeperkt iedereen die met de auto naar het werk wil zullen
gaan bedienen.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik ben het niet met u eens dat die mensen
vrijwillig in de file zouden gaan staan.)
Ik heb dat geschetst om duidelijk te maken voor het geval ons advies
wordt uitgevoerd en mensen toch met de auto naar het werk gaan. Dat is door
de journalist samengevat zoals hij heeft gedaan; journalisten vatten zaken
meestal samen. Als zij al mijn tekst zouden moeten afdrukken, worden de
kranten tweemaal zo dik als nu.
(De VOORZITTER (orde): Ik stel voor, de wethouder nu verder niet te
interrumperen. Er volgt nog een tweede termijn. Ik zal verdere inter-
rupties vanaf nu onmiddellijk de kop indrukken.)
Met de opmerkingen van de heer Bijlsma was ik het hoge mate eens; ik
behoef die nu niet meer te herhalen, maar zal slechts ingaan op enige
concrete vragen. Een van die vragen was of rekeningrijden is begrepen in de
berekeningen in de trajectnota. Dat is het geval. De vraag is echter altijd,
wat men bij wat optelt. In de trajectnota is ervan uitgegaan dat door
allerlei prijsmaatregelen, rekeningrijden of anderszins, in totaal in de hele
planperiode de variabele lasten van het autoverkeer 42% stijgen. Dat blijft
dan overigens achter bij de reële inkomensontwikkeling. Het is dus niet een
stimulans om hiertoe niet over te gaan. Een deel van de 42% betreft rekening-
rijden, een ander deel brandstofaccijns. Relevant is echter de vraag, hoe
hoog in totaal de variabele lasten zijn en in het RVVP staat dat dit veel
meer moet zijn, geen 40% maar ongeveer 90% over die periode. In het INVERNO-
pakket gaat het nog veel hoger. Dat is wel meegerekend, maar die variant is
terzijde gelegd.
In antwoord op de vraag of de doelgroepstroken mogelijk zijn heb ik al
iets gezegd aan het adres van de heer Goedhart. Zoals men die heeft gedefi-
nieerd kan het niet, maar op een andere manier wellicht heel goed.
Over het vervoersmanagement is er een rapportage van het ROA onderweg
naar de ROA-raad. Daarnaar verwijs ik. Overigens is dit slechts een deeltje
van het geheel. Men kan niet stellen dat wij met vervoersmanagement de rest
wel oplossen.
Carpoolen verloopt teleurstellend. Men kan denken aan draconische maatre-
gelen, in die zin dat er naast zakelijk verkeer alleen nog maar carpoolers
door komen; dan is het probleem opgelost. Zolang men echter dergelijke draco-
nische maatregelen niet wil treffen, kan carpoolen alleen maar een deel van
het probleem oplossen.
Er is ook gevraagd naar de stand van zaken bij de integratie van bus,
tram en metro in de regionale verbindingen. Dit wordt uitgewerkt in de
plannen voor Regioned, die binnen een jaar bij de ROA-raad, maar ook bij deze
Raad zullen liggen. Daarbij behoort ook een verbetering van frequenties,
juist op de verbindingen langs de rand van de stad, zoals die over een aan te
leggen Hemboog tussen Zaanstad, de Westtak en Schiphol.
Het standpunt van het College inzake rekeningrijden is: zo snel mogelijk
uitvoeren van het regeerakkoord en voor 2002 uiteraard wel op een bepaalde
manier de zaak uitwerken. Bij die uitwerking is het voorkomen van sluipver-
keer een hard punt; anders werkt het niet. Over tariefverhogingen gaan wij
niet. De heer Paquay vroeg zich af, hoe iemand met een laag inkomen dit kan
betalen. Het rijksbeleid is blijkens het regeerakkoord gericht op terugploe-
gen van de verhoging van de brandstofaccijns. Dit heeft tot gevolg dat de
variabele lasten toenemen, maar op de een of andere manier komt het terug bij
de betrokken burgers. Bij rekeningrijden geldt dit nog sterker. Wie dat per
se op dat traject willen blijven doen, legt erop toe. Dat is uiteraard altijd
moeilijker voor iemand met een laag inkomen, maar in totaliteit is het
volgens het regeringsbeleid geen lastenverhoging voor de automobilist. Het
geld wordt op een andere manier teruggesluisd. Wel moet het tot een lasten-
verhoging op die plek leiden; anders heeft het geen effect en is het een
zinloze bureaucratische operatie.
Mevr. Hofmeijer heeft gevraagd of ik kan bevestigen wat van de kant van
de MER-commissie zal worden geadviseerd. Dat kan ik niet. Men moet de
betrokkene op zijn woord geloven. De heer Guit zegt al te weten wat dit
advies is. Het is een advies dat als het gaat om kritiek op de trajectnota op
een groot aantal punten goed spoort met de kritiek die wij hebben. Of de MER-
commissie dit advies ook echt gaat uitbrengen, durf ik niet te zeggen. Zij
heeft mij dit niet laten weten en het advies is ook nog niet openbaar.
Een andere vraag was, of er een pakket zonder enige verbreding van de
Coentunnel denkbaar is. Mijn antwoord is: ja en nee. Ja, want het rapport-
Straatman klopt; als men al die dingen in deze zone tegelijk zou doen, kan
men alle files wegrekenen. Nee, als men in afwachting van al die maatregelen
toch meent dat het economisch verkeer sneller moet kunnen doorstromen. Dan
zal een beperkte uitbreiding van de Coentunnel, met name daarvoor, onderdeel
zijn van een samenhangend pakket. Dat is overigens ook in overeenstemming met
eerdere raadsuitspraken.
In de discussie over de Westrandweg maakt mevr. Hofmeijer een voorbehoud.
Ik wacht het af. Ik verheug mij niet op dat debat, maar wij komen er tegen
die tijd wel op terug.
De heer Paquay heeft zich aangesloten bij de wens om eerst de verbeterin-
gen in het openbaar vervoer door te voeren. Wij zijn het op dat punt eens,
afgezien van de vraag of de Noord-Zuidlijn ook zo'n verbetering is. Dat is
evenwel een geschil dat wij nu niet kunnen uitdiscussiëren.
Ik ben het eens met de heer Paquay dat de Brettenzone bij de aanleg van
de Westrandweg moet worden ontzien, al is dat niet gemakkelijk. Daarover
zullen wij verder kunnen spreken bij de behandeling van de plannen voor de
Westrandweg. Afgezien van de Brettenzone zijn er uiteraard andere voordelen,
met name als het gaat om het omleiden van vrachtverkeer en vervoer van
gevaarlijke stoffen.
Grootgebruikerscontracten vormen al heel lang een actiepunt. De mate
waarin dit echter wordt geboden door de zelfstandige vervoersondernemingen
aan bedrijven kunnen wij als overheid, zeker als plaatselijke overheid,
nauwelijks beïnvloeden. Het rijk zou dit wel kunnen doen, maar dan moet men
een en ander weer bijplussen voor de vervoerbedrijven.
Het doortrekken van de Ringlijn richting Zaanstad is wel een object van
studie, maar tot nu toe blijkt uit de studies met betrekking tot Regioned,
dat de oplossing om de Hemboog versneld aan te leggen, liefst met een station
aldaar en met frequente stoptreinen, ook richting Schiphol, de optimale
oplossing is in de verhouding tussen noodzakelijke investeringen en extra
vervoer dat men ermee zal aantrekken. Binnen de uitwerking van Regioned zal
in eerste instantie daarop dan ook worden ingezet.
In het amendement van het CDA (nr. 514) wordt in belangrijke mate
hetzelfde gezegd als in de voordracht. Punt IIa bevat echter een voor mij wat
mysterieuze formulering. Wat wordt daarmee bedoeld? In de trajectnota staat
dat de genoemde varianten worden afgewezen. Moet ik dit lezen in die zin dat
ik met andere varianten moet komen die speciaal aandacht geven aan de
doelgroepen? Dan is die tekst niet anders dan die van het College, hooguit
wat anders geredigeerd. Of bedoelt de heer Goedhart toch een van die
varianten van Rijkswaterstaat? Dan klopt het besluit onder IIa niet. De heer
Goedhart duikt dan wat weg voor de keuze die er ligt. Wellicht kan hij dit in
tweede termijn nog verduidelijken. Als er in feite hetzelfde staat als wat
het College wil, heb ik geen bezwaar tegen het amendement, maar is het wat
overbodig.
In de motie van de heer Bijlsma (nr. 515) wordt gevraagd - iedereen moet
de overwegingen in de motie maar zelf op waarde schatten; er zal naar ik
verwacht verschillend over worden gedacht - nog een aantal andere zaken dan
al in de voordracht staan te doen om het openbaar vervoer en park en ride-
voorzieningen te verbeteren. Tegen die "andere dingen" heb ik verder geen
bezwaar, ook gezien het feit dat vele ervan al plaatsvinden of in de planning
zitten.
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Wat wij beogen is, dat wij de
keuze voor uitbreiding van de tunnel willen maken. Als dat besluit is
genomen, kan worden nagegaan of daarin de doelgroepenvariant kan worden
ondergebracht. Naar ons gevoel zouden, als men zegt afhankelijk te zijn van
de voortschrijdende techniek, daarin nog best mogelijkheden kunnen zijn
gelegen. Als men veel ruimte heeft, heeft men naar ons gevoelen betere kansen
dan wanneer men alles van tevoren al afkapt. In ons amendement is het besluit
bij de voordracht zodanig opnieuw geredigeerd, dat niet de indruk ontstaat
dat alle dingen voorwaardelijk zijn. De keuze voor uitbreiding wordt daarmee
duidelijker naar voren gehaald, om verdere vertraging te voorkomen.
De fractie van het CDA blijft, zoals de heer Niamut al aangaf, van mening
verschillen met het College. Wij menen dat men niet milieudoelstellingen
afhankelijk kan maken van de vormgeving van de Coentunnel. Men kan het wel
omdraaien en proberen zoveel mogelijk de milieudoelstellingen in de
vormgeving van de Coentunnel onder te brengen, maar in wezen gaat het bij het
milieubeleid om een veel bredere zaak, die ook met het rijk op alle fronten
moet worden nagestreefd. Dat moet men niet hier concentreren, want dan lost
men het probleem dat er is met betrekking tot de congestie niet op en dat
heeft negatieve effecten op de economie en de werkgelegenheid in de regio
Amsterdam. Wij vinden dat met name ook de fractie van de PvdA zich dat zou
moeten aantrekken en wij hopen dat de Raad ons amendement als een verbeterde
versie van het concept-advies van het College zal willen accepteren.
De heer ARDA: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb in eerste termijn al gezegd
dat mijn fractie het eens is met het College, tenzij er gekke dingen zouden
gebeuren. Alle fracties hebben zich voorspelbaar gedragen. Wij kunnen dus nog
steeds met instemming de afdoening van de voordracht tegemoet zien.
De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb mijn motie juist
ingediend mede op basis van een nota van Rijkswaterstaat, getiteld Succesvol
openbaar vervoer; lessen voor Nederland. Deze is in april 1998 verschenen.
Daarin staan talrijke maatregelen die men zou kunnen toepassen op de
Coentunnel-as. Wij hebben dit proberen te vertalen in onze motie, om er op
die manier voor te zorgen dat al op korte termijn, dus in de komende vier
jaar, aanzienlijke verbeteringen in plaats van verdere verslechteringen,
zowel op het gebied van verkeer en bereikbaarheid als op het gebied van het
milieu, zouden worden bewerkstelligd.
Ik dank de wethouder tenslotte voor zijn uitvoerige antwoord op een
aantal vragen. Het is op een aantal punten voor mij nog verhelderend geweest.
Mevr. HOFMEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Dit debat ging over consistentie
en die is maar weer eens gebleken. Wat mij op dit moment nog van het hart
moet, is dat voor mij nu klip en klaar duidelijk is dat het College consis-
tent is in zijn verhaal en dat de harde woorden die wij in de commissie en
eerder ook buiten deze zaal van anderen hebben gehoord, met name van de VVD,
voor een groot deel waren gebaseerd op het feit dat in het vorige College
besluiten, door de commissie dan wel door de Raad genomen, niet werden
uitgevoerd. Als wij die conclusie kunnen trekken, ben ik blij met een College
dat consistent is en genomen beslissingen daadwerkelijk wenst uit te voeren.
Met betrekking tot het amendement van het CDA heb ik de neiging om te
denken dat dit niet echt een verbetering betekent. Ik adviseer mijn fractie
dan ook, er niet voor te stemmen.
Tegen de motie van het PvdA hebben wij geen bezwaar, aangezien die een
aantal zaken aanvult. Dat lijkt mij heel goed.
De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb vastgesteld dat de wethou-
der, zoals ik uit de stukken al had opgemaakt, voordat er iets met de
Coentunnel gaat gebeuren veel aandacht wil besteden aan andere vormen van
vervoer dan de auto. Dat doet mij deugd. Dat is ook de reden waarom wij
zullen instemmen met deze voordracht.
De motie van de PvdA zullen wij ondersteunen, omdat die grosso modo over-
eenstemt met de motie die wij hadden voorbereid, maar om die reden niet
hebben ingediend.
Het amendement van het CDA lijkt mij geen verbetering van de voordracht.
Wij zullen daar dus tegen stemmen.
Ondanks het feit dat de heer Hooijmaijers geen spreektijd meer heeft, wil
ik hem toch graag vragen, of in de discussie waarin naar de aanloop tot deze
bespreking het woord chantage werd gebruikt, die opmerking nu van tafel is.
Is dit een verkeerde beeldvorming geweest en heeft de heer Hooijmaijers nu,
na dit debat, begrepen hoe het echt in elkaar zit?
(De heer HOOIJMAIJERS: Het woord is ook door tientallen anderen
gebruikt, variërend van de woordvoerder van de minister en de
minister zelf, tot de burgemeesters van Zaanstad en Purmerend. Zij
hebben dat woord gebruikt en ik heb daarnaar verwezen.)
Ik had begrepen dat u dat woord hebt overgenomen, maar dat u nu van
mening bent veranderd.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ja, omdat de wethouder nu zegt dat hij het
gaat nuanceren. Hij heeft nooit bedoeld om dit zo aan te geven. Hij
heeft nu gezegd dat hij die passage in een brief zal nuanceren. Ik
kan echter niet voor anderen spreken en weet niet of zij het ook
terugnemen; het zijn allemaal PvdA'ers.)
Het gaat mij om Amsterdam. De vraag was aan u gericht en ik ben tevreden
met het antwoord.
De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan volstaan met
nogmaals te zeggen dat wij dit zien als een stap in de goede richting. Wij
denken echter dat het in zekere mate een gemiste kans is om te proberen een
echte trendbreuk in de waanzinnige groei van de automobiliteit te krijgen.
Vandaar, dat wij tegen stemmen.
Duidelijk zal zijn, dat wij ook tegen het amendement van het CDA zullen
stemmen. De motie van de PvdA zullen wij steunen, hoewel wij die eigenlijk op
het randje van overbodig vinden. Het kan echter ook geen kwaad om nog wat
meer aandacht voor een aantal flankerende maatregelen te krijgen.
Wethouder KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. De winst van dit debat is in
ieder geval dat, waar anderen hebben gesproken over chantage, klaarblijkelijk
veroorzaakt door onze tekst over de manier waarop wij aankijken tegen de
Noord-Zuidlijn, mijn uitleg en mijn toezegging het anders te formuleren in
een brief aan de minister, de VVD-fractie en het College op dit punt nader
tot elkaar heeft gebracht.
Het amendement van het CDA is mij nu duidelijk. Ik adviseer nu namens het
College negatief, aangezien het voorgestelde in feite inhoudt, dat wij nu
instemmen met de tweemaal vijf of eigenlijk tweemaal zes stroken, om daarna
na te gaan of er nog doelgroepstroken kunnen komen. Dat lijkt mij volstrekt
onnodig. Als er eenmaal zoveel capaciteit is aangelegd, dat onbeperkt alle
verkeer kan doorrijden, ontbreekt iedere ratio om nog doelgroepstroken aan te
leggen. Waarom zou men dat dan nog doen?
(De heer GOEDHART: Uit milieuoverwegingen!)
Natuurlijk niet.
(De heer GOEDHART: Het is een beleid dat ook voor andere wegdelen
wordt toegepast.)
Als het verkeer, zowel economisch als woon- werkverkeer, op al die wegen
kan doorrijden, maakt het voor de milieubelasting absoluut niet uit of het
via zes stroken wordt gemengd of dat het zakelijke verkeer op vier stroken en
het andere op twee stroken rijdt. Overigens zegt ook het rijk, dat doel-
groepstroken slechts zin hebben als men kiest voor een variant waarbij men
onderscheid
maakt en dus voor bepaalde groepen de files wegwerkt en voor andere niet, om
welke reden dan ook.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ten aanzien van CO2 hebt u gelijk, maar ten
aanzien van geluid niet.)
Dat hangt er maar vanaf. Als men de twee doelgroepstroken, met alle
vrachtverkeer, aan één kant afwikkelt, kan men zich afvragen wat er gebeurt
als men er vlak naast woont.
(De heer HOOIJMAIJERS: Als men het spreidt over meer banen, heeft men
minder geluid.)
Inderdaad, maar dan moet men binnen de zes stroken geen doelgroep-stroken
aanleggen.
(De heer HOOIJMAIJERS: Daarin zijn wij het eens. Ik wist ook al lang
dat wij het eens waren, maar de rest wil niet mee!)
Ik ben blij, dat wij het met de collegepartij VVD weer eens zijn over het
feit dat het amendement van niet-collegepartij CDA in ieder geval geen verbe-
tering is.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik meen dat het de voordracht in ieder geval
een stuk beter maakt.)
De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over het amendement-Goedhart c.s. (nr. 514),
de voordracht (nr. 481) en de motie-Bijlsma (nr. 515).
De heer HOOIJMAIJERS (stemmotivering): Mijn fractie zal toch tegen de
motie van de PvdA stemmen omwille van het feit dat het hier een druppel op
een gloeiende plaat is. Het gaat alleen om een versnelling van reeds aange-
kondigde onderzoeken. Het College gaat dit allemaal al doen.
De heer GOEDHART: Wij zullen tegen de voordracht stemmen, maar hopen dat
dit niet nodig zal zijn als ons amendement wordt aangenomen.
De heer BIJLSMA: Na de toelichting die door de heer Goedhart is gegeven,
is duidelijk dat het amendement strijdig is met hetgeen van de kant van het
College aan ons is voorgelegd. Om die reden zullen wij niet voor het amende-
ment stemmen.
(De heer GOEDHART: Het is toch een duidelijke verbetering.)
Het amendement-Goedhart c.s. (nr. 514) wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden
de leden Balak, Dales, Goedhart, Goring, Groen, Hooijmaijers, Houterman,
Huffnagel, mevr. Krikke, mevr. Van der Linden, Niamut en mevr. Van Oudenallen
zich voor het amendement hebben verklaard.
De voordracht (nr. 481) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden
de leden Balak, Dales, Van Duijn, Goedhart, Goring, Groen, Hooijmaijers,
Houterman, Huffnagel, mevr. Kalt, mevr. Krikke, mevr. Van der Linden, Van
Lohuizen, Niamut en mevr. Van Oudenallen zich tegen de voordracht hebben
verklaard.
De motie-Bijlsma (nr. 515) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden
de leden Dales, Goring, Groen, Hooijmaijers, Houterman, Huffnagel, mevr.
Krikke, mevr. Van der Linden en mevr. Van Oudenallen zich tegen de motie
hebben verklaard.
11
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 september 1998 tot het
huren van kantoorruimte en een bedrijfsruimte in het pand Daniël
Goedkoopstraat 7-9 ten behoeve van de Dienst Stadstoezicht (Gemeenteblad afd.
1, nr. 482, blz. 3119).
en
12
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 september 1998 tot
inrichting van het pand Daniël Goedkoopstraat 7-9 ten behoeve van de Dienst
Stadstoezicht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 483, blz. 3121).
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben blij, dat dit
onderwerp nog hedenmiddag aan de orde komt omdat het contract voor het gebouw
van de Dienst Stadstoezicht morgen ingaat. Het is schandalig, dat een zaak
vier weken tevoren in de vakcommissie komt, daarna nog wordt uitgezocht en
dat de Raad één dag voordat het contract ingaat erover spreekt. Dan kunnen
wij zo'n onderwerp voortaan misschien beter niet op de agenda zetten.
Het is mij opgevallen, dat voor dit nieuwe gebouw van Stadstoezicht geen
toetsing op veiligheid van bezoekers en personeel bij het voorgestelde
huurcontract was gevoegd. Sommige fracties merken op, dat de andere gebouwen
van de Dienst Parkeerbeheer ook op slechte plekken staan. Toen bestond er
echter nog geen lokale partij met opbouwende kritiek. Ik maak mij zorgen over
onze ambtenaren en bezoekers. Ooit bedacht deze Raad een belastinggebouw in
de Bijlmer. Het rapport van de dienst aldaar meldde hoeveel mensen een
onveilig gevoel hadden. Het duurde ruim jaar, enkele overvallen en regelingen
voor het personeel opdat men veilig thuis kon komen na overwerk om dit gevoel
weg te nemen. Begaat de gemeente nu weer een blunder?
Bij het voorstel in de commissie zat ook geen overzicht van gebouwen in
de buurt. Bij navraag heb ik ontdekt, dat mensen die aan de verkeerde kant
het Amstelstation naar buiten lopen, bij de Bijlmerbajes of de Hells Angels
kunnen aanbellen. Eerdaags komt hier verder een gesloten kliniek met
dagopvang. Zulke aspecten zijn van belang bij het kiezen van de locatie voor
een gemeentegebouw. Als iemand goed uitstapt en ongestoord kan wegkomen op
het metrostation, is er 's avond een helverlichte weg op een industriegebied.
Een overvaller kan zich daar verdekt opstellen in de bosjes of zich juist in
het volle licht laten zien. Ondanks het feit dat iedereen tegenwoordig kan
pinnen, kunnen zaken als een mobiele telefoon, een rijbewijs of autosleutels
toch nog allemaal worden gestolen. Mocht de bezoeker daarentegen het goede
station Overamstel pakken, dan moet hij - ik heb zelf die afstand gelopen -
zeker 400 meter alleen langs bosjes en daarna langs bedrijfsgebouwen over een
industriegebied lopen. Moet na zo'n avontuur degene die zijn auto ophaalt -
gemiddeld 1064 personen per maand - de volgende keer met trein en metro naar
Amsterdam komen? Ik verwacht niet, dat men dat wil. Onze ambtenaren van de
Dienst Waterbeheer en Riolering (DWR), die vlakbij in een gebouw zitten,
melden dat de buurt na 20 uur voor mannen en vrouwen onveilig is.
Het besluit verdient geen schoonheidsprijs. Op deze plek moeten 55 tot
200 medewerkers van Stadstoezicht op wisselende tijden komen. Bij een gebouw
met veel geld in kas op een eenzame plek is de kans dat er iets gebeurt niet
gering voor personeel en bezoekers. Gelukkig heeft de wethouder op mijn
opmerkingen in de commissie gereageerd, met de opmerking dat de verlichting
niet optimaal is en dat hij daaraan voor de veiligheid aandacht zal besteden.
Moet ik dat als vrouw, die daar 's avonds de auto komt ophalen, vertalen als
"u kunt nu in goed licht zien wie u aanrandt of overvalt"? Of heeft de
wethouder bedacht, dat de tippelzone wel naar het Amstelgebied kan, omdat dan
de buurt weer wat bewoonder wordt en niemand overlast heeft?
Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord van de wethouder en ik verzoek het
College, voortaan bij huur en aankoop van gemeentegebouwen tenminste drie
maanden voor het aangaan van het contract een toets op de veiligheid voor te
leggen aan de vakcommissie. Anders acht ik dit een vorm van onbehoorlijk
bestuur. In dit kader heb ik een motie opgesteld, die ik afhankelijk van het
antwoord van de wethouder zal indienen.
Wethouder GRONDEL: Mijnheer de Voorzitter. De kwalificaties "schandalig"
en "onbehoorlijk bestuur" zijn duidelijk. De kern van het betoog van mevr.
Van Oudenallen raakt een relevant punt. Als men mensen naar een plek leidt -
het personeel gedeeltelijk vrijwillig, klanten niet zo vrijwillig - moet men
aandacht geven aan de bereikbaarheid. De toonhoogte van mevr. Van Oudenallen
vind ik echter niet in verhouding staan tot de werkelijkheid. Er is op
zichzelf sprake van een verbetering van de bereikbaarheid ten opzichte van de
huidige locatie. De criteria die wij moeten stellen aan een locatie waar wij
enkele honderden auto's moeten kunnen opslaan leiden onvermijdelijk tot een
bedrijfsterrein. Wij kunnen hooguit zien of de uitvoering hier redelijk is.
In tegenstelling tot wat mevr. Van Oudenallen zegt over de voordracht, staat
daarin dat het gebied wel goed verlicht is. Dat hebben wij uitgezocht naar
aanleiding van haar opmerkingen in de commissie.
Ik zal bezien of door middel van bordjes op het station te voorkomen is
dat mensen verkeerd lopen. Ik wijs erop, dat het slechts enkele personen per
avond zal betreffen. Er worden 20 tot 30 auto's per dag gesleept, verspreid
over de dag. Verder wijs ik erop, dat bijna iedereen zich in een sociaal
netwerk bevindt en zich 's avonds door vrienden laat brengen, dan wel per
taxi komt. Ter geruststelling kan ik nog melden, dat op enkele honderden
meters van deze plek een McDonald's-vestiging is geopend, die tot 24 uur
geopend is. Ik meen, dat wij daarmee de zaak hebben afgedekt.
De vraag vind ik terecht, aandacht te besteden aan bereikbaarheid en
veiligheid. Ik stel niet voor, tenzij de Raad daarover een motie aanneemt,
een verplichte veiligheidstoets op te nemen, maar dit soort zaken normaal mee
te nemen in de voorbereiding. Het lijkt mij niet nodig, dit drie maanden voor
een raadsbesluit bij de voordracht te voegen. Als wij hierin ernstig hebben
gefaald, kan men dat aankaarten.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. De vestiging van McDonald's
heb ik natuurlijk ook ontdekt, maar die was om 23 uur dicht. Op dat tijdstip
was er in dit hele gebied slechts één auto te bekennen, namelijk de mijne.
Als dit gebouw in gebruik wordt genomen vraag ik de wethouder om
voorzieningen als camera's of een telefoonverbinding, zodat mensen kunnen
bellen om eventueel te worden opgehaald als zij het stuk naar het gebouw eng
vinden. Wie neemt de verantwoording als iemand wordt overvallen, als wij hier
aankaarten dat de situatie niet veilig is en de wethouder zegt dat het wel
meevalt? Ook als het gaat om enkele personen per dag, er zal maar één persoon
een overval meemaken. Wat is daarop het antwoord van de wethouder?
(De VOORZITTER: Is het niet veel beter, dat u uw auto niet laat
wegslepen?)
Er komen 1064 mensen per maand naar deze plek. Dit vind ik dan ook geen
gepaste grap. Dat vind ik schandalig. Dit is de melkkoe van Amsterdam.
(Wethouder GRONDEL: Als er geld wordt verdiend, is het aan de meters,
niet aan het wegslepen.)
(De heer VAN POELGEEST: Is de McDonald's-vestiging een normale zaak
of een McDrive?)
De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. Over de veiligheid denk ik anders
dan mevr. Van Oudenallen, maar de thematiek is heel puntig. Ik ben het eens
met de wethouder, dat een vestiging op een bedrijventerrein niet het meest
aangenaam is voor mensen die al hun auto "kwijt" zijn. Hij heeft gezegd dat
zij van hun sociale netwerk gebruik kunnen maken om erheen te gaan om hun
auto op te halen. Wij hebben in deze stad echter ook met toeristen te maken.
De wethouder kan dit voor die categorie niet afdoen met een verwijzing naar
het sociale netwerk, en de burgemeester niet met zijn opmerking dat men
wegslepen zelf zou moeten voorkomen. Deze zaak moeten wij constructief
bezien, bijvoorbeeld door op de sticker op de autoruit een telefoonnummer te
vermelden, zeker voor de nachtelijke uren. De wethouder moet in overleg met
de dienst een praktische oplossing kunnen vinden om bij het ophalen van
auto's in de avond en de nacht de entree te vergemakkelijken om onveilige
situaties te voorkomen.
Wethouder GRONDEL: Mijnheer de Voorzitter. Het is helder, dat het zaak is
aandacht te geven aan dit soort zaken. Tegelijk moeten wij in dit soort
kwesties altijd, hoe lastig dat ook is, een evenwicht zoeken tussen de
werkelijke problematiek en de maatregelen die wij nemen. De situatie is niet
ernstiger dan aan de Cruquiuskade. Wij hebben geen aanwijzingen, dat het
risico op overvallen hier groter is dan in een steeg achter het
Rembrandtplein. Wij kunnen niet overal dit soort extra maatregelen nemen. Wel
moeten wij klantgericht en helder zijn. Het is volstrekt duidelijk - dit
hebben wij ook al afgesproken - dat de Dienst Stadstoezicht alert is en let
op duidelijke signalen dat er iets mis is. Het is verder evident - ik heb dat
niet paraat, want ik ben nog nooit geklemd - dat op de stickers duidelijk is
aangegeven hoe men zijn auto kan ophalen. Vermelding van een telefoonnummer
voor nadere informatie zou een oplossing kunnen zijn. De praktijk leert, dat
vrijwel iedereen per taxi of, met vrienden, per openbaar vervoer komt. Met
name toeristen komen per taxi; zij zoeken niet uit hoe men er met bus of
metro kan komen. Wij zullen bezien of de bereikbaarheid voldoende duidelijk
is aangegeven. De McDonald's-vestiging is geopend tot 24 uur. Het is mogelijk
dat deze niet altijd zijn omzet haalt; dit zal wellicht vooruitgaan als de
vestiging van Stadstoezicht geopend is.
(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik dien mijn motie niet in, maar ik vertrouw
erop dat de wethouder en de dienst hierop goed zullen letten. Ik
vraag de wethouder om een evaluatie over een halfjaar waaruit blijkt
hoe dit precies is verlopen.)
Ik zeg niet, dat ik over een halfjaar met een evaluatie zal komen. Dat
lijkt mij voorbarig. Ik zal zelf de vinger aan de pols houden en als daartoe
aanleiding is maatregelen nemen.
De voordracht (nr. 482) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3120 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
De voordracht (nr. 483) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3122 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
13
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 inzake
het toepassen van de hardheidsclausule ten behoeve van de restauratie van het
pand Lange Leidsedwarsstraat 8 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 477, blz. 3083).
De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. In de commissie heb ik gevraagd
of het mogelijk is, met de bewoner van dit pand een overeenkomst te sluiten
die tot doel heeft, een situatie te creëren die normaal is bij dit soort
operaties. In normale omstandigheden wordt na 15 jaar de subsidie uitgekeerd,
zodat er zicht blijft op het geld van de gemeenschap. In dit geval wordt dat
in één keer gedaan, om allerlei redenen die acceptabel zijn. Ik vraag de
wethouder of zo'n overeenkomst er is of zal komen. Als het antwoord daarop ja
is, kunnen wij instemmen met de voordracht. Is het antwoord nee, dan zullen
wij tegen deze voordracht stemmen.
Wethouder mevr. KRIKKE: Mijnheer de Voorzitter. Het is niet mogelijk
gebleken, dit in de twee weken tussen de commissiebehandeling en deze
raadsvergadering voor elkaar te krijgen. Ik herhaal mijn toezegging uit de
commissie, dat ik voor toekomstige gevallen zal bezien welke juridische
constructie hiervoor mogelijk is, maar helaas kan ik de heer Paquay hiermee
vandaag nog niet blij maken.
De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (nr. 477).
De heer PAQUAY (stemmotivering): Ik moet consistent blijven, dus ik wil
met mijn fractie geacht worden tegen de voordracht te hebben gestemd.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3089 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer Paquay gevraagde
aantekening.
15
Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 op de
notitie van het raadslid Spit, getiteld: De wegen die men vanaf de 70ste
verjaardag moet bewandelen om het rijbewijs te verlengen zijn lang, maar
vooral prijzig (Gemeenteblad afd. 1, nr. 476, blz. 3079).
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Het antwoord van het College op
de notitie van de heer Spit stelt ons enigszins teleur. In deze zaak waren
twee kwesties aan de orde. De eerste, het aspect van de
leeftijdsdiscriminatie, is door de rechter inmiddels van tafel geveegd. Wij
betreuren dat, maar wij kunnen het College daarop niet aankijken. Wat
overblijft, is de centenkwestie. Daarvan zegt het College, dat de GG & GD
niet beneden de marktprijs kan adviseren aan ouderen en dat er onder hen
bovendien weinig belangstelling is omdat vrijwel niemand zich tot de GG & GD
wendt. Het College stelt eigenlijk voor, het daarbij maar te laten. Wij
vragen de portefeuillehouder of hij advies in deze zaak heeft gevraagd aan de
Seniorenraad en of deze zich hierover heeft uitgesproken.
Verder vraag ik hem of het niet denkbaar is, in het kader van de
uitgebreide voorlichting aan de senioren in onze stad, bekend te maken, dat
de mogelijkheid bestaat van een routinematige keuring bij de GG & GD tegen
lagere kosten dan de in de medische praktijk algemeen geldende. De
argumentatie hiervoor is, dat in een groot deel van de gevallen mensen niet
veel meer nodig hebben dan een routinematig onderzoek, dat bestaat uit een
aantal vragen en een ogentest. Wij vinden, dat het mogelijk moet zijn voor
een dergelijk onderzoek, dat mensen uitsluitend op basis van hun leeftijd
moeten ondergaan en niet zozeer op basis van hun medische conditie, een
aangepast tarief te rekenen.
De heer MEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn van mening, dat het
College een sluitend antwoord geeft op het voorstel van het voormalige CDA-
raadslid Spit. Wij zijn het dus ook met het preadvies eens. Het enige
principiële punt dat nog had kunnen spelen, is de kwestie van mogelijke
leeftijdsdiscriminatie. De heer Goedhart geeft al aan, dat dit punt door de
uitspraak van de rechter in kort geding van tafel is. Wij scharen ons daarom
achter het preadvies.
De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben nog geen 70, maar ik hoop
dat ook eens te worden. Het valt mij tegen, dat het CDA over deze zaak zo
vriendelijk doet. De redenering, dat op een bepaalde leeftijd keuring ten
behoeve van de veiligheid nodig is, bestrijd ik niet, maar als mijn
berekening klopt, moet iemand na zijn 70ste vijfmaal meer betalen voor zijn
rijbewijs voor de komende tien jaar dan een automobilist van 20 jaar,
namelijk fl 65 tegen tweemaal fl 65 plus tweemaal een keuring van circa fl 110.
In totaal belopen de kosten dus fl 350.
Er is echter meer. Wil een oudere overstappen naar een andere
verzekering, dan kan dat meestal niet. Voor de hoogste no-claimkorting van
80% die momenteel bestaat komt een oudere niet in aanmerking, terwijl
ouderen, doordat zij voorzichtiger rijden en minder kilometers maken,
absoluut en relatief minder schade veroorzaken dan jongeren.
Er is maar één conclusie mogelijk: de oudere wordt dubbel gepakt, louter
en alleen omdat hij ouder is. Ik vind dat een ernstige vorm van ouderdoms-
discriminatie. De door de heer Spit aangedragen mogelijkheden om daarin
verandering te brengen, leiden volgens de voordracht van het College tot
niets. De GG & GD moet als gevolg van privatisering marktconform werken en
kan daardoor niet een lager tarief rekenen dan fl 106. Overigens stelt de
Burgemeester vast, dat de afgelopen jaren geen gebruik is gemaakt van deze
mogelijkheid. Als dat betekent, dat geen enkele oudere de afgelopen jaren
zijn rijbewijs heeft laten verlengen, verdoen wij hier onze tijd met een
niet-bestaand probleem, maar dat lijkt mij sterk. De Burgemeester zal dit
ongetwijfeld hebben onderzocht. Daarom mis ik in deze voordracht gegevens
over hoeveel keuringen waar en tegen welke kosten hebben plaatsgevonden. Die
cijfers zijn naar mijn mening nodig om te kunnen beoordelen waarover wij
spreken.
Ook voor de mogelijkheid van tariefdifferentiatie biedt dit preadvies
geen oplossing. De kosten zijn niet afhankelijk van de geldigheidsduur van
het rijbewijs, omdat voor elke afgifte dezelfde werkzaamheden moeten worden
verricht. Dichting van het verschil door middel van een verhoging van de
prijs van het standaardrijbewijs is daarmee geen optie, want is mogelijk in
strijd met de Gemeentewet. De conclusie, dat daarmee ouderendiscriminatie in
ieder geval in dit opzicht wettelijk is geregeld, trekt de Burgemeester ook
niet. Evenmin komt hij met voorstellen om hierin mogelijk op termijn
verandering te brengen. Voor het op een rij zetten van wat allemaal niet kan
wil ik royaal zijn en het College het cijfer 10 toekennen op een schaal van
één tot tien. Daarom verzoek ik de portefeuillehouder, dit stuk terug te
nemen en met nieuwe voorstellen te komen, die gebaseerd zijn op relevante
cijfers. Wat allemaal niet kan weten wij nu na bijna een jaar wel. Graag wil
mijn fractie weten wat er wèl mogelijk is.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. De mobiliteit van ouderen
gaat al enigszins achteruit in verband met de vervoersmogelijkheden en met
het gevaar, dat zij op straat worden beroofd. Dat betekent, dat vele ouderen
sterk afhankelijk zijn van de auto. Dat geldt ook voor mensen die een
gehandicapte thuis hebben. Vaak zijn dit posten die bij elkaar komen. Het
preadvies op de notitie van onze oud-collega Spit - ik ben heel blij, op
diens stoel te mogen zitten - vind ik niet volledig en aan de magere kant, nu
het College de notitie voor kennisgeving wil aannemen. Er zijn potjes. Bij
mijn weten heeft wethouder mevr. Ter Horst een potje in het kader van de WVG
waarin heel veel geld zit. Kunnen wij daaruit voor een bepaalde, door de Raad
aan te geven, groep niet geld halen om dit soort calamiteiten op te lossen?
Ik vraag het College of dit mogelijk is bij het volgende sociaal plan. Ik
verzoek het College, het preadvies terug te nemen en er meer punten aan toe
te voegen.
De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. De VVD-fractie heeft altijd de
heer Spit op het onderwerp leeftijdsdiscriminatie gesteund en heeft dit
voorstel destijds ook met veel sympathie bejegend. Het preadvies is helaas op
een aantal punten technisch in orde. Het is juist wat er staat, maar het is
naar ons oordeel niet uitputtend. Wij menen, dat er andere mogelijkheden
moeten zijn om hier soelaas te bieden. Wij vragen het College, bijvoorbeeld
onder de aandacht van de ANBO te brengen of het niet wenselijk zou zijn, dat
in de toekomst in het ziekenfondspakket en in particuliere ziektekostenver-
zekeringen een dekking wordt opgenomen voor periodieke keuringen of keuringen
op grond van leeftijd, die dan gedeeltelijk of grotendeels zouden kunnen
worden vergoed. Een initiatief daartoe naar het Ministerie van Welzijn enz.
of de KLOZ zou het College kunnen ontwikkelen.
De VOORZITTER: Ik stel vast, dat het punt van de leeftijdsdiscriminatie
niet meer aan de orde behoeft te komen omdat daarover al, ook via de ANBO,
een uitspraak aan de rechter is gevraagd. De rechter heeft hierin beslist,
dat van leeftijdsdiscriminatie geen sprake is. Aan de orde is nu
teleurstelling over het antwoord van het College over wat er kan, maar vooral
wat er niet kan. De vraag is dan ook of er nog mogelijkheden zijn. Gebleken
is, dat de meeste ouderen die deze keuring dienen te ondergaan omdat zij voor
verlenging van hun rijbewijs in aanmerking komen, kennelijk niet gebruik
maken van de diensten van de GG & GD. Dat zijn gegevens die wij van de GG &
GD hebben gekregen. Het gaat om een beperkt gebruik dat hiervan wordt
gemaakt. Men krijgt dus meestal via de huisarts of anderszins een dergelijke
verklaring, tegen de daarvoor geldende kosten. Wij hanteren een tarief dat
iets lager ligt dan dat wat het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg
hiervoor voorschrijft.
Kunnen wij iets anders doen? Mevr. Van Oudenallen antwoord ik, dat dit
niet uit de WVG-middelen mogelijk is. De wet geeft zeer duidelijk aan wat er
wel er niet mag worden vergoed uit deze bron. Subsidie op keuringen kan men
hieruit niet betalen.
Interessant vind ik de suggestie van de heer Houterman, nog eens na te
gaan of wij jegens de verzekeraars iets kunnen doen om keuringen voor het
rijbewijs in het verzekeringspakket opgenomen te krijgen. Dit betekent ook,
dat men de lasten daarvoor breder spreidt dan alleen over de groep van
ouderen. Het gaat uiteindelijk wat de uitkeringen betreft om een beperkt
bedrag, ook voor de verzekeraars, omdat de tarieven hiervoor niet zo hoog
zijn. Voor ouderen echter, zeker wanneer de keuring verschillende malen dient
plaats te vinden...
(De heer HOUTERMAN: Dit heeft een politieke lading, omdat het de
automobiliteit bevordert. Ik heb dit dan ook met enige
terughoudendheid voorgesteld na deze middag!)
Misschien is een verzekeringsvoorwaarde, dat men niet door de Coentunnel
mag rijden! Ik zeg toe, dat ik zal nagaan of ik met verzekeraars kan komen
tot een gesprek over de vraag of de kosten die betrekking hebben op de
geneeskundige keuring onder het verzekeringspakket zouden kunnen worden
gebracht en, zo neen, waarom niet, en dat ik hierover zal rapporteren aan de
commissie. In de huidige situatie, zolang dit niet het geval is, heb ik
weinig soelaas om op dit moment de ouderen tegemoet te komen. Dit betekent,
dat ik niets anders kan doen dan de Raad te vragen, deze notitie van de heer
Spit en ons preadvies daarop voor kennisgeving aan te nemen.
(De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb nog geen antwoord
gekregen op mijn vraag of de Seniorenraad over deze zaak heeft
geadviseerd.)
Neen. De Seniorenraad heeft zich namelijk gericht op de
leeftijdsdiscriminatie en het in de juridische sfeer gezocht, en heeft niet
op dit punt zozeer de nadruk gelegd. Ik zal samen met de Seniorenraad bezien
op welke wijze wij hierover de verzekeraars kunnen benaderen. Het lijkt mij
goed, uw suggestie en die van de heer Houterman in elkaar te schuiven.
(De heer GOEDHART: U hebt gezegd, dat ouderen bij voorkeur naar hun
eigen arts gaan. Naar ik heb begrepen, kan men deze keuring niet via
de eigen arts krijgen en moet men naar een onafhankelijke arts. De
mogelijke rol van de GG & GD in dezen is bij de meeste ouderen
simpelweg niet bekend. Door voorlichting daarover zou het mogelijk
moeten zijn, die rol bekender te maken en dan ook eventueel iets aan
het tarief te doen.)
Ik neem die suggestie graag over. Als ik toch met de ANBO op dit punt in
gesprek kom, zal ik deze suggestie meenemen.
De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het eens met het voorstel
van het College. Ik ga ervan uit, dat in de discussie met de ANBO niet alleen
het idee van de heer Houterman op tafel zal komen, maar dat vooral ook aan de
ANBO zal worden gevraagd of men nog andere ideeën heeft die het probleem
zouden kunnen oplossen.
Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. Het is mij niet bekend, dat alle
juridische stappen reeds zijn gezet. Er is wel een rechterlijke uitspraak,
maar men is in beroep gegaan. Ik verwacht nog een stevige procedure, tot aan
de Europese Commissie. Ik meen dan ook, dat wij er nog helemaal niet zijn op
het punt van de leeftijdsdiscriminatie, om dit nu maar zo te accepteren. Ik
vind derhalve, dat de Burgemeester zich vergist in het uitgangspunt dat dit
nu eenmaal een uitspraak is. Toch lijkt het mij nuttig, met de ANBO rond te
tafel te gaan zitten. Dat lijkt mij overigens beter dan met de Seniorenraad,
omdat dit meer een landelijke dan een Amsterdamse kwestie betreft.
De VOORZITTER: Ik neem de suggestie van de heer Paquay over, na te gaan
of er nog andere oplossingen zijn. Mevr. Boerlage heeft gelijk, dat wij voor
een andere situatie komen te staan als er hoger beroep wordt aangetekend dat
leidt tot een uitspraak tot in hoogste instantie waarbij het omgekeerde zou
worden betoogd. Zolang dat niet het geval is, zitten wij in deze situatie.
Het preadvies wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3081 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
17
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 25 september 1998 tot
verplaatsing van het volkstuincomplex Frankendael (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 487, blz. 3133).
Hierbij is tevens aan de orde:
Adres van mevr. C.C.A. Pieters Kwiers-Martin , namens de
volkstuinvereniging Frankendael, van 23 september 1998 inzake de verplaatsing
van 50 volkstuintjes voor tuinders met een sociale/medische indicatie in de
Watergraafsmeer.
De heer BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb inktzwarte vingers. Daarom
zet ik mij graag in voor mensen die meer kunnen dan hun cactus in leven
houden. Het standpunt van de SP-fractie over de verplaatsing van de tuinders
is ongewijzigd sinds de laatste commissievergadering. Wij zijn nog steeds van
mening, dat de tuinders moeten worden geplaatst in park Frankendael.
Vestiging van de tuinders daar heeft namelijk twee zeer belangrijke voordelen
ten opzichte van de voordracht die hier vandaag voor ons ligt. Ten eerste is
de locatie naar hun zin. Ten tweede is het een duurzame oplossing. De
voorgestelde locatie, een slecht bereikbare atletiekbaan, is het één, noch
het ander.
Ik begin met de duurzaamheid. Op de atletiekbaan kunnen deze mensen tien
jaar zitten. Voor een tuinder is dat niet lang. Voordat alles groeit en
bloeit, zijn wij een stuk verder. Het voorstel van het College komt erop
neer, dat er 1,5 miljoen gulden wordt uitgegeven aan het tuinbouwrijp maken
van een stuk grond, dat waarschijnlijk over tien jaar een andere bestemming
zal krijgen. Met andere woorden, het College vraagt ons in te stemmen met een
beslissing, om met de wethouder te spreken, een diarree van guldens door het
toilet te spoelen. Een dergelijke verkwisting van gemeenschapsgeld kunnen wij
niet goedkeuren.
Ik kom bij het draagvlak onder de tuinders. Toen de wethouder eind 1997
het stadsdeel de opdracht gaf met een andere locatie dan het door hem en de
commissie zeer gewenste park Frankendael op de proppen te komen, was een van
de voorwaarden dat de nieuwe plek in de smaak moest vallen bij de tuinders.
Er moest draagvlak zijn. Dat draagvlak is er niet, zoals in de
commissievergadering van 9 september jl. ook al heel snel duidelijk werd. Het
is de SP-fractie dan ook niet duidelijk waarom het nee-gevoel van de groep
met betrekking tot de atletiekbaan niet wordt gehonoreerd. Voldoende
draagvlak was toch een van de voorwaarden? Die voorwaarde is niet voor spek
en bonen opgenomen, als een toevoeging zonder enige betekenis.
Die indruk wordt versterkt door de passage op blz. 3137 van de
voordracht, dat door de tuinders het ontwerp goed is ontvangen, maar men toch
het liefst naar stadspark Frankendael zou gaan. Het is ook duidelijk, dat het
al of niet redelijk vinden van het ontwerp voor het terrein niet wil zeggen,
dat men er ook heen wil. Men wil ook niet trouwen met elke knappe vrouw die
men tegenkomt.
Bovendien moet het College niet vergeten, dat tuinders die een ontwerp
onder ogen krijgen nog voordat de definitieve beslissing is genomen geneigd
zijn te denken, dat de beslissing kennelijk al tussen de gemeentelijke
schuifdeuren is genomen en dan maar eieren voor hun geld kiezen. De timing
van de presentatie van het ontwerp, één dag voor het onderwerp van de
verhuizing in de commissie ter sprake kwam, en het feit dat diezelfde middag
ook meteen de gevoelens van de betrokkenen over het tweetal opties zijn
getoetst, komt wel heel uitgekiend over.
Wat is er nu eigenlijk op tegen om deze groep tuinders in Frankendael te
plaatsen? De wethouder gaat mij toch niet vertellen, dat hij het argument van
het stadsdeel overneemt om dat niet te doen omdat extra volkstuinen de
openbaarheid van het park zouden aantasten? Dat is grote onzin, zoals hij ook
wel weet. Frankendael is nu al niet openbaar, want er zitten al volkstuinen
en die blijven er ook. Vindt men dat volkstuinen niet in een stadspark horen,
dan moet men alle volkstuinen weren en niet een aantal. Doet men het laatste
wel, dan is dat willekeur, en dat is niet wat deze groep verdient. Hierover
zou de discussie moeten gaan, maar nu wordt de groep gemangeld tussen de
centrale stad en het stadsdeel. Het is kwalijk, dat deze groep op deze manier
wordt gedupeerd.
Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. De discussie over deze
verplaatsing verdient niet de schoonheidsprijs. De besluitvorming heeft veel
te lang geduurd. Dat heeft geleid tot onzekerheid bij de tuinders en anderen.
In de eerste plaats raakt dit het stadsdeelbestuur. Dit is een zaak die veel
meer bij het stadsdeel hoort dan bij de centrale stad, maar desalniettemin
hebben wij ook met het staartje te maken gehad.
Ruim een jaar geleden concludeerde de commissie unaniem, dat het toch de
bedoeling is dat deze tuinders naar Frankendael zouden gaan en dat de
verantwoordelijke wethouders daarvoor hun best zouden doen. Zij hebben dat
ook wel gedaan, zij het misschien iets te langzaam. Nu is er een oplossing
gevonden, zij het een niet zo goede. Het zij zo. Wij kunnen niet meer iets
anders willen. Als wij blijven spreken over verplaatsing naar Frankendael,
betekent dit dat er de komende anderhalf tot twee jaar helemaal geen plaats
is voor deze tuinders. Bovendien is het nog maar de vraag of het prettig is
ergens te komen waar men niet welkom is.
De zaken zijn dus zoals zij nu eenmaal zijn. De atletiekbaan heeft ook
wel voordelen, omdat daar een ander tuincomplex bij zit. Een ander voordeel
is de garantie, die ook weer door veel druk - onder meer mijnerzijds - tot
stand is gekomen, dat men daar tien jaar kan blijven. De plek is niet
buitengewoon goed en ook iets te duur, terwijl wij ook niet weten waar de
fl 400.000 aan ontwikkelingskosten vandaan moet komen. Ik hoor graag van de
wethouder uit welk fonds hij dit wil bekostigen.
Het grootste probleem is nu hoe het moet met de overgangsperiode. In de
stukken staat, dat per 1 juni a.s. de overplaatsing zal plaatsvinden van de
30 tot 50 huisjes. Naar mijn mening gaat het eerder om 30 tuinders, omdat er
steeds meer mensen afhaken die er geen geloof meer in hebben. Deze medisch
geïndiceerde tuinders zullen naar de atletiekbaan gaan per 1 juni a.s.,
terwijl toch heel duidelijk was afgesproken, dat dit per 1 april a.s. zou
gebeuren en dat dan ook de planten zouden kunnen worden gepoot en gezaaid
opdat alles per 1 juni in orde zou zijn. In de voordracht komt de datum 1
april niet meer voor. Hoe zit dit? Garandeert de wethouder die datum nog?
De tuinders kunnen vervolgens tien jaar blijven. Ik verwacht, dat dit
veel langer zal zijn, vanwege een planologische studie waarin deze plek de
bestemming þleisureþ heeft verkregen. Voor minimaal tien jaar zullen de
tuinders daar zitten. Wanneer gaat die tien jaar in? Ik stel voor, dat te
laten ingaan per 1 april of per 1 juni 1999. Dat moet deze tuinders wel
duidelijk worden verteld.
In de voordracht lees ik de formulering: "Ervan uitgaande dat het
stadsdeel Oost/Watergraafsmeer een dergelijke garantie onderschrijft". Wat
houdt dit in? Ik heb de verantwoordelijke portefeuillehouder van het
stadsdeel opgebeld, die mij heeft gezegd dit heel graag te willen. Ik pleit
ervoor, dat de wethouder zorgt voor een schriftelijke garantie. De hier
gekozen formulering biedt nog de mogelijkheid hier tussendoor te glippen.
Een probleem vormt de besluitvorming, namelijk "te bepalen dat de
tuinders ten minste tien jaar op de locatie Atletiekbaan kunnen blijven." Ik
wil graag van de wethouder horen, dat hij met "de tuinders" hier "het
tuincomplex" bedoelt. Ik neem aan, dat bij tussentijdse wisseling een nieuwe
tuinder in een huisje kan trekken en dat het hele tuincomplex wordt
gegarandeerd voor tien jaar. Ik vraag dit omdat er zoveel is geklungeld en
deze mensen het gevoel hebben, dat er geen heldere besluitvorming is. Dat
geldt ook voor de verplaatsing naar Driemond. Dat is voor een groot deel niet
de schuld van deze wethouder, maar ook daar zijn nog problemen.
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Er moeten weer eens
volkstuintjes verhuizen naar ver buiten de stad. Een deel van de tuinders
heeft daarmee problemen. Het gaat hier om mensen die in sociaal opzicht niet
sterk staan. Zij willen liever naar het park Frankendael, waarvoor zij ook
goede argumenten hebben. Ten eerste vinden zij tien jaar op de atletiekbaan
kort om een goed tuinplan te maken. Ten tweede wijzen zij erop, dat de
openbaar-vervoerverbinding niet goed is en dat op Stadsmobiel niet goed te
rekenen is. Zij zijn bang, dat zij misschien een halfjaar of misschien nog
langer zonder tuin zullen zitten omdat de verhuizing veel voeten in de aarde
heeft. Verder is het plan behoorlijk duur, omdat er moet worden geïnvesteerd
in het schoonmaken van de grond op de atletiekbaan.
Aan de andere kant kunnen wij ons wel voorstellen, dat er mensen zijn die
van Frankendael zoveel mogelijk een park willen maken. Daarom hebben wij een
compromis bedacht, en dat nog beter gemaakt dan het voorstel dat wij al in de
commissie deden, namelijk om deze 30 of 50 mensen voor tien jaar in
Frankendael onder te brengen, net zo lang als de termijn voor de
atletiekbaan. Dan zijn zij in elk geval voorlopig op deze plek geholpen.
Daarna kan het park worden. Dat doet mij denken aan het Kossovaarse
spreekwoord: Kiþa pada trava raste", ofwel "regen valt, gras groeit".
Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. De voltallige commissie heeft haar
voorkeur uitgesproken voor verhuizing van een deel van de tuinders die van
het WCW-terrein af moesten naar het park Frankendael. Wij allen hebben met de
tuinders sindsdien het gevoel gehad, dat dit goed was geregeld op een goede
plek. Daarin zijn wij nog extra gesterkt door de reactie van de wethouder,
dat hij een aanwijzing zou geven als het stadsdeel niet wilde. Al die tijd is
dat voor ons en voor de tuinders een reële en goede oplossing geweest. Dat
heeft ons voormalig raadslid Robbers reden gegeven een notitie in te dienen
om de totstandkoming te bevorderen van een speciaal complex, specifiek voor
tuinders met een sociale en medische indicatie, en dat te koppelen aan de
locatie park Frankendael. Wij vonden dat de ideale locatie, en wij vinden dat
nog steeds. Op die notitie is nog steeds geen preadvies gekomen. Het College
heeft ons stuk helemaal niet bij de voordracht betrokken. Daarover is de
fractie van D66 toch enigszins treurig.
Vlak voor de afgelopen zomer hoorden wij bij geruchte, dat dit allemaal
niet meer zou doorgaan. De tuinders waren daarover boos en onrustig en
vroegen ons hoe het zat. Wij wisten het ook niet. Met veel gedoe is dit
uiteindelijk in de commissie besproken. Wij betreuren het, dat het College
niet in een eerder stadium de commissie formeel heeft ingelicht over de stand
van zaken en over het feit, dat het park Frankendael voor het stadsdeel
Oost/Watergraafsmeer absoluut niet bespreekbaar was, waarna was afgesproken
een andere locatie te zoeken. Wij zijn van mening, dat daardoor de gevoelens
en sentimenten onnodig hoog zijn opgelopen. Dat vinden wij heel jammer, omdat
wij op een andere, meer constructieve manier misschien aan een andere locatie
hadden kunnen gaan werken.
De commissie-Platvoet heeft geadviseerd over een andere locatie. Daarover
moeten wij nu besluiten. Aan deze locatie kleven zwaarwegende negatieve
aspecten, zoals de bereikbaarheid. Graag krijgen wij een reactie van de
wethouder op dit punt uit het raadsadres dat ook bij deze voordracht is
betrokken. Verder is dit een milieubelaste locatie. Ik verwijs naar de
toestanden rond de milieuvergunning voor het spoorwegemplacement ter plaatse.
Daarnaast is er sprake van grote meerkosten. Onze fractie is van mening, dat
voor de dekking van die kosten ook het stadsdeel moet worden aangesproken.
Tenslotte - dit is voor ons het belangrijkste punt - gaat het om een termijn
van tien jaar. Er wordt extra geld in gestopt om het complex mooi te maken.
Juist daarom vinden wij, dat de termijn langer dan tien jaar dient te zijn.
Tien jaar is nu het uitgangspunt. Wat gebeurt er als tuinders er na zes of
zeven jaar om de een of andere reden uit moeten? Wij zijn bang voor leegloop
van het complex in de loop van de tijd. Er zijn andere claims in dit gebied
voor de toekomst. Wij kunnen als Raad nu wel vastleggen in het besluit, dat
dit complex hier tien jaar blijft zitten, maar dat geeft geen enkele
rechtszekerheid aan wie dan ook. Eigenlijk zouden wij als D66 ook wel de
vrijheid willen hebben, in de toekomst te besluiten dat er iets anders op
deze locatie moet komen. Dit is een locatie waar wellicht stedelijke
ontwikkelingen moeten plaatsvinden die wij daar liever hebben dan een
volkstuinencomplex. In dit licht was de optie Frankendael heel goed. Wij
vinden het heel jammer, dat het stadsdeel dit heeft tegengewerkt. Helaas is
dat echter niet meer aan ons.
Als de Raad met de voordracht instemt, is het nu verder aan het stadsdeel
om de inrichting en de verhuizing vorm te geven. D66 hecht er sterk aan, dat
de tuinvereniging hierbij optimaal wordt betrokken, die in de afgelopen jaren
uitgewerkte plannen heeft gemaakt voor de vormgeving en inrichting van
huisjes, tuinen, toiletten enz. Wij zijn van mening, dat er inmiddels genoeg
vervelends is gebeurd en genoeg wantrouwen is ontstaan. Daarom dient hiermee
vanaf nu uiterst zorgvuldig te worden omgegaan. Wij verzoeken de wethouder
dan ook om, voorzover dit hem niet regardeert, hierop namens deze Raad sterk
bij het stadsdeel aan te dringen.
In de commissie-Platvoet, waarin ook de voorzitter van de volkstuin-
vereniging zitting had, zijn de tuinders met grote bezwaren uiteindelijk
akkoord gegaan met de locatie van de atletiekbaan.
Onze fractie voelt dat ook
zo. Er is nu in feite sprake van een "slikken-of-stikken-besluit". Dat is
niet het soort besluiten dat D66 wil nemen.
De heer PIERSMA: Mijnheer de Voorzitter. Het verbaast mij, dat zoveel
leden hierover nu het woord voeren omdat over deze zaak in de commissie al
uitbundig is gedelibereerd en wij daar goed zijn geïnformeerd, niet in het
minst door de inbreng van mevr. Pieters. Even was ik bang, dat hier hetzelfde
zou gebeuren als bij de Coentunnel, waar men - in dit geval de VVD-fractie -
eerst de woorden van de wethouder verkeerd uitlegde, dat vervolgens een
misverstand noemde en de wethouder daarop vroeg, dat misverstand uit de
wereld te helpen. Vanuit die redeneertrant moet ik het zo vertalen, dat onder
besluitpunt II staat, "te bepalen, dat de tuinders ten minste tien jaar op de
locatie Atletiekbaan kunnen blijven." Daarin lees ik dan vijf jaar. Ik vraag
de wethouder, dit misverstand uit de weg te ruimen en hiervan tien jaar te
maken.
In de commissievergadering hadden duidelijk twee partijen hun eigen
gelijk, namelijk de vereniging waarvan de huisjes moeten worden opgeheven en
waarvoor een andere plek moet worden gezocht enerzijds en het stadsdeel
anderzijds, waarnaar wij ook moeten luisteren als het gaat om het park
Frankendael, waarvoor men openbaarheid nastreeft. Dat is niet een kwestie van
recht en onrecht, maar van twee gelijken. Men kan niet zeggen, zoals hier is
opgemerkt, dat de gemeente niet netjes handelt. Misschien had het allemaal
iets handiger gekund, maar de gemeente, die wordt geconfronteerd met de
noodzaak het huidige park op te heffen, die een locatie vindt in Driemond en
die bereid is te investeren in een uitzonderingspositie voor een aantal
tuinders, kan men niet van onbehoorlijk bestuur betichten. Men kan hooguit
vragen of het niet iets anders had gekund. Misschien was dat aantrekkelijk
geweest voor een deel van degenen die zich hiermee hebben bemoeid. Beide
partijen omvatten het hele spectrum van politieke kleuren. Daaruit komt, op
basis van een advies van de commissie-Platvoet, dit voorstel naar voren. Als
wij dit niet zouden volgen, vraag ik mij af wat onze juridische positie zou
zijn, omdat dit een buitengewoon zorgvuldige behandeling heeft doorlopen,
althans sinds de instelling van de commissie-Platvoet.
Ook de fractie van de PvdA vraagt met kracht om een zorgvuldige
afhandeling, omdat dit een zeer kwetsbare groep betreft en omdat de
voorgeschiedenis geen schoonheidsprijs verdient. Wij zijn tevreden met de
toegezegde termijn van tien jaar. Met die toezegging van de wethouder hoeven
wij niet van hem te horen, dat ook anderen, zoals de stadsdeelraad of het
buurtcomité, dit moeten toezeggen. Wij zouden willen, dat een besluit van
deze Raad voldoende is als toezegging voor heel Amsterdam.
De heer GORING: Mijnheer de Voorzitter. In de commissie heb ik al
aangegeven, dat de VVD-fractie zich kan vinden in de strekking van het
onderhavige besluit, maar helaas moet ik de heer Piersma enigszins
teleurstellen. Ik wil toch even ingaan op de termijn van tien jaar die hier
wordt genoemd. In de voordracht staat namelijk, dat wij ervan uitgaan dat het
stadsdeel Oost/Watergraafsmeer een dergelijke garantie ook onderschrijft. Als
ik terugkijk naar de wijze waarop het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer zich in
deze kwestie heeft gedragen, vraag ik de wethouder wat voor beeld hij daarbij
heeft en in welke mate het stadsdeel genegen zou zijn, ons tegemoet te komen.
Ik besef wel, dat hij nu niet het volledige antwoord hierop kan geven, maar
mijn voorstel is dat hij zich daarvoor inzet en ons in de commissie bericht
over de vorderingen. Ik ben er, gezien de voorgeschiedenis, nog niet zo zeker
van, dat het stadsdeel hieraan zijn medewerking zal verlenen.
De heer BALAK: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben deze zaak uitvoerig in
de commissie besproken. De CDA-fractie stemt in met het advies van de
commissie-Platvoet, namelijk de verplaatsing van de volkstuinen naar de
atletiekbaan.
Aandacht vragen de opslag van planten en materialen van de tuinders en
het vervoer en de mobiliteit van degenen die van de nieuwe locatie gebruik
zullen maken. Wij vragen nadrukkelijk, dat de gemeente Amsterdam en het
stadsdeel Oost/Watergraafsmeer volledige medewerking verlenen aan de opslag
van materialen tussen najaar 1998 en voorjaar 1999 en aan buurtbussen, waarop
deze mensen zijn aangewezen. Wij zijn blij, dat een termijn van tien jaar is
opgenomen. Dat was een uitdrukkelijke wens van de commissieleden.
Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben ook nogal verbaasd. Bij
mijn weten staat dit punt op de agenda om de termijn van tien jaar dicht te
timmeren en hebben wij de hele discussie in de commissie wel gehad. Ik heb
ook niets nieuws gehoord. Omwille van de tijd reageer ik daarom op de
concrete vragen die mij zijn gesteld.
Ik weet nog niet, hoe ik de kosten van fl 400.000 zal dekken. Het lijkt
mij een aardig idee, eens te zien naar het bedrag dat het stadsdeel voor de
inrichting van park Frankendael van de centrale stad denkt te ontvangen.
De data zijn nog dezelfde als bij de commissiebespreking. Per 1 april
1999 mag men op het nieuwe complex al planten zetten en per 1 juni moet de
verhuizing rond zijn. Ik geef geen garanties, omdat ik niet alle
omstandigheden voor 100% kan beïnvloeden. Wat mij betreft, wordt er met
uiterste inspanning van de ambtenaren gewerkt om deze data te halen. Aan ons
zal het niet liggen. Op 1 juni 1999 gaat de termijn van tien jaar in.
Het zinnetje in de aanloop van de voordracht, dat wij iets vinden als het
stadsdeel iets vindt, was ironisch bedoeld, omdat wij ervan uitgaan dat het
stadsdeel niet sneller zijn sportvelden zal willen volbouwen dan wij. Het
initiatief tot verstedelijking zal wel van de centrale stad moeten komen. Dit
stadsdeel kennende, is het niet te verwachten dat men daarin voorop zal
lopen. Dat was de lichte ironie.
(Mevr. BRUINES: U hebt mijn bezwaar goed gehoord.)
(Wethouder KÖHLER: In mijn positie als inwoner hoor ik maar aan, dat
het stadsdeel niet zou deugen!)
U moet daar een ander bestuur kiezen!
(Wethouder KÖHLER: Er is een prima bestuur gekozen!)
In het dictum staat alleen maar, dat het tien jaar is. Het voorbehoud
staat er niet bij, dus in die zin behoeft men zich geen zorgen te maken. Wij
beslissen dat zo en gaan ervan uit, dat het stadsdeel niet harder zal willen
lopen dan wij. De door mevr. Boerlage gevraagde schriftelijke garantie vormen
de notulen van deze vergadering, als de Raad de voordracht aanvaardt.
Mevr. Boerlage heeft verder gevraagd of het complex als zodanig tien jaar
op de nieuwe locatie blijft en of tuinders die weggaan worden opgevolgd door
andere. Dat weet ik niet. Ik ga er niet tien jaar bij zitten om dit te
regelen; ik ben hiermee klaar. Of er een ander in mag als er iemand weggaat,
zoekt men maar uit met het stadsdeel.
(Mevr. BOERLAGE: Ik hoop toch, dat er tien jaar een tuincomplex zal
zijn en dat u niet bedoelt, dat de desbetreffende tuinders er tien
jaar mogen zitten.)
Het gaat hier om de garantie, dat wij hier tien jaar lang niet met
verstedelijking de zaak in de war komen schoppen, maar ik blijf buiten de
vraag of dat ook betekent, dat iedere plek die vrijkomt ook weer wordt
opgevuld door een andere tuinder, of juist niet. Dat is hier helemaal niet
aan de orde.
De heer Van Duijn is met een compromisvoorstel gekomen. Bij een compromis
moet men altijd bij de andere partij aftasten of men erop zou willen ingaan.
Heeft de heer Van Duijn afgetast of men hierop bij het stadsdeel ja zou
zeggen?
(De heer VAN DUIJN: Het lijkt mij mogelijk.)
Ik heb daarvan een heel andere inschatting, na alles wat ik met dit
stadsdeel heb meegemaakt. Dit lijkt mij dan ook niet een compromis dat tot
het beoogde doel leidt.
(De heer VAN DUIJN: U zou het kunnen bespreken met het stadsdeel.)
Wat de bereikbaarheid betreft, heb ik aan de gedetailleerde uiteenzetting
van de portefeuillehouder van het stadsdeel in de commissie niets toe te
voegen. Ik vond in de commissie zijn betoog redelijk overtuigend. Die woorden
blijven dus overeind, inclusief die over buurtbussen en dergelijke.
Wij zullen deze mensen zorgvuldig behandelen. Ik meen oprecht, dat wij
dat ook hebben gedaan. Ook in het vervolgtraject zullen wij zorgvuldigheid
betrachten, inclusief de opslag van planten.
De discussie wordt gesloten.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (nr. 487).
De heer VAN DUIJN (stemmotivering): Het blijkt mij, dat er in deze Raad
weinig draagvlak is voor ons compromisvoorstel. Daarom voelen wij ons
genoodzaakt, voor de voordracht te stemmen.
Mevr. BRUINES: Wij zullen niet tegen de voordracht stemmen, al zijn wij
zeer ontevreden over de termijn van tien jaar. Wij zouden voor een permanente
locatie zijn.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3137 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
Aan de orde is opnieuw:
10
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot
afwikkeling van de privatisering van het Slotervaartziekenhuis (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 480, blz. 3091).
Mevr. HOOGLAND: Mijnheer de Voorzitter. Is met deze aanvullende
overdrachtsakte de volledige privatisering van het Slotervaartziekenhuis
afgerond, of is er in de nabije toekomst nog een vervolg te verwachten voor
andere zaken die moeten worden afgewikkeld? Zijn er extra kosten voor de
gemeente verbonden aan deze aanvullende overdrachtsakte waarvan wij weet
moeten hebben?
Mevr. VAN DER LINDEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik lees in de voordracht,
dat de hoop aanwezig is, dat zich geen onvoorziene omstandigheden meer
voordoen. Die formulering is zo omzichtig, dat ik daarop graag een nadere
toelichting van de wethouder krijg.
Wethouder mevr. VAN DER GIESSEN: Mijnheer de Voorzitter. Natuurlijk waren
wij niet gelukkig met het feit dat de door het Slotervaartziekenhuis
ingeleverde lijst over 128 personen achteraf niet juist bleek. Wij moeten
kunnen vertrouwen op de informatie die wij krijgen. Deze informatie was ook
aan de Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen en het ministerie gestuurd.
Er zijn wel verzachtende omstandigheden. Zo is de directeur op het laatst
weggegaan en opgevolgd door een interim-directeur. Wij hopen echter niet meer
voor dit soort verrassingen te worden geplaatst, waar altijd een punt tussen
kan zitten dat de gemeente geld kost. Ik ga ervan uit, gezien de grote
zorgvuldigheid waarmee de interim-directeur te werk is gegaan, dat het
hierbij blijft en dat dit soort verrassingen niet meer zal voorkomen. Wel
moet er nog een uitspraak komen voor de Commissie Sanering
Ziekenhuisvoorzieningen.
Met deze aanvullende voordracht, in feite een rafel die anders wordt
ingevuld dan destijds in het contract, is het nog niet afgelopen. Wij zijn
nog altijd in onderhandeling met het rijk, omdat wij de negatieve
RAG(Resultaat Actieve Grondexploitaties) vergoed willen krijgen en het rijk
daarover anders denkt. Het rijk heeft ook nog toezeggingen gedaan over
orthopedie, reumatologie en andere tarieven. Die onderhandelingen lopen nog.
De commissie zal daarover een voorstel krijgen. Dit is hetzelfde als wat
destijds ook in de commissie aan de orde is geweest.
(Mevr. HOOGLAND: Er moeten dus alleen nog zaken worden geregeld met
het rijk, maar de privatisering tussen de gemeente en de Stichting
Slotervaartziekenhuis is afgerond?)
Ja, die privatisering was in feite destijds al afgerond. Naderhand bleek
iets niet helder in het contract te staan, dat nu op dat punt technisch wordt
aangepast.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3094 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
De vergadering wordt om 17.25 uur gesloten.
|