Bron             : Raad
Onderwerp        : Raadsvergadering 30-09-98
Datum Raad       : 30-09-98
Datum publikatie : 30-09-98

OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 30 SEPTEMBER 1998. Aanwezig: de leden Van der Aa (PvdA), mevr. Alberts (SP), Arda (D66), mevr. Asante (PvdA), Balak (CDA), Bakker (SP), mevr. Boerlage (GroenLinks), mevr. Bruines (D66), Bijlsma (PvdA), Cherribi (PvdA), mevr. Codrington (GroenLinks), Dales (VVD), Van Duijn (Amsterdam Anders/De Groenen), mevr. Elatik (PvdA), mevr. Van der Giessen (D66), Goedhart (CDA), Goring (VVD), Groen (VVD), Grondel (GroenLinks), Halbertsma (PvdA), Hemmes (D66), mevr. Hofmeijer (GroenLinks), mevr. Hoogland (PvdA), Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter Horst (PvdA), Houterman (VVD), Huffnagel (VVD), mevr. Irik (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), Köhler (GroenLinks), mevr. Krikke (VVD), mevr. Van der Linden (VVD), Van Lohuizen (Amsterdam Anders/De Groenen), Meijer (PvdA), Niamut (CDA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobielþ99), mevr. Özütok (GroenLinks), Paquay (SP), Piersma (PvdA), Van Poelgeest (GroenLinks), Stadig (PvdA), mevr. Sweet ((PvdA), de Vries (PvdA) en Yalin (PvdA). Afwezig: het lid mevr. Spier-van der Woude (VVD). Middagzitting op 30 september 1998. Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester; later drs. J.H. van der Aa (wethouder) en H.H.M. Groen (wethouder). Secretaris: mevr. drs. M. Sint. De vergadering wordt om 13 uur geopend. De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat de vergadering van heden uit een middagzitting zal bestaan. Aan de orde is de agenda. 1 Notulen van de raadsvergaderingen op 2 en 16 september 1998. De notulen van de raadsvergadering, gehouden op 2 september 1998, worden ongewijzigd goedgekeurd. De goedkeuring van de notulen van de raadsvergadering, gehouden op 16 september 1998, wordt aangehouden. 2 Mededeling van de ingekomen stukken. 1þ Adres van de directie Groene Ruimte en Recreatie van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 2 september 1998, houdende aan bieding van de Recreatievogel, een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de recreatie. Dit adres wordt voor kennisgeving aangenomen. 2þ Schrijven van het raadslid Bakker en het duoraadslid mevr. Boelhouwer van 14 september 1998, houdende verzoek tot benoeming als lid en plaatsvervangend lid in commissies van advies. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 3þ Adres van B.J. Gerritsen van 7 september 1998 inzake overlast van vliegtuigen boven de stad. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 4þ Adres van B.J. Gerritsen van 9 september 1998 inzake het isoleren van woningen wegens geluidsoverlast van vliegtuigen. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 5þ Adres van B. Lohman van 11 september 1998, houdende verzoek tot onder andere het instellen van een 30-km-per-uur-zone voor het Rokin. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 6þ Adres van A. Wessels van 13 september 1998 inzake arrestaties aan de vooravond van de Eurotop. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening. De heer VAN POELGEEST: Kan dit adres worden betrokken bij de bespreking van het rapport van de ombudsman, dus bij de behandeling in de Commissie voor Algemene Zaken? De VOORZITTER: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen afdoening na behandeling in de Commissie voor Algemene Zaken. 7þ Adres van S.B. Bartlema, namens Brettenzone Natuurlijk van het Milieucentrum Amsterdam, van 13 september 1998 inzake de Trajectnota N200. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening. Mevr. BOERLAGE: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de Commissie voor Milieu enz. Wethouder GRONDEL: Ik heb daartegen geen bezwaar. Wethouder STADIG: Ik wel. Ik ben bezig met het opstellen van een reactie ten behoeve van de Commissie voor Ruimtelijke Ordening op de Trajectnota N200. Die nota komt in die commissie aan de orde en zal daar breed worden beoordeeld, niet alleen op milieuaspecten. Ik stel dan ook voor, het adres naar die commissie te verwijzen. Wethouder GRONDEL: Wethouder Stadig heeft volstrekt gelijk. De leden van een andere commissie die zijn geïnteresseerd in dit onderwerp kunnen uiteraard bij die behandeling aanwezig zijn. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. 8þ Adres van W. Sales van 12 september 1998 inzake een door het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid ontwikkeld plan om de Riekerhaven-fietsbrug bij het Jaagpad te veranderen in een brede verkeersbrug met aanleg van ontsluitingswegen. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres te betrekken bij voorstellen terzake. Wethouder STADIG: Er is een ander adres geweest van mevr. Braakman over hetzelfde onderwerp. Het zag er in eerste instantie anders uit, maar de afspraak is toen gemaakt, dat haar adres zou worden behandeld in de Commissie voor Volkshuisvesting enz. Ik stel voor, het onderhavige adres ook naar genoemde commissie te verwijzen ter behandeling. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. 9þ Schrijven van mevr. Irik van 16 september 1998 inzake diverse benoemingen/mutaties in commissies van advies en lid ROA-Raad. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 10þ Adres van B. Lohman van 21 september 1998, houdende verzoek om toezending van het contract tussen de gemeente en A2000 en onder andere het kabelplan. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening. De heer VAN DUIJN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de Commissie voor Lokale Media, met het voorstel om het contract in overleg met de contractpartner openbaar te maken, omdat veel burgers daarvoor nu belangstelling hebben. Naar mijn mening is het niet nodig, dit geheim te houden. De VOORZITTER: Het is in de desbetreffende commissie uitvoerig besproken toen het contract werd gesloten. De heer VAN DUIJN: Het is een contract van honderden paginaþs en dat kan men niet in een uurtje doornemen. De VOORZITTER: Het enige dat de heer Lohman vraagt is, iets toegestuurd te krijgen. De heer VAN DUIJN: Daar gaat het nu net om. Het contract is nog geheim en het toezenden kan niet zonder meer. Het College moet, in overleg met de Raad, c.q. de commissie van advies, daarover een beslissing nemen. De VOORZITTER: In de Wet Openbaarheid van bestuur wordt bepaald, wat wel of niet kan worden toegezonden aan individuele personen. De heer VAN DUIJN: Wij zijn gebonden aan een contract en een contractpartner. Als het geheim is, kunnen wij niet zonder afspraak met onze contractpartner het contract openbaar maken. Het College moet dus een beslissing nemen, namelijk om het contract openbaar te maken. Ik doe een procedureel voorstel, namelijk dat het College met een voorstel komt. De VOORZITTER: U doet nu een voorstel over de werkwijze van de Raad en niet over een ingekomen stuk. Adressant vraagt, het contract toegezonden te krijgen; hij wil een pak stukken ontvangen die geheim zijn en die krijgt hij niet. Het is aan het College om dat af te doen. De heer VAN DUIJN: Daarom stel ik voor, dit punt in de commissie te behandelen De VOORZITTER: Dat is nu niet aan de orde. Aan de orde is een brief van de heer Lohman en niet een verzoek van de heer Van Duijn. De heer Lohman heeft gevraagd, of hij een pak stukken van ons kan ontvangen. Wij delen hem mede, dat die stukken geheim zijn en dat hij die niet krijgt. De afdoening van het adres is dus: in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. De heer Van Duijn stelt nu iets anders voor en dat moet hij dan maar bespreken in de commissie van wethouder mevr. Van der Giessen. De heer VAN DUIJN: Nee. Naar aanleiding van een ingekomen stuk doe ik een procedureel voorstel. De VOORZITTER: Dat kan niet, u moet dan een apart onderwerp... De heer VAN DUIJN: Wij behandelen deze stukken om de Raad in de gelegenheid te stellen, procedurele voorstellen te doen. Welnu, ik doe er één. De VOORZITTER: U kunt hierbij ook wel het procedurele voorstel doen om de A10 te overbouwen, omdat dat u toevallig goed uitkomt. De heer VAN DUIJN: U maakt heel flauwe grapjes. Dit is een heel normaal zakelijk en democratisch voorstel en ik zou graag de mening van wethouder mevr. Van der Giessen daarover vernemen. De heer NIAMUT: Het gaat nu inderdaad om de afhandeling van de ingekomen stukken. Als de heer Van Duijn hiervan een punt wil maken, zal hij dat in de commissie aan de orde moeten stellen of op een andere manier, want dan zijn wij op een goede manier met onze regelgeving bezig. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 11þ Adres van J.C. Hageman, namens de Vereniging Stadsvervoerbelang, van 17 september 1998 inzake onregelmatige dienstuitvoering bij het openbaar vervoer. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening. Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de commissie van wethouder mevr. Ter Horst. De heer VAN LOHUIZEN: Binnenkort wordt het nieuwe productieplan van het Gemeentevervoerbedrijf in de Commissie voor Verkeer enz. behandeld. Ik zou het adres daar graag bij willen betrekken. Wethouder KÖHLER: Dat lijkt mij het geëigende moment. Ik ben op basis van dit adres razend benieuwd naar wat er dan over het productieplan wordt ingebracht. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken. 12þ Adres van R.K. Oosterbaan, directeur van de Landelijke Organisatie voor Speeltuinwerk en Jeugdrecreatie, van 14 september 1998 inzake het verzoek om meer subsidie voor speeltuinverenigingen mogelijk te maken. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdstuksgewijze behandeling van de begroting voor 1999. 13þ Adres van mevr. W.J. Poorterman, directeur van het Maarten Lutherhuis, van 18 september 1998 inzake de vestiging van een asielzoekerscentrum in het oude hoofdgebouw van het Maarten Luthercomplex in Osdorp. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening. Mevr. BOERLAGE: Ik stel voor, dit adres te betrekken bij de door het College in te dienen voorstellen terzake. Ik ga ervan uit, dat wij over dit onderwerp ooit een debat in de Raad krijgen. Wethouder STADIG: De exacte procedure staat mij helaas niet voor ogen; ik weet niet of er voor de beslissing een raadsbesluit nodig is, maar als de Raad daarover wil spreken kan dat natuurlijk altijd. In dat geval lijkt het mij logisch het adres te betrekken bij de in te dienen voorstellen terzake in de commissie. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. 14þ Adres van E.P. Blaauw en F.L.H. Bos, namens het Waterig Amsterdams Front (WAF), van 21 september 1998 inzake de financiële consequenties voor woonbootbewoners met een ligplaats aan de Silodam. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening. De heer VAN POELGEEST: Het lijkt mij juist, als het College adressanten mededeelt, dat, zoals in de afgelopen commissievergadering bleek, dit punt is teruggenomen. Ik neem echter aan, dat bij de verdere behandeling de adressen onder zowel 14þ als 15þ een rol zullen blijven spelen. Ik weet niet of wij allen een afschrift kunnen ontvangen, maar ik veronderstel, dat de organisatie zelf al iedereen een afschrift heeft gestuurd. Wethouder STADIG: Wij kunnen nog een brief schrijven, maar de heer Blaauw zat op de tribune toen wij besloten, dit punt af te voeren. Het lijkt mij dat het schrijven van een brief dan wat overbodig is. In het verdere traject, dat zich overigens primair onder verantwoordelijkheid van de wethouder voor Binnenwaterbeheer afspeelt, zullen ongetwijfeld de stapels correspondentie met het WAF een rol spelen. Ik stel voor, het adres te betrekken bij de voorstellen terzake. Dit geldt ook voor adres 15þ. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres te betrekken bij de door Burgemeester en Wethouders in te dienen voorstellen terzake. 15þ Adres van F.L.H. Bos en E.P. Blaauw, namens het Waterig Amsterdams Front, van 21 september 1998 inzake de inrichting van de Silodam, voorstellen voor woonschepen en erfpacht. Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en Wethouders in te dienen voorstellen terzake. 16þ Adres van K. Ravesteijn, voorzitter van de FNV-afdeling Amsterdam, van 21 september 1998 inzake de uitbreiding van de Coentunnel. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de desbetreffende voordracht, punt 7 van de agenda. 17þ Adres van F. Poolman van 21 september 1998, houdende verzoek tot ontruiming van het pand Daniël Stalpertstraat 28-34. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen ter afdoening. De heer GORING: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden aan de Commissie voor Algemene Zaken. De VOORZITTER: Daartegen bestaat geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening zal mededeling worden gedaan aan Commissie voor Algemene Zaken. 18þ Adres van mevr. C.C.A. Pieters Kwiers-Martin , namens de volkstuin- vereniging Frankendael, van 23 september 1998 inzake de verplaatsing van 50 volkstuintjes voor tuinders met een sociale/medische indicatie in de Watergraafsmeer. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de desbetreffende voordracht, punt 17 van de agenda. 19þ Adres van H. Pieck, voorzitter van het Platform Ondernemende Regio Amsterdam, van 28 september 1998, houdende verzoek, een positieve beslissing te nemen over verbreding van de Coentunnel. Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende voordracht, punt 7 van de agenda. 20þ Adres van dr. ir. J.R. Vermeulen, voorzitter van het Hollandse Werkgevers Vereniging Noord-Holland, van 28 september 1998, houdende verzoek, een positieve beslissing te nemen over verbreding van de Coentunnel. Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende voordracht, punt 7 van de agenda. 21þ Adres van mr. J. Bevaart, algemeen directeur, en T.H. Woltman, voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, van 28 september 1998, houdende verzoek, de Coentunnel te verbreden tot 2 x 6 rij-stroken. Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende voordracht, punt 7 van de agenda. 22þ Adres van dr. T. Wajer, voorzitter van de Vereniging van Bedrijven in Amsterdam-Noord, van 25 september 1998 inzake de Coentunnel. Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende voordracht, punt 7 van de agenda. De VOORZITTER: Ik stel voor, thans eerst na te gaan, welke punten van de agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan. Conform besloten. 3 Mondelinge vragenuur. De VOORZITTER: Het loopt nog niet storm: er zijn geen vragen ingediend. 4 Notitie van Burgemeester en Wethouders van 23 september 1998 inzake de wijze van behandeling van de ontwerpbegroting voor 1999 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 486, blz. 3129). De notitie wordt voor kennisgeving aangenomen. Punt 5 wordt even aangehouden. 6 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot het huren van kantoor- en archiefruimten in het perceel Rokin 92-96 ten behoeve van de Bestuursdienst (Gemeenteblad afd. 1, nr. 469, blz. 3065). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3066 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 7 wordt even aangehouden. 8 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot aanschaffing van automatiseringsapparatuur e.a. voor de dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 479, blz. 3087). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3088 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 9 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot verhoging van het tarief A2000/KTA (Gemeenteblad afd. 1, nr. 474, blz. 3073). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3074 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 10 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot afwikkeling van de privatisering van het Slotervaartziekenhuis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 480, blz. 3091). De VOORZITTER: In de Commissie voor de Werkwijze van de Gemeenteraad is gevraagd, dit punt van de agenda af te voeren aangezien dit punt nog niet in de commissie van advies zou zijn behandeld. Er is nu afgesproken, dat deze voordracht in de Commissie voor Zorg zal worden behandeld, waarbij wethouder mevr. Van der Giessen aanwezig zal zijn. Zij voelde zich echter wat overvallen door dit besluit en zij zal nog nagaan, of er eventuele juridische consequenties aan dit uitstel zijn verbonden. In de loop van de middag komen wij hierop terug. De voordracht wordt even aangehouden. De punten 11, 12 en 13 worden even aangehouden. 14 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot wijziging van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Gemeenteraad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 485, blz. 3127). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3128 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 14A Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 29 september 1998 tot vaststelling van de Verordening voor de vaste commissies van advies (Gemeenteblad afd. 1, nr. 488, blz. 3139). De VOORZITTER: Het onderlinge overleg tussen de voorzitters en secretarissen van de commissies heeft nog een aantal wijzigingsvoorstellen opgeleverd, die nog in het College zullen worden behandeld. Deze voordracht dient derhalve van de agenda te worden afgevoerd. Over twee weken zal de gewijzigde voordracht op de agenda worden geplaatst. De voordracht wordt van de agenda afgevoerd. De VOORZITTER (orde): Wethouder mevr. Van der Giessen deelt mij zojuist mede, dat er geen bezwaar bestaat om de behandeling van de voordracht inzake het Slotervaartziekenhuis twee weken uit te stellen. De voordracht zal dus worden besproken in de Commissie voor Zorg, waarvoor wethouder mevr. Van der Giessen zal worden uitgenodigd. Wethouder mevr. TER HORST: Ik wijs erop, dat de eerstvolgende commissievergadering morgen zal zijn. Ik weet niet of behandeling dan lukt, anders wordt dat de vergadering van 15 oktober a.s., zodat behandeling in de Raad langer dan veertien dagen zal moeten worden uitgesteld. De VOORZITTER: Wij komen hierop nog terug. Punt 15 wordt even aangehouden 16 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot verbouwing van het Stadhuis ten behoeve van Energie Noord West (Gemeenteblad afd. 1, nr. 478, blz. 3084). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3086 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 17 wordt even aangehouden. Aan de orde zijn de benoemingen. De VOORZITTER benoemt in de commissie van stemopneming de leden Van Lohuizen, Meijer en mevr. Van Oudenallen. Benoemd worden tot: Lid van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken: J.L. Bakker. Lid van de Commissie voor Financiën, Personeel en Organisatie, Facilitaire Bedrijven, Beheer Binnenwater, Sport en Havenaangelegenheden: mevr. C. Boelhouwer. Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsver- nieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken: mevr. C. Boelhouwer. Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Financiën, Personeel en Organisatie, Facilitaire Bedrijven, Beheer Binnenwater, Sport en Havenaan- gelegenheden: J.L. Bakker. Lid van de Commissie voor Algemene Zaken: mevr. J.B. Irik. Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Algemene Zaken: S.H. Piersma. Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Algemene Zaken: A.I Yalin. Lid van de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken: E.J. de Vries. Lid ROA-Raad (nr. 470): A.I. Yalin. Ingeleverd werden 43 biljetten. Allen werden benoemd met 43 (algemene) stemmen. De VOORZITTER dankt de leden van het bureau van stemopneming voor de verleende medewerking. Aan de orde is thans: 5 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 inzake het vervolgkrediet ten behoeve van het Sportaccommodatiefonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 472, blz. 3069). De heer DALES: Mijnheer de Voorzitter. Bij de voordracht inzake de kredietverlening ten behoeve van het Sportaccommodatiefonds is een bijlage gevoegd waarin een optelling staat van bedragen die in de loop der jaren zijn besteed aan de diverse accommodaties en die laat zien hoe belangrijk dat accommodatiefonds is geweest. Het is dan ook gunstig dat in het kader van het Programakkoord 1998-2002 er weer een bedrag voor wordt vrijgemaakt. Dat bedrag is slechts viermaal 1 miljoen gulden, en eventueel als B-prioriteit nog een keer viermaal 1 miljoen gulden. Het komt de VVD-fractie voor, dat dit aan de beperkte kant is, gezien de grote noden die er nog zijn. Uit de optelling blijkt, dat het fonds op dit moment nagenoeg leeg is; er rest nog een bedrag van circa fl 274.000, maar daarmee is het gedaan. Wij hebben dus nu een probleem. De VVD-fractie zou het College graag willen aanmoedigen om in de loop van de tijd eens na te gaan of er mogelijkheden zijn voor een additionele voeding van het fonds naast datgene wat al is opgenomen in het programakkoord. Onze fractie zou vervolgens iedereen willen oproepen om te zoeken naar andere bronnen voor voeding van het fonds. Niet voor niets is bepaald, dat er naast de gemeentelijke bijdrage additionele bijdragen kunnen komen. De belangrijkste daarvan zouden kunnen zijn bijdragen uit sponsoring. Uit de voordracht mogen wij concluderen dat in het afgelopen jaar daarvan helaas niets terecht gekomen en dat is toch jammer. Daarvan zal toch meer werk moeten worden gemaakt. Wij zouden het ook niet betreuren als sportaccommodaties zelf worden gebruikt voor de werving van gelden, bijvoorbeeld door het plaatsen van reclameborden, teneinde op die manier nog weer geld binnen te halen voor dat fonds. Wij kunnen ons ook voorstellen dat bepaalde accommodaties die zich daarvoor lenen een naamgeving krijgen die zodanig wordt gekozen dat daaraan ook een bedrag is gekoppeld. Ik kan wijzen op het nieuwe Vélodrôme. Dat is natuurlijk een draak van een naam, maar tegenover een naam zal dan een bepaald bedrag moeten staan, dat dan weer in het Sportaccommo-datiefonds kan worden gestort. De VVD-fractie zou dit toejuichen en zal ook alle moeite doen om tot een additionele voeding van het fonds te komen. De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. De CDA-fractie stemt in met de voordracht en is het eens met de benadering van de heer Dales. Wij hebben nog geen evaluatie gehad, maar ik nodig het College van harte uit om bij de evaluatie voorstellen te doen om bijvoorbeeld in de variabelen, zoals wij nu vier keer 5 miljoen gulden hebben gehad, dit na deze periode te laten aflopen naar vier maal 4 miljoen gulden en vier maal 3 miljoen gulden, zodat op een wat langere termijn alle terreinen kunnen worden geoptimaliseerd en een toegevoegde waarde voor Amsterdam kunnen betekenen. Ik kan nu al aangeven dat wij de voorstellen van het College daaromtrent van harte zullen ondersteunen. Wethouder GROEN: Mijnheer de Voorzitter. Deze geluiden betekenen natuurlijk een warm bad voor de desbetreffende wethouder, namelijk een aansporing tot actie die tevoren al wordt ondersteund. Dat is prettig werken. Ik zeg de beide leden ook graag toe, dat wij in de komende maanden zullen zoeken naar mogelijkheden om de voeding van het Sportaccommodatiefonds verder gestalte te geven, inclusief de sponsoring, waarbij wij echter wel voor ogen moeten houden, dat wij de desbetreffende verenigingen niet voor de voeten moeten lopen. Veelal worden de zaken die de heer Dales heeft genoemd, daarin bijgevallen door de heer Niamut, al door de verenigingen gebruikt om zelf sponsoring aan te trekken. Wij moeten natuurlijk wel met enige zorgvuldigheid te werk gaan. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3071 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 7 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 inzake het advies met betrekking tot de Trajectnota Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 481, blz. 3099). Hierbij zijn tevens aan de orde: adres van E. Vink, namens de afdeling GroenLinks Bos en Lommer, van 25 augustus 1998 inzake de capaciteitsuitbreiding van de Coentunnelweg; adres van mevr. E. Visser, namens Leefmilieu Stad en Land, van 6 juli 1998 inzake de capaciteitsuitbreiding van de Coentunnel; adres van H. Pieck, voorzitter van het Platform Ondernemende Regio Amsterdam, van 28 september 1998, houdende verzoek, een positieve beslissing te nemen over verbreding van de Coentunnel; adres van dr. ir. J R. Vermeulen, voorzitter van het Hollandse Werkgevers Vereniging Noord-Holland, van 28 september 1998, houdende verzoek, een positieve beslissing te nemen over verbreding van de Coentunnel; adres van mr. J. Bevaart, algemeen directeur, en T.H. Woltman, voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, van 28 september 1998, houdende verzoek, de Coentunnel te verbreden tot 2 x 6 rij-stroken; adres van dr. T. Wajer, voorzitter van de Vereniging van Bedrijven in Amsterdam-Noord, van 25 september 1998 inzake de Coentunnel. Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik was deze week aanwezig bij de Gemeentedag en op die dag heb ik verschillen kamerleden gesproken. In de krant stond, dat minister mevr. Netelenbos heeft gezegd, dat er maar 40 miljoen gulden is en dat 12 miljoen gulden daarop wel erg veel is. Er werd opgemerkt, dat zij niet ziet dat het doorgaat. Kan de wethouder bij het voorstel het verschaffen van zekerheid inschatten? Het betekent natuurlijk, dat, als die mening in Den Haag inderdaad leeft, wij verkeerd bezig zijn. Ik denk dat ik dan toch wel spreek namens alle betrokken insprekers en ondernemers in Amsterdam. De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Het College wil een beperking van de mobiliteitsgroei afdwingen door de aanleg van de Tweede Coentunnel te saboteren. Dat is een even hopeloze, als onmogelijke en onwenselijke doelstelling. Niet de mobiliteitsgroei zal zo worden beperkt. Dat kan alleen door een afname van de economische groei en zolang die zich niet voordoet, zal de mobiliteitsgroei zich alleen verplaatsen als Amsterdam die wil tegenhouden, maar dan houdt de economische groei, inclusief de werkgelegenheidsgroei in de Amsterdamse regio, ook op. Het motto Werk, werk, werk was de reden waarom in het vorige programakkoord stond: þAmsterdam bevordert dat nu verder voortvarend wordt beslist over spoedige uitvoering van de Westrandweg en de Tweede Coentunnel, aangezien dit dringend nodig is voor de bereikbaarheid van het noordelijk deel van de regio en de koppeling van de Westpoortterreinen op de luchthaven en het gebied ten noorden van het IJ.þ Kennelijk geldt dit nu niet meer, want als wij de onderhavige voordracht bekijken zien wij, dat het huidige College in zijn advies aan de minister de zaak eigenlijk precies omdraait. Eerst is er het nul-alternatief, met de noordelijke Westrandweg en de Noord-Zuidlijn, waarvan in de Trajectnota Capaciteiten-uitbreiding Coentunnel wordt gesteld, dat het de bereikbaarheidsproblematiek rond de Coentunnel niet oplost. Dan is er het doelgroepenalternatief, waarvan de trajectnota zegt, dat het technisch onmogelijk is, zowel bij de nieuwe aansluiting Westrandweg, de bestaande Westpoortafslag als de afslag Oostzaan, samen goed voor 55% van het verkeer. Er wordt niet aangegeven, hoe het daar wel kan met doelgroepen. Wij vinden dat niet alleen zwak, maar menen ook, dat het advies daarmee ongeloofwaardig wordt. Het College doet dit allemaal om naast de bereikbaarheid ook de leefbaarheid te bevorderen. Dat lijkt een nobele doelstelling, die de CDA- fractie graag en van harte onderschrijft, maar wij onderschrijven geen plannen die niet tot het doel leiden. Het advies doet dat niet. Zelfs het nul-alternatief leidt niet tot een verbetering van de leefbaarheid, eerder tot een zeer intensieve verslechtering van de bereikbaarheid. In de voordracht wordt op geen enkele wijze duidelijk gemaakt, dat het nevendoel verder wezenlijk wordt bevorderd en dat het doel van de bereikbaarheid serieus wordt genomen. In het besluit is met name de formulering reden voor de CDA-fractie om daar niet achter te staan. Er staan verschillende overwegingen in die wij op zichzelf best zouden kunnen delen, maar het zijn overwegingen waarvan in de trajectnota heel duidelijk is gemaakt, dat zij niet helpen voor de bereikbaarheid en dat er niet genoeg geld is voor de leefbaarheid. Wij zien niet in, waarom die volgorde daarin moet worden aangebracht. Is het nu werkelijk noodzakelijk om eerst te gaan praten over de nul-optie als ware dat een serieuze overweging voor de bereikbaarheidsproblematiek? (Wethouder KÖHLER: Waar staat dat?) Dat staat impliciet in het advies. Als ik de trajectnota naast het advies leg, is dat mijn gevolgtrekking. De CDA-fractie is niet ongevoelig voor de leefbaarheidsdoelstelling, integendeel, maar wij moeten de zaken wel in de juiste volgorde plaatsen om überhaupt resultaten te kunnen boeken. Ik kom dan aan de wijze waarop dit advies tot stand is gekomen. Heel Noord-Holland is in opstand gekomen, in de eerste plaats het ROA en vervolgens de gemeenten Zaanstad en Purmerend en de verder gelegen gemeenten, zoals Hoorn. Ik ontving een brief uit Hoorn met daarin de vraag, waar wij toch mee bezig zijn. Het is dan toch ongeloofwaardig om te zeggen dat wij bezig zijn met het vervolg op het reeds lang ingezette beleid in Amsterdam, terwijl ineens naar aanleiding van deze versie heel Noord-Holland op zijn achterste benen staat? In Noord-Holland wonen ook Amsterdammers en ik denk niet dat wij ons zo gemakkelijk van de regio, waarvan wij ook deel uitmaken, kunnen afmaken. Wat de politiek betreft is het toch wel uiterst merkwaardig, in de voordracht van het dagelijks bestuur van het ROA te lezen, dat de Amsterdamse afgevaardigden als enigen niet met het ROA-advies instemmen. Ik meen dat daarbij ook VVD-afgevaardigden betrokken zijn. Wat is nu de rol van de VVD in deze hele affaire? Als de VVD nu werkelijk ertoe bijdraagt... (De heer HOOIJMAIJERS: Hebt u de kranten niet goed gelezen? Hebt u niet gehoord wat er in de desbetreffende commissie van advies is gezegd? Ik meen toch, dat onze rol uitvoerig is toegelicht.) Ik heb een persverklaring gelezen, maar ik constateer dat de VVD in het College meehelpt met het opstellen van dergelijke voordrachten aan de Raad. Is het geloofwaardig als de VVD instemt... (De heer HOOIJMAIJERS: Waar haalt u die wijsheid vandaan?) Gaat u dan straks uw collegeleden aanzetten om zich te distantiëren van dit besluit? (De heer HOOIJMAIJERS: U zegt het juist. Wij wachten altijd eerst een discussie af en vervolgens besluiten wij. Als ik geen andere argumenten hoor dan ik tot op heden heb gehoord, zal de VVD-fractie unaniem haar besluit aan u mededelen, zoals wij dat altijd gewend zijn te doen.) Ik ben benieuwd. Ik kom aan de fractie van de PvdA. Die is wat betreft deze kwestie wat achter de wethouder van GroenLinks en de oppositie van de VVD terecht gekomen. De rol van de PvdA is natuurlijk niet te veronachtzamen. De PvdA was in het vorige College de grootste partij en is dit nog steeds. Wat is nu de houding van de PvdA? Het is ondenkbaar dat deze koerswijziging in de Amsterdamse politiek tot stand zou kunnen komen zonder dat de PvdA daarmee instemt. (De heer BIJLSMA: Kunt u die koerswijziging even toelichten? Waarop baseert u dat?) In het vorige programakkoord staat, dat voortvarend moet worden beslist over de uitbreiding van de Coentunnel en de aanleg van de Westrandweg. (De heer BIJLSMA: U weet even goed als ik, dat daarbij een voorwaarde was opgenomen. Noemt u die ook even!) Zoals ik zojuist heb opgemerkt wordt het advies aan de minister zo geformuleerd, dat alles wordt gedaan om wederom alle stations te passeren voordat wij over een uitbreiding willen gaan praten. Wij vinden dat van de PvdA volstrekt ongeloofwaardig en mijn fractie zou graag van de PvdA willen vernemen, hoe zij denkt met een dergelijk advies de werkgelegenheids- doelstelling in onze regio overeind te houden. (De heer BIJLSMA: Waar is volgens u de werkgelegenheid achter- gebleven? Ten noorden van het IJ of ten zuiden ervan?) Ik praat over de toekomst. (De heer BIJLSMA: Ik heb het over feiten. Komt u met feiten!) Het is toch duidelijk dat het noordelijke deel van onze regio het meest wordt afgesloten als de Coentunnel verstopt blijft? Dan komt u steeds met het verhaal, dat het zuid-noordverkeer nog lekker kan doorrijden. Mijn vraag is dan, hoe lang u denkt dat nog te kunnen volhouden. (De heer BIJLSMA: Waar is de werkgelegenheid volgens u meer toegenomen?) (De VOORZITTER: Wij hadden toch besloten tot het houden van een middagzitting?) (De heer BIJLSMA: Er wordt iets beweerd en ik zou daarbij graag de feiten willen horen. Waar is de werkgelegenheidsontwikkeling groter geweest: ten noorden of ten zuiden van het IJ?) Als wij op alle vragen van de heer Bijlsma moeten antwoorden is inderdaad alleen een middagzitting niet haalbaar. Ik vertrouw erop dat u het antwoord in uw eigen spreektijd wel zult geven. Ik sluit af met de constatering dat het advies zoals dat door het College aan de Raad is voorgelegd niet alleen voor de CDA-fractie onhaalbaar is, maar ook voor grote delen van onze omgeving, met name voor het ROA. Wij hebben de vrijheid genomen om aan de hand van een amendement het advies zodanig te herformuleren, dat naar onze mening het met ons voorgestelde beleid de continuïteit van de doelstellingen voor leefbaarheid en bereikbaarheid, dit in overeenstemming met het ROA, in de toekomst niet uitgesloten zal zijn. De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen: 23þ Amendement van 30 september 1998 van de raadsleden Goedhart, Niamut en Balak om het besluit van het advies van het College aan de minister te vervangen door het in dit amendement opgenomen besluit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 514, blz. 3263). Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. De heer ARDA: Mijnheer de Voorzitter. Nog niet zolang geleden hebben wij gesproken over de Noord-Zuidlijn, een groot infrastructureel project, van belang voor heel Amsterdam, ook voor de regio. Nu is dan aan de orde de Coentunnel, die in geld uitgedrukt daaraan wel onderdoet; het kost omstreeks 1 miljard gulden, tenzij er nog risicoþs moeten worden meegewogen, maar dat horen wij dan nog wel van de andere partijen. Tijdens de discussie rond de Coentunnel, die door een aantal partijen werd aangezwengeld, werd een aantal artikelen over de Noord-Zuidlijn en de financiering in de krant gepubliceerd en onwillekeurig moest ik toen denken aan een Turks gezegde dat luidt: þParayi veren düdügü çalarþ ofwel: þWie betaalt bepaalt.þ Ik moest als nieuweling in dit gezelschap constateren, dat wij vaak over grote projecten praten en dan doen wij alsof wij het allemaal voor het zeggen hebben of daarbij een grote rol spelen, terwijl anderen uiteindelijk het geld op tafel moeten leggen. Ik krijg telkens uit de pers de indruk, dat wij met grootse zaken bezig zijn, maar een feit is dat, als anderen betalen zij ook van alles kunnen bepalen, bijvoorbeeld de wijze van boren van de Noord-Zuidlijn en de breedte van de Coentunnel. De wethouder merkte in de commissie van advies al op, dat het een illusie is om te denken dat die Coentunnel er morgen is en dat wij slechts met een advies dat kunnen tegenhouden. Uiteindelijk behoort dit tot de verantwoordelijkheid van het rijk; wij adviseren als grote belanghebbende in het geheel wat naar onze belangenafweging zou moeten worden meegenomen. Tijdens de commissievergadering heb ik zeer veel vragen gesteld en ik dank de wethouder voor de eerlijke beantwoording van die vragen. D66 zal, tenzij er nog gekke dingen mochten gebeuren, straks instemmen met de voordracht om dit advies de deur uit te laten gaan. Het heeft echter wel even geduurd voordat wij er achter waren, dat wij het met elkaar eens waren, want de wethouder was in de commissie een stuk helderder dan het onderhavige advies is. Wij hebben rustig gewacht op de antwoorden die in de commissie zouden worden gegeven. Andere partijen hadden hun misverstanden alvast naar buiten gebracht, hetgeen tot veel publiciteit heeft geleid. De desbetreffende commissievergadering was voor de D66-fractie van groot belang, want wat staat er nu in het advies? Er staat in, dat Amsterdam voor de uitbreiding van de Coentunnel ten behoeve van openbaar vervoer, doelgroepen en zakelijk verkeer is. In het advies staat ook, dat zal worden bezien - dat is iets anders dan het instellen van een onderzoek - hoe varianten voor die doelgroepen toch een kans maken. De wethouder merkte in genoemde commissievergadering namens het College nog op dat het rijk aan een aantal alternatieven twijfelt, aangezien het daarnaast een lijst met criteria legt waarvan het College zegt, dat dan misschien eens naar die criteria moet worden gekeken. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de minister helemaal geen nieuw onderzoek behoeft te doen, maar wel goed moet nadenken over die criteria. De wethouder vroeg zich bijvoorbeeld terecht af, waarom men bij doelgroepenverkeer altijd tweebaanswegen moet hebben. Eén baan kan ook. Als men daarvoor bijvoorbeeld het criterium verandert, kan men ook naar zijn oordeel een variant zonder een nieuw onderzoek wijzigen. In het advies wordt ook melding gemaakt van de ondersteuning van de leefbaarheidsdoelstelling zoals verwoord in het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV) en het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP), van het ondersteunen van rekeningrijden en benzineaccijnsverhoging. Het was aardig om te horen, want zo hadden wij het nooit gelezen; andere partijen hadden het zelfs anders geïnterpreteerd. Bij de financiering gaat het College uit van financiering van de gehele Noord-Zuidlijn voor andere zaken, dus ook voor een Coentunnel: eerst het geld voor het kerntraject van de Noord-Zuidlijn en dan pas geld voor de Coentunnel. Voorts stond er blijkbaar in, dat geplande projecten eerder moeten worden uitgevoerd, nog voor de Coentunnel; dit betreft dan bijvoorbeeld de Hemboog en de Westrandweg. Samenvattend: de Coentunnel uitbreiden voor openbaar vervoer en zakelijk verkeer, financiële prikkels introduceren, de Noord-Zuidlijn financieren, eerst de Hemweg en de Westrandweg. Dit zijn maar voorbeelden. Het doel is een balans tussen leefbaarheid en bereikbaarheid. De wethouder merkte reeds op, dat die twee niet voor 100% kunnen worden gerealiseerd. Geen enkele variant kan dat. Wij moeten naar een balans zoeken en met de wethouder zijn wij het eens, dat in de trajectnota iets te veel wordt uitgegaan van bereikbaarheid en te weinig van leefbaarheid. Op dat punt hebben wij elkaar gevonden. In de commissievergadering heb ik ook gezegd, dat wij elkaar ooit ook zullen vinden in het doortrekken van de Ringlijn, een aftakking van de Noord-Zuidlijn naar Zaanstad enz. Wij zijn tegen het tegengaan van woon-werkverkeer en tegen de wisselstroken. Dat betrof het woord þbezienþ. Als men terugkijkt naar de geschiedenis van dit onderwerp, kan men zien dat er sprake is van consistent beleid van de Raad. Er zijn destijds verschillende moties aangenomen en als men de commissievergaderingen bijwoont kan men dit ook uit het advies halen, maar toch was die consistentie niet voor iedereen duidelijk. (De heer HOOIJMAIJERS: Geldt dit dan ook ten aanzien van de besluiten die op 26 juni 1993 zijn genomen?) U moet nu mijn geheugen opfrissen. Gaat het over wisselstroken en de uitbreiding van doelgroepen? (De heer HOOIJMAIJERS: Nee. Het gaat over wat daar letterlijk staat. U spreekt over consistent beleid, maar u moet toch met mij eens zijn dat vandaag een besluit voorligt dat afwijkt van het standpunt dat toen is ingenomen.) Die indruk heb ik niet. (De heer HOOIJMAIJERS: Ik zal zo dadelijk dan iets citeren en om het extra pijnlijk te maken zal ik ook de bewoordingen van de vertegenwoordiger van uw eigen fractie memoreren. Ik ga ervan uit, dat u toentertijd dat standpunt steunde en dat u dat nu nog doet.) Ik moet ook constateren, dat er intussen verkiezingen hebben plaatsgevonden. (De heer HOOIJMAIJERS: Dat kan wel zo zijn, maar dat wil toch niet zeggen dat u dan in één keer de heer Bakker afvalt?) Het gaat nu niet om personen. U zegt, dat er nu sprake is van een besluit dat afwijkt van het besluit dat destijds is genomen en u haalt daar personen bij die dat besluit toen hebben verdedigd. Ik stel na bestudering van de stukken vast dat er sprake is van consistentie van beleid. Het woon- werkverkeer wordt nog steeds tegengegaan; er wordt nog steeds getracht, de Coentunnel uit te breiden, er wordt nog steeds getracht de bereikbaarheid en de leefbaarheid te combineren, er wordt nog steeds gepleit voor... (De heer HOOIJMAIJERS: U spreekt over consistentie van beleid en ik zeg alleen dat het besluit van vandaag afwijkt van het besluit dat in 1993 is genomen.) Ik ga verder. Zoals gezegd, die consistentie was niet voor iedereen even duidelijk. Wij werden er in de commissie door insprekers terecht op gewezen, dat de gemeente Amsterdam - en dat is altijd nog wat anders dan de Gemeenteraad - andere dingen naar buiten zou hebben gebracht, zoals het Bestuursplatform Masterplan in het ROA. Wie heeft dat dan gedaan? Toen moest ik denken aan de film die ik twee keer heb gezien, namelijk þJ.F.K.þ Het gaat daarbij niet om de vraag wie het heeft gedaan, maar waarom. Waarom hebben Amsterdamse vertegenwoordigers, in tegenstelling tot besluiten van deze Raad, inhoudende uitbreiding met een aantal voorwaarden, blijkbaar toch elders de indruk gewekt, dat wij hier voor iets anders zijn? De wethouder merkte te dien aanzien op, dat het beter zou zijn geweest als de afvaardiging van Amsterdam, bijvoorbeeld het Bestuursplatform Masterplan, zou hebben teruggekoppeld met de mededeling, dat men daar had besloten om het besluit voor een grote uitbreiding van de Coentunnel niet te blokkeren. Achteraf zou dat misschien wijs zijn geweest, maar dat is niet gebeurd. Daarom kon voor de buitenwereld de indruk ontstaan, dat de gemeente Amsterdam, die in het platform is vertegenwoordigd, ook achter dat besluit stond. De D66-fractie vraagt zich af, hoe het komt dat het niet tot de buitenwereld kon doordringen dat wij toch andere gedachten hadden dan 2 x 6 stroken, omdat wij bij de uitbreiding voorwaarden stelden. Wellicht heeft men daarover iets te kort gedacht, het te letterlijk genomen en vergeten terug te koppelen. Wij hebben dus een verkeerde indruk achtergelaten. Ik wil hierbij eindigen met een ander Turks gezegde: þAcele iþe þeytan karisirþ, wat in het Nederlands betekent: þHaastige spoed is zelden goed.þ De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil mijn betoog namens de VVD-fractie beginnen met felicitaties aan het adres van de fractie van GroenLinks, die nu voor elkaar heeft gekregen wat zij al sinds jaar en dag in haar verkiezingsprogramma had staan, namelijk dat er beter geen Tweede Coentunnel zou moeten komen. Ik denk dan ook, dat die fractie vandaag met recht kan zeggen, dat zij heeft waargemaakt wat haar kiezers wilden. Een kleine felicitatie gaat ook uit naar de wethouder van GroenLinks, de heer Köhler. Alhoewel: deze is wel iets naar rechts opgeschoven... (Mevr. HOFMEIJER: Zover zijn wij nog niet. Deze wethouder, zoals alle wethouders, maakt deel uit van deze Raad) Ik ga uit van wat u ook in de commissie hebt ingebracht enz. Mocht dat standpunt in een keer zijn gewijzigd, dan is de VVD-fractie daar zeer blij om; ik weet dan niet of ik mijzelf dan moet gaan feliciteren. Wij kunnen wel proberen verstoppertje te spelen, maar ik probeer het zo zuiver mogelijk te houden. Ik weet ongeveer wat u denkt en u weet ongeveer wat ik denk. (Mevr. HOFMEIJER: Daarom vraag ik u ook, deze wethouder niet aan te spreken als een wethouder van GroenLinks, maar als een wethouder van deze Raad. Als u de wethouder complimenteert, complimenteert u daarmee het College.) Nee, het spijt mij maar zo zit de wereld niet in elkaar. Misschien voor mensen als president Clinton wel, die heeft ook allerlei dubbele dingen in zijn beweringen; die kan ik niet volgen en wat u zojuist opmerkte wil ik niet volgen. Ik herken duidelijk in het College wethouders van een andere signatuur. Ik zou het ook slecht vinden als de wethouder ineens die signatuur zou zijn vergeten. Ik vind dat niet te verkopen richting achterban en zeker niet tijdens de verkiezingen. (De heer GOEDHART: U zit toch ook in het College?) Ja. (De heer GOEDHART: Dan is toch elke voordracht die wordt aange-nomen een beoordeling van de Raad?) (Wethouder KÖHLER: Dit is een misverstand. Ik zit in het College en de heer Hooijmaijers niet.) Alweer bijval. (De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Hooijmaijers zijn betoog te vervolgen.) Dat probeer ik ook, maar ik had nog maar twee zinnen uit mijn betoog afgerond of... (De VOORZITTER: U bent in staat om binnen vijf minuten met 42 van uw collegaþs in discussie te komen en u bent nu bezig om die laatste twee er ook te bij betrekken. Kunt u uw betoog vervolgen? Ik mag mij er niet mee bemoeien, maar ik popel wel.) (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik begrijp dat de derde felicitatie in elk geval naar de collega van de heer Hooijmaijers uitgaat die zeer moedig de commissie heeft voorgezeten toen de heer Hooijmaijers afwezig was. Daarvoor onze dank.) U bedoelt dezelfde commissie die niet in staat bleek te zijn om het geplande vergaderpunt van 9.00 uur eerst te verschuiven naar 11.00 uur en vervolgens een en ander in de avond te behandelen? Ik wijs erop, dat hier ook nog mensen zijn die hun boterham moeten verdienen. Ik weet dat dit voor een aantal mensen hier raar klinkt, maar het is wel een feit. In andere commissies wordt daarmee overigens wel rekening gehouden. Ik wil voortgaan met de felicitaties door te constateren dat in elk geval de wethouder van GroenLinkse afkomst wel naar rechts is opgeschoven, want als men goed leest wat in de voordracht staat, is voor de heer Köhler niet meer aan de orde dat überhaupt een uitbreiding niet ter sprake zou mogen zijn. Dit betekent, dat de heer Köhler in elk geval minimaal zou moeten gaan voor de minimale variant en die houdt altijd nog acht stroken in. Ik vind dat toch ook weer knap: toch een wethouder met een GroenLinkse signatuur die toch in een keer een uitbreiding van de tunnel wil. Dat vindt mijn fractie een winstpunt, want dergelijke dingen moeten wij zoeken met een lichtje. (De heer GOEDHART: Is dat nu de winst voor de VVD in deze zaak?) Als men geen de meerderheid in de Raad heeft, moet men soms met weinig dingen gelukkig zijn. Helaas kan ik echter niet mensen tegen hun zin in gelukkig maken. De Voorzitter verlaat de zaal na het presidium te hebben overgedragen aan wethouder Van der Aa. Ik wil nog spreken over enkele punten, namelijk de toekomst, het gevoel en het verleden. De eerste letters van die woorden vormen de afkorting tgv en aan het einde van mijn betoog zal ik uitleggen waarom die letters nog in dit debat van belang kunnen zijn. Eerst de T van toekomst. Als wij ten aanzien van dit onderwerp kijken naar de toekomst, zijn er nogal wat mensen die het vertrouwen hebben gesteld, onder andere ook in de Raad van Amsterdam, om zodanig te handelen dat er uiteindelijk een tweede Coentunnel zou komen in de grootst mogelijke variant. Wij hebben dat de afgelopen dagen kunnen lezen in de brieven van de FNV, van talloze ondernemersverenigingen van zuid naar noord in deze provincie, van de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, de burgemeester van Zaanstad - de vice-voorzitter van de PvdA - en last but not least vandaag in een brief, gericht aan het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, waarin nog eens een klemmend beroep wordt gedaan op het uitstellen van de besluitvorming vandaag, omdat deze kwestie niet alleen Amsterdam aangaat, maar ook andere overheden. Amsterdam heeft al die jaren overleg gepleegd met al die overheden en heeft tijdens bestuurlijk overleg nooit kenbaar gemaakt, dat het iets anders wilde dan de grootst mogelijke uitbreiding. Derhalve doet de Commissaris van de Koningin van Noord-Holland, toch niet een van de minsten, zeker niet nu het ROA een andere rol heeft gekregen, een dringend beroep op het College om, gelet op de in het geding zijnde belangen, een regionale afstemming van de standpunten mogelijk te maken. Hij is gaarne bereid daartoe een bijdrage van zijn kant te leveren. Ik zou allereerst aan het College c.q. de wethouder in overweging willen geven of dit niet voldoende beweegreden is om eerst in overleg te gaan met de mensen die dachten, terecht of ten onrechte, op ons te kunnen rekenen. (Wethouder KÖHLER: Hebt u reeds de vraag aan Gedeputeerde Staten gesteld, of zij al advies aan de minister hebben uitgebracht?) Dat heb ik niet gedaan. Voor mij heb ik een brief van vandaag en veel actueler kan het toch niet. Ik weet niet wat er in andere brieven allemaal staat, maar ik weet wel wat er in de brief staat die ik nu voor mij heb. Daarin vraagt de Commissaris van de Koningin namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland om eerst te komen tot een normaal overleg met de Directie van Rijkswaterstaat, de provincie, het ROA, de Kamer van Koophandel en Fabrieken enz. (Wethouder KÖHLER: Vandaar mijn vraag. Hoe beoordeelt u dat, als degenen die hun advies al hebben uitgebracht, aan ons vragen om het uitbrengen van ons advies uit te stellen?) U hebt zojuist al gezegd dat ik niet in het College zit dus... (Wethouder KÖHLER: Inderdaad, maar u maakt de brief wel tot uwe.) Ik zeg alleen, dat mijn collegaþs dit ook moeten weten. In deze brief wordt een zeer zinnige vraag gesteld, namelijk of er overleg kan worden gepleegd met alle betrokkenen. De Commissaris van de Koningin doet dat nu, dus blijkbaar vindt hij dat het College onvoldoende overleg heeft gevoerd, anders zou hij dit vandaag niet laten weten. (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Het is duidelijk; u kunt doorgaan met uw betoog.) Ik weet niet of het wel duidelijk is, want de wethouder stelde mij een vraag. (De heer BIJLSMA: Iedereen wordt altijd voor de voeten geworpen dat er steeds wordt vertraagd; u hebt dat in een persbericht ook het College verweten, en nu pleit u voor uitstel van de beslissing? Dat is interessant.) Nee, u hebt dan niet goed geluisterd. Ik heb gesteld dat er een klemmend beroep door iemand uit uw partij is gedaan en dat die persoon in zijn officiële functie heeft aangegeven dat er onvoldoende overleg is geweest, terwijl wij wel talloze overlegorganen hebben. (De heer BIJLSMA: U pleit dus voor uitstel. U bent het met dat verzoek eens.) Ik weet niet of u over die brief beschikt, want die is gericht aan het College. (De heer BIJLSMA: Nee. Die heb ik niet.) Ik lees die brief graag voor en stel die ook graag ter beschikking. U moet niet iets anders stellen dan wat ik zeg. (De heer BIJLSMA: U bent het blijkbaar eens met die brief, anders zou u die niet voorlezen.) Naar mijn mening behoort de Raad te beschikken over deze informatie. U en ik zijn altijd voorstander geweest van het geven van alle informatie die er is. (De heer BIJLSMA: Er wordt al vanaf 1989 overleg gepleegd.) Het College zal vast vanaf vanochtend tot nu geen tijd hebben gehad om deze brief te verspreiden. Ik zorg er nu voor dat men op de hoogte is van de inhoud van deze brief. Men kan dan later niet zeggen dat, als men die inhoud had gekend, men misschien iets anders had gedaan. Ik weet dat niet, maar dat zou kunnen. (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Ik denk dat na deze interrupties alles wel duidelijk is. Gaat u verder.) Ik vraag dus het College, wat het van plan is te doen met deze brief en of ook waar is wat in deze brief staat. Het is nogal wat als ons wordt verweten dat wij niet voldoende hebben gedaan aan de afstemming. In het licht van de bestuurlijke vernieuwing was dit samenwerkingsverband altijd perspec- tiefvol, terwijl dit nu niet meer het geval zou zijn. Dat lijkt mij van belang. Bovendien staat er nog iets anders in die brief. Er staat bijvoorbeeld, dat in het toekomstige MIT de volgende bedragen als investeringen staan vermeld. In de periode 1998-2002 krijgt het stadsgewest Amsterdam 204 miljoen gulden; het stadsgewest Rotterdam krijgt 2,584 miljard gulden en het stadsgewest Den Haag krijgt 1,564 miljard gulden. Dit baart mij ernstige zorgen. (Wethouder KÖHLER: In de brief waaruit u niet volledig leest staat: voor wegen!) Voor wegen, inderdaad en dat zei ik ook. (Wethouder KÖHLER: Nee, u sprak over het MIT. Daar staat ook het een en ander over het openbaar vervoer in.) Inderdaad in het MIT, onder het kopje Wegen. In het MIT onder het kopje Openbaar Vervoer wordt vermeld, dat wij globaal genomen 400 tot 500 miljoen gulden extra hebben ten opzichte van de andere steden. Dat is niet vreemd, want onze stad is ook een stukje groter dan die andere steden. Als men Rotterdam en Den Haag bij elkaar optelt dan nog is Amsterdam de grootste stad van Nederland, echter wel met de grootste problemen, en dus heeft Amsterdam meer geld nodig. (De heer NIAMUT: U citeert veel en ik neem aan dat u zichzelf straks citeert met de vraag, wat de VVD in dit College te zoeken heeft.) U moet dit als oppositie natuurlijk vragen, maar ik wijs erop, dat men zelfs in coalities kan knokken. Dat mag zelfs kei- en keihard gaan. Dat is het mooie in de huidige tijd en dat moet u toch aanspreken. Er zijn ook veel geloven en desalniettemin kunnen die zich allemaal verenigen in uw eigen partij. Het is toch prachtig dat wij in de politiek ook wat met elkaar kunnen. Als waar is wat in de brief staat, betekent dit, of wij nu voor de Coentunnel zijn of niet, dat wij het verkeerd hebben gedaan. Ook op het gebied van wegen kennen wij in deze regio onze problemen en zouden wij ons deel moeten krijgen. Wij weten allemaal hoe het gaat. Het is bijvoorbeeld niet zo, dat, als men een Noord-Zuidlijn þkrijgtþ, men in een ander fonds daardoor iets minder krijgt. Zo zit het in de politiek gelukkig niet in elkaar. Hoe dan ook, de verdeling baart de VVD-fractie zorgen. Het betekent, dat tal van andere zaken, niet alleen de Coentunnel, maar ook de A5, de A8, de A4 enz. en al die dingen die eromheen nodig zijn, blijkbaar ook zijn gestald. Sommigen zeggen dan þach, wat maakt het uit, de Noord-Zuidlijn hebben wij toch binnenþ, maar het is wel een andere pot. De Noord-Zuidlijn- discussie speelt zich af omstreeks 2006, maar de beslissing moeten wij nu nemen. Vandaag moet er worden gestart om ervoor te zorgen dat er in 2006 wat gebeurt. Dat is ook het geval met de Coentunnel. Vandaag moet de schop in de grond om ervoor te zorgen dat in 2010 die tunnel kan worden gebruikt. Er wordt dus nu beslist voor wat er in 2010 gebeurt. In het besluit staat: þeerst zekerheid te verschaffen over de aanleg van het kerntraject van de Noord-Zuidlijn, dat wil zeggen: van Buikslotermeerplein naar Zuid/WTC, alvorens over te gaan tot besluitvorming over de uitbreiding van de Coentunnel.þ Als de wethouder dan in een commissievergadering stelt, dat hij niet heeft bedoeld te zeggen dat daarmee sprake was van een zekere dreiging of enige druk en bovendien de wethouder nu al zoveel weet als hij ongeveer op dit moment zou moeten weten via al zijn ambtelijke informanten, die als het goed is gewoon hun huiswerk blijven doen en dus goed op de hoogte zijn van al die andere MIT-besprekingen, adviseer ik, dat deel van het besluit te laten vallen, danwel het aan te passen, want ik lees er wel een zekere vorm van druk in. Ik was daarbij niet de enige, want ook het ministerie gaf dat in een aantal bewoordingen heel duidelijk te kennen. De wethouder wilde dat niet, dus moeten wij deze mensen helpen. Als men die men tot voorstander wil maken moet men hen niet al bij voorbaat tot tegenstander verklaren. (Wethouder KÖHLER: Wat leidt nu tot de misverstanden? Is dat onze tekst die u voorleest en die voor zichzelf spreekt, of wat u daarna gaat uitleggen, dus wat anderen er misschien in gelezen zouden hebben, maar toch niet hadden hoeven lezen? U wekt de indruk van een pyromaan die wegrent en dan: Brand! Brand! Brand! roept.) In dit geval bent u dan die pyromaan, U speelt nu de vermoorde onschuld en op dat niveau wil ik niet eens discussiëren, want daarvoor bent u te intelligent. Wij kunnen hier best spelletjes spelen. Als u dat wilt doe ik vrolijk mee, maar u weet heel goed wat u hebt gezegd; er staat wat er staat. Als u zegt dat u dat niet zo hebt bedoeld en dat ik dat er ten onrechte in lees, dan hebt u toch ook geen bezwaar om de tekst aan te passen, zodat in elk geval ik, maar misschien ook het ministerie dat niet zou kunnen denken. Tot op heden denken zij dat wel want dat blijkt uit de uitspraken van de minister zelf in de kranten en de heer Van Wijk, de woordvoerder van de minister. Die zijn toch niet gek? (Mevr. HOFMEIJER: U hebt enkele malen gezegd, dat er een dreigement in zou zitten. Waarmee wordt nu gedreigd?) Wat staat er nu? Er staat, dat wij eerst zekerheid moeten hebben over de financiering alvorens over te gaan tot besluitvorming over de uitbreiding. Is dat geen dreigement? Het betekent dat, als die zekerheid niet bestaat, het dus niet wordt gedaan. Dat is ook de reden waarom de mensen een hekel aan ons beginnen te krijgen. Naar hun mening kletsen politici maar wat. (Mevr. HOFMEIJER: Ik stel slechts een simpele vraag en...) (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Ik ga proberen de orde weer een beetje te herstellen. Ik wijs de heer Hooijmaijers erop, dat hij met rasse schreden door de spreektijd van de VVD heen loopt. Misschien is het verstandig het interruptiegeweld een beetje te dimmen en de heer Hooijmaijers netjes, misschien binnen niet al te lange tijd, zijn betoog te laten afmaken.) Ik concludeer, dat het onverstandig is om niet te koppelen. Ik kom dan aan de G van Gevoel. In NRC/Handelsblad van 19 september 1998 zegt de wethouder: þAlleen voor het economisch verkeer is de Coentunnel een probleem. De rest gaat vrijwillig in de file staan.þ Ik denk dan, dat deze wethouder dat niet kan hebben gezegd. Het is onvoorstelbaar dat een wethouder een dergelijke uitspraak zou doen, terwijl hij weet dat wij als politiek in de jarenþ70 hebben gezegd, dat die mensen niet hier moeten wonen maar boven het IJ, er allerlei beloften zijn gedaan en wij zelfs in gesprek zijn gegaan met ondernemers, zoals Ahold, om hen te bewegen naar het gebied ten noorden van de Coentunnel te gaan, omdat daar zou worden gezorgd voor werkgelegenheid. Vervolgens zijn die woorden niet waargemaakt. Het kan dan niet zo zijn dat een wethouder deze bewoordingen in zijn mond neemt. De enigen die kunnen verhuizen zijn de mensen die wel centen hebben; die kunnen zich veroorloven om elders een woning te kopen. De politiek heeft de mensen die geen centen hebben hier op die plek neergezet en daarvoor dienen wij een oplossing te vinden. Het woord Coentunnel wordt nog steeds geschreven met een C en helaas niet met een K. Ik heb begrepen waarom dat is. Koen betekent moedig en vandaag nemen wij geen moedig besluit. Het wordt niet de werkgelegenheids-tunnel maar de tunnel van armoede als het zo doorgaat. (De heer PAQUAY: Ik wijs erop, dat Coen met een C de oude schrijfwijze is van Koen met een K.) Ik kom dan aan het milieu. De heer Bijlsma heeft gelijk als hij zegt dat in de milieubelasting enkele aspecten een belangrijke rol spelen, in de eerste plaats de geluidsbelasting, die echter volgens deskundigen in elk geval afneemt als wij de tweede Coentunnel zo breed mogelijk aanleggen. De belasting wordt dan meer gespreid. Ik ben het er echter mee eens dat het per saldo niet zoveel uitmaakt, want als men alles bij elkaar optelt wordt het alleen maar erger. De CO2-uitstoot neemt ter plekke met 9% toe. Ik wijs erop, dat dit percentage het resultaat is van tal van rekenvoorbeelden, dus een optelsom van allerlei dingen waarmee wij het niet eens zijn. De Raad heeft namelijk al eerder gezegd, zich niet zomaar neer te leggen bij het INVERNO-pakket en bij het RVVP. Er zit dus een discrepantie in, maar desalniettemin is er toch sprake van die 9%. Waar zit die 9% nu in? De toename van het woon-werkverkeer zit in de toeleidingswegen, want er worden dan meer wegen aangelegd; het verkeer komt dus van andere wegen, die dan minder vol raken. Dit betekent, dat het verkeer meer wordt gespreid en dat willen wij zelf ook. Het tweede aspect betreft de mensen die niet meer met het openbaar vervoer gaan. Dat vervoer is inderdaad niet geweldig. Wij willen het verbeteren en als er een betere weg wordt aangelegd, is er altijd sprake van een weglekeffect, niet veel, maar wel wat. Het derde effect is - dat willen wij liever niet - dat er meer mensen per auto reizen. Wij hebben dit besluit echter genomen op een tijdstip toen er in Nederland 14 miljoen à 15 miljoen mensen woonden. Er zijn er nu wel meer. Niemand van de ambtenaren kan aangeven, welk onderdeel precies leidt tot die verhoging van de CO2-uitstoot. (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Ik wijs u erop, dat de hele VVD-fractie nog maar 1 minuut spreektijd heeft voor de resterende middag.) Zo belangrijk vinden wij dit onderwerp! (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Het is uw beslissing. Ik wil u alleen niet ongewaarschuwd door laten gaan.) U hebt gelijk, maar u hebt natuurlijk ook gemerkt, dat verschillende raadsleden mij steeds interrumperen en dat neemt ook tijd. Tot slot kom ik aan de V van Verleden. In het preadvies dat aan de orde is in de raadsvergadering 26 juni 1993 staat: þMet betrekking tot de Coentunnel handhaven wij onze steun aan het eerder door het ROA ingenomen standpunt, te weten een nieuwe Coentunnel van 2 x 3 rijstroken, bestemming van de oude Coentunnel met 2 x 2 rijstroken, het voor doelgroepen niet onmogelijk maken van een railverbinding door de Coentunnel en onderzoek naar doelgroepen-stroken binnen het profiel van de huidige Ringweg indien zal blijken dat de aangekondigde Milieu-Effectrapportage (MER) met betrekking tot de Coen-tunnel tot nieuwe inzichten zal leiden. Er is voor Amsterdam dan reden tot heroverweging.þ In een later besluit wordt dit goedgekeurd, met daartegen de stem van slechts enkele raadsleden. (Wethouder KÖHLER: In die zitting is toch naar aanleiding van wat u zojuist hebt geciteerd een motie aangenomen? Als u de Raad wilt informeren, wilt u dan ook die motie voorlezen?) Ik heb nog heel weinig spreektijd en ik verzoek u, die motie in uw tijd zelf voor te lezen. (Wethouder KÖHLER: Ik heb die motie in de voordracht weergegeven en in verband met de eventuele kans op geschiedvervalsing nodig ik u uit die motie letterlijk voor te lezen.) Daar heb ik de tijd niet voor. U bent lid van het College; stelt u dan voor, dat ik meer spreektijd krijg, dan krijgen wij een echt debat. (Wethouder KÖHLER: De Raad gaat over de spreektijdregeling en niet het College.) (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: De spreektijden worden door de Commissie voor de Werkwijze van de Gemeenteraad vastgesteld, en dat is dus gewoon een raadsbesluit waaraan ook de heer Hooijmaijers zich zal moeten houden.) De Raad kan daar altijd nog van afwijken. De Commissie voor de Werkwijze van de Gemeente is gewoon niks anders dan een ordevoorstel-commissie! (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: U zult daartoe dan een ordevoorstel moeten indienen. Ik verzoek u, uw betoog af te ronden.) De VVD-fractie kan vandaag niet akkoord gaan met het advies aan de minister. Wij vinden het een onverstandige beslissing. De fractie van GroenLinks heeft haar zin gekregen, want de Coentunnel staat nu voorlopig helemaal niet meer op de rol. Het is dus noodzakelijk om te komen tot een betere besluitvorming. Formeel is het MIT nog niet verschenen. De VVD-fractie vindt dat wij rekening moeten houden met het ROA en de provincie. Ik refereer aan de letters TGV die voor snelheid staan, behalve hier in Amsterdam. Wethouder Van der Aa heeft als PvdA-voorman veel uit te leggen aan zijn complete achterban en daarbij wensen wij hem veel succes. De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Naar de mening van de PvdA- fractie hebben wij in de commissie van advies een goede eerste gedachten- wisseling gehad. Jammer dat de heer Hooijmaijers daar niet bij kon zijn. Een belangrijke vraag is, waar het eigenlijk allemaal om gaat. Als men de krantenberichten leest, denkt kennelijk iedereen dat het nu gaat om het besluit om al dan niet de Coentunnel aan te leggen, maar daar gaat het natuurlijk helemaal niet om. Wat voorligt is een trajectnota van Rijkswaterstaat waarover wij een advies moeten uitbrengen. Waaraan toetsen wij dan als zoiets moet worden beoordeeld? Wij toetsen dan aan het beleid dat wij in het verleden hebben vastgesteld en ook aan het beleid van het rijk zelf. Laat ik beginnen in 1990. In dat jaar heeft de Raad uitdrukkelijk uitgesproken dat hij bereid was, mee te werken aan de uitbreiding van de Coentunnel, mits de ruimte die zou worden gecreëerd niet ten goede zou komen aan extra woon-werkverkeer. De heer Goedhart verweet ons zojuist inconsistentie, maar ik wil er dan op wijzen, dat... (De heer GOEDHART: Werk, werk, werk!) ...uw partijgenoot Molleman, samen met de heer Papineau Salm van de PvdA, in 1990 een motie heeft ingediend die is aangenomen, waarin staat þdat het gewenst is om de Tweede Coentunnel ook door inrichting, bijvoorbeeld door het maken van op- en afritten, te reserveren voor openbaar vervoer, carpooling en zakelijk en vrachtverkeer; dat het gewenst is rekeningrijden in te voeren als instrument om het woon-werkverkeer per auto terug te dringen en om een bijdrage te leveren aan de exploitatiekosten van het openbaar vervoer.þ Daarnaast was een verhoging van de benzineaccijns gewenst om te automobili- teit te beperken. Ik hoor u dat allemaal niet meer zeggen, dus wie is hier consistent? (De heer HOOIJMAIJERS Een motie wordt altijd ingediend naar aanleiding van een stuk dat ter discussie staat. Ik citeer verder: þ...stemt ons College evenwel niet optimistisch over de kansen van zoþn beleid.(...) Wanneer wij de maatschappelijke en bestuurlijke realiteit onder ogen zien, moeten wij helaas concluderen, dat het een totaal andere prioriteitsstelling zal vergen om de nationale en de gemeentelijke uitgangspunten op het gebied van het milieu in 2005 te realiseren. Wij kunnen daarom instemmen met de keuze van de doelstellingenvariant.þ) Wij hebben die lijn vervolgens vastgehouden in de gemeenten en in 1993 is opnieuw een motie aangenomen, ingediend door de heer Oranje van D66, samen met de heer Van der Laan van de PvdA; daarin werd opnieuw gezegd, dat wij willen meewerken aan de uitbreiding van de Coentunnel, mits het niet leidt tot extra woon-werkverkeer. In 1993 heeft het ROA zich - in die tijd had het ROA nog één standpunt - uitvoerig beziggehouden met het RVVP. Daarin passen al deze maatregelen. Dat is op 19 oktober 1993 aangenomen en in het stuk staat opnieuw uitdrukkelijk vermeld, dat het niet mag leiden tot extra woon- werkverkeer. (De heer HOOIJMAIJERS: Maar u moet daarbij dan ook zeggen, dat men toentertijd nog de indruk had dat het RVVP slechts tot 2005 zou gelden en dat wij voor die periode de Coentunnel al zouden hebben aangelegd. Het nieuwe RVVP, dat dit jaar wordt herijkt, gaat over die periode van 2005 heen en ten aanzien van de Coentunnel spreken wij over 2010.) Ook toen is opnieuw gezegd, dat eerst de mogelijkheid van doelgroepenstroken moesten worden onderzocht. Ik heb mij nog eens in de stukken uit die tijd verdiept. Ik heb overigens in het hele Stadhuis geen notulen van het ROA kunnen vinden. (De heer HOOIJMAIJERS: Bij het ROA liggen zij wel!) Ik heb het desbetreffende stuk erbij gepakt en wie schetst mijn verbazing, toen mij bleek dat de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat van Noord-Holland, de heer Kieft, eigenlijk de gemeente de mantel uitveegt dat het RVVP niet ver genoeg gaat. Hij vindt, dat de automobiliteit verder moet worden teruggedrongen en hij vraagt om aanpassing van het plan. (De heer HOOIJMAIJERS: Dat is een ambtenaar en...) Hij spreekt daarbij namens ... (De heer HOOIJMAIJERS: Het gaat in dat geval om de uitvoering van rijksregels en het College - ik heb het nu niet over een ambtenaar - herhaalt dan op 13 mei 1993, dus drie jaar later - ik heb hier de stukken van het ROA - dat de kansen van een dergelijk beleid en de maatschappelijke en bestuurlijke realiteit onder ogen moeten worden gezien.) Ik spreek over een halfjaar later als de zaak in ROA-verband wordt aangenomen. Er ligt dan een brief van 7 juli 1993 van genoemde rijksambtenaar en deze geeft ook aan waar de pijn zit. Hij zegt, dat Amsterdam en het ROA zich veel sterker moeten inzetten op allerlei flankerende maatregelen. (De heer HOOIJMAIJERS: U mag van mij best citeren uit een besluit van de Hoofdingenieur-Directeur, maar dat is niet een besluit geweest van deze Gemeenteraad. Ik heb zojuist uit een besluit van de Gemeenteraad geciteerd. Dat telt.) (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Het is heel duidelijk wat u tracht te zeggen. De heer Bijlsma kan zijn betoog vervolgen.) (De heer HOOIJMAIJERS: U bent dan de enige die het snapt.) In ROA-verband heeft Amsterdam steeds de aantekening gemaakt, dat het voor uitbreiding van de Coentunnel is, mits dit niet leidt tot uitbreiding van het woon-werkverkeer. Ook een halfjaar later. Wij hebben dat in 1996 opnieuw gedaan en weer in 1997, toen de verschillende varianten ter sprake waren. Overigens was Rijkswaterstaat al een beetje op de andere weg. Ik citeer uit een brief van 5 december 1996, waarin Rijkswaterstaat zegt: þNa overleg met milieugroepen bleek dat het wegschrijven van het openbaar- vervoersalternatief te veel risicoþs voor het Coentunnelproject zou opleveren.þ Blijkbaar had men toen toch een andere insteek. Wij hebben daarop toen in de commissie kritiek geleverd en nogmaals het standpunt van Amsterdam uit het verleden herhaald om te bezien hoe met flankerend beleid betere verdelingen zouden kunnen worden gemaakt. (De heer HOOIJMAIJERS: Ik ben met u van mening dat de discussie niet zou moeten gaan over het aantal stroken, maar waarvoor die moeten worden gebruikt. Echter, het probleem is, dat u en ik weten dat wij dat in technische zin niet kunnen oplossen. Dat is het enige verschil.) Ik kom tot de conclusie, dat Amsterdam op dit punt buitengewoon consistent is geweest. Wij hebben steeds een dubbele doelstelling gehad, namelijk in de eerste plaats een vermindering van de filekans en in de tweede plaats te zorgen dat extra groei van woon-werkverkeer niet optreedt. Dat waren overigens ook de doelstellingen van het rijk zelf. Als wij nu de trajectnota van Rijkswaterstaat aan beide doelstellingen toetsen, moet men toch concluderen, dat er wel is getoetst op de filekansen, maar in feite niet op de andere doelstelling. Iedereen weet dat van de zijde van het rijk nooit is gezegd, dat de filekansen een hogere prioriteit hadden dan de doelstelling van minder toename van het woon-werkverkeer. Op dat punt is men gewoon niet consequent. Het College stelt op dat punt dan ook terecht, dat men de zaak voorbij schiet en men in feite niet aan zijn eigen doelstellingen voldoet. Vandaar dat het College ook voorstelt om te zoeken naar een andere vorm van uitbreiding die wel aan beide doelstellingen voldoet. Dit is dus uitermate consequent. Wat betreft het ontstaan van de files bekijkt Rijkswaterstaat eigenlijk alleen maar de file op de A10-west en niet op de rest van de Ringweg. In de commissie heb ik terzake nog nadere gegevens gevraagd, maar die zijn er niet. Er zijn oog geen cijfers over de vraag waar die autoþs blijven nadat zij de A10 hebben verlaten, want uit de trajectnota blijkt wel, dat het merendeel van het verkeer dat op de A10-west rijdt en door de Coentunnel gaat, in Amsterdam-West, Amsterdam-Centrum of in de omgeving van de A10-west moet zijn. Het betekent wel, dat op alle aan- en afvoerwegen, als er een forse hoeveelheid extra verkeer door de tunnel þjaagtþ en uit de Trajectnota blijkt dat het woon-werkverkeer met 40% zal toenemen, auto's stil komen te staan, maar daarover spreekt Rijkswaterstaat niet. Ook op het gebied van filekansen schiet de nota dus te kort. Van die zijde definieert men ook nog een file niet als stilstaande autoþs, maar als elke auto die langzamer dan 50 km per uur rijdt. De gemiddelde automobilist die wat langzamer moet rijden dan 50 km per uur ervaart dat niet direct als een file. (De heer HOOIJMAIJERS: U kunt toch niet zeggen, dat er nu geen files voor de Coentunnel staan? Ik zeg alleen maar dat die files veel langer worden.) Ik zeg alleen maar, dat Rijkswaterstaat wat de filekansen betreft dit punt uitsluitend op de A10-west heeft getoetst, niet op de aan- en afvoerwegen en ook niet op de rest van de Ringweg. In Het Parool zegt de heer Houterman, dat de VVD niet begrijpt waarom de PvdA plotseling alleen maar over het milieu en niet meer over werkgelegenheid spreekt als de Tweede Coentunnel en de Westrandweg ter sprake komen. (De heer HOUTERMAN: Het Parool heeft dat correct geciteerd, zelfs nog genuanceerder dan ik het heb gezegd.) Wij hebben nooit gezegd, dat wij het alleen over de milieudoelstellingen hadden. Wij hebben juist steeds de vraag gesteld, waarom het zo vervelend is als het woon-werkverkeer op de Ringweg toeneemt, niet alleen uit milieuoverwegingen, maar met name ook vanwege economische overwegingen. Waarom? Omdat wij dan precies dezelfde situatie als vijftien jaar geleden in de binnenstad krijgen: er kon niemand meer in of uit, dus ook niet het zakelijke verkeer. Wij hebben toen een stringent parkeerbeleid toegepast en andere maatregelen getroffen. Uit alle beleidsevaluaties blijkt dat de bereikbaarheid van de binnenstad nu is toegenomen. In de Beleidsevaluatie Verkeer en Vervoer van twee jaar geleden is echter gesignaleerd dat er grote problemen op de Ringweg ontstaan. Als Amsterdam straks vanwege het vele verkeer op de Ringweg onbereikbaar dreigt te worden, zijn wij pas echt in de aap gelogeerd. Dat betekent namelijk, dat het woon-werkverkeer het noodzakelijke extra verkeer gaat belemmeren, waarmee Amsterdam onbereikbaarder wordt, dus niet vanwege milieudoelstellingen maar vanwege economische doelstellingen. (De heer HOOIJMAIJERS: Als dat dan zo zou zijn, waarom vinden dan niet alleen de fractievoorzitter van de VVD in Zaanstad, maar ook al uw collegaþs tot Hoorn aan toe - en het zijn niet allemaal VVDþers - dat u ongelijk hebt, dus ook uw eigen partijgenoten? U kunt misschien van mij nog denken dat ik gek ben, maar van uw eigen partijgeno- ten...) (De VOORZITTER, wethouder VAN DER AA: Dat punt zullen wij nu niet aan de orde stellen. Ik verzoek de heer Bijlsma zijn betoog te vervolgen.) Er bestaat verschil van opvatting tussen een aantal gemeenten binnen het ROA en de opstelling van Amsterdam. Daarover behoeven wij niet ingewikkeld te doen. Vorige week is dat ook gebleken; dat is glashelder. Het loopt door alle partijen heen. (De heer GOEDHART: Kunt u die partijen ook noemen? Kunt u iets specifieker zijn? Ik heb alleen een afgevaardigde GroenLinks uit Oostzaan daarover iets horen zeggen.) Een aantal D66'ers heeft zich ook zo uitgelaten, zo ook de PvdA. De heer Houterman sprak over werkgelegenheid en dat punt heeft hij vast buitengewoon goed bestudeerd. Mijn vraag is dan, waar de werkgelegenheid tussen 1990 en 1996 sneller is ontwikkeld, in de gemeenten ten noorden of ten zuiden van het Noordzeekanaal. (De heer HOOIJMAIJERS: In het noorden.) In de discussie in het ROA hebben zowel u als ik gehoord, dat de vertegenwoordigers van Zaanstad en Purmerend hebben gezegd dat het hun werkgelegenheid gaat schaden. Aan het lid van het dagelijks bestuur van het ROA heb ik ook gevraagd, of hij kon aangeven van hoeveel files richting Amsterdam er sprake was. Daarop kon hij geen antwoord geven. (De heer HOOIJMAIJERS: U stelde zojuist de vraag, waar de werkgelegenheid het meest was gegroeid. I het noorden dus, want Ahold en andere bedrijven toen al hebben geïnvesteerd, rekening houdende met een uitbreiding van de Coentunnel. Daardoor is de werkgelegenheid daar ook gegroeid en nu zeggen deze bedrijven: þhadden wij dat maar nooit gedaan, want verder groeien dan het huidige niveau lukt niet meer.þ) De groei in Purmerend en Zaanstad is nog steeds hoger. (De heer HOOIJMAIJERS: Nu nog wel, maar over een paar jaar niet meer.) Nu hebben wij die files al, dus uw hele verhaal over het verband tussen files en werkgelegenheid gaat niet op. Ik kom aan een aantal vragen met betrekking tot het onderhavige stuk. Kan de wethouder uitleggen, hoe het nu precies zit met het rekeningrijden? Daarover bestaat veel verwarring. De een zegt, dat dit al in het stuk van Rijkswaterstaat is opgenomen, maar dat moeten wij dan wel met een lichtje zoeken; de ander zegt dat dit niet hetzelfde is en dat er met een geheel andere vorm van rekeningrijden rekening is gehouden. Het College doet op dat punt een voorstel en daarop wil de PvdA-fractie graag een toelichting. Wat de doelgroepenstroken betreft concludeert Rijkswaterstaat dat dit niet mogelijk is en daarmee vervalt in feite de mogelijkheid om onze doelstellingen te realiseren. Ziet het College nog kans om toch doelgroepenstroken aan te leggen? Wellicht kan het College proberen, een geringere uitbreiding dan die in het voorstel van Rijkswaterstaat is opgenomen, mogelijk te maken. Er zal alsnog moeten worden geprobeerd, een scheiding tussen het essentiële verkeer en het woon-werkverkeer toe te passen. Hoe staat het met het vervoersmanagement? Vanuit het ROA heb ik begrepen, dat er veel contact is geweest met veel bedrijven, maar het resultaat daarvan is niet bekend. Daarover zou de PvdA-fractie wel graag inlichtingen willen hebben, want waar praten wij eigenlijk over? De files bestaan voor een aanzienlijk deel (60%) uit woon-werkverkeer. In de toekomst blijft dat ook zo. Een groot deel van de bestuurders daarvan (80%) zit alleen in de auto en een zeker vorm van carpoolen zou zeker een bijdrage kunnen zijn aan de vermindering van de files. Ook als wij selectiever zouden kunnen werken ten aanzien van het woon-werkverkeer en het doelstellingenverkeer zou dat bijzonder helpen. Hoe komt het, dat wij in Nederland op dit punt zo achter lopen? Ik citeer uit een stuk waarin staat dat in Nederland in vergelijking met buitenlandse steden de integratie tussen bus, tram, metro en trein ronduit slecht kan worden genoemd. Van tariefdifferentiatie en een geïntegreerde kaartsoort is nauwelijks sprake. De reisinformatie is in buitenlandse steden duidelijker; daar heeft men handige netkaartjes en lijnen hebben goed herkenbare nummers enz. Zowel op het gebied van visie, organisatie als hoogwaardigheid zijn er veel buitenlandse succesvoorbeelden waaruit blijkt dat daar veel meer is bereikt dan in Nederland. Het stuk waaruit ik citeer is niet een stuk van de een of andere milieuclub, maar van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van april van dit jaar. Daarin staat ook, dat er op korte termijn in Nederland zeer veel kan worden verbeterd. (De heer GOEDHART: De trajectnota is er toch vrij duidelijk over dat alle maatregelen die ten aanzien van het openbaar vervoer denkbaar zijn niet zullen leiden tot een verbetering van de congestieproblematiek in de Coentunnel.) Het probleem is, dat men allerlei maatregelen noemt die in het verleden ook zijn genoemd, maar men heeft niet maximaal alle mogelijkheden ingezet op het traject van de Coentunnel. (De heer GOEDHART: Bedoelt u de geïntegreerde kaartsoorten, Nederlandse Spoorwegen en busverkeer?) Ik heb het dan over een betere afstemming van het openbaar vervoer op regionaal niveau: een hogere frequentie, een betere benutting van het water... (De heer GOEDHART: Alle beetjes helpen, maar zij helpen maar een klein beetje) ...uitbreiding van de park en ride-voorzieningen, een betere benutting van carpooling enz. Ook wanneer wij het uitbreidingsalternatief van Rijkswaterstaat bezien (2 x 6 of 2 x 7 banen; veel meer dan wij eigenlijk zouden willen), is de conclusie dat pas in 2010 - de heer Hooijmaijers merkte dat terecht op - alles zou kunnen zijn gerealiseerd. Wij zitten dus de komende tien jaar met een probleem. De PvdA-fractie zou op korte termijn allerlei zaken willen verbeteren. Wij verzoeken het College toe te lichten hoe het denkt de rijksoverheid te overtuigen om het openbaar vervoer te verbeteren met de Hemboog, de aanleg van de zuid-westboog, en hoe het wil omgaan met het voornemen van de Regering om bij de vier grote steden al in 2000 rekeningrijden in te voeren en hoe wij dat hier zo snel mogelijk zouden kunnen uitvoeren. Ik dien hierbij een motie die ertoe dient om al in de komende vier jaar maximale inzet te leveren teneinde ervoor te zorgen dat zowel de fileproblemen als de bereikbaarheids- en de milieuproblemen niet toenemen, maar die minder slecht te laten verlopen dan nu het geval is. Gebeurt dat niet, dan is er de komende tien jaar sprake van een verslechterende situatie en daarbij is niemand gebaat, het milieu niet, de werkgelegenheid niet en de burgers van Amsterdam niet. Tijdens de redevoering van de heer Bijlsma is de burgemeester weer ter vergadering gekomen en heeft het presidium overgenomen van wethouder Van der Aa. De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 24þ Motie van 30 september 1998 van het raadslid Bijlsma inzake het tegengaan van een verdere verslechtering van de verkeers- en milieusituatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 515, blz. 3264). De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. Mevr. HOFMEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Het debat van vandaag gaat over consistentie. Het is duidelijk: de VVD is consistent: asfalt, asfalt, asfalt. GroenLinks wordt ook consistentie toegeworpen, waarvoor dank. Het College is consistent, de PvdA is consistent, iedereen is consistent. Dat is natuurlijk prachtig. Ik wil om te beginnen nog even ingaan op het college dat de heer Hooijmaijers- heeft gegeven over planvorming rond infrastructuur. Hij heeft met veel cijfers gegoocheld en ik heb geleerd dat, hoe meer men met een deel ervan goochelt hoe meer men het andere deel van die cijfers om de oren krijgt. In het Engelstalig gebied is er zelfs een boekje over geschreven, met als titel: How to mess with statistics. Ook citaten kunnen selectief worden gebruikt. (De heer HOOIJMAIJERS: Vindt u dat ik ergens een citaat selectief heb gebruikt? Dan moet u dat zeggen.) Als men de ene helft van de cijfers noemt, is het logisch dat een ander de andere helft noemt. (De heer HOOIJMAIJERS: Dat vind ik ook helemaal niet erg.) Daarmee komt u dan tot een goed compromis en een goed consistent verhaal. Als het gaat om het besluit uit 1993, is het leuk te citeren uit het besluit zoals dat was voorgelegd, maar interessanter is natuurlijk het besluit zoals dat is genomen. Dat is het besluit, genomen op basis van de motie. In die zin is de motie meer een amendement geweest. In de discussie over files wordt veelal een vergelijking gemaakt met een gewichtig medisch probleem, namelijk het hartinfarct. Daarover wil ik het bij wijze van inleiding even hebben. Een hartinfarct kan worden behandeld met een dotterbehandeling of met een bypass-operatie. Deze ingrepen zijn curatief, zeer belastend voor het lichaam en werken slechts tot het volgende infarct. Zonder daarnaast andere maatregelen te nemen is dat volgende infarct nooit ver weg. (De heer HOOIJMAIJERS: Waarom noemt u derde mogelijkheid niet? Die is nietsdoen en daaraan gaat de patiënt dood.) Ik had het al over het treffen van andere maatregelen, naast de door mij genoemde. Die andere maatregelen zijn: meer bewegen, minder stress, beter eten en in ieder geval vet en cholesterol beperken. Deze maatregelen werken des te beter als men die al voor het eerste infarct neemt, preventief dus. In het kader van de discussie over de Coentunnel is dan de vraag aan de orde of wij nog tijd hebben voor preventieve maatregelen, ofwel: heeft het infarct al plaatsgevonden of dreigt het slechts? Wanneer het infarct heeft plaatsgevonden, is dat aan het lichaam te merken: het vertoont ernstige uitvalsverschijnselen. Getuige de huidige gunstige economische ontwikkelingen in Nederland in het algemeen en in de Amsterdamse regio in het bijzonder, is van een acuut infarct geen sprake; wel dreigt het wegennet dicht te slibben. Het is dus tijd - de hoogste tijd - voor preventieve maatregelen: vet en cholesterol uit de voeding, het woon-werkverkeer beperken, is in dat kader geen optie, maar een absolute noodzaak. Het levert ook veel op. Op dit moment al bestaat 70% van het verkeer in de Coentunnel-corridor uit woon-werkver- keer. Nu al is er - zo blijkt uit onderzoek - voor 35% van het verkeer in de Coentunnel een acceptabel alternatief. Mensen zover krijgen dat zij daarvan daadwerkelijk gebruik maken lijkt dan ook de opgave. Als men de autonome groei beschouwt als een gegeven, maakt men zich wel erg gemakkelijk af van die opgave, helemaal als men aan zo'n gegeven tegemoet denkt te moeten komen. Als men dat ongeclausuleerd doet - onze indruk is dat dit de trajectnota gebeurt - is dat een preventieve dotterbehandeling, die slechts uitstel van het infarct betekent. Daarmee lost men op de langere termijn niets structu- reel op. GroenLinks heeft zich dan ook steeds tegen een dergelijke fatalisti- sche houding verzet. Geeft men toe aan de groei - dat blijkt ook uit de trajectnota - dan groeit het verkeer alleen maar harder. Overigens heb ik vanmiddag gemerkt, dat dit ook voor spreektijden in de Raad geldt: geeft men toe aan steeds nieuwe interrupties, dan groeit die ook steeds verder. (De VOORZITTER: Vandaar dat de heer Hooijmaijers en zijn fractie vanmiddag ook geen spreektijd meer hebben.) (De heer HOOIJMAIJERS: Ik werd door iedereen geïnterrumpeerd en daardoor houdt men dan geen spreektijd meer over.) (De heer BIJLSMA: Ik maak bezwaar!) (De heer HOOIJMAIJERS: Wacht maar tot deze Raad in meerderheid uit VVD'ers bestaat!) (De VOORZITTER: Bij de aanvang van het debat over dit punt had uw fractie 19 minuten spreektijd. Alle interrupties zijn niet meegere- kend en u zit nu op min twee minuten. Eigenlijk zou u in de volgende raadsvergadering dus al twee minuten moeten inleveren.) (De heer HOOIJMAIJERS: Je probeert soms een goed debat te voeren. Dit was een kwestie van "ik alleen tegen de rest". Dan heb je wat meer tijd nodig.) (De VOORZITTER: Dan had u een andere spreektijdverdeling moeten vragen.) (De heer HOUTERMAN: Het is aan ons om te bepalen hoe wij onze spreek- tijd in eerste termijn wensen in te delen. U bent persoonlijk niet bij het debat aanwezig geweest. Dat is correct verlopen. Ik vind uw handelwijze niet sympathiek.) (De VOORZITTER: Ik zeg er niets pejoratiefs over, maar deel alleen een feit mee.) Ik neem aan dat de heer Hooijmaijers heeft gehoord wat de heer Goedhart heeft gezegd. Hij zegt nu, dat hij alleen staat tegenover de rest. Dat is niet zo. Ik was gebleven bij de vraag of men toegeeft aan de groei. Dan immers wordt de kans op een infarct, zij het later, niet kleiner. Ik heb het dan nog niet eens over de wensen ten aanzien van CO2-uitstoot, NOX- en SO2-reductie, en over geluidsoverlast, redenen om niet alleen de groei te beperken, maar zelfs te werken aan vermindering van het autogebruik. Uit de trajectnota blijkt, dat de CO2-uitstoot in de voorgelegde alternatieven stijgt met 114%. Dat staat in schrille tegenstelling tot de doelstelling van 10% reductie, waarop het rijk zich in het NMP en in het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV) heeft vastgelegd. De doelstellingen ten aanzien van de milieubelasting zijn in het verleden op diverse niveaus en in diverse beleidsnota's opgeno- men. Ik noem het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan en het SVV. De trajectnota zegt deze beleidsnota's als uitgangspunt te nemen, maar kiest daaruit één doelstelling, namelijk de filekans, als centraal thema. De andere doelstellingen - milieunorm en beperking van het autoverkeer - vervullen slechts een bijrol, zelfs minder dan dat. Alleen de vastgestelde maatregelen op basis van deze doelstellingen worden in de overwegingen meegenomen en die zijn ontoereikend om de gestelde doelen de halen. Daarover zijn wij het hier allen wel eens. De trajectnota neemt dat voor lief, maar stelt ons op basis van een dergelijke onevenwichtige benadering voor een oneigenlijke keuze. Ik heb begrepen van de heer Guit van De Tweede Coen Niet Doen, dat de MER- commissie daarover een uiterst kritische opmerking heeft gemaakt. In een rapport dat op Internet is verschenen schijnt daarover iets te staan. Kan de wethouder dit bevestigen en nadere informatie geven? Het College stelt terecht, dat geen van de voorgestelde uitbreidingen past binnen de door de Raad vastgestelde kaders. Burgemeester en Wethouders geven aan, prioriteit te leggen bij openbaar-vervoermaatregelen en de aanleg van de Westrandweg. Onze vraag daarbij is, of niet een zodanig pakket van maatregelen kan worden neergelegd dat verbreding van de Coentunnel niet nodig is. Als men immers vertrouwen heeft in dergelijke maatregelen, waarom zou men dan nog geld verspillen? Ik noem Regioned en Regiorail als eerder ontwik- kelde, maar nog niet vastgestelde plannen. In opdracht van het Milieucentrum Amsterdam is door Mark Straatman van de Katholieke Universiteit Nijmegen een vergaand pakket van maatregelen geïnven- tariseerd, dat, wanneer het in samenhang zou worden uitgevoerd, de files kan oplossen zonder verbreding van de Coentunnel. Kan de wethouder dit pakket onder de aandacht van de minister brengen? Ik heb begrepen dat wat daar wordt voorgesteld voor het grootste deel onder de competentie van het rijk valt. Is het de moeite waard om de minister te vragen, dit pakket serieus in overwe- ging te nemen als alternatief voor uitbreiding van de Coentunnel? Wanneer de bereikbaarheidsdoelstellingen en de leefbaarheidsdoelstellingen is samenhang dichterbij kunnen worden gebracht, zonder uitbreiding van de Coentunnel, is dat ons veel waard. De koppeling van uitbreiding van de Coentunnel en de aanleg van de Westrandweg is voor de minister een strategische geweest. Een grootschalige uitbreiding van de Coentunnel zonder de Westrandweg is moeilijk vanwege de verkeersafwikkeling op de A10-West. Andersom behoeft aanleg van de Westrandweg niet te wachten op de Coentunnel. De discussie over voor- en nadelen van een weg als de Westrandweg en de randvoorwaarden waaronder deze zou moeten worden aangelegd is in het verleden al eens gevoerd. GroenLinks heeft zich toen op het standpunt gesteld, dat alleen een ontsluitende weg voor economisch verkeer tussen Schiphol en Westpoort acceptabel was, dit ook nog onder strikte milieurandvoorwaarden. Inmiddels is er veel gebeurd en kunnen er nieuwe argumenten voor en tegen zijn ontstaan. Op dit moment is die discussie echter niet aan de orde. Wat in de voordracht ten aanzien van de Westrandweg is opgenomen beschouwen wij als een voortzetting van bestaand beleid. Pas wanneer het tracébesluit van de minister leidt tot een wijziging van het bestemmingsplan en deze aan de Raad wordt voorgelegd, voeren wij de discussie over de Westrandweg ten principale. Ik behoud mij namens mijn fractie het recht voor om op dat moment de noodzakelijke afwegingen te maken. (De heer VAN DUIJN: Betekent dit dat u wilt vasthouden aan uw gemeen- telijke programma waarin staat dat u tegen de Westrandweg bent?) Wij maken de afwegingen over de Westrandweg op het moment dat die aan de orde zijn. (De heer VAN DUIJN: Dat was toch bij de verkiezingen aan de orde?) Daarbij is voor ons ons verkiezingsprogramma de leidraad. (De heer HOOIJMAIJERS: In het programakkoord staat toch iets over de Westrandweg?) Voor zover ik weet niet. Concluderend kan ik vaststellen dat de voordracht een heldere voortzetting van bestaand beleid is. Algemene uitspraken van de Raad, de regio en het rijk uit het verleden worden nu in de praktijk gebracht bij een van de belangrijkste beslissingen waarmee wij dezer dagen te maken hebben. De milieurandvoorwaarden waarover iedereen, ook Zaanstad, Noord-Holland en het bedrijfsleven, het eens was, worden gelegd naast een trajectnota die die randvoorwaarden uit het oog verloren heeft. In die trajectnota wordt nog slechts met één doelstelling gerekend, terwijl de andere doelstellingen zijn vertaald in reeds vastliggende maar ontoereikende maatregelen. Daardoor is geen evenwich- tige keuze mogelijk binnen de marges van de nota. De beslissing om geen van de voorliggende alternatieven te kiezen is daarom consequent en consistent. GroenLinks heeft zich in de discussie tot nu toe steeds tegen uitbreiding van de Coentunnel uitgesproken vanwege de mobiliteitsaanzuigende werking die een dergelijke uitbreiding met zich brengt en de effecten op het milieu die daarvan dan weer het gevolg zijn. Als de heer Hooijmaijers ons feliciteert met het feit dat met dit voorstel blijkbaar onze doelstelling wordt behaald, heeft hij er blijkbaar meer vertrouwen in dat rekeningrijden, OV-alternatie- ven en doelgroepstroken werken dan het College en dat dit dus tot afstel van de uitbreiding zou kunnen leiden. Ik hoop dat hij daarin gelijk heeft. Wij toetsen aan die effecten. Het College heeft dit ook gedaan in de voordracht en komt tot de conclusie dat wat in de trajectnota is aangegeven niet voldoet. Binnen de gegeven kaders is dat de beste reactie die mogelijk is en in die zin kunnen wij ons vinden in de voordracht van het College. De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb in de jaren '80 behoord tot de groep beruchte filetijgers bij de Coentunnel. Ik woonde bij de noordelijke uitgang van de tunnel en ik werkte aan de zuidkant. Openbaar vervoer was geen optie. Met de auto stond ik weliswaar gemiddeld een kwartier in de file, zowel 's avonds als 's ochtends, maar eerst een bus naar Centraal Station en dan via een aantal trams naar mijn werk vice versa kostte mij ongeveer de dubbele tijd. In die tijd heb ik vaak vloekend op de overheid de file getrotseerd: waarom werd die tunnel niet breder gemaakt en werden er niet meer tunnels gebouwd? In de file staan is toch ook slecht voor het milieu. Tot zover de emoties. Bij de voor ons liggende voordracht gaat het om een rationele benadering van het probleem. In de kern is het een verdelingsprobleem. Indien wonen en werken samen gelijkmatig over het land zouden worden verdeeld, zouden wij deze discussie niet behoeven te voeren. Naar de mening van mijn fractie is dit dan ook de uitdaging voor de komende decennia. Als wij in dit land voort- durend blijven toestaan dat wonen en werken uit elkaar worden getrokken, zullen wij van het ene congestieprobleem naar het andere blijven hollen. Als wij toestaan dat het beschikbare geld voor infrastructuur vooral opgaat aan prestigeprojecten, zoals de Betuwelijn, de hoge-snelheidslijn, niet te verge- ten de Noord-Zuidlijn en projecten die het autoverkeer stimuleren - ik denk aan de huidige discussie over verdere privatisering van het streekvervoer - in plaats van goedkoop en snel openbaar vervoer, waar de massa van de burgers baat bij heeft, dan zullen de discussies als die van vandaag niet meer betekenen dan dweilen met de kraan open. De kraan staat namelijk nog steeds wagenwijd open. De voorliggende oplossing poogt die kraan een beetje dicht te draaien door, vooruitlopend op uitbreiding van de Coentunnel, zaken als de aanleg van de Westrandweg, de verlengde Westrandweg, de Hemboog, het aanleg- gen van busstations en een onderzoek naar de mogelijkheden van een versnelde aanleg van de Zuidwestboog. Zonder hiermee te willen aangeven dat elke genoemde optie de volledige instemming van mijn fractie heeft, stel ik wel vast, dat dit een verdienstelijke poging is om de problematiek in de kern aan te pakken. De aanpak van het dichtdraaien van de kraan heeft onze instemming. Ik kom nu aan het advies aan de minister zoals het College dit aan ons voorlegt. Het besluit onder I heeft onze instemming. Ook met het besluit onder IIa zijn wij het eens, evenals met dat onder IIb, met de aantekening dat accijnsverhogingen zonder meer en ook rekeningrijden problematisch zijn. Rekeningrijden kan leiden tot sluipverkeer, hetgeen ook weer slecht is voor de leefbaarheid. Accijnsverhogingen treffen vaak de mensen met de laagste inkomens het hardst. Ik krijg graag een toelichting van de wethouder op de twee laatstgenoemde zaken. Met het besluit onder III zijn wij het niet eens, niet vanwege het gevoel van chantage dat de fractie van de VVD hierbij had, maar omdat voor het geld dat het project Noord-Zuidlijn kost veel meer aan goed en snel openbaar vervoer is te organiseren. Wij zijn het eens met het besluit onder IVa, waarbij ik de hoop uitspreek dat de Brettenzone kan worden ontzien. Ook met het besluit onder IVb zijn wij het eens. Ik zou er echter nog een vijfde punt aan willen toevoegen, namelijk over zaken als doortrekken van de Ringlijn naar Zaanstad, bedrijven actief benaderen met het doel hen over te halen grootgebruikerscontracten af te sluiten, pontverbindingen, bestaande openbaar-vervoerverbindingen verbeteren qua capaciteit en kwaliteit en verbetering van voorzieningen voor het voor- en natransport. Ik wil de wethouder vragen, zijn mening te geven over met name dit vijfde advies dat ik aan het besluit zou willen toevoegen. Tenslotte ben ik benieuwd naar de reactie van de wethouder op het persbe- richt dat zojuist door mevr. Hofmeijer werd genoemd. De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Onze fractie is uitermate consistent. Wij zijn altijd al tegen uitbreiding van de Coentunnel en de aanleg van de Westrandweg geweest, dus als wij de concept-raadsvoordracht net zo hadden geïnterpreteerd als de heer Goedhart, namelijk als sabotage, had het College onmiddellijk op onze steun kunnen rekenen. Wij kijken er echter toch iets anders tegenaan. Wij prijzen en loven de kritiek van het College op de trajectnota, waarin het de opstellers verwijt, uitermate eenzijdig te zijn en niet, zoals het SVV - waarop wij overigens ook kritiek hebben - gelijke- lijk de bereikbaarheidsdoelstelling laten meewegen met de leefbaarheidsdoel- stelling, maar zich uitsluitend fixeren op het terugdringen van de filekans tot onder de 5%. Wij zitten veel minder met dat probleem van de files. Wij denken dat de ergernis voor mensen, die op zichzelf vervelend is, op den duur ook mensen kan dwingen eens te zoeken naar alternatieven voor de auto. Dat is hard nodig. Mevr. Hofmeijer memoreerde al terecht het onderzoek van het ministerie. De wethouder mocht van de heer Hooijmaijers niet zeggen dat automobilisten vrijwillig in de file staan, maar 35% in de Randstad doet dit wel degelijk vrijwillig, want die hebben een goed alternatief in het openbaar vervoer. (De heer HOOIJMAIJERS: Bij de Coentunnel geldt, dat zes van de tien mensen al in het openbaar vervoer zitten. Nog meer kan niet. Dan moeten wij eerst eens beginnen om bijvoorbeeld het busstation aan te leggen.) Ik kom daarop terug. Ik ondersteun namelijk het College van harte in het voornemen om de minister te adviseren, met grote kracht een aantal projecten op het gebied van het openbaar vervoer en maatregelen op het terrein van flankerend beleid door te voeren. Het is inderdaad waar, dat de voorstellen in de trajectnota uitermate eenzijdig zijn en de automobiliteit enorm doen toenemen. Dit geldt ook voor de uitstoot van gassen die daarmee gepaard gaat. Om die reden menen wij, dat met de voordracht sprake is van een stap in de goede richting; de voordracht is beter dan waarop wij hadden durven hopen. Echter, wij zouden nog wat consequenter willen zijn. In de besluiten onder I en II is sprake van een, zij het beperkte, uitbreiding van de Coentunnel. Wij zouden stellen dat wij het eens zijn met maatregelen als versnelde aanleg van de Hemboog, rekeningrijden en andere maatregelen op het gebied van flankerend beleid, om vervolgens na te gaan of het überhaupt nog nodig is de Coentunnel uit te breiden. Wij zijn daarvan vooralsnog helemaal niet overtuigd. De voordracht van het College behelst wel degelijk een (beperkte) uitbreiding van de tunnel. Ik stel voor, dan consequenter te zijn en eerst de andere maatregelen te nemen. Ik herinner ook aan het onderzoek van het Milieucentrum Amsterdam. Dat wijst uit dat vooralsnog helemaal niet vaststaat dat het nood- zakelijk is die uitbreiding te realiseren. Wat voor ons onverteerbaar is, is de aanleg van de Westrandweg. Wij geloven absoluut niet, dat men met de aanleg daarvan de Brettenzone en het Geuzenbos nog kan ontzien. Dat zijn heel kwetsbare gebieden. Om die reden zeggen wij, dat de aanleg van die weg onverteerbaar is. Overigens vinden wij ook, dat het College zichzelf een beetje tegenspreekt, omdat men met die aanleg natuurlijk, hoe dan ook, meer automobiliteit aantrekt. (Mevr. BOERLAGE: Hoe zit het toch met die overbouwing van de A10? Daarvoor was de Westrandweg toch juist zo geschikt? Ik denk aan bij- voorbeeld het vervoer van gevaarlijke stoffen.) Ik ben niet de specialist als het gaat om overbouwing van de Ringweg. (Wethouder STADIG: De heer Van Duijn is dat wel en die zit naast u. Hij zal het moeten bevestigen.) (De heer VAN DUIJN: Het is een kwestie van goed beton, waardoor het probleem van transport van explosieve stoffen beperkt kan blijven. Ik denk ook aan explosieluiken.) (Wethouder STADIG: Zou u boven een explosieluik willen wonen?) (De heer VAN DUIJN: Graag!) (De VOORZITTER: De heer Van Duijn is een explosieluik!) In ieder geval laat onze fractie zich niet chanteren door te zeggen dat wij voor aanleg van de Westrandweg zouden moeten zijn omdat anders een ander onderdeel uit ons programma, namelijk de overkluizing van de Ringweg niet zou kunnen. (Mevr. BOERLAGE: Dat zou ik nu juist consequent vinden.) Onze opvatting over wat consequent en consistent is, is kennelijk een andere dan de uwe. Concluderend merk ik op, dat wij het prijzenswaardig vinden dat het College deze kritiek op de trajectnota levert en eerst duidelijkheid wil over een aantal investeringen op het gebied van het openbaar vervoer. Wij zouden echter bij een en ander graag een verdere stap hebben gezien. Wij zouden eerst maatregelen voor het openbaar vervoer willen zien om, als die er zijn, met name de aanleg van de Hemboog, te kijken wat het effect daarvan is. Mijn fractie is er vooralsnog niet van overtuigd dat überhaupt verbreding van de Coentunnel nodig is. Wethouder KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. Ik pieker nog wat na over mijn kleine stapje in de goede richting, naar rechts, waarover de heer Hooijmai- jers sprak. Ik wijs erop dat er ter rechterzijde van mij nog een zo onge- looflijk grote ruimte is, dat een klein stapje bijna niet waarneembaar moet zijn. Ik zou echter zeggen: tel uw zegeningen. Kennelijk kom ik meer naar de heer Hooijmaijers toe. Dat is ook niet zo gek. De voordracht die ik als wethouder mag verdedigen, is uitgebracht namens het College en het College heeft bij het opstellen ervan niet gekeken naar het programma van een van de collegepartijen, maar naar het collegeprogramma in het algemeen en naar besluiten van de Raad over verbreding van de Coentunnel in het verleden. Het College heeft de voordracht daaraan getoetst. Men kan natuurlijk van alles opdiepen uit het archief, maar ik wil toch graag aangeven, welke hoofdlijn het College voor ogen heeft. Oudere discussies uit de jaren '80 laat ik even terzijde. Die gingen bijvoorbeeld over een vierbaansweg die anderen wilden, maar discussie bleek niks op te leveren, zoals wij nu kunnen lezen. Gelukkig is dat alles toen niet doorgegaan. Ik kom dan tot de meest recente uitspraak van de Raad, namelijk uit 1993. Toen lag er het RVVP, met daarin een aantal omschrijvingen over uitbreiding van de Coentunnel en ook een daaraan ten grondslag liggend rekenmodel, dat overigens niet ter besluitvorming voorlag. Op dat moment heeft de Raad, toen er de voordracht lag waaruit de heer Hooijmaijers heeft geciteerd, een klip en klare uitspraak willen doen. Die uitspraak was overigens niet unaniem, maar was een meerderheidsbeslissing, namelijk om opnieuw uit te spreken, evenals in 1990, dat uitbreiding gewenst was ten behoeve van de doorstroming van het economisch noodzakelijke verkeer, maar dat die uitbreiding niet op een zodanige manier moest plaatsvinden dat daarmee ook extra woon-werkverkeer zou worden aangetrokken. Zo is de beslis- sing ook voorgelegd aan de regio. Bij de behandeling van het RVVP in de regioraad zijn alle reacties verwerkt en de regioraad heeft een en ander, zij het in iets gematigder bewoordingen, overgenomen, door niet te zeggen dat uitbreiding van de Coentunnel niet zou mogen leiden tot enige uitbreiding van het woon-werkverkeer, maar door te stellen dat het wel de bedoeling was tot een zodanige uitbreidingsvariant te komen dat een en ander zou samengaan met het algemene streven, de groei van de automobiliteit te beperken en niet extra te accommoderen. Dat was de stand van zaken als het gaat om de politie- ke besluitvorming. Er is de afgelopen jaren uiteraard veel overleg gevoerd over de trajectnota. Daarbij is het gemeentebestuur van Amsterdam op diverse momenten betrokken geweest en het heeft ingebracht wat wij graag uitgezocht wilden zien, dit tegen de achtergrond van het door ons gewenste beleid. Er is onder meer een discussie gevoerd over de vraag, hoe scherp men een flankerend beleid zou kunnen inzetten. Ik noem openbaar vervoer, rekeningrijden enz. Het scherpste pakket dat er toen lag was het z.g. INVERNO-pakket, overigens een pakket dat door de vervoerregio's in Noord-Holland, samen met de provincie, als toekomstgericht pakket was ontwikkeld. Rijkswaterstaat was daar toen ook namens de minister de grote voorvechter van. Wij hebben in de discussie onder andere ingebracht dat een variant voor de toekomst, gebaseerd op het INVERNO- pakket, toch zeker ook mee zou moeten lopen. (De heer HOOIJMAIJERS: Toevallig zat ik in een wat andere rol bij al die discussies en het spijt mij, maar er zaten twee mensen namens Amsterdam, een wethouder en een ambtenaar - ik zou precies kunnen vertellen wie dat waren - maar zij hebben op geen enkel moment iets ingebracht, nooit. Er zijn meer dan 400 alternatieven de projectgroep Coentunnel gepasseerd. Ik ben er steeds bij geweest en ik had er geen enkel belang bij om iets anders te vinden, maar het is absoluut niet naar voren gekomen. Sterker nog, Amsterdam en ook anderen hebben niet geprotesteerd tegen het teruggaan van die 400 alternatieven naar slechts 5.) Ik kom nog op die 5 alternatieven. Ik heb zelf niet bij die discussies gezeten, maar weet wel wat is vastgesteld door organen van dit gemeentebe- stuur, door het College, door de Raad of door de commissie van advies. Ik heb ook kennisgenomen van de schriftelijke stukken daarover. (De heer HOOIJMAIJERS: U had het over hetgeen door Amsterdam was ingebracht.) Ik sprak over het INVERNO-pakket. In deze nota staat ook, dat dit niet voor rekening van Amsterdam, maar voor rekening van Rijkswaterstaat moet worden uitgezocht. De minister stelt nu dat dit pakket niet mag omdat het geen uitgangspunt is. Er is een koerswijziging geweest bij het ministerie. In 1993 riep men nog, dat wij het moesten doen en dat wij in de regio niet scherp genoeg waren. Een paar jaar later mocht het helemaal niet meer worden uitgezocht, omdat het niet reëel was, aangezien er geen landelijke politieke besluitvorming aan ten grondslag lag. Dat was geen Amsterdamse inbreng of conclusie, maar die is medegedeeld. (De heer HOOIJMAIJERS: Dat is allemaal waar, maar het is niet zo dat er een Amsterdamse inbreng is geweest. Dat was gedurende de hele periode van meer dan vier jaar niet het geval!) Dat het INVERNO-pakket zou moeten worden uitgezocht, is wel degelijk in het proces de Amsterdamse inbreng geweest. Door anderen, met name Rijkswater- staat, is dat echter helaas tot niet reëel verklaard en buiten haakjes gezet. Wij hebben op dat punt nooit een bestuurlijk standpunt ingenomen. Naderhand is er een fase geweest - u noemde die zojuist - waarin is teruggegaan tot een vier- of vijftal modellen, die verder zouden moeten worden bestudeerd. De commissie van advies heeft daarover in maart 1997 geadviseerd. Naderhand is dit ook door het College doorgegeven. De kern van dat advies was om, naast een aantal varianten die verder werden bestudeerd, ook de variant van meer openbaar vervoer te betrekken, gekoppeld aan het z.g. herverdelingsalterna- tief, dat wil zeggen een andere benutting van de tunnels die er al zijn. Er was ons namelijk na de tussenstudies verteld, dat dit een reëler model was dan alleen een OV-plusmodel. De commissie heeft toen gesteld dat het College zou moeten adviseren, dit alternatief naast die andere te onderzoeken. (De heer HOOIJMAIJERS: Dat laatste is nu juist niet gebeurd. De raadscommissie heeft het wel besloten - dat is juist - maar het is niet ingebracht in de desbetreffende commissie voor de Coentunnel.) Als u nu in uw hoedanigheid van raadslid die kritiek levert - ik kan dat niet beoordelen - betreur ik het dat u indertijd van dit ernstig falen van het vorige College de Raad niet op de hoogte hebt gesteld, maar dit pas nu, enkele jaren later, meent te moeten onthullen. (De heer HOOIJMAIJERS: Ik heb inderdaad gemeend dit te moeten medede- len aan het College. Ik ben op een vrijdag komen opdraven en heb het in het College gemeld. Dat moet zijn na te gaan. Wel was het de vraag of ik het zou moeten melden aan de Raad danwel aan het College. Omdat het mij was gevraagd door het College, heb ik het daar gemeld.) Wellicht kan ik het vinden in de collegestukken. Ik had daartoe toen geen toegang, maar nu wel. Ik beperk mij voorlopig tot de waarneming dat het ge- meentebestuur - de Raad - bij die advisering, waarom ook door Rijkswaterstaat was gevraagd, heeft aangegeven dat men op die toer kon voortgaan en aparte OV-varianten kanslozer zouden zijn. Dat is overigens ook metterdaad gebeurd. Die variant is in het traject verder bestudeerd. Daar lagen geen politieke standpunten van Amsterdam achter, anders dan die ik noemde. Het zou ook onbe- hoorlijk zijn geweest als mensen, buiten de Gemeenteraad of buiten de ROA- raad of Provinciale Staten om, wanneer zij worden gevraagd mee te praten in een studietraject, zij zich zouden hebben gebonden aan welke uitkomst dan ook. Ware dat zo, dan zou het nu ook zeer onfatsoenlijk zijn geweest dat de minister ons als gemeentebestuur van Amsterdam een brief stuurt met de mededeling: onder mijn leiding is nu een trajectnota gemaakt en wat vindt u daarvan? Dat had niet gekund als er kennelijk achter gesloten deuren iets zou zijn afgesproken. Noch van de kant van de gemeente kan dit hebben plaatsge- vonden, noch van de kant van de minister. Als men meent dat dit wel het geval is geweest, zou er een fake-vertoning door het Kabinet zijn opgevoerd in de richting van de desbetreffende gemeenten. Ik houdt dit Kabinet daar niet voor, evenmin als het vorige Kabinet. Na die advisering komt er dus uiteindelijk een trajectnota, waarvan door de minister aan de drie betrokken gemeenten, aan het ROA en aan de provincie wordt gevraagd, daarover te adviseren. Er is ook nog een inspraakronde. Er is nog geen definitief standpunt van de minister; dan behoefde zij niet al die vragen te stellen. Het gaat om een trajectnota van het Kabinet, onder verant- woordelijkheid van de twee eerstverantwoordelijke ministers. Verder is er een verzoek om dit te beoordelen. Dat proberen wij te doen met onze voordracht. Wij leggen die naast de uitspraken die er liggen en vergelijken het ook met rijksbeleid, de dubbeldoelstelling in het SVV. Wij trekken dan als College een conclusie. Wij vragen de Raad door instemming met deze voordracht die te onderschrijven. De twee voorkeursvarianten, met een aantal sub-mogelijkheden waarover nu ons oordeel wordt gevraagd - andere kunnen wij in de procedure nu niet kiezen: tweemaal vijf stroken of tweemaal zes stroken - voldoen wel aan de ene doelstelling, namelijk verbetering van de doorstromingskansen voor het economisch noodzakelijk verkeer, maar omdat alle mogelijkheden om dit speci- fiek zo te doen volgens Rijkswaterstaat uitgesloten zijn, leidt dit gelijk- tijdig tot een voorstel tot een zo vergaande uitbreiding dat bovenop de autonome groei van het verkeer er nog veel meer ander verkeer, ook woon- werkverkeer, bijkomt. Dat moet dan vervolgens ook weer worden opgevangen. Vandaar dat men nu al spreekt over een tweede en derde Coentunnel, van vier naar twaalf stroken. Dit heeft dan vervolgens echter als resultaat dat andere doelstellingen, zijnde beperking van de stroom woon-werkverkeer de stad in, ook vanwege de bereikbaarheid en de economische ontwikkeling in de stad, en doelstellingen met betrekking tot het milieu en de hoeveelheid uitstoot van schadelijke stoffen - wij hebben die ook vastgelegd in ons programakkoord - van geen kanten worden gehaald. Integendeel, in de variant die nu wordt voor- gelegd wordt zouden, in afwijking van de autonome groei, die ook al tot meer vervuiling en tot meer woon-werkverkeer in de stad leidt, daar bovenop die problemen nog eens worden verergerd. (De heer HOOIJMAIJERS: Dat is die 9%?) Dat is geen 9%, zoals uit de tabellen blijkt. Het is een zeer aanzienlijk extra percentage. Men kan discussiëren over de vraag of men dit moet meten met als peiljaar 1986 - dan is het ongeveer 30% - danwel met als peiljaar 1992; in het laatste geval is het 20%. (De heer HOOIJMAIJERS: In het stuk van het ROA gaat het om 9%.) Dat klopt niet. Ik wil u dat nu juist uitleggen. (De heer HOOIJMAIJERS: U bent daar bestuurslid, ik niet!) Het is een advies waaraan ik, zoals ik in het openbaar heb medegedeeld, mijn instemming niet heb gegeven. Als men het gaat meten ten opzichte van het totaal dat ontstaat, inclusief de autonome groei, kan men zeggen dat het - afhankelijk van hoe men afrondt - gaat om 9%. Ten opzichte van wat er nu aan automobiliteit en uitstoot is gaat het evenwel om circa 20%. Ten opzichte van het peiljaar waarvan men destijds uitging, ook wat de milieudoelstellingen betreft, gaat het om circa 30%. Dat is een gevolg van het feit dat het verkeer ook zonder die uitbreidingen al steeds groeit. Wij kunnen, zoals mevr. Hofmeijer al zei, lang met cijfers goochelen, maar het gaat er in werkelijkheid om, dat er een zeer grote groei te verwachten is in de Coentun- nel, ook zonder enige uitbreiding. De beweringen dat de economie ten noorden ervan vastloopt en dat niemand er meer gaat rijden zijn in strijd met deze trajectnota. Men verwacht ook in de huidige situatie nog een zeer aanzienlij- ke groei van zowel het economisch verkeer als het woon-werkverkeer. Daar bovenop zou er door de uitbreiding dan een extra groei komen. Netto komt het erop neer dat wat wij zouden winnen op de A10-West en dus ook in de stad door de Westrandweg aan te leggen en een deel van het verkeer om te leiden, weer verloren zou gaan doordat wij door de uitbreiding extra verkeer in de richting van de stad zouden aantrekken. Als dat de keuze is in de trajectno- ta, is die onzes inziens zodanig in strijd met de dubbeldoelstelling op althans dit ene punt, dat dit een ongewenste variant is, tenzij men zegt dat die ook kan. De heer Goedhart heeft dit in de commissie naar mijn oordeel wat meer rechttoe rechtaan gedaan dan nu. Hij stelde dat uit de trajectnota blijkt dat wat wij graag zouden willen met doelgroepen niet kan en dat men dus moet kiezen: dan toch maar die bereikbaarheid voor iedereen vanwege het economische belang en de andere doelstelling niet. Dat kan men zeggen. Men wijkt dan af van de oude dubbeldoelstelling, die niet alleen wij, maar ook de provincie, het rijk en het ROA hadden, omdat die niet haalbaar is. (De heer GOEDHART: Althans niet gelijktijdig.) Uit de studie blijkt dat men er veel extra uitstoot mee oproept. (De heer GOEDHART: De wethouder pleit er zelf voor, nader onderzoek te doen!) Wij pleiten ervoor een andere variant uit te werken. (De heer GOEDHART: Kunt u nader toelichten, hoe naar uw idee de doelgroepvariant eruit zou kunnen zien?) Daar kom ik nog op. (De heer HOOIJMAIJERS: Als u met uw bewering gelijk hebt, waarom is dan zelfs de FNV het niet met u eens? Is die vakorganisatie dan gek?) Ik heb er zelf, zoals bekend, jaren gewerkt, maar ik zou niet willen zeggen dat alle adviezen van de FNV in orde zijn. Wel wijs ik erop dat mij is opgevallen dat, anders dan u zojuist zei, de FNV niet heeft geadviseerd tot de grootst mogelijke uitbreiding. Zij heeft in de commissie heel expliciet aangegeven dat men het meest milieuvriendelijke alternatief wenste. (De heer HOOIJMAIJERS: De FNV doet hetzelfde als u: oorspronkelijk was men helemaal niet voor en nu is men voor de 8-baans oplossing.) (De VOORZITTER (orde): Ik wijs de Raad erop dat het inmiddels 15.30 uur is en dat het debat twee uur gaande is. Ik ben niet van plan om het vanwege alle interrupties tot een avondzitting te laten komen. De discussie is al lang gaande, ook in de commissie, en gaat zo nu en dan tot een grote technische hoogte. Ik meen dat het goed zou zijn, het debat hier op hoofdlijnen te voeren.) (De heer BIJLSMA: De heer Hooijmaijers was niet in de commissieverga- dering aanwezig. Vandaar dat wij dan hier dit soort debatten moeten voeren.) (De VOORZITTER: Waarom de heer Hooijmaijers daar niet was, interes- seert mij niet.) (De heer HOOIJMAIJERS: Ik wil er best op ingaan. Ik vind dat een raadslid ergens behoort te zijn, zeker ook in een commissievergade- ring, maar dan moet het wel een uitgeschreven vergadering zijn, op een tijdstip dat men er kan zijn. Raadsleden hebben ook hun werk.) (De VOORZITTER: Wij kunnen nu tot 17 uur spreken over de vraag of iemand wel of niet terecht in een vergadering afwezig was. De situatie is nu als volgt: of ik verbied iedere vorm van interruptie - ik weiger namelijk een avondzitting in te lassen als gevolg van interrupties - of ik sluit de vergadering om 17 uur en houd de rest van de agenda aan tot de volgende vergadering. Met andere woorden: wil de Raad zich tot het uiterste beperken in interrupties. De standpunten liggen naar mijn indruk zo vast, dat er nauwelijks mogelijkheden zijn om tot overeenstemming te komen. Er liggen twee moties en daarover zullen uitspraken worden gedaan. Ik stel voor, dat de wethouder nu gelegenheid krijgt om zijn antwoord te voltooien.) Ik zal mijn betoog voortzetten door de afzonderlijke sprekers achtereen- volgens te beantwoorden. Mevr. Van Oudenallen heeft gesteld dat de minister heeft geroepen dat zij al 45 miljard gulden voor subsidie moet beoordelen en slechts 12 miljard gulden mag uitgeven. Om meer exact te zijn: ook dat laatste mag zij eigenlijk niet, want dit is het voor de komende twaalf jaar geplande bedrag. Dat bedrag is er voor de genoemde periode in de meerjarenschema's van het rijk extra te verdelen voor openbaar vervoer en wegen gezamenlijk. De vraag was, of het feit dat wij nu niet tot eenduidige advisering komen er niet toe zal leiden dat wij de verbreding van de Coentunnel dan wel kunnen vergeten. Dat weet ik niet. Dat ligt in ieder geval niet aan ons. Het College geeft een heel duidelijk antwoord, namelijk om alsnog met een variant te komen - dat zou ook snel kunnen - die meer voldoet aan de dubbeldoelstelling dan wat er nu ligt. De planningen betreffen de komende twaalf jaar. Het feit dat het uitwerken van die variant nog zes of twaalf maanden, inclusief inspraak, zou kunnen kosten, doet aan de uitvoering verder niet veel af. De discussie gaat over de vraag of er voor de Coentunnel voor de komende twaalf jaar - voor de komende vier jaar is geen enkele financiering voorzien - geld moet worden opgenomen. Daarop dringen wij nog steeds aan bij het ministerie. (Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijn vraag is: vindt u nu niet dat u door het opnemen van dit ene zinnetje vrijwel alles op het spel zet?) Dat vind ik niet; anders had ik het ook zo niet gedaan. (Mevr. VAN OUDENALLEN: Dan is mijn vraag beantwoord.) Het gaat om de Coentunnel. Wij stellen dan dat een andere variant nog enige tijd zal kosten, maar op basis van wat er bekend is met betrekking tot de financiering leidt dit niet tot enige vertraging. De discussie gaat niet over de vraag of de uitbreiding volgend jaar zou kunnen beginnen, maar over de vraag of er in de periode tussen 2002 en 2010 alsnog geld kan komen. Het reserveren van bedragen daarvoor verdraagt zich heel wel met het uitwerken van een beperktere variant, sterker nog, aangezien die minder geld kost is het gemakkelijker die in de meerjarenschema's in te passen dan wat nu voor- ligt. Dat standpunt hebben wij de afgelopen maanden ook diverse malen aan het ministerie doorgegeven. De heer Goedhart sprak over saboteren van de uitbreiding van de Coentun- nel. Hij neemt daarmee, zeker voor zijn doen, nogal woorden in de mond. Ik meen dat hij die op ons standpunt niet kan baseren; hij moet dus aan iets anders denken. Ons standpunt is dat wij desgevraagd adviseren. Wij stellen dan dat wat wij adviseren vrij snel kan. Wij blijven erop hameren, voor de uitbreiding ten behoeve van economisch noodzakelijk verkeer wel geld op de meerjarenbegroting van het rijk op te nemen. Over eventuele medewerking van Amsterdam aan welk besluit dan ook wordt met geen letter gerept; dat is ook helemaal niet aan de orde. Waarom het woord "saboteren" valt is mij dan ook niet duidelijk. (De heer GOEDHART: Ik denk dat in de gegeven omstandigheden, na een studie als die in de trajectnota, een advies van het College als het onderhavige, zonder nadere uitwerking, een variant betreft die door het rijk onmogelijk zal worden geacht. Dat noem ik dan een soort van sabotage, met name omdat die doelgroepenvariant totaal niet wordt uitgewerkt. Het is wel heel onwaarschijnlijk dat zoiets tot resultaat zou kunnen leiden. In mijn amendement heb ik de verdere uitwerking dan ook opgenomen. Als iets dergelijks aantoonbaar mogelijk is, zal dit de zaak voor ons heel anders maken.) Ons wordt gevraagd om een advies. Wij zeggen dat wij niet willen kiezen tussen de twee voorkeursvarianten, aangezien die naar ons oordeel niet voldoen aan de gezamenlijke uitgangspunten. Als u dan een dergelijk advies sabotage noemt, komt het erop neer dat, als ons om advies wordt gevraagd en wij niet bij voorbaat ja en amen zeggen, wij bezig zouden zijn met sabotage. Dat is toch geen normale term in de bestuurlijke verhoudingen tussen een adviserend gemeentebestuur en het rijk dat om dat advies vraagt? (De heer GOEDHART: Het wekt de indruk van een vertragingsactie, door te kiezen voor een variant die wordt beschouwd als niet mogelijk. U geeft niet aan, hoe die variant volgens u wel mogelijk zou zijn.) Daar kom ik op. Wij geven dit overigens ook in onze voordracht wel degelijk aan. Wij geven aan, waarom wij het selectieproces van de varianten, zoals dat in de trajectnota zit, niet onderschrijven; wij geven ook aan op welke punten wij dat niet doen. De heer Goedhart stelde vervolgens dat de economische groei de groei de mobiliteit zou bepalen, zodat het wat dat betreft niet veel uitmaakt of wij wel of niet gaan uitbreiden. Dat is nu echter juist niet waar. Uit de trajectnota zelf blijkt dat met de daar voorgestelde varianten de mobili- teitsgroei extra wordt aangewakkerd. Dat is ook onze kritiek. (De heer GOEDHART: U doelt op 9% extra ten opzichte van de autonome groei.) Over de percentages hebben wij al gesproken. Men kan zeggen dat het, als wij het eerst verdubbelen, vervolgens nog 9% is. (De heer GOEDHART: De verdubbeling is autonome groei.) Als wij het meten ten opzichte van de situatie zoals die nu bestaat, zowel qua uitstoot als qua belasting van het wegennet, is het een extra groei van ongeveer 20%. De doelstellingen voor bijvoorbeeld CO2-uitstoot is echter juist, die in dezelfde planperiode met 10% te beperken. (De heer GOEDHART: Dat vinden wij een onderwerp van rijksbeleid, ter beperking van de mobiliteitsgroei. Het is toch een onmogelijke op- dracht om dit allemaal bij de Coentunnel te laten samenkomen? Afge- zien van wat men daar doet, moet men sowieso een beleid voeren met betrekking tot de mobiliteitsgroei; dat strekt zich veel verder uit. Het gevaar bestaat dat men, als men alles op de Coentunnel concentreert, negatieve effecten krijgt voor de economie. Dat is de fundamentele keuze die u maakt.) De fundamentele keuze bij dergelijke grote projecten, waarbij ons om advies wordt gevraagd en er een MER is, is of wij überhaupt de milieu- effecten mogen meerekenen. Men kan ook stellen dat het per afzonderlijk project toch niet zo hard telt, zodat men het wel buiten haakjes kan laten. Dat zie ik echter als een verkeerde benadering. Overigens wordt ons ook gevraagd dit mee te wegen. Er is een MER en ons wordt gevraagd, de zaak te toetsen aan de twee doelstellingen. Als wij van grote projecten als dit stellen dat het voor het milieu allemaal niet zoveel uitmaakt, vraag ik mij af: wanneer dan wel? Kennelijk geldt dat dan altijd elders, echter niet bij het project dat op een gegeven moment aan de orde is. U kiest er dan voor om de milieudoelstellingen buiten haakjes te zetten; dat is een andere politieke afweging dan het College aan de Raad voorlegt. (De heer GOEDHART: Wij zetten die niet buiten haakjes, maar wij zeggen wel dat, als men die doelstellingen met deze tunnel niet kan halen, dit op een andere wijze zal moeten gebeuren. Ik acht het onzinnig dit te concentreren op de Coentunnel, zodat het daar vanzelf vastloopt.) Als wij het op een andere wijze doen, leidt dit ertoe dat er minder autoverkeer gaat rijden. Dan is die verbreding naar twaalf stroken niet nodig. U redeneert als het ware in cirkels. (De heer GOEDHART: De tijd om dat te proberen is na 13 jaar praten over de Coentunnel wat krap geworden!) U wilt één doelstelling opgeven. Dat is uw goed recht, maar wij willen dat niet. Wij toetsen, overigens desgevraagd door de minister, ook aan die doelstelling en wij zullen dat graag blijven doen. (De heer NIAMUT: Het is een simpele constatering dat er verschil van optiek is tussen de CDA-fractie en het College. U moet niet proberen, met uw argumentatie mijn fractie tot andere gedachten te brengen of iets aan te wrijven in die zin dat wij de milieudoelstellingen over- boord zouden willen gooien. Dat is namelijk niet het geval.) Dat doet u in mijn ogen wel. Ik heb daarvoor argumenten gegeven en in tweede termijn kunt u desgewenst uitleggen waarom ik het helemaal verkeerd zie. Wellicht overtuigt u dan mij; dat is toch de bedoeling van een discussie als deze. De heer Goedhart haalt vervolgens het programakkoord aan, waarin staat dat bevorderd zal worden dat "ten spoedigste zal worden beslist". Dat is correct. Er staat echter niet, dat zal worden bevorderd, ten spoedigste de maximale uitbreiding door te voeren. Wij werken mee aan een spoedige beslissing en wij proberen om, als ons iets wordt gevraagd, binnen de gestelde termijnen antwoord te geven. Dan is de minister weer aan zet. Met betrekking tot de doelgroepen stelt de heer Goedhart de vraag, hoe wij ons dat voorstellen en welke variant wij willen. In de voordracht wordt aangegeven dat naar ons oordeel ten onrechte een verdergaand flankerend beleid buiten haakjes wordt gezet. In nota bene het nieuwe regeerakkoord staan allerlei maatregelen die er eerder niet in zaten. Aan flankerend beleid, dat leidt tot andere rekensommen en andere benodigde capaciteiten, zou veel meer kunnen gebeuren als dat de beleidskeuze is. Vervolgens stellen wij dat men met wat men wil met doelgroepstroken de eigen oplossing in feite onmogelijk heeft gemaakt. Eerst wordt gesteld dat het minstens tweemaal twee stroken moeten zijn. Vervolgens wordt gezegd dat men tweemaal twee stroken niet kan vervlechten en dat doelgroepstroken dus niet haalbaar zijn. Daarop antwoorden wij dat in de eerste plaats deze redenering voor de helft van het zakelijke verkeer, dat doorgaand verkeer is, niet opgaat; daarvoor zou men een oplossing kunnen vinden. In de tweede plaats is tweemaal één doelgroep- strook, die de zaak nog voor jaren zou kunnen oplossen, geen onderzoek gedaan; die zou wellicht nog wel te vervlechten zijn. Dat is niet uitgezocht en wij dringen erop aan dit alsnog te doen. Men zou dan tot een andere variant kunnen komen. In de derde plaats geven wij aan, dat wij meer flanke- rend beleid willen dan nu voorzien als het gaat om openbaar vervoer. Ik geef toe dat men, als men alleen het laatste doorrekent, niet tot echt veel minder autoverkeer komt, echter wel als men de combinatie doorvoert. Tenslotte zeggen wij met betrekking tot het rekeningrijden dat dit moet worden inge- voerd. De herverdelingsvariant is niet goed genoeg bekeken. Men kan ook denken aan een selectief prijzenbeleid. Dan kan de totale capaciteit van de tunnels beter worden benut; dat was ook de kern van de herverdelingsvariant. Wij zien niet in, waarom die zonder meer terzijde is geschoven. Wij maken - daarvoor zijn wij niet geëquipeerd en het wordt ons ook niet gevraagd - niet voor Rijkswaterstaat de variant die het moet zijn. (De heer GOEDHART: Zo'n herverdelingsvariant leidt toch tot allerlei omrijbewegingen naar alle kanten? Ik moet er niet aan denken dat mensen die eigenlijk de Coentunnel zouden moeten nemen naar de Zeeburgertunnel gaan om vervolgens via Watergraafsmeer en Zuid te rijden.) Dat zou ook nu kunnen. Al degenen die in de file staan zouden kunnen besluiten, om te rijden. Dat doet men echter niet. De herverdelingsvariant gaat ervan uit, dat door een selectieve heffing, die bij de Coentunnel dus hoger is dan elders, een deel van het verkeer, evenals bij rekeningrijden, ervan afziet om nog langer met de auto te gaan en een kleiner deel van het noodzakelijke verkeer zal omrijden, zodat netto de milieubelasting afneemt. Dat is allemaal wel uitgezocht en het staat ook in de stukken, maar die variant is door Rijkswaterstaat terzijde gelegd. Wij stellen voor, die nader uit te werken, in combinatie met andere maatregelen. De stelling van de heer Goedhart dat heel Noord-Holland nu in opstand is wil ik toch wel even relativeren. (De heer GOEDHART: Inderdaad: behalve GroenLinks!) U schat de invloed van GroenLinks ten noorden van het Noordzeekanaal dan toch hoger in dan die al is. Ik constateer, dat het stadsdeel Amsterdam-Noord - na Zaanstad het grootste gebied - met ons samen deze voordracht heeft opge- steld. (De heer GOEDHART: In de deelraad Amsterdam-Noord is de zaak niet aan de orde geweest.) Dat klopt. De zaak wordt daar volgens afspraak tegelijk behandeld met ons. Het is echter een gezamenlijke voordracht. In de commissie is uitgelegd, waarom wij dit zo doen. Het is de bedoeling, ook tot een gezamenlijk advies aan het rijk te komen. Er is in Amsterdam-Noord ook een heel breed samenge- steld dagelijks bestuur. (De heer GOEDHART: Noord moet zich nog wel uitspreken over het ad- vies.) Inderdaad, maar ik stelde al dat er een heel breed gedragen DB is. Ik heb geen enkele aanwijzing dat de deelraad daar een en ander niet zou onder- schrijven. (De heer HOOIJMAIJERS: Men is daar net zo consequent als uw eigen partij is geweest. Het staat daar al sinds jaar en dag in het programakkoord.) Wij mogen constateren dat in het akkoord daar, heel breed gedragen, van VVD tot GroenLinks, ook uitspraken staan over uitbreiding van de Coentunnel die anders zijn dan zou blijken uit de opstand waarover de heer Goedhart het heeft. De gemeente Oostzaan, waar GroenLinks sterk is vertegenwoordigd maar geen absolute meerderheid heeft, heeft aan de raad aldaar een voorstel voorgelegd dat nog veel kritischer is. Van de drie aangeschreven gemeenten, Amsterdam, Oostzaan en Zaanstad, heeft alleen Zaanstad een voordracht opgesteld waarin staat dat het maximale aantal rijstroken dient te worden gerealiseerd. Dat is de verhouding zoals die er nu bestuurlijk ligt. Een "opstand" heb ik dan ook niet kunnen waarnemen. (De heer GOEDHART: Kunt u ook nog iets zeggen over het dagelijks bestuur van het ROA? Ook dat heeft een concept-advies opgesteld.) Dat advies wordt door een meerderheid van dat dagelijks bestuur onder- schreven en door een minderheid niet. Iedereen brengt daar per gemeente een eigen standpunt in; het is dus wel ongeveer na te tellen. In de ROA-raad zal dit ook ongeveer zo gaan. U suggereert toch niet dat de gemeente Amsterdam in meerderheid geen advies zou mogen uitbrengen als dat anders is dan dat van een meerderheid in de ROA-raad of in de gemeente Zaanstad? (De heer GOEDHART: Ik constateer wel, dat Amsterdam zich dan kennelijk van de rest van het ROA vervreemdt.) Ik constateer dat dit niet zo is, aangezien ook in andere gemeenten er langs politieke lijnen verschillend over wordt gedacht en er ook andere ge- meenten zijn die, met Amsterdam, eenzelfde advies willen uitbrengen. (De heer HOOIJMAIJERS: De heer Vreeman, burgemeester van Zaanstad, heeft in de krant gemeld dat het een bom is onder de regionale samen- werking. U kunt dan toch moeilijk zeggen dat hij het echt met ons eens is.) Dat zeg ik ook niet. Ik heb aangegeven dat de gemeente Zaanstad als enige een andere voordracht aan de raad heeft voorgelegd. Als die gemeente een bom wil leggen onder de regionale samenwerking, laat ik dat aan die gemeente over; daarvoor ben ik niet ingehuurd. (De heer VAN DUIJN: De heer Goedhart vergeet nog dat ook de gemeente Haarlemmerliede tegen uitbreiding van de Coentunnel is.) Wat hebben wij in de voordracht nu gezegd over de financiering van de Noord-Zuidlijn? De heer Hooijmaijers heeft daarover ook gesproken. Wij hebben niet meer of minder willen zeggen dan wat er letterlijk staat, namelijk dat wij, nu wij toch over deze nieuwe noord-zuidverbinding adviseren, daarbij de minister nog eens willen laten weten dat wat ons betreft de besluitvorming omtrent het hele bedrag van 1,85 miljard gulden, die al veel eerder was toegezegd, nu maar eerst tot stand moet komen. Wij gaan daar niet over. Wij adviseren alleen en de minister mag een besluit over de Coentunnel nemen wanneer zij wil. Wij stellen echter voor, dat wel eerst te doen. Dat zegt dus ook iets over een prioriteitsstelling met betrekking tot nieuwe infrastruc- tuur. Wij kunnen evenwel geen voorwaarden stellen, laat staan een dreigement uiten. Het is echter wel een politieke prioriteitsstelling die wij aan de minister, namens het gemeentebestuur, willen mededelen. (De heer HOOIJMAIJERS: U zegt toch dat u anders niet overgaat tot be- sluitvorming?) Wij gaan nu over tot besluitvorming over dit advies. (De heer HOOIJMAIJERS: Er staat: "...alvorens over te gaan tot be- sluitvorming over uitbreiding van de Coentunnel." Dat betekent toch gewoon dat men iets dan niet doet?) U moet het wel volledig lezen. Er staat ook, dat wij de minister advise- ren om, alvorens zij overgaat tot besluitvorming over uitbreiding van de Coentunnel, eerst besluitvorming te laten plaatsvinden over onze aanvraag met betrekking tot dat bedrag van 1,85 miljard gulden. Voor de rest is er aan onze kant alleen sprake van besluitvorming over ons advies, namelijk heden. Vandaag is nog niet bepaald dat de hele Noord-Zuidlijn wordt gefinancierd. (De heer HOOIJMAIJERS: Het is dus niet de bedoeling te suggereren wat ik meende te lezen. Dan zijn er toch ook geen problemen om dit te laten vervallen? De woordvoerder van de minister en de minister zelf zeggen namelijk iets anders. Zij hebben het begrepen zoals ik aangaf.) Als er mensen zijn - ik doel dan niet alleen op u maar ook op kranten - die begrippen aanvoeren als chantage enz., zonder mij eerst te vragen hoe dit moet worden geduid, en vervolgens aan de minister vragen of zij gevoelig is voor chantage, zegt de minister uiteraard dat zij dat in het geheel niet is. Daarin heeft zij zeker gelijk. Ik heb vanaf de eerste presentatie af aan een en ander klip en klaar en in het openbaar gezegd. Er staat, dat wij de minister adviseren om, alvorens over de trajectnota besluiten te nemen, eerst te besluiten over de rest van het geld voor de Noord-Zuidlijn. Dat geeft alleen voor ons een prioriteitsstelling aan. (De heer HOOIJMAIJERS: Het gaat mij erom, dat de minister aangeeft dat zij niet op het hoofdstedelijke dreigement wil ingaan.) Daarop ben ik zojuist al ingegaan: er is geen hoofdstedelijk dreigement. (De heer HOOIJMAIJERS: Wij moeten de minister overtuigen, want wij willen van haar geld. Zo is het toch? Als nu degene bij wie men komt om geld het niet eens is met de vraagstelling, past men die toch aan?) Er staat niet meer of minder dan er staat. Kennelijk willen anderen er iets anders in lezen. Als de Raad de voordracht aanneemt, zullen wij een en ander nog vertalen in een brief aan de minister; wij zullen niet zomaar de voordracht sturen. De formulering in die brief zullen wij dan zodanig kiezen dat volstrekt duidelijk is dat wij adviseren in de zin als ik zojuist heb ge- schetst. Kunnen wij daarmee dit probleem, dat er niet behoeft te zijn, nu even terzijde schuiven? (De heer HOOIJMAIJERS: Daarmee heeft u mij al een stuk gelukkiger gemaakt!) U hebt daarvoor niet eens een stapje naar links behoeven te doen. De volgende belangrijke vraag van de heer Hooijmaijers betrof de brief van Gedeputeerde Staten. Ik heb begrepen dat inmiddels de reactie van het College op die brief, die vandaag is verzonden, ook aan de raadsleden ter hand gesteld. Daarin wordt deze vraag beantwoord. Wij zijn steeds bereid geweest tot overleg in regionaal verband. De provincie heeft overigens wel alleen een standpunt in de richting van de minister ingenomen zonder enig overleg met ons. Dat is haar goed recht, maar ik constateer het wel even. Wij zijn het inhoudelijk niet eens en hebben dat in ons overleg ook geconstateerd. Ik heb niet vernomen dat op die grond andere partijen verder zouden willen werken; dat zou ook vreemd zijn. Meer dan dat is er niet aan de hand. Ik kom op de citaten uit NRC/Handelsblad. Er staat iets over het alleen noodzakelijk zijn van uitbreiding voor het economisch verkeer en vervolgens iets over vrijwillig in de file staan. In het gesprek met de betrokken journalist heb ik gezegd, dat het standpunt van het College inderdaad is gebaseerd niet op de wens om iedereen per definitie daar te kunnen laten doorrijden, maar om het deel van het zakelijke verkeer, conform de raadsuit- spraak, zoveel mogelijk filevrij te kunnen afwikkelen. Toen was de vraag van de journalist of, als al die andere mensen in het woon-werkverkeer, ondanks alle flankerend beleid en meer openbaar vervoer, in de file gaan staan, zij dit vrijwillig doen. Toen heb ik ja gezegd. De doelstelling was ook niet, al die mensen vrij baan te geven. Als men toch in die file gaat staan, is dit de eigen keuze. Ik kan hen niet verplichten thuis te blijven of het openbaar vervoer te gebruiken. In NRC/Handelsblad is dit samengevat als door de heer Hooijmaijers is geciteerd. (De heer HOOIJMAIJERS: Die mensen hebben toch verder geen alterna- tief? Wij verdienen het meeste op de model-split die wij bereiken op dat gebied. Er zijn geen andere lijnen; zolang het busstation niet is aangelegd al helemaal niet.) Als men de alternatieven voor het openbaar vervoer zoals die worden genoemd allemaal gaat aanbrengen - voor een groot deel kan dat sneller dan de Coentunnel überhaupt kan worden verbreed tot 12 stroken - is er voor het overgrote deel van de mensen in het woon-werkverkeer, namelijk 60% van de reizigers in de spits, prima openbaar vervoer. (De heer HOOIJMAIJERS: Voor die andere 40% dus niet! Er zit al 60% in het openbaar vervoer. Voor die andere 40% zijn wij nog niet klaar met onze besluitvorming...) De model-split houdt niet in, dat 60% nu al in het openbaar vervoer zit. Het is ons streven - anders vroegen wij er ook niet om - dat, als ook de Hemboog er is en er niet alleen een directe verbinding via openbaar vervoer met allerlei stations waar men met de auto heen kan rijden, ook Centraal Station en Schiphol, een nog grotere groep een nog beter openbaar vervoer te bieden dan nu al. Dan is het een keuze van mensen of zij daarvan gebruik maken of ergens in de file gaan staan. Wij hebben ook in het verleden nooit gezegd, dat wij onbeperkt iedereen die met de auto naar het werk wil zullen gaan bedienen. (De heer HOOIJMAIJERS: Ik ben het niet met u eens dat die mensen vrijwillig in de file zouden gaan staan.) Ik heb dat geschetst om duidelijk te maken voor het geval ons advies wordt uitgevoerd en mensen toch met de auto naar het werk gaan. Dat is door de journalist samengevat zoals hij heeft gedaan; journalisten vatten zaken meestal samen. Als zij al mijn tekst zouden moeten afdrukken, worden de kranten tweemaal zo dik als nu. (De VOORZITTER (orde): Ik stel voor, de wethouder nu verder niet te interrumperen. Er volgt nog een tweede termijn. Ik zal verdere inter- rupties vanaf nu onmiddellijk de kop indrukken.) Met de opmerkingen van de heer Bijlsma was ik het hoge mate eens; ik behoef die nu niet meer te herhalen, maar zal slechts ingaan op enige concrete vragen. Een van die vragen was of rekeningrijden is begrepen in de berekeningen in de trajectnota. Dat is het geval. De vraag is echter altijd, wat men bij wat optelt. In de trajectnota is ervan uitgegaan dat door allerlei prijsmaatregelen, rekeningrijden of anderszins, in totaal in de hele planperiode de variabele lasten van het autoverkeer 42% stijgen. Dat blijft dan overigens achter bij de reële inkomensontwikkeling. Het is dus niet een stimulans om hiertoe niet over te gaan. Een deel van de 42% betreft rekening- rijden, een ander deel brandstofaccijns. Relevant is echter de vraag, hoe hoog in totaal de variabele lasten zijn en in het RVVP staat dat dit veel meer moet zijn, geen 40% maar ongeveer 90% over die periode. In het INVERNO- pakket gaat het nog veel hoger. Dat is wel meegerekend, maar die variant is terzijde gelegd. In antwoord op de vraag of de doelgroepstroken mogelijk zijn heb ik al iets gezegd aan het adres van de heer Goedhart. Zoals men die heeft gedefi- nieerd kan het niet, maar op een andere manier wellicht heel goed. Over het vervoersmanagement is er een rapportage van het ROA onderweg naar de ROA-raad. Daarnaar verwijs ik. Overigens is dit slechts een deeltje van het geheel. Men kan niet stellen dat wij met vervoersmanagement de rest wel oplossen. Carpoolen verloopt teleurstellend. Men kan denken aan draconische maatre- gelen, in die zin dat er naast zakelijk verkeer alleen nog maar carpoolers door komen; dan is het probleem opgelost. Zolang men echter dergelijke draco- nische maatregelen niet wil treffen, kan carpoolen alleen maar een deel van het probleem oplossen. Er is ook gevraagd naar de stand van zaken bij de integratie van bus, tram en metro in de regionale verbindingen. Dit wordt uitgewerkt in de plannen voor Regioned, die binnen een jaar bij de ROA-raad, maar ook bij deze Raad zullen liggen. Daarbij behoort ook een verbetering van frequenties, juist op de verbindingen langs de rand van de stad, zoals die over een aan te leggen Hemboog tussen Zaanstad, de Westtak en Schiphol. Het standpunt van het College inzake rekeningrijden is: zo snel mogelijk uitvoeren van het regeerakkoord en voor 2002 uiteraard wel op een bepaalde manier de zaak uitwerken. Bij die uitwerking is het voorkomen van sluipver- keer een hard punt; anders werkt het niet. Over tariefverhogingen gaan wij niet. De heer Paquay vroeg zich af, hoe iemand met een laag inkomen dit kan betalen. Het rijksbeleid is blijkens het regeerakkoord gericht op terugploe- gen van de verhoging van de brandstofaccijns. Dit heeft tot gevolg dat de variabele lasten toenemen, maar op de een of andere manier komt het terug bij de betrokken burgers. Bij rekeningrijden geldt dit nog sterker. Wie dat per se op dat traject willen blijven doen, legt erop toe. Dat is uiteraard altijd moeilijker voor iemand met een laag inkomen, maar in totaliteit is het volgens het regeringsbeleid geen lastenverhoging voor de automobilist. Het geld wordt op een andere manier teruggesluisd. Wel moet het tot een lasten- verhoging op die plek leiden; anders heeft het geen effect en is het een zinloze bureaucratische operatie. Mevr. Hofmeijer heeft gevraagd of ik kan bevestigen wat van de kant van de MER-commissie zal worden geadviseerd. Dat kan ik niet. Men moet de betrokkene op zijn woord geloven. De heer Guit zegt al te weten wat dit advies is. Het is een advies dat als het gaat om kritiek op de trajectnota op een groot aantal punten goed spoort met de kritiek die wij hebben. Of de MER- commissie dit advies ook echt gaat uitbrengen, durf ik niet te zeggen. Zij heeft mij dit niet laten weten en het advies is ook nog niet openbaar. Een andere vraag was, of er een pakket zonder enige verbreding van de Coentunnel denkbaar is. Mijn antwoord is: ja en nee. Ja, want het rapport- Straatman klopt; als men al die dingen in deze zone tegelijk zou doen, kan men alle files wegrekenen. Nee, als men in afwachting van al die maatregelen toch meent dat het economisch verkeer sneller moet kunnen doorstromen. Dan zal een beperkte uitbreiding van de Coentunnel, met name daarvoor, onderdeel zijn van een samenhangend pakket. Dat is overigens ook in overeenstemming met eerdere raadsuitspraken. In de discussie over de Westrandweg maakt mevr. Hofmeijer een voorbehoud. Ik wacht het af. Ik verheug mij niet op dat debat, maar wij komen er tegen die tijd wel op terug. De heer Paquay heeft zich aangesloten bij de wens om eerst de verbeterin- gen in het openbaar vervoer door te voeren. Wij zijn het op dat punt eens, afgezien van de vraag of de Noord-Zuidlijn ook zo'n verbetering is. Dat is evenwel een geschil dat wij nu niet kunnen uitdiscussiëren. Ik ben het eens met de heer Paquay dat de Brettenzone bij de aanleg van de Westrandweg moet worden ontzien, al is dat niet gemakkelijk. Daarover zullen wij verder kunnen spreken bij de behandeling van de plannen voor de Westrandweg. Afgezien van de Brettenzone zijn er uiteraard andere voordelen, met name als het gaat om het omleiden van vrachtverkeer en vervoer van gevaarlijke stoffen. Grootgebruikerscontracten vormen al heel lang een actiepunt. De mate waarin dit echter wordt geboden door de zelfstandige vervoersondernemingen aan bedrijven kunnen wij als overheid, zeker als plaatselijke overheid, nauwelijks beïnvloeden. Het rijk zou dit wel kunnen doen, maar dan moet men een en ander weer bijplussen voor de vervoerbedrijven. Het doortrekken van de Ringlijn richting Zaanstad is wel een object van studie, maar tot nu toe blijkt uit de studies met betrekking tot Regioned, dat de oplossing om de Hemboog versneld aan te leggen, liefst met een station aldaar en met frequente stoptreinen, ook richting Schiphol, de optimale oplossing is in de verhouding tussen noodzakelijke investeringen en extra vervoer dat men ermee zal aantrekken. Binnen de uitwerking van Regioned zal in eerste instantie daarop dan ook worden ingezet. In het amendement van het CDA (nr. 514) wordt in belangrijke mate hetzelfde gezegd als in de voordracht. Punt IIa bevat echter een voor mij wat mysterieuze formulering. Wat wordt daarmee bedoeld? In de trajectnota staat dat de genoemde varianten worden afgewezen. Moet ik dit lezen in die zin dat ik met andere varianten moet komen die speciaal aandacht geven aan de doelgroepen? Dan is die tekst niet anders dan die van het College, hooguit wat anders geredigeerd. Of bedoelt de heer Goedhart toch een van die varianten van Rijkswaterstaat? Dan klopt het besluit onder IIa niet. De heer Goedhart duikt dan wat weg voor de keuze die er ligt. Wellicht kan hij dit in tweede termijn nog verduidelijken. Als er in feite hetzelfde staat als wat het College wil, heb ik geen bezwaar tegen het amendement, maar is het wat overbodig. In de motie van de heer Bijlsma (nr. 515) wordt gevraagd - iedereen moet de overwegingen in de motie maar zelf op waarde schatten; er zal naar ik verwacht verschillend over worden gedacht - nog een aantal andere zaken dan al in de voordracht staan te doen om het openbaar vervoer en park en ride- voorzieningen te verbeteren. Tegen die "andere dingen" heb ik verder geen bezwaar, ook gezien het feit dat vele ervan al plaatsvinden of in de planning zitten. De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Wat wij beogen is, dat wij de keuze voor uitbreiding van de tunnel willen maken. Als dat besluit is genomen, kan worden nagegaan of daarin de doelgroepenvariant kan worden ondergebracht. Naar ons gevoel zouden, als men zegt afhankelijk te zijn van de voortschrijdende techniek, daarin nog best mogelijkheden kunnen zijn gelegen. Als men veel ruimte heeft, heeft men naar ons gevoelen betere kansen dan wanneer men alles van tevoren al afkapt. In ons amendement is het besluit bij de voordracht zodanig opnieuw geredigeerd, dat niet de indruk ontstaat dat alle dingen voorwaardelijk zijn. De keuze voor uitbreiding wordt daarmee duidelijker naar voren gehaald, om verdere vertraging te voorkomen. De fractie van het CDA blijft, zoals de heer Niamut al aangaf, van mening verschillen met het College. Wij menen dat men niet milieudoelstellingen afhankelijk kan maken van de vormgeving van de Coentunnel. Men kan het wel omdraaien en proberen zoveel mogelijk de milieudoelstellingen in de vormgeving van de Coentunnel onder te brengen, maar in wezen gaat het bij het milieubeleid om een veel bredere zaak, die ook met het rijk op alle fronten moet worden nagestreefd. Dat moet men niet hier concentreren, want dan lost men het probleem dat er is met betrekking tot de congestie niet op en dat heeft negatieve effecten op de economie en de werkgelegenheid in de regio Amsterdam. Wij vinden dat met name ook de fractie van de PvdA zich dat zou moeten aantrekken en wij hopen dat de Raad ons amendement als een verbeterde versie van het concept-advies van het College zal willen accepteren. De heer ARDA: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat mijn fractie het eens is met het College, tenzij er gekke dingen zouden gebeuren. Alle fracties hebben zich voorspelbaar gedragen. Wij kunnen dus nog steeds met instemming de afdoening van de voordracht tegemoet zien. De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb mijn motie juist ingediend mede op basis van een nota van Rijkswaterstaat, getiteld Succesvol openbaar vervoer; lessen voor Nederland. Deze is in april 1998 verschenen. Daarin staan talrijke maatregelen die men zou kunnen toepassen op de Coentunnel-as. Wij hebben dit proberen te vertalen in onze motie, om er op die manier voor te zorgen dat al op korte termijn, dus in de komende vier jaar, aanzienlijke verbeteringen in plaats van verdere verslechteringen, zowel op het gebied van verkeer en bereikbaarheid als op het gebied van het milieu, zouden worden bewerkstelligd. Ik dank de wethouder tenslotte voor zijn uitvoerige antwoord op een aantal vragen. Het is op een aantal punten voor mij nog verhelderend geweest. Mevr. HOFMEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Dit debat ging over consistentie en die is maar weer eens gebleken. Wat mij op dit moment nog van het hart moet, is dat voor mij nu klip en klaar duidelijk is dat het College consis- tent is in zijn verhaal en dat de harde woorden die wij in de commissie en eerder ook buiten deze zaal van anderen hebben gehoord, met name van de VVD, voor een groot deel waren gebaseerd op het feit dat in het vorige College besluiten, door de commissie dan wel door de Raad genomen, niet werden uitgevoerd. Als wij die conclusie kunnen trekken, ben ik blij met een College dat consistent is en genomen beslissingen daadwerkelijk wenst uit te voeren. Met betrekking tot het amendement van het CDA heb ik de neiging om te denken dat dit niet echt een verbetering betekent. Ik adviseer mijn fractie dan ook, er niet voor te stemmen. Tegen de motie van het PvdA hebben wij geen bezwaar, aangezien die een aantal zaken aanvult. Dat lijkt mij heel goed. De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb vastgesteld dat de wethou- der, zoals ik uit de stukken al had opgemaakt, voordat er iets met de Coentunnel gaat gebeuren veel aandacht wil besteden aan andere vormen van vervoer dan de auto. Dat doet mij deugd. Dat is ook de reden waarom wij zullen instemmen met deze voordracht. De motie van de PvdA zullen wij ondersteunen, omdat die grosso modo over- eenstemt met de motie die wij hadden voorbereid, maar om die reden niet hebben ingediend. Het amendement van het CDA lijkt mij geen verbetering van de voordracht. Wij zullen daar dus tegen stemmen. Ondanks het feit dat de heer Hooijmaijers geen spreektijd meer heeft, wil ik hem toch graag vragen, of in de discussie waarin naar de aanloop tot deze bespreking het woord chantage werd gebruikt, die opmerking nu van tafel is. Is dit een verkeerde beeldvorming geweest en heeft de heer Hooijmaijers nu, na dit debat, begrepen hoe het echt in elkaar zit? (De heer HOOIJMAIJERS: Het woord is ook door tientallen anderen gebruikt, variërend van de woordvoerder van de minister en de minister zelf, tot de burgemeesters van Zaanstad en Purmerend. Zij hebben dat woord gebruikt en ik heb daarnaar verwezen.) Ik had begrepen dat u dat woord hebt overgenomen, maar dat u nu van mening bent veranderd. (De heer HOOIJMAIJERS: Ja, omdat de wethouder nu zegt dat hij het gaat nuanceren. Hij heeft nooit bedoeld om dit zo aan te geven. Hij heeft nu gezegd dat hij die passage in een brief zal nuanceren. Ik kan echter niet voor anderen spreken en weet niet of zij het ook terugnemen; het zijn allemaal PvdA'ers.) Het gaat mij om Amsterdam. De vraag was aan u gericht en ik ben tevreden met het antwoord. De heer VAN LOHUIZEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan volstaan met nogmaals te zeggen dat wij dit zien als een stap in de goede richting. Wij denken echter dat het in zekere mate een gemiste kans is om te proberen een echte trendbreuk in de waanzinnige groei van de automobiliteit te krijgen. Vandaar, dat wij tegen stemmen. Duidelijk zal zijn, dat wij ook tegen het amendement van het CDA zullen stemmen. De motie van de PvdA zullen wij steunen, hoewel wij die eigenlijk op het randje van overbodig vinden. Het kan echter ook geen kwaad om nog wat meer aandacht voor een aantal flankerende maatregelen te krijgen. Wethouder KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. De winst van dit debat is in ieder geval dat, waar anderen hebben gesproken over chantage, klaarblijkelijk veroorzaakt door onze tekst over de manier waarop wij aankijken tegen de Noord-Zuidlijn, mijn uitleg en mijn toezegging het anders te formuleren in een brief aan de minister, de VVD-fractie en het College op dit punt nader tot elkaar heeft gebracht. Het amendement van het CDA is mij nu duidelijk. Ik adviseer nu namens het College negatief, aangezien het voorgestelde in feite inhoudt, dat wij nu instemmen met de tweemaal vijf of eigenlijk tweemaal zes stroken, om daarna na te gaan of er nog doelgroepstroken kunnen komen. Dat lijkt mij volstrekt onnodig. Als er eenmaal zoveel capaciteit is aangelegd, dat onbeperkt alle verkeer kan doorrijden, ontbreekt iedere ratio om nog doelgroepstroken aan te leggen. Waarom zou men dat dan nog doen? (De heer GOEDHART: Uit milieuoverwegingen!) Natuurlijk niet. (De heer GOEDHART: Het is een beleid dat ook voor andere wegdelen wordt toegepast.) Als het verkeer, zowel economisch als woon- werkverkeer, op al die wegen kan doorrijden, maakt het voor de milieubelasting absoluut niet uit of het via zes stroken wordt gemengd of dat het zakelijke verkeer op vier stroken en het andere op twee stroken rijdt. Overigens zegt ook het rijk, dat doel- groepstroken slechts zin hebben als men kiest voor een variant waarbij men onderscheid maakt en dus voor bepaalde groepen de files wegwerkt en voor andere niet, om welke reden dan ook. (De heer HOOIJMAIJERS: Ten aanzien van CO2 hebt u gelijk, maar ten aanzien van geluid niet.) Dat hangt er maar vanaf. Als men de twee doelgroepstroken, met alle vrachtverkeer, aan één kant afwikkelt, kan men zich afvragen wat er gebeurt als men er vlak naast woont. (De heer HOOIJMAIJERS: Als men het spreidt over meer banen, heeft men minder geluid.) Inderdaad, maar dan moet men binnen de zes stroken geen doelgroep-stroken aanleggen. (De heer HOOIJMAIJERS: Daarin zijn wij het eens. Ik wist ook al lang dat wij het eens waren, maar de rest wil niet mee!) Ik ben blij, dat wij het met de collegepartij VVD weer eens zijn over het feit dat het amendement van niet-collegepartij CDA in ieder geval geen verbe- tering is. (De heer HOOIJMAIJERS: Ik meen dat het de voordracht in ieder geval een stuk beter maakt.) De discussie wordt gesloten. Aan de orde is de stemming over het amendement-Goedhart c.s. (nr. 514), de voordracht (nr. 481) en de motie-Bijlsma (nr. 515). De heer HOOIJMAIJERS (stemmotivering): Mijn fractie zal toch tegen de motie van de PvdA stemmen omwille van het feit dat het hier een druppel op een gloeiende plaat is. Het gaat alleen om een versnelling van reeds aange- kondigde onderzoeken. Het College gaat dit allemaal al doen. De heer GOEDHART: Wij zullen tegen de voordracht stemmen, maar hopen dat dit niet nodig zal zijn als ons amendement wordt aangenomen. De heer BIJLSMA: Na de toelichting die door de heer Goedhart is gegeven, is duidelijk dat het amendement strijdig is met hetgeen van de kant van het College aan ons is voorgelegd. Om die reden zullen wij niet voor het amende- ment stemmen. (De heer GOEDHART: Het is toch een duidelijke verbetering.) Het amendement-Goedhart c.s. (nr. 514) wordt bij zitten en opstaan verworpen. De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Balak, Dales, Goedhart, Goring, Groen, Hooijmaijers, Houterman, Huffnagel, mevr. Krikke, mevr. Van der Linden, Niamut en mevr. Van Oudenallen zich voor het amendement hebben verklaard. De voordracht (nr. 481) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Balak, Dales, Van Duijn, Goedhart, Goring, Groen, Hooijmaijers, Houterman, Huffnagel, mevr. Kalt, mevr. Krikke, mevr. Van der Linden, Van Lohuizen, Niamut en mevr. Van Oudenallen zich tegen de voordracht hebben verklaard. De motie-Bijlsma (nr. 515) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden Dales, Goring, Groen, Hooijmaijers, Houterman, Huffnagel, mevr. Krikke, mevr. Van der Linden en mevr. Van Oudenallen zich tegen de motie hebben verklaard. 11 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 september 1998 tot het huren van kantoorruimte en een bedrijfsruimte in het pand Daniël Goedkoopstraat 7-9 ten behoeve van de Dienst Stadstoezicht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 482, blz. 3119). en 12 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 september 1998 tot inrichting van het pand Daniël Goedkoopstraat 7-9 ten behoeve van de Dienst Stadstoezicht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 483, blz. 3121). Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben blij, dat dit onderwerp nog hedenmiddag aan de orde komt omdat het contract voor het gebouw van de Dienst Stadstoezicht morgen ingaat. Het is schandalig, dat een zaak vier weken tevoren in de vakcommissie komt, daarna nog wordt uitgezocht en dat de Raad één dag voordat het contract ingaat erover spreekt. Dan kunnen wij zo'n onderwerp voortaan misschien beter niet op de agenda zetten. Het is mij opgevallen, dat voor dit nieuwe gebouw van Stadstoezicht geen toetsing op veiligheid van bezoekers en personeel bij het voorgestelde huurcontract was gevoegd. Sommige fracties merken op, dat de andere gebouwen van de Dienst Parkeerbeheer ook op slechte plekken staan. Toen bestond er echter nog geen lokale partij met opbouwende kritiek. Ik maak mij zorgen over onze ambtenaren en bezoekers. Ooit bedacht deze Raad een belastinggebouw in de Bijlmer. Het rapport van de dienst aldaar meldde hoeveel mensen een onveilig gevoel hadden. Het duurde ruim jaar, enkele overvallen en regelingen voor het personeel opdat men veilig thuis kon komen na overwerk om dit gevoel weg te nemen. Begaat de gemeente nu weer een blunder? Bij het voorstel in de commissie zat ook geen overzicht van gebouwen in de buurt. Bij navraag heb ik ontdekt, dat mensen die aan de verkeerde kant het Amstelstation naar buiten lopen, bij de Bijlmerbajes of de Hells Angels kunnen aanbellen. Eerdaags komt hier verder een gesloten kliniek met dagopvang. Zulke aspecten zijn van belang bij het kiezen van de locatie voor een gemeentegebouw. Als iemand goed uitstapt en ongestoord kan wegkomen op het metrostation, is er 's avond een helverlichte weg op een industriegebied. Een overvaller kan zich daar verdekt opstellen in de bosjes of zich juist in het volle licht laten zien. Ondanks het feit dat iedereen tegenwoordig kan pinnen, kunnen zaken als een mobiele telefoon, een rijbewijs of autosleutels toch nog allemaal worden gestolen. Mocht de bezoeker daarentegen het goede station Overamstel pakken, dan moet hij - ik heb zelf die afstand gelopen - zeker 400 meter alleen langs bosjes en daarna langs bedrijfsgebouwen over een industriegebied lopen. Moet na zo'n avontuur degene die zijn auto ophaalt - gemiddeld 1064 personen per maand - de volgende keer met trein en metro naar Amsterdam komen? Ik verwacht niet, dat men dat wil. Onze ambtenaren van de Dienst Waterbeheer en Riolering (DWR), die vlakbij in een gebouw zitten, melden dat de buurt na 20 uur voor mannen en vrouwen onveilig is. Het besluit verdient geen schoonheidsprijs. Op deze plek moeten 55 tot 200 medewerkers van Stadstoezicht op wisselende tijden komen. Bij een gebouw met veel geld in kas op een eenzame plek is de kans dat er iets gebeurt niet gering voor personeel en bezoekers. Gelukkig heeft de wethouder op mijn opmerkingen in de commissie gereageerd, met de opmerking dat de verlichting niet optimaal is en dat hij daaraan voor de veiligheid aandacht zal besteden. Moet ik dat als vrouw, die daar 's avonds de auto komt ophalen, vertalen als "u kunt nu in goed licht zien wie u aanrandt of overvalt"? Of heeft de wethouder bedacht, dat de tippelzone wel naar het Amstelgebied kan, omdat dan de buurt weer wat bewoonder wordt en niemand overlast heeft? Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord van de wethouder en ik verzoek het College, voortaan bij huur en aankoop van gemeentegebouwen tenminste drie maanden voor het aangaan van het contract een toets op de veiligheid voor te leggen aan de vakcommissie. Anders acht ik dit een vorm van onbehoorlijk bestuur. In dit kader heb ik een motie opgesteld, die ik afhankelijk van het antwoord van de wethouder zal indienen. Wethouder GRONDEL: Mijnheer de Voorzitter. De kwalificaties "schandalig" en "onbehoorlijk bestuur" zijn duidelijk. De kern van het betoog van mevr. Van Oudenallen raakt een relevant punt. Als men mensen naar een plek leidt - het personeel gedeeltelijk vrijwillig, klanten niet zo vrijwillig - moet men aandacht geven aan de bereikbaarheid. De toonhoogte van mevr. Van Oudenallen vind ik echter niet in verhouding staan tot de werkelijkheid. Er is op zichzelf sprake van een verbetering van de bereikbaarheid ten opzichte van de huidige locatie. De criteria die wij moeten stellen aan een locatie waar wij enkele honderden auto's moeten kunnen opslaan leiden onvermijdelijk tot een bedrijfsterrein. Wij kunnen hooguit zien of de uitvoering hier redelijk is. In tegenstelling tot wat mevr. Van Oudenallen zegt over de voordracht, staat daarin dat het gebied wel goed verlicht is. Dat hebben wij uitgezocht naar aanleiding van haar opmerkingen in de commissie. Ik zal bezien of door middel van bordjes op het station te voorkomen is dat mensen verkeerd lopen. Ik wijs erop, dat het slechts enkele personen per avond zal betreffen. Er worden 20 tot 30 auto's per dag gesleept, verspreid over de dag. Verder wijs ik erop, dat bijna iedereen zich in een sociaal netwerk bevindt en zich 's avonds door vrienden laat brengen, dan wel per taxi komt. Ter geruststelling kan ik nog melden, dat op enkele honderden meters van deze plek een McDonald's-vestiging is geopend, die tot 24 uur geopend is. Ik meen, dat wij daarmee de zaak hebben afgedekt. De vraag vind ik terecht, aandacht te besteden aan bereikbaarheid en veiligheid. Ik stel niet voor, tenzij de Raad daarover een motie aanneemt, een verplichte veiligheidstoets op te nemen, maar dit soort zaken normaal mee te nemen in de voorbereiding. Het lijkt mij niet nodig, dit drie maanden voor een raadsbesluit bij de voordracht te voegen. Als wij hierin ernstig hebben gefaald, kan men dat aankaarten. Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. De vestiging van McDonald's heb ik natuurlijk ook ontdekt, maar die was om 23 uur dicht. Op dat tijdstip was er in dit hele gebied slechts één auto te bekennen, namelijk de mijne. Als dit gebouw in gebruik wordt genomen vraag ik de wethouder om voorzieningen als camera's of een telefoonverbinding, zodat mensen kunnen bellen om eventueel te worden opgehaald als zij het stuk naar het gebouw eng vinden. Wie neemt de verantwoording als iemand wordt overvallen, als wij hier aankaarten dat de situatie niet veilig is en de wethouder zegt dat het wel meevalt? Ook als het gaat om enkele personen per dag, er zal maar één persoon een overval meemaken. Wat is daarop het antwoord van de wethouder? (De VOORZITTER: Is het niet veel beter, dat u uw auto niet laat wegslepen?) Er komen 1064 mensen per maand naar deze plek. Dit vind ik dan ook geen gepaste grap. Dat vind ik schandalig. Dit is de melkkoe van Amsterdam. (Wethouder GRONDEL: Als er geld wordt verdiend, is het aan de meters, niet aan het wegslepen.) (De heer VAN POELGEEST: Is de McDonald's-vestiging een normale zaak of een McDrive?) De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. Over de veiligheid denk ik anders dan mevr. Van Oudenallen, maar de thematiek is heel puntig. Ik ben het eens met de wethouder, dat een vestiging op een bedrijventerrein niet het meest aangenaam is voor mensen die al hun auto "kwijt" zijn. Hij heeft gezegd dat zij van hun sociale netwerk gebruik kunnen maken om erheen te gaan om hun auto op te halen. Wij hebben in deze stad echter ook met toeristen te maken. De wethouder kan dit voor die categorie niet afdoen met een verwijzing naar het sociale netwerk, en de burgemeester niet met zijn opmerking dat men wegslepen zelf zou moeten voorkomen. Deze zaak moeten wij constructief bezien, bijvoorbeeld door op de sticker op de autoruit een telefoonnummer te vermelden, zeker voor de nachtelijke uren. De wethouder moet in overleg met de dienst een praktische oplossing kunnen vinden om bij het ophalen van auto's in de avond en de nacht de entree te vergemakkelijken om onveilige situaties te voorkomen. Wethouder GRONDEL: Mijnheer de Voorzitter. Het is helder, dat het zaak is aandacht te geven aan dit soort zaken. Tegelijk moeten wij in dit soort kwesties altijd, hoe lastig dat ook is, een evenwicht zoeken tussen de werkelijke problematiek en de maatregelen die wij nemen. De situatie is niet ernstiger dan aan de Cruquiuskade. Wij hebben geen aanwijzingen, dat het risico op overvallen hier groter is dan in een steeg achter het Rembrandtplein. Wij kunnen niet overal dit soort extra maatregelen nemen. Wel moeten wij klantgericht en helder zijn. Het is volstrekt duidelijk - dit hebben wij ook al afgesproken - dat de Dienst Stadstoezicht alert is en let op duidelijke signalen dat er iets mis is. Het is verder evident - ik heb dat niet paraat, want ik ben nog nooit geklemd - dat op de stickers duidelijk is aangegeven hoe men zijn auto kan ophalen. Vermelding van een telefoonnummer voor nadere informatie zou een oplossing kunnen zijn. De praktijk leert, dat vrijwel iedereen per taxi of, met vrienden, per openbaar vervoer komt. Met name toeristen komen per taxi; zij zoeken niet uit hoe men er met bus of metro kan komen. Wij zullen bezien of de bereikbaarheid voldoende duidelijk is aangegeven. De McDonald's-vestiging is geopend tot 24 uur. Het is mogelijk dat deze niet altijd zijn omzet haalt; dit zal wellicht vooruitgaan als de vestiging van Stadstoezicht geopend is. (Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik dien mijn motie niet in, maar ik vertrouw erop dat de wethouder en de dienst hierop goed zullen letten. Ik vraag de wethouder om een evaluatie over een halfjaar waaruit blijkt hoe dit precies is verlopen.) Ik zeg niet, dat ik over een halfjaar met een evaluatie zal komen. Dat lijkt mij voorbarig. Ik zal zelf de vinger aan de pols houden en als daartoe aanleiding is maatregelen nemen. De voordracht (nr. 482) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3120 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De voordracht (nr. 483) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3122 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 13 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 inzake het toepassen van de hardheidsclausule ten behoeve van de restauratie van het pand Lange Leidsedwarsstraat 8 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 477, blz. 3083). De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. In de commissie heb ik gevraagd of het mogelijk is, met de bewoner van dit pand een overeenkomst te sluiten die tot doel heeft, een situatie te creëren die normaal is bij dit soort operaties. In normale omstandigheden wordt na 15 jaar de subsidie uitgekeerd, zodat er zicht blijft op het geld van de gemeenschap. In dit geval wordt dat in één keer gedaan, om allerlei redenen die acceptabel zijn. Ik vraag de wethouder of zo'n overeenkomst er is of zal komen. Als het antwoord daarop ja is, kunnen wij instemmen met de voordracht. Is het antwoord nee, dan zullen wij tegen deze voordracht stemmen. Wethouder mevr. KRIKKE: Mijnheer de Voorzitter. Het is niet mogelijk gebleken, dit in de twee weken tussen de commissiebehandeling en deze raadsvergadering voor elkaar te krijgen. Ik herhaal mijn toezegging uit de commissie, dat ik voor toekomstige gevallen zal bezien welke juridische constructie hiervoor mogelijk is, maar helaas kan ik de heer Paquay hiermee vandaag nog niet blij maken. De discussie wordt gesloten. Aan de orde is de stemming over de voordracht (nr. 477). De heer PAQUAY (stemmotivering): Ik moet consistent blijven, dus ik wil met mijn fractie geacht worden tegen de voordracht te hebben gestemd. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3089 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer Paquay gevraagde aantekening. 15 Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 op de notitie van het raadslid Spit, getiteld: De wegen die men vanaf de 70ste verjaardag moet bewandelen om het rijbewijs te verlengen zijn lang, maar vooral prijzig (Gemeenteblad afd. 1, nr. 476, blz. 3079). De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Het antwoord van het College op de notitie van de heer Spit stelt ons enigszins teleur. In deze zaak waren twee kwesties aan de orde. De eerste, het aspect van de leeftijdsdiscriminatie, is door de rechter inmiddels van tafel geveegd. Wij betreuren dat, maar wij kunnen het College daarop niet aankijken. Wat overblijft, is de centenkwestie. Daarvan zegt het College, dat de GG & GD niet beneden de marktprijs kan adviseren aan ouderen en dat er onder hen bovendien weinig belangstelling is omdat vrijwel niemand zich tot de GG & GD wendt. Het College stelt eigenlijk voor, het daarbij maar te laten. Wij vragen de portefeuillehouder of hij advies in deze zaak heeft gevraagd aan de Seniorenraad en of deze zich hierover heeft uitgesproken. Verder vraag ik hem of het niet denkbaar is, in het kader van de uitgebreide voorlichting aan de senioren in onze stad, bekend te maken, dat de mogelijkheid bestaat van een routinematige keuring bij de GG & GD tegen lagere kosten dan de in de medische praktijk algemeen geldende. De argumentatie hiervoor is, dat in een groot deel van de gevallen mensen niet veel meer nodig hebben dan een routinematig onderzoek, dat bestaat uit een aantal vragen en een ogentest. Wij vinden, dat het mogelijk moet zijn voor een dergelijk onderzoek, dat mensen uitsluitend op basis van hun leeftijd moeten ondergaan en niet zozeer op basis van hun medische conditie, een aangepast tarief te rekenen. De heer MEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn van mening, dat het College een sluitend antwoord geeft op het voorstel van het voormalige CDA- raadslid Spit. Wij zijn het dus ook met het preadvies eens. Het enige principiële punt dat nog had kunnen spelen, is de kwestie van mogelijke leeftijdsdiscriminatie. De heer Goedhart geeft al aan, dat dit punt door de uitspraak van de rechter in kort geding van tafel is. Wij scharen ons daarom achter het preadvies. De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben nog geen 70, maar ik hoop dat ook eens te worden. Het valt mij tegen, dat het CDA over deze zaak zo vriendelijk doet. De redenering, dat op een bepaalde leeftijd keuring ten behoeve van de veiligheid nodig is, bestrijd ik niet, maar als mijn berekening klopt, moet iemand na zijn 70ste vijfmaal meer betalen voor zijn rijbewijs voor de komende tien jaar dan een automobilist van 20 jaar, namelijk fl 65 tegen tweemaal fl 65 plus tweemaal een keuring van circa fl 110. In totaal belopen de kosten dus fl 350. Er is echter meer. Wil een oudere overstappen naar een andere verzekering, dan kan dat meestal niet. Voor de hoogste no-claimkorting van 80% die momenteel bestaat komt een oudere niet in aanmerking, terwijl ouderen, doordat zij voorzichtiger rijden en minder kilometers maken, absoluut en relatief minder schade veroorzaken dan jongeren. Er is maar één conclusie mogelijk: de oudere wordt dubbel gepakt, louter en alleen omdat hij ouder is. Ik vind dat een ernstige vorm van ouderdoms- discriminatie. De door de heer Spit aangedragen mogelijkheden om daarin verandering te brengen, leiden volgens de voordracht van het College tot niets. De GG & GD moet als gevolg van privatisering marktconform werken en kan daardoor niet een lager tarief rekenen dan fl 106. Overigens stelt de Burgemeester vast, dat de afgelopen jaren geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheid. Als dat betekent, dat geen enkele oudere de afgelopen jaren zijn rijbewijs heeft laten verlengen, verdoen wij hier onze tijd met een niet-bestaand probleem, maar dat lijkt mij sterk. De Burgemeester zal dit ongetwijfeld hebben onderzocht. Daarom mis ik in deze voordracht gegevens over hoeveel keuringen waar en tegen welke kosten hebben plaatsgevonden. Die cijfers zijn naar mijn mening nodig om te kunnen beoordelen waarover wij spreken. Ook voor de mogelijkheid van tariefdifferentiatie biedt dit preadvies geen oplossing. De kosten zijn niet afhankelijk van de geldigheidsduur van het rijbewijs, omdat voor elke afgifte dezelfde werkzaamheden moeten worden verricht. Dichting van het verschil door middel van een verhoging van de prijs van het standaardrijbewijs is daarmee geen optie, want is mogelijk in strijd met de Gemeentewet. De conclusie, dat daarmee ouderendiscriminatie in ieder geval in dit opzicht wettelijk is geregeld, trekt de Burgemeester ook niet. Evenmin komt hij met voorstellen om hierin mogelijk op termijn verandering te brengen. Voor het op een rij zetten van wat allemaal niet kan wil ik royaal zijn en het College het cijfer 10 toekennen op een schaal van één tot tien. Daarom verzoek ik de portefeuillehouder, dit stuk terug te nemen en met nieuwe voorstellen te komen, die gebaseerd zijn op relevante cijfers. Wat allemaal niet kan weten wij nu na bijna een jaar wel. Graag wil mijn fractie weten wat er wèl mogelijk is. Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. De mobiliteit van ouderen gaat al enigszins achteruit in verband met de vervoersmogelijkheden en met het gevaar, dat zij op straat worden beroofd. Dat betekent, dat vele ouderen sterk afhankelijk zijn van de auto. Dat geldt ook voor mensen die een gehandicapte thuis hebben. Vaak zijn dit posten die bij elkaar komen. Het preadvies op de notitie van onze oud-collega Spit - ik ben heel blij, op diens stoel te mogen zitten - vind ik niet volledig en aan de magere kant, nu het College de notitie voor kennisgeving wil aannemen. Er zijn potjes. Bij mijn weten heeft wethouder mevr. Ter Horst een potje in het kader van de WVG waarin heel veel geld zit. Kunnen wij daaruit voor een bepaalde, door de Raad aan te geven, groep niet geld halen om dit soort calamiteiten op te lossen? Ik vraag het College of dit mogelijk is bij het volgende sociaal plan. Ik verzoek het College, het preadvies terug te nemen en er meer punten aan toe te voegen. De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. De VVD-fractie heeft altijd de heer Spit op het onderwerp leeftijdsdiscriminatie gesteund en heeft dit voorstel destijds ook met veel sympathie bejegend. Het preadvies is helaas op een aantal punten technisch in orde. Het is juist wat er staat, maar het is naar ons oordeel niet uitputtend. Wij menen, dat er andere mogelijkheden moeten zijn om hier soelaas te bieden. Wij vragen het College, bijvoorbeeld onder de aandacht van de ANBO te brengen of het niet wenselijk zou zijn, dat in de toekomst in het ziekenfondspakket en in particuliere ziektekostenver- zekeringen een dekking wordt opgenomen voor periodieke keuringen of keuringen op grond van leeftijd, die dan gedeeltelijk of grotendeels zouden kunnen worden vergoed. Een initiatief daartoe naar het Ministerie van Welzijn enz. of de KLOZ zou het College kunnen ontwikkelen. De VOORZITTER: Ik stel vast, dat het punt van de leeftijdsdiscriminatie niet meer aan de orde behoeft te komen omdat daarover al, ook via de ANBO, een uitspraak aan de rechter is gevraagd. De rechter heeft hierin beslist, dat van leeftijdsdiscriminatie geen sprake is. Aan de orde is nu teleurstelling over het antwoord van het College over wat er kan, maar vooral wat er niet kan. De vraag is dan ook of er nog mogelijkheden zijn. Gebleken is, dat de meeste ouderen die deze keuring dienen te ondergaan omdat zij voor verlenging van hun rijbewijs in aanmerking komen, kennelijk niet gebruik maken van de diensten van de GG & GD. Dat zijn gegevens die wij van de GG & GD hebben gekregen. Het gaat om een beperkt gebruik dat hiervan wordt gemaakt. Men krijgt dus meestal via de huisarts of anderszins een dergelijke verklaring, tegen de daarvoor geldende kosten. Wij hanteren een tarief dat iets lager ligt dan dat wat het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg hiervoor voorschrijft. Kunnen wij iets anders doen? Mevr. Van Oudenallen antwoord ik, dat dit niet uit de WVG-middelen mogelijk is. De wet geeft zeer duidelijk aan wat er wel er niet mag worden vergoed uit deze bron. Subsidie op keuringen kan men hieruit niet betalen. Interessant vind ik de suggestie van de heer Houterman, nog eens na te gaan of wij jegens de verzekeraars iets kunnen doen om keuringen voor het rijbewijs in het verzekeringspakket opgenomen te krijgen. Dit betekent ook, dat men de lasten daarvoor breder spreidt dan alleen over de groep van ouderen. Het gaat uiteindelijk wat de uitkeringen betreft om een beperkt bedrag, ook voor de verzekeraars, omdat de tarieven hiervoor niet zo hoog zijn. Voor ouderen echter, zeker wanneer de keuring verschillende malen dient plaats te vinden... (De heer HOUTERMAN: Dit heeft een politieke lading, omdat het de automobiliteit bevordert. Ik heb dit dan ook met enige terughoudendheid voorgesteld na deze middag!) Misschien is een verzekeringsvoorwaarde, dat men niet door de Coentunnel mag rijden! Ik zeg toe, dat ik zal nagaan of ik met verzekeraars kan komen tot een gesprek over de vraag of de kosten die betrekking hebben op de geneeskundige keuring onder het verzekeringspakket zouden kunnen worden gebracht en, zo neen, waarom niet, en dat ik hierover zal rapporteren aan de commissie. In de huidige situatie, zolang dit niet het geval is, heb ik weinig soelaas om op dit moment de ouderen tegemoet te komen. Dit betekent, dat ik niets anders kan doen dan de Raad te vragen, deze notitie van de heer Spit en ons preadvies daarop voor kennisgeving aan te nemen. (De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of de Seniorenraad over deze zaak heeft geadviseerd.) Neen. De Seniorenraad heeft zich namelijk gericht op de leeftijdsdiscriminatie en het in de juridische sfeer gezocht, en heeft niet op dit punt zozeer de nadruk gelegd. Ik zal samen met de Seniorenraad bezien op welke wijze wij hierover de verzekeraars kunnen benaderen. Het lijkt mij goed, uw suggestie en die van de heer Houterman in elkaar te schuiven. (De heer GOEDHART: U hebt gezegd, dat ouderen bij voorkeur naar hun eigen arts gaan. Naar ik heb begrepen, kan men deze keuring niet via de eigen arts krijgen en moet men naar een onafhankelijke arts. De mogelijke rol van de GG & GD in dezen is bij de meeste ouderen simpelweg niet bekend. Door voorlichting daarover zou het mogelijk moeten zijn, die rol bekender te maken en dan ook eventueel iets aan het tarief te doen.) Ik neem die suggestie graag over. Als ik toch met de ANBO op dit punt in gesprek kom, zal ik deze suggestie meenemen. De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het eens met het voorstel van het College. Ik ga ervan uit, dat in de discussie met de ANBO niet alleen het idee van de heer Houterman op tafel zal komen, maar dat vooral ook aan de ANBO zal worden gevraagd of men nog andere ideeën heeft die het probleem zouden kunnen oplossen. Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. Het is mij niet bekend, dat alle juridische stappen reeds zijn gezet. Er is wel een rechterlijke uitspraak, maar men is in beroep gegaan. Ik verwacht nog een stevige procedure, tot aan de Europese Commissie. Ik meen dan ook, dat wij er nog helemaal niet zijn op het punt van de leeftijdsdiscriminatie, om dit nu maar zo te accepteren. Ik vind derhalve, dat de Burgemeester zich vergist in het uitgangspunt dat dit nu eenmaal een uitspraak is. Toch lijkt het mij nuttig, met de ANBO rond te tafel te gaan zitten. Dat lijkt mij overigens beter dan met de Seniorenraad, omdat dit meer een landelijke dan een Amsterdamse kwestie betreft. De VOORZITTER: Ik neem de suggestie van de heer Paquay over, na te gaan of er nog andere oplossingen zijn. Mevr. Boerlage heeft gelijk, dat wij voor een andere situatie komen te staan als er hoger beroep wordt aangetekend dat leidt tot een uitspraak tot in hoogste instantie waarbij het omgekeerde zou worden betoogd. Zolang dat niet het geval is, zitten wij in deze situatie. Het preadvies wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3081 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 17 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 25 september 1998 tot verplaatsing van het volkstuincomplex Frankendael (Gemeenteblad afd. 1, nr. 487, blz. 3133). Hierbij is tevens aan de orde: Adres van mevr. C.C.A. Pieters Kwiers-Martin , namens de volkstuinvereniging Frankendael, van 23 september 1998 inzake de verplaatsing van 50 volkstuintjes voor tuinders met een sociale/medische indicatie in de Watergraafsmeer. De heer BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb inktzwarte vingers. Daarom zet ik mij graag in voor mensen die meer kunnen dan hun cactus in leven houden. Het standpunt van de SP-fractie over de verplaatsing van de tuinders is ongewijzigd sinds de laatste commissievergadering. Wij zijn nog steeds van mening, dat de tuinders moeten worden geplaatst in park Frankendael. Vestiging van de tuinders daar heeft namelijk twee zeer belangrijke voordelen ten opzichte van de voordracht die hier vandaag voor ons ligt. Ten eerste is de locatie naar hun zin. Ten tweede is het een duurzame oplossing. De voorgestelde locatie, een slecht bereikbare atletiekbaan, is het één, noch het ander. Ik begin met de duurzaamheid. Op de atletiekbaan kunnen deze mensen tien jaar zitten. Voor een tuinder is dat niet lang. Voordat alles groeit en bloeit, zijn wij een stuk verder. Het voorstel van het College komt erop neer, dat er 1,5 miljoen gulden wordt uitgegeven aan het tuinbouwrijp maken van een stuk grond, dat waarschijnlijk over tien jaar een andere bestemming zal krijgen. Met andere woorden, het College vraagt ons in te stemmen met een beslissing, om met de wethouder te spreken, een diarree van guldens door het toilet te spoelen. Een dergelijke verkwisting van gemeenschapsgeld kunnen wij niet goedkeuren. Ik kom bij het draagvlak onder de tuinders. Toen de wethouder eind 1997 het stadsdeel de opdracht gaf met een andere locatie dan het door hem en de commissie zeer gewenste park Frankendael op de proppen te komen, was een van de voorwaarden dat de nieuwe plek in de smaak moest vallen bij de tuinders. Er moest draagvlak zijn. Dat draagvlak is er niet, zoals in de commissievergadering van 9 september jl. ook al heel snel duidelijk werd. Het is de SP-fractie dan ook niet duidelijk waarom het nee-gevoel van de groep met betrekking tot de atletiekbaan niet wordt gehonoreerd. Voldoende draagvlak was toch een van de voorwaarden? Die voorwaarde is niet voor spek en bonen opgenomen, als een toevoeging zonder enige betekenis. Die indruk wordt versterkt door de passage op blz. 3137 van de voordracht, dat door de tuinders het ontwerp goed is ontvangen, maar men toch het liefst naar stadspark Frankendael zou gaan. Het is ook duidelijk, dat het al of niet redelijk vinden van het ontwerp voor het terrein niet wil zeggen, dat men er ook heen wil. Men wil ook niet trouwen met elke knappe vrouw die men tegenkomt. Bovendien moet het College niet vergeten, dat tuinders die een ontwerp onder ogen krijgen nog voordat de definitieve beslissing is genomen geneigd zijn te denken, dat de beslissing kennelijk al tussen de gemeentelijke schuifdeuren is genomen en dan maar eieren voor hun geld kiezen. De timing van de presentatie van het ontwerp, één dag voor het onderwerp van de verhuizing in de commissie ter sprake kwam, en het feit dat diezelfde middag ook meteen de gevoelens van de betrokkenen over het tweetal opties zijn getoetst, komt wel heel uitgekiend over. Wat is er nu eigenlijk op tegen om deze groep tuinders in Frankendael te plaatsen? De wethouder gaat mij toch niet vertellen, dat hij het argument van het stadsdeel overneemt om dat niet te doen omdat extra volkstuinen de openbaarheid van het park zouden aantasten? Dat is grote onzin, zoals hij ook wel weet. Frankendael is nu al niet openbaar, want er zitten al volkstuinen en die blijven er ook. Vindt men dat volkstuinen niet in een stadspark horen, dan moet men alle volkstuinen weren en niet een aantal. Doet men het laatste wel, dan is dat willekeur, en dat is niet wat deze groep verdient. Hierover zou de discussie moeten gaan, maar nu wordt de groep gemangeld tussen de centrale stad en het stadsdeel. Het is kwalijk, dat deze groep op deze manier wordt gedupeerd. Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. De discussie over deze verplaatsing verdient niet de schoonheidsprijs. De besluitvorming heeft veel te lang geduurd. Dat heeft geleid tot onzekerheid bij de tuinders en anderen. In de eerste plaats raakt dit het stadsdeelbestuur. Dit is een zaak die veel meer bij het stadsdeel hoort dan bij de centrale stad, maar desalniettemin hebben wij ook met het staartje te maken gehad. Ruim een jaar geleden concludeerde de commissie unaniem, dat het toch de bedoeling is dat deze tuinders naar Frankendael zouden gaan en dat de verantwoordelijke wethouders daarvoor hun best zouden doen. Zij hebben dat ook wel gedaan, zij het misschien iets te langzaam. Nu is er een oplossing gevonden, zij het een niet zo goede. Het zij zo. Wij kunnen niet meer iets anders willen. Als wij blijven spreken over verplaatsing naar Frankendael, betekent dit dat er de komende anderhalf tot twee jaar helemaal geen plaats is voor deze tuinders. Bovendien is het nog maar de vraag of het prettig is ergens te komen waar men niet welkom is. De zaken zijn dus zoals zij nu eenmaal zijn. De atletiekbaan heeft ook wel voordelen, omdat daar een ander tuincomplex bij zit. Een ander voordeel is de garantie, die ook weer door veel druk - onder meer mijnerzijds - tot stand is gekomen, dat men daar tien jaar kan blijven. De plek is niet buitengewoon goed en ook iets te duur, terwijl wij ook niet weten waar de fl 400.000 aan ontwikkelingskosten vandaan moet komen. Ik hoor graag van de wethouder uit welk fonds hij dit wil bekostigen. Het grootste probleem is nu hoe het moet met de overgangsperiode. In de stukken staat, dat per 1 juni a.s. de overplaatsing zal plaatsvinden van de 30 tot 50 huisjes. Naar mijn mening gaat het eerder om 30 tuinders, omdat er steeds meer mensen afhaken die er geen geloof meer in hebben. Deze medisch geïndiceerde tuinders zullen naar de atletiekbaan gaan per 1 juni a.s., terwijl toch heel duidelijk was afgesproken, dat dit per 1 april a.s. zou gebeuren en dat dan ook de planten zouden kunnen worden gepoot en gezaaid opdat alles per 1 juni in orde zou zijn. In de voordracht komt de datum 1 april niet meer voor. Hoe zit dit? Garandeert de wethouder die datum nog? De tuinders kunnen vervolgens tien jaar blijven. Ik verwacht, dat dit veel langer zal zijn, vanwege een planologische studie waarin deze plek de bestemming þleisureþ heeft verkregen. Voor minimaal tien jaar zullen de tuinders daar zitten. Wanneer gaat die tien jaar in? Ik stel voor, dat te laten ingaan per 1 april of per 1 juni 1999. Dat moet deze tuinders wel duidelijk worden verteld. In de voordracht lees ik de formulering: "Ervan uitgaande dat het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer een dergelijke garantie onderschrijft". Wat houdt dit in? Ik heb de verantwoordelijke portefeuillehouder van het stadsdeel opgebeld, die mij heeft gezegd dit heel graag te willen. Ik pleit ervoor, dat de wethouder zorgt voor een schriftelijke garantie. De hier gekozen formulering biedt nog de mogelijkheid hier tussendoor te glippen. Een probleem vormt de besluitvorming, namelijk "te bepalen dat de tuinders ten minste tien jaar op de locatie Atletiekbaan kunnen blijven." Ik wil graag van de wethouder horen, dat hij met "de tuinders" hier "het tuincomplex" bedoelt. Ik neem aan, dat bij tussentijdse wisseling een nieuwe tuinder in een huisje kan trekken en dat het hele tuincomplex wordt gegarandeerd voor tien jaar. Ik vraag dit omdat er zoveel is geklungeld en deze mensen het gevoel hebben, dat er geen heldere besluitvorming is. Dat geldt ook voor de verplaatsing naar Driemond. Dat is voor een groot deel niet de schuld van deze wethouder, maar ook daar zijn nog problemen. De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Er moeten weer eens volkstuintjes verhuizen naar ver buiten de stad. Een deel van de tuinders heeft daarmee problemen. Het gaat hier om mensen die in sociaal opzicht niet sterk staan. Zij willen liever naar het park Frankendael, waarvoor zij ook goede argumenten hebben. Ten eerste vinden zij tien jaar op de atletiekbaan kort om een goed tuinplan te maken. Ten tweede wijzen zij erop, dat de openbaar-vervoerverbinding niet goed is en dat op Stadsmobiel niet goed te rekenen is. Zij zijn bang, dat zij misschien een halfjaar of misschien nog langer zonder tuin zullen zitten omdat de verhuizing veel voeten in de aarde heeft. Verder is het plan behoorlijk duur, omdat er moet worden geïnvesteerd in het schoonmaken van de grond op de atletiekbaan. Aan de andere kant kunnen wij ons wel voorstellen, dat er mensen zijn die van Frankendael zoveel mogelijk een park willen maken. Daarom hebben wij een compromis bedacht, en dat nog beter gemaakt dan het voorstel dat wij al in de commissie deden, namelijk om deze 30 of 50 mensen voor tien jaar in Frankendael onder te brengen, net zo lang als de termijn voor de atletiekbaan. Dan zijn zij in elk geval voorlopig op deze plek geholpen. Daarna kan het park worden. Dat doet mij denken aan het Kossovaarse spreekwoord: Kiþa pada trava raste", ofwel "regen valt, gras groeit". Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. De voltallige commissie heeft haar voorkeur uitgesproken voor verhuizing van een deel van de tuinders die van het WCW-terrein af moesten naar het park Frankendael. Wij allen hebben met de tuinders sindsdien het gevoel gehad, dat dit goed was geregeld op een goede plek. Daarin zijn wij nog extra gesterkt door de reactie van de wethouder, dat hij een aanwijzing zou geven als het stadsdeel niet wilde. Al die tijd is dat voor ons en voor de tuinders een reële en goede oplossing geweest. Dat heeft ons voormalig raadslid Robbers reden gegeven een notitie in te dienen om de totstandkoming te bevorderen van een speciaal complex, specifiek voor tuinders met een sociale en medische indicatie, en dat te koppelen aan de locatie park Frankendael. Wij vonden dat de ideale locatie, en wij vinden dat nog steeds. Op die notitie is nog steeds geen preadvies gekomen. Het College heeft ons stuk helemaal niet bij de voordracht betrokken. Daarover is de fractie van D66 toch enigszins treurig. Vlak voor de afgelopen zomer hoorden wij bij geruchte, dat dit allemaal niet meer zou doorgaan. De tuinders waren daarover boos en onrustig en vroegen ons hoe het zat. Wij wisten het ook niet. Met veel gedoe is dit uiteindelijk in de commissie besproken. Wij betreuren het, dat het College niet in een eerder stadium de commissie formeel heeft ingelicht over de stand van zaken en over het feit, dat het park Frankendael voor het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer absoluut niet bespreekbaar was, waarna was afgesproken een andere locatie te zoeken. Wij zijn van mening, dat daardoor de gevoelens en sentimenten onnodig hoog zijn opgelopen. Dat vinden wij heel jammer, omdat wij op een andere, meer constructieve manier misschien aan een andere locatie hadden kunnen gaan werken. De commissie-Platvoet heeft geadviseerd over een andere locatie. Daarover moeten wij nu besluiten. Aan deze locatie kleven zwaarwegende negatieve aspecten, zoals de bereikbaarheid. Graag krijgen wij een reactie van de wethouder op dit punt uit het raadsadres dat ook bij deze voordracht is betrokken. Verder is dit een milieubelaste locatie. Ik verwijs naar de toestanden rond de milieuvergunning voor het spoorwegemplacement ter plaatse. Daarnaast is er sprake van grote meerkosten. Onze fractie is van mening, dat voor de dekking van die kosten ook het stadsdeel moet worden aangesproken. Tenslotte - dit is voor ons het belangrijkste punt - gaat het om een termijn van tien jaar. Er wordt extra geld in gestopt om het complex mooi te maken. Juist daarom vinden wij, dat de termijn langer dan tien jaar dient te zijn. Tien jaar is nu het uitgangspunt. Wat gebeurt er als tuinders er na zes of zeven jaar om de een of andere reden uit moeten? Wij zijn bang voor leegloop van het complex in de loop van de tijd. Er zijn andere claims in dit gebied voor de toekomst. Wij kunnen als Raad nu wel vastleggen in het besluit, dat dit complex hier tien jaar blijft zitten, maar dat geeft geen enkele rechtszekerheid aan wie dan ook. Eigenlijk zouden wij als D66 ook wel de vrijheid willen hebben, in de toekomst te besluiten dat er iets anders op deze locatie moet komen. Dit is een locatie waar wellicht stedelijke ontwikkelingen moeten plaatsvinden die wij daar liever hebben dan een volkstuinencomplex. In dit licht was de optie Frankendael heel goed. Wij vinden het heel jammer, dat het stadsdeel dit heeft tegengewerkt. Helaas is dat echter niet meer aan ons. Als de Raad met de voordracht instemt, is het nu verder aan het stadsdeel om de inrichting en de verhuizing vorm te geven. D66 hecht er sterk aan, dat de tuinvereniging hierbij optimaal wordt betrokken, die in de afgelopen jaren uitgewerkte plannen heeft gemaakt voor de vormgeving en inrichting van huisjes, tuinen, toiletten enz. Wij zijn van mening, dat er inmiddels genoeg vervelends is gebeurd en genoeg wantrouwen is ontstaan. Daarom dient hiermee vanaf nu uiterst zorgvuldig te worden omgegaan. Wij verzoeken de wethouder dan ook om, voorzover dit hem niet regardeert, hierop namens deze Raad sterk bij het stadsdeel aan te dringen. In de commissie-Platvoet, waarin ook de voorzitter van de volkstuin- vereniging zitting had, zijn de tuinders met grote bezwaren uiteindelijk akkoord gegaan met de locatie van de atletiekbaan. Onze fractie voelt dat ook zo. Er is nu in feite sprake van een "slikken-of-stikken-besluit". Dat is niet het soort besluiten dat D66 wil nemen. De heer PIERSMA: Mijnheer de Voorzitter. Het verbaast mij, dat zoveel leden hierover nu het woord voeren omdat over deze zaak in de commissie al uitbundig is gedelibereerd en wij daar goed zijn geïnformeerd, niet in het minst door de inbreng van mevr. Pieters. Even was ik bang, dat hier hetzelfde zou gebeuren als bij de Coentunnel, waar men - in dit geval de VVD-fractie - eerst de woorden van de wethouder verkeerd uitlegde, dat vervolgens een misverstand noemde en de wethouder daarop vroeg, dat misverstand uit de wereld te helpen. Vanuit die redeneertrant moet ik het zo vertalen, dat onder besluitpunt II staat, "te bepalen, dat de tuinders ten minste tien jaar op de locatie Atletiekbaan kunnen blijven." Daarin lees ik dan vijf jaar. Ik vraag de wethouder, dit misverstand uit de weg te ruimen en hiervan tien jaar te maken. In de commissievergadering hadden duidelijk twee partijen hun eigen gelijk, namelijk de vereniging waarvan de huisjes moeten worden opgeheven en waarvoor een andere plek moet worden gezocht enerzijds en het stadsdeel anderzijds, waarnaar wij ook moeten luisteren als het gaat om het park Frankendael, waarvoor men openbaarheid nastreeft. Dat is niet een kwestie van recht en onrecht, maar van twee gelijken. Men kan niet zeggen, zoals hier is opgemerkt, dat de gemeente niet netjes handelt. Misschien had het allemaal iets handiger gekund, maar de gemeente, die wordt geconfronteerd met de noodzaak het huidige park op te heffen, die een locatie vindt in Driemond en die bereid is te investeren in een uitzonderingspositie voor een aantal tuinders, kan men niet van onbehoorlijk bestuur betichten. Men kan hooguit vragen of het niet iets anders had gekund. Misschien was dat aantrekkelijk geweest voor een deel van degenen die zich hiermee hebben bemoeid. Beide partijen omvatten het hele spectrum van politieke kleuren. Daaruit komt, op basis van een advies van de commissie-Platvoet, dit voorstel naar voren. Als wij dit niet zouden volgen, vraag ik mij af wat onze juridische positie zou zijn, omdat dit een buitengewoon zorgvuldige behandeling heeft doorlopen, althans sinds de instelling van de commissie-Platvoet. Ook de fractie van de PvdA vraagt met kracht om een zorgvuldige afhandeling, omdat dit een zeer kwetsbare groep betreft en omdat de voorgeschiedenis geen schoonheidsprijs verdient. Wij zijn tevreden met de toegezegde termijn van tien jaar. Met die toezegging van de wethouder hoeven wij niet van hem te horen, dat ook anderen, zoals de stadsdeelraad of het buurtcomité, dit moeten toezeggen. Wij zouden willen, dat een besluit van deze Raad voldoende is als toezegging voor heel Amsterdam. De heer GORING: Mijnheer de Voorzitter. In de commissie heb ik al aangegeven, dat de VVD-fractie zich kan vinden in de strekking van het onderhavige besluit, maar helaas moet ik de heer Piersma enigszins teleurstellen. Ik wil toch even ingaan op de termijn van tien jaar die hier wordt genoemd. In de voordracht staat namelijk, dat wij ervan uitgaan dat het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer een dergelijke garantie ook onderschrijft. Als ik terugkijk naar de wijze waarop het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer zich in deze kwestie heeft gedragen, vraag ik de wethouder wat voor beeld hij daarbij heeft en in welke mate het stadsdeel genegen zou zijn, ons tegemoet te komen. Ik besef wel, dat hij nu niet het volledige antwoord hierop kan geven, maar mijn voorstel is dat hij zich daarvoor inzet en ons in de commissie bericht over de vorderingen. Ik ben er, gezien de voorgeschiedenis, nog niet zo zeker van, dat het stadsdeel hieraan zijn medewerking zal verlenen. De heer BALAK: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben deze zaak uitvoerig in de commissie besproken. De CDA-fractie stemt in met het advies van de commissie-Platvoet, namelijk de verplaatsing van de volkstuinen naar de atletiekbaan. Aandacht vragen de opslag van planten en materialen van de tuinders en het vervoer en de mobiliteit van degenen die van de nieuwe locatie gebruik zullen maken. Wij vragen nadrukkelijk, dat de gemeente Amsterdam en het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer volledige medewerking verlenen aan de opslag van materialen tussen najaar 1998 en voorjaar 1999 en aan buurtbussen, waarop deze mensen zijn aangewezen. Wij zijn blij, dat een termijn van tien jaar is opgenomen. Dat was een uitdrukkelijke wens van de commissieleden. Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben ook nogal verbaasd. Bij mijn weten staat dit punt op de agenda om de termijn van tien jaar dicht te timmeren en hebben wij de hele discussie in de commissie wel gehad. Ik heb ook niets nieuws gehoord. Omwille van de tijd reageer ik daarom op de concrete vragen die mij zijn gesteld. Ik weet nog niet, hoe ik de kosten van fl 400.000 zal dekken. Het lijkt mij een aardig idee, eens te zien naar het bedrag dat het stadsdeel voor de inrichting van park Frankendael van de centrale stad denkt te ontvangen. De data zijn nog dezelfde als bij de commissiebespreking. Per 1 april 1999 mag men op het nieuwe complex al planten zetten en per 1 juni moet de verhuizing rond zijn. Ik geef geen garanties, omdat ik niet alle omstandigheden voor 100% kan beïnvloeden. Wat mij betreft, wordt er met uiterste inspanning van de ambtenaren gewerkt om deze data te halen. Aan ons zal het niet liggen. Op 1 juni 1999 gaat de termijn van tien jaar in. Het zinnetje in de aanloop van de voordracht, dat wij iets vinden als het stadsdeel iets vindt, was ironisch bedoeld, omdat wij ervan uitgaan dat het stadsdeel niet sneller zijn sportvelden zal willen volbouwen dan wij. Het initiatief tot verstedelijking zal wel van de centrale stad moeten komen. Dit stadsdeel kennende, is het niet te verwachten dat men daarin voorop zal lopen. Dat was de lichte ironie. (Mevr. BRUINES: U hebt mijn bezwaar goed gehoord.) (Wethouder KÖHLER: In mijn positie als inwoner hoor ik maar aan, dat het stadsdeel niet zou deugen!) U moet daar een ander bestuur kiezen! (Wethouder KÖHLER: Er is een prima bestuur gekozen!) In het dictum staat alleen maar, dat het tien jaar is. Het voorbehoud staat er niet bij, dus in die zin behoeft men zich geen zorgen te maken. Wij beslissen dat zo en gaan ervan uit, dat het stadsdeel niet harder zal willen lopen dan wij. De door mevr. Boerlage gevraagde schriftelijke garantie vormen de notulen van deze vergadering, als de Raad de voordracht aanvaardt. Mevr. Boerlage heeft verder gevraagd of het complex als zodanig tien jaar op de nieuwe locatie blijft en of tuinders die weggaan worden opgevolgd door andere. Dat weet ik niet. Ik ga er niet tien jaar bij zitten om dit te regelen; ik ben hiermee klaar. Of er een ander in mag als er iemand weggaat, zoekt men maar uit met het stadsdeel. (Mevr. BOERLAGE: Ik hoop toch, dat er tien jaar een tuincomplex zal zijn en dat u niet bedoelt, dat de desbetreffende tuinders er tien jaar mogen zitten.) Het gaat hier om de garantie, dat wij hier tien jaar lang niet met verstedelijking de zaak in de war komen schoppen, maar ik blijf buiten de vraag of dat ook betekent, dat iedere plek die vrijkomt ook weer wordt opgevuld door een andere tuinder, of juist niet. Dat is hier helemaal niet aan de orde. De heer Van Duijn is met een compromisvoorstel gekomen. Bij een compromis moet men altijd bij de andere partij aftasten of men erop zou willen ingaan. Heeft de heer Van Duijn afgetast of men hierop bij het stadsdeel ja zou zeggen? (De heer VAN DUIJN: Het lijkt mij mogelijk.) Ik heb daarvan een heel andere inschatting, na alles wat ik met dit stadsdeel heb meegemaakt. Dit lijkt mij dan ook niet een compromis dat tot het beoogde doel leidt. (De heer VAN DUIJN: U zou het kunnen bespreken met het stadsdeel.) Wat de bereikbaarheid betreft, heb ik aan de gedetailleerde uiteenzetting van de portefeuillehouder van het stadsdeel in de commissie niets toe te voegen. Ik vond in de commissie zijn betoog redelijk overtuigend. Die woorden blijven dus overeind, inclusief die over buurtbussen en dergelijke. Wij zullen deze mensen zorgvuldig behandelen. Ik meen oprecht, dat wij dat ook hebben gedaan. Ook in het vervolgtraject zullen wij zorgvuldigheid betrachten, inclusief de opslag van planten. De discussie wordt gesloten. Aan de orde is de stemming over de voordracht (nr. 487). De heer VAN DUIJN (stemmotivering): Het blijkt mij, dat er in deze Raad weinig draagvlak is voor ons compromisvoorstel. Daarom voelen wij ons genoodzaakt, voor de voordracht te stemmen. Mevr. BRUINES: Wij zullen niet tegen de voordracht stemmen, al zijn wij zeer ontevreden over de termijn van tien jaar. Wij zouden voor een permanente locatie zijn. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3137 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Aan de orde is opnieuw: 10 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 september 1998 tot afwikkeling van de privatisering van het Slotervaartziekenhuis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 480, blz. 3091). Mevr. HOOGLAND: Mijnheer de Voorzitter. Is met deze aanvullende overdrachtsakte de volledige privatisering van het Slotervaartziekenhuis afgerond, of is er in de nabije toekomst nog een vervolg te verwachten voor andere zaken die moeten worden afgewikkeld? Zijn er extra kosten voor de gemeente verbonden aan deze aanvullende overdrachtsakte waarvan wij weet moeten hebben? Mevr. VAN DER LINDEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik lees in de voordracht, dat de hoop aanwezig is, dat zich geen onvoorziene omstandigheden meer voordoen. Die formulering is zo omzichtig, dat ik daarop graag een nadere toelichting van de wethouder krijg. Wethouder mevr. VAN DER GIESSEN: Mijnheer de Voorzitter. Natuurlijk waren wij niet gelukkig met het feit dat de door het Slotervaartziekenhuis ingeleverde lijst over 128 personen achteraf niet juist bleek. Wij moeten kunnen vertrouwen op de informatie die wij krijgen. Deze informatie was ook aan de Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen en het ministerie gestuurd. Er zijn wel verzachtende omstandigheden. Zo is de directeur op het laatst weggegaan en opgevolgd door een interim-directeur. Wij hopen echter niet meer voor dit soort verrassingen te worden geplaatst, waar altijd een punt tussen kan zitten dat de gemeente geld kost. Ik ga ervan uit, gezien de grote zorgvuldigheid waarmee de interim-directeur te werk is gegaan, dat het hierbij blijft en dat dit soort verrassingen niet meer zal voorkomen. Wel moet er nog een uitspraak komen voor de Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen. Met deze aanvullende voordracht, in feite een rafel die anders wordt ingevuld dan destijds in het contract, is het nog niet afgelopen. Wij zijn nog altijd in onderhandeling met het rijk, omdat wij de negatieve RAG(Resultaat Actieve Grondexploitaties) vergoed willen krijgen en het rijk daarover anders denkt. Het rijk heeft ook nog toezeggingen gedaan over orthopedie, reumatologie en andere tarieven. Die onderhandelingen lopen nog. De commissie zal daarover een voorstel krijgen. Dit is hetzelfde als wat destijds ook in de commissie aan de orde is geweest. (Mevr. HOOGLAND: Er moeten dus alleen nog zaken worden geregeld met het rijk, maar de privatisering tussen de gemeente en de Stichting Slotervaartziekenhuis is afgerond?) Ja, die privatisering was in feite destijds al afgerond. Naderhand bleek iets niet helder in het contract te staan, dat nu op dat punt technisch wordt aangepast. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3094 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De vergadering wordt om 17.25 uur gesloten.